text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
WERKGROEP VERKEER AMSTERDAM CENTRUM Adres aan de deelraad van Amsterdam Centrum commissie Openbare Ruimte onderwerp: bewoners-vertegenwoordiging bij touringcaroverleg Amsterdam, 17 januari 2014 Aan de leden van de deelraad Amsterdam Centrum, Zoals onze werkgroep onlangs bij de commissie Openbare ruimte onlangs betoogde, werden de belangen van de bewoners in het touringcaroverleg tot een paar jaar geleden behartigd door een of meer bewoners vertegenwoordigd. Een ambtenaar heeft dat uit hoofde van”het Stadsdeel” opgezegd en heeft bewoners niet meer tot het overleg toegelaten. Ook worden sinds die tijd de vergaderstukken en de verslagen niet meer naar het wijkcentrum gestuurd. De reden die werd gegeven was dat het beter was dat de touringcarbedrijven in besloten kring overlegden. Of woorden van die strekking. KS 5 Het was een aanleiding om zelf in 2013 het Touringcar Symposium te organiseren, met als insteek om samen naar oplossingen te zoeken voor problemen die alle partijen ervaren. Tijdens de brainstorms bleken de deelnemers uit alle betrokken groepen het op grote lijnen met elkaar eens te zijn over de belangrijkste knelpunten en de aanpak daarvan. Dat leidde tot een grote lijst met verbeterpunten en aanbevelingen voor oplossingen de korte en lange termijn. Alle deelnemers aan het Symposium Touringcars waren het erover eens dat de bewoners in de toekomst weer aan het touringcaroverleg moeten deelnemen. Met diezelfde insteek nl. het zoeken naar oplossingen met wederzijds respect en oog voor elkaars belangen, verzoeken wij u om de wethouder te vragen om een paar vertegenwoordigers van bewoners als deelnemer voor het touringcaroverleg uit te nodigen. Bovendien verzoeken wij u, voor zover dit nog niet het geval is, ook vertegenwoordigers van betrokken niet-toerischische organisaties (winkels, culturele sector) uit te nodigen voor het touringcaroverleg. Wij denken namelijk dat de beste oplossingen en doorbraken tot stand kunnen komen bij een breed en oplossingsgericht overleg van alle betrokken partijen. Met vriendelijke ae | namens de Werkgroep Verkeer Amsterdam Centrum,
Raadsadres
1
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 21 december 2022 Ingekomen onder nummer 555 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Van Renssen, geen tijdelijke schoolgebouwen in het groen Onderwerp Afwijken van de HGS voor ML Kingpark — opnieuw tijdelijke huisvesting school Aan de gemeenteraad De Raad, Gehoord de discussie over het voorstel van het college af te wijken van de HGS en op de locatie voor vijf jaar een tijdelijke school te huisvesten; Overwegende dat: - De eerder gedane toezegging bij de nieuwbouw van Tempo Team om het restant van de voormalige stadsdeelwerf aan het park toe te voegen en daarmee een passende groene entree te creëren wordt opnieuw uitgesteld, nu voor vijf jaar; -_ Aan de raad in 2020 is toegezegd dat in 2022 deze locatie weer deel zou vitmaken van het ML Kingpark; -_In 2021 de Gebiedsvisie Martin Luther Kingpark is vastgesteld en volgens de Gebiedsvisie een groene entree hier wordt gerealiseerd en dit onmogelijk wordt door deze tijdelijke locatie: -_ Het vestigen van deze tijdelijke locatie niet bijdraagt aan het verbeteren van het park en het verbeteren van het groen; maar dit nog een keer kan worden toegestaan vanwege de dringende noodzaak, maar dit in de toekomst moet worden voorkomen; nt 7 â 7 ne IS AN A En 7 Sa MOE à De ’À _ Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 2 -_Tevens het DB van Zuid adviseert dat de portefeuille RO en Onderwijs beleid maken over het huisvesten van tijdelijke scholen in deze stad; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -__ Te onderzoeken bij het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs op welke manier voldoende voorzieningen en maatregelen kunnen worden getroffen om te voorkomen dat in de toekomst voor tijdelijke schoolgebouwen gebruik wordt gemaakt van de Hoofdgroenstructuur, bijvoorbeeld door een permanente wissellocatie te bouwen; -_ Te onderzoeken welke plekken rondom het ML Kingpark kunnen worden vergroend ter compensatie van het tijdelijke verlies van groen, voor in ieder geval de komende vijf jaar. Indieners N.A. van Renssen
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 1 april 2015 13.00 uur en 19.30 uur Locatie Raadzaal Algemeen 1 Mededelingen. 2 Notulen van de raadsvergadering op 11 maart 2015. 3 Vaststelling van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. 5 Mondelingevragenuur. Benoemingen 6 Benoeming van leden van de raad van toezicht van de Stichting Progresso en van het bestuur van de Stichting Spinoza Lyceum Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 236) Deelnemingen 7 Kennisnemen van de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015’. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 219) Financiën 8 Instemmen met de begrotingswijziging 3D, onderdelen Jeugdzorg en Zorg. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 220) 9 Instemmen met de begrotingswijziging als gevolg van de effecten voor 2015 van de september- en decembercirculaire op de uitkering van het gemeentefonds. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 94) 10 Instemmen met de begrotingswijziging in verband met de veranderingen in het bestuurlijk stelsel. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 221) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 11 Kennisnemen van de brief van de wethouder Financiën inzake de voortgang van financiële bestuursopdrachten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 222) 3 Decentralisaties 12 Vaststellen van het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 223) Waterbeheer 13 Kennisnemen van de Grachtenmonitor 2014 en van de uitvoering van maatregelen inzake de grachten in 2015. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 224) Onderwijs 14 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Amsterdamse mbo-scholieren verdienen de beste scholen’ van de leden Moorman en Blom. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 226) 15 Vaststellen van de Amsterdamse MBO-agenda 2015-2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 225) Ruimtelijke Ordening 16 Vaststellen van het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad). (Gemeenteblad afd. 1, nr. 227) 17 Vaststellen van het bestemmingsplan Food Center Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 228) 18 Vaststellen van het bestemmingsplan ringweg A10 en omgeving. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 229) 19 Vaststellen van het bestemmingsplan Amsteldijk 220. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 230) 20 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Amsterdam en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam’ van de leden Vink, Van der Ree, N.T. Bakker en Ernsting. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 119) Grondzaken 21 Kennisnemen van de Eindejaarsrapportage Fondsbeheer 2014 en vaststellen van technische spelregels voor de inzet van vereveningsruimte en van actuele kasstroomsaldi van de actieve grondexploitaties onder het Vereveningsfonds. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 231) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 Personeel en Organisatie 22 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Schoonmakers terug in gemeentelijke dienst’ van het lid Ünver en de voormalige leden Van der Pligt en Hoek. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 232) 23 Instemmen met het gewijzigd initiatiefvoorstel ‘Beperking topsalaris externe inhuur’ van het lid Boutkan. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 233) N.B. De stukken worden gepubliceerd met de supplementagenda. Verkeer en Vervoer 24 Vaststellen van de aangepaste scope van het project ‘De Entree’ waaronder de keuze voor de fietsenstalling onder het Open Havenfront ter plaatse van het Prins Hendrikplantsoen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 234) 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 Ingekomen stukken 1 _Raadsadres van Detailhandel Nederland van 6 maart 2015 inzake de publicatie van de Nationale Parkeertest 2015 met als doel, aantrekkelijkere en toegankelijke winkelgebieden te realiseren. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 2 _Raadsadres van de Vereniging van Huiseigenaren Slotervaart van 11 maart 2015 inzake het verzoek tot opschorting van de Verlening Omgevingsvergunning voor het bouwen van 8 garages op een locatie in Sloten vanwege het afwijken van het bestemmingsplan en niet naleven van de Kadernota Burgerparticipatie Nieuw-West. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht). 3 Raadsadres van het Integraal Burgwallen Overleg van 6 maart 2015 inzake de Notitie Herijking Coalitieproject 1012. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de bespreking van de voorstellen ter zake in de vergadering van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden op 9 april 2015. 4 Raadsadres van een burger van 9 maart 2015 inzake het vinden van een nieuwe plek voor de voormalige atelierwoningen op de NDSM-werf. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten. 5 Brieven van een burger van 7, 14 en 15 maart 2015 inzake de fraudezaak betreffende stadion Amsterdam ArenA. Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen onder verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van 8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273. 4 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 6 Raadsadres van een burger van 10 maart 2015 inzake het verzoek om een meer representatieve verkiezingsspecial van de bevolkingssamenstelling. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden. 7 Brief van de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 maart 2015 inzake de aanbieding van de rapportage ‘Uitvoering Wwb voor jongeren van 18 tot 27 jaar’. Voorgesteld wordt, deze rapportage door te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen ter kennisneming. 8 Raadsadres van een burger van 11 maart 2015 inzake de ontruiming van de Tabakspanden. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 9 Raadsadres van een burger van 11 maart 2015 inzake het opzetten van een online platform voor de oplossing van het probleem van huisvestingstaakstelling. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn. 10 Raadsadres van een burger van 9 maart 2015 inzake problemen met de gemeente naar aanleiding van het starten van een onderneming voor elektrisch vervoer op het water. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie. 11 Raadsadres van de VandenEnde Foundation van 9 maart 2015 inzake de herinrichting van het Leidseplein. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 5 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 12 Raadsadres van de BIZ-vereniging Spuistraat en Omgeving van 12 maart 2015 inzake het behoud van diversiteit in het gebied van de Spuistraat naar aanleiding van de recente ontwikkelingen rondom het Bungehuis en de Tabakspanden. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden. 13 Raadsadres van een burger van 13 maart 2015 inzake het subsidiëren van het bijplaatsen van liften om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn en naar de leden van de raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie. 14 Raadsadres van een burger van 15 maart 2015 inzake het behoud van kraakpand De Slang in de Spuistraat. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 15 Raadsadres van een burger van 16 maart 2015 inzake gratis taallessen voor hoogopgeleide Europeanen en belemmering van de mogelijkheden voor goede commerciële taalscholen in Amsterdam. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten. 16 Raadsadres van een burger van 16 maart 2015 inzake de kaping van burgerinitiatieven door stadsdeel Amsterdam Zuidoost. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie. 17 Raadsadres van een burger van 17 maart 2015 inzake de verkeerscirculatie rond het Muntplein. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van het Definitief Ontwerp Muntplein in de vergadering van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT op 8 april en in de vergadering van de gemeenteraad op 22 april 2015. 6 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 18 Brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 maart 2015 inzake de aanbieding van de ‘Agenda Lokale Democratie’ voor de versterking van de lokale democratie. Voorgesteld wordt, deze agenda in handen te stellen van het presidium van de gemeenteraad en van het college van burgemeester en wethouders ter verdere afhandeling. 19 Raadsadres van een burger van 22 januari 2015 inzake de verhoging van het parkeergeld. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 20 Raadsadres van een burger van 16 maart 2015 inzake het aankondigingsbord voor tentoonstellingen op de gevel van het Joods Historisch Museum. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten. 21 Raadsadres van de Vereniging Ondernemers Rokin van 9 maart 2015 inzake het behoud van de zebra bij Arti in het kader van het project Rode Loper Rokin. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 22 Raadsadres van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad van 17 maart 2015 inzake de plannen voor een ‘tijdelijke’ ligplaats voor een opleidingshotel Good Hotel aan de Westerdoksdijk Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht). 23 Brief van de heer drs. P.J.M. Litjens, wethouder Personeel en Organisatie, van 16 maart 2015 inzake de uitvoering van motie nr. 601 van 18 december 2008 van het toenmalig raadslid mevrouw Boelhouwer over de directies naar de werkvloer. Voorgesteld wordt, de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie kennis te laten nemen van de uitvoering van deze motie en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen. 7 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015 24 Raadsadres van de Ondernemersvereniging Kalverstraat en Heiligeweg van 17 maart 2015 inzake het laad- en losverkeer van de Kalverstraat richting het Muntplein. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van het Definitief Ontwerp Muntplein in de vergadering van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT op 8 april en in de vergadering van de gemeenteraad op 22 april 2015. 8
Agenda
8
discard
Gemeente Bezoekadres Amstel 1 Amsterdam zona PN. Amsterdam x Postadres Postbus 2752 1000 CT Amsterdam Telefoon 14 020 www.amsterdam.nl/veelgevraagd | | Retouradres: Postbus 2752, 1000 CT Amsterdam Ministerie van Justitie en Veiligheid Aan de heer S. Dekker, Minister van Rechtsbescherming | Postbus 20301 2500 EH Den Haag Datum 2 jmmr 2011 Kenm: z/g | Behandeld door E.W.M. Gubbels, Basisinformatie, o20 253 9082, [email protected] Bijlage(n) 1 Kopie aan B&W En gemeenteraadf/raadscommissie etc. Onderwerp (Dringend) verzoek tot aanpassing van het Besluit geslachtsnaamwijziging. Hooggeachte heer Dekker, In de raadsvergadering van 2 juli zo20 heeft de gemeenteraad de motie “Kom los van je | slavennaam, kom los van je slavernijverleden” aangenomen. Met deze motie heeft de | gemeenteraad gevraagd om het de afstammelingen van slaafgemaakten makkelijker te maken hun naam te wijzigen, hen desnoods bij te staan en de daarmee gepaard gaande administratieve kosten volledig te vergoeden. Deze motie kan niet uitgevoerd worden, omdat geslachtsnaamswijziging thans niet mogelijk is op grond van het Besluit geslachtsnaamwijziging en de Regeling betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling. Het Besluit | bepaalt immers de situaties waarin geslachtsnaamwijziging mogelijk is. De categorie slaafgemaakten is daarin niet opgenomen, terwijl de mogelijkheid maatschappelijk gezien wel zeer gewenst is. Het college verzoekt v daarom om artikel 6 van het Besluit zo aan te passen dat naamswijziging voor de nakomelingen van slaafgemaakten in een naam van hun eigen keuze mogelijk wordt. In 1863 heeft Nederland de slavernij afgeschaft. De praktijk van slavernij is 20 jaar later beëindigd, maar sommige gevolgen ervan leven voort tot op de dag van vandaag. Een van deze gevolgen is de familienaam die veel nabestaanden van slaafgemaakten dragen. | Slaafgemaakten werden onder meer vanuit diverse delen van Afrika geroofd en verhandeld naar Noord en Zuid-Amerika. Daarbij werd hen op vele manieren hun identiteit ontnomen. Een essentieel onderdeel van die identiteit was hun naam. Slaafgemaakten waren bekend onder hun naam. Pas bij hun vrijlating verkregen zij een geslachtsnaam. Die bepaalden zij veelal niet zelf, maar werd in de praktijk meestal bepaald door ambtenaren van het gouvernement. Deze praktijk week sterk af van de situatie in Nederland, waar na de invoering van geslachtsnamen door Napoleon inwoners juist zelf een geslachtsnaam konden kiezen. Wij zijn per openbaar vervoer te bereiken met de metrolijnen 51, 53 en 54 (halte Waterlooplein / vitgang Alg o02/03 Stadhuis) en tramlijn 14 (halte Waterlooplein) Gemeente Amsterdam Pagina 2 van 2 Basisinformatie Aan ingezetenen van Hollandse departementen werd bij Keizerlijk decreet van 18 augustus 1812 de opdracht gegeven om binnen een jaar een geslachtsnaam te kiezen, als zij die nog niet hadden. Omdat niet iedereen dit deed werd deze termijn meermaals verlengd. Slaafgemaakten kregen deze ruimte niet. Nadat zij hun vrijheid herkregen werd hun geslachtsnaam voor hen bepaald. In Suriname, waar veel nabestaanden van slaafgemaakten vandaan komen, werd dat gedaan door het gouvernement. Het recht van vrije burgers om zelf een geslachtsnaam te bepalen gold niet voor de voormalige slaafgemaakten. Namen die werden afgeleid van Nederlandse plaatsnamen of woorden ontkenden bovendien de eigen cultuur van slaafgemaakten. Achternamen in het Sranantongo zijn niet toegekend. Het gouvernement nam de Europees-Nederlandse cultuur tot vitgangspunt. Een aanzienlijk aantal personen kreeg een naam die was afgeleid van de geslachtsnaam van de opzichters op de plantages waar zij als slaafgemaakten hadden moeten verblijven. Veel kinderen zijn bij slaafgemaakte vrouwen verwekt door slavenhouders, die via het gouvernement bovendien hun geslachtsnaam aan het onvrijwillige nageslacht van de voormalige slaafgemaakte konden opdringen. Geslachtsnamen gaan over van generatie op generatie. Nazaten van slaafgemaakten dragen daardoor nog steeds de aan hun voorouder opgelegde geslachtsnaam. Daarmee leeft het institutioneel racisme, de ongelijkwaardige behandeling en de culturele ontkenning van het toenmalige gouvernement en andere bestuurders voort in hun namen. Voor velen van hen is dat onverteerbaar. Slavernij en slavenhandel zijn misdaden tegen menselijkheid. Op verzoek van de gemeente is | onderzoek gedaan naar de verantwoordelijkheid van de stad Amsterdam hierin. In september 2020 is hierover het belangwekkende boek de slavernij in Oost en West verschenen. De onderzoekers stellen dat sprake was van een grootschalige Amsterdamse betrokkenheid bij | Slavernij en slavenhandel. Wij kunnen het verleden niet meer ongedaan maken, maar wij kunnen | de doorwerking van dat verleden wel tegengaan. Daarom verzoek ik u, namens raad en college van Amsterdam, naamswijziging voor de nakomelingen van slaafgemaakten mogelijk te maken. Vanzelfsprekend ben ik van harte bereid tot nader overleg. Met vriendelijke groet, 0) \ Lo Lj Ad Femke Halsema | burgemeester | | | | | | | x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad | x Gemeenteblad | x Motie | Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 852 | Ingekomen op | Behandeld op Status “Onderwerp | Motie van de leden Taimounti en Blom inzake ‘Kom los van je slavennaam, kom los | van je slavernijverleden’. “Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de brief Aanpak discriminatie: stand van zaken en intensivering. | Concluderende dat: - Nederland in theorie in 1863 als een van de laatste landen in de wereld de slavernij heeft afgeschaft; - In de praktijk tot slaafgemaakten waren gedwongen tot 1873 als tot slaafgemaakte moest blijven fungeren met alle gevolgen en ontberingen die | daarmee gepaard gingen; | - Tussen 1863 en 1873 het moment pas kwam dat de meeste tot | slaafgemaakten een achternaam kregen; | - Vóór 1863 tot slaafgemaakten enkel een ‘slavennaam' kregen toegewezen van hun meester; - Tot slaafgemaakten werden ontdaan van hun cultuur, religie, naam en verleden | - Tot slaafgemaakten werden gedwongen de cultuur, religie, naam en | verleden van hun meesters en kolonialen te accepteren als hun eigen. | Overwegende dat | - Veel Amsterdammers nog elke dag worden geconfronteerd met dit deel van | het Nederlandse verleden; | - Veel Amsterdammers worden herinnerd aan het verleden waarin zij werden ontdaan van hun cultuur, religie, naam en verleden door hun achternaam; - Veel Amsterdammers die afstammen van tot slaaf gemaakten nog steeds niet dezelfde kansen hebben en dus ook niet altijd de middelen hebben om zich te kunnen ontdoen van de pijnlijke verleden die in hun achternaam verankerd zit. 1 | mn nnee ennn Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: | De afstammelingen van tot slaafgemaakten het makkelijker te maken hun naam te wijzigen, hen desnoods hij te staan en de daarmee gepaard gaande administratieve kosten volledig te vergoeden De leden van de gemeenteraad M. Taimounti S.R.H. Blom | 2
Motie
4
discard
Bezoekadres > Gemeente b mstel 1 Amste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 18 november 2020 Ons kenmerk Behandeld door Naomi Glaser Bijlage Onderwerp Reactie op motie (426) van raadslid Poot en Naoum Néhmé (VVD) getiteld aanpak Coronacrisis (wegnemen van de onduidelijkheid rondom een gezamenlijk huishouden) Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 20-04-2020 heeft uw raad bij de behandeling van de actualiteit inzake de aanpak Coronacrisis motie (426) de aanpak Coronacrisis (wegnemen van de onduidelijkheid rondom een gezamenlijk huishouden) van raadsleden Poot en van Naoum Néhmé (VVD) aangenomen waarin het college gevraagd wordt om: 1. Door middel van een folder duidelijkheid te verschaffen aan de vele bijzondere woongroepen die Amsterdam kent met betrekking tot de regels in de noodverordening. In deze folder in te gaan op de verschillende type woonsituaties die Amsterdam kent en de manier hoe ze om moeten gaan met de 1,5 meter situatie binnens- en buitenshuis. 2. Deze folder zowel online aan te bieden als actief op te sturen naar de bekende plekken in Amsterdam met veel bijzondere woongroepen. Ten tijde van het indienen van deze motie lag de nadruk nog op het verbod van samenkomsten van kleine groepen. Bij het vitvoeren van de motie lag de nadruk op afstand houden; binnen en buiten de woning, voor mensen die samen zijn en geen onderdeel vitmaken van een gezamenlijk huishouden. Daarom is vitvoering aan deze motie gegeven door een omschrijving te geven van het begrip ‘gezamenlijk huishouden’. Op de coronapagina van de website van de gemeente Amsterdam staat deze omschrijving. Wanneer val je als gezelschap onder het begrip ‘gezamenlijk huishouden’ en wanneer niet. Inclusief de regels die gelden voor mensen vit een gezamenlijk huishouden en voor mensen die samen zijn en geen onderdeel uitmaken van een gezamenlijk huishouden. Specifiek is hiervoor ook aandacht op de jongerenpagina www.amsterdam.nl/daardoeikhetvoor. Eris niet gekozen voor een folder, aangezien in deze crisis in korte tijd veel verandert. Voorkomen moet worden dat de Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 18 november 2020 Kenmerk Pagina 2 van 2 informatie al weer achterhaald is, nadat de folder verspreid is. Wel verspreiden we actief informatie over de regels van afstand houden in relatie tot het begrip ‘gezamenlijk huishouden’ in doelgroep specifieke communicatiemiddelen en uitingen. Zowel online als niet online. Maatregelen tegen het virus veranderen met enige regelmaat. In de zomer was er vooral sprake van versoepelingen; na de zomer volgden weer aanscherpingen. We sluiten onze communicatie- uitingen continu aan op de actualiteiten. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Hoogachtend, Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, / [/ PL dt ú A 0 Ï Femke Halsema Peter Teesink burgemeester gemeentesecretaris
Motie
2
val
\ 1.1.1 raadsadres: rookvrij Gemeentevervoerbedrijf Met dit bericht vraag ik de gemeenteraad zich in te spannen voor een nadrukkelijke rookvrije omgeving voor de jonge generatie. Eerder schreef ik een brief aan het GVB, met kopie naar de wethouder. Helaas ontving ik hierop geen reactie. Omdat het GVB hierbij de Gemeenteraad nodig heeft in dit beleid, is dit verzoek aan u gericht. Concreet is het verzoek: 1. Maak de gehele ruimte bij de veerponten (de aanlegsteigers en alle dekken van de pont) tussen Noord en de stad rookvrij. 2. Maak ook alle haltes in het openbaar vervoer (bus/tram/bovengrondse metro) rookvrij. Met vriendelijke groet, mede namens initiatief Amsterdams Rookalarm (aangesloten bij de Alliantie: ‘Naar een rookvrije generatie), zie Huisartsenkring Amsterdam. https://amsterdam-almere.Ihv.nl/dappere-dokters/rookalarm-amsterdam Uw bijlage briefrookvrijgvb.pdf
Raadsadres
1
train
Periode Juli 2022- juli 2023 ee Mei 2022 Aanleiding In Zuidoost waren (onbeantwoorde) onderzoeksvragen; zowel vanuit het reguliere beleid als door de plannen van het Masterplan. Daarom heeft het MT besloten de onderzoeksfunctie binnen het stadsdeel te versterken. De positionering van ons team van onderzoeksadviseurs in Zuidoost betekent enerzijds dat wij sneller en met meer kennis van het gebied en de opgaven opereren en de vragen kunnen coördineren. Anderzijds ondersteunen wij onze collega’s vanuit de vraagkant van het gebied en vervullen wij een brugfunctie tussen vraag en aanbod van informatie. Onderzoeksadviseurs Zuidoost Sinds 1 januari 2022 zijn er 3 onderzoeksadviseurs in Zuidoost in het team Eh van IAV. De onderzoekscapaciteit is hiermee sterk uitgebreid ten opzichte 5 van 16 uur per week voorheen. d kh o Conny Tjin (16 uur) B conny Tjin o Hans Schoemaker (16 uur voor Zuidoost en 16 uur voor West) y o Suzanne Wolf (28 uur). Suzanne Wolf mn 1 “ Rol onderzoeksadviseur Als onderzoeksadviseurs ondersteunen, informeren en adviseren wij bij data-, informatie- en onderzoeksvragen binnen het gebiedsgericht werken in Zuidoost. Ook adviseren wij zowel gevraagd als proactief en bewaken wij de coördinatie van verschillende onderzoeksvragen. Daarnaast zijn wij een schakel tussen de informatievraag van Zuidoost en het onderzoeks- en data- netwerk in Amsterdam. Wij maken deel uit van het team Informatiegestuurd GebiedsGericht Werken (iGGW). Dit team van onderzoeksadviseurs en analisten van de zeven pd Verbinden stadsdelen pakt gezamenlijk stadsdeeloverstijgende onderzoeksvragen op en ° werkt aan producten met data op laag geografisch schaalniveau om meer inzicht Ed Coärdineren te krijgen in de opgaven in de gebieden. Samen met andere onderzoeksadviseurs verzorgen we workshops over de website Gebied in Beeld, versturen we nieuws- & adviseren brieven en werken we aan diverse gezamenlijk producten zoals de corona- Ì factsheets, de factsheet ‘Welke buurten welke opgaven’ en onderzoek naar de ® Iaformeren woningbehoefte van jongeren in Amsterdam. Producten Wij zijn in januari 2022 als onderzoeksteam Zuidoost van start gegaan. In dit jaarplan Onderzoek Zuidoost (periode juli 2022 tot juli 2023) beschrijven wij welke zaken wij komend jaar (1 juli 2022 — 30 juni 2023) willen aanpakken en realiseren: 1. Overzicht lopend en gewenst onderzoek en data 2. Kennisdeling relevante onderzoek en data 3. Ondersteuning ad hoc onderzoeksvragen uit Zuidoost 4. Uitvoering uitgebreider onderzoek 5. Onderzoek m.b.t. Masterplan Zuidoost 6. Gebiedsanalyses en uitvoeringsplan Deze producten zijn hieronder beschreven. Daarna volgt een overzicht van producten die wij in de eerste helft van 2022 hebben gerealiseerd en welke wij, voor zover op dit moment bekend, voor de komende periode hebben gepland. 1. Overzicht van lopend en gewenst onderzoek en data De eerste helft van dit jaar hebben we ons gericht op het verkrijgen van een overzicht van uitgevoerd, lopend, gepland en gewenst onderzoek en datavragen. Deze informatie verzamelden wij o.a. via gesprekken met collega's in de stadsdeelorganisatie en van team van het Masterplan, tijdens bijeenkomsten met gebiedsteams, via ons netwerk van stadsdeelonderzoeksadviseurs en andere onderzoekers binnen de gemeente, op internet en de website Openresearch. In 2022/23 zorgen wij ervoor dat we op de hoogte blijven van de actuele stand van zaken. 2. Kennisdeling relevante onderzoek en data Informatie over onderzoeks- en informatieproducten, zoals factsheets of dashboards, en vind- plaatsen verspreiden wij via overleggen zoals de Weekstart, bijeenkomsten van gebiedsteams of lunchbijeenkomsten, gemeentelijke onderzoekersoverleggen, workshops, in één op één gesprekken, via Tamtam, de iGGW-nieuwsbrief van de stadsdeelonderzoeksadviseurs en via de website Openresearch waar een database aan lopend en afgerond onderzoek over Amsterdam aanwezig is. mn 2 “ Op Openresearch staat nu een overzicht van onderzoek over Zuidoost uit eerdere jaren. In 2022/23 willen wij werken aan het ontsluiten van relevant onderzoek en informatie op de Zuidoost-webpagina van Openresearch. Dit wordt de centrale plek waarop statistische en onderzoeksinformatie over Zuidoost verzameld is, ontsloten per gebied of per Masterplan-ambitie. Het gaat hier met name om informatie op een laag geografisch schaalniveau (bijv. naar buurt). Ook gaan we de komende periode het dashboard van het team stadsdeelonderzoeksadviseurs ‘Welke buurten, welke opgaven’ actief presenteren. Aan de hand van dit dashboard kan de relatieve positie van een buurt worden bepaald met betrekking tot de stedelijke opgaven. 3. Ondersteuning ad hoc onderzoeksvragen uit Zuidoost Een groot deel van ons werk bestaat uit het helpen van collega’s met hun gebiedsgerichte onderzoeksvraag. Dit varieert van het verhelderen van de onderzoeksvraag, zoeken naar al aanwezige data of onderzoek, geven van presentaties, zelf uitvoeren van onderzoek of kleine enquêtes tot het begeleiden van een uitbesteding aan OIS of ander onderzoeksbureau. Voorbeelden zijn de vraag van het DB naar leefbaarheid in Zuidoost en het schrijven van factsheets over een buurt zoals de H-buurt. In 2022/23 willen we na een inventarisatie langs de gebiedsteams uitgebreidere onderzoeksvragen indienen bij OIS middels het onderzoeksjaarplan van de gezamenlijke stadsdelen (in december) zodat deze in 2023 uitgevoerd worden. Eventueel kunnen we onderzoeksvragen aanhaken bij vragen van andere stadsdelen. In 2023 hebben wij tijd voor korte ad hoc vragen vanuit het stadsdeel. 4. Uitvoeren uitgebreider onderzoek De onderzoeksvragen die leven bij de gebiedsteams en de doorbraken in het Masterplan gaan veelal over dezelfde thema's. Gebiedsteams stellen vooral vragen over achterblijvende ontwikkeling op korte termijn, terwijl in het Masterplan de focus ligt op kansen op langere termijn. Het gaat in beide gevallen vooral om thema’s als: o Onderwijs(kansen) o Arbeidsmarktkansen o Kwetsbaarheid o Betrokkenheid bewoners en relatie tot stadsdeelorganisatie o Leefbaarheid, wonen en behoud van aanwezige bewoners o Drugseconomie/veiligheid o Nieuwbouwplannen en gevolgen voor het fysiek domein (verkeer/ openbare ruimte) Wij stellen voor om jaarlijks één of twee onderzoeksthema’s te kiezen om uit te werken. Daarbij combineren wij zoveel mogelijk de verschillende vragen m.b.t. het thema. Op basis van het belang voor de opgaven en stadsdeeldoelen in Zuidoost en omdat er belangrijke kennis op deze thema’s ontbreekt stellen wij voor om in 2022/23 onderzoek te doen naar: 1. Arbeidsmarktkansen: Een overzicht van het aanbod aan arbeidsmarktpotentieel (naar sector, opleiding, leeftijd etc.) en de vraag vanuit bedrijven die aanwezig zijn in Zuidoost. Vanuit ambitie 4 van het Masterplan is verzocht de focus te leggen op werkzoekende jongeren met een lage of midden opleiding en op jongeren die uit het zicht zijn omdat zij geen uitkering ontvangen en niet geregistreerd zijn. Geregistreerde data zullen gecombineerd worden met informatie uit mm 3 “ gesprekken en kwalitatief onderzoek onder jongeren over de kansen en barrières die zijn zien. Dit onderzoek zullen we deels uitbesteden, deels zelf uitvoeren. 2. Leefsituatie van jongeren in Zuidoost: een integraal overzicht m.b.t. opleidingsniveau, arbeidsmarktkansen, woonsituatie, financiële situatie, gezondheid en tevredenheid over hun situatie. Dit doen wij voor een belangrijk deel met beschikbare informatie waarbij we de leemtes aanvullen. Met dit overzicht worden diverse vragen vanuit de organisatie beantwoord. Daarnaast zullen wij toetsen of dit toegevoegde waarde heeft voor het Masterplan. Wanneer wij onderzoek doen waar geen duidelijke opdrachtgever is, zullen we het opdrachtgever- schap beleggen bij het MT-lid en hoofd B&O door middel van een kort onderzoeksvoorstel. Op dit moment ontbreekt een onderzoeksbudget om onderzoekers in te huren, data te kopen en respondenten te vergoeden. Wij denken dat een budget van 5.000 in 2022 en 10.000 in 2023 toereikend is voor de onderzoeksplannen in de document. 5, Onderzoek m.b.t. Masterplan Zuidoost: Op basis van gesprekken met de organisatie van het Masterplan (o.a. directeur en programmaregisseurs) hebben we met OIS een onderzoeksvoorstel opgesteld. Op dit voorstel is positief gereageerd en wordt er naar een (gedelegeerd) opdrachtgever gezocht. 1. Een indicatorenmonitor met herijkte indicatoren (outcome) waarbij voor de ambities 1 t/m 4 relevante cijfers worden bijgehouden. Omdat het Masterplan als doel heeft verbeteringen in gang te zetten voor de groep die opgroeit in Zuidoost/daar al woonachtig is zullen alle cijfers zoveel als mogelijk worden uitgesplitst naar: e Amsterdam e Zuidoost als geheel e Bewoners die al langer in Zuidoost wonen e Bewoners die recent in Zuidoost zijn komen wonen. Nader onderzocht gaat worden hoe we ook de vertrekkers uit Zuidoost kunnen volgen. In 2022/23 gaan wij met het team van het Masterplan Zuidoost en OIS de indicatoren herijken zodat ze beter aansluiten op de doelen van het Masterplan en de vierjarendoelstellingen. Eind 2022 levert OIS een nieuwe nulmeting en eind 2023 de 1-meting van deze indicatoren. Wij zorgen voor het “inbedden” van de monitor binnen Zuidoost door de betrokkenen te helpen om de cijfers juist te interpreteren door middel van advies, analyses en door het geven en begeleiden van workshops. 2. Evaluaties van jaarlijks een tweetal belangrijke doorbraken of projecten op basis van veelal een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek onder betrokkenen van het project (effecten). Dit kunnen professionals zijn, bewoners of heel specifieke doelgroepen. Het Masterplan heeft als doel een lerende aanpak te zijn, dergelijke evaluaties dragen daaraan bij. De programmadirecteur bepaald jaarlijks welke projecten geëvalueerd worden, per evaluatie zal bepaald worden wat de juiste evaluatie-aanpak is. Het streven is om per evaluatie zoveel als mogelijk een vergelijkbare aanpak te kiezen om de onderlinge vergelijkbaarheid te vergroten. In 2022/23 helpen wij bij het prioriteren van onderzoek naar de doorbraken. In 2022/23 hebben wij daarnaast de volgende producten of activiteiten gepland: 3. Eenlijst van outcome-indicatoren voor een landelijke monitor opgesteld door de onderzoekers van de 16 masterplannen in Nederland op verzoek van het ministerie van BZK. Deze indicatoren zullen ook worden ook opgenomen in de onder 1) genoemde indicatorenmonitor. mn 4 4. We zijn nauw betrokken om een goede aansluiting te borgen tussen het Dashboard Zuidoost waar de inspanningen van reguliere en Masterplan-activiteiten zullen worden gemeten en de indicatorenmonitor onder 1) en in te spelen op veranderende doelen en doorbraken. 5. Op verschillende onderwerpen zijn verdiepende analyses nodig of evaluaties onder deelnemers na afloop van een activiteit. Wij willen proactief en op verzoek van programmaregisseurs en projectleiders het overzicht daarop behouden, helpen prioriteren, sparren over de onderzoeksvraag en -methode, adviseren over en begeleiden van de uitbestedingen. Daarnaast zijn wij op verzoek van programmaregisseurs en projectleiders beschikbaar voor het opvragen en interpreteren van data en voor het zelf uitvoeren van kleine onderzoeken. 6. Gebiedsanalyses en uitvoeringsplan In de periode maart/april 2022 hebben we de 4 gebiedsanalyses van Zuidoost gemaakt door OIS met de gebiedsteams besproken en vervolgens teruggekoppeld. Wij adviseren m.b.t. het SMART formuleren van de vierjarendoelstellingen. De vierjarendoelstellingen en gebiedsanalyses dienen als basis bij het bepalen van de activiteiten voor de uitvoeringsplannen. De volgende gebiedsanalyses zullen niet in 2023, maar bij de volgende verkiezingen gemaakt worden. Overzicht onderzoeksproducten Gerealiseerd Gepland of lopend januari - juli 2022 juli 2022 - juli 2023 Kortom Zuidoost: voor het nieuwe bestuur en A-jarendoelstellingen SMART formuleren de stadsdeelcommissie is een rapportage over , her hoe het stadsdeel ervoor staat in 2022 en welke Ondersteuning Masterp an he erking trends en ontwikkelingen relevant zijn voor de Monitor en evaluatieonderzoe te verwachten opgaven, maart 2022 Factsheet G-buurt Noord Een notitie naar Leefbaarheid in Zuidoost n.a.v. Begeleiding Woonbehoefte thuiswonende de nieuwe data uit de enquête Wonen in jongeren Amsterdam op verzoek van de DB, feb. 2022 Presentatie H-buurt bijeenkomst Buurtbalans Factsheet Sociale schouw G-buurt Noord, mei 2022 Presentatie met directie Wonen Factsheet Sociale schouw H-buurt, maart 2022 Presentatie Welke buurten, welke opgaven? Afstemming gebiedsanalyses, april/mei 2022 Ontsluiting onderzoek via Open Research Factsheet ‘Welke buurten, welke opgaven - Ondersteuning bij onderzoek rondom de stadsdeel Zuidoost’ n.a.v. het gelijknamig Amsterdamse Poort’ i.v.m. integrale aanpak dashboard, mei 2022 (straatinterviews) Factsheet ‘Laaggeletterdheid in Zuidoost’ Ondersteuning bij onderzoek ‘Sociale problematiek H-buurt’ i.v.m. integrale aanpak Bantwoorden ad hoc vragen naar data Divers digitale enquête-onderzoek met Enalyzer Rapportage Arbeidsmarktpotentieel Zuidoost Rapportage Leefsituatie jongeren Zuidoost Etc. mn 5
Factsheet
5
test
4 Gemeente Amsterdam Planning en proces inzet budget gebiedsgerichte opgaven 2024 Aan Stadsdeelcommissie Oost Van Dagelijks bestuur stadsdeel Oost Kopie aan Datum 29 november 2023 Geachte leden van de stadsdeelcommissie, Het college heeft tijdens de begrotingsretraite besloten om voor de stadsdelen in 2024 en 2025 € 0,5 miljoen en daarbovenop nog € 1 per inwoner beschikbaar te stellen voor de gebiedsgerichte opgaven. Voor stadsdeel Oost gaat het om een bedrag van afgerond € 645.000. Het mandaat voor de besteding hiervan ligt bij de dagelijks besturen, die de stadsdeelcommissies hierbij betrekken. Op dit moment wordt gewerkt aan een kader voor de inzet van het budget. Het kader is formeel nog niet vastgesteld, maar de belangrijkste conceptafspraken zijn als volgt: 1. Past binnen de verantwoordelijkheid 22 taken; en/of 2. Past binnen de meerjarige gebiedsopgaven; en/of 3. Betreft een actualiteit die vraagt om snel handelen. 4. Gezien het doel van deze budgetten ligt inzet op extra capaciteit/organisatie minder voor de hand. 5. Het dagelijks bestuur doet een voorstel aan de stadsdeelcommissie (hierna: SDC) op hoofdlijnen, hierbij ook rekening houdend met actualiteiten die zich in een lopend jaar kunnen voordoen. 6. Om ook tot realisatie te kunnen komen wordt uiterlijk in maart 2024 besloten over het verdeelvoorstel op basis van een advies van de SDC. 7. Verantwoording over de inzet van de middelen wordt betrokken bij de verantwoording over de gebiedsopgaven: het dagelijks bestuur doet jaarlijks verslag aan de SDC en het college. 8. Hetbetreft een meerjarig incidenteel budget voor 2024 en 2025 waarbij bezien moet worden of het noodzakelijk dan wel gewenst is budgetten door te kunnen schuiven. In overleg met bestuursondersteuning is ervoor gekozen een soortgelijke technische sessie te houden als vorig jaar bij het bepalen van de gebiedsopgaven & doelstellingen 2023-2026. Op 12 december vindt een technische sessie plaats waarin elk gebied een tafel heeft. Er zijn dan 4 sessies van een half vur waarbij de aanwezige SDC-leden rouleren over de verschillende tafels. De SDC- leden zitten in wisselde samenstelling aan elke gebiedstafel. Het eerste deel van de technische sessie zal gaan over het proces en de spelregels. Daarna krijgen de SDC-leden de kans om voor elk gebied specifiek aan te geven wat hun ideeën en voorstellen zijn. Welke thema's zij belangrijk vinden. De tafels worden geleid door de gebiedsmanagers, daarbij ondersteund door de gebiedscoördinatoren. Gemeente Amsterdam Datum 29 november 2023 Pagina 2 van 2 Technische sessie met SDC over proces/spelregels extra gebiedsgelden en 12-dec-23 inventarisatie thema'’s/projecten.
Actualiteit
2
val
D Gemeente Amsterdam W l J % Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid % Agenda, donderdag 11 oktober 2007 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid LET OP, GEWIJZIGDE LOCATIE Tijd 09.00 tot 12.30 uur Locatie Boekmanzaal Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 _vragenhalfuur publiek 5 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie WIJ d.d. 27.09.2007 e _ Tekstuele wijzigingen worden vóór de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven (CommissieWIJ @raadsgriffie.amsteram.nl) e Verslag wordt nagezonden 6 openstaande toezeggingen 7 Termijnagenda 8 Actualiteiten 9 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de Raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur”geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.amsterdam.nl/gemeenteraad. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam W l J Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Agenda, donderdag 11 oktober 2007 Werk en Inkomen 10 Rapporten Gemeentelijke Ombudsman DWI Tweede kwartaal 2007 Nr. BD2007- 005009 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen Educatie 11 Eindevaluatie Amsterdams Onderwijs adviespunt radicalisering Nr. BD2007- 006044 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van commissielid Hoogerwerf (D66) in de vergadering van 27 september 2007 e Eindevaluatie heeft ook op de TKN lijst van de commissie AZ gestaan en is daar door Alberts (SP) geagendeerd. Inhoudelijke behandeling van deze eindevaluatie in twee commissies is niet wenselijk. Daarom overleggen voorzitters van AZ en WIJ over meest geëigende commissie voor behandeling. Over de uitkomsten wordt u nog nader geïnformeerd. 12 Stand van zaken Dagarrangementen en Combinatiefucties (D&C) Nr. BD2007- 006045 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van commissielid Riem Vis (PvdA) in de vergadering van 27 september 2007 2
Agenda
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1846 Datum indiening 26 september 2019 Datum akkoord 30 oktober 2019 Publicatiedatum 31 oktober 2019 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van de leden De Jong en El Ksaihi inzake het bericht op AT5 over kinderen in de daklozenopvang. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelsters: In het AT5-bericht worden twee Amsterdamse nichtjes van 10 en 11 jaar oud geïnterviewd. Zij leven al ruim een jaar in een daklozenopvang. Er zijn in Amsterdam 730 kinderen zoals zij, die geen vaste woonplek hebben. Een deel van deze kinderen woont in een noodopvang; een ander deel in appartementen van zorgorganisaties. Het aantal gezinnen in de noodopvang is de afgelopen jaren enorm toegenomen, onder andere door de krapte op de woningmarkt. Het is goed dat gezinnen in nood worden opgevangen en dat ze niet op straat hoeven te leven, maar ervaring leert dat het zeker niet fijn wonen is in een opvang. Zeker voor kinderen niet. Daarnaast wordt uit het bericht duidelijk dat er in de opvang weinig activiteiten voor kinderen zijn. De Kinderpostzegels heeft een actie gedaan voor kinderen in de daklozenopvang om ervoor te zorgen dat ze zich er beter thuis voelen en dat er goede begeleiding voor ze is. Het lid Simons heeft hier al op 25 september 2019, namens de fractie van BIJM1, schriftelijke vragen over ingediend. De fracties van GroenLinks en D66 hebben nog een aantal aanvullende vragen. Gezien het vorenstaande hebben de leden De Jong en El Ksaihi, respectievelijk namens de fracties van GroenLinks en D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid Simons van 25 september, namens de fractie van BIJ (nr. 1845.19) — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Hoe lang blijven kinderen gemiddeld in de maatschappelijke opvang? Antwoord: 3/9 gezinnen verblijven momenteel in de maatschappelijke opvang. Van de gezinnen die op 7 oktober 2019 in de maatschappelijke opvang verblijven is de duur van verblijf tot dan toe gemiddeld 13 maanden (variërend van 1 dag tot meer dan 6 jaar); 78% verblijft er op dat moment korter dan 17 maanden, 15% tussen 17 en 27 maanden en 7% tussen 27 maanden en 6 jaar en 8 maanden. 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng lu6 Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 26 september 2019 Naast de maatschappelijke opvang, verblijven er ook 229 gezinnen in de noodopvang. Van de gezinnen die op 1 september 2019 in de noodopvang verblijven is de duur van verblijf tot dan toe gemiddeld 7 maanden (variërend van 1 dag tot 27 maanden); 30% verblijft er op dat moment korter dan 3 maanden, 30% tussen 6 en 12 maanden, 16% langer dan een jaar. 2. Wat voor voorzieningen (zorg, welzijn en sociaal) voor kinderen zijn er in de maatschappelijke opvang? Antwoord: In alle voorzieningen wordt aandacht geschonken aan de ontwikkeling van de kinderen. Voor de schoolgaande kinderen worden eventuele reiskosten vergoed. Ouder- en kindteams zijn waar nodig betrokken voor extra zorg. Een heel belangrijk aspect is de veiligheid van de kinderen. De werkwijze hiervoor wordt momenteel versterkt, onder andere door de screening van de GGD met jeugdexpertise te versterken. Veilig Thuis en de (basis) jeugdhulp spelen daarbij ook een rol. De opvang is wel sober en bedoeld voor een zo kort mogelijk verblijf. Een aantal locaties heeft daarnaast nog een aantal specifieke voorzieningen, zoals een Artis-pas voor de kinderen, of naschoolse opvang voor kinderen 3. Hebben maatschappelijk werkers werkzaam in de maatschappelijke opvang genoeg oog of ruimte voor de kinderen in de opvang? Antwoord: De werkers van de maatschappelijke opvang letten op het welzijn en de veiligheid van de kinderen. Als er extra ondersteuning of zorg nodig is, worden gezinnen verwezen naar Ouder Kind Teams. Ook is afgesproken dat Jeugdbescherming een sterkere rol krijgt. Indien er reden is om te twijfelen aan kindveiligheid, wordt altijd een melding gemaakt bij Veilig Thuis. 4. Wordt er bij het inrichten van de opvang ook aan kinderen zelf gevraagd wat zij fijn vinden? Zo niet, is het college bereid hierover in gesprek te gaan met maatschappelijke organisaties? Antwoord: Bij de inrichting van zowel maatschappelijke-en-noodopvanglocaties wordt in algemene zin rekening gehouden met kinderen. Er wordt niet specifiek aan de kinderen gevraagd wat zij fijn vinden, dat heeft te maken met de sobere en tijdelijke aard van de voorziening. Voor bijvoorbeeld extra speeltoestellen en dergelijke werken de opvangorganisaties samen met verschillende stichtingen. 5. Hoe staat het met de samenwerking van de maatschappelijke opvang organisaties met organisaties in de buurt van de opvang die activiteiten voor kinderen organiseren? Antwoord: De opvanglocaties verwijzen ouders naar mogelijkheden in de buurt, maar het is aan de ouders om hier iets mee te doen. In de praktijk weten de opvanglocaties deze organisaties te vinden. Zo wordt er bijvoorbeeld samengewerkt met Stichting Dynamo, en is er een andere locatie waar vrijwilligers elke twee weken activiteiten komen doen. 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ober 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 26 september 2019 6. Is Amsterdam aangesloten op het initiatief van de Kinderpostzegels zoals de Warm Welkom Koffer en HuisjeBoompjeBeestje? Antwoord: Ja, de maatschappelijke opvanglocaties zijn hierbij aangesloten. Zo heeft HuisjeBoompjeBeestje in het verleden een speeltoestel geplaatst bij de locatie Roggeveen. Dit gaat ook gebeuren bij de locatie Westlander en bij de Thomas Prinslaan komt een activiteitenruimte voor kinderen. Andere initiatieven, zoals de Stichting voor het Vergeten Kind, hebben zich in het verleden ook met de doelgroep bezig gehouden. Tevens heeft HVO Querido, een maatschappelijke opvangorganisatie, voor de sinterklaasviering dit jaar contact met Actie Pepernoot. Dit initiatief geeft kinderen die in armoede verkeren toch een cadeautje op pakjesavond. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
X Gemeente Amsterdam AZ % Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en x Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Tijd 13.30 tot 17.00 uur en vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur Locatie De Boekmanzaal, Stadhuis Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar 6 _Tkn-lijst Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 7 Opening inhoudelijke gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 8a Actualiteiten Raadsleden 9 Actualiteiten Burgemeester 10 Rondvraag Financiën 11 De Voorjaarsnota 2016 Nr. BD2016-008974 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 12 e Behandeling tweede termijn e _ Stukken reeds in uw bezit Bestuurlijk Stelsel 12 Vaststellen actualisatie gebiedsagenda's Nr. BD2016-008976 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 11 e Behandeling tweede termijn e _ Stukken reeds in uw bezit 13 Ruimte voor Maatschappelijk Initiatief AZ Nr. BD2016-008977 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 e _ Stukken reeds in uw bezit 14 Initiatiefvoorstel van het lid Groot Wassink (GL): Democratische Proeftuin Nr. BD2016-007783 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 17 maart 2013 e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunten 15 en 16 2 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 15 Bestuurlijke reactie initiatiefvoorstel Groenlinks (democratische proeftuin Amsterdam) Nr. BD2016-005541 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 14 en 16 16 Bestuurlijke reactie initiatiefvoorstellen Groenlinks en SP over buurt-, wijk- en stadsdeelreferendum Nr. BD2016-008114 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunten 14 en 15 Openbare Orde en Veiligheid 17 Top1000: begrotingswijziging Nr. BD2016-008191 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) e _Deleden van de raadscommissie FIN zijn hierbij uitgenodigd 18 Oud en Nieuw 2015-2016 Nr. BD2016-007805 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van het lid Van Lammeren (PvdD) e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 19 e Was Tkn 9 in de raadscommissie AZ, d.d. 3 december 2015 e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 7 januari 2016 19 Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren van 15 december 2015 over een vuurwerkverbod voor particulieren bij professionele vuurwerkshows. Nr. BD2016-009066 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 18 20 Evaluatie experiment Crowdmanagement Sail Amsterdam 2015 Nr. BD2016- 008972 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van de leden Groot Wassink (GL) en Yesilgöz (VVD) e Was Tkn 4 in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 3 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 21 Zorgen politievakbond over grote aantal verwarde personen in de stad. Nr. BD2016-008160 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van het lid Yesilgöz (VVD) 22 Cameratoezicht toezegging februari 2016 Nr. BD2016-008973 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van het lid Verheul (D66) e Was Tkn 6 in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 23 Misdaadmeter 2016 van het Algemeen Dagblad. Nr. BD2016-008979 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van de leden Yesilgöz (VVD), Shahsavari Jansen (CDA) en Van Soest (PvdO) e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 e _ Stukken reeds in bezit 24 Rapport Internationaal recht en cannabis Il van Professor Van Kempen over reguleren wietteelt in het kader van mensenrechtenverdragen. Nr. BD2016- 008985 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _Op verzoek van de Burgemeester uitgesteld 25 Reactie minister Koenders op brief burgemeester inzake aanhouding sekswerkers VS Nr. BD2016-008978 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA) e Was Tkn 14 in de raadscommissie AZ, d.d. 12 mei 2016 e _ Uitgesteld in de raadsommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 e _ Stukken reeds in uw bezit Juridische Zaken 26 Raadsvoordracht tot wijziging van de Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum. Nr. BD2016-008958 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 14 september 2016) 4 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 27 Raadsvoordrachten inzake nieuwe gedragscodes voor de raad, het college, het algemeen en het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies en een nieuwe verordening voorzieningen collegeleden Nr. BD2016-008536 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) 28 Uitvoering motie ‘Ondersteunen kleine ondernemers langs Noord Zuidlijn Nr. BD2016-008981 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _Deleden van de raadscommissies WE en ID zijn hierbij uitgenodigd e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 e _ Stukken reeds in bezit Algemene Zaken 29 Initiatiefvoorstel van het raadslid Ruigrok (VVD): Brugen slaan naar een Amsterdams verleden. Nr. BD2016-008785 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 30 30 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van het raadslid mevrouw Ruigrok van VVD, getiteld: ‘Bruggen slaan naar een Amsterdams verleden’ Nr. BD2016- 008482 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 29 31 Betalen boete op straat Wegsleep Nr. BD2016-007803 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van het lid Ruigrok (VVD) e Was Tkn 9 in de raadscommissie AZ, d.d. 12 mei 2016 e _Deleden van de raadscommissie ID zijn hierbij uitgenodigd 32 Beantwoording vragen OV verboden Nr. BD2016-008632 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen 5 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 33 Aparte klachtenregeling Boa's Nr. BD2016-008970 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van het lid Mbarki (PvdA) e Was Tkn 1 in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 Communicatie 34 Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid Nr. BD2016-008982 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _Deleden van de raadscommissies ID en FIN zijn hierbij uitgenodigd e Aangehouden in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016 e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 35, 36, 37, 42 en 43 e _ Stukken reeds in uw bezit e Op verzoek van de leden Van Dantzig (D66) en Van Lammeren (PvdD) geagendeerd voor de gemeenteraad van 13/14 juli 2016 35 Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Bosman en Van Dantzig inzake festivalterreinen Nr. BD2016-009049 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 36, 37, 42 en 43 36 Initiatiefvoorstel van raadsleden Van Dantzig (D66) en Ruigrok (VVD) getiteld, Eén Amsterdams Festivalbeleid. Nr. BD2016-007812 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 37, 42 en 43 3/7 Initiatiefvoorstel van de leden Van Dantzig, Bosman, Alberts en Ruigrok: Duurzame festivals Nr. BD2016-006711 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 36, 42 en 43 Raadsaangelegenheden 38 Ontwerpbegroting 2017 en gewijzigde begroting 2016 RMA Nr. BD2016-007222 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) 6 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016 39 Vaststellen van de rechtspositieregeling van de directeur Rekenkamer Metropool Amsterdam Nr. BD2016-008991 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) 40 jaarrekening 2015 Gemeentelijke ombudsman Nr. BD2016-008883 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) 41 begroting 2017 Gemeentelijke ombudsman Nr. BD2016-008898 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016) TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN Communicatie 42 Bestuurlijke reactie op initatiefvoorstel één Amsterdams festivalbeleid Nr. BD2016-009767 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _ Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 36, 37 en 43 43 Bestuurlijke reactie initiatiefvoorstel ‘Duurzame festivals’ Nr. BD2016-009757 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _ Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 36, 37 en 42 BESLOTEN DEEL 7
Agenda
7
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum Portefeuille(s) Onderwijs Portefeuillehouder(s): Marjolein Moorman Behandeld door Directie Onderwijs, Jeugd & Zorg, [email protected] Onderwerp Herstelonderzoeken betreffende de Joodse Kindergemeenschap Cheider, primair onderwijs en voortgezet onderwijs en bestuur, Inspectie van het Onderwijs gepubliceerd d.d. 20 januari 2022 en 16 november 2022 Geachte leden, Op 16 november jl. heeft de Inspectie van het Onderwijs het rapport openbaar gemaakt betreffende de herstelopdracht aan de Joodse Kindergemeenschap Cheider, een school voor primair- en voortgezet onderwijs op orthodox Joodse grondslag in Amsterdam-Zuid. De Inspectie komt in dit herstelonderzoek tot de conclusie dat het bestuur zich heeft verbeterd. In 2021 is door de Inspectie herstelonderzoek gedaan op schoolniveau, waaruit al bleek dat aan een groot deel van de herstelopdrachten was voldaan. Daarmee valt Cheider weer onder het regulier inspectietoezicht. Net als de minister van Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs vind ik het goed dat het bestuur orde op zaken heeft gesteld en dat er voldoende vorderingen zijn gemaakt. In voorgaande raadsbrieven van 17 september 2019 en 22 juni 2020 had ik aangegeven dat gesprekken met de gemeente over nieuwe initiatieven rondom voorschool en werden gestaakt. Gezien de voldoende beoordelingen van de herstelopdrachten kunnen deze gesprekken weer hervat worden. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Marjolein Moorman Wethouder Onderwijs Bijlagen: 1. Herstelonderzoek bestuur Cheider d.d. 16 november 2022 2. OCW Kamerbrief Openbaarmaking rapport herstelonderzoek Cheider d.d. 16 november 2022 3. Herstelonderzoek primair onderwijs Cheider d.d. 7 december 2021 4. Herstelonderzoek voortgezet onderwijs Cheider d.d. 7 december 2021 5. OCW Kamerbrief herstelonderzoeken Cheider d.d. 20 januari 2022
Brief
1
train
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie X Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1 X 24 november 2020 Start om 19.30 uur Vergadering Stadsdeelcommissie Digitaal Voorzitter SDC: Sarah Biddle Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer 1. Opening 2. Actualiteiten rondom Corona 3. Mededeling 4. Vaststelling besluitenlijst SDC van 10 november 2020 5. Ingekomen stukkenlijst 6. Insprekers 7. Mondelinge vragen 8. Vuurwerkoverlast 9. Verdieping Wildemanbuurt 10. Sluiting Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via [email protected] Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
Agenda
1
train
ME en Agenda vergadering Stadsdeelcommissie x Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1 x 14 september 2021 Start om 19.30 uur Vergadering Stadsdeelcommissie Voorzitter SDC: Mohamed Alkaduhimi Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer 1. Opening 2. Mededeling 3. Vaststelling besluitenlijst SDC van 31 augustus 2021 4. Ingekomen stukkenlijst 5. Insprekers 6. Mondelinge vragen 7. Adviesaanvraag: Concept Afvalstoffenverordening 8. Adviesaanvraag: Aanpassen gebiedskaart overnachtingsbeleid g. Adviesaanvraag: Beleidskader Buurtrechten 10. Uitgangspuntennotitie Osdorperweg 11. Ongevraagd advies: Verkeerssituatie kruising Noorderakerweg de Alpen 12. Ongevraagd advies: Handhaving Afval 13. Sluiting Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via [email protected] Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
Agenda
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 510 Datum akkoord 10 juli 2014 Publicatiedatum 8 augustus 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.S.A. Vroege van 19 mei 2014 inzake het uitschrijven van bekeuringen door Cition. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller: Sinds 1 februari 2014 worden extra scanauto's ingezet door Cition om foutparkeerders te beboeten. Foutparkeerders krijgen geen bon meer achter de ruit maar krijgen binnen 48 uur een naheffingsaanslag opgestuurd. Met de nieuwe scanauto’s is het makkelijker om auto's te beboeten. Dit kan betekenen dat wanneer iemand even stilstaat om te telefoneren of om iemand op te halen dat er reeds een bekeuring uitgedeeld is. Eerder gold dit ook al als foutparkeren maar met de scanauto’'s wordt bekeuren makkelijker. Uit recente berichtgeving, onder andere in het Pownews van 15 mei 2014, blijkt dat dit tot vervelende taferelen kan leiden, bijvoorbeeld een rijschoolhouder die tijdens een instructie een bekeuring krijgt. Het probleem lijkt niet zozeer bij de scanauto te liggen maar de opvolging. Na de scanauto moet er een scooter van Cition komen die controleert of er inderdaad fout geparkeerd wordt. De vraag is of die scooter altijd gaat kijken of dat op afstand een overtreding wordt toegekend. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 19 mei 2014, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Is het aantal klachten en bezwaarschriften sinds de invoering van de scanauto's toegenomen? Zo ja, is dit voor het college een indicatie dat de nieuwe methode nog niet goed werkt? Graag een toelichting. Antwoord: Cition maakt sinds juli 2013 grootschalig gebruik van scanauto’s en -scooters. Het bezwarenpercentage in de gemeente Amsterdam is sindsdien licht toegenomen van ca. 9,2% naar 12,1% van het aantal naheffingsaanslagen. Dit is ondermeer het gevolg van verplichte kentekeninvoer (tikfoutbezwaren). Sinds voorjaar 2014 is het percentage weer terug op het oorspronkelijke nivo. Het college heeft daarmee geen indicaties dat de nieuwe methode niet goed zou werken. De 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Lo Gemeenteblad Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, maandag 19 mei 2014 ontwikkelingen worden per kwartaal gemonitord en gerapporteerd aan het Parkeerregieorgaan van de gemeente. 2. Is het mogelijk dat een bekeuring wordt uitgeschreven door Cition zonder dat de scooter voor nacontrole daadwerkelijk ter plekke is geweest? Antwoord: Ja, dat is mogelijk indien Citionmedewerkers zich niet aan de afgesproken werkprocessen houden. De afspraken ten aanzien van het werkproces van Cition zijn zo ingericht dat een eerste controle op betaling van de parkeerbelasting door de scanauto wordt uitgevoerd en als er niet betaald lijkt te zijn, een nacontrole volgt om zeker te stellen dat er een naheffingsaanslag uitgeschreven kan worden. De scanauto stuurt daartoe een bericht naar de opvolger (Cition-medewerker op scooter). De opvolger controleert daarna ter plaatse of het kenteken juist is, of het voertuig in een fiscaal vak staat en of er sprake is van direct in- of uitstappen, laden en lossen of het kopen van een parkeerkaartje bij de automaat. De nacontrole is met het huidige (scan)systeem noodzakelijk en er is nog geen alternatieve werkwijze beschikbaar om met een hoog zekerheidspercentage te beoordelen of het geen foutparkeren, in- en uitstappen of laden en lossen betreft. 3. Hoe is de bewijsvoering bij een overtreding op dit moment georganiseerd? Antwoord: De scanauto is uitgerust met een nauwkeurige GPS. Ook maakt de scanauto een scan (foto) van het kenteken. De scan samen met de GPS-locatie vormen de eerste indicatie dat een auto fiscaal geparkeerd stond. Het kenteken wordt vervolgens naar het Nationaal Parkeerregister gestuurd om te checken of er parkeerbelasting betaald is. Een uitdraai uit dit register toont, ook achteraf, aan of er betaald was voor parkeren of niet. Als er niet betaald blijkt te zijn, gaat de scan (met locatie) ter controle naar de opvolger (zie 2). De bevestiging vormt samen met de gegevens van de scanauto en het Nationaal Parkeer Register (NPR) het bewijs dat de aanslag terecht is. Indien een bezwaarde dit evenwel betwist, kan hij eigen bewijsmiddelen aanleveren, zoals het betalingsbewijs uit de parkeerautomaat of het bankafschrift. Er wordt dan door Cition een vervolgonderzoek gestart. 4. Is het college het met de fractie van D66 eens dat bij een bekeuring de bewijslast van de overtreding bij Cition moet liggen en niet bij de automobilist? Graag een toelichting. Antwoord: De tweevoudige controle door Cition (zie 2) is de bewijsvoering die de gemeente hanteert. De eigenaar van het voertuig kan via de reguliere bezwaarprocedure aangeven waarom die naheffing eventueel onterecht zou zijn. Daarbij kan de parkeerder zelf bewijs indienen om zijn zaak te bepleiten, zoals bijvoorbeeld het betalingsbewijs uit de parkeerautomaat of het bankafschrift. 5. In het verleden kreeg men een bon achter de ruit, waardoor je als automobilist direct kon voorbereiden op een eventueel bezwaarschrift, bijvoorbeeld door het nemen van foto's. Nu krijgt men onverwacht een naheffingsaanslag thuis, en wordt het moeilijker om eventueel je onschuld aan te tonen. Is dit een wenselijke situatie? 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Lo Gemeenteblad R Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, maandag 19 mei 2014 Antwoord: De controle door de parkeerhandhaver is momenteel voldoende scherp om te kunnen werken met het achteraf toezenden van een naheffingsaanslag. Wel erkent het college dat het voor de burger kan voelen dat hij/zij met lege handen staat omdat er geen sprake meer is van een directe melding aan de bestuurder/eigenaar van de auto op het moment van constatering. Mede in dat licht vindt het college het gewenst, mogelijkheden te onderzoeken om de parkeerhandhaver foto's te laten maken van situaties waarin deze vaststelt dat er geen parkeerbelasting is betaald. Recent is Cition gestart met het onderzoek naar de technische en juridische (on)mogelijkheden van een dergelijke aanpak. Het maken, bewaren en/of beschikbaar stellen van deze foto's dient, voorafgaand aan introductie, expliciet gereglementeerd te worden om de privacy van personen in de openbare ruimte of in aangrenzende woningen te beschermen. 6. Is het college het met fractie van D66 eens dat het moeilijk uit te leggen is dat parkeren op de stoep, op de rijweg enz. veel minder kans op bekeuring oplevert dan even stilstaan langs de kant van de weg? Antwoord: De gemeente wil optreden tegen parkeeroverlast, ondermeer door toe te zien op de betaling van verschuldigde parkeerbelasting. Foutparkeren is één van de 15 stedelijke handhavingprioriteiten 2014 en zal ook in 2015 als prioriteit worden aangemerkt. Er worden op jaarbasis circa 50.000 bonnen uitgeschreven voor foutparkeren. Daarnaast worden er circa 10.000 auto's versleept. In het kader van informatiegestuurd handhaven is de gemeente bezig om de pakkans te vergroten. Een vergelijking met de scanauto's voor fiscaal parkeren gaat niet helemaal op. Voor verbaliseren van foutparkeren moet een constatering van een BOA plaatsvinden. De vraag is of een foto van de scanauto als voldoende bewijs kan worden aangemerkt. Wel zal in het programma van eisen van de aanbesteding Fiscale Parkeerdienstverlening de eis worden opgenomen dat inschrijvers een systeem ontwikkelen om (niet fiscaal) foutparkeren te signaleren. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 111 Ingekomen onder AZ Ingekomen op woensdag 22 januari 2020 Behandeld op donderdag 23 januari 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake de nota Gendergelijkheid 2019-2022 (betrekken van de unusual supects) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nota Gendergelijkheid 2019-2022 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 9). Overwegende dat: — Eruitde nota Gendergelijkheid 2019-2022 blijkt dat het college veel lezingen, bijeenkomsten, vieringen en symposia wil gaan organiseren; — Het onderwerp gendergelijkheid alleen vooruit kan worden gebracht indien er aandacht voor is bij een grote en diverse groep van Amsterdammers; — De groep mensen die geïnteresseerd is in dit soort bijeenkomsten niet per se overeenkomt met of representatief is voor een dergelijke grote en diverse groep. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij de lezingen, bijeenkomsten, vieringen, symposia en dergelijke die vanuit de nota Gendergelijkheid 2019-2022 worden georganiseerd, zich nadrukkelijk te richten op het bereiken en betrekken van de unusual suspects. Het lid van de gemeenteraad JSA. Vroege 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1665 Ingekomen op 16 oktober 2019 Ingekomen in raadscommissie KDD Te behandelen op 6/7 november 2019 Onderwerp Motie van het lid Simons inzake de Begroting 2020 (Eerst praten, dan aangifte) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2020. Constaterende dat: — Leegstandbeheerders die gemeentelijk vastgoed beheren vaak direct aangifte doen wanneer een door hen beheerd pand van de gemeente wordt gekraakt; — Krakers hierdoor worden ontruimd, soms zelfs voor leegstand, terwijl er nog niet met hen in gesprek is gegaan. Overwegende dat: — Krakers historisch gezien een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van Amsterdam; — Krakers ook vandaag de dag allerlei initiatieven ondernemen die aansluiten op de culturele en maatschappelijke beleidsdoelen van de gemeente; — Krakers vaak waardevolle praktijkkennis hebben over leegstand in de stad. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. In gesprek te gaan met leegstandbeheerders die actief zijn in Amsterdam en hen te verzoeken om voortaan niet direct over te gaan tot aangifte als er gemeentelijk vastgoed wordt gekraakt, maar eerst samen met de gemeente en de krakers in gesprek te gaan; 2. Hierover te rapporteren naar de raad. Het lid van de gemeenteraad S.H. Simons 4
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 8 november 2023 Ingekomen onder nummer 600 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Havelaar inzake begroting 2024 Onderwerp korting op de erfpachtvoorwaarden bij nieuwe gronduitgiften Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over begroting 2024 Constaterende dat -__ De gemeente komende jaren de schuld moet herfinancieren en daar naar verwachting 3,4% rente of meer voor betaalt bij de Bank Nederlandse Gemeenten -_ Het niet uitgesloten is dat de gemeente in de komende jaren ook op de kapitaalmarkt geld moet lenen tegen hogere rentes dan 3,4% Voorts constaterende dat -_ De prijs die de gemeente Amsterdam in de komende jaren voor nieuw geld moet betalen dus 3,4% of hoger is Overwegende dat -_ Alhetgeld dat voor minder dan 3,4% aangetrokken kan worden dus voordelig is en de be- lastingbetaler geld bespaart Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -___2,5% korting te geven op de erfpachtvoorwaarden bij nieuwe gronduitgiften wanneer er gekozen wordt voor afkoop in plaats van canon -_Te onderzoeken op welke plekken de gemeente Amsterdam een dergelijke korting kan geven wanneer rekeningen die de gemeente stuurt snel betaald worden, te denken valt aan belastingen, leges en boetes. Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken Pagina 2 van 2 Indiener(s), R.B. Havelaar
Motie
2
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 60 Datum akkoord 20 januari 2014 Publicatiedatum 24 januari 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer A.H. van Drooge van 20 december 2013 inzake het halveren van het aantal boeren in Landelijk Noord in de Toekomstvisie 2030 van het stadsdeel Noord. Kan de GEMGEMBART inleiding door vragensteller: Vraag: waarom is Landelijk Noord zo’n schitterend gebied? Antwoord: de boeren. Zonder boeren, zonder melkveehouderij, kan het prachtige cultuurlandschap van Landelijk Noord niet blijven bestaan. In de ‘Structuurvisie Amsterdam 2040’ wordt daarom ook terecht gesteld dat de boeren de belangrijke dragers van het veenweidelandschap daar zijn. Woensdag 18 december 2013 is in de deelraad Noord echter de ‘Toekomstvisie 2030’ van stadsdeel Noord aangenomen. Daaruit blijkt dat de meerderheid van de stadsdeelraad Noord in 2030 het aantal boeren in Landelijk Noord gehalveerd wil zien ten opzichte van 2015.” Het stadsdeel meent met het aannemen van deze visie te moeten uitspreken dat het aantal boeren in 2030 zal zijn gedaald van 12 naar 6. De zes overgebleven boeren zouden zich dan vooral moeten richten op “streekproductie voor de stad, landschapsbeheer, natuur, educatie, zorg, recreatie en verstrooiing.” Voor gewoon eerlijk boerenwerk is dus dan weinig ruimte meer over. De fractie van het CDA vindt dit onwenselijk, betuttelend, bevoogdend en paternalistisch. Als boeren in Landelijk Noord zich naast hun reguliere boerenbedrijf meer willen richten op bijvoorbeeld recreatie of educatie, is dit uiteraard prima. Maar het is aan deze boeren om die keuze al dan niet te maken. 1 ‘Structuurvisie Amsterdam 2040’, blz. 48. ? Toekomstvisie 2013 Stadsdeel Noord’, blz. 23. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 24 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 20 december 2013 Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 20 december 2013, namens de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Is het college met de CDA-fractie van mening dat juist de boeren van Landelijk Noord van cruciale betekenis zijn voor het behoud van het prachtige veenweidelandschap daar? Dat boeren dus niet gemist kunnen worden, en dat het beleid er juist op gericht zou moeten zijn de boeren voor Landelijk Noord zoveel mogelijk te behouden? Antwoord: Ja. 2. Is het college eveneens met de CDA-fractie van mening dat het niet aan de (gemeentelijke) overheid is hoe boeren in Landelijk Noord hun bedrijfsvoering inrichten? Dat de gemeente er dus niet over gaat of dat boeren zich primair richten op het reguliere boerenbedrijf, of dat zij zich meer richten op nevenactiviteiten zoals educatie of recreatie? Antwoord: In principe bepalen boeren zelf hoe ze hun bedrijf willen voeren. De gemeente stelt echter wel randvoorwaarden aan deze bedrijfsvoering, juist vanwege het behoud van het landschap en de recreatieve benutting ervan. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de structuurvisie Amsterdam 2040 en het aanvullende toetsingskader “Beleidsvisie en toetsingskader stadsrandpolder Waterland”, dat op 19 september 2012 door de raad is vastgesteld. Het initiatief voor verandering van bedrijfsvoering ligt bij de boeren; met het toetsingskader bepaalt de gemeente of deze veranderingen ten goede komen aan landschap, natuur en recreatie en of ze dus wenselijk (en daarmee toegelaten) zijn of niet. 3. Hoe verhoudt deze Toekomstvisie 2030 van het stadsdeel Noord zich tot andere gemeentelijke beleidsdocumenten zoals de Structuurvisie Amsterdam 2040, waarin juist het belang van het behoud van het boerenbedrijf in Landelijk Noord wordt bepleit? Antwoord: Natuurlijk beoogt het stadsdeel helemaal niet het aantal boeren te halveren. En natuurlijk wil het stadsdeel hen helemaal niet voorschrijven hoe het bedrijf in te richten. Het stadsdeel spreekt slechts een verwachting uit over hoe de ontwikkeling op de wereldmarkt hoogstwaarschijnlijk kan uitwerken voor de boeren in het gebied. Gezien de schaal waarop in het Waterland geboerd kan worden met respect voor het landschap is het niet zo vreemd te veronderstellen dat met alleen bedrijven op de huidige schaal en zonder verbreding van de bedrijfsvoering de boeren het niet gaan redden. Schaalvergroting en verbreding van de bedrijfsactiviteiten zullen waarschijnlijk noodzakelijk zijn. Het stadsdeel geeft zich daar terecht rekenschap van en dat zou het CDA juist moeten verheugen. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng do Gemeenteblad ummer = su … Datum 24 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 20 december 2013 4. Wat is de status van het genoemde document? In hoeverre is dit document daadwerkelijk richtinggevend voor de toekomstige inzet van het gemeentelijke beleid voor dit deel van Amsterdam? Antwoord: De structuurvisie 2040 en de beleidsvisie en toetsingskader stadsrandpolder Waterland zijn en blijven richtinggevend voor het gemeentelijke beleid voor Landelijk Noord. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 84 Publicatiedatum 27 februari 2013 Ingekomen onder Ingekomen op woensdag 13 februari 2013 Behandeld op woensdag 13 februari 2013 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Shahsavari-Jansen en mevrouw Roosma inzake het beleidsplan, getiteld: “Offensief tegen schulden’, het versterken van de financiële zelfredzaamheid in Amsterdam: Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2013- 2015’ (benutten ‘Eigen Kracht’ bij schuldhulpverlening). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 18 december 2012 inzake het beleidsplan, getiteld: “Offensief tegen schulden’, het versterken van de financiële zelfredzaamheid in Amsterdam: Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2013-2015’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 55); Overwegende dat: — er door het toepassen van de ‘Eigen Kracht-werkwijze’ in de jeugdhulpverlening grote verbeteringen voor cliënten en familie zijn gerealiseerd; — de ‘Eigen Kracht-werkwijze' als principe ook toepasbaar is in andere domeinen van hulpverlening; — in het nieuwe ‘Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2013-2015’ de mogelijkheden van ‘Eigen Kracht’ nog onvoldoende benut worden, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de ‘Eigen Kracht-werkwijze' integraal onderdeel te maken van de schuldhulpverlening; — de raad hiertoe een voorstel te doen. De leden van de gemeenteraad, M.D. Shahsavari-Jansen F. Roosma 1
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 802 Publicatiedatum 15 oktober 2014 Ingekomen op 9 oktober 2014 Ingekomen in raadscommissie ZS Te behandelen op 5/6 november 2014 Onderwerp Amendement van de raadsleden de heer Poorter, mevrouw Roosma en mevrouw Shahsavari-Jansen inzake de begroting voor 2015 (faciliteren van informele zorginitiatieven van Amsterdammers). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — de gemeente een groot appêl doet op de zelfredzaamheid van Amsterdammers; — steeds meer Amsterdammers initiatieven ontwikkelen voor het zelf organiseren van duurzame informele zorg, in bijvoorbeeld stadsdorpen, vrijwilligersnetwerken, en coöperaties; — hetfeit dat het initiatief en de uitvoering van de informele zorg bij burgers ligt niet hoeft te betekenen dat de overheid in het geheel geen rol speelt bij het faciliteren en ondersteunen van deze initiatieven; — met name in de opstartfase van een nieuw initiatief behoefte is aan middelen (stichtingskosten, website, communicatie over het initiatief); — de behoeftes aan informele zorg verschillen per stadsdeel, en zelfs zullen verschillen per elk van de 22 gebieden; Constaterende dat: — inde begroting het doel wordt gesteld om informele zorg te stimuleren, maar dat nergens concrete bedragen worden genoemd om dit doel te bereiken. Besluit: — inde begroting 2015 een post 'Stimuleringsgelden Informele zorg’ op te nemen ter hoogte van het bedrag van 2,1 miljoen euro; — deze middelen aan te wenden voor het ondersteunen van initiatieven van (groepen) Amsterdamse burgers voor een langlopende activiteit op het gebied van informele zorg en welzijnsbevordering, op basis van vrijwillige inzet; — de bestuurscommissies de regie te geven over de besteding van deze middelen in de 22 gebieden (300.000 euro per stadsdeel); 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 802 A d t Datum 15 oktober 2014 mendemen — dit bedrag te dekken uit de post coalitie-ambities. De leden van de gemeenteraad, M.F. Poorter F. Roosma M.D. Shahsavari-Jansen 2
Motie
2
train
On Ss 8 5 8 BEEEB —. SE Ha ons SERT 8 8 a SZ cESma 5 ese Oee SSoeSenPa @ O D »Eee zadfsdesER ORR Edes Ss é dà Ef RSESS 9 =: n D 5 5 D 5 ED CEESRebER akg. iStbneed z 0 5 ei] > N oi ejdstekdEEBgefddnisdEsen 8 8 2 5 29 Ba P bhahtsteinretasdserdd den, 2 3 N83 E 3 OO 3 maan en Tr 3 = ao =. En D O5 bEherdageb EEE lg dosdn: REEN: @) + aa Cs} _—r D DD Ì 3 a 0 s = a aaSessesssE88s sesso 8® 5 2 D DO CL 3 0 be 2888 d D > GS. 3ofdtoöëse Do zer D > Eri = DO 0 sd ae gE B 1 5 D: @ of o 5 z < 2Siggegtenss OD 5 soe 5 ar ö ù “5 Ó 5 as 5 D Ln se & B. 0. o Ì a 53 CL A rt OD D= 5 © @ A 5 ú nj 0. 3 zt Ds Û FD 5 D > = 0 5 2 REEL EEE oP Se8Fesss q 8 8 2 > ‚ SôaSsistsee re ENrNEEo == @ 2 a 3 Binze8dSëszes Smspeidass ó >= " 2E Lanze Aaen sasbekegels 0 ® IN a 8 : Bae, ceno 0 A 5 eu Srepd 5 el _ 5 SQ Neargdsi5ejss SnEaaigiceë ZE 2 5 & 5 » SEgEdetoeles OronSaBeSdr 2 2 © 3 > deense SS oa ha Dao Eu DL Ee D = P OG E55 0 Dees g oZëSeeSnN < A = Nl DSN Ee a Û 5 >= CL a o D 5 O5 0 > Der =rE 0 D 3 3 en, p= Dn Jo » aoz25 DOOS Ecce ® DE & 8 = D 0 4 zr AHS ErLEEE D = ® EDO E SC & 20 A A a5SerogG PE 5 Dd 5 oSatvoEkzi8En oDaeteg8esS 2 De d e= Ae 0 ono SE Giezen gae Ì 0 DG == m OO jn ee FE 3 D 3 ns 5 5 Os TT mj OSE E Cn D 3 EON BENDES 8 EEE EERE BESS EnsE 5 a | 83205 SrNsREE D m Besse 6 o SEE Sm DD 2ZSos 5 Oo 5 Ei ; Ege EsSTe 5 Starts: 5 : | . ots Ee ov am 5 So a 5 Koe aD oes 8588358 £ Eger SPE DE SST ee | SERZESS Sogpe Batas G | =O Sd aZoNg CEES SEL Dees a ® DO p ' D 3 Sede oSasg zoeLRa Ds & = ‘ 5 tr OD ® Go a 0 — ' he zi8 she örzes arfioa 58 a Sia Elm 88588 oLSSS8 83 ‘ 5” o zn 3 5 ac ® 5 vr PD 0 =n Q D ® d 5 ms 0 Zg 0 3 AX o c ® ® SES eSd SE SeENES Se À OE oes Sed ed OO, pH N ® 3 oss EE: Sne & Sd 83 „ a 5 a SS en sSEee 35 so ® og Bars Joen 5: — pd _ mk On, D @ D Z D es 5 Le De 5 ® MD D= 5 8 << @3 Seda SEAT É : D = PE ov 2 eZ Be, j Ze E35 we 835 Ë 3 GED 58 "3 > ® 5. od 88 C . jen P
Raadsadres
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Motie Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer 002 Behandeld op 20 januari 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 25 januari 2021 Onderwerp Motie van het lid Ceder inzake de Gebiedsvisie Martin Luther Kingpark (Behoud buitenbad De Mirandabad). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Gebiedsvisie Martin Luther Kingpark. Overwegende dat: - sportfaciliteiten in de stad bijdragen aan de gezondheid van Amsterdammers en aan de sportcultuur van de stad; — openlucht zwemlocaties in Amsterdam schaars zijn; -— het buitenbad van De Mirandabad uniek is en erg wordt gewaardeerd door zwemmers van binnen en buiten de stad!; -— de sport- en beweegmogelijkheden in het gebied moeten worden versterkt volgens de uitgangspunten van het gebiedsplan. Voorts overwegende dat: - inde voorliggende gebiedsvisie niet concreet beschreven staat dat er een 50m buitenbad wordt (her)bestemd en zowel in de uitgangspunten als het toetsingskader er geen buitenbad is opgenomen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Binnen de gebiedsvisie te garanderen dat het 50-meter buitenbad van het De Mirandabad in huidige of vernieuwde vorm kan blijven bestaan. Het lid van de gemeenteraad D.G.M. Ceder 1 https://www.parool.nl/ps/zwemmers-komen-nu-van-heinde-en-verre-naar-het- de-mirandabad—bdf6d8b4/? utm campaign=shared earned&utm medium=social&utm source=copylink 1
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1254 Publicatiedatum 15 november 2017 Ingekomen op 8 november 2017 Ingekomen onder 1190’ Behandeld op 9 november 2017 Uitslag Ingetrokken en vervangen door 1190" Onderwerp Motie van de leden Duijndam, Ernsting en Moorman inzake de Begroting 2018 (redding theater Oostblok voor de realisering van een vijfde cultuurhuis in Amsterdam). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2018. Constaterende dat: — De tweekoppige directie van theater Oostblok per 1 januari 2018 opstapt; — Oostblok met het vertrek van de zakelijk directeur geen aanspraak meer kan maken op loonkostensubsidie (zogenaamde ‘Sargentini-gelden') van 25.000 euro; — Stadsdeel Oost heeft besloten Oostblok een extra bezuiniging op te leggen ter grootte van 13.000 euro; — Theater Oostblok meer financiële tegenslagen heeft moeten incasseren, zoals een korting op de exploitatiesubsidie in 2014, het stoppen van de subsidiebijdrage uit de regeling Stichting Jeugdtheater Amsterdam (SJTA), het stoppen van de regeling “samenhangende programmering buurtaccommodaties' van het AFK en een afwijzing van het AFK voor het kunstenplan in de zomer van 2016; — Ernaar wordt gestreefd om Oostblok een rol te laten vervullen bij het realiseren van het vijfde Amsterdamse cultuurhuis (Oost), naast de Tolhuistuin (Noord), de Meervaart (Nieuw-West), Podium Mozaïek (West) en het Bijlmer Parktheater (Zuidoost). Overwegende dat: — Oostblok 120 presentaties per jaar maakt en daarmee bijna 16.000 bezoekers bedient, met name bewoners van stadsdeel Oost en mensen die niet vaak naar de schouwburg gaan; — Oostblok daarmee van grote waarde is voor het cultuuraanbod in Oost; — Het voor Oostblok moeilijk wordt om het onder deze omstandigheden financieel te redden en stadsdeel Oost mogelijk het podium verliest; — Hiermee de realisatie van een vijfde cultuurhuis lastiger wordt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: op korte termijn een plan te maken voor het realiseren van een vijfde cultuurhuis in Stadsdeel Oost. 1 De leden van de gemeenteraad P.J.M. Duijndam Z.D. Ernsting M. Moorman 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1455 Datum indiening 10 september Datum akkoord 13 november 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Hammelburg inzake het Nationaal Groeifonds Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 7 september 2020 is het Nationaal Groeifonds gelanceerd. Het kabinet trekt de komende vijf jaar in totaal 20 miljard euro uit voor investeringen die bijdragen aan economische groei om het verdienvermogen van Nederland te vergroten. Dit geld gaat naar kennisontwikkeling, fysieke infrastructuur, en onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Ondernemers, (mkb-)bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen krijgen een belangrijke rol bij het aandragen van investeringsvoorstellen. Een investeringsvoorstel heeft een minimumomvang van 30 miljoen euro. Het Nationaal Groeifonds biedt voor Amsterdam kansen. De uitdagingen in Amsterdam en de regio zijn fors de komende jaren, temeer gezien de impact van Covid-19: meer woningen, duurzame mobiliteit, werkgelegenheid. Gelukkig beschikt Amsterdam over een ijzersterk netwerk van ondernemers, onderwijs en maatschappelijke organisaties die samen met de overheid aan deze uitdagingen kunnen en willen bijdragen Gezien het vorenstaande heeft het lid Hammelburg, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met opzet en werking van het Nationaal Groeifonds en heeft zij hierover al contact gehad met de twee relevante ministeries? Antwoord: Ja. 2. Welke kansen ziet het college om aanspraak te maken op het Groeifonds? 3. Heeft het college over het Groeifonds gesproken met ondernemers en kennisinstellingen, en met medeoverheden in de regio Amsterdam? Zo ja, wat zijn de conclusies van deze gesprekken? 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Liss Gemeenteblad Datum 13 november 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 10 september 2020 Antwoord op vragen 2 en 3: Het college ziet volop kansen voor Amsterdam en de MRA om aanspraak te maken op de middelen uit het Groeifonds. Voor het herstel uit de crisis is extra publieke investeringskracht in het (duurzame) verdienvermogen van de economie op lange termijn, van groot belang. De drie gekozen inhoudelijke prioriteiten (i) infrastructuur (ii) onderzoek, ontwikkeling en innovatie en (iii) kennisontwikkeling sluiten goed aan op de investeringsbehoefte van onze regio. Dat is bevestigd in gesprekken met ondernemers, kennisinstellingen en medeoverheden. 4. Is het college voornemens één of meer Amsterdamse aanvragen in te dienen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar denkt het college aan? Antwoord: Ja. Voor de eerste tranche aanvragen in het Groeifonds heeft het college de afweging gemaakt om in te zetten op één topprioriteit om daarmee de slagingskans van deze aanvraag te optimaliseren. Het betreft het investeringspakket voor de infrastructuur aan de Westkant van Amsterdam, namelijk het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp en het sluiten van de Ringlijn tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal. Deze investering sluit aan op de investeringscriteria en geeft invulling aan de ambities van het college op het terrein van bereikbaarheid, woningbouw, duurzaamheid en economie. Zoals toegelicht in de brief aan de Tweede Kamer van 7 september jl. zullen de investeringsvoorstellen voor de eerste ronde door het kabinet zelf worden ingediend. 5. Is het college bereid om, wanneer een en ander verder is uitgewerkt, middels een raadsbrief een verdere toelichting c.q. update te geven? Antwoord: Ja. Het college gaat in gesprek met ondernemers, kennisinstellingen en medeoverheden over andere investeringsvoorstellen en zal uw raad informeren over de uitkomsten daarvan. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 2
Schriftelijke Vraag
2
val
| | Gemeente Bezoekadres | d Amstel 1 | Amsterdam 202 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 D amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum 23 januari 2020 Behandeld door F. van Leusden Bijlage zi Onderweg Uw mail van 21 september 2019 over ontslaan van ambtenaren die drugs gebruiken/ Top6oo Geachte Wij danken v voor uw mail d.d. 21 september 2019 aan de gemeenteraad met als onderwerp “Ontsla ambtenaren die drugs gebruiken/Top6oo”. U vraagt de gemeente Amsterdam om een verbod in te stellen voor het gebruiken en kopen van drugs door ambtenaren. U geeft aan dat het lovenswaardig is dat de gemeente veel energie en tijd steekt in het project Top6oo en u vraagt zich af of het niet raar is dat gemeenteambtenaren, en misschien wel raadsleden, het project weer bewust saboteren door drugs te kopen van de leden van de Top6oo. Dit maakt volgens u het project Top6oo en de betreffende ambtenaar/raadslid volstrekt ongeloofwaardig. Indien de gemeente geen verbod wil instellen, zit er volgens v verder niets anders op dan te stoppen met het project Top6oo. Op 9 oktober 2019 heeft de gemeenteraad ons gevraagd om uw brief te beantwoorden. Amsterdams drugsprogramma en de aanpak Top6oo Zoals v waarschijnlijk weet is de stad Amsterdam een offensief gestart tegen de ontwrichtende gevolgen van drugshandel in de stad. Samen met het gezondheidspreventieve beleid gericht op drugsgebruik, is dit het eerste brede drugsprogramma voor de stad Amsterdam. Het programma richt zich op het tegengaan van economische en financiële ondermijning door drugshandel, op het verminderen van de sociale ontwrichting door drugshandel van buurten en mensen, en op het weerbaarder maken van wijken en jongeren tegen de aantrekkingskracht van drugs. Eén van de maatregelen in het drugsprogramma is de verbreding van de aanpak Top6oo, waardoor naast plegers van high-impact delicten (zoals overvallen en straatroven) ook personen die zich bezig houden met drugscriminaliteit en geweld in de aanpak Top6oo worden opgenomen. Gemeente Amsterdam Datum 23 januari 2020 Kenmerk ‚ Pagina 2 van 2 Naast deze maatregelen is er ook aandacht voor gezondheid en preventie. Het bezit van een geringe hoeveelheid drugs voor eigen gebruik wordt door het Openbaar Ministerie niet vervolgd en wij beogen ook nadrukkelijk niet het criminaliseren van drugsgebruik. Handel in en het aanwezig hebben van drugs is wel strafbaar. Amsterdam investeert in maatregelen om gezondheidsschade door drugsgebruik te minimaliseren en de kans op verslaving te verkleinen. Ook zal meer aandacht worden besteed aan bewustwording van de economische en sociale effecten van drugsgebruik en aan de ‘maatschappelijke schaduwkant’ van kleinschalige en lokale drugshandel. Wet- en regelgeving voor ambtenaren Voor ambtenaren gelden dezelfde rechtsregels als voor (overige) burgers, en daarnaast zijn ook meer specifieke regels van kracht. Voor ambtenaren geldt dat zij integer moeten handelen en zij leggen daartoe verplicht een ambtseed af. Binnen de gemeente geldt het protocol Alcohol-, | Drugs- en Medicijngebruik, waarin is opgenomen dat het niet is toegestaan om voorafgaand aan | of tijdens het werk alcohol en/of drugs te gebruiken en/of zichtbaar in het bezit te hebben. Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam een gedragscode opgesteld. Die moet het handelen van ambtenaren sturen. De ambtseed en de gedragscode horen dan ook bij elkaar. Het overtreden van de gedragsregels wordt beschouwd als plichtsverzuim, wat een disciplinaire maatregel kan opleveren. Afhankelijk van de soort schending (wel of niet een strafbaar feit) wordt aangifte bij de politie gedaan. Tegelijk met het disciplinaire onderzoek kan er dan een strafrechtelijk onderzoek volgen. Dit biedt voldoende waarborgen en maatregelen en wij zullen dan ook niet overgaan tot het instellen van een algemeen verbod op het gebruik van drugs door ambtenaren. De aanpak Top6oo zetten wij onverminderd voort. Wij vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht v meer informatie wensen, | dan verwijzen wij u naar de volgende websites: www.amsterdam.nl/bestuur- | organisatie/college/burgemeester/persberichten/breed-drugsprogramma-start-amsterdam en | www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisaties/organisaties/integriteit. | | Hoogachtend, | name t college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, | | | Femkg Hals | burggpneester | /
Raadsadres
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 155 Datum akkoord 15 februari 2016 Publicatiedatum 17 februari 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vraag van het lid Duijndam van 2 december 2015 inzake het huisvesten van statushoudende kunstenaars. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: In Amsterdam-West is enkele jaren geleden door het toenmalige stadsdeelbestuur besloten tot opheffing van de ateliers in de Fagelstraat, ten gunste van creatieve bedrijven. Nu het pand sinds 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid valt van de gemeente (rve Vastgoed), is gekozen voor een ander beleidsdoel: Het (tijdelijk) huisvesten van statushouders. Amsterdam heeft op 14 oktober 2015 een actieplan gepresenteerd om vluchtelingen/statushouders zo snel mogelijk te laten meedoen in de samenleving, door ze te laten instromen in het onderwijs of op de arbeidsmarkt. In het actieplan staan onder meer afspraken over het versnellen van het erkennen van buitenlandse diploma's, maar ook over het zo vroeg mogelijk inventariseren van geschikte vacatures die aansluiten op de vaardigheden en opleidingen van statushouders. Denk aan banen in de gezondheidszorg, ICT, techniek, horeca, schoonmaak, maar ook kunstenaars. Gezien het vorenstaande heeft het lid Duijndam op 2 december 2015, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vraag aan het college van burgemeester en wethouder gesteld: Is het college bereid, de mogelijkheden te onderzoeken om statushoudende kunstenaars te huisvesten in de ateliers in de Fagelstraat die binnenkort vrijkomen? Graag een toelichting. Antwoord: Het college heeft op 15 december 2015 de afweging gemaakt om het pand in de Fagelstraat niet te bestemmen voor huisvesting van statushouders, maar om het pand toe te wijzen aan onderwijs. Reden hiervoor is dat in de buurt geen andere geschikte locatie beschikbaar is voor de noodzakelijke uitbreiding van onderwijs- huisvesting (primair onderwijs), gezien de groei van het aantal basisschoolleerlingen. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng | Gemeenteblad Datum LO prun 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 december 2015 Het pand is hiermee niet meer beschikbaar voor het door de vragenstelster genoemde doel. Het college vindt het evenwel een sympathiek idee en zal hier in het kader van het actieplan vluchtelingen en werk aandacht aan besteden. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
D Gemeente Amsterdam K S B % Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop % Agenda, donderdag 4 oktober 2007 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop Tijd 13.30 tot 17.30 uur Locatie 0239 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Vragenhalfuur publiek 5 Actualiteiten 6 Conceptverslag van de besloten vergadering van de Raadscommissie KSB d.d. 28.06.07 e Tekstuele wijzigingen worden vóór de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven (CommissieKSB @raadsgriffie. amsterdam.nl} e Conceptverslag opnieuw geagendeerd door de Commissie e Verslag reeds in uw bezit 7 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie KSB d.d. 20.09.07 e Tekstuele wijzigingen worden vóór de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven (CommissieKSB @raadsgriffie. amsterdam.nl} e Verslag wordt nagezonden 8 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de Raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur”geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.amsterdam.nl/gemeenteraad. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam K S B Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop Agenda, donderdag 4 oktober 2007 Bedrijven 9 Eindrapportage onderzoekscommissie HR AEB (commissie Ringeling) © Op 26 september 2007 met de zienswijze van het college door de wethouder aan de commissieleden aangeboden © _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen 10 GVB: Bonus en malus door Stadsregio Nr. BD2007-005850 e _Doorgeschoven van de commissie van 20.09.2007 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _Deleden van commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten zijn uitgenodigd 11 Voorgenomen besluit opsplitsing Dienst Advies en Beheer Nr. BD2007-005730 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen Sport en Recreatie 12 Benoeming sportraadsleden 2007-2010 en- in afwijking op de Verordening van de Amsterdamse Sportraad- uitbreiding van het ledental met één persoon voor de duur van maximaal één jaar Nr. BD2007-003399 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht e __Kabinetbijlage ligt ter inzage bij de Raadsgriffie 13 Beantwoording raadsadres Nederlandse Kampeerauto Club Nr. BD2007-005849 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van Raadslid De Goede e _Adressant is uitgenodigd Deelnemingen en Inkoop 14 Heroverweging en beheersmatig aandacht gemeentelijke deelnemingen Nr. BD2007-005851 e _Doorgeschoven van de commissie van 20.09.2007 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen 2 Gemeente Amsterdam K S B Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop Agenda, donderdag 4 oktober 2007 Kunst en Cultuur 15 Trendrapport 2007 Cultuureducatie Nr. BD2007-005852 e _Doorgeschoven van de commissie van 20.09.2007 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Presentatie door de directeur van Mocca, mevr. P, Brandon e De leden van commissie Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd 3
Agenda
3
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 23 december 2021 Ingekomen onder nummer 868 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Flentge inzake een werk- of opleidingsplek voor lokale jongeren Onderwerp Werk- of opleidingsplek voor lokale jongeren in de Lodewijk van Deysselbuurt Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Investeringsnota Lodewijk van Deysselbuurt. Overwegende dat: — teveel jongeren in de stad en in het stadsdeel Nieuw West werkloos zijn en dus geholpen zijn met een baan, een opleidingsplek of een stageplek bij de contractpartners van de gemeente bij dit grote project; — de gemeente al afspraken maakt over social-return met haar contractpartners. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders met de contractpartners voor het project in de Lodewijk van Deysselbuurt — zoals ontwikkelaars en de woningcorporatie — en als onderdeel van de ‘social-return afspraken’ ook afspraken te maken voor een aanzienlijk aantal banen en/of opleidings- en stageplekken voor jongeren uit de stad en het stadsdeel in het bijzonder. Indiener E.A. Flentge
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 16 juni 2021 Ingekomen onder nummer 471 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Kuiper, Boomsma, Kilig en Van Soest inzake muziekschool in de nieuwe Meervaart. Onderwerp Muziekschool in de nieuwe Meervaart. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de locatie voor de nieuwe Meervaart. Overwegende dat: — het gebouw van de nieuwe Meervaart bedoeld is als centrale plek voor talentontwikkeling op het gebied van kunst en cultuur voor de bewoners uit Nieuw-West; — _ talentontwikkeling voor kunst en cultuur breder is dan theater en dans en ook muziekles hierin thuis hoort; — in de plannen voor het nieuwe gebouw vooralsnog veel oefenruimte wordt gepland voor aller- lei soorten podiumkunsten maar er vooralsnog geen ruimte lijkt te zijn voor de muziekschool die in de huidige Meervaart huist; — _ muziek en zang, net als theater en dans, een volwaardige faciliteit verdienen met oefenruim- tes en podia op een toegankelijke en centrale plek in Nieuw West; — _ talentontwikkeling op het gebied van muziek en zang dus ook thuishoren in de Nieuwe Meer- vaart; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders In de nieuw te bouwen Meervaart ook de muziekschool uit de huidige Meervaart onder te brengen. Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Indieners T. Kuiper D.T. Boomsma A. Kilic W. van Soest
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 306 Publicatiedatum 21 maart 2018 Ingekomen onder E Ingekomen op woensdag 14 maart 2018 Behandeld op woensdag 14 maart 2018 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake de ontwikkeling van een fietsparkeernorm. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nota Parkeernormen Fiets en Scooter (Gemeenteblad afd. 1, nr. 239). Constaterende dat: — In veel woonstraten schaarste is aan fietsparkeerplaatsen, waardoor er vaak hinderlijk op stoep wordt gestald; — Veel woningen niet beschikken over een eigen fietsparkeergelegenheid; — Het aantal fietsparkeerplekken vrij willekeurig wordt bepaald op basis van beschikbare ruimte. Overwegende dat: — ledere Amsterdammer moet kunnen beschikken over een fiets. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Een fietsparkeernorm te ontwikkelen waarmee, op basis van aantal bewoners en type woning, er per straat berekend kan worden hoeveel fietsparkeerplaatsen er nodig zijn. Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 1
Motie
1
discard
Samen werken aan grootstedelijke transitieopgaven Agenda G4 Nationale Omgevingsvisie Inhoud 2. Inleiding: Samenwerken aan de NOVI 3 2. Onze agenda: Vier speerpunten 5 3. Nieuwe uitdagingen: Vier thema’s 7 E u 1. Inleiding: Samenwerken aan de NOVI Het Rijk werkt aan zijn eerste Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en roept partijen op tot co-creatie. m Op welke manier zijn we in staat ruimte voor Voor de G4-steden was deze oproep aanleiding om in 2016 samen te verkennen wat de inbreng is in energietransitie en circulaire economie te de NOVI. De steden zien grote nieuwe ruimtelijke, economische en sociale transitieopgaven op zich bewerkstelligen? afkomen die impact hebben op veel Nederlanders. Daarom willen de G4, in het verlengde vaneerdere _m Hoe kunnen we onze leefomgeving aan de position papers van de vier grote steden (zie referenties), met veel energie en enthousiasme ingaan klimaatverandering aanpassen? op de uitnodiging van het Rijk, simpelweg omdat de steden fundamentele opgaven zien, die te groot m Hoe kan de nieuwe verhouding tussen stad en en te complex zijn om alleen op te lossen. Gezien de omvang en de complexiteit van de uitdagingen land en de noodzakelijke transitie naar nieuwe rust op het Rijk én op de vier grote steden een zware verantwoordelijkheid om voor deze ingewikkelde vormen van economie de economische positie opgaven een strategie uit te stippelen. van stedelijke regio’s beïnvloeden? Bij dat intensieve proces van nauwkeurige koers- zich aandienen het hoofd te bieden. Deze co-creatie _G4 maakt het onderscheid bepaling is samenwerking van het grootste belang, doet een beroep op alle betrokkenen en betekent Met een oppervlak van bijna gooo vierkante omdat de aanpak van deze opgaven binnen door haar ongekende urgentie tegelijk de vitvoering kilometer vormen de stedelijke agglomeraties van afzienbare tijd mede het verdienvermogen en de van een nieuwe verantwoordelijkheid van het Rijk. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht concurrentiepositie van Nederland bepaalt. Het een aanzienlijk deel van ons land. Die belangrijke gaat niet om zomaar een vrijblijvende vorm van Nederland staat voor grote transitieopgaven _ positie van de G4 wordt ook weerspiegeld in het samenwerking, maar om een vernieuwend, innova- Mondiale trends en ontwikkelingen vragen om een aantal inwoners: van de 17 miljoen Nederlanders tief samenwerkingsverband dat in staat is grenzen brede en alom gedeelde visie. Een visie die zich wonen er ruim 7,5 miljoen in de vier grote stedelijke te verleggen en tot verfrissende oplossingsrichtin- bovendien uitstrekt over verschillende terreinen. regio's. De verwachting is dat dit aantal rond 2024 gen te komen. Daarin is voor een breed spectrum Vijf actuele uitdagingen springen onmiddellijk in tot zon'n miljoen inwoners zal zijn gegroeid. van belanghebbenden een rol weggelegd: het Rijk, het oog: provincies, grote en kleinere gemeenten en alle Op een aantal punten onderscheiden de G4 zich van andere betrokken partijen moeten in deze nieuwe m Hoe kan Nederland de systeemsprong in duur- andere gemeenten: alliantievorm de kans krijgen hun bijdragen zo doel- zame mobiliteit ook in relatie tot de druk op de treffend mogelijk te leveren. Alleen door op basis woningmarkt bewerkstellingen? m Doorde goede en snelle onderlinge bereik- van gelijkwaardigheid gezamenlijk op alle niveaus m Hoeis het mogelijk de hoge leefkwaliteit in baarheid van de G4 stellen zij veel andere grote de krachten te bundelen zijn de vraagstukken die steden te behouden? agglomeraties op wereldniveau in de schaduw. | = Wat betreft infrastructuur en bereikbaarheid, De expertise van de Gy ligt bij uitstek in een aantal zouden de G4, opererend als één grootstedelijke maatschappelijke sectoren. Het gaat dan om werk entiteit, zelfs op wereldschaal de absolute en innovatie, twee begrippen die ten nauwste met toppositie bekleden. elkaar zijn verbonden. Het gaat om onderwijs, het m Op het gebied van werkgelegenheid kunnen de voornemen om mensen kansen te geven zich ten G4, nogmaals als één geheel, wedijveren met volle te kunnen ontplooien, maar ook om mensen stedelijke agglomeraties als Londen en Parijs. die wat minder goed kunnen leren toch aan het m Het wetenschappelijke cluster in de vier grote arbeidsproces te laten deelnemen. En het gaat om steden gezamenlijk, waarin alle universiteiten het vermogen te experimenteren, om voortdurend meetellen, is te vergelijken met dat van Londen, nieuwe wegen te zoeken om actuele en urgente Boston of San Francisco. problematiek het hoofd te bieden, waarbij het soms nodig blijkt bestaande wet- en regelgeving in een De G4 vormen momenteel een vruchtbaar samen- andere richting om te buigen of verder aan te vul- werkingsverband van de vier grootste gemeenten len. Dat is de toegevoegde waarde waarover de G4, in ons land. Door hun uiteenlopende historische beschikken, een gezamenlijke kracht die zij graag achtergronden en divers samengestelde agglome- ten dienste stellen van het samenwerkingsproces raties, vullen zij elkaar op verschillende gebieden dat met het oog op de NOVI in gang wordt gezet. goed aan. Het policentrische karakter van de G4 maakt de steden geschikt om de verwachte be- volkingsgroei te kunnen opvangen. Ook daarmee hebben de G4 een belangrijke troef in handen. Juist hun stedelijke context fungeert als actueel labora- torium voor het omgaan met allerlei veranderingen die zich nv en in de naaste toekomst voordoen in een brede waaier van maatschappelijke terreinen: van klimaatadaptatie tot werkgelegenheid, van energietransitie tot onderwijs. Dit maakt de G4 tot betrokken gesprekspartners voor de complexe vitdagingen waarop de NOVI voor de komende tijd passende antwoorden wil bieden. |. 2. Onze agenda: vier speerpunten De G4 werkt graag mee aan een NOVI die niet De Nationale Omgevingsvisie biedt zodoende een alleen een Rijksvisie is, maar een breedgedragen uitgelezen kans om gezamenlijk te werken aan een Nationale Omgevingsvisie, die ook bijdraagtaan visie op de toekomst van Nederland. Bovendien de ontwikkeling van de Nederlandse steden en biedt het een uitgelezen mogelijkheid om de het metropolitane netwerk die de steden onder- publieke meerwaarde te vergroten door het samen- ling verbindt. Deze stedelijke opgaven beperken spel met andere publieke partijen een impuls te zich niet tot de gemeentegrenzen, maar zijn van geven. Een nieuwe, nog niet eerder vertoonde vorm nationaal belang. van co-creatie is nodig om de grote transitieopga- ven aan te kunnen, maar ook om investeringskracht Het proces van de NOVI biedt een kans om deze van pensioenfondsen en beleggers te verbinden agenda inhoudelijk te verdiepen en in een vernieu- aan belangrijke maatschappelijke opgaven van wende gezamenlijke aanpak waarin Rijk, regio en Nederlandse steden. maatschappelijke partners samen optrekken tot innovatieve resultaten te komen. Het biedt tevens De G4 voelen zich in hoge mate verantwoordelijk goede mogelijkheden om de koppeling te leggen om een bijdrage te leveren aan het bieden van tussen lopende trajecten vanuit de G4 (Werkgroep oplossingen voor de uitdagende transitieopgaven. voor Duurzame Groei, Werkgroep Mobiliteit), Samen met het Rijk en andere betrokken partijen lopende Rijkstrajecten (REOS, vernieuwing MIRT, willen wij op zoek gaan naar de grote opgaven van Agenda Stad etc.) en voorstellen van de Raad de toekomst. Welk onderzoek is nodig om adequaat Openbaar Bestuur (ROB) en Raad voor Financiële op deze opgaven te kunnen inspelen? Integrale Verhoudingen (RFV). Andere partijen, zoals het kennisontwikkeling en -uitwisseling behoren tot de samenwerkingsverband van plattelandsgemeenten _ concrete initiatieven die wij samen met anderen P1o en het Stedennetwerk G32, hebben hun positie willen oppakken om passende oplossingen te inmiddels al bepaald, of zijn daarmee bezig. vinden voor concrete vraagstukken van de steden. | Het gaat dan om de volgende vier speerpunten: 1. _ AANBOREN VAN INNOVATIEF VERMOGEN 3. DUURZAME ENERGIETRANSITIE Het innovatieve vermogen van de grote steden gebruiken om richting Het creëren van ruimte voor de energietransitie die diep in de sa- te geven aan sociale, ruimtelijke en economische vraagstukken van menleving zal ingrijpen en het tot stand brengen van een duurzame, morgen en het behoud van de internationale concurrentiepositie van circulaire economie. Deze moeten mede met het oog op en met behulp de Nederlandse steden. Daarbij is het zaak de ruimtelijke consequenties van innovatieve ontwikkelingen op het terrein van klimaatmitigatie en of voorwaarden van inclusieve steden te verkennen door o.a. het ont- -adaptatie gestalte krijgen. wikkelen van nieuwe attractieve kennis, innovatie en businessmilieus of campussen met internationale allure. 2. _BINNENSTEDELIJKE VERDICHTING 4. _ VERNIEUWING VAN DE RELATIE TUSSEN STAD EN LAND Het tot stand brengen van de binnenstedelijke verdichtingsopgave. Het creëren van ruimte voor een nieuwe relatie tussen stad en land, Dit moet plaatsvinden in nauwe samenhang met de opgaven die zich met speciale aandacht voor (nieuwe vormen van) openbaar vervoer en voordoen op het gebied van binnenstedelijke bereikbaarheidsopgave, duurzame mobiliteit en kwaliteit van het landschap. gezondheid, verbetering van leefkwaliteit en de verduurzaming van de stad. IJ Samen werken aan grootstedelijke a transitieopgaven. IJ 1 < Le $ dw zer 4 k Zedd _ 7. GN Yv ef _ } baie \ \ J en B ) | _ 7, | 5): 6 > „Ai A uurzame Aanboren van innovatief ws BSE hj Sz) Ù energietransitie. vermogen, OU D Nil 2 4 it la , ne | ) 9 Z OP nebo DS België ‘ Senn G A DD Ò OO Eon 0 PS de ej IT D a 000 Eed © 7 ES arnieuwir van de relatie | E eh an Oan Eid anosl Er tussen stad en land, N Z ; 8 fl Ed e zn DT Uien UAE enen 1e - Ò| = C) 5 ef est | Ì Er ROR VEE za (5 ! A TAM ed Af olm EEE mn ORD | 1, 0 (72 | TE or el En PS ID UB 75 je a) ANA EN DE SED: IN Ief Binnenstedelijke verdichting. Orr \ í 7 E u u u 1 3. Nieuwe uitdagingen: vier thema’s Over de hele wereld worden steden steeds meer Veel nieuwe woningen worden gebouwd in nieuw- die vraagt wel voortdurende aandacht. Bij de gezien als hét platform waarop nieuwe opgaven bouwprojecten, maar ook door transformatie van concurrentie tussen stedelijke regio’s neemt het zich manifesteren. Steeds meer mensen wonen in leegstaand en leegkomend vastgoed. Behoud en belang van een goed woon- en leefklimaat en van de stad, of stedelijke regio’s. In Nederland woont _ gebruik van cultuurhistorische waarden is vitgangs- hoogkwalitatieve vestigingslocaties toe. Stedelijke nu al meer dan 7o procent van de bevolking in punt bij de verdichtingsopgave. Ook duurzaamheid regio’s met schone lucht, weinig milievoverlast, stedelijk gebied. Tal van nationale en internatio- gedijt beter in hoge dichtheden: afstanden worden veel groen en ruimte voor actieve mobiliteit en nale studies bevestigen de hernieuwde aandacht korter, autogebruik teruggedrongen, CO2-verbruik bewegen hebben de toekomst. Steden kunnen op voor steden in de moderne netwerksamenleving gaat omlaag, de ecologische footprint wordt kleiner. deze manier ook een belangrijke bijdrage leveren die draait om kennis en interactie. Kern van aan het beperken van CO2-uitstoot door beperking deze studies is dat steden ankerpunten zijn waar Door de populariteit van de grote steden neemt de van het energieverbruik, efficiënt gebruik van mensen, goederen en informatie samenkomen, druk op de woningmarkt toe. Om die ontwikkeling fossiele brandstoffen, het toepassen van duurzame kortom: de knooppunten van economische, op te vangen is het noodzakelijk perspectieven te energie en de nadruk op de rol van fiets, voetganger sociale en culturele interactie. De vier in het bieden aan zowel hoger als lager opgeleiden. De en openbaar vervoer. Daarnaast moeten juist de vorige hoofdstuk genoemde speerpunten zijn toenemende bedrijvigheid in de steden verandert grote steden worden voorbereid op onontkoom- uit te werken binnen de vier grote thema’s diede het karakter van sommige buurten in de stad. De bare temperatuurstijging door het voorkomen opgaven voor de toekomst in grote lijnen zullen kennisintensieve en creatieve economie en de op- van hittestress, verdroging en wateroverlast, het bepalen. komende maakeconomie nestelen zich bij voorkeur stimuleren van waterbergend vermogen en de in hoogstedelijke interactiemilieus. De groei van doorstroming van water. Rijkswaterwegen die door 1. Next Cities deze steden gaat dan ook gepaard met enorme steden lopen zijn méér dan alleen snelwegen voor De vier grote steden, en in steeds grotere mate ook investeringen in de stad. De G4 staan bij grote nati- schepen: ze voegen ook kwaliteit toe aan de stad. Eindhoven, vormen gezamenlijk het kloppende hart onale en internationale investeerders goed op het van het Nederlandse stedennetwerk. De populariteit netvlies, maar bieden ook steeds meer ruimte aan De toenemende populariteit van de stad én de van deze steden neemt nog altijd toe. Om de groei kleine bouwers, ondernemers en particulieren die ambitie om de verblijfsfunctie van de openbare van de steden te faciliteren én het waardevolle land- graag in de stad hun droomhuizen verwezenlijken. ruimte te versterken, maken een systeemsprong schap te behouden staan steden voor een enorme in mobiliteit noodzakelijk. We zoeken daarbij naar verdichtingsopgave. Door de steden compacter te Eén van de belangrijkste vestigingsfactoren van het juiste evenwicht tussen de capaciteit van de ontwikkelen stijgt eveneens de arbeidsproductiviteit. Nederlandse steden is de hoge leefkwaliteit, maar infrastructuur en de omvang van nieuwe ruimtelijke |, ontwikkelingen. Ruimtelijke intensivering in deste- productie van goederen en energie dichterbij de hebben voor uiteenlopende aandachtsgebieden den biedt kansen voor meer duurzame en efficiënte consument plaatsvindt. Anders geformuleerd: er als omgaan met energie, het in goede banen leiden mobiliteit door een beter draagvlak voor gebruik liggen steeds meer mogelijkheden om behalve van verkeersstromen, maar ook op het gebied van van het openbaar vervoer. Deze verbeterde vormen __ consument zelf ook producent te zijn. De Next zorg, educatie en cultuur is hiervan te profiteren. van mobiliteit zullen eveneens een cruciale rol Economy is gebaseerd op kleinschalige en lokaal Het gaat om een veelheid van diensten ten bate van spelen in de verdere verbetering van de verbinding georganiseerde netwerken van producenten en inwoners en hun omgeving. tussen stad en platteland. consumenten en ontwikkelt zich het snelst in dichtbevolkte stedelijke gebieden. 3. Next Society 2. Next Economy De Next Society brengt zoveel veranderingen met Steden moeten slimmer worden ingericht, zodatwe _ Steden zijn dé plek waar kennis, kunde en kapitaal zich mee, dat iedereen zich daaraan moet aan- minder afhankelijk worden van fossiele brandstof samenkomen. De vestigingsvoorwaarden voor de passen. De grote vraag is hoe steden perspectief en veel efficiënter gebruik kunnen maken van zowel Next Economy zijn anders dan die van traditio- kunnen bieden aan een ieder om zich te ontwikke- hernieuwbare energiebronnen, als steeds schaar- nele sectoren. Scheidslijnen tussen economische len en een bijdrage te kunnen leveren aan de Next ser wordende grondstoffen. De Next Economy activiteiten vervagen en ook de traditionele Society. In principe zou bijscholing voor iedereen wordt gedreven door innovaties op het gebied van scheiding van economische functies in de ruimtelijk daarom noodzakelijk zijn. Steden willen hun nieuwe toepassingen van slimme netwerken en ordening werkt niet meer. De transitie naar de Next _ roltrapfunctie weer op gang brengen door zoveel data science. Bovendien draait de Next Economy Economy vraagt om nieuwe spelregels, maar vooral mogelijk mensen in de gelegenheid te stellen om te niet op fossiele brandstof, maar op hernieuwbare, ruimte voor experimenten om nieuwe combinaties profiteren van de kansen die de stad biedt. Educatie COz2-neutrale energie. Zodoende biedt de Next van economische activiteiten mogelijk te maken. is daarin het sleutelwoord. Steden zijn succesvol Economy kansen om de negatieve effecten op het Daarbij is de transitie van een economie die wordt als ze erin slagen alle bewoners de mogelijkheid te milieu te verkleinen en stappen vooruit te zetten aangedreven door fossiele energie naar een eco- bieden om zich te ontplooien. Cruciaal is de opgave in de richting van een meer duurzame economie. nomie die draait op duurzame energie een grote om mensen met een minder hoge opleiding toch bij Voorbeelden van ontwikkelingen die reeds in gang maatschappelijke opgave. het arbeidsproces te betrekken. zijn gezet zijn de verduurzaming van het woning- bestand en het introduceren van een warmtenet in Technologie speelt in deze Next Economy een Het risico bestaat evenwel dat niet iedereen deze verschillende steden. belangrijke rol. De trend die nu al in verschillende veranderingen kan bijbenen en moeite heeft om steden in gang is gezet om te komen tot een Smart _aan te haken bij de nieuwe omstandigheden. Het De snelheid van technologische vernieuwing is de City kan verder worden uitgewerkt. Dat betekent is met het oog daarop de vraag hoe we steden zo afgelopen decennia enorm toegenomen. Door de dat volop gebruik wordt gemaakt van ict (in de kunnen inrichten dat een inclusieve samenleving soms ontwrichtende kracht van deze technologi- vorm van open data en breedband) en dat de stad ook in de toekomst gewaarborgd blijft. Inwoners sche innovaties verdwijnen veel banen en blijken zich actief ontplooit tot proeftuin voor bedrijven en _ zijn het sociaal kapitaal van de stad. Maar zoals oude verdienmodellen niet meer te werken. Nieuwe _kennisinstellingen. De toepassingen, die de digitale gezegd profiteert niet iedereen (evenveel) van de technologieën maken het anderzijds mogelijk dat infrastructuur overstijgen, kunnen grote gevolgen groei van de steden en technologische innovaties. ‚| Werkloosheid, een laag opleidingsniveau, afhanke- recreatie. Ook internationaal gezien is hoger Referenties: lijkheid van voorzieningen, gezondheidsproblemen, onderwijs een belangrijke factor. m Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de hoge energielasten en leefbaarheidsproblemen m Tenslotte blinken steden uit in verscheidenheid, Uitnodiging concentreren zich in mindere wijken in en rondom inwoners met diverse culturele en sociaal econo- mm G4 Investeringsstrategie steden. Tegelijkertijd wordt wonen en leven in de mische achtergronden leven ersamen. Datgaat wm G4, Resetting Cities stad steeds duurder. Bij veel mensen neemt de on- alleen niet vanzelf. In de stad nemen verschillen m G4, Het draait om de Steden zekerheid toe en ze herkennen zich steeds minder tussen groepen toe en dat brengt grote risico's m Gemeente Den Haag, Central Innovation Districts in de oplossingen die worden aangeboden door het met zich mee. Verbinden is belangrijk voor de m Roadmap to Next Economy, MRDH politieke systeem en de traditionele instituties. veerkracht van steden. Sociale voorzieningen m Raad van Openbaar Bestuur, Maak Verschil moeten vitnodigen om mee te doen. m Gemeente Amsterdam, Koers 2025 Steden zijn bij uitstek de plek waar sociaal eco- m Ministerie van Infrastructuur en Milieu, nomische problemen zich concentreren en waar 4. Next Governance Bestuurlijke Notitie REOS geëxperimenteerd moet worden om nieuwe sociale Uit het rapport Maak Verschil van de Raad van m BZK, Kamerbrief Agenda Stad arrangementen te ontwikkelen. Vier onderdelen Openbaar Bestuur wordt één ding heel duidelijk: de wm Jaar van de Ruimte, Manifest 2040 spelen een belangrijke rol: economische en maatschappelijk opgaven, zoals m Pio Position Paper m Allereerst zijn werk en onderwijs cruciale hier beschreven, manifesteren zich steeds nadruk- m G32, Eerste bod G32 NOA/NOVI factoren om inwoners te laten meedoen in de kelijker in stedelijke regio’s. Het rapport maakt ook m Aanbod van de 12 provincies voor de Nationale stad. Voldoende werkgelegenheid, goede sociale duidelijk dat stedelijke opgaven per definitie inte- Omgevingsvisie voorzieningen en aantrekkelijk onderwijs voor graal zijn en zich niet houden aan sociaal of bestuur- _m NS, HTM, RET, GVB, Qbuzz, Contouren voor een de meest kwetsbare inwoners voor nu en de lijk geconstrueerde grenzen. Tegelijkertijd worden nieuw Nederlands mobiliteitsplan toekomst zijn van groot belang. opgaven steeds contextspecifieker: de aard en m G4/Randstad, Prof. G. Clark m Vervolgens het thema gezonde stad, omdat omvang van opgaven verschillen per stad en regio. m Neprom, De nieuwe opgaven mensen ouder worden en langer thuis willen Dat betekent dat de inrichting en werkwijze van het blijven wonen. Vitaliteit van jong en oud krijgt openbaar bestuur voldoende adaptief moet zijn om steeds meer aandacht. Preventie van ziekte en hier efficiënt op in te kunnen spelen. Op dit moment gezonde voeding worden steeds belangrijker. is het openbaar bestuur nog te uniform ingericht en Investeren in sport en groen werkt verbindend in zijn werking te weinig flexibel. Nationaal beleid, en is tevens gezondheid bevorderend. regelgeving en bestaande financieringsmodellen zijn m Daarvoor moet de stad aantrekkelijk zijn: veelal gestold op verouderde principes van verde- kwaliteit van leven speelt een steeds grotere lende rechtvaardigheid. Hoe de bestuurlijke aanpak rol in het concurrerend vermogen van steden. het beste kan worden vormgegeven, welke arran- Daarbij gaat het onder meer om cultuur, erfgoed __gementen gemaakt dienen te worden en op welke en goede onderwijs- en sportvoorzieningen en schaal het zwaartepunt ligt verschilt per opgave. |. Deze agenda is het initiatief van de G4-gemeenten en wordt gesteund door de volgende organisaties: X Gemeente En ee 7 % Amsterdam ei af EAS % Den Haag Gemeente Utrecht Gemeente Rotterdam
Onderzoeksrapport
12
train
Goudjakhalzen uitzetten als regulerende factor voor de damhertpopulatie? Vincent van der Spek Adviseur natuurbeheer Waternet m.m.v. Catherine Decanniere (jurist, Waternet) en Glenn Lelieveld (Zoogdiervereniging) Samenvatting Uit een verkenning naar aanleiding van de vraag van Dhr. R.J. Groen op 27 februari 2020 over de mogelijkheden tot een experiment met Goudjakhalzen in de Amsterdamse Waterleidingduinen blijkt dat het uitzetten van jakhalzen juridisch niet mogelijk is, ecologisch vermoedelijk niet haalbaar, en voor het reguleren van de damhertenpopulatie niet effectief. Goudjakhalzen zijn opportunistische omnivoren, “scharrelaars” en niet zo zeer jagers. Een dieetstudie naar Goudjakhalzen wijst uit dat knaagdieren het hoofdbestanddeel vormen, en dat hoefdieren maar een (zeer) klein deel van het dieet uitmaken, en dat dit ook voor de Nederlandse situatie zo voorspeld wordt. De kans dat zij de populatie damherten kunnen reguleren, wordt op basis van hun ecologie dus als nihil ingeschat. De in de vraag opgenomen geciteerde tekst van Wolven in Nederland (die juist aangaf dat ze in de Waterleidingduinen de hertenstand zouden kunnen reguleren), is op basis van nieuwe inzichten van de website verwijderd (mededeling Glenn Lelieveld, Zoogdiervereniging; beheerder van de website). Een in 2018 in opdracht van de Zoogdiervereniging uitgevoerde studie merkt de Amsterdamse Waterleidingduinen op basis van de habitatvoorkeuren bovendien niet als geschikt leefgebied aan, wat vraagtekens zet bij de slagingskans van een theoretische introductie. Het is onder de wet Natuurbescherming (Artikel 3.34 lid 1) tot slot verboden om dieren in de natuur uit te zetten. Soorten die ooit in Nederland voorkwamen maar uitgestorven zijn, kunnen onder voorwaarden teruggebracht worden, maar Goudjakhals is een nieuwkomer en valt daarom onder dit verbod. Het uitzetten van jakhalzen is daarmee juridisch niet mogelijk. Ecologisch De Goudjakhals (Canis aureus) is een hondachtige die in grote delen van noordelijk Afrika, westelijk Azië en het zuidoosten van Europa voorkomt. Er zijn 12 ondersoorten. De soort breidt zich de laatste jaren flink uit en werd in februari 2016 voor het eerst in Nederland waargenomen (Wennink & Lelieveld, 2018). In tegenstelling tot de wolf, die een echte vleeseter is, is de Goudjakhals een omnivoor en een opportunist. Eerder viel op Wolven in Nederland te lezen: “In een gebied als de Amsterdamse Waterleidingduinen zouden jakhalzen dan ook een natuurlijke rem op de damhertenpopulatie kunnen vormen, vooral ook omdat ze kleinere territoria hebben dan wolven en dus in hogere dichtheden voor kunnen komen.” Meer kennis over de soort, o.a. door gericht onderzoek naar de voedselkeuze (Lange, 2019) heeft tot een ander inzicht geleid. Wolven in Nederland heeft deze passage om die reden dan ook van de website verwijderd (mededeling Glenn Lelieveld, Zoogdiervereniging). Het stapelvoedsel (250% van het totale gewicht van hun voedsel) bestaat uit knaagdieren (Wilson & Mittermeier, 2009; Lange, 2019), gedomesticeerde dieren staan op de tweede plaats en hoefdieren maken maar iets meer dan 10% van het gewicht van het dieet uit (Lange 2019; Figuur 1). Dat het om gewichten gaat, kan een misleidend beeld geven: voor 50 kg knaagdieren is op duizenden dieren gejaagd, terwijl één hert van 10 kg een grote representatie geeft in de tabel. Het belang van knaagdieren in aantallen is dus vele malen groter, en dat van hoefdieren juist nihil. Dus hoewel Goudjakhalzen in staat zijn om op kalveren van reeën- en damherten te jagen, betekent dat niet dat ze een populatie reguleren: daarvoor maakt het een veel te klein deel uit van het dieet. Er zijn elders in Europa ook geen aanwijzingen dat dit gebeurt. Het effect op damherten schatten wij daarmee (te) laag in om regulerend te werken. “[…]aside from the hunting of small mammals and the occasional piglet, the golden jackal can be considered a forager rather than a hunter, mainly searching for carcasses and fruits.” (Lange, 2019) 100.0 % 90.0 > E 80.0 Le, 5 70.0 MLagomorphs 5 60.0 8 Plants © 50.0 ij = Ungulates 5 40.0 u B Domestic animals se 30.0 E Small mammals 8 20.0 = ca & 10.0 0.0 Spring Summer Autumn Winter Figuur 1. Dieet van Goudjakhalzen in Europa op basis van biomassa (dus: :gegeten kilogrammen”) (uit: Lange, 2019). Afhankelijk van het voedselaanbod zijn territoria 1,1 — 20 km? groot. Territoria bestaan doorgaans uit 1-3 dieren. Dat is vergelijkbaar met de wolf: ze leven in roedels met jongen die, als ze groter worden, uit het territorium gedreven worden’. In India was slechts in 20% van de gevallen sprake van territoria van >3 dieren (Wilson & Mittermeier, 2009). Een studie naar potentieel geschikte gebieden in Nederland op basis van habitatvoorkeur van de soort voorspelt, ook in het model met de hoogste bezetting, is de Amsterdamse Waterleidingduinen geen sleutelgebied voor de soort (Wennink, 2018). Het gebied hoort daarmee niet tot de geschikte locaties in Nederland. The Netherlands mapped according to habitat suitability including core areas, highly suitable areas and suitable areas Nl ud =E re ; en : Ec B Ss Pr ge (od RE eene eu Legend £ TW EN Core areas : kene bre WB Hiohty suitable areas NE WT RN ___ Suitable areas Ate B : si vj 8 en is rl Er Ek High suitabikity, Law suitabikty b ri r gee 4 25 0 25 50 75 100km gi pn As ; ge E mh nn ___ Arre dn ken Ek she a Ee Fe k labs ee Ee D le [4 jm) dk par. ee. re s EES pd ern ed EEN nmr ak en en nen De Vin eter e, Ed ni EE ed $ he er 7 Pr 5 5 En pe” : s in El Ë 5 dan erk Er dt Ke ij Kl: 4 En E Ö. Er dt 4 ee AA Pe hd d Eed a Ie 4ri er d f Figuur 2. Potentieel habitat voor Goudjakhalzen in Nederland: de Amsterdamse Waterleidingduinen maken daar geen deel van uit (uit: Wennink, 2018) Juridisch Uitzettingen van dieren zijn gebonden aan (strikte) juridische regels: dat mag niet zo maar. Artikel 3.34 lid 1 van de Wet natuurbescherming stelt dat het verboden is dieren in de vrije natuur uit te zetten. Er is daarbij een verschil tussen introduceren (bij dieren die niet van oudsher in Nederland voorkomen) en herintroduceren (bij dieren die van oudsher in Nederland voorkomen, maar (lokaal) zijn uitgestorven; dit is dan een natuurherstelmaatregel). Goudjakhalzen worden beschermd onder de Habitatrichtlijn en omdat sprake is van natuurlijke (dus niet door de mens geïnitieerde) uitbreiding, zijn ze ook in Nederland beschermd. Het betreft geen soort die in vroeger tijden voorkwam, maar een nieuwkomer, en daarmee is het geen herintroductie maar een introductie. De beleidslijn herintroductie is dus niet van toepassing. Het introduceren van Goudjakhalzen is daarmee juridisch niet toegestaan. Wanneer Goudjakhalzen op natuurlijke wijze de Amsterdamse Waterleidingduinen bereiken, is dat een zeer welkom natuurlijk proces. De kans dat ze dan daadwerkelijk regulerend op zullen treden, wordt als nihil beschouwd. Literatuur Lange, P.N.A.M.J.G, 2019. Diet composition prediction for the golden jackal (Canis aureus) in the Netherlands. Zoogdiervereniging, Nijmegen/ Wageningen University, Wageningen. Wennink J. & G. Lelieveld, 2018. Goudjakhals op weg naar Nederland. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Wennink, J., 2018. Habitat requirements assessment and Habitat Suitability Analysis of the golden jackal (Canis aureus) for the Netherlands. Zoogdiervereniging, Nijmegen/ Wageningen University, Wageningen. Wilson, D.E. & Mittermeier, R.A. 2009. Golden Jackal. Handbook to the Mammals of the World. Volume 1: Carnivores, 417-418. Lynx Edicions, Barcelona. Wolven in Nederland: Goudjakhals (website in beheer bij Zoogdiervereniging)
Schriftelijke Vraag
4
discard
Termijnagenda 2013 stadsdeel Zuid DFV _ TA=Ter Advisering aan de deelraad TB = Ter Bespreking TK = Ter Kennisgeving TV = Ter Vaststelling Nr. \Agenda Onderwerp Portefeuil) Data Uigesteld, Soort Cie Data Raad Soort {Opmerkingen/motivering lehouder {Commissie e datum |behandeli behandelin n Cie Migratie ICT (het betreft een stedelijke ontwikkeling) _|JB 10-apr-13 |11-dec-13 TB DFV nvt Afgedaan met het TK-stuk Ontwikkelingen ICT binnen het stadsdeel in de commissie van DF&V van 11 november. 23 Shisha lounges en blowverbod PS 12-jun-13 |11-dec-13 TK DFV nvt Het stadsdeel is afhankelijk van informatie burgemeester 26 [Cie Koninginnedag: evaluatie PS 11-sep-13 |11-dec-13 TK DEV nvt De stedelijke evaluatie wordt eind oktober vrijgegeven. __|TK _\KENNISNAME nn _ [78 BESPREKING A _\TA ADVISERING AAN DE RAAD ee ___|TV VASTSTELLING A mn A 4
Agenda
1
train
VN2021-004601 issi i Wonen > 4 Gemeente vaadscommse voor oe et Or, W B lerenwelzijn, enbare KUIMtTe en aroen, KEInigin % Amsterdam Jp di Voordracht voor de Commissie WB van 03 maart 2021 Ter kennisneming Portefeuille Bouwen en Wonen Agendapunt 19 Datum besluit Onderwerp Opzet wijkenrapportage ‘gemengde stad’ De commissie wordt gevraagd 1. _Kenniste nemen van de opzet wijkenrapportage zoals toegezegd tijdens de vergadering van de raadscommissie Wonen en Bouwen op 2 september 2020, bij de bespreking van het rekenkamerrapport ‘gemengde stad’, en 2. kennis te nemen van de toelichtende brief van de wethouder bij deze opzet. Wettelijke grondslag Artikel 169 Bestuurlijke achtergrond Tijdens de bespreking van het rapport in de raadscommissie Wonen en Bouwen (2 september 2020) heeft wethouder Ivens, naar aanleiding van een vraag van de heer Hammelburg (D66), toegezegd uit te laten zoeken of het mogelijk is om meer integraal op wijkniveau te rapporteren over diverse aspecten die van invloed kunnen zijn op de gemengdheid. De opzet om die wijkenrapportage tot uitvoering te brengen, leest u in de bijlage vitvoeriger met daarbij de toezegging om de informatie over gemengdheid van wijken nog transparanter klaar te zetten in dashboards en op websites. De wijkenrapportage zelf kunt v tegemoet zien in het derde kwartaal van 2021. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.4 1 VN2021-004601 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Wonen % Amsterdam ‚ _ ‚ Oe % Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Voordracht voor de Commissie WB van 03 maart 2021 Ter kennisneming AD2021-016574 Brief opzet wijkenrapportage gemengde stad.pdf (pdf) AD2021-016569 Commissie WB Voordracht (pdf) AD2021-016575 Opzet wijkenrapportage gemengde stad. pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie Wonen, Kees Dignum, 06-83622710, [email protected] Gegenereerd: vl.4 2
Voordracht
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 378 Datum indiening 4 maart 2020 Datum akkoord 6 april 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden De Jong en Flentge inzake de verkoop van sociale huurwoningen in stadsdeel Zuid Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: De gemeente Amsterdam, de woningcorporaties (verenigd in de AFWG) en de huurderskoepels (verenigd in de FAH) hebben in november 2019 samenwerkingsafspraken voor de periode 2020 t/m 2023 vastgesteld. Volgens deze afspraken zijn corporaties “terughoudend met woningverkopen” in gebieden waar het percentage sociale huur (corporaties en particulier bezit) in de woningvoorraad onder de 45% ligt of met een percentage sociale huur boven de 45%, maar waar de ontwikkelingen in de particuliere sociale woningvoorraad een groot effect kunnen hebben op de sociale woningvoorraad. Alle gebieden in stadsdeel Zuid (Oud-Zuid, Buitenveldert/Zuidas en de Pijp/ Rivierenbuurt) vallen hieronder. Ook is afgesproken dat in Oud-Zuid en Buitenveldert/Zuidas de sociale woningvoorraad minimaal gelijk blijft. Huurdersorganisaties signaleren dat De Alliantie sinds 1 januari 2020 al 10 sociale huurwoningen in stadsdeel Zuid in de verkoop heeft gezet. Gezien het vorenstaande hebben de leden De Jong en Flentge, respectievelijk namens de fracties van GroenLinks en SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Klopt het dat De Alliantie in stadsdeel Zuid al 10 woningen in de verkoop heeft gezet sinds 1 januari 2020? Antwoord De Alliantie heeft aangegeven dat dit klopt. 2. Hoeveel sociale huurwoningen gaat De Alliantie dit jaar toevoegen in Amsterdam Zuid en de verschillende gebieden? Hoeveel sociale huurwoningen gaan andere woningcorporaties dit jaar toevoegen in Amsterdam Zuid’? Antwoord In de Samenwerkingsafspraken 2020-2023 zijn collectieve afspraken gemaakt over de groei van de woningvoorraad en de productie van nieuwbouwwoningen. 1 https://www.nul20.nl/huurdersverenigingen-maken-bezwaar-tegen-verkoop-sociale- huurwoningen-amsterdam-zuid 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 6 ori 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 4 maart 2020 Er zijn geen individuele afspraken gemaakt met corporaties. Er zijn verder geen afspraken gemaakt over jaarlijkse toevoeging in Amsterdam. In de Samenwerkingsafspraken zijn over de ontwikkeling van de voorraad afspraken gemaakt over de groei voor de duur van de afspraken. Deze afspraken over de groei zijn gebaseerd op de oplevering van gemiddeld 2.500 woningen per jaar (meerjarig gemiddelde) en zijn niet per stadsdeel vastgelegd. 3. Hoe verhouden deze verkopen zich tot de afspraken in de samenwerkings- afspraken dat corporaties “terughoudend met woningverkopen” omgaan in onder andere Amsterdam Zuid’? Antwoord Zie de beantwoording bij vraag 6. 4. Hoe verhouden deze verkopen zich tot de afspraak dat in Oud-Zuid en Buitenveldert/Zuidas de sociale woningvoorraad minimaal gelijk blijft in de periode 2020 t/m 2023? Antwoord Zie de beantwoording bij vraag 6. 5. Is het college bereid vinger aan de pols te houden en te monitoren of genoeg sociale huurwoningen bijgebouwd worden in gebieden in stadsdeel Zuid, en daarover het gesprek aan te gaan met de woningcorporaties? Antwoord Zie de beantwoording bij vraag 6. 6. Watis de consequentie als het aantal sociale huurwoningen van woningcorporaties in gebieden van stadsdeel Zuid in het eerste jaar van de samenwerkingsafspraken (dus op 1 januari 2021) gedaald is? Antwoord op vragen 3 t/m 6: In de Samenwerkingsafspraken zijn voor acht gebieden afspraken vastgelegd over het behoud van de menging in de gebieden. De afspraken gelden voor de periode 2020-2023 en worden jaarlijks gemonitord. Voor Oud-Zuid betekent dit dat de absolute voorraad sociale en middeldure huurwoningen in het bezit van corporaties minimaal gelijk blijft in de periode 2020- 2023. Om dit te bereiken zijn de corporaties terughoudend met de verkoop en zien we het als een gezamenlijke opgave om nieuwe plannen te ontwikkelen om de voorraad sociale huurwoningen van corporaties te laten toenemen. Het signaal dat de verkoop nu wel hard gaat, is overgebracht naar de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWGC) en De Alliantie. Zij benadrukken dat ze ook echt in dit gebied sociale huurwoningen willen toevoegen en dat de AFWC de verkopen van de verschillende corporaties in deze gebieden in de gaten houdt. Het college bewaakt dit door de afspraken jaarlijks te monitoren. Mocht na het eerste jaar blijken dat de voorraad sociale en middeldure huurwoningen in het bezit van corporaties is gedaald, dan dient dit in de navolgende jaren te worden gecompenseerd. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R weing 18 Gemeenteblad ummer - =. Datum 6 april 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 4 maart 2020 Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1108 Publicatiedatum 4 oktober 2017 Ingekomen onder AE Ingekomen op woensdag 27 september 2017 Behandeld op woensdag 27 september 2017 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van de leden Geenen en Nuijens inzake de Investeringsnota Sluisbuurt (geen onderscheid). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1047). Constaterende dat: — Erínde Sluisbuurt woningen voor studenten en jongeren gebouwd worden. Overwegende dat: — Het voor jongeren onwenselijk is tegen elkaar uitgespeeld te worden; — Onderscheid tussen jongeren onwenselijk is. Besluit: 1. Toe te voegen aan het raadsbesluit: De volgende zinnen toe te voegen na besluit 4c: ‘Er in de toewijzing van bewoners aan de te realiseren woningen voor studenten/jongerenwoningen geen onderscheid wordt gemaakt tussen jongeren (al dan niet studerend of werkend)” 2. En verzoekt het college de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan te passen. De leden van de gemeenteraad T.A.J. Geenen J.W. Nuijens 1
Motie
1
discard
X Gemeente Gemeenteraad RAAD % Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 15 september 2021 Ingekomen onder nummer 660 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden EI Ksaihi en IJmker inzake sturen op resultaten Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Raadsinformatiebrief ‘Inkopen met Invloed, Leidraad Sociaal Opdrachtgeverschap. Constaterende dat: — De gemeente Amsterdam jaarlijks meer 2 miljard euro aan producten en diensten inkoopt en dat dit mogelijkheden biedt om extra maatschappelijk impact te realiseren voor de stad en daarmee een bijdrage kan leveren aan het realiseren van de maatschappelijke doelstellingen (sociaal en duurzaam) van de stad; — de nota “Inkopen met Invloed” het college een handvat biedt om te sturen op het realiseren van maatschappelijke doelen in haar inkoop beleid; — de mogelijkheden aanzienlijk groter zijn dan de reguliere 5% social return bij inkoop trajecten; — de “Leidraad Sociaal Opdrachtgeverschap” concrete handvatten aan inkopers biedt om in inkooptrajecten de sociale doelstellingen daadwerkelijk te integreren. — _Ergoede voorbeelden zijn in de samenwerking met Pantar en bij aanbestedingstrajecten van bijvoorbeeld de inkoop van de catering, beveiliging en bloemen. Hier realiseren leveranciers in samenwerking met de gemeente daadwerkelijk extra impact: meer mensen die moeilijk kunnen toetreden tot de arbeidsmarkt een zinvolle baan. Daarmee realiseert de gemeente haar beleid om juist deze groep te ondersteunen. Overwegende dat: — _ het aantal inkooptrajecten dat sociaal wordt ingevuld nog heel beperkt blijft; — Dat daarmee nog maar zeer klein deel van de inkoop als ‘sociale inkoop’ kan worden aangemerkt; — Dat met kennis en ervaring van nu en de instrumenten vastgelegd in de genoemde publicaties het mogelijk en wenselijk is om sociaal inkopen op te schalen — Het de gemeente geen extra investeringen kost om dit te bewerkstelligen Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — Voor het sociaal inkopen te gaan werken met het sturen op resultaten — Te onderzoeken hoe er voor de raad een sturingsinstrument kan worden ingericht met betrekking tot de jaarlijks gerealiseerde sociale inkoop — In dit onderzoek concrete doelstellingen en eventuele pilots zwaar mee te laten wegen — En de raad in kwartaal 1 van 2022 te informeren over het onderzoek Indieners Y. el Ksaihi E.C. IJmker
Motie
2
train
Motie Datum raadsvergadering 13 juli 2022 Ingekomen onder nummer 282 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Kreuger inzake reservering aanleggen voor ov Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, gehoord de beraadslaging over het inkrimpen van het openbaar vervoer, Overwegende dat: — het cruciaal is dat Amsterdam over een hoogwaardig ov-netwerk beschikt; — het ov een aanzienlijk financieringstekort heeft; — de Gemeente Amsterdam aandeelhouder is van het GVB, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders in de begroting voor 2023 een reservering op te nemen die het GVB in staat stelt op go procent van het niveau van 2019 te blijven rijden. Indiener K.M. Kreuger
Motie
1
train
AGENDA (concept) Raadscommissie LEEFOMGEVING Datum: Dinsdag 12 februari 2013 Aanvang: 20.00 uur Zaal: Raadzaal, stadsdeelhuis Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel ‚Nr. |Onderwerp________________|Nadereïnfo | Opening/Mededelingen Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslag 15 januari 2013 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen L6. _ | Mededelingen portefeuillehouder(s) Blok B Bespreking beleidsonderwerpen ‚Nr. |Onderwerp ___________________|Nadereinfo _|Reg.nr. | Investeringsbesluit Herinrichting park De Groene Zoom - 5763 Waterlandpleinbuurt (8. | Fietspaaltjes (n.a.v. agenderingsvoorstel GroenLinks) | Ter bespreking | 9. _|Jaarschijf wegen 2013 Terbespreking | Evaluatie grofvuil Terbespreking | | Blok C Algemeen ‚Nr. |Onderwerp | Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924 of [email protected]. De raads- en commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen. www.noord.amsterdam.nl/deelraad
Agenda
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1537 Publicatiedatum 18 november 2016 Ingekomen op 9 november 2016 Ingekomen onder AA’ Behandeld op 10 november 2016 Uitslag Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Soest inzake de Begroting 2017 (leeftijdsvriendelijke stad). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2017. Constaterende dat: — Motie 459 ingediend door raadslid Van Soest door de gemeenteraad raadsbreed is aangenomen. — Het college heeft besloten om een ouderenprogramma op te stellen, waarbij aangesloten wordt op de door de Wereldgezondheidsorganisatie (VHO) geformuleerde domeinen: a. Buitenruimte en bebouwing; b. Vervoer; c. Huisvesting; d. Sociale participatie e. Respect en sociale inclusie f. Maatschappelijke participatie en werk g. Communicatie en informatie h. Maatschappelijke ondersteuning en gezondheid — Het college een aanvraag heeft ingediend en reeds een overeenkomst heeft gesloten met de WHO voor de deelname van Amsterdam aan dit programma. Overwegende dat: — gezien de korte tijd tussen de gesloten overeenkomst en het openbaar maken van de begroting er geen tijd was om dit reeds op te nemen in de begroting 2015. — de kiezer van Amsterdam een ouderen partij in het college heeft gekozen om specifiek de belangen van deze doelgroep te behartigen. — de Partij van de Ouderen haar controlerende taak serieus neemt en het college wil toetsen op het ingezette beleid. — dit beleid voor een Age Friendly City op voordracht van het college is ingezet. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de voortgangsrapportage over de leeftijdsvriendelijke stad (LVS) waar mogelijk uit te breiden met inzicht in de financiële onderdelen van het plan, zoals de aangevraagde subsidies bij de EU of de WHO bij de begroting; 4 — de exacte wijze van presentatie in de voorjaarsnota en begroting voor te leggen aan de raad ter bespreking en goedkeuring voor de presentatie van de jaarrekening 2016; — reeds rekening te houden met de wijze van presentatie in de jaarrekening 2016. Het lid van de gemeenteraad W. van Soest 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 654 Datum akkoord college van b&w van 23 juni 2015 Publicatiedatum 26 juni 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.P.D. van Osselaer van 27 mei 2015 inzake de uitgifte van kavels voor huurwoningen in het vrije segment. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Van alle woningen in Amsterdam valt circa 58% in het sociale gereguleerde segment, 32% is koop en slechts 10% valt in het vrije huursegment. Dit kleine aandeel vrije huur is een typisch Nederlands verschijnsel en wordt geweten aan de subsidiëring in het sociale huursegment enerzijds en de subsidiëring (via de hypotheekrenteaftrek) anderzijds. De Amsterdamse woningvoorraad past niet bij de vraag. Een grote groep mensen is uitgesloten van de sociale sector omdat ze te veel verdienen of achteraan een wachtlijst staan. Ook kunnen of willen steeds meer mensen die meer verdienen dan de inkomensgrens voor sociale huur niet kopen. Tot de eerste groep (‘niet kunnen’) behoort bijvoorbeeld de groeiende groep van mensen met een onregelmatig inkomen, bijvoorbeeld in de creatieve sector. Tot de tweede groep (‘niet willen’) behoren vaak mensen die zich met een beperkte horizon in de stad vestigen, zoals buitenlandse kenniswerkers die werken voor Nederlandse bedrijven of voor een van de vele buitenlandse bedrijven die in Amsterdam hun Europees hoofdkantoor hebben. Het feit dat de huur in de vrije sector in Amsterdam zo klein is zorgt ervoor dat mensen die voldoende draagkracht hebben wel een woning kunnen vinden, maar geen waar voor hun geld krijgen. Mensen met onvoldoende draagkracht kunnen helemaal geen betaalbare huurwoning vinden: vrije huren onder de 900 euro vind je steeds minder in Amsterdam. De gemiddelde huurprijs per vierkante meter ligt inmiddels boven het niveau van voor de crisis op meer dan 20 euro. In een stad als Utrecht bedraagt de gemiddelde prijs 14 euro, in Eindhoven 12. Die krappe markt is slecht voor Amsterdam. Het zorgt ervoor dat de uitstroom uit sociale woningen heel erg beperkt is en er dus weinig woningen vrij komen voor nieuwe sociale huurders. Daarnaast maken we onze stad minder aantrekkelijk voor nieuw talent en bedrijven, die op hun beurt weer zorgen voor banen voor Amsterdammers. Het onderzoeksbureau Mercer zegt over het Amsterdamse vestigingsklimaat: “Een belangrijk probleem voor internationale ondernemers zijn vaak de hoge kosten van huisvesting”. De investeerders waar we onze burgemeester de wereld voor over sturen, het technisch en creatief talent dat we naar de stad proberen te trekken, de start-ups; ze hikken aan tegen onze dure huurmarkt. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing hee Gemeenteblad Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 Ondanks het belang van een grotere vrije huurmarkt lijkt het in de planvoorraad die het meest recent met de raad gedeeld is (d.d. oktober 2014) toch nog een ondergeschoven kind: in de plannen moet het vrije huursegment (4793 woningen van 2014 t/m 2018) toch het sociale segment (4799, exclusief studenten- en jongerenwoningen) en koop (7669) voor laten gaan. Volgens ditzelfde overzicht van de planvoorraad vallen van 2015 t/m 2018 nog 2695 woningen onder de categorie ‘markt onbekend’. Het beeld van krapte op de markt voor vrije huurkavels, wordt bevestigd in een artikel in Nul20, het tijdschrift voor het woonbeleid in de regio Amsterdam, d.d. mei 2015. Het artikel is getiteld: ‘Slag om bouwlocaties bedreigt middensegment huurmarkt’. Ontwikkelaars die voldoende kapitaal achter zich hebben om duizenden vrije markt huurwoningen te bouwen, geven aan dat de gemeente steeds minder kavels voor vrije huur aanbiedt nu de koopmarkt aantrekt. Inleiding door het college. Men kan de huurmarkt op twee manieren onderscheiden. Het eerste is naar eigenaar; onderscheiden naar corporaties en particuliere eigenaren. Het tweede onderscheid is dat naar huurprijs waarbij een huur van € 710 per maand de waterscheiding is tussen sociale- en markthuurwoningen. Corporaties hebben vooral maar niet uitsluitend sociale huurwoningen en particuliere verhuurders hebben een mix van sociale huurwoningen en markthuurwoningen. In het navolgende hebben we het over markthuurwoningen. Middeldure huurwoningen vormen een deel van dit markthuursegment, het betreft woningen met een huur van € 710 tot € 941 per maand De voorraad markthuurwoningen ontstaat op twee manieren: - door liberalisering van de bestaande voorraad. - door toevoeging van nieuwbouwwoningen. De toevoeging van nieuwbouw zal de komende jaren een kleiner effect hebben op het totaal van de markthuurwoningen dan de liberalisering op de voorraad heeft. Het College heeft in het Actieplan Woningbouw 2014-2018 (december 2014 behandeld in de Gemeenteraad) haar zorg uitgesproken over de schaarse woonruimte en de woningproductie. Deze zorg had ook betrekking op middeldure huurwoningen. Er is daarom voor deze woningen een ambitie gesteld. Zie verder het antwoord op vraag 4. In 2014 is al een goede eerste stap gezet, er zijn in dat jaar in totaal 1.517 markthuurwoningen in aanbouw genomen. Er zijn 744 middeldure huurwoningen en 773 dure huurwoningen gestart. Met name het aantal gestarte middeldure huurwoningen lag in 2014 vele malen hoger dan voorgaande jaren. Onderstaande grafiek laat het verloop van de productie van vrije sector huurwoningen van 2006 t/m 2014 zien. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 26 uni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 Productie van markthuurwoningen 2006 t/m 2014 7000 6000 5000 4000 Doverige productie 3000 dure huur B middeldure huur 2000 1000 0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 De gemiddelde huur van alle particuliere huurwoningen in Amsterdam lag in 2013 op € 11,60 per vierkante meter (bron: Wonen in Amsterdam 2013). De vrijkomende markthuurwoningen hebben een hogere huurprijs. Binnen de ring ligt de huurprijs van een vrijkomende markthuurwoning tussen de € 12 en @0 per vierkante meter. Buiten de ring en Amsterdam Noord (exclusief Overhoeks) is dat tussen de € 10 en €13 per vierkante meter. Woningcorporaties die huurwoningen aanbieden in het vrije huursegment hanteren binnen de ring lagere prijzen per vierkante meter. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 27 mei 2015, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Deelt het college het standpunt dat een grotere voorraad vrije huurwoningen essentieel is voor de doorstroming en het verbeteren van het vestigingsklimaat voor talent en bedrijven? Antwoord: Ja. 2. Watis de actuele stand van de planvoorraad (inclusief versnellingslocaties) voor de komende 4 jaar? a. Hoe is de planvoorraad verdeeld over de categorieën (‘markthuur’, ‘marktkoop’, ‘sociaal’, ‘studenten en jongeren’ en ‘markt onbekend’)? Antwoord: In het Actieplan Woningbouw is de planvoorraad voor de periode 2014 t/m 2018 geïnventariseerd. Die bedroeg een kleine 29.000 woningen. Conform het Actieplan Woningbouw wordt nu gewerkt aan versnellingslocaties. Deze plannen leiden voornamelijk na 2018 tot plancapaciteit. Op dit moment is nog niet geheel 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing hee Gemeenteblad Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 duidelijk welke toevoeging die locaties kunnen opleveren voor de plancapaciteit tot en met 2018. Per locatie zullen bij de investeringsbesluiten voorstellen worden gedaan aan de Gemeenteraad over de programmatische verdeling. Gelijktijdig wordt nader onderzoek gedaan naar het totale planaanbod en naar de woningbehoefte voor o.a. markthuur (en als onderdeel daarvan de middeldure huur) om vraag en aanbod beter in beeld te brengen. De resultaten hiervan worden in september verwacht. 3. Voor welke plannen in de gehele planvoorraad is het programma nog beïnvloedbaar en op welke wijze? a. Welke categorieën zijn hierin te onderscheiden? Antwoord: Uit de hiervoor genoemde inventarisatie bleek dat voor de planvoorraad in het Actieplan Woningbouw voor ongeveer 2.450 woningen geen contract was afgesloten (peilmoment september 2014) Uitgaande van de veronderstelling dat die contracten ook op dit moment nog niet zijn afgesloten, zijn dit locaties waar de programmering in principe nog te beïnvloeden is. Ten aanzien van de versnellingslocaties (die volgens de daar gedane veronderstelling vanaf 2018 bijdrage kunnen leveren aan de woningproductie) geldt dat nog niet of nauwelijks sprake is van reeds afgesloten contracten. Momenteel wordt hard gewerkt om deze plannen zodanig voor te bereiden dat er resp. strategie- of investeringsbesluiten aan het gemeentebestuur worden voorgelegd voorgelegd. Het programma van deze plannen is nog niet bekend, maar het zal om een substantieel aantal woningen gaan die geprogrammeerd kunnen worden in de markthuur of - desgewenst specifieker - in de middeldure huur. 4. Welke ambitie heeft het college als het gaat om het aantal bouwstarts van nieuwe vrije huurwoningen in de periode 2015 t/m 2018? Antwoord: Het College heeft onder andere in het Actieplan woningbouw 2014-2018 aangegeven dat het bouwen van markthuurwoningen belangrijk is. “Het college streeft naar de uitbreiding van de voorraad middeldure huurwoningen. In de planvoorraad zijn ca. 5000 aan vrije sector huurwoningen opgenomen. Dit is te weinig en bovendien is niet exact bekend hoeveel daarvan in de categorie middensegment vallen(…) Veel partijen hebben interesse getoond in het investeren en beleggen in middeldure huurwoningen. Het tekort aan dit huursegment en de huidige lage rentestand maakt het voor beleggers uiterst interessant om te investeren in middeldure huurwoningen in Amsterdam. Het is aan de gemeente om hier nu op in te spelen met het uitgeven van nieuwe kavels” Hier is nog geen getalsmatige ambitie aan verbonden. Binnenkort komen we met een notitie waarin de verdeling tussen huur en koop aan de orde komt. Het college heeft onlangs bij de beantwoording van de moties 822 en 673 (over grotere middeldure huurwoningen) herbevestigd dat het realiseren van marktconforme woningen het uitgangspunt is. 4 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing hee Gemeenteblad Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 a. En welk deel van de categorie ‘markt onbekend’ wil men uitgeven voor vrije huur? Antwoord vraag 4a: Dat is nu nog niet bekend. We volgen de ontwikkelingen in de markt en we onderzoeken de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte. Wij zien een dynamiek in de markt en anticiperen daar continu op. De resultaten hiervan worden gebruikt bij de uitwerking van actie 21 van het Actieplan woningbouw: zorgen voor een optimaal en divers programma. “Het College speelt met de gemeentelijke tenderkalender zowel in op de woningbehoefte, de marktvraag als op de specifieke speerpunten van de Raad. Daarvoor is het nodig dat in een vroeg stadium de diverse woonbehoeften en het gewenste woonmilieu worden opgenomen in de te nemen investeringsbesluiten. Het resultaat moet een optimaal programma zijn aan marktwoningen en sociale huurwoningen.” Op het moment dat blijkt dat er onvoldoende aanbod is in de vrije sector huur, kunnen we als gemeente gericht bijsturen bij het in de markt zetten van bouwkavels. Het uiteindelijk doel is te komen tot een optimaal en divers programma. Om te kunnen bijsturen moeten we een goed beeld hebben van de omvang van de planvoorraad. Deze wordt dan ook elke vier maanden up to date gemaakt. 5. Kan het college een indicatie geven van het verschil in grondprijsopbrengsten voor een vrije huurwoning en eenzelfde woning voor koop? Antwoord: Grondprijzen voor koopwoningen en markthuurwoningen worden verschillend berekend, waarbij ook de vraag relevant is of het een bestaand of nieuw erfpachtrecht betreft. Bij nieuwe uitgiften wordt de grondprijs per locatie bepaald op basis van een actuele huurwaarde en een rendementseis voor die locatie. Dit resulteert in een beleggingswaarde. Deze beleggingswaarde varieert met de locatie, maar is in het algemeen lager dan de koopprijs van een vergelijkbare woning. Naar schatting varieert de verhouding tussen deze twee tussen de 90 en 100%. De volgende tabel is indicatief en gaat uit van een beleggingswaarde van 90% van de koopprijs indicatief verschil grondprijzen tussen bestaande en nieuwe rechten per vierkante meter bij koop en huur op basis van gemiddelden [Koop [Huur | Verschil Buiten de € 179 minimale € 179 minimale n.v.t. BE basis van marktwaarde van € 2.300 per m2 ringweg (op basis van marktwaarde van € 3.200 per m2 5 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing hee Gemeenteblad Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 Uit vorenstaande indicatieve tabel komt naar voren dat er buiten de ringweg vaak geen verschil is tussen de grondprijzen voor koop en huur omdat de grondprijs bij koop al gelijk is aan de minimale grondprijs. Binnen de ringweg is er gemiddeld sprake van een verschil van € 200 per m? (ruim 25%) tussen koop en huur. Bij de hoogste marktwaarde (bijvoorbeeld in Centrum) is het absolute verschil (bedrag per vierkante meter) tussen koop en huur groter dan het gemiddelde voor binnen de ringweg. Op dit moment krijgen wij signalen uit de markt dat beleggers bereid zijn lagere rendementseisen te stellen. Hierdoor naderen de grondwaarde van koop- en markthuurwoningen elkaar meer. Dit is nog niet verwerkt in het grondprijsbeleid. 6. Hoe maakt het college een afweging tussen een vrij huur- of koopprogramma voor een kavel en welke rol speelt een eventueel verschil in grondopbrengsten hierin? Antwoord: Deze afweging speelt geen rol. Per locatie wordt gekeken naar de woningbehoefte en de differentiatie van het aanbod in de omliggende buurten. Tevens wordt de afweging gemaakt of de tender moet worden gericht op kwaliteit of op snelheid. Om die reden wordt in selecties een grondprijstabel opgenomen die het mogelijk maakt om gedurende het ontwikkelproces te switchen tussen het huur- en koopsegment om de haalbaarheid van projecten te vergroten. In sommige selecties wordt een minimum percentage meegegeven voor het aantal huur- of middeldure huurwoningen. Voorts heeft vragensteller vragen over de menging van huur en koop. Voor het merendeel van de kavels op de tenderkalender staat het programma aangeduid als ‘vrije huur en koop’. Verscheidene ontwikkelaars aangegeven dat beleggers in vrije huurobjecten graag investeren in gebouwen met 100% vrije huurwoningen. Ook geven veel beleggers de voorkeur aan grote projecten: hoge aantallen huurwoningen per project. 7. Deelt het college de opvatting dat om zo veel mogelijk te bouwen in de stad en om de beste prijs te verkrijgen voor onze grond (gegeven het programma), het de voorkeur heeft kavels aan te bieden op een manier die het best aansluit bij de wensen van ontwikkelaars en beleggers, tenzij een ander maatschappelijk belang zwaarder weegt? 8. Sluit de hiervoren beschreven voorkeur van beleggers aan bij de signalen die de gemeente hierover krijgt van ontwikkelaars en beleggers? Graag een toelichting. Antwoord vragen 7 en 8: Ja, met dien verstande dat de wensen van ontwikkelaars en beleggers divers zijn. Ontwikkelaars en beleggers zijn partijen met verschillende doelstellingen. Daarnaast geldt ook dat zowel de ontwikkelende partijen als de beleggende partijen in hun soort divers zijn. Er zijn ontwikkelende partijen die zich geheel richten op de potentie van beleggers, maar er zijn ook ontwikkelaars die meer diverse investeringen aantrekken en daarmee gebaat zijn bij een diverser product. 6 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing hee Gemeenteblad Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 Bekend is dat een institutionele belegger het liefst investeert in 100% markthuur, waar mogelijk in grote aantallen. Maar het merendeel van de beleggers zal deze woningen na verloop van tijd uitponden. Bij andere beleggende partijen varieert de grootte van de investering of het gewenste woningaantal. Om het hele scala aan investeerders een mogelijkheid te bieden en daarmee zo veel mogelijk te bouwen, is het College voorstander van een optimaal en divers programma. Op die manier wil het College aansluiten bij de wensen van de verschillende ontwikkelaars en beleggers. 9. Is het college bekend met het feit dat veel huurders in gemengde complexen zich vaak slecht vertegenwoordigd voelen in de vereniging van eigenaren en dat menging van huur en koop in een gebouw ook vanuit de kant van bewoners vaak niet als optimaal wordt ervaren”? Antwoord: Dit zijn signalen die horen bij een stad waar woningen geliberaliseerd worden en uitgepond. Hierdoor zullen mengvormen toenemen. Er zijn (enkele) signalen dat huurders zich niet goed vertegenwoordigd voelen in een gemengde vereniging van eigenaren (VvE). De VvE is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud, maar de huurders kunnen hier alleen indirect via hun verhuurder invloed op hebben. De vraag is of dit probleem moet worden opgelost in het vastgoed, of in de organisatie van zeggenschap van huurders in een VvE. Vooralsnog is dit geen aanleiding om menging van verschillende woningsegmenten te stoppen. 10. Welk belang ziet het college in het aanbieden van gemengde kavels (vrije huur en koop)? Antwoord: De wijze van aanbieden van kavels is mede afhankelijk van de karakteristieken van de kavel. Sommige kavels lenen zich er voor om aan te bieden zonder dat op voorhand het soort woning of de mix van het programma vaststaat. Op die wijze kan de markt het beste worden afgetast. 11. Is het college het met de fractie van D66 eens dat het in beginsel beter is kavels aan te bieden met of een programma 100% vrije huur, of 100% koop? Antwoord: het College is nog niet zo ver om deze stelling zonder meer te onderschrijven. Wij herkennen de wens van sommige partijen. Maar wij zien genoeg marktpartijen die geïnteresseerd zijn in een gemengd programma. Op deze manier incasseert de gemeente de meerwaarde van de woningen met een hoge verkoopwaarde. Belangrijker is om na te gaan of de onderscheiden segmenten voldoende worden bediend. Momenteel wordt gewerkt aan een analyse van vraag en aanbod in de verschillende woningmarktsegmenten. Dat zou moeten leiden tot inzicht in een optimaal en divers programma. Daaruit moet blijken of en op welke plekken/ kavels sturing nuttig (en mogelijk) is. 7 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng hee Gemeenteblad ummer = - . Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015 a. Zoja, welke stappen zal het college ondernemen om het beginsel van ‘gedeelde stad, uniforme kavels’ daadwerkelijk te implementeren? Antwoord vraag 11a: Indien er noodzaak blijkt om het uitgangspunt van een optimaal en divers programma bij te sturen, zullen wij dit betrekken bij de programmering van plannen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 8
Schriftelijke Vraag
8
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 563 Ingekomen op 19 mei 2020 Behandeld op 20 mei 2020 Status verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 en het innovatie- en uitvoeringsprogramma circulaire economie 2020-2021 (Krimp Schiphol naar 300.000 vluchtbewegingen in 2030) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 en het innovatie- en uitvoeringsprogramma circulaire economie 2020-2021 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 499). Constaterende dat: - de coronacrisis heeft aangetoond dat de Amsterdamse economie teveel afhankelijk is van toeristen; - de luchtvaart in Nederland verantwoordelijk is voor 15-18% van de Nederlandse CO2-uitstoot; - volgens de eigen cijfers van KLM, is enkel KLM alleen al goed voor ruim 7,2 procent van de CO2-uitstoot van heel Nederland; - er naast CO2-schade ook veel overlast is voor omwonenden; Overwegende dat - Amsterdam voor ongeveer 20% eigenaar is van Schiphol; - de beste manier om circulair te zijn is het voorkomen van grondstofgebruik. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Als actief aandeelhouder op te treden en zich in te zetten voor een krimp van Schiphol naar 300.000 vluchtbewegingen in 2030. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1435 Datum indiening 30 juni 2017 Datum akkoord 15 november 2017 Publicatiedatum 16 november 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Mbarki inzake de veiligheid van Amsterdamse moskeeën naar aanleiding van de dreigbrief die binnen is gekomen bij een Haagse moskee en de recente aanval op moskeebezoekers in Londen waarbij een bezoeker is overleden en meerdere mensen gewond zijn geraakt. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 26 juni 2017 heeft de Haagse as-Soennah moskee via facebook naar buiten gebracht dat de moskee een brief gekregen heeft waarin wordt gedreigd met een aanslag met een vrachtauto op moskeegangers. De afzender van de brief stuurde ook een speelgoedvrachtwagentje mee met het dreigement. Volgens de voorzitter van deze moskee krijgen moskeeën geregeld dreigbrieven maar wordt dat meestal niet naar buiten gebracht. “Dat zorgt onnodig voor onrust en zou mensen op ideeën kunnen brengen." Deze keer deed het moskeebestuur dat wel. "Wij zijn diep geschokt en ontdaan om juist in de vastenmaand ramadan, waarin het in en om de moskeeën erg druk is, dit dreigement te ontvangen.” Eerder reed op 19 juni 2017 in Londen een bestelbus in op bezoekers van een moskee. Een man is daarbij omgekomen en elf mensen zijn gewond geraakt, van wie er negen naar een ziekenhuis zijn gebracht. Burgemeester Khan sprak daarbij van “een vreselijke terroristische aanslag, gericht op onschuldige mensen". De site republiek allochtonie® publiceert sinds sinds maart 2010 een lijst met (gewelds)incidenten gericht tegen moskeeën. De lijst is samengesteld op grond van mediaberichten en eerdere blogs op Republiek Allochtonië, Frontaal Naakt (t/m 2009) en de database van Rechtspraak.nl. Deze lijst vertoont de laatste tijd een opmerkelijk snelle groei van het aantal incidenten. Bovenstaande ontwikkelingen, waarbij het wat betreft de fractie van de PvdA altijd gaat om een aanval en dreiging op al onze gedeelde waarden van tolerantie, vrijheid en respect baart de fractie van de PvdA zorgen. 1 http://nos.nl/artikel/2180067 -haagse-as-soennah-moskee-bedreigd-met-aanslag.html 2 http://www. republiekallochtonie.nl/update-van-lijst-met-geweldsincidenten-gericht-tegen- moskeeen-juni-2017 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1 ember 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 30 juni 2017 Gezien het vorenstaande heeft het lid Mbarkí, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht dat een moskee in Den Haag is bedreigd middels een dreigbrief, waarbij is aangegeven dat de moskee aangevallen gaat worden een vrachtwagen? Wat is de reactie van het college als het gaat om deze bedreigingen en aanvallen richting een specifiek deel van de bevolking? Antwoord: Ja. Als vanzelfsprekend is het college van mening dat bedreigingen en aanvallen onacceptabel zijn, ook in de richting van moskeeën. Eenieder heeft het recht op vrijheid van godsdienstbeleving en mag daar in op generlei wijze worden beperkt. Indien er desalniettemin sprake is van incidenten, roept het college op tot het doen van aangifte. 2. Heeft het college soortgelijke signalen ook via andere kanalen dan de media ontvangen (bijv. rechtstreeks via moskeeën) en hoe zorgelijk is de situatie volgens het college”? Antwoord: Het college heeft geen signalen van soortgelijke strekking via andere dan media kanalen ontvangen. Navraag bij de politie leert dat gesprekspartners van de politienetwerken bezorgd zijn over het recente geweld tegen moskeeën en hun bezoekers in andere EU-landen. Er is geen recente informatie bekend dat Amsterdamse moskeeën worden bedreigd dan wel aangevallen. 3. Heeft het college naar aanleiding van dit dreigement en dreigementen in het verleden richting moskeeën een eigen veiligheidsanalyse gemaakt met betrekking tot risico’s voor Amsterdamse moskeeën? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ja, zie het antwoord op vraag 5. 4. Heeft het college contact gehad met de Amsterdamse moskeeën naar aanleiding van deze recente gebeurtennissen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Er vindt op reguliere wijze ambtelijk contact met contactpersonen van moskeeën plaats. Daarnaast is de politie eveneens in contact getreden met moskeeën. De moskeeën geven aan geen meldingen van bedreiging dan wel aanvallen te hebben ontvangen. Eén moskee is zelfstandig in contact getreden met de gemeente Amsterdam. In dit contact werd aangegeven dat het in de dagen na de aanslag in Londen erg druk is tijdens de gebedsdienst. 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Lias Gemeenteblad R Datum 16 november 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 30 juni 2017 5. Is het college het met de fractie van de PvdA eens dat indien daar aanleiding voor zou zijn er zichtbare en onzichtbare maatregelen getroffen moeten worden rondom moskeeën door de overheid om de veiligheid van moskeebezoekers te kunnen garanderen? Antwoord: Primair zijn moskeeën zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun bezoekers. Indien daar, op basis van concrete informatie aanleiding toe bestaat, kan de overheid aanvullende veiligheidsmaatregelen treffen. Naar aanleiding van de aanslag op een moskee in het Canadese Quebec in februari 2017 heeft de driehoek de Amsterdamse moskeebesturen uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over de impact van recente aanslagen op moskeeën en welke maatregelen zinvol zouden kunnen zijn om de weerbaarheid van moskeeën te verbeteren. Ook heeft de driehoek de moskeebesturen aangeboden om een schouw van hun pand te laten verrichten zodat concreet advies kan plaatsvinden over de treffen veiligheidsmaatregelen. In dat kader is gewezen op de BMRI-subsidieregeling (Bedreigde Maatschappelijke en Religieuze Instellingen). Tot op heden hebben drie moskeeën zich aangemeld voor het laten uitvoeren van de schouw. In navolging van de bijeenkomst met de driehoek, heeft een ambtelijke informatiebijeenkomst plaatsgevonden waarin de politie en de gemeente meer specifiek hebben toegelicht welke concrete maatregelen de moskeeën zelf kunnen treffen om de weerbaarheid van hun pand te verbeteren en hoe ze kunnen handelen bij een incident. Hierbij is gebruik gemaakt van de Handreiking Veilige moskee die eerder dit jaar door de NCTV is opgesteld in samenwerking met een aantal moskeekoepels. Tijdens deze bijeenkomst is ook aandacht besteed aan de vraag of de moskeeën drempels of belemmering ervaren die hen ervan zouden kunnen weerhouden om aangifte of melding te doen van incidenten. Op 26 november 2017 organiseert het Rijk in Amsterdam een bijeenkomst voor moskeeën over veiligheid. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de gemeente en de politie. 6. Heeft het college contact gehad met de landelijke overheid als het gaat om het beveiligen van moskeeën en andere islamitische instellingen naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Londen en Den Haag? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ja, binnen het huidige dreigingsbeeld past het om frequent contact te onderhouden met de NCTV en het Ministerie van Sociale Zaken over veiligheidsaspecten van religieuze instellingen in het algemeen, en ook specifiek in relatie tot de Islamitische gemeenschap. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 38 Datum indiening 3 november 2017 Datum akkoord college van b&w van 16 januari 2018 Publicatiedatum 17 januari 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Ruigrok inzake meldingen van onveiligheid door omwonenden van het Rembrandtplein. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Omwonenden van het Rembrandtplein hebben al geruime tijd te maken met overlast door het uitgaansleven op het plein. Daarvoor zijn verschillende oplossingen bedacht, waaronder groepsapp FIXXX, het festivalterrein Rembrandtplein’ en diverse andere pilots. De fractie van de VVD ontvangt desalniettemin van omwonenden signalen dat dronken uitgaanspubliek met name in de omliggende straten van het plein voor een intimiderend en onveilig gevoel zorgen. Dit probleem heeft ook de nadrukkelijke aandacht van de fractie van de VVD van stadsdeel Centrum. Als omwonenden deze mensen zelf aanspreken, zoals is afgesproken met de gemeente, kan er een agressieve reactie volgen met bijvoorbeeld slaan tegen voordeuren tot gevolg. Omwonenden geven zelf aan dat er een capaciteitsprobleem bij handhavers en met name politie bestaat waardoor deze niet op tijd kunnen reageren wanneer dergelijke intimiderende situaties ontstaan. Agenten zijn aanwezig op het plein maar zijn onvoldoende beschikbaar om bij intimidatie van bewoners in de omgeving van het plein op te kunnen treden. Gezien het vorenstaande heeft het lid Ruigrok, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Herkent het college bovengenoemde signalen van omwonenden? Antwoord vraag 1: Het college is bekend met signalen dat uitgaanspubliek in de straten om het plein heen voor een intimiderend en onveilig gevoel zorgen. Doel van de pilot Gastvrij en veilig Rembrandtplein is om uitgaansgeweld en overlast op en rondom het Rembrandtplein te verminderen. Dit gebeurt door innovatieve maatregelen zoals de inzet van host, het fietsvrij maken van het plein en lichtprojecties die de toegangswegen markeren en aangeven dat een gebied waar mensen wonen wordt betreden. Daarnaast wordt er sinds de start van de pilot extra handhaving 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 2e januari 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 november 2017 ingezet op en met name rondom het Rembrandtplein. Signalen van overlast kunnen direct worden doorgeven aan handhaving door middel van de meldingsapp. Uit de tweemeting blijkt dat de bewoners de veiligheid op en rond het plein tijdens de weekendavonden/- en nachten met een 6.1 beoordelen (dit was tijdens de O- meting nog een 5,5). Hoewel dit een verbetering is ten opzichte van de nulmeting, hopen we uiteraard op een verdere stijging. Wat betreft het niet tijdig kunnen reageren is het college bekend met een specifiek incident waarbij een bewoner is geïntimideerd nadat deze persoon iemand had aangesproken op overlast gevend gedrag. Deze bewoner heeft de meldingsapp gebruikt om handhaving in te schakelen. De handhavers waren op dat moment echter op een andere plek rond het plein bezig waardoor niet direct kon worden gereageerd. Dit is op een later tijdstip via de meldingsapp aan de bewoner gemeld. Naderhand is tevens aangegeven dat, zodra de veiligheid in het geding is, niet de overlastapp gebruikt moet worden maar dat bewoners 112 moeten bellen. Ook op het bewonerspanel, dat kort na het incident bij elkaar kwam, is dit gemeld. 2. In hoeverre hebben handhaving en politie te kampen met een capaciteitsprobleem op het Rembrandtplein en omliggende straten? 3. Iser op uitgaansavonden voldoende capaciteit van handhaving en politie beschikbaar om te reageren op veiligheidsklachten van omwonenden van het Rembrandtplein en omliggende straten? Zo nee, waarom niet? Antwoord vragen 2 en 3: Door de drukte in de binnenstad is er bij de politie over het algemeen sprake van een capaciteitstekort. Dit is eerder ook middels een brief vanuit de driehoek aan de minister kenbaar gemaakt. Op het Rembrandtplein kan de politie echter wel aan de gemaakte afspraken over capaciteit voldoen en er is op het Rembrandtplein en in de omgeving van het Rembrandtplein geen sprake van een capaciteitstekort. In het kader van de pilot Rembrandtplein wordt ook extra handhaving ingezet in het Rembrandtplein gebied. Bij de start van deze pilot is met de politie afgesproken dat de inzet van de host niet leidt tot verminderde inzet van politie in het gebied. De politie is daarbij juist meer aan de randen van het plein aanwezig dan op het plein zelf. Indien bewoners te maken krijgen met bedreiging, agressie en of geweld, dan dient men direct 112 te bellen. Vanuit de Meldkamer wordt dan de politie-inzet bepaald en wordt gekeken welke politie eenheid het beste op de melding af kan gaan. Naast noodhulp kunnen ook politieagenten die in het gebied surveilleren worden ingezet door de Meldkamer. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 2e januari 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 november 2017 4. Welke prioriteit wordt toegekend aan meldingen van omwonenden over intimiderend gedrag van uitgaanspubliek na aanspreken door bewoners? Is het college het met de VVD eens dat dergelijke meldingen een hoge prioriteit behoeven? Zo nee, waarom niet? Antwoord vraag 4: Het college vindt het belangrijk dat de politie zo snel als mogelijk op dit soort meldingen reageert. Welke prioriteit wordt toegekend aan een melding is afhankelijk van het type incident en wordt door de Meldkamer van politie op basis van landelijke protocollen bepaald. 5. In hoeverre is de bestaande handhavings- en politiecapaciteit evenredig beschikbaar voor omliggende straten en niet alleen het Rembrandtplein zelf’? Worden op het plein posterende agenten en handhavers ook ingezet voor veiligheidsklachten door omwonenden in omliggende straten? Is de meldkamer van de politie zich voldoende bewust van de aanwezigheid van agenten op het plein, waardoor het sturen van eenheden van elders in de stad veelal onnodig is? Zo nee, waarom niet? Antwoord vraag 5: De extra handhavingscapaciteit wordt juist ingezet om de leefbaarheid te verhogen in de straten rondom het Rembrandtplein. Ook de politie is aanwezig op en rondom het Rembrandtplein. Zoals hierboven al aangegeven bepaalt de Meldkamer van politie welke politie eenheid op een melding wordt ingezet. Hierbij wordt o.a. gekeken naar beschikbare agenten in de buurt, type en zwaarte van het incident. Er kunnen dus agenten worden ingezet die aanwezig zijn op het plein, er kan echter om verschillende redenen ook voor gekozen worden om een andere politie-eenheid in te zetten. 6. Kunnen bewoners van het Rembrandtplein en omliggende straten voor meldingen van overlast of onveiligheid ook gebruik gaan maken van de speciale horeca- telefoon voor ondernemers? Zo nee, waarom niet? Antwoord vraag 6: De horecatelefoon is bedoeld voor een specifieke doelgroep namelijk horecabeveiligers en ondernemer waarmee specifieke afspraken zijn gemaakt wat betreft het doen van meldingen. Conform landelijke protocollen is en blijft voor burgers 112 de beste weg om te bellen in situaties waarin de veiligheid in het geding is. De Meldkamer schakelt dan de juiste politie-eenheid in. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Vergadering stadsdeelcommissie Agenda Datum 22-02-2023 Aanvang 19:30 Locatie stadsdeel 1. Welkom 19.30 2. Vaststellen agenda 19.30 - 19.32 3. Vaststellen besluitenlijst 19.32-19.35 4. Bewoners aan het woord 19.35 - 19.35 Bewoners en ondernemers krijgen de gelegenheid om iets met de stadsdeelcommissie te delen. Maximale spreektijd is 3 minuten. Er hebben zich geen bewoners aangemeld voor inspraak 5. Presentatie Project MER 19.35 - 20.15 6. Adviezen ter vaststelling 6.1 Ongevraagd advies Schonere lucht op de pont 20.15 -20.40 Inspreker: Roland Haffmans 6.2 Adviesaanvraag Omgevingsplan Amsterdam Basisregeling 20.40 - 20.55 6.3 Agendapunt verplaatst: Adviesaanvraag 10e herziening landelijk Noord 20.55 - 20.55 Dit agendapunt wordt besproken tijdens de volgende vergadering. 6.4 Agendapunt verplaatst: Adviesaanvraag Ontwerpwijzigingsplan Landelijk Noord 1e wijziging 20.55 - 20.55 Dit agendapunt wordt besproken tijdens de volgende vergadering. 6.5 Adviesaanvraag Voorontwerpbestemmingsplan ‘t Warderschip 20.55 - 21.10 7. Mededelingen 21.10-21.25 Afscheid Amir Nazar 8. Vragen aan het DB 21.25-21.55 9 Adviesaanvragen, adviezen en moties ter kennisname 21.55 - 22.05 9.1 Motie ‘betrek ondernemers in Amsterdam Noord meer bij de vergroeningsopgave' Op initiatief van Silke Tijkotte Behandeling: 8 maart 92 Adviesaanvraag voorontwerpbestemmingsplan Meidoornweg Vaststelling: 8 maart 9.3 Adviesaanvraag Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting Vaststelling: 22 maart 94 Adviesaanvraag Beleid fysieke leefomgeving Vaststelling 22 maart 95 Ongevraagd advies nieuwe geluidsschermen ring A10 Behandeling: 8 maart Op initiatief van Silke Tijkotte (D66) 9.6 Ongevraagd advies 'Een vast onderkomen voor Pancration voor nu en in de toekomst’ Behandeling: 8 maart Op initiatief van: Dennis Overweg (PvdO), Ayse Konuksever (DENK), Dylan Meijer (VVD), Kirsten Zimmerman (GPB), Nicoline van der Torre (GL), Canan Uyar (PvdA), Silke Tijkotte (D66) 10. Informatie ter kennisname 22.05-22.15 10.1 Voorstel werkgroep werkwijzen inzake themabesprekingen Bespreking: 8 maart 10.2 Adviezen Kindercommissie en Jongerenambassadeurs 10.3 Overige informatie ter kennisname Onderwerpen 1. Uitnodiging bewonersbijeenkomst de Parlevinker 2. Uitnodging technische sessie bijzondere subsidieverordening 3. Uitnodiging technische sessie versterking financiele zeggenschap lokaal bestuur 4, Beantwoording bestuurlijke vragen over Longkanker in Noord. 5. Beantwoording bestuurlijke vragen over verkeersveiligheid op het Buikslotermeerplein. 6. Brief Floor Hallema inzake Dierenwelzijn Noord. 7. Nieuwsbericht fietsenstalling IJboulevard 8. Mail met link naar techses over financiële zeggenschap 9. Memo aanpassing voorlopig ontwerp fietsparkeren halte Noorderpark fase 1 10. Brief online informatiebijeenkomst over windenergie 11. Uitnodiging presentatie GGU 16 maart. 12. RIB Gunning Regio Deal ‘Zaanij, Groen en Meedoen’ 13. Uitnodgiging technische sessie RES 14. Memo n.a.v. vragen inzake Pancration 15. Beantwoording vragen Ayse Konuksever inzake Afghaanse vereniging 16. Beantwoording vragen Kirsten Zimmerman inzake Papaverweg 11. Toezeggingenlijst 22.15-22.20 12. Termijnagenda 22.20-22.25 13. Sluiting 22.25 - 22.30
Agenda
4
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 610 Ingekomen op 19 mei 2020 Behandeld op 20 mei 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Timman, Biemond en Nadif inzake de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 (het recht op reparatie) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 499). Overwegende dat: = Amsterdam in 2030 50% minder primaire grondstoffen wil verbruiken en in 2050 helemaal circulair wil zijn; - Het college aangeeft een beweging in gang te willen zetten zodat in Amsterdam meer spullen gedeeld, hergebruikt en gerepareerd worden; - De gemeente Amsterdam een belangrijke voorbeeldfunctie kan vervullen door voorwaarden te stellen in haar inkoopbeleid; - Een belangrijk onderdeel hiervan kan zijn dat de gemeente een recht op reparatie afdwingt, waarmee ingekochte producten die kapotgaan niet vervangen worden door nieuwe maar gerepareerd worden; - De Europese Commissie reeds bezig is met wetgeving om per 2021 dit ‘right to repair’ voor telefoons, tablets en laptops vast te leggen in regelgeving. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij aanbestedingen van nieuwe gebruiksartikelen voor gemeentelijk gebruik, een uitvoeringstoets uit te voeren waarbij bepaald wordt of het recht op reparatie als voorwaarde kan worden opgenomen. De leden van de gemeenteraad D. Timman H.J.T. Biemond |. Nadif 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 797 Publicatiedatum 7 juli 2017 Ingekomen onder D Ingekomen op woensdag 28 juni 2017 Behandeld op woensdag 28 juni 2017 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Van Lammeren, De Heer, Boomsma en Van Soest inzake de uitspraak van de Raad van State over vergunningen en de rondvaart en de fouten die zijn gemaakt bij de gewogen toetreding (oplossing voor lopende aanvragen). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de interpellatie van de leden De Heer, Groen, Boomsma, Van Soest, Van Lammeren, Glaubitz, Duijndam en Poot inzake de uitspraak van de Raad van State over vergunningen en de rondvaart en de fouten die zijn gemaakt bij de gewogen toetreding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 754). Overwegende dat: Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: De leden van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren A.C. de Heer D.T. Boomsma W. van Soest 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R Gemeenteblad % Motie Jaar 2021 Nummer 129 Behandeld op 10 maart 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021 Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake wijzigen van de locatieprofielen (Pomp de beschermde rugstreeppad niet uit de vijver) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de beraadslaging inzake wijziging van de locatieprofielen (NR. VN2021-000707). Constaterende dat: - het gebruik van de vijver voor evenementen strijdig is met het bestemmingsplan en niet in lijn is met het ingezette beleid ‘Westerpark in balans’. -— evenementen in het Westerpark steeds groter zijn geworden en de gemeente extra ruimte biedt door het leegpompen van de vijver in het Westerpark; -— het Westerpark een kerngebied is voor de rugstreeppad en de pad de eieren afzet in “het ondiepe sierwater van het Cultuurpark” (Nota dierenwelzijnsbeleid Westerpark) en waargenomen wordt in het Westerpark (Monitoring beschermde flora en fauna Westpoort, 2017); - de gemeente het aanbieden van geschikt voortplantingswater een vereiste vindt voor het duurzaam voortbestaan van de populatie rugstreeppadden in Amsterdam en de aangelegde vijver in het Westerpark noemt als plek waar rugstreeppadden zich succesvol hebben voortgeplant (Natuurwaardenonderzoek, 2014); -— de rugstreeppad staat op de Rode lijst geclassificeerd als ‘gevoelig’ en is opgenomen in de Europese Habitatrichtlijn; -— met het leegppompen van de vijver ook de waterstand van het natuurlijke water met moerascypressen en waterplanten is drooggelegd; Overwegende dat: - de evenementen (Rollende Keukens en Milkshake) voorheen ook georganiseerd konden worden zonder het gebruik van de vijver; -— de vijver is verzakt en schade heeft ondervonden door zwaar verkeer voor de evenementen; — de programmaraad Westerpark heeft geadviseerd de vijver niet meer leeg te pompen in verband met schade en ecologie (Het bijna 100 punten plan). verzoekt het college van burgemeester en wethouders: De vijver van het Westerpark niet meer leeg te pompen voor evenementen. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W van Lammeren 2
Motie
2
discard
VN2022-046096 issi id, Ci ire E ie, Afval Griffe X Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en DC Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn % Amsterdam Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Afval en Reiniging Agendapunt 8 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Kennisnemen van de voordracht ‘Amsterdammers klagen steeds meer over afvaloverlast’ De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van het Parool artikel ‘Amsterdammers klagen steeds meer over afvaloverlast, Centrum spant kroon’. https://www.parool.nl/amsterdam{/amsterdammers-klagen-steeds-meer-over-afvaloverlast- centrum-spant-kroon-b3222593/?utm_source=link&utm_medium=app&utm _campaign=shared %z2ocontent&utm_content=free Wettelijke grondslag Artikel 26 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam: Lid 3. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van onderwerpen die niet op de agenda staan met uitzondering van initiatiefvoorstellen. Het lid van de commissie dient het voorstel daartoe minstens vijf werkdagen voor de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier in. Bestuurlijke achtergrond nvt. Reden bespreking Het aantal klachten over afvaloverlast steeg opnieuw in 2021. Voornamelijk in het Centrum ervaren Amsterdammers veel overlast. De klachten van bewoners gaan vooral over kapotte containers, grofvuil en zwerfafval. De fractie van de VVD gaat graag met de wethouder en de commissie in gesprek om deze cijfers te duiden en vooruit te blikken op het jaar dat voor ons ligt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.6 1 VN2022-046096 __ $% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en Griffie % Amsterdam Oe ‚ … % Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Nee Welke stukken treft v aan? AD2022-124758 Commissie DC Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Nadere informatie bij lid Burgers (VVD), e-mail [email protected] Gegenereerd: vl.6 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1473 Publicatiedatum 23 november 2016 Ingekomen onder AS Ingekomen op woensdag 9 november 2016 Behandeld op woensdag 9 en woensdag 30 november 2016 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van het lid Van Lammeren inzake zienswijze “Strategische Visie Mobiliteit voor de Amsterdamse regio" (beprijzen van verkeer) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de zienswijze “Strategische Visie Mobiliteit voor de Amsterdamse regio”; Constaterende dat: — deze zienswijze op een goede manier het belang van schoon verkeer benadrukt; — deze zienswijze op een goede manier innovatie benadrukt; — deze zienswijze op een goede manier benadrukt dat er een versnelling dient op te treden naar schone lucht" en “stimuleren actieve vervoerswijzen"; — deze zienswijze het extra belang benadrukt van ‘deels ongebruikelijke en mogelijk nog onbekende oplossingen’. Overwegende dat: — het beprijzen van verkeer als één van de meest effectieve manieren wordt gezien om verkeersaanbod te sturen, zoals ook onlangs bleek uit het rapport ‘Kansrijk mobiliteitsbeleid' van 12 mei 2016 van het PBL en CBS; — de Europese Commissie in haar mededelingen van juni 2016 de mogelijkheid van rekeningrijden uitdrukkelijk noemt. Besluit: onder besluitpunt 2 de volgende zin als belangrijk punt in de zienswijze toe te voegen: ‘explicieter benadrukken van onderzoek naar het onderwerp beprijzen van verkeer als een van de ‘deels ongebruikelijke oplossing”. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 916 Datum indiening 24 juli 2020 Datum akkoord 24 augustus 2020 Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Groen inzake de Transitie Visie Warmte Aan de gemeenteraad Algemene Toelichting: Op 15 mei 2020 sloot de termijn voor het indienen van visies op de Concept Transitie Visie Warmte (TVW) Amsterdam. Naar verwachting na het zomerreces 2020 behandelt de Amsterdamse gemeenteraad de definitieve versie van de TVW, met medeweging van de inspraak en Nota van Beantwoording. Eerder stelde de fractie van GroenLinks over dit thema schriftelijke vragen (23 januari 2020) die beantwoord werden op 12 maart 2020 (gepubliceerd onder nr. 302.20). Eveneens in 2020 besprak de gemeenteraad onder andere de Subsidieregeling Gebiedsgericht Aardgasvrij en het Afwegingskader Warmte en het Bronnenboek. Ter voorbereiding op de behandeling van de TVW in september 2020 heeft de fractie van GroenLinks de volgende vragen. Indiener verzoekt het college beantwoording van deze vragen te geven voorafgaand aan de behandeling van de TVW. Gezien het vorenstaande heeft het lid Groen, namens de fractie van Groenlinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: ALGEMEEN (VOORAFGAAND AAN BEANTWOORDING) Een aantal van de door raadslid Groen gestelde vragen raakt ook onderwerpen die in de toekomst ingevuld zullen worden door de nieuwe Warmtewet. Deze zomer heeft minister Wiebes daartoe een voorstel voor de Wet Collectieve Warmtesystemen (WEW') ter consultatie aangeboden. De gemeente heeft daar bij brief van 29 juli 2020 op gereageerd, zie bijlage. Enkele belangrijke punten in het voorstel voor de WCW zijn: - De WCW voorziet in een stelsel waarbij de gemeente niet langer (privaatrechtelijke) concessies aanbesteedt, maar warmtekavels vaststelt en in een open en transparante selectieprocedure daarvoor een warmtebedrijf aanwijst. - Het ‘winnende’ warmtebedrijf krijgt het kavel toegewezen en krijgt integrale ketenverantwoordelijkheid met betrekking tot de warmtelevering. De duur van de aanwijzing is minimaal 20 en maximaal 30 jaar. - De aanwijzingsprocedure vindt plaats op basis van een limitatieve lijst met rangschikkingscriteria die moeten worden gehanteerd. - _Warmtebedrijven zijn verplicht aan wettelijke vastgelegde minimum prestatienormen voor CO2-uitstoot te voldoen. Deze normen worden over de tijd strenger. 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 De belangrijkste punten uit de Amsterdamse reactie op het wetsvoorstel zijn: - De WCW staat de gemeente niet toe aanvullende of strengere rangschikkingscriteria te hanteren bij de selectie van een warmteleverancier, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid en (verwachte) tarieven. De gemeente wil dit wel kunnen doen. - Het wetsvoorstel kent geen sturing op betaalbaarheid (tarieven eindgebruiker) bij de selectie van een warmteleverancier voor een kavel. Anders dan nu in een aanbestedingsprocedure, krijgt de gemeente dus niet de ruimte om prijs/de verwachte tarieven en de BAK (Bijdrage aansluitkosten) als rangschikkingscriterium mee te nemen in de aanwijzingsprocedure. - De WCW bevat een uitputtende regeling voor de regulering van collectieve warmtesystemen en warmtetransportnetten. Gemeenten mogen over de onderwerpen in de WCW geen nadere regels stellen (een zogenaamd doorkruisingsverbod). De gemeente wil de flexibiliteit om aanvullende regels te kunnen stellen (bijvoorbeeld voor participatie). VRAGEN EN BEANTWOORDING Vooraf: bij de beantwoording van de vragen heeft het college de huidige Warmtewet / situatie als uitgangspunt genomen omdat de minister de WCW na consultatie nog kan (en hopelijk zal) bijstellen. Ook bij vaststelling van de WCW door de Eerste en Tweede Kamer kunnen nog wijzigingen worden aangebracht. Waar relevant zal het college in het antwoord verwijzing naar bovenstaande algemene introductie. Toelichting vragensteller: “De Tvw wordt minimaal elke vijf jaar herijkt.” 1. Vraag: Wat voor gevolgen heeft dat voor de duur en omvang van concessies die worden uitgegeven? Kunnen concessies bepalingen bevatten die ruimte laten voor aanpassingen op basis van de herijking. Hoe wordt voorkomen dat nieuwe inzichten en innovaties niet kunnen worden toegepast doordat te grote, te veel of te restrictieve concessies zijn uitgegeven? ANTWOORD De Tvw gaat niet over de omvang of looptijd van concessies. Vaststellen of herijking van de Tvw werkt dus niet (automatisch) door in concessies. Zolang gebieden nog niet via een concessie (of straks bij de WCW via een warmtekavel + aanwijzing warmtebedrijf) zijn uitgegeven, kan de gemeente bij een herijking van de Tvw bijsturen op nieuwe ontwikkelingen en dit meenemen bij de uitgifte van concessies/warmtekavels voor dat gebied. Concessies kunnen bepalingen bevatten die ruimte laten voor aanpassing. Daarbij moet men zich realiseren dat een warmtebedrijf haar business case baseert op de afspraken zoals vastgelegd in de concessie. En over het algemeen heeft meer flexibiliteit ook een keerzijde, bijvoorbeeld omdat onzekerheid over het aantal toekomstige aansluiting prijsverhogend kan werken. Het afstemmen van de omvang, het aantal, de omvang en de looptijd is een vraagstuk op zich. Zie antwoord 3. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 2. Vraag: Welke eisen stellen we in concessies en contracten aan Vattenfall of andere warmtebedrijven ten aanzien van het verduurzamen van hun bronnen? Kunnen we daar in concessies garanties en verplichtingen over inbouwen? ANTWOORD Concessies kunnen bepalingen bevatten over het verduurzamen van warmtebronnen. De oudere concessies en contracten met warmtebedrijven bevatten meestal alleen bepalingen over de duurzaamheidsprestaties ten tijde van het opstellen en sluiten van het contract. In nieuwere concessies zijn al wel afspraken gericht op de toekomst gemaakt — bijvoorbeeld het streven naar openstelling van het net in de concessie Sluisbuurt. Zoals in de algemene alinea voorafgaand aan de vragen in dit document is gesteld, gaat de WCW sturen op verduurzaming van bronnen. 3. Vraag: Hoe voorkomt de Tvw dat nu eerst al het ‘laaghangend fruit wordt geplukt? M.a.w: hoe voorkomen we dat nu eerst concessies afgeven worden voor alle (relatief) makkelijk van het aardgas af te halen wijken en dat deze met gebruikmaking van de nu goedkoopste techniek van het gas af gaan, en er daarna niemand meer bereid is minder courante wijken van het gas te halen (zonder grote subsidies)? Kunnen er bij het sluiten van concessies nu al afspraken worden gemaakt over het ook aardgasvrij maken van moeilijkere wijken, of het verevenen van de kosten daar voor? ANTWOORD Vooropgesteld: de Tvw leidt niet automatisch tot het afgeven van concessies of het bepalen van de omvang van een concessiegebied. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de WCW zal waarschijnlijk hoogstens nog een enkele concessie worden uitgegeven (denk aan Strandeiland en Amstel III). Daar zal de gemeenteraad bij betrokken zijn. Daarna komt het systeem van warmtekavels van de WCW en de aanwijzing van een warmtebedrijf per kavel. Als er voldoende duidelijkheid is over de definitieve versie van de WCW wil het college een strategie op indeling van kavels vaststellen. Wellicht lukt dit al medio 2021; dit is afhankelijk van de snelheid waarmee het wetgevingstraject verloopt. Overwegingen bij het bepalen van de omvang van concessiegebieden of kavels is dat grote gebieden meer mogelijkheden bieden om laaghangend fruit en minder courante gebieden te combineren. Zo kan sprake zijn van het socialiseren van kosten en ontstaat een kostenvoordeel vanwege schaalgrootte. De gemeente kan dan echter minder toegespitst sturen. Bij een groot gebied / kavel dat nog niet volledig is aangesloten, zal een herijking van de Tvw waarschijnlijk ook geen invloed hebben (zie vorige vraag). Er is dan dus minder flexibiliteit en ruimte om in te spelen op innovaties. Het college komt bij u terug over dit onderwerp. Toelichting vragensteller: De Tvw zegt: “Het feit dat een buurt de kleur heeft van een warmtenet, betekent niet dat elk gebouw in die buurt op een warmtenet aangesloten wordt. Buurten zijn niet altijd homogeen en het kan dus zijn dat in delen van een buurt andere oplossingen kostenefficiënter zijn. Zo kunnen binnen een buurt 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 oudere en nieuwere gebouwen voorkomen en zijn er vaak verschillende soorten eigenaren in een buurt aanwezig. Voor utiliteitsgebouwen zijn bijvoorbeeld andere oplossingen interessant dan voor woningen. De transitiekaart in deze transitievisie warmte geeft wel een duidelijk voorkeursalternatief aan voor de buurt als geheel, waar we als gemeente met beleid op zullen sturen. Dat doen we omdat we de totale maatschappelijke kosten zo laag mogelijk willen houden.” 4. Vraag: De gemeente stuurt bij haar beleid toch ook op de criteria Duurzaamheid en Toekomstbestendigheid? Hoe speelt dat een rol bij het differentiëren in de buurt? ANTWOORD Ook duurzaamheid en toekomstgerichtheid zullen een rol spelen. De opdracht voor de Tvw zoals beschreven in het Klimaatakkoord is uitgaan van de oplossing met de laagste maatschappelijke kosten, met als uitgangspunt (nagenoeg) CO2 neutraal in 2050. De beschikbaarheid van energiebronnen en energiedragers is tevens meegewogen in Tvw. Dit is een vorm van toekomstgericht. Specifiek op buurten en uitzonderingen daarbinnen geldt hetzelfde — waarbij we naast uitgangspunt CO2 neutraal, en beschikbaarheid van de bron of drager ook zullen kijken naar wat gebouwen kunnen wat betreft ruimte en isolatiemogelijkheden bijvoorbeeld. Daarnaast herijken we momenteel de Wijken Aardgasvrij Maken (WAM!) procedure zodat deze beter is aangesloten op de Tvw. Bij elk WAM!-traject worden momenteel per buurt de randvoorwaarden en uitgangspunten bepaald waarlangs de alternatieve warmteoplossingen in het afwegingskader objectief worden getoetst. Deze worden afgestemd met gebouweigenaren, bewoners en gebruikers. Tevens zullen deze getoetst worden met alle partijen in de warmteketen, van productie, transport, distributie en levering. In de haalbaarheidsfase worden alternatieven geschaald op basis van de kosten en investeringen, planning, techniek, draagvlak, duurzaamheid, overlast en bereikbaarheid, en bestaande afspraken. Dit WAM!-proces wordt telkens aangevuld en gestandaardiseerd, en staat dus open voor toevoegingen — zoals toekomstgericht — die de afwegingen ten goede komen. De toets zal daarmee ook opnemen in hoeverre de nieuwe warmteoplossing de mogelijkheid geeft tot het invoeden van lokale bronnen in de toekomst, en het verlagen van de temperatuur in het systeem. In de vijfde updatebrief aardgasvrij d.d. 29 oktober 2019 bent u uitgebreid geïnformeerd over het gehele WAM! proces. Over de aanpassingen zult u in Q3 2020 worden geïnformeerd bij reactie op de motie 124.20. Toelichting vragensteller: In de uitleg over wat de keuze per wijk betekent staat te lezen over de buurten die als eerste aan de beurt komen: “Dit zijn allemaal buurten waar reeds op enige wijze is begonnen met de transitie. Het gaat om de zogeheten City Deal-buurten en om buurten met particuliere initiatieven van enige schaal. Op basis van de technisch-financiële analyse komt er voor deze buurten een middentemperatuur warmtenet uit. Doordat deze buurten onder de City Deal vallen of een particulier initiatief volgen kunnen zij desondanks afwijken van die warmteoptie om ruimte te maken voor een pilot of onderzoek. De gemeente zal die afwijking onderbouwen als en wanneer dat aan de orde is en meenemen in de herijking van de transitievisie.” 4 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 5. Vraag: Klopt het dat hier staat dat het college en de raad nog per buurt een keuze kunnen maken toch de voorkeur te geven aan een andere oplossing dan een MT net? Hoe en wanneer wordt besloten welke optie wordt uitgewerkt? ANTWOORD Dat klopt. De gemeenteraad stuurt met de goedkeuring van een bestedingsvoorstel. De eindkeuze wordt echter (onder huidige wetgeving en formeel) altijd gemaakt door gebouweigenaar en energiebedrijf (of buurtcoöperatie) die de alternatieve warmteoplossing aanlegt en uitvoert. Een uitgebreidere toelichting op dit proces is hieronder geschetst. De volgorde voor het maken van keuzes over warmteoplossingen in buurten is als volgt. De Tvw geeft een voorkeursalternatief voor een buurt aan, vervolgens wordt het WAM! -traject in gang gezet en met alle stakeholders (gebouweigenaren, warmtebedrijven, etc.) gesproken over dit voorkeursalternatief. Ook wordt er inzichtelijk gemaakt aan de hand van welke afwegingen dit alternatief het beste uit de bus komt. In het antwoord bij vraag 4 worden enkele van deze indicatoren genoemd (kosten, overlast, etc.). Samen met deze stakeholders wordt een buurtuitvoeringsplan opgesteld. Het bestedingsvoorstel dat daaruit volgt wordt ter goedkeuring aan de raad gepresenteerd. De raad geeft goedkeuring om een bepaald bedrag uit het klimaatfonds te reserveren voor de overgang naar de alternatieve warmteoplossing. Belangrijke notie is dat de gemeente een subsidie kan aanbieden, maar de gebouweigenaar uiteindelijk het besluit neemt om wel of niet over te stappen op het alternatief. 6. Vraag: Kan als onderdeel van de aanpak WAM en de buurtuitvoeringsplannen, en de definitieve keuze voor een warmteoptie een stap worden ingevoerd om de buurt zelf in een rechtspersoon als een warmtecoöperatie te laten bieden op bezit en beheer van de warmtevoorziening (op basis van een uitgewerkte BC)? ANTWOORD Ja, op dit moment is daarvoor zowel beleidsmatig als juridisch (enige) ruimte. In de toekomst voorziet de WCW in de mogelijkheid om kleine collectieve warmtesystemen (< 500 woningen) toe te staan. Voor grotere systemen is dit ook nog steeds mogelijk, maar moeten coöperaties/buurtinitiatieven meedingen in een (transparant competitief) aanwijzingsproces. Aan dergelijke initiatieven en rechtspersonen zullen daarmee dezelfde eisen worden gesteld op gebied van duurzaamheid, toekomstbestendigheid, leveringszekerheid en ander eisen die WCW (zal) stellen. Een ‘onderhandse’ gunning aan een coöperatie lijkt niet langer mogelijk. De verwachting is dat voor menig coöperatie een dergelijke aanbestedingsprocedure een uitdaging zal zijn. Zie ook de inspraakreactie van de gemeente op het concept WCW over deze kleine experimenteerruimte en het verzoek om dit te versoepelen t.b.v. ontwikkeling van initiatieven. Toelichting vragensteller: Bij het investeringsplan voor bijvoorbeeld de Reimerswaalbuurt wordt duidelijk dat er maar liefst 3 verschillende WOSen in die buurt zijn, die op verschillende temperaturen leveren vanaf het al aanwezige hoofd warmtenet. 5 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 7. Vraag: Kunnen binnen een buurt verschillende woonblokken op verschillende temperaturen warmte worden aangesloten, zelfs als voeding overal het 70 of zelfs 90 graden hoofdnet is? Kan dan ook een LT net gekozen worden voor een deel van de woningen binnen zo’n buurt die verder op MT wordt aangesloten, met bijvoorbeeld voeding uit TEO en het HT net als back-up? ANTWOORD Binnen een buurt bestaat de mogelijkheid om verschillende temperaturen te leveren. Dit geeft de mogelijkheid een LT net te kiezen voor een deel van de woningen. De demarcatie waarop dit mogelijk is, is het Warmte Overdracht Station (WOS). Een WOS - afhankelijk van de grootte en capaciteit - levert doorgaans tot maximaal 350 woningen, maar op IJburg is er ook een die levert aan duizend woningen. Per WOS is het theoretisch mogelijk om andere temperaturen te leveren. Hierbij is van hoge temperatuur naar lage temperatuur gemakkelijker en vraagt geen of beperkte additionele installaties. Van lagere naar hogere temperaturen vraagt om installaties zoals gasketels of warmtepompen. Indien een buurt dus meerdere WOSen heeft dan kan per WOS een ander temperatuurregime gelden. Ook met het MT of HT warmtenet als back-up. Dit alles maakt het warmtenet meer complex en de beheersbaarheid van het systeem niet gemakkelijker. Naast techniek en kosten kunnen ook andere zaken de wenselijkheid van eventuele extra WOSsen of andere installaties bepalen. Zo zullen zij een plek in de openbare ruimte moeten krijgen. Aandachtpunt bij een verlaging van aanvoertemperatuur is warm tapwater, dit kan in verband met legionella wetgeving niet direct uit het warmtenet geproduceerd worden bij een aanvoertemperatuur onder de 65 graden“. Toelichting vragensteller: In figuur 6 op pagina 23 wordt de CO2-uitstoot van verschillende Warmte-opties vergeleken. 8. Vraag: Klopt de constatering dat warmtepomp waterfwater in deze vergelijking — nu al, op basis van de huidige elektriciteitsmix — net zo duurzaam uitkomt als HT warmtenetten? Klopt voorts de aanname dat als de elektriciteitsmix sneller verduurzaamt dan HT warmtebronnen, dat deze optie dan duurzamer is dan HT? ANTWOORD De warmtepomp water/water en HT-restwarmte komen nu ongeveer gelijk uit qua CO2-uitstoot. Bij de warmtepomp is de duurzaamheid inderdaad te herleiden tot de duurzaamheid van de elektriciteitsmix. Er is hierbij gerekend met de huidige gemiddelde elektriciteitsmix. Let wel, de elektriciteitsmix die beschikbaar is op het moment dat er een warmtevraag is, is een andere mix dan de gemiddelde jaarlijkse elektriciteitsmix. Uit de regionale energiestrategie blijkt dat Amsterdam flink inzet op zonne-energie. De elektriciteitsmix die bij het vraagprofiel van een warmtepomp past, is vooralsnog lastig te verduurzamen. Denk daarbij aan koude herfst- en winterdagen wanneer er veel vraag naar warmte is, en er weinig zon is en misschien ook wel geen wind. Juist als de zon niet schijnt wordt het koud. Verwarmingen slaan in de winter 's ochtends t Temperatuur op afgifteset bij de woning. 6 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 massaal aan als het nog donker is. De vraag naar warmte en het aanbod van zonne- energie lopen dus veelal niet parallel. Het windpatroon is minder te voorspellen — waarbij het veelal 's middags het hardst waait en 's avonds tot de vroege ochtend het minst. In de winter kan het stormen maar ook langdurig windstil zijn. Indien op grote schaal warmtepompen worden toegepast, zal de piekvraag daarom veelal (groten)deels op een andere wijze ingevuld dienen te worden. Dat gebeurt vooralsnog met aardgas.” Op termijn kan dit mogelijk worden vervangen door bijvoorbeeld groene waterstof, maar hetzelfde geldt voor het warmtenet. Geothermie is voor warmtenetten ook een stabiele duurzame bron. Het tempo van verduurzaming van elektriciteits- en warmtebronnen is kortom lastig te voorspellen. Hierdoor is een conclusie dat all electric oplossingen sneller verduurzamen dan een warmtenet, niet onomstotelijk te onderbouwen. 9. Vraag: Waarom is in de vergelijking de optie van een LT warmtenet (40 graden) niet meegenomen? ANTWOORD In de methodologie van de Tvw is eerst gekeken naar de warmteopties met de laagste maatschappelijke kosten per buurt, conform opdracht Klimaatakkoord. Vervolgens zijn twee “checks” uitgevoerd: zijn die warmteopties duurzaam, en welke mogelijkheden zijn er voor de verduurzaming van bronnen (het bronperspectief). Voor de bestaande woningbouw zijn er grofweg twee gasvrije warmteopties die leiden tot de laagste maatschappelijke kosten: individueel all electric en het collectieve warmtenet (met dien verstande dat een warmtenet verschillende warmtebronnen kan hebben). Voor de check op duurzaamheid zijn die twee warmteopties in figuur 6 inzichtelijk gemaakt. In de Tvw is gekeken naar de beste oplossing voor de hele buurt. De warmteoptie (collectief) LT-warmtenet heeft voor de bestaande woningbouw doorgaans niet de laagste maatschappelijke kosten vanwege de hogere investeringen die nodig zijn in het vastgoed®. Een LT-warmtenetkomt dus niet voor in wijken met veel bestaande bouw. Daarom is dit ook niet meegenomen in figuur 6. Specifiek is er beargumenteerd dat het isoleren naar een warmtevraag van 80kWh/m? de meeste voordelen biedt, en verdergaande isolatie significant duurder wordt. Met isolatie tot 80kWh/m? is de keuze voor een LT systeem onlogisch. Het LT systeem zal onvoldoende comfort bieden. Toelichting vragensteller: “Voor warm tapwater geldt dat voor het veilig kunnen gebruiken van warm tapwater er met de huidige stand van de techniek en regelgeving een temperatuur van minimaal 55°C bij het tappunt nodig is.” (P53). Een recent onderzoek naar legionella wijst uit dat die 55C een functionele eis is, dat voor legionella andere oplossingen mogelijk zijn. In eerdere antwoorden op schriftelijke vragen van Groen (GroenLinks) meldde het college dat warmtevoorzieningen ? In de elektriciteitsmix zien we de laatste jaren een toename van gebruik van aardgas om de variabele productie van zon en wind op te kunnen vangen. 3 Deze investeringen zijn qua isolatie, ventilatie en radiatoren vergelijkbaar met die voor individueel all electric. Bij beide wordt op eenzelfde temperatuur warmte geleverd. 7 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Bie Gemeenteblad Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 aanzienlijk (tot 20%) minder energie gebruiken als de eis voor de warmte van het tapwater omlaag gaat. 10. Vraag: Zou het verlagen van de temperatuureisen aan tapwater nog verschil maken voor de keuzes in de Tvw? Zo ja, hoe wordt dat dan verwerkt? Op welke manier lobbyt het college op dit moment om die eisen in landelijke wetgeving omlaag te krijgen en zo de energietransitie makkelijker te maken? ANTWOORD Op koude dagen moet het beoogde warmtenetwerk 70 graden of meer leveren aan woningen met een isolatie op niveau minimum om ze voldoende comfortabel te houden. Dit blijft ook zo als de legionellaregelgeving verandert. Nieuwe legionellaregelgeving heeft dus geen gevolgen voor de uitkomst van diverse warmteopties. Alle opties kunnen mogelijk wel wat goedkoper worden omdat de warmte efficiënter geproduceerd kan worden (zowel collectieve als individuele systemen). Een warmtenetwerk volgt een zogenaamde ‘stooklijn’. Hierbij levert het netwerk in de winter iets hogere temperaturen en in de zomer iets lagere. Met de huidige wetgeving kan het warmtenet in de zomer beperkt naar beneden in temperatuur omdat het in de zomer moet blijven voldoen aan de gestelde eisen omtrent legionella. Als deze eis wordt versoepeld kan in de zomer de temperatuur verder worden verlaagd. Dit geldt ook voor de toepassing van individuele warmtepompen en andere all electric oplossingen. Het college lobbyt momenteel niet voor aanpassing van de legionellaregelgeving, maar zal de komende tijd onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om hier een traject voor op te starten. Toelichting vragensteller: De Tvw benoemt op verschillende plaatsen dat de noodzaak van het verzwaren van het elektriciteitsnet een beperkende factor is in keuzes voor alternatieven voor warmtenetten. 11. Vraag: Zijn de kosten van het verzwaren van het elektriciteitsnet niet (veel) lager dan van warmtenetten? In een technische sessie werd een prijs van ca.100€ per strekkende meter voor extra elektriciteitskabels vs 1000€ per strekkende meter voor buizen warmtenet genoemd. ANTWOORD Nee, de kosten voor het verzwaren van het elektriciteitsnet zijn niet lager dan de kosten voor een warmtenetwerk. De kostenvergelijking moet gemaakt worden op de schaal van het netwerk en niet op basis van het prijsverschil per strekkende meter elektriciteitskabel of warmteleiding. Een warmtenet is lokaal, dus hoeft alleen in de wijk te worden aangelegd (en afhankelijk van de bron mogelijk nog een transportnet). Omdat Amsterdam niet lokaal kan voorzien in haar elektriciteitsbehoefte reikt de verzwaring van het elektriciteitsnet veel verder: landelijk en internationaal. De impact is dus veel groter en veel complexer. Daarnaast is het van belang om niet alleen naar de investeringen in de infrastructuur te kijken maar naar de hele keten van opwek tot levering van warmte — inclusief de aanpassingen in de woning — en over een langere looptijd. 8 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 Toelichting vragensteller: Zie figuur 14 en 15 (p 65). 12. Vraag: Waarom is in de vergelijking de optie van een LT warmtenet (40 graden) niet meegenomen? Wat zou de uitkomst voor een LT net zijn? ANTWOORD Figuren 14 en 15 gaan over de elektriciteitsvraag van, en de impact op het elektriciteitsnet van diverse warmteoplossingen voor een gemiddelde bestaande woning met minimumniveau isolatie. Dit betekent een isolatieniveau van 80kWh/m?, waardoor LT geen haalbare optie is omdat dit onvoldoende comfort biedt. Zie voor de argumentatie ook het antwoord op vraag 9. Toelichting vragensteller: Zie Figuur 18: Gevoeligheidsanalyse Warmtetransitiemodel, p 78. 13. Vraag: Waarom is hier niet ook een vergelijking in kosten gemaakt met lokale bronnetten en met laag temperatuur netten? Wat is de uitkomst van een dergelijke vergelijking”? ANTWOORD Vanwege het beoogde isolatieniveau van 80kWh/m? zijn lokale bronnetten en LT- warmtenetten niet in de kostenvergelijking van het Warmtetransitiemodel (WTM) meegenomen. LT en ZLT systemen bieden onvoldoende comfort bij dat isolatieniveau. Om een laagtemperatuur warmtenet wel mogelijk te maken is er voldoende dichtheid, voldoende isolatie en voldoende schaalgrootte nodig. In de bestaande bouw moeten daarnaast radiatoren vervangen worden (voor bijvoorbeeld vloerverwarming) om geschikt te zijn voor verwarmen op laagtemperatuur. Hierdoor zijn de maatschappelijke kosten fors hoger dan bij een middentemperatuur warmtenet. In praktijk zullen daarom buurten of wijken die geschikt zijn voor een laagtemperatuur warmtenet nauwelijks voorkomen. Daarnaast is er relatief veel tijd nodig voor het nemen van de (vergaande) bouwkundige maatregelen, waardoor er met deze optie dus vaak ook niet kan worden gestart. Als er eerst een grote isolatieslag moet worden geslagen in de stad, dan worden de doelstellingen van 2040 aardgasvrij niet gehaald. Voor de bestaande bouw komt deze optie in het WTM daarom niet als optie met de laagst maatschappelijke kosten naar voren. In de warmteoptiekaart komt deze warmteoptie wel voor maar dan betreft het in alle gevallen grootschalige transformatie- en nieuwbouwgebieden. Voor nieuwbouw is deze warmteoptie namelijk wel kostentechnisch interessant. Lokale bronnetten eveneens, maar dan veelal voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties of enkele nieuwbouwlocaties. Toelichting vragensteller: P65: “De elektriciteit die nodig is voor de collectieve warmtepompen van het warmtenet is door de toepassingsschaal eenvoudiger duurzaam op te wekken dan voor warmtepompen die individueel zijn geplaatst in de woning.” 9 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 14. Vraag: Waarom? De duurzame energie wordt toch gewoon (al dan niet) geleverd via het net? ANTWOORD Ja, de elektriciteit wordt inderdaad geleverd door het net, echter is de duurzaamheid daarvan niet constant. Zoals gesteld, als de wind waait of als de zon schijnt dan is het aanbod van duurzame energie hoger dan als dit niet het geval is. De duurzaamheid van de elektriciteit is dus afhankelijk van het vraagpatroon van de warmtepomp. De aangehaalde zin gaat over de vergelijking tussen een collectief middentemperatuur warmtenet met een mix van warmtebronnen versus individuele warmtepompen. Een collectieve warmtepomp bij een collectief warmtenet levert alleen de basislast. De pieklast zal bijvoorbeeld middels koppeling aan het HT-netwerk ingevuld worden (zie ook vraag 7). De individuele warmtepomp zal de piek middels elektriciteit moeten opvangen — veelal juist op de momenten dat er weinig duurzame opwek is. Daarnaast is het warmtenet een buffer van warmte en kunnen er ook grote buffervaten geplaats worden bij deze warmtepompen. Het vraagpatroon van de collectieve oplossing is dus veel vlakker en beter te voorspellen dan voor individuele warmtenetpompen. Toelichting vragensteller: “In het laagste scenario zijn de belangrijkste toekomstige warmtebronnen voor Amsterdam aquathermie en restwarmte uit datacenters. Deze warmtebronnen zijn relatief laagwaardig en vragen aanvullend dus relatief veel elektriciteit.” (P69) 15. Vraag: Dat deze bronnen véél elektriciteit vragen is toch uitsluitend waar als je aanneemt dat de bronnen moeten worden opgewaardeerd naar 70 graden (en niet als je ze opwaardeert naar 40 graden?). ANTWOORD Het klopt dat de genoemde bronnen meer elektriciteit vragen als ze worden opgewaardeerd naar 70 graden dan wanneer ze worden opgewaardeerd naar 40 graden. Zoals eerder gesteld, opwaardering naar 70 graden is noodzakelijk om de meeste woningen in Amsterdam in de winter comfortabel te verwarmen. Bij veertig graden is bovendien naverwarming van tapwater nodig i.v.m. legionellaregelgeving. Toelichting vragensteller: Zie tabel 12 -17 pp 90-92. 16. Vraag: Klopt bij deze berekeningen de aanname dat als de gasprijs (en of de prijs van GJ warmte) ook maar een beetje omhoog gaat, dat dan de optie van basisniveau isoleren financieel veel voordeliger wordt ten opzichte van minimumniveau isoleren? ANTWOORD In het algemeen geldt inderdaad: een snellere of hogere stijging van de gasprijs kan er inderdaad voor zorgen dat het isoleren naar een hoger niveau sneller rendeert. Het precieze antwoord hangt echter af van de huidige isolatiestaat van woningen. Bijvoorbeeld bij de woningen 1990-2005 blijkt uit de berekeningen dat die met de huidige prijzen beter gelijk naar basisniveau kunnen gaan. Maar hoe ouder de woning, hoe minder snel vergaande isolatie zich terug verdient. Uit tabel 17 blijkt dat 10 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 voor woningen van voor 1920 de basisisolatie € 6.000 meer kost dan de minimale isolatie. In deze berekeningen is al rekening gehouden met een verhoging van de belastingen op de aardgasprijs zoals aangekondigd in het Klimaatakkoord, die lopen tot 2026. Naast deze belastingverhogingen is eenzelfde index aangehouden als voor elektra en warmte, gekoppeld aan de CPI, namelijk 2%. De kale gasprijs is echter in de afgelopen 10 jaar niet gestegen“. Het is daarom niet aannemelijk dat deze sneller zal stijgen dan bijvoorbeeld de elektraprijzen of de kosten voor isolatiemaatregelen. Bovendien kijken we naar een periode van 30 jaar. De meeste gebouweigenaren hebben een veel kortere tijdhorizon. Ook is het sterk afhankelijk van het bewonersgedrag. Belangrijk is dat minimumisolatie de eerste stappen zijn en dus niet de isolatie naar basisniveau in de weg staan (het is dus spijtvrij / no regret). Omdat we bij de hoogte van de investeringen uitgaan van natuurlijke momenten van onderhoud of verbouwing is het van belang te beseffen dat er dus vooral meer tijd nodig is om de bestaande gebouwde omgeving op het basisniveau te krijgen ten opzichte van het minimumniveau. Ten slotte is het belangrijk om niet te vergeten dat bij de investeringen gepresenteerd in de kolom met basis-isolatieniveau de woning weliswaar geïsoleerd is om met LT warmte comfortabel verwarmd te worden, maar dat er dan nog geen vloerverwarming of vergelijkbaar is geïnstalleerd. Dat is wel gedaan in de kolom all electric. 17. Vraag: Tabel 11 van bijlage 4 geeft aan dat het verschil in investeringen om een woning geschikt te maken voor LT warmte (basisisolatie) voor woningen uit de periode 1950-19/5 respectievelijk 1975-1990 2800€ (14575-17375) respectievelijk 1050€ (13525-14575 ) is. Rechtvaardigt dit kleine verschil in investeringen in het college de vanzelfsprekende keuze voor MT warmte boven LT oplossingen? ANTWOORD Deze vraag is niet te beantwoorden met de aangehaalde tabel 11. Tabel 11 laat inderdaad de investeringskosten zien voor isolatie, ventilatie, elektrisch koken en evt. aanpassing van radiatoren om op 70 graden te kunnen verwarmen. Echter, in tabel 11 zijn geen kosten opgenomen die nodig zijn om op 40 graden te kunnen verwarmen — met de veel genoemde vloerverwarming als exponent daarvan. Om de keuze voor een MT vs. LT oplossing te onderbouwen, dient daarom gekeken te worden naar de tabellen 12 — 17. Het is bij die tabellen belangrijk om naar de twee rechter kolommen te kijken. e De eerste (meest linker) kolom met cijfers laat de huidige situatie zien: aardgas met het huidige isolatieniveau. e In de twee kolommen rechts daarvan staan de gevolgen van isoleren. De regel woninginvestering van deze kolommen is een samenvatting van tabel 11. Let op: deze situatie gaat nog steeds uit van aardgas — maar dan dus in een geïsoleerde woning. e Pas in de twee rechter kolommen is de gewenste toekomst weergeven: geïsoleerd en aardgasvrij. Het is zaak in die kolommen te kijken naar de regel “Kosten 30 jaar”. * https://opendata.cbs.nl/statline#/CBS/nl/dataset/81309NED/table?fromstatweb 11 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 Om de vraag over een keuze voor een warmteoplossing te beantwoorden, moet dus gekeken naar die twee rechter kolommen, bij regel kosten 30 jaar. Voor woningen uit 1950-1975 kost een MT warmtenet vs. all electric LT € 11.250 versus € 21.000. Een verschil van € 10.000. Het verschil bij woningen 1975-1990 is € 7.000 (13.750 vs. € 20.750). Deze verschillen zijn zo groot dat het college een keuze voor MT gerechtvaardigd vindt. 18. Vraag: Tabel 14 laat zien dat basisisolatieniveau voor woningen van 1975-1990 financieel voordeliger is dat minimum, en voor 1950-1975 marginaal duurder. Waarom wordt er dan niet overal voor basisisolatie gekozen? ANTWOORD Hou ouder de woning, hoe minder snel vergaande isolatie zich terug verdient. Uit tabel 17 blijkt dat voor woningen van voor 1920 de basisisolatie € 6.000 meer kost dan de minimale isolatie. Men zou denken dat een huis dat veel gas verbruikt door matige isolatie sneller investeringen in isolatie zou terugverdienen. De berekening wijst echter uit dat de kosten niet op wegen tegen de baten. Een gemiddelde jaarlijkse besparing op de energierekening van € 56 voor basisisolatie in plaats van minimumisolatie is te klein om de investeringen aantrekkelijk te maken voor de eigenaar. Bij vraag 16 werd al duidelijk dat bij nieuwe woningen basisisolatie juist wel goedkoper is dan minimale isolatie, doordat de investeringen kleiner zijn voor deze woningen aangezien zij al een hoger standaard isolatieniveau hebben. Wij gaan er van uit dat woningeigenaren goed nadenken over hun investeringen in isolatie. Als hen duidelijk wordt dat betere isolatie zorgt voor lagere kosten, zullen zij daar al snel voor kiezen — waarbij sommigen geremd zullen worden door eventuele lange terugverdientijden. Toelichting vragensteller: De conclusie van de tabellen 12-17 is: “De netto contante kosten (30 jaar) van het minimumniveau en het basisniveau ontlopen elkaar niet veel. Echter om met laagtemperatuur te kunnen verwarmen zullen ook de radiatoren vervangen moeten worden door laagtemperatuur radiatoren. Hierdoor lopen de investeringen voor de vastgoedeigenaar en de netto contante kosten (30 jaar) op ten opzichte van de situatie met middentemperatuur verwarming. Bij een collectieve oplossing is daarom een middentemperatuur warmtenet het meest haalbaar vanuit kosten beschouwd.” 19. Vraag: Wat zijn de meerkosten van LT radiatoren en de bijbehorende netto contante kosten? Hoe weegt het college deze kosten af tegen de winst in duurzaamheid en toekomstbestendigheid van de LT oplossing? ANTWOORD De aangehaalde tekst had beter geschreven kunnen worden. Deze gaat aangepast worden tot: “De netto contante kosten (30 jaar) van isoleren tot het minimumniveau en het basisniveau ontlopen elkaar niet veel — behalve bij oudere woningen. Echter om met laagtemperatuur te kunnen verwarmen zullen naast isolatiemaatregelen ook de radiatoren vervangen moeten worden door laagtemperatuur radiatoren. Hierdoor 12 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 lopen de investeringen voor de vastgoedeigenaar op, terwijl er geen sprake is van compenserende extra energiebesparing. Hierdoor zijn de netto contante kosten (30 jaar) bij een MT warmtenet (aanzienlijk) lager dan bij LT all electric. Bij een collectieve oplossing is daarom een middentemperatuur warmtenet het meest haalbaar vanuit kosten beschouwd.” Een referentiewoning (in huidige Amsterdamse netten) met standaard radiatoren geschikt maken voor 70/40 kost ongeveer € 1650. De stap naar 65/35 voor die woning kost tegen € 2000. De kosten voor LT-radiatoren zijn circa € 3.000- € 3.500 per woning. Investeringen in laagtemperatuur radiatoren zijn meegenomen in de investering in all-electric. De warmtevraag gaat niet per definitie omlaag vanwege een andere radiator — het is geen isolatiemaatregel. Belangrijke kanttekening bij LT verwarming is wel dat het benodigd afgifte oppervlak bij radiatoren drastisch toeneemt. Dit vertaalt zich enerzijds door in kosten, maar dus ook in meer ruimte beslag in de woning, vanwege meer of grotere en/of dikkere radiatoren. Bij bestaande bouw moet je ook mogelijk oak nog kosten rekenen voor eventuele vervanging/toevoeging van leidingwerk en ligt de prijs wellicht boven genoemde € 3500. Er zijn andere oplossingen in de markt die zorgen dat bestaande radiatoren efficiënter gemaakt kunnen worden en dus minder ruimte nodig is. Deze werken met geforceerde convectie, doormiddel van het plaatsen van ventilatoren onder de radiator. Dit hebben wij bekeken voor 65/35. De meerkosten hiervan kwamen op € 1600 boven de aanschaf van radiatoren. Hierbij komt ook nog de noodzaak voor een stekker kijken. Systemen waarbij dit geïntegreerd is bestaan ook, maar die gaan voorbij € 4000 voor de beschouwde referentiewoning. De grootste winst is met name nog te behalen door de regelgeving voor warm tapwater aan te passen (zie ook vraag 26). Hierdoor kan de temperatuur van bijvoorbeeld een warmtenet voor een groot deel van het jaar omlaag, zonder dat er aanpassingen in de woning gedaan hoeven te worden. Aanpassing van netwerk naar LT kan pas als op minimaal WOS niveau de temperatuur kan worden verlaagd. Dus als 350-1000 WEOQ allemaal deze aanpassing hebben uitgevoerd. Toelichting vragensteller: In de Tvw wordt ervan uit gegaan dat netten die nu nog voor 90 graden worden aangelegd, op termijn in temperatuur verlaagd zouden kunnen worden, als alle woningen in een buurt voldoende geïsoleerd zijn. 20. Vraag: Moeten er nu bij aanleg van de warmtenetten al voorbereidingen getroffen worden, om de temperatuur in die netten op termijn te kunnen verlagen? Kunnen de WOS zonder verdere investeringen, zodra de woningen in een buurt allemaal voldoende geïsoleerd zijn, gebruikt worden om een andere temperatuur te leveren? Welke maatregelen en investeringen worden er nu getroffen om te zorgen dat de temperatuur in de netten op termijn omlaag kan zonder hoge meerinvesteringen? ANTWOORD Een lagere aanvoertemperatuur is voor de leidingen en het onderstation geen probleem. Het temperatuurverschil tussen de aanvoer- en retourleiding (delta T) 13 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 bepaalt het vermogen dat er door een leiding. Indien de delta T omlaag gaat dan zal de diameter groter moeten worden bij gelijk blijvende vermogensvraag. Door verder te isoleren zal de warmtevraag en bijbehorend vermogen lager worden. Deze twee effecten kunnen elkaar tot zekere mate opvangen. Toelichting vragensteller: “De transitievisie warmte is geen specifieke verduurzamingsstrategie voor warmtebronnen of voor de opwek van elektriciteit. De Regionale Energiestrategie (RES) gaat in op de mogelijkheden om duurzame energie op te wekken in de regio, inclusief duurzame warmte.” De RES verwijst juist naar de Tvw als de plek waar een gemeente bepaalt hoe de bronnen worden verduurzaamd. 21. Vraag: Hoe en waar wordt nu in beleid vastgelegd hoe warmtebronnen worden verduurzaamd”? ANTWOORD Het Amsterdamse bronnenboek is een inventarisatie van mogelijke warmtebronnen voor Amsterdam. Het geeft twee scenario's: hoge en lage beschikbaarheid van bronnen. Deze scenario's zijn overgenomen in de Tvw, zie bijlage 3 — paragraaf 3.3.3. Het overzicht van bronnen in het bronnenboek wordt uitgewerkt tot een bronnenstrategie waarin de gemeentelijke visie staat op verduurzaming van de warmtebronnen. In deze bronnenstrategie zal aan de hand van vier scenario's ook vier verschillende ideale merit orders worden gepresenteerd. Bij deze merit orders is met veel factoren die invloed hebben op de ‘prestaties’ van een bron rekening gehouden: de duurzaamheid, seizoenscapaciteit, investeringen en (onderhouds)kosten, schaalgrootte, en meer. Aan de hand van deze analyses kan vervolgens bepaald worden in welke mate de gemeente kan en moet sturen, aangezien zij niet beheerder is van de warmtenetten. Een warmtebedrijf is namelijk verantwoordelijke voor de productie / inkoop van warmte, en dus ook voor het contracteren en aansluiten van (duurzame) warmtebronnen. Vattenfall heeft een strategie om in één generatie fossielvrij te worden. Aanvullend daarop zijn in de huidige Warmtewet verduurzamingseisen opgenomen, zodat van vrijblijvendheid geen sprake kan zijn. In de aanstaande WCW worden verdere verduurzamingsdoelstelling opgelegd aan warmtebedrijven. Zie ook het algemene deel voorafgaand aan deze antwoorden, en de inspraakreactie van de gemeente waarin zij aangeeft te weinig sturing te krijgen in de WCW op duurzaamheid/CO2. Zo is het de gemeente niet toegestaan om (aanvullende) strengere CO2-eisen te stellen aan warmtebedrijven. Toelichting vragensteller: Zie bijlage 1, paragraaf 2.1 ‘Besliscriteria’, 22. Vraag: Waarom is in bijlage 1 bij de besliscriteria het criterium ‘toekomstbestendig’ niet meegenomen? ANTWOORD Toekomstbestendigheid is (impliciet) meegenomen bij de afwegingen in de Tvw en in de besliscriteria op verschillende niveaus. Meegewogen in de Tvw zijn: - de beschikbaarheid van toekomstige bronnen - de aanwezigheid van een (toekomstbestendige) infrastructuur in de buurt 14 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 - de mogelijkheden voor verduurzaming op korte termijn en in de toekomst Besliscriteria die zijn opgehaald bij Amsterdammers en stakeholders en vastgelegd in de Notitie van uitgangspunten, bijlage 1. Op 21 november 2019 heeft de gemeenteraad kennis genomen van de Notitie van uitgangspunten en de besliscriteria die daarin zijn vastgelegd. Aanvullende vragen naar aanleiding van de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Groen van 23 januari 2020 inzake concessies voor warmtenetten, temperatuur van warmtenetten en koeling (gepubliceerd op 12 maart 2020 onder nr. 302.20). Toelichting vragensteller: In antwoord op vraag 6 zegt het college: “Concessieovereenkomsten voor warmtenetten worden sinds 1 juli 2016 wettelijk gereguleerd door de aanbestedingswet. Vóór 1 juli 2016 gold geen wettelijke aanbestedingsverplichting voor concessies. Nieuwe warmte (en koude) voorzieningen dienen derhalve te worden aanbesteed conform de aanbestedingswet. Het college kan de uitvraag van een aanbesteding tot op zekere hoogte naar eigen inzicht invullen. Zo kan er naast bijvoorbeeld duurzaamheid ook op betaalbaarheid gestuurd worden. Eventueel kan de markt in een consultatie worden betrokken. De definitieve concessieovereenkomst komt aldus tot stand op basis van input van de opdrachtgever en de te selecteren partij.” 23. Vraag: Kan je in een concessie ook sturen op criteria als ‘Toekomstbestendig’ (zoals vastgelegd in het afwegingskader warmte)? Doe het college dit? Zo ja Hoe?, Zo nee, waarom niet? ANTWOORD Ja, dit kan. Het is bijvoorbeeld mogelijk om eisen op te nemen in het Programma van Eisen, onderdeel van het concessiecontract. Dat kan gaan om technische eigenschappen die het mogelijk maken om temperatuur te verlagen in de toekomst, of om nieuwe bronnen in te kunnen koppelen op verschillende locaties in het netwerk. Ons college is momenteel bezig met één aanbesteding (Energiesysteem OverAmstel) en dat zal een ZLT of LT systeem worden. Hiermee is het systeem al toekomstbestendig. Of en hoe de gemeente zelf kan sturen op ‘toekomstbestendig’ na inwerkingtreding van de WCW is onduidelijk. Dit kan afhangen van de operationalisering van het begrip en of operationele aspecten vallen onder het eerder aangehaalde doorkruisingsbesluit. Zie ook het algemene deel van deze antwoorden. 24. Vraag: Kan het college voorafgaand aan een aanbesteding ook een voorkeursrecht voor lokale energiefwarmtecoöperaties inbouwen? Bijvoorbeeld voor een periode van 2 jaar om een plan te maken dat technisch en economisch haalbaar is en draagvlak te verwerven onder de bewoners en bedrijven in het gebied? Of kan het college anderszins eisen stellen aan mede-eigenaarschap van lokale bewoners, dan wel medebeslisrecht? ANTWOORD 15 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Bie Gemeenteblad R Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 Het college kan ruimte bieden aan lokale coöperaties om plannen te maken voor een collectieve warmtevoorziening. Dit doet het college nu in bijvoorbeeld WG-terrein en in Middenmeer. Met subsidie, voorinvesteringen (Middenmeer Noord) en meedenken biedt de gemeente daar ondersteuning. Het hangt van de situatie af of er sprake zal zijn van iets als een aanbesteding. Indien bijvoorbeeld de WG-terrein kopgroep samen met de woningeigenaren besluit daar enig warmtesysteem aan te leggen, heeft de gemeente daar weinig over te zeggen. Hoogstens aan eventuele subsidies kunnen voorwaarden gesteld worden. Maar in het algemeen geldt: als de gemeente een aanbesteding houdt, kan zij (binnen wettelijke grenzen van mededinging en staatssteun) veel zelf bepalen. Modellen met mede-eigenaarschap van lokale bewoners dan wel medebeslisrecht zouden inpasbaar gemaakt kunnen worden. Ook de keuze van het moment van timing van een aanbesteding ligt bij de gemeente. Als de WCW van kracht wordt, biedt dat het kader waarmee warmtebedrijven geselecteerd dienen te worden. De WCW wordt momenteel herzien n.av. de inspraakreacties van partijen en gemeenten. Hieruit zal moeten blijken wat voor invloed de nieuwe WCW gemeenten geeft om voor lokale warmtecoöperaties iets als een voorkeursrecht in te bouwen. Toelichting vragensteller: In antwoord op vraag 11 zegt het college: “Gemiddeld voor de stad Amsterdam wordt een warmtevraag van 80 kWh/m? verwacht in 2040 (label B/C) en een koudevraag van minder dan 10 kWh/m?. Voor nieuwbouw liggen de verwachte warmte en koudevraag dichter bij elkaar (40 kWh/m? vs. meer dan 10 kWh/m?2).” 25. Vraag: Is het onderscheid tussen nieuwbouw gemiddelde bouw hier niet onterecht? Het streven is om op termijn alle woningen vergelijkbaar goed met nieuwbouw te isoleren. Klopt de aanname dat daarna dus voor de bestaande bouw warmte- en koudevraag vergelijkbaar dicht bij elkaar zullen liggen als voor nieuwbouw? En is er dan niet net zo veel reden om koudevraag mee te tellen bij de voorkeur voor een warmteoplossing? ANTWOORD Het onderscheid tussen nieuwbouw en bestaande bouw is terecht. De termijn waarop de bestaande stad een isolatieniveau bereikt vergelijkbaar met nieuwbouw is langer dan nu wordt overzien met de Tvw. Hoewel dat erg koffiedik kijken wordt, zijn er modellen die er van uitgaan dat de warmtevraag van de bestaande stad rond 2100 op het niveau van nieuwbouw zitten. Deze lange termijn zorgt ervoor dat de koudevraag momenteel niet expliciet is meegeteld. Toelichting vragensteller: Antwoord op vraag 9a “Als de bron een WKO is of oppervlaktewater (thermische energie uit oppervlaktewater, TEO), dan worden de beste rendementen gehaald als een temperatuur moet worden verhoogd tot maximaal 55°.” Een warmtenet met water op 55 graden is al voldoende om woningen te verwarmen die geïsoleerd zijn tot label C, dan wel voor de isolatiegraad die de gemeente toch sowieso wil halen. 16 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020 26. Vraag: Waarom passen we niet bij voorkeur overal warmte van 55 graden toe als dat voldoende is voor verwarming en ook het hoogste rendement heeft bij gebruik van duurzame bronnen als TEO? ANTWOORD De stelling dat een warmtenet met water op 55 graden voldoende is voor verwarming van woningen met label C herkent het college niet. Een woning met energielabel B/C heeft nog 70 graden nodig in de winter. De Tvw gaat er vanuit dat de warmtevoorziening ook warm tapwater moet leveren. De legionellawetgeving eist dat warmwater minimaal verhit wordt tot 55 graden. Om 55 graden op het tappunt te bereiken zal het warmtenet minimaal 65 graden moeten zijn want op elk overdrachtspunt (warmtewisselaar/WOS) verlies je een aantal graden. Met de huidige regelgeving kan de temperatuur van het warmtenet dus niet verder omlaag. 27. Vraag: Zijn de MT netten die we nu aanleggen op termijn zonder meer investering te gebruiken voor warmte van 55 graden? ANTWOORD De netwerken zijn ook te gebruiken voor warmte van 55° C. Alle woningen achter één WOS zullen op hetzelfde moment moeten omschakelen. Tapwater en bijbehorende legionellawetgeving is een aandachtspunt. Daarbij is van belang dat er voldoende temperatuurverschil is tussen het water dat de woning ingaat en dat weer terug stroomt naar het warmtenet (de delta T). Een temperatuurverschil van 20 tot 25 graden is nodig. Dus 55 graden de woning in betekent 30 à 35 graden de woning uit. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 17
Schriftelijke Vraag
17
train
Nummer _BD2017-001189 Afdeling Bestuur en 2% Gemeente Amsterdam AB ognisaie € Stadsdeel Zuid Voordracht voor het Algemeen Bestuur van de x% bestuurscommissie Zuid 4 Datum: 20-12-2017 Programma 10. Bestuur en Ondersteuning Agendapunt À Datum besluit DB 21-11-2017 Te publiceren tekst Onderwerp Gebiedsplannen 2018 Met deze voordracht stelt het DB het algemeen bestuur van de bestuurscommissie voor het volgende besluit te nemen; Te publiceren tekst De het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Stadsdeel Zuid besluit De gebiedsplannen 2018 voor De Pijp IRivierenbuurt, Oud-Zuid en Buitenveldert / Zuidas vast te stellen. Wettelijke grondslag | Bij de taken- en bevoegdhedenlijst van bestuurscommissies wordt onder algemene werkwijze aangegeven dat bestuurscommissies instrumenten zoals gebiedsanalyses, - | agenda's, en —plannen opstellen. | Bestuurlijke achtergrond | Het doel van het gebiedsplan is om bewoners, professionele partners en andere betrokkenen te informeren over de activiteiten met verbijzonderde aandacht die de gemeente en/of haar partners in een bepaalde buurt gaat ondernemen en de gemaakte | afspraken vast te stellen. De gebiedsplannen maken onderdeel uit van de stedelijke gebiedscyclus en zijn de jaarlijkse vertaling van de gebiedsagenda's naar maatregelen en activiteiten. In de gebiedsplannen staan de activiteiten die de gemeente in 2018 gaat uitvoeren om de doelen te realiseren die zijn opgenomen in de gebiedsagenda's 2016-2019. Deze doelen geven geen prioriteit weer, de volgorde is willekeurig. Er zijn alleen activiteiten opgenomen, waarvoor concrete afspraken zijn gemaakt met uitvoerende afdelingen, rve's en/of partners over uitvoering en waarvoor financiële dekking aanwezig is. Een deel van de activiteiten wordt in samenwerking met of geheel door partners of bewoners uitgevoerd, Inbreng betrokkenen Voor het opstellen van de jaarlijkse gebiedsplannen is de inbreng van betrokkenen essentieel. We zien een toename in het aantal bewoners- en vrijwilligersinitiatieven, die een grote bijdrage leveren aan de kwaliteit van de buurt. Ook betrekken we bewoners steeds vaker bij de uitvoering van taken, bijvoorbeeld bij de herinrichting van een straat, of werken we met bewoners samen, zoals bij de adoptie van afvalbakken. 1 Fortefpuile 7 Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid gendapunt En AB Afdeling bestauren Bestuurscommissie organisatie Voordracht voor de vergadering: 20- 12- 2017 nnen nl De gebiedsteams gaan geregeld de wijk in om meningen en ideeën te peilen bij bewoners(groepen), ondernemers, professionals en vrijwilligers. Tijdens de bijeenkomsten van de initiatiefgroep G250 Werkt! in 2017 zijn nieuwe thema's op tafel gekomen die aandacht behoeven. De Dialoog in Zuid-bijeenkomsten, waarop we met bewoners praten over zorg en welzijn, zijn ook een belangrijke informatiebron. Voor het eerst hebben we dit jaar voor elk van de drie gebieden een aparte bijeenkomst gehouden. Ook nieuw dit jaar was de Dag van het Gebied: tijdens deze dag houden organisaties open huis en laten we zien wat er in de buurt allemaal is aan initiatieven en maatschappelijke activiteiten. We hebben ons op verschillende manieren extra ingespannen om nieuwe doelgroepen te bereiken. Daarnaast zijn online enquêtes voorgelegd aan internationals en ondernemers. De respons was hoog en de antwoorden hebben veel informatie opgeleverd over wat er leeft onder deze groepen. Die informatie vindt zijn weerslag in de gebiedsplannen. mmm Resultaat commissiebehandeling De voorbereidende commissie heeft in haar vergadering van 6 december 2017 besloten het dossier ter vaststelling voor te leggen aan het algemeen bestuur. mmm Korte toelichting op het gevraagde besluit Kanttekeningen en risico's De budgetbrieven, waarin de vastgestelde budgetten voor 2018 zijn opgenomen, zijn nog niet bekend. pmm Gevolgen Belanghebbenden Zoals vermeld in de gebiedsplannen. Stadsdeelorganisatie Zoals vermeld in de gebiedsplannen. mmm Adviezen Intern (binnen gemeente) De gebiedsplannen zijn in nauwe samenwerking met betrokken uit andere onderdelen van de gemeente en de gebiedspool opgesteld. In de gebiedsplannen zijn alleen activiteiten en maatregelen opgenomen die financieel gedekt zijn. Extern (buiten gemeente) De gebiedsplannen zijn in nauwe samenwerking met bewoners, ondernemers, instellingen en professionals vanuit de gemeente opgesteld en geven daarmee een weerslag van wat er in het gebied leeft en speelt. he Uitkomsten inspraak en/of maatschappelijk overleg De gebiedsplannen zijn in nauwe samenwerking met bewoners, ondernemers, instellingen en professionals vanuit de gemeente opgesteld en geven daarmee een weerslag van wat er in het gebied leeft en speelt. 2 eene, 5 Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid A B gendapun Ee Afdeling Besturen Bestuurscommissie organisatie Voordracht voor de vergadering: 20- 12- 2017 Financiële paragraaf In de gebiedsplannen zijn alleen activiteiten en maatregelen opgenomen die financieel gedekt zijn. Zijn er financiële risico'sen Nee zo ja, hoe worden deze beheerst? Geheimhouding Nvt. | | Publicatiefcommunicatie De gebiedsplannen van alle stadsdelen worden digitaal gepubliceerd na vaststelling door de algemene besturen van de bestuurscommissies en nadat alle plannen uniform zijn | opgemaakt. Dat zal naar verwachting in januari 2018 zijn. Op de internetpagina van de gebieden komt een samenvatting van de plannen. | Stukken Meegezonden 1. Gebiedsplan 2018 De Pijp/Rivierenbuurt 2. Gebiedsplan 2018 Oud-Zuid 3. Gebiedsplan 2018 Buitenveldert/Zuidas Ter inzage gelegd De stukken liggen ter inzage op het stadsdeelkantoor (President Kennedylaan 923) en in | de Huizen van de Wijk van het stadsdeel. Aldus besloten, Ì \ | | | Cod Ü MIN | WL Lu ed res S.T. Capel MP SEE A 5, voorzitter secretaris 3
Besluit
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 171 Publicatiedatum 20 maart 2019 Ingekomen onder s Ingekomen op woensdag 13 februari 2019 Behandeld op woensdag 13 maart 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Blom en La Rose inzake het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit (diversiteit in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht, Besturen en Adviesorganen) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 105). Overwegende dat: — Het bevorderen van diversiteit en inclusiviteit binnen en buiten de gemeentelijke organisatie prioriteit geniet van dit college; — Daadwerkelijke emancipatie, gelijkheid en inclusiviteit ook betekent dat diversiteit dient terug te komen in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht, Besturen en Adviesorganen; — Het college voornemens is in te zetten op het Leiderschapsprogramma Ambassadeurs van Amsterdam; — Het met de gender en etnische diversiteit aan de top van het maatschappelijk middenveld, gezien de demografische samenstelling van de stad, problematisch is gesteld; — Het potentieel van hoogopgeleide vrouwen en biculturelen met bestuurlijke ambities onvoldoende wordt benut en ook aan de top een tweedeling ontstaat. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Aanvullend of parallel aan het Leiderschapsprogramma Ambassadeurs van Amsterdam een effectieve aanpak te ontwikkelen voor Amsterdammers met bestuurlijke ambities (sleutelfiguren en talenten), ter bevordering van de bestuurlijke diversiteit in het maatschappelijk middenveld. De leden van de gemeenteraad S.R.H. Blom N.V.M. la Rose 1
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 936 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed. Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere Bouwkunst. Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940. In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse (na 1945) bouwperiode afgerond. De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar. Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg (BMA) in 2014 verwacht. Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn. Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1 beoordeeld, maar nog niet aangewezen. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit geprotesteerd. Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid. Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree, de heer Mulder en de heer Verbeet. De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn geselecteerd. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald? Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang willen leveren? Antwoord: Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel. In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid (afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond. Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon worden op de te behouden panden. Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden. 2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt dit jaar af te ronden? Antwoord: Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen. Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord, voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen afsluiten. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn aangewezen? Antwoord: Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden, voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als monument worden beschermd. Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer opportuun is. 4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten & Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden. 5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure te brengen? Antwoord: Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de monumentenstatus in aanmerking. Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Jae Gemeenteblad Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project? Antwoord: De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de “Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig toepasbaar in de aanwijzingsprocedure. 7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren? Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme en stadsvernieuwing (1965-1975)? Antwoord: In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden. Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940- 1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank. Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden betrokken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing Jae Gemeenteblad R Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Bijlage bij de beantwoording. Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel. panden panden panden ‚Centrum [95 |A \Gen |Q | [West [44 22920 [Noord [45 6 Ad. Centrum: In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen 1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres, architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden. In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22- 36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen. Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007 gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te starten. Ad. Oost: In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot aanwijzing heeft besloten. De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen. Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de aanwijzingsprocedure nog gaande. Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark, te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden. De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte van de bouwvergunning. Ad. West: Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst. De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Jae Gemeenteblad ummer = zn Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014 Ad. Zuid Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de aanwijzing. Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar het interieur plaats. Ad. Noord: Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen. Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en zal niet worden aangewezen. 6
Schriftelijke Vraag
450
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 23 december 2021 Ingekomen onder nummer 845 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Kuiper inzake verkoop gemeentelijk vastgoed met bestemming wonen midden in de wooncrisis Onderwerp Verkoop gemeentelijk vastgoed met bestemming wonen midden in de wooncrisis Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Aanscherping criteria sociaal medische urgentie Nr. VN2021-033053. Overwegende dat: — het zeer zorgelijk en onwenselijk is dat het niet lukt om alle sociaal medisch urgente Amster- dammers tijdig een woning toe te kennen; — het nietuitte leggen is dat de gemeente gemeentelijk vastgoed verkoopt waar de bestem- ming “wonen” op zit terwijl er zo'n grote wooncrisis is die de aller kwetsbaarste groepen hard raakt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders — de verkoop van het object op de Prinsengracht 235 met een vraagprijs van 600.000 en jaar- lijkse erfpacht van €21.500 (eenmalige afkoop: €9oo.000) op te schorten; — _hetobject aan te wijzen en te ontwikkelen als tijdelijke locatie voor de huisvesting van kwets- bare groepen; — tot nader order geen gemeentelijk vastgoed te verkopen als daar de bestemming “wonen” op zit en eventuele leegstaande locaties in te zetten voor al dan niet tijdelijke huisvesting van kwetsbare groepen. Indiener T. Kuiper
Motie
1
discard
SN | RE Zl en G ES Ee 8 | ze } Ml ó £ =j $ id if g pl & EE OO 3 A im Ami 4 SS All ® en md ): bn sie EAN zu gj : É SA AN AR A EE 3 OR Aen TES Ab sak OWedkros à : Se 3 de Ô RE HA kl ‘ Jk bi d ie 4 3 ij a Ï 1 ee ls 8 nf 8 ek | Re | " 8 Ton k 4 Ik, nj er h: | Ee th me Dt Ek O5 JN PR a ik ET EN Eise } A CEN, Ak Waak if A gf KAA en. is e Il a ZR á E Ll Te U Pe tE nn en en ae é En 5 Ee nd mm enne ES Inhoud 1. Inleiding 4 1.1. Context 4 1.2. Proces 4 1.3. De wijze van beantwoording 5 14. Besluitvorming 5 2. Samenvatting 6 2.1. Agenda Touringcar 6 2.2. Algemene schets zienswijzen 6 2.2.1. Diagrammen 6 2.2.2. Zienswijzen per indiener 7 2.3. Reacties en conclusie college 9 3. Beantwoording zienswijzen per onderwerp 11 3.1. Reacties waarin beleid wordt gesteund 11 3.2. Beleid gaat niet ver genoeg 11 3.3. Mate van overlast wordt overdreven, te weinig oog voor het voordeel van touringcars 13 3.4. Amsterdam minder aantrekkelijk voor toeristen en evenementen 14 3.5. Verschillende segmenten 16 3.6. Verkeersbesluit 17 3.6.1. Meer verkeersbewegingen op minder ruimte 17 3.6.2. Gewicht versus uitstoot 18 3.6.3. Uitstel inwerkingtreding verkeersbesluit in verband met realisatie TTR DRKO 19 3.6.4. Handhaving 20 3.6.5. Corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat 22 3.6.6. Geen verkeerskundige experimenten en/of knips op de corridor 25 3.6.7. _Halteerplekken in de zone 26 3.7. Ontheffingenbeleid 26 3.7.1. Kaders van het ontheffingenbeleid 26 3.7.2. De voorwaarden van het ontheffingenbeleid 32 3.7.3. Overlast touringcars bij Gassan Diamonds 33 3.7.4. Bereikbaarheid locaties voor ontheven groepen 35 3.7.5. Administratief arm ontheffingenbeleid 35 3.8. Alternatieven voor touringcars 37 381. Algemeen 37 3.8.2. _Halteerplekken touringcarroutes 38 3.8.3. _Bufferplekken 39 3.8.4. Parkeren 39 3.8.5. Openbaar vervoer 40 3.9. Overlast Hop On Hop Off bus 41 4. Beantwoording zienswijze specifieke vragen 43 4.1. De Beurs van Berlage 43 4.2. De Hallen Studio's 43 43. Hermitage/ Museumplusbus 44 44, Double Tree by Hilton 45 4.5. VEVAG (Vereniging van Exploitanten van Vaartuigen in de Amsterdamse Grachten) 45 4.51. Bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt 45 4.5.2. Wandelpromenade 46 4.6. Internationaal Theater Amsterdam (ITA) 46 4.7. Tourism Group International 46 4.8. Festivalbussen.nl 47 4.9. Jaap Eden IJsbaan 47 4.10. Stromma 48 4101. Verkeersveiligheid 48 4.10.2. Bestemmingsontheffing- bijzondere omstandigheden 48 411. Gassan Diamonds 49 4111. Bedrijfsvoering 49 411.2. Onveilige situaties 50 4.11.3 Bereikbaarheid gegarandeerd 50 4114. Toevoegen straten aan corridor 51 4.12. Rederij Kooij en Rederij Plas 51 413. Royal Coster Diamonds 52 413.1. Tolpoorten 52 413.2. Bevoorrading van winkels 52 4.13.3. Opladen elektrische bussen 53 5. Bijlage 54 Tabel met alle zienswijze 54 . ® 1. Inleiding 1.1. Context In september 2020 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Agenda Touringcar 2020-2025 vastgesteld. Touringcars zijn voor groepsreizen een handig en efficiënt vervoermiddel. Het succes van de touringcar heeft echter ook een keerzijde. Amster- dammers ervaren veel overlast waar grote touringcars aanwezig zijn. De gemeente Amsterdam heeft in de Agenda acht maatregelen opgesteld om deze overlast te bestrijden. Een van de belangrijkste einddoelen van de Agenda Touringcar is een maximaal autoluw centrum met uitzondering van de S100 en de corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat. Om dit doel te bereiken treedt per 1 januari 2024 een verkeersbesluit in werking. Tegelijkertijd met het weren van zware touringcars heeft de gemeenteraad aangegeven dat het centrum ten aanzien van deze touringcars wel toegankelijk moet blijven voor ouderen, basisschoolleerlingen en mensen met een beperking die naar een kunst-, culturele of educatieve bestemming reizen. Dit geldt ook voor artiesten en gezelschappen die naar zo’n bestemming gaan ten behoeve van de uitvoering van hun beroep. Een ontheffingenbeleid is nodig om deze uitzonderingen op het verkeersbesluit mogelijk te maken. Naast de uitwerking van het verkeersbesluit en ontheffingenbeleid werkt de gemeente Amsterdam aan de uitvoering van de andere maatregelen uit de Agenda. Zo is de gemeente bezig met het realiseren van een overstaplocatie touringcar-rondvaart- riviercruise op de De Ruijterkade Oost, worden er extra halteerplekken aangelegd langs de S100 en wordt er gewerkt aan het inrichten van een uitstootvrije zone autobus. Over de uitwerkingen van deze maatregelen blijven we het komende jaar met diverse belanghebbenden in gesprek. Waar mogelijk wordt in deze Nota van Beantwoording ook de stand van zaken met betrekking tot de andere maatregelen toegelicht. 1.2. Proces Voor u ligt de Nota van Beantwoording van de ingediende zienswijzen op het aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer (ZZV) en het bijbehorende ontheffingenbeleid. Deze documenten zijn vrijgegeven voor zienswijzen in de periode van donderdag 2 februari tot en met woensdag 1 maart 2023. Zowel bewoners, bedrijven en andere organisaties konden hun mening geven over beide besluiten. De inspraakperiode is aangekondigd in het Parool, op de gemeentelijke website, de touringcarnieuwsbrief en via de nieuwsbrief van Stadsdeel Centrum. In drie bijeen- komsten voor belanghebbenden zijn o.a. de touringcarbranche, culturele en educatieve bestemmingen binnen de S100, touroperators en de hotel- en congresbranche binnen de S100 geïnformeerd over de uitwerking van het aanvullend verkeersbesluit ZVV en het ontheffingenbeleid. Belanghebbenden zijn ook per mail op de hoogte gesteld over de zienswijzeperiode. De beleidsdocumenten die voor zienswijzen zijn vrijgegeven zijn op de gemeentelijke website geplaatst. In de Agenda Touringcar zijn de belangrijkste kaders ten aanzien van zowel het Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 4 verkeersbesluit als het ontheffingenbeleid reeds bepaald; op deze Agenda heeft destijds voorafgaand aan de vaststelling 2020 al inspraak plaatsgevonden. Het college vindt het echter belangrijk om belanghebbenden tijdig nogmaals de gelegenheid te geven om op de plannen te reageren, zodat zorgen en suggesties kunnen worden gehoord en meegenomen. Er zijn in totaal 209 zienswijzen ingediend over het conceptverkeersbesluit en het conceptontheffingenbeleid. Dat zijn er meer dan de 120 inspraakreacties die destijds werden ingediend bij de Agenda Touringcar. 1.3. De wijze van beantwoording Verschillende indieners hebben zienswijzen over beide documenten ingediend. Hierbij is niet steeds scherp te onderscheiden welke onderdelen van de zienswijzen gaan over welk besluit. Om deze reden zijn de zienswijzen behandeld in één Nota van Beantwoording. In deze Nota van Beantwoording reageert het college op alle zienswijzen die zijn ingediend. Omdat veel reacties betrekking hebben op dezelfde onderwerpen zijn ze gegroepeerd naar onderwerp. Per onderwerp geeft het college een reactie met een toelichting op de overwegingen. Deze reacties zijn te vinden in hoofdstuk 3. Een aantal organisaties heeft heel specifieke vragen ingediend bij de gemeente die betrekking hebben op hun eigen situatie/bedrijfsvoering. De reacties van het college op deze zienswijzen zijn te vinden in hoofdstuk 4. In de bijlage (hoofdstuk 5) staat een tabel met daarin alle zienswijzen die zijn ingediend. De zienswijzen van bewoners zijn geanonimiseerd en gekoppeld aan een nummer. 1.4. Besluitvorming Het college van B&W stelt het aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer, het bebordingsplan en het bijbehorende ontheffingenbeleid vast tezamen met de Nota van Beantwoording. Deze documenten worden vervolgens ter informatie aangeboden aan de commissie Mobiliteit, Openbare Ruimte en Water (MOW). Omdat het een uitwerking van de Agenda Touringcar betreft is het college bevoegd deze stukken vast te stellen. De Agenda Touringcar 2020 - 2025 is in september 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het college van B&W behoudt zich het recht om redactionele wijzigingen door te voeren. Met deze Nota van Beantwoording worden ook het definitieve verkeersbesluit, het bebordingsplan en het ontheffingenbeleid voor Touringcars per 2024 bekendgemaakt. Het verkeersbesluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en via de website www.amsterdam.nl/zwaarverkeer. Het ontheffingenbeleid wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en is ook te raadplegen via de website www.amsterdam.nl/zwaarverkeer. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 5 . 2. Samenvatting 2.1. Agenda Touringcar De Agenda Touringcar 2020-2025 heeft als doelstelling om de overlast van touringcars te bestrijden en zet daarbij in op drie concrete doelen: = Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties stikstofdioxide (NO2 ) en fijnstof (PM10) in de stad. = Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades. = Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars. Met als eindbeeld: = Een touringcarvrij stadshart in 2024 = Een maximaal touringcarluw centrum met uitzondering van de S100, en de corridor Weesperstraat- Valkenburgerstraat-Kattenburgerstraat en de zuidelijke IJ-oevers in 2024 = Een touringcarluw gebied tussen de S100 en de ring A10 in 2025 Met de maatregelen in de Agenda Touringcar 2020-2025 wordt een restrictieve aanpak voorgesteld. Touringcars worden zoveel mogelijk aan de randen van de stad opgevangen. De touringcars zijn alleen welkom in de stad als ze voldoen aan onze strenge eisen (gewicht, uitstoot en omvang) en op specifieke routes rijden. 2.2. Algemene schets zienswijzen 2.2.1. Diagrammen De onderstaande diagrammen geven een overzicht van de toon, onderwerpen en indieners zoals die naar voren zijn gekomen in de zienswijzen: toon 120 100 104 80 60 70 40 Toelichting: positief = ondersteuning van het beleid 20 negatief = beleid gaat niet ver genoeg, of 0 beleid gaat juist te ver B positief MM negatief WE neutraal Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 6 Meest voorkomende onderwerpen zienswijzen mn gebrek aan alternatieven B ontheffingen corridor B inkomsten toerisme en toerismebranche mn klimaat, uitstoot, luchtkwaliteit B ov Reacties afkomstig van M bewoners mn touringcarbranche mn tour operators B culturele instellingen M hotel- en congresbranche M toeristenbranche B rondvaart mn overig Toelichting: Alle reacties die niet formeel namens een organisatie zijn ingediend zijn gecategoriseerd in de categorie bewoners. Uit een aantal van deze zienswijzen is op te maken dat deze afkomstig zijn van medewerkers die werken in o.a. de touringcarbranche (chauffeurs) of toeristensector. Deze grafiek geeft daarom een iets vertekend beeld. De categorie bewoners is naar waarschijnlijkheid iets kleiner. 2.2.2. Zienswijzen per indiener De inspraakreacties laten grofweg een driedeling zien tussen bewoners, vervoerders en reisorganisaties, en bestemmingen. Hieronder volgt een algemene schets van de zienswijzen per categorie. Bewoners Uit het merendeel van de reacties van bewoners blijkt dat zij instemmen en blij zijn met het voornemen zware touringcars uit het centrum te weren. Tientallen bewoners en bewonersgroepen roepen op om touringcars te weren uit hun straat, buurt en stad. Velen geven tegelijk aan dat zij het beleid niet ver genoeg vinden gaan. Zij zouden liever helemaal geen zware touringcars meer zien in het centrum van Amsterdam. Bovendien vrezen zij in meer of mindere mate misbruik van het ontheffingenbeleid en/of hekelen zij het principe van uitzonderingen in het algemeen. Daarnaast wijzen zij erop dat dit beleid averechts kan werken: in hoeverre komen er straks juist meer verkeersbewegingen als gevolg van meer kleinere touringcarbusjes? Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 7 Er klinkt daarnaast ook meer specifieke kritiek: bewoners aan de rand van de zone vrezen een waterbedeffect. De zorgen gaan dan zowel over hogere aantallen touringcars in het algemeen als ook over het mogelijk aanleggen van extra halteerplekken. De Hop On Hop Off bus wordt vaak benoemd als overlastgever. Er is een aantal locaties in de stad die eruit springen en waarvan bewoners oproepen ook daar touringcars te weren: Nieuwe Uilenburgerstraat-Jodenbreestraat (de route naar Gassan Diamonds), de corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat-Kattenburgerstraat en de route van de Hop On Hop Off bus over de Nassaukade. Vervoerders en reisorganisaties De touringcarbranche verwijst naar de openingszin van de Agenda Touringcar 2020- 2025: “touringcars zijn voor groepsreizen handige en efficiënte vervoersmiddelen. In hun ogen worden de voordelen van touringcars te makkelijk terzijde geschoven: touringcars kunnen grote groepen vaak kwetsbare passagiers snel, comfortabel en veilig naar een bestemming brengen. De branche betwijfelt in hoeverre er echt sprake is van overlast en wijst er bovendien op dat de invoering van dit beleid gaat leiden tot meer verkeersbewegingen en meer uitstoot. Veel touringcaroperators waarschuwen dat dit beleid grote nadelige consequenties zal hebben voor het toerisme in Amsterdam. Juist die toeristen die geen overlast veroorzaken, zoals grote groepen ouderen, worden de dupe van dit beleid. Met name buitenlandse operators wijzen op dit risico. Een aanzienlijk deel van de reacties vanuit de branche gaat over het realiseren van goede alternatieven voor touringcars. Dit betreft extra halteerlocaties, goede parkeervoorzieningen en overstaplocaties op het openbaar vervoer. Veel organisaties vragen zich af of deze alternatieven wel op tijd gerealiseerd zijn. Diverse organisaties geven aan ergens wel te begrijpen dat de gemeente dit besluit neemt, maar vragen de gemeente uitdrukkelijk om duidelijkheid over de alternatieven voor touringcars. Ook vragen zij de gemeente om het verkeersbesluit pas in te voeren als er voldoende alternatieven beschikbaar zijn. Bestemmingen Een aantal bestemmingen zoals hotels, congrescentra en rondvaartreders geeft aan dat dit beleidsvoornemen een grote impact heeft op hun bedrijfsvoering. Zij maken zich zorgen over de impact op de bereikbaarheid wanneer de maatregelen worden ingevoerd. Verschillende hotel- en congrescentra maken zich zorgen dat door het invoeren van deze maatregelen Amsterdam minder aantrekkelijk wordt als stad om internationale congressen aan te trekken. Ook maakt het de congresbestemmingen binnen de S100 een stuk minder aantrekkelijk dan bestemmingen buiten de S100. Het openbaar vervoer is volgens hen op dit moment nog onvoldoende passend en voor sommige congressen ongeschikt om grote groepen congresbezoekers te vervoeren. Ook deze bestemmingen roepen op om voldoende alternatieven beschikbaar te stellen en maken zich zorgen of deze wel tijdig gereed zijn. Daarnaast vinden meerdere organisaties de definiëring van bestemmingen die in aanmerking komen voor een ontheffing onduidelijk. Zij vragen zich af wat de gemeente verstaat onder een culturele, kunstzinnige of educatieve bestemming en vragen zich af waarom hun eigen bestemming hier niet onder valt. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 8 Culturele en/of educatieve bestemmingen roepen de gemeente op om een gebruiksvriendelijk en administratief luw systeem in te richten voor de aanvraag van ontheffingen. Dagontheffingen en stapeling van ontheffingen leveren hen extra administratieve lasten en dus kosten op. Een aantal culturele instellingen (met name aan de corridor) maakt zich zorgen dat het straks extra druk gaat worden op de halteerplekken nabij hun bestemmingen die nog wel toegankelijk blijven voor al het touringcarverkeer. Hier komen naar verwachting meer touringcars die hun bezoekers dicht bij het centrum willen afzetten. Het is hier nu al vaak erg druk. De zorg bestaat dat zij hierdoor minder goed bereikbaar zijn voor met name kwetsbare groepen zoals ouderen en scholieren. Zij zien graag dat de gemeente beter gaat handhaven en zorgt voor een goede doorstroming op deze locaties. Ook geven zij aan dat de bestaande halteerplekken voor sommige bestemmingen te ver lopen zijn voor ouderen en mensen met een beperking. 2.3. Reacties en conclusie college Met deze Nota van Beantwoording reageert het college op alle zienswijzen die zijn ingediend. Omdat veel reacties betrekking hebben op dezelfde onderwerpen zijn ze gegroepeerd naar onderwerp. Per onderwerp geeft het college een reactie met een toelichting op de overwegingen. Samenvattend hebben de ingekomen reacties het college doen besluiten om zowel in het verkeersbesluit als in het ontheffingenbeleid een aantal punten aan te passen of aan te scherpen De punten die aangepast zijn in het verkeersbesluit zijn de volgende: a. De betreffende wegen van de corridor zijn aangewezen als Plusnet en Hoofdnet (in het beleidskader Verkeersnetten), wegen die opgezet zijn om grote vervoers- aantallen te verwerken. De status van de Kattenburgerstraat is onlangs gewijzigd in het beleidskader Verkeersnetten van Plusnet naar Hoofdnet waardoor de tekst in het verkeersbesluit om een aanpassing vroeg. De punten die verduidelijkt en/of aangescherpt zijn in het ontheffingenbeleid zijn de volgende: b. In het ontheffingenbeleid is aangescherpt dat het mogelijk is om op eigen terrein te halteren/parkeren, naast het gebruik van de door de gemeente aangelegde halteerlocaties. Voorwaarde hierbij is wel dat dit terrein zich direct aan of langs de verplichte route bevindt waar met een ontheffing overheen gereden mag worden. c. De definitie van een kunstzinnige, culturele en/of educatieve bestemming die de gemeente hanteert is aangescherpt in het ontheffingenbeleid. Inhoudelijk levert dit geen wijzigingen op over welke organisaties wel of niet als kunstzinnige, culturele en/of educatieve bestemming worden beschouwd. d. Aanpassing: Aan de jaarontheffing op kenteken is de optie toegevoegd voor de indiener om een routetoets aan te vragen om daarmee de mogelijkheid te bieden af te wijken van de verplichte routes (breed opgezette wegen conform Zone Zwaar Verkeer). Hieraan worden wel de onderstaande eisen gesteld: — Toegestane gewichtsbelasting van de betreffende route Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 9 — Leefbaarheid van de omgeving betreffende de route — Aanwezigheid van een halteer/ parkeermogelijkheid op eigen terrein van de bestemming e. Voor de aanvraag van een bestemmingsontheffing- bijzondere omstandigheden is voorwaarde a (verkeersveiligheid alternatieven) geschrapt. f. De verplichte routes voor het gebruik van een ontheffing worden niet bestuurlijk vastgesteld, omdat dit weinig flexibiliteit geeft met betrekking tot de dagelijkse praktijk. Voor de verplichte routes gaan we uit van de breed opgezette wegen zoals deze ook gelden voor het onderliggende verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer. Op deze manier kunnen we routes desgewenst aanpassen afhankelijk van de snel wisselende actualiteit. Zo kan bij elke ontheffing toch een passende en veilige route worden gegarandeerd. De breed opgezette wegen zijn te vinden op www.amsterdam.nl en worden actueel bijgehouden. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 10 . . ee 3. Beantwoording zienswijzen per onderwerp 3.1. Reacties waarin beleid wordt gesteund 34% van de reacties steunt de stappen die de gemeente zet om touringcars te weren uit het centrum. Een bewoner geeft aan de afgelopen jaren veel ongelukken te hebben gezien met touringcars. Bewoners maken zich zorgen over kwetsbare kademuren en vinden de touringcars te groot voor de krappe straten in het centrum. Ook hopen meerdere bewoners dat de luchtkwaliteit in de stad zal verbeteren door het weren van de touringcars. Diverse bewoners geven aan uit te kijken naar een stad zonder touringcars. Reactie college van B&W Het college voelt zich door deze zienswijzen gesterkt in haar voornemen om de regels voor zware touringcars in de binnenstad aan te scherpen. 3.2. Beleid gaat niet ver genoeg Zeventig indieners geven aan blij te zijn met de stappen die de gemeente zet om touringcars te weren uit Amsterdam. Echter vinden meer dan twintig bewoners en bewonersgroepen (waaronder Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo, Actiegroep Kattenburgerstraat en bewoners van de Valkenburgerstraat) dat de maatregelen die de gemeente treft niet ver genoeg gaan. Een aantal bewonersgroepen uit het centrum geeft aan dat een aantal jaren geleden werd gewerkt aan een plan om alle touringcars buiten de S100 te houden. Ook werd in eerdere coalitieakkoorden gesproken over het weren van touringcars binnen de A10. Zij betreuren het dat de bewoners bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar niet zijn betrokken. Er is vooral overleg geweest met vertegenwoordigers van de branche, lobbyisten en met bestemmingen wat volgens hen deze uitkomsten tot gevolg heeft gehad. De plannen die er nu liggen zijn volgens een aantal bewoners duidelijk niet met de input, kennis en ervaring van bewoners geschreven. De achterliggende motivering van het college om touringcars te weren, geldt volgens de bewoners van het centrum voor alle bewoners. De gemeente gebruikt als argumentatie voor onder andere het handhaven van de corridor en de centrumring (S100) verkeerskundige argumenten. Door deze argumenten te introduceren lijkt de gemeente deze argumenten te stellen boven de gezondheid van de omwonenden. Diverse bewoners vragen daarom aan de gemeente om geen touringcars meer toe te laten tot het gehele centrum. Een aantal indieners geeft aan dat dit ontheffingenbeleid te ruim is en dat hierdoor alsnog een niet nader bepaald aantal bussen oneindig blijft rijden. Daarmee blijft Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 11 er overlast op het gebied van uitstoot, verkeersveiligheid en parkeeroverlast voor omwonenden. Actiegroep Kattenburgerstraat benoemt dat er zo hard is gelobbyd voor uitzonderingen dat straks iedere touringcar linksom of rechtsom een uitzondering kan krijgen, met alle gevolgen van dien. Zij hebben daardoor geen enkel vertrouwen in de terugloop van het aantal touringcars in de stad. Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo geeft aan dat voor de groepen waarvoor de gemeente nu een ontheffingsmogelijk aanbiedt het openbaar vervoer ook een geschikt alternatief is. Deze voorzieningen zijn volgens hen juist ingericht voor dergelijke doelgroepen. Een andere indiener geeft aan dat ook kleiner vervoer een goed alternatief is voor deze doelgroepen. Daarnaast maken verschillende indieners zich zorgen dat van dit systeem misbruik gemaakt wordt. Een indiener benoemt de zorg dat straks op iedere bus een gehandicapte of oudere zit. Bewonersgroepen roepen op om met een zeer strikt uitzonderingsbeleid te werken waar niet mee gesjoemeld kan worden. Reactie van het college van B&W Het college betreurt het dat de bewonersgroepen zich onvoldoende gehoord hebben gevoeld bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar in 2020. Amsterdammers ervaren veel overlast waar grote touringcars aanwezig zijn. Ook bij de inspraakperiode voor de Agenda Touringcar in 2020 en in deze zienswijzeperiode is het college er door diverse bewoners op gewezen dat zij graag zien dat de gemeente touringcars weert uit het centrum van de stad. Dat is ook de reden geweest dat het vorige college in het coalitieakkoord de ambitie heeft opgenomen om touringcars te weren binnen de A10. Bij de totstandkoming van deze Agenda is het college er echter door de gemeenteraad op gewezen dat het volledig weren van touringcars binnen de A10 te veel nadelige effecten heeft voor de bereikbaarheid van kunstzinnige, culturele en educatieve bestemmingen. Dit geldt met name voor kinderen en kwetsbare doelgroepen zoals mensen met een beperking en ouderen. De gemeente vindt het belangrijk dat deze bestemmingen bereikbaar blijven voor deze groepen. Ook is gebleken dat alternatieven zoals kleiner vervoer of openbaar vervoer voor hen geen goede alternatieven zijn, omdat er een gebrek is aan begeleiding. Het volledig weren van touringcars binnen de A10 gaat daarnaast volgens verkeerskundig onderzoek leiden tot een forse toename van extra verkeersbewegingen van kleinere voertuigen zoals taxi's of kleine busjes binnen de A10. Het volledig weren van touringcars binnen de S100 en A10 gaat daarmee naar verwachting voor bewoners extra overlast opleveren van kleinere voertuigen. De kaders voor de touringcarvrije zone zijn daarom bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar in 2020 versmald. Dat neemt niet weg dat wij nadenken over hoe we in de toekomst in Amsterdam om willen gaan met de openbare ruimte en het verkeer. De ontwikkelingen in de stad staan niet stil. Amsterdam groeit en het toerisme trekt na corona weer flink aan met toenemende drukte van dien. De roep om ingrijpen door de gemeente wordt steeds luider. Hierbij past het maken van nieuwe keuzes om de stad leefbaar te houden voor bewoners. De kijk op mobiliteit verandert en het faciliteren van alle vervoersbewegingen is niet zonder meer het uitgangspunt. Daarnaast geven we in de door de gemeenteraad aangenomen Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035 aan dat we de balans in met name de binnenstad moeten herstellen. Hiervoor moeten we scherpe keuzes blijven maken. Met bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden blijft de gemeente graag in gesprek over hoe we de stad ook in de toekomst leefbaar houden. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 12 3.3. Mate van overlast wordt overdreven, te weinig oog voor het voordeel van touringcars Verschillende organisaties, waaronder Koninklijk Vervoer Nederland (KNV), Stromma en Koninklijke Horeca Nederland (KHN), geven aan dat zij zich afvragen in hoeverre Amsterdammers echt overlast ervaren van touringcars. KNV verzet zich tegen het beeld dat Amsterdammers overlast ervaren waar touringcars aanwezig zijn. Volgens het KNV is het aantal klachten, afgezet tegen het aantal touringcars, verwaarloosbaar. Het steekt schril af tegen het aantal klachten over bijvoorbeeld Schiphol. KHN zegt dat veel wordt gesproken over drukte in de stad en dat daarmee een beeld wordt geschetst dat afwijkt van de werkelijkheid. De bezoekersaantallen blijven nog steeds achter ten opzichte van voor corona. Stromma vindt de uitspraak van de gemeente ‘Amsterdam ervaart door de jaren heen toenemende overlast van grote autobussen’ niet goed is onderbouwd. Er is een gevoel gemeten of omwonenden overlast ervaren, maar als je hen vraagt naar de opbrengsten van reguliere toeristen dan ontstaat een ander beeld. Daarbij beperkt de touringcar juist overlast elders. Zo zijn er veel klachten van Amsterdammers dat het openbaar vervoer vaak overvol is. De touringcar beperkt deze overlast nu nog. Verschillende brancheverenigingen, touroperators en bestemmingen onderstrepen daarnaast dat de touringcar een efficiënt en duurzaam vervoersmiddel is om een groep van start tot bestemming te brengen. Een touringcar kan veel mensen tegelijk vervoeren en heeft een relatief lage uitstoot. Destination Europe benadrukt dat op het totale aandeel bezoekers het toerisme in groepsverband maar beperkt is en geeft hierbij ook aan dat met het begeleiden van groepen met de touringcar juist overlast beperkt wordt. Deze groepen worden door het centrum begeleid en veroorzaken hierdoor geen overlast. Bovendien zijn het met name groepen ouderen die vervoerd worden per touringcar. Dit zijn volgens hen niet de toeristen die overlast veroorzaken in de stad. Stichting Welkom Amsterdam geeft aan dat de gemeente, in de berichtgeving die onlangs naar buiten is gebracht, overdrijft door te stellen dat er 300-400 touringcars per dag de stad aandoen. Volgens hen kwamen dit soort gevallen pre-corona zelfs niet voor. Uit tellingen van de stichting blijkt dat op een drukke dag in het toeristenseizoen ongeveer 150-200 halteringen in het centrumgebied waren inclusief Museumplein (met enkele absolute pieken tot 250-300). Sinds 2018 (inrijdverbod stadshart) is het aantal touringcars in het stadshart volgens hen al met meer dan 70% afgenomen. Zij verzoeken de gemeente om minder negatieve framing. Royal Coster Diamonds vraagt zich daarnaast af of er een nulmeting is gedaan van het aantal touringcars bij de aanvang van de Agenda en of de gemeente heeft vastgesteld waar zij naartoe willen. Zij vragen zich af wat een redelijk aantal touringcars is volgens de gemeente — dus hoeveel touringcars acceptabel gevonden worden. Volgens hen is het aantal touringcars in de binnenstad de laatste jaren al enorm teruggelopen. Reactie college van B&W: De overlast van touringcars is relatief groot, ondanks het beperkte aandeel in het verkeer. Touringcars veroorzaken veel uitstoot, ze vormen een risico voor kwetsbare kades en bruggen maar ook voor de verkeersveiligheid vanwege hun omvang. Bewoners en bezoekers van de stad ervaren overlast van het aantal touringcarbewegingen. De gemeente wil de overlast van touringcars bestrijden en haar kademuren en bruggen beschermen. Daarom heeft zij een aparte beleidsagenda met specifieke maatregelen opgesteld. Overlast van touringcars is niet nieuw. De Agenda Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 13 Touringcar 2020 - 2025 is in 2020 door de raad vastgesteld, maar in de jaren daarvoor al tot stand gekomen op basis van signalen en monitoring. Ook daarvoor heeft de gemeente, met onder andere het Touringcar Transitieplan, al diverse maatregelen genomen om de overlast van touringcars te beperken. Hierdoor was in de afgelopen jaren al een afname van het aantal touringcars te zien. Corona heeft het toerisme natuurlijk flink teruggedrongen en als gevolg daarvan bleven de touringcars weg. Vandaag de dag is echter te zien dat deze trend tijdelijk van aard is gebleken. De prognoses ten aanzien van het toerisme laten wederom een toename zien. Een ontoelaatbare groei wanneer de gemeente geen maatregelen neemt. Met de door de raad in december 2022 aangenomen Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035 heeft de gemeente hierin onlangs een stevige stap gezet. De raad heeft aangegeven het toerisme te willen beteugelen om de stad leefbaar te houden voor bewoners en ondernemers. Dit betekent ook dat er voor het aanbod dat grote groepen bezoekers faciliteert om naar de stad te komen er steeds minder plek is. Dit betekent concreet voor het aantal touringcars dat deze moeten worden verminderd en verplaatst. De cijfers die worden genoemd in het persbericht waar Stichting Welkom in hun zienswijze naar refereert komen van onze afdeling verkeersonderzoek. In juni 2022 heeft deze afdeling cameratellingen uitgevoerd. Er zijn piekdagen en reguliere dagen. Gemiddeld zijn 300-400 bewegingen per dag gemeten. Stichting Welkom heeft het over 150-200 halteringen in het centrumgebied. Het kan zijn dat de touringcars die de gemeente heeft geteld niet allemaal hebben gehalteerd in de binnenstad, maar er enkel doorheen hebben gereden. Ook deze bewegingen veroorzaken overlast voor omwonenden. De cijfers uit het verkeersonderzoek uit 2022 zijn de meest recente cijfers die we als gemeente hebben over het aantal touringcarbewegingen in het centrum. Als gemeente streven we naar het minimaliseren van de overlast. Het eindbeeld daarbij is een maximaal touringcarluw centrum. Daar hangen we geen streefcijfers aan, maar we monitoren daarbij op onze beleidsdoelen: = Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de stad = Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades = Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars 3.4. Amsterdam minder aantrekkelijk voor toeristen en evenementen Diverse indieners vinden dat de sfeer in Amsterdam te veel tegen het toerisme is gericht. Er worden zorgen geuit dat Amsterdam door het weren van touringcars een minder aantrekkelijke stad wordt om te bezoeken. Een aantal Duitse reisorganisaties (o.a. Auf Extratour Reisen GmbH en Scholkemper Reisen) geeft aan dat zij hierdoor genoodzaakt zijn om Amsterdam uit hun reispakketten te schrappen. Zij organiseren met name groepsreizen voor oudere reizigers, waarvoor een overstap op het openbaar vervoer geen geschikt alternatief is. Een aantal reisorganisaties vindt ook dat overstappen op het openbaar vervoer niet past bij een gastvrij ontvangst. Een organisator van wandeltours door Amsterdam geeft aan dat het erop lijkt dat Amsterdam vooral de lusten van het toerisme wil (toerismebelasting) maar niet de lasten (drukte). Met deze maatregelen worden tours minder aantrekkelijk of niet meer betaalbaar voor Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 14 de reiziger. De toeristische sector waarschuwt de gemeente Amsterdam dat de stad op deze manier heel veel inkomsten gaat mislopen. NH Hotel Group benadrukt dat door dit beleid een groot deel van het centrum niet meer goed bereikt kan worden. De kans is hierdoor groot dat evenementorganisatoren uitwijken naar andere steden in binnen- en buitenland, omdat die locaties kunnen aanbieden die wel goed bereikbaar zijn voor grotere groepen. Een aantal organisaties geeft aan dat de stad hiermee ook minder aantrekkelijk wordt voor internationale congressen, waarvoor de touringcar nu vaak wordt ingezet om congresbezoekers te vervoeren. Dit gaat volgens hen in tegen het congressenbeleid van de gemeente. Koninklijke Horeca Nederland (KHN) benadrukt de consequenties van dit besluit voor de Amsterdamse ondernemers in het centrum. Veel sectoren zijn nog niet hersteld na corona en de bezoekersaantallen blijven nog steeds achter t.o.v. 2019. NH Hotel Group benadrukt dat dit beleid grote financiële consequenties heeft voor hun hotels in Amsterdam. KHN benadrukt dat de juiste timing voor de invoering van dit soort maatregelen daarom uiterst belangrijk is. Door voormalige wethouders is op dit dossier volgens hen ook altijd toegezegd dat naar een passende invoerdatum gekeken zou worden. Reactie van het college van B&W Bezoekers horen bij het internationale karakter van Amsterdam. Al zolang Amsterdam bestaat, doen reizigers onze stad aan en verblijven hier voor korte of langere tijd. Eerst handelslieden (zakelijke reizigers) en later de vrijetijdsbezoekers. Dit komen en gaan van bezoekers heeft de stad de afgelopen decennia enorm veel banen, inkomsten, hoogwaardige cultuur, goed betaalbaar openbaar vervoer en nog veel meer gebracht. Bezoekers waren en blijven welkom in Amsterdam. Tegelijkertijd ervaren we in toenemende mate overlast van toerisme waardoor de leefbaarheid in bepaalde gebieden ernstig aangetast wordt. Dit is voor niemand wenselijk. Niet voor de bewoners in de eerste plaats, maar ook niet voor ondernemers of culturele instellingen. Al voor corona zaten we aan de max wat de stad kan verwerken qua bezoekers. Natuurlijk gooide de coronapandemie enkele jaren alles stevig overhoop. De toerismecijfers laten momenteel echter weer een sterk stijgende lijn zien. Nog voor corona had de gemeente al besloten om het toerisme te gaan beteugelen en de stad daarnaast autoluwer te maken. De Agenda Autoluw werd in januari 2020 door de raad vastgesteld. De sterk stijgende lijn vraagt om het maken van scherpe keuzes. De raad heeft daarin in december 2022 een stevige stap gezet door de Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035 vast te stellen. Het college richt zich echter niet enkel op het overtoerisme. Om de stad weer leefbaarder te maken en ook voor de toekomst leefbaar te houden grijpt de gemeente op meerdere vlakken in. De balans tussen wonen, werken en leven moet worden hersteld. Daarnaast moet de gemeente zich ook voorbereiden op een verdere groei van de stad qua aantallen bewoners. En als we niet ingrijpen zal er ook sprake zijn van een stijging in aantallen voertuigen en verkeersbewegingen. Het college onderschrijft het belang van internationale congressen voor Amsterdam. Onze ambities voor het ontvangen van congressen zijn vastgelegd in het Meerjarenplan Amsterdam Congresstad 2021-2024. De gemeente investeert, na een aantal jaren van afgenomen bestuurlijke betrokkenheid, weer stevig op dit dossier om de sector vooruit te helpen. Het college heeft echter ook de ambitie om de binnenstad te beschermen Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 15 en de uitstoot te verminderen. Deze ambities botsen wat ons betreft niet. Bij de keuze voor een bestemming voor een internationaal congres zijn er verschillende criterium waar deze keuze aan wordt afgewogen. Bereikbaarheid per touringcar is niet het enige criterium dat meespeelt. Amsterdam wil een duurzame congresstad zijn, waar ook duurzame vormen van vervoer bij passen. Wij zien ook dat duurzaamheid in de congressector en voor zakelijke reizen een steeds belangrijkere rol inneemt. De gemeente erkent de touringcar als efficiënt vervoersmiddel om grote groepen in te vervoeren. Maar voor het aanbod dat grote groepen bezoekers faciliteert om naar de stad te komen, is steeds minder plek. De overlast voor de bewoners en ondernemers in het centrum is te groot. We verplaatsen daarom de touringcar zoveel mogelijk naar de randen van de stad. Samen met marktpartijen in de gastvrijheidssector werken we de komende jaren samen aan constructieve en maatschappelijk verantwoorde vormen van toerisme — met een bijbehorend aanbod. We erkennen dat de stad altijd druk en levendig zal blijven. Tegelijktijdig willen we ons blijven inzetten voor een leefbare stad. En dat vraagt om het maken van scherpe keuzes en besluiten niet te lang voor ons uit blijven schuiven. 3.5. Verschillende segmenten Een indiener geeft aan dat de touringcarmarkt veel verschillende segmenten kent. De nieuwe maatregelen stellen een one-size-fits-all benadering voor. De indiener vraagt zich af of dat wel gaat passen. Elk segment vraagt om een eigen aanpak; de dagtoeristen, de cruisepassagiers, de nachttoeristen, de partybussen en de Hop On Hop Off bussen. Dat staat ook in de Agenda Touringcar uit 2020. Kun je dan, met zoveel verschillende segmenten, echt stellen dat de mogelijke nadelige gevolgen die sommige belanghebbenden van het verkeersbesluit ondervinden niet opwegen tegen het bredere belang van de bij het verkeersbesluit gediende verkeersveiligheid en bereikbaarheid, de bescherming van de infrastructuur, het terugdringen van de overlast en het verbeteren van de leefbaarheid van de stad? Reactie van het college van B&W Voor sommige belanghebbenden hebben de maatregelen in de Agenda meer impact dan voor andere. De gemeente vindt het niet nodig om voor elk deelsegment apart beleid op te stellen. De maatregelen die de gemeente neemt, hebben onder andere als doel om de (parkeer)overlast voor bewoners te verminderen. Op straat en in het verkeer is elke touringcar een touringcar. Ongeacht herkomst of te vervoeren passagiers. Bij het faciliteren van alternatieven voor touringcars wordt wel gekeken naar de verschillende segmenten touringcarverkeer. Zo wordt bij de De Ruijterkade Oost (DRKO) gewerkt aan de aanleg van een transferpunt touringcar-rondvaart (TTR) waar dagtoeristen en cruisepassagiers kunnen overstappen op verschillende modaliteiten. Ook wordt gesproken met de touringcarbranche en touroperators over de aansluiting op de verschillende segmenten. Zo wordt geprobeerd de diverse segmenten touringcar- verkeer te spreiden over de verschillende alternatieven die straks beschikbaar zijn. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 16 3.6. Verkeersbesluit 3.6.1. Meer verkeersbewegingen op minder ruimte Verschillende organisaties (o.a. de Beurs van Berlage en Royal Coster Diamonds) geven aan dat het besluit van de gemeente ertoe gaat leiden dat er allerlei kleinere voertuigen ingezet gaan worden om mensen naar hun bestemming te vervoeren. De Agenda Touringcar beperkt zich tot voertuigen boven de 7,5 ton, waardoor personen wel met bussen lichter dan 7,5 ton vervoerd mogen worden. Verschillende touringcaroperators hebben al aangekondigd dat zij voortaan in plaats van 1 grote bus waarschijnlijk meerdere kleine bussen gaan inzetten. De verhouding wordt geschat van 1 op 3 tot 4 kleinere touringcars. Branchevereniging KNV geeft aan dat een touringcar het equivalent is van dertig personenauto's en zes taxibusjes. Een indiener benadrukt dat voor bus- en cruiseondernemers excursies een stevig verdienmodel zijn gebaseerd op het razendsnel bezoeken van de stad (ze zijn hier maar een paar uur) met zoveel mogelijk hoogtepunten. Deze indiener betwijfelt of zij gaan overstappen op het openbaar vervoer. Voor ouderen is dat vaak geen oplossing. Die willen de stad in een paar uur bekijken en zeker niet te ver lopen. De 1 miljoen toeristen die van de zee- en riviercruiseschepen komen, zijn volgens de indiener ook een uitdaging. In Florence gelden strenge regels voor touringcars. De bezoekers nemen daarom nu een taxibusje. Op drukke dagen komen daar tienduizend cruisegasten. Als die met groepjes van zes in een taxi moeten zorgt dat voor enorm veel extra busjes. Daar is niet echt plek voor in de drukke binnenstad. In het algemeen benadrukken organisaties dat dit besluit tot meer verkeersbewegingen binnen de S100 gaat leiden. Dit lijkt hen onwenselijk. Ook bewoners spreken daar hun zorgen over uit. Zij zijn bang dat er hierdoor alleen nog maar meer overlast van voertuigen komt binnen het centrumgebied. Een bewoner oppert daarom het voorstel om nog een grote doorgangroute toe te voegen voor touringcars in het centrum. Een optie is de Rozengracht-Nieuwezijds Voorburgwal, met voldoende halteerplaatsen. Zo blijft de stad beter bereikbaar zonder dat er opstoppingen op andere routes ontstaan. Reactie van het college van B&W Als gevolg van dit verkeersbesluit en het bijbehorende ontheffingenbeleid gaan er straks minder zware touringcars in het centrum rijden. Tegelijkertijd blijft het mogelijk om met kleinere bussen passagiers af te zetten en op te halen. Het is moeilijk in te schatten hoe groot de toename van kleinere voertuigen gaat zijn. Veel touringcar- bedrijven hebben geen eigen kleine bussen in beheer, deze moeten nog worden aangeschaft. Met het tweejaarlijkse Telplan Amsterdam houden we in het algemeen in de gaten wat de trends zijn in toe- en afname van verschillende vervoersmodaliteiten. Daarnaast gaan we met de invoering van het verkeersbesluit voor het weren van grote touringcars per 2024 het aantal vervoersbewegingen van kleinere bussen in de stad monitoren. Mocht hier uit blijken dat er toch een knelpunt ontstaat dan gaat het college verdere stappen nemen. Het college wil de stad leefbaar houden voor haar bewoners en bezoekers en kijkt juist naar de touringcarbranche als een belangrijke partner om dat samen te bereiken. Mocht het aantal kleine touringcars (en daarmee de overlast) te groot worden dan sluiten we niet uit hier aanvullende maatregelen op in te zetten. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 17 Tegelijkertijd zetten we als gemeente in op alternatieven, waaronder op het realiseren van overstaplocaties op het openbaar vervoer aan de randen van de stad. Een touringcar kan dan al zijn passagiers op het openbaar vervoer over laten stappen wat bezoekers snel in het centrum brengt. Als gemeente erkennen we ook dat Amsterdam aantrekkelijk is en blijft om te bezoeken. Om de stad leefbaar te houden en te voorkomen dat het vastloopt met allerlei verkeers- bewegingen van kleinere voertuigen gaan we het overtoerisme de komende jaren beteugelen. De gemeente zet daarbij in op maatschappelijk verantwoord en duurzaam toerisme. Dit is vastgelegd in de Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035. Het college is ten slotte niet voornemens om nog een grote doorgangroute voor touringcars te realiseren. Met de maatregelen die we nemen zoeken we een balans tussen het beperken van overlast enerzijds en het waarborgen van de bereikbaarheid. Een extra corridor past daar niet bij. Er is voor de corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat en de S100 gekozen als routes die nog toegankelijk blijven voor touringcars omdat hier de meeste culturele instellingen nabij liggen. Denk aan de Hermitage en het Joods Museum. Bovendien blijft het centrum zo nog bereikbaar voor alle doelgroepen. Ook de TTR DRKO is zo goed te bereiken. 3.6.2. Gewicht versus uitstoot In het verlengde van de bovenstaande reactie wijzen veel indieners ook op de botsende ambities qua gewichtsbeperking en uitstootvrij. Ten eerste zullen touringcar- operators om hetzelfde aantal passagiers te kunnen vervoeren straks drie tot vier kleinere bussen moeten gaan inzetten. Dat betekent in de ogen van de indieners naast meer verkeersbewegingen ook relatief meer uitstoot. Dit is een zorg die ook door bewoners wordt aangedragen. KNV geeft aan dat een grote touringcar per reizigerskilometer een zeer lage uitstoot kent. Het merendeel van de touringcars is met een emissieklasse 6 veel schoner dat het vervangende kleinere vervoer bij elkaar. Daarbovenop komt dat uitstootvrije bussen, om het nog enigszins rendabel te houden, waarschijnlijk vanwege het gewicht van de batterijen boven de 7,5 ton uitkomen. Dit geldt ook voor de kleinere bussen die 20 personen kunnen vervoeren. Volgens het verkeersbesluit ZZV mogen ze dan het centrum niet in terwijl ze wel voldoen aan de andere ambitie van de gemeente, namelijk uitstootvrij. Nog kleinere bussen met bijvoorbeeld slechts 8 personen aan boord zijn financieel bijna niet rond te krijgen. En ook zorgen zij door hun aantallen voor nog meer (weliswaar uitstootvrije) verkeersbewegingen. Stichting Welkom Amsterdam verzoekt het college om een aantal minder kwetsbare routes in de binnenstad, zoals de hoofdradialen als Vijzelstraat en Rozengracht, ook tot een soort corridor aan te wijzen, maar dan speciaal voor iets zwaardere maar uitstootvrije 24 seats touringcars. Deze kleinere touringcars zijn volgens hen een goed alternatief voor het vervoer van grotere groepen naar de hotels en restaurants in het hogere segment en beurzen en congressen. De Beurs van Berlage voegt daar aan toe dat als deze norm wordt gehandhaafd er straks enkel nog busjes met acht passagiers ingezet kunnen worden voor bijvoorbeeld congressen. Dit betekent heel veel extra vervoersstromen in de binnenstad. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 18 Reactie van het college van B&W Het is juist dat de ambities rondom uitstoot- en gewichtsbeperking met elkaar in botsing kunnen komen als gevolg van de benodigde zware batterijen. Deze gaan naar verwachting zo zwaar zijn dat ook zero emissie busjes die 20 personen vervoeren niet voldoen aan de norm van 7,5 ton. In tegenstelling tot deze busjes met een benzinemotor. Deze 20 persoons benzinemotorbussen blijven hierdoor in eerste instantie lucratiever. Toch houdt het college vast aan de gewichtsbeperking van 7,5 ton. Hiervoor zijn meerdere redenen. De kwetsbare binnenstad kan voertuigen zwaarder dan 7,5 ton niet aan. Er wordt ook geen extra corridor toegevoegd, zie hiervoor het vorige antwoord. Bovendien, de ambities ten aanzien van uitstootvrije mobiliteit worden idealiter georganiseerd via uitbreiding en aanscherping van de milieuzones. Amsterdam is in gesprek met het Rijk, gemeenten en KNV (vertegenwoordiger touringcarsector) over de invoering van een uitstootvrije zone Autobus. Het streven hierbij is om dit jaar nog een convenant te ondertekenen met deze partijen waarin het toegangsregime en het maatregelenpakket staan beschreven. De ambitie is om per 2030 een uitstootvrije zone autobus in te voeren binnen de Ring A10 inclusief overgangsregelingen. Hierbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de opgave voor voldoende laadinfrastructuur aan de randen van de stad. De eis in deze zone is emissievrij voor alle autobussen, klein en groot. Enkel de kleinere varianten zullen dan nog binnen de S100 mogen komen. Conform de reactie op het vraagstuk rondom meer verkeersbewegingen wil het college hierbij meegeven dat ook bij die transitie een eventuele toename goed gemonitord en geëvalueerd zal worden. Ook in dat kader werken we graag samen met de branche om tot een duurzame oplossing te komen. 3.6.3. Uitstel inwerkingtreding verkeersbesluit in verband met realisatie TTR DRKO Op dit moment wordt door de gemeente een overstaplocatie touringcar-rondvaart gerealiseerd op de De Ruijterkade Oost (DRKO). Dit omdat de opstaplocaties in de binnenstad vanaf januari 2024 door de ingang van het verkeersbesluit niet meer bereikbaar zijn voor grote touringcars. De organisaties geven aan dat door de gemeente altijd is toegezegd dat de halteerlocaties in de binnenstad voor de overstap rondvaart- touringcar pas opgeheven zouden worden op het moment dat deze overstaplocatie volledig gerealiseerd is en goed functioneert. Zij spreken daar hun zorgen over uit. Ze hebben grote zorgen over de capaciteit van de TTR op de DRKO. Onderzoeken hierover uit het verleden geven onvoldoende comfort. Ook geven zij aan dat is gebleken dat het aantal beschikbare rondvaartplekken op de DRKO per januari 2024 nog niet volledig gerealiseerd is. Rederij Kooij geeft aan dat om te voorkomen dat de rondvaart en riviercruise in de DRKO met elkaar in conflict komen door de Haven wordt voorgesteld om met venstertijden te werken. Waarbij de overstaplocaties op de DRKO op bepaalde tijden in de ochtend en avond niet meer beschikbaar zijn voor de rondvaart. Dit betekent dat de touringcarafhankelijke rondvaart op deze tijden alleen gebruik kan maken van de Zouthaven. Het is volgens hen onduidelijk of hier dan voldoende capaciteit is. Dit is namelijk nog niet onderzocht. Zij geven daarnaast aan dat iedereen het erover eens is dat de hoge concentratie van rondvaartboten en touringcars op de beperkte ruimte bij de DRKO zonder aanvullende maatregelen tot problemen gaat leiden. Daarom wordt nu door Movares een onderzoek gedaan hoe de TTR werkend gemaakt kan worden. Dit onderzoek moet als input gaan dienen voor Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 19 een door de gemeente op te stellen exploitatieplan. Dit plan is nog niet gereed en het is ook nog onduidelijk wie de exploitatie van de TTR DRKO voor zijn rekening gaat nemen. Volgens Rederij Kooij is daarmee het verkeersbesluit (opnieuw) prematuur. De organisaties verzoeken het college met klem om te zorgen voor een oplossing hiervoor. Ofwel door het verkeersbesluit pas op Z'n vroegst per april 2024 in te laten gaan (als er wel voldoende overstapplekken zijn gerealiseerd), ofwel door een passende overgangsregeling met de betreffende organisaties te bespreken. Reactie van het college van B&W Het is juist dat de realisatie van de overstapvoorziening in de Agenda Touringcar als randvoorwaarde is gesteld aan de datum van de inwerkingtreding van het verkeersbesluit. Het is tevens juist dat op 1 januari 2024 niet alle rondvaartplekken gegarandeerd beschikbaar zijn. De oplevering van de rondvaartplekken bij de DRKO verloopt gefaseerd: de zuidelijke steiger is gereed per zomer 2023, de noordelijke steiger zal gereed zijn per 1 maart 2024. Echter, er zijn twee TTR's operationeel per 1 januari 2024: de Zouthaven en het leeuwendeel van de DRKO. Ten aanzien van deze laatste zijn alle touringcarplekken dan beschikbaar evenals 3 tot 4 rondvaartplekken. Begin maart 2024 worden dan de laatste 3 rondvaartplekken bij de DRKO opgeleverd. De bedrijfsvoering van de belanghebbenden zal naar verwachting niet in gevaar zijn omdat het toeristische seizoen traditiegetrouw met de opening van de Keukenhof pas medio maart (21 maart 2024) begint: dan is de haven gereed en volledig operationeel. Het officiële vaarseizoen begint bovendien pas in april. Ten aanzien van de zorgen over de capaciteit van de DRKO heeft de gemeente in het verleden een stresstest laten uitvoeren op basis van data die door de branche is aangedragen. Deze data bevatten onder meer de reserveringen touringcar-rondvaart (waarin ook de ritjes met een touringcar zitten die in het verleden passagiers van de riviercruise aan de achterzijde van CS specifiek en enkel naar de voorzijde van CS brachten). Op basis van deze stresstest is in het Uitwerkingsplan Overstaplocaties (vastgesteld door het college in 2020) bepaald dat in totaal 13 tot 14 aanmeerplekken aan de achterzijde van CS voldoende zouden moeten zijn om het verlies aan de voorzijde te kunnen compenseren. Tezamen met de aanmeerplekken in de TTR Zouthaven worden deze plekken gerealiseerd en begin 2024 opgeleverd. 3.6.4. Handhaving 3.6.4.3. Handhaving op de zone Een aantal bewoners geven aan blij te zijn met dit nieuwe beleid. De kleine binnenstad van Amsterdam is niet geschikt voor grote touringcars. Er rijden nog steeds te veel grote bussen. Wel benoemen zij dat dit enkel gaat werken als er ook goed wordt gehandhaafd. Zij roepen het college op om beter te handhaven dan de afgelopen jaren. Een andere indiener geeft aan dat door het gebrek aan handhaving de afgelopen jaren de goedwillende bedrijven nu worden gestraft voor het ongewenst gedrag van anderen. Sommige bussen veroorzaken veel overlast door te lang te halteren met als resultaat dat nu alle bussen de stad uit moeten. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 20 Reactie van het college van B&W Het college erkent het belang van goede handhaving voor elk verbod dat ingesteld wordt. Tegelijkertijd is de capaciteit helaas beperkt. Een aanzienlijk deel van de handhaving van dit verkeersbesluit wordt ondervangen door de inzet van camera’s aan de randen van de zone. Touringcars die de zone binnenrijden worden op deze manier herkend en er wordt gecontroleerd of er sprake is van een geldige ontheffing. Uitdaging hierbij is dat deze kentekenregistratie momenteel enkel werkt voor binnenlandse kentekens. Buitenlandse touringcars kunnen op dit moment niet automatisch worden beboet; hiervoor is aanpassing van de Europese regelgeving nodig. De gemeente Amsterdam werkt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk aan een wijzigingsvoorstel zodat ook buitenlandse kentekens kunnen worden gesignaleerd en de overtreders kunnen worden beboet. Ondertussen zet het college de beschikbare BOA's capaciteit strategisch in: op piekmomenten en piekdagen maar vooral ook op de buitenlandse kentekens. Het weren van touringcars sluit aan bij de reeds bestaande Zone Zwaar Verkeer. Dat heeft als groot voordeel dat het besluit kan meeliften op de ervaring, kennis en inzet die vanuit handhaving al bekend en beschikbaar is hierover. 3.6.4.2. Handhaving en haltemanagement op halteerplekken Verschillende indieners wijzen op het belang van efficiënt en correct gebruik van de halteerplekken. Stichting Welkom geeft aan dat controle en handhaving op halteer- plekken nodig is. Zij hebben voor de gemeente van 2011 tot 2019 het stewardproject uitgevoerd. Het algemene gevoel van de touringcarbranche is volgens hen dat met de huidige werkwijze van de gemeente om de touringcarhaltes te reguleren, niet de resultaten uit het verleden worden bereikt. Ook KNV benadrukt dat veilig halteren langs de corridor en de S100 in het hoogseizoen gewaarborgd moet zijn. Dat begint met halteerplekken op de meest logische plekken (zodat voetgangers niet te ver hoeven te lopen) en voldoende stewards en technische maatregelen. KNV benadrukt het belang van stewards om chauffeurs op de beschikbare plekken in de stad te wijzen. Ook het inzetten van een tijdsklok op haltes kan een bijdrage leveren, maar is slechts een hulpmiddel. In het verlengde hiervan is het gebrek aan handhaving op halteerplekken voor KNV een doorn in het oog. Daarom pleiten zij ervoor om de halteerplaatsen op de S100 en corridor exclusief gebruikt te laten worden voor in- en uitstappen voor passagiers van touringcars en dus niet als laadlosplek voor ander verkeer. Diverse musea (zoals het Rembrandthuis en het Joods Museum) maken zich zorgen over de druk op bestaande halteerplekken aan de corridor. Zij geven aan dat ze verwachten dat de halteerplekken nabij hun bestemmingen aan de corridor straks extra druk gaan worden met bussen die mensen zo dicht mogelijk bij het centrum willen afzetten. Deze halteerplekken zijn volgens hen nu al vaak overbelast door geparkeerde busjes en taxi's waardoor de omliggende musea nu al vaak niet goed bereikbaar zijn voor bestemmingsverkeer. Zij vragen hoe de gemeente ervoor gaat zorgen dat deze plekken straks nog beschikbaar zijn voor musea om scholieren en ouderen te ontvangen. Een aantal indieners vraagt de gemeente of er beter gehandhaafd kan worden bij de halte bij het Joods Museum. Daar is nu erg veel hinder door geparkeerde taxi's en werkbusjes. De bewoonster geeft aan dat het halteren van groepen reizigers hier vaak onveilig gebeurt. Er staan nu vaak grote groepen tegelijkertijd op het fietspad. Het baart het Joods Museum zorgen dat hiervoor beperkte handhaving beschikbaar is. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 21 Reactie van het college van B&W Het college erkent het belang van efficiënt haltegebruik en onderstreept dat dit gebruik veilig en ordentelijk dient te gebeuren. De aankomende tijd zet de gemeente stevig in op haltemanagement, vooral op de bekende plekken. Verkeersregelaars ter plaatse en mobiele verkeersregelaars op scooters leiden de afhandeling van touringcars en hun passagiers op deze locaties in goede banen. Daarnaast wijzen zij chauffeurs op het verbod om daar te parkeren. Zij worden dan doorverwezen naar de aangewezen touringcarparkeerplaatsen. Wanneer chauffeurs de aanwijzingen van de verkeersregelaars niet opvolgen wordt handhaving erbij betrokken. Op deze manier probeert het college de effectiviteit van de halteerplekken te optimaliseren. Tegelijkertijd heeft de branche hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Een verbod is een verbod — idealiter hoeft daar niet op gehandhaafd te worden. Op de S100 houdt de gemeente het aankomende seizoen een proef met halte- management. Deze proef is inmiddels gestart. Stewards en aftelklokken worden daar apart en in combinatie getest. Dit om te achterhalen wat het beste werkt. Voor bijna alle halteerplekken geldt overigens dat dit reguliere laadlosplekken zijn, waar eenieder mag laden en lossen binnen de tijdsspanne van een kwartier. Deze plekken zijn niet specifiek voor touringcars aangewezen. Stilstaan zonder te laden of te lossen is overigens niet toegestaan. Ten aanzien van de corridor geeft het college mee dat zij deze plekken nauwlettend in de gaten wil houden. De corridor is straks open voor elke doelgroep. Iedere touringcar mag daar zijn passagiers afzetten. Daarnaast zijn de halteerplaatsen voor openbaar gebruik, voor elke bus met elke bestemming. Bestemmingen dichtbij zijn op deze manier goed bereikbaar, maar dat is wat anders dan een eigen toegewezen plek. Dat laat onverlet dat halteerplekken niet bedoeld zijn om te parkeren. De aanwezigheid van stewards kan hier een bijdrage aan leveren. Waar mogelijk laat het college halteerplekken ook beter inrichten qua bebording, belijning en of andere eenvoudige fysieke ingrepen. Zo wordt bijvoorbeeld bij het Joods Museum het fietspad duidelijker gemarkeerd, zodat het voor passagiers die uitstappen duidelijker wordt dat zij op een fietspad staan. Echter, ook hierin heeft de branche een rol. Chauffeurs wordt gevraagd hun passages te wijzen op medeweggebruikers of op het gebruik van de openbare ruimte in het algemeen. 3.6.5. Corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat 3.6.5.1. Corridor Tweeëntwintig indieners (waaronder veel bewoners langs de corridor en actiegroepen) hebben een zienswijze ingediend waarin zij zich negatief uitlaten over het besluit van de gemeente om de corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat toegankelijk te maken voor zwaar touringcarverkeer. Verschillende bewoners aan de corridor maken zich zorgen over de extra overlast die ontstaat door touringcars op de Weesperstraat — Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat. Dit zijn nu al straten waar veel uitstoot is en de luchtkwaliteit slecht is. Met dit beleid komt er straks nog meer overlast van fijnstof en verkeer voor de omwonenden. Bewoners die aan deze straten wonen vragen zich af waarom zij de extra lasten moeten dragen en vragen of de gemeente de luchtkwaliteit op deze Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 22 corridor gaat monitoren om te voorkomen dat er een nog slechtere luchtkwaliteit komt. Daarnaast wordt door diverse indieners aangegeven dat zij het argument van de gemeente dat er aan de corridor veel culturele instellingen liggen geen goed argument vinden ter onderbouwing van deze corridor. Culturele instellingen hoef je volgens hen niet perse per touringcar te bezoeken. Juist deze ondernemingen liggen nabij goede OV-voorzieningen en zijn daarmee uitstekend bereikbaar voor bezoekers. Deze bezoekers kunnen net als alle andere touringcarbezoekers aan de rand van de stad worden afgezet en hun reis met het openbaar vervoer vervolgen. Daarnaast geeft bewonersraad Nieuwemarkt Groen Waterloo aan dat de gemeente zelf in allerlei beleidsdocumenten aanhaalt dat ze zoveel mogelijk onnodige verkeers- bewegingen willen tegengaan en geeft de gemeente in het verkeersbesluit aan dat het steeds drukker wordt in de stad waardoor er steeds minder ruimte is voor deze grote autobussen. Dat is voldoende motivatie om ook geen touringcars meer op de corridor toe te laten. 3.6.5.2. Herinrichting Kattenburgerstraat Over de touringcarroute Kattenburgerstraat zijn diverse afwijzende reacties binnen- gekomen. Volgens bewoners is recent naar aanleiding van een motie in de gemeente- raad besloten om van de Kattenburgerstraat een straat te maken die mensvriendelijk is in plaats van autovriendelijk. De snelheid is teruggebracht naar 30 km/u en de straat is versmald en vergroend. Door extra touringcars door deze straat sturen, haalt de gemeente daarmee volgens bewoners een groot deel van deze winst weg. Actiegroep Kattenburgerstraat vraagt zich af hoe de herinrichtingsmaatregelen compatibel zijn met een corridor ‘om grote vervoersaantallen te verwerken’. Er is veel actie nodig geweest om deze herinrichting voor elkaar te krijgen. Dit besluit van de gemeente is bij de bewoners dan ook hard aangekomen. Weer dreigen zij het afvoerputje te worden van overlast elders in de stad. Zij gaan ervanuit dat hier een fout is gemaakt en dat de plannen worden aangepast. Een bewoner vraagt of het niet mogelijk is om touringcars direct vanuit de Valken- burgerstraat naar de IJ-tunnel te sturen. Een andere indiener verzoekt het college ook om de Kattenburgerstraat van zwaar touringcar verkeer uit te sluiten. Deze indiener verwijst naar de motie van de raadsleden Z.D. Ernsting, NT. Bakker en D.F. Boutkan, waar- in is aangegeven dat ‘De Kattenburgerstraat per halverwege maart 2023 heringericht moet worden en dan de status van ‘Hoofdnet Auto’ moet hebben’. Dat betekent dat de benaming van corridor in het verkeersbesluit volgens deze indiener niet juist is. In de definitie van ‘Beleidskader Verkeersnetten’ hoort ‘Hoofdnet Auto’ een functie te kunnen vervullen bij stremmingen op het ‘Plusnet Auto’, maar met een lagere verkeersintensiteit dan ‘Plusnet Auto’. Door het verkeer van zware touringcars zal de straat volgens de be- woner de facto in een Pluscorridor veranderen. Het wensbeeld bij de inrichting van een Plusnetcorridor is echter twee bij twee rijstroken. Kortom het voorgenomen Touringcar- beleid gaat volgens deze bewoner in tegen een eerder ingezette richting van autoluw beleid. De indiener hoort graag hoe de gemeente hier tegenaan kijkt. Reactie van het college van B&W Het college betreurt het dat de bewonersgroepen zich onvoldoende gehoord hebben gevoeld bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar in 2020. Amsterdammers ervaren veel overlast waar grote touringcars aanwezig zijn. Ook de bewoners aan de betreffende straten. Het college is zich ervan bewust dat deze straten een hoge verkeersintensiteit kennen wat voor bewoners lang niet altijd prettig is. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 23 Corridor De corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat is bij de behandeling van de Agenda Touringcar in 2020 vastgesteld, en deze corridor vormt voor de verdere uitvoering van deze Agenda dan ook een gegeven. De redenen voor het instellen van deze corridor zijn destijds duidelijk naar voren gekomen. Ten eerste zal het volledig weren van touringcars binnen de S100 — en dus ook het niet instellen van een corridor — leiden tot een forse toename van extra verkeersbewegingen van kleinere voertuigen in de binnenstad. Ten tweede blijft het centrum op deze manier nog bereikbaar voor alle doelgroepen. Ten derde liggen langs deze corridor de meeste culturele bestemmingen die zo voor alle doelgroepen goed bereikbaar blijven. Tegelijkertijd staat het gemeentelijke beleid niet stil. Het college denkt momenteel na over hoe we in de toekomst in Amsterdam om willen gaan met de openbare ruimte en het verkeer. De kijk op mobiliteit verandert en het faciliteren van alle vervoersbewegingen is meer het uitgangspunt. De gemeente is al bezig met diverse maatregelen om meer ruimte te maken voor voetganger, fietser en openbaar vervoer maar beseft zich terdege dat dit werk nog niet af is. Nut, noodzaak en wenselijkheid van corridors en bepaalde verkeersintensiteiten staan hierbij nadrukkelijk op het programma. Het college wil er echter goed voor waken dat gekozen oplossingen duurzaam zijn. De gemeente erkent de zorgen van bewoners over de uitstoot van fijnstof en de luchtkwaliteit. De gemeente heeft grote ambities op het gebied van schone lucht. Amsterdam kent momenteel zes milieuzones die de meest vervuilende oude voertuigen weren. De milieuzones worden de komende jaren uitgebreid en strenger. Steeds vaker worden de zones uitstootvrije gebieden. De belangrijkste mijlpaal daarbij is 2030. De gemeente Amsterdam is in gesprek met het Rijk, andere gemeenten en KNV (vertegenwoordiger touringcarsector) over de invoering van een uitstootvrije zone autobus. Het streven hierbij is om een convenant te ondertekenen met deze partijen waarin het toegangsregime en het maatregelenpakket staan beschreven. De ambitie is om een uitstootvrije zone autobus in te voeren binnen de Ring A10 inclusief overgangsregelingen. Herinrichting Kattenburgerstraat De zorgen van de bewoners in de Kattenburgerstraat zijn het College goed bekend. Deze straat heeft zojuist een herinrichting achter de rug en hierdoor is er meer ruimte gekomen voor groen en de snelheid voor verkeer omlaag gebracht van 50 km/u naar 30 km/u. De weg is nu een Hoofdnet auto weg in plaats van een Plusnet corridor auto weg. Over een Hoofdnet auto mogen nog steeds touringcars rijden. Met de snelheidsbeperking rijden deze nu met een lagere verkeersintensiteit door de straat. Het is op dit moment niet mogelijk om de Kattenburgerstraat uit de corridor te halen. Ten eerste vervult de straat een belangrijke netwerkfunctie. De straat verbindt de Weesperstraat, Valkenburgerstaat met de IJ-oever. Het afsluiten van de Katten- burgerstraat voor touringcars betekent een verplaatsing van de touringcars naar de Mauritskade, Van Diemenstraat en Piet Heinkade. Ten tweede is de Kattenburgerstraat de aanvoerroute naar de De Ruijterkade Oost (DRKO) waar het transferpunt touringcar rondvaart heen verplaatst is. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 24 Het verwijderen van de Kattenburgerstraat uit de corridor op basis van de categorisering uit het Beleidskader Verkeersnetten is daarnaast niet nodig. Een Hoofdnet auto impliceert niet dat er door deze straat geen touringcars meer zouden mogen rijden en ook niet dat deze niet als corridor of touringcarroute aangemerkt mag worden. Het bovenstaande laat onverlet dat de verkeersbewegingen van touringcars in deze straat nauwlettend wordt gemonitord, net zoals de rest van de corridor. Ook hier geldt dat de gemeente keuzes blijft maken om de stad nu en in de toekomst leefbaar te houden. Met de bewoners van de Kattenburgerstraat blijf de gemeente graag in gesprek over het zoveel mogelijk beperken van de overlast van touringcars. 3.6.6. Geen verkeerskundige experimenten en/of knips op de corridor Busvervoer Nederland benadrukt dat het aantal beschikbare routes voor touringcars in Amsterdam de afgelopen decennia gestaag is teruggelopen. Het gevolg is dat het touringcarverkeer over steeds minder wegen geleid wordt. Verdere inperking daarvan door het (ten dele) afsluiten van de overgebleven routes of experimenten met de verkeerskundige knip (zoals de beoogde knip Weesperstraat) gaan volgens hen onvermijdelijk leiden tot meer opstoppingen en hinder in de stad. Verschillende organisaties, waaronder Gassan Diamonds, Koninklijk Vervoer Nederland (KNV), NH Hotel Group en Koninklijke Horeca Nederland (KHN) spreken zich negatief uit over de beoogde knip op de Weesperstraat. De Weesperstraat is volgens hen een cruciale doorgangsweg voor touringcars. Een knip heeft dus grote gevolgen voor het rijden op de corridor voor touringcars en gaat leiden tot veel hinder. NH Hotel Group geeft aan dat de knip als gevolg heeft dat een rit van Schiphol naar het centrum van Amsterdam 20 minuten langer duurt. Daardoor wordt het voor hotelgasten minder aantrekkelijk om in het centrum van Amsterdam te verblijven. Dit heeft wederom voor de hotels grote financiële consequenties. Reactie van het college van B&W Om de drukte in de stad te verminderen en om de stad verkeersveiliger te maken koerst de gemeente Amsterdam al jaren op een autoluwe stad. De knip Weesperstraat komt voort uit de in januari 2020 door de raad vastgestelde Agenda Autoluw. In deze agenda wordt voorgesteld om een proef te houden. Deze proef gaat plaatsvinden van 12 juni tot en met 23 juli. De Weesperstraat wordt dan voor zes weken overdag afgesloten voor doorgaand verkeer om te onderzoeken wat de effecten zijn op de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid in de buurt. Voor touringcars geldt geen uitzondering. Na deze proef vindt een evaluatie plaats. Eventuele negatieve gevolgen zoals omschreven door indieners worden meegenomen in de evaluatie. Op basis van de evaluatie van de proef wordt gekeken of een definitieve knip zal worden ingesteld en voor welke voertuigen deze gaat gelden. Hierover de gemeente in gesprek met de belanghebbenden. Daarnaast voert Amsterdam eind dit jaar 30 km/u in op een groot aantal wegen voor de leefbaarheid en de verkeersveiligheid. Deze maatregel leidt op sommige plekken tot exploitatieverlies voor het openbaar vervoer tenzij aanvullende maatregelen worden genomen. Dit betekent dat de auto (en dus ook de touringcar) de komende jaren meer ruimte moeten gaan maken voor de doorstroming van het openbaar vervoer. Hier zijn voorstellen voor uitgewerkt om op een aantal plekken te kiezen voor het afsluiten van Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 25 doorgaand auto — en touringcarverkeer. Deze passen in het beleid van de gemeente Amsterdam zoals in de Omgevingsvisie 2050 staat. Deze maatregelen worden de komende periode verder onderzocht middels een uitvoeringstoets. Wanneer bepaalde maatregelen hierbij logisch, effectief en uitvoerbaar blijken, worden deze ook ter consultatie voorgelegd aan belanghebbenden voordat eventuele invoering wordt voorgelegd aan de gemeenteraad. 3.6.7. Halteerplekken in de zone Een aantal organisaties (zoals de Beurs van Berlage en het Amsterdam Museum) wil graag de garantie van de gemeente dat geen bestaande halteerplekken binnen de S100 worden opgeheven vanaf 2024. De Beurs ziet bijvoorbeeld graag dat de halte bij het Barbizon Palace wordt gehandhaafd. Het Amsterdam Museum verzoekt specifiek om de halte op de Nieuwezijds Voorburgwal te behouden vanaf 2024. Deze hebben zij hard nodig om kwetsbare groepen te blijven ontvangen na hun verbouwing. Een Duitse reisorganisatie zou graag zien dat de huidige halteerplekken voor touringcarbussen bij de Loverssteiger blijft bestaan. Hier kunnen gasten overstappen op de rondvaart en het Centraal Station en Victoria Hotel als mooie halteerlocaties beschouwen. Reactie van het college van B&W De Agenda Touringcar stelt dat het netwerk van touringcarroutes voor grote touringcars verder wordt ingeperkt. Zonder ontheffing mogen zware touringcars straks alleen nog op de S100 en de corridor rijden. Voor ontheven ritten zal per ontheffing een verplichte route worden meegegeven. Deze verplichte routes zijn gebaseerd op de breed opgezette wegen zoals deze nu ook al gelden voor het verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer voor vracht. Een garantie voor het altijd aanhouden van routes (en dus halteerplekken, zoals de Beurs van Berlage vraagt) valt niet te geven. Simpelweg omdat in een dynamische stad — een groene stad — altijd sprake is van voortschrijdend inzicht en de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen wanneer een veranderde context of situatie dat vraagt. Dat kan linksom of rechtsom zijn. Het college is hierbij wel altijd voornemens om voortijdig in overleg te treden met belanghebbenden. Dat gezegd hebbende blijft de halteermogelijkheid aan de voorzijde van het Barbizon Hotel (H6) bestaan, ook na de inwerkingtreding van dit verkeersbesluit. Deze halteerlocatie is dan echter enkel beschikbaar zijn voor ontheven ritten, dat wil zeggen voor touringcars met groepen passagiers uit de doelgroep aan boord en voor een bestemming waarvoor ontheffingen mogelijk zijn. Datzelfde geldt ook voor de halte H7 aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Halte H3 bij de Loversteiger wordt opgeheven bij de afronding van de herinrichting. Na inwerkingtreding van het verkeersbesluit is een overstap van touringcar op rondvaart hier niet meer toegestaan. 3.7. _Ontheffingenbeleid 3.7.1. Kaders van het ontheffingenbeleid Verschillende indieners hebben een zienswijze ingediend over de kaders van het ontheffingenbeleid. Zij vinden deze te ruim of vragen juist om een uitbreiding van deze kaders. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 26 3.7.1.1. Kaders zijn te ruim Een aantal indieners geeft aan dat dit ontheffingenbeleid te ruim is in hun ogen, en dat hierdoor alsnog een niet nader bepaald aantal bussen oneindig blijft rijden. Daarmee blijft er overlast op het gebied van uitstoot, verkeersveiligheid en parkeeroverlast voor omwonenden. Er is zo hard gelobbyd voor uitzonderingen dat straks iedere touringcar linksom of rechtsom een uitzondering kan krijgen, met alle gevolgen van dien. Bewonersgroepen roepen op om met een zeer strikt uitzonderingsbeleid te werken waar niet mee gesjoemeld kan worden. Reactie van het college van B&W Het college kan zich goed voorstellen dat deze zorgen bij sommige indieners leven. De uitzonderingen zoals die nu zijn vermeld in het ontheffingenbeleid komen voort uit een motie (68. 18) waarin de raad specifiek de opdracht aan het college heeft gegeven voor een touringcarvrije binnenstad waarbij vervolgens uitzonderingen kunnen worden gemaakt voor speciaal doelgroepenvervoer. De bovengenoemde motie is bij de behandeling van de Agenda Touringcar uiteindelijk uitgewerkt tot specifieke doelgroepen (kinderen onder de 12 jaar, mensen met een beperking, ouderen, artiesten en gezelschappen) die van en naar een specifieke bestemming (kunst, cultureel educatief) worden gebracht. Het instellen van uitzonderingen maakt het vanzelfsprekend mogelijk dat er misbruik wordt gemaakt van deze ruimte. Wij proberen zoveel mogelijk te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van het ontheffingensysteem. Er worden ANPR-camera’s en BOA's ingezet. Het is bekend dat we in Amsterdam een gebrek hebben aan handhavers, daarom zetten we BOA's met name in tijdens de piekperiodes en op de drukste plekken. Met de touringcarbranche, die de ontheffingen aanvraagt, staat de gemeente in goed contact. Het college heeft er vooralsnog voor gekozen om geen minimum te koppelen aan het aantal kinderen of ouderen die in de bus moeten zitten. Deze groepen hebben begeleiding nodig en het is niet voor iedere rit in te schatten om hoeveel begeleiding dit exact gaat. De gemeente verschaft ontheffingen onder strikte voorwaarden, maar vinden tegelijkertijd dat het systeem ook moet aansluiten bij de praktijk. We hebben vertrouwen in de touringcarbranche dat zij hier een juiste afweging in zullen maken. Merken we dat er misbruik wordt gemaakt van het ontheffingensysteem, dan zullen strengere maatregelen volgen. 3.7.1.2. Uitbreiden kaders ontheffingenbeleid Een aantal organisaties vraagt om uitbreiding van het ontheffingenbeleid en het voor meer groepen en/of bestemmingen mogelijk te maken om in aanmerking te komen voor een ontheffing: = Ouderen naar bestemmingen zoals hotels en rondvaart: Verschillende Duitse en Britste reisorganisaties vragen om het voor oudere mensen ook mogelijk te maken om met een touringcar te worden afgezet bij een hotel of rondvaart, in plaats van alleen bij een culturele instelling. Het zijn juist vaak oudere mensen of mensen die slecht ter been zijn die met een georganiseerde reis met een touringcar op pad gaan. Voor deze groepen mensen is het openbaar vervoer geen goed alternatief. Met deze keuze stelt Amsterdam een onvriendelijk beleid in richting ouderen en mensen die slecht ter been zijn. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 27 = Congresbezoekers: Koninklijke Horeca Nederland KHN vraagt om het ook voor groepsvervoer van of naar een congres in de binnenstad mogelijk te maken om een ontheffing aan te vragen. De gemeente Amsterdam heeft immers ook een congressenbeleid vastgesteld waarmee zij de ambitie heeft om meer internationale congressen aan te trekken. Ook de Beurs van Berlage benadrukt dat voor grote congressen met enorm veel bezoekers het openbaar vervoer nu geen goed alternatief is en kleiner vervoer juist leidt tot veel meer vervoersbewegingen. = Meerdere bestemmingen op een dag: Destination Europe vraagt om een ontheffing te verlenen voor het begeleiden van groepen tot een eindbestemming en van die eindbestemming naar het nachtverblijf. Destination Europe geeft aan dat hotels, restaurants, winkels, en privé musea in het centrum middels bestemmingsplannen hun functie hebben toebedeeld gekregen, en dat de groepen waarvoor deze onder- nemingen hun diensten aanbieden met dit nieuwe beleid niet meer naar deze locaties gebracht kunnen worden. Zij willen dat hier een uitzondering voor komt. = Autobussen met een museaal doel: Vereniging ESO (Exploitatieve Samenwerking Openbaarvervoermusea) vraagt om een ontheffingsmogelijkheid voor Amsterdamse autobussen met een museaal doel. Deze bussen zijn onderdeel van het mobiel cultureel erfgoed. Bij de ingang van de milieuzone in 2018 hebben zij naar aanleiding van een motie van de gemeenteraad ook de mogelijkheid gekregen om per kenteken jaarlijks maximaal twaalf keer een dagontheffing te krijgen, voor ritten in de binnenstad met donateurs en belangstellenden. Zo wordt enerzijds het authentieke lokale mobiele culturele erfgoed getoond in het straatbeeld en anderzijds zorgt het voor een bijdrage in de kosten voor het behoud van deze bussen. Reactie van het college van B&W Het college is niet voornemens om de kaders voor het ontheffingenbeleid verder uitbreiden. Het gewenste eindbeeld van het college is altijd een touringcarvrije binnenstad geweest. Bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar 2020-2025 is uit vele gesprekken met belanghebbenden gebleken dat het volledig weren van touringcars grote gevolgen heeft voor een aantal (kwetsbare) doelgroepen, waaronder ouderen die met initiatieven zoals de Museumplusbus de Amsterdamse musea bezoeken en basisschoolleerlingen die met touringcars de binnenstad in of juist uit moeten (zoals naar schooltuin of zwembad) . De gemeente vindt het belangrijk dat kunst-, culturele en educatieve bestemmingen toegankelijk blijven voor deze doelgroepen. Daarom is bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar 2020- 2025 uiteindelijk gekozen om voor deze groepen een ontheffing mogelijk te maken. Het verder uitbreiden van de ontheffingsvoorwaarden zet de doelstellingen van het college voor een maximaal touringcarluw stadscentrum te veel onder druk. Hoe meer ontheffingen, hoe meer touringcars in het centrum blijven rijden en hoe meer de overlast voor de bewoners blijft bestaan. Hieronder volgt per verzoek nog een nadere toelichting: = Ouderen naar bestemmingen zoals hotels en rondvaart: De gemeente vindt het belangrijk dat kunst-, culturele en educatieve instellingen in het centrum toegankelijk blijven voor kinderen, mensen met een beperking en ouderen. De gemeente begrijpt dat het voor veel ouderen en andere mensen die slecht ter been zijn niet mogelijk is om met het openbaar vervoer naar een bestemming te gaan. Daarom richt de gemeente ook deze uitzondering in voor deze specifieke doelgroepen. Met betrekking tot andere bestemmingen zijn er andere mogelijkheden voor ouderen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 28 Het is straks nog steeds mogelijk om ouderen per touringcar naar de rondvaart te brengen. Bij de De Ruijterkade Oost wordt een overstapplek ingericht voor touringcar op rondvaart die toegankelijk blijft voor alle touringcargroepen. Voor het bezoek aan een hotel of restaurant voor ouderen kan gekozen worden voor een bestemming buiten de S100 die nog bereikbaar is per touringcar of is er de mogelijkheid voor de bestemming om te kiezen om ouderen op te halen bij de nog wel beschikbare halteerplekken en dan verder te vervoerenmet kleinere voertuigen of met een boot in het centrum. = Congresbezoekers: Het college onderschrijft het belang van internationale congressen voor Amsterdam. De gemeentelijke ambities voor het ontvangen van congressen zijn vastgelegd in het Meerjarenplan Amsterdam Congresstad 2021-2024. De gemeente investeert, na een aantal jaren van afgenomen bestuurlijke betrokkenheid, weer stevig op dit dossier om de sector vooruit te helpen. Het college heeft echter ook de ambitie om de binnenstad te beschermen en de uitstoot te verminderen. Deze ambities hoeven zeker niet te botsen. Het college ziet graag dat congresbezoekers in de binnenstad van Amsterdam zoveel mogelijk gebruik maken van het openbaar vervoer. Verschillende grote congressen in Amsterdam, zoals het IBC-congres hebben al laten zien dat dit kan door deelnemers met korting met het GVB te laten reizen. Wij blijven als gemeente graag in gesprek met de congressector over wat nodig is om congresbezoekers binnen de S100 zoveel mogelijk met het openbaar vervoer te laten reizen. Verschillende organisaties in de sector spreken al met het GVB hierover. De gemeente gaat samen met Amsterdam & Partners optrekken om gesprekken hierover met de GVB integraler op te pakken. Het voorstel van de Beurs van Berlage om een gesprek te initiëren tussen de GVB en belanghebbenden wordt door de gemeente omarmd. Een eerste gesprek heeft inmiddels al plaatsgevonden. = Meerdere ritten op een dag: Bij de vaststelling van de Agenda Touringcar heeft de gemeente aangegeven de voordelen van het vervoer middels grote touringcars te kennen — grote groepen kunnen op deze manier efficiënt naar hun bestemming worden gebracht. Echter, de overlast van met name zulke zware bussen weegt voor de gemeente zwaarder dan het voordeel van efficiënt vervoer. De kades en bruggenmuren in onze historische binnenstad hebben bescherming nodig. De zone waarin straks geen zware touringcars meer mogen komen, geldt reeds anderhalf jaar voor vrachtverkeer, vanwege diezelfde reden. Daarnaast passen zulke grote voertuigen steeds minder goed in het straatbeeld waarin voetgangers en fietsers de ruimte krijgen. De leefbaarheid van de stad krijgt steeds meer prioriteit. Wanneer een organisatie te maken heeft met een groepsreis waarbij een groep ontheven passagiers op één dag zowel ontheven als niet-ontheven bestemmingen wil bezoeken, dan moet de betreffende operator hiervoor zelf een werkbare oplossing zoeken waarbij de regels van het beleid worden gerespecteerd. De Agenda Touringcar is in 2020 vastgesteld door de gemeenteraad. Daarin is ook aangegeven dat dit beleid mogelijke consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van een aantal organisaties. Met het tempo waarin de maatregelen worden uitgevoerd, hebben organisaties de tijd gekregen om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe situatie. De komende periode blijft de gemeente met organisaties in gesprek over alternatieven en hoe hen zo goed als mogelijk te ondersteunen in aanloop naar de nieuwe situatie. We vragen echter ook van organisaties om daar een eigen verantwoordelijkheid in te nemen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 29 = Autobussen met een museaal doel: In 2018 is voor autobussen met een museaal doel een ontheffingsmogelijkheid gekomen voor het rijden binnen de milieuzone. Daarmee onderschrijft het college het belang van dit cultureel erfgoed voor de stad. De milieuzone betreft het hele gebied binnen de A10. Het verkeersbesluit voor touringcars richt zich enkel op het gebied binnen de S100, met uitzondering van de corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat -Kattenburgerstraat. Daarmee blijft het voor deze museumbussen mogelijk om te rijden op de S100, de corridor en het gebied tussen de A10 en S100. Gezien het feit dat de gemeente de kwetsbare bruggen en kades in het oude stadshart wil beschermen en de overlast voor bewo- ners van grote bussen wil beperken wil het college voor deze bussen geen onthef- fingsmogelijkheid verstrekken voor het gebied binnen de S100. Daarnaast is uit onze administratie gebleken dat de afgelopen jaren zeer weinig gebruik is gemaakt van deze ontheffingsmogelijkheid. In 2020 zijn er in totaal vijf dagontheffingen verstrekt. Het college ziet daarom ook onvoldoende noodzaak om hier het ontheffingenbeleid voor uit te breiden. 3.7.1.3. Oneerlijk en Discriminatoir Een aantal indieners, waaronder ook organisaties zoals Destination Europe, VEVAG, Koninklijke Horeca Nederland en enkele rondvaartredererijen, benadrukt dat het onderscheid dat in het ontheffingenbeleid wordt gemaakt tussen bepaalde groepen en organisaties/bestemmingen oneerlijk is en neigt naar discriminatoir beleid. Zij vragen zich af waarom bepaalde groepen wel met een ontheffing naar een culturele en/of educatieve bestemming mogen reizen, maar bijvoorbeeld niet naar een hotel of naar de rondvaart. Coster Diamonds vraagt wat de juridische onderbouwing hiervoor is. Daarnaast vragen zij zich af hoe wordt bepaald wat een culturele bestemming is en waarom deze een zwaarwegender belang heeft dan ondernemingen zoals restaurants of rondvaartrederijen. Destination Europe benadrukt dat de grachtengordel van Amsterdam Unesco erfgoed is. Volgens Unesco moeten alle sites ter wereld op een toegankelijke manier bereikbaar zijn voor iedereen. Ook vragen sommige indieners zich af waarom het beleid alleen geldt voor basisschoolleerlingen en niet voor middelbare scholieren die ook regelmatig musea bezoeken. Een aantal organisaties (waaronder het Grand Hotel Amrath Amsterdam en NH Hotel Group) draagt aan dat dit beleid een grote invloed heeft op hun bedrijfsvoering en daarmee dus grote financiële consequenties voor hen heeft. NH Hotel Group geeft aan dat op hun locaties regelmatig congressen en events worden georganiseerd voor heel veel bezoekers. NH Hotel Group geeft aan dat zij door dit beleid enorm veel omzet gaan mislopen. Niet alleen voor de verhuur van vergaderruimtes en hotelkamers, maar ook op eten en drinken wat tijdens deze events wordt geserveerd. Grand Hotel Amrath Amsterdam laat weten momenteel veel bezoekers te ontvangen per touringcar. Zij zijn bang dat door dit beleid toeristen voor hotels buiten de S100 gaan kiezen. Zij vragen of er een compensatieregeling komt voor hotels die door dit beleid veel inkomsten gaan mislopen. Dit beleid bevoordeelt volgens een aantal indieners bepaalde organisaties en groepen in de samenleving boven anderen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 30 Reactie van het college van B&W Bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar is het college erop gewezen dat het weren van touringcars binnen de S100 nadelige gevolgen zou hebben voor een aantal kwetsbare doelgroepen, namelijk ouderen, mensen met een beperking en basisschoolleerlingen. Deze doelgroepen hebben weinig tot geen geschikte mogelijkheden voor zelfstandig vervoer en/of dienen begeleid te worden. Op het moment dat voor hen geen uitzondering wordt gemaakt, worden zij onevenredig hard geraakt, omdat deze doelgroepen daarmee worden uitgesloten om bepaalde bestemmingen in Amsterdam te bezoeken. Daarmee zouden deze groepen dusdanig nadelige gevolgen van dit besluit ondervinden en die staan volgens het college niet in verhouding tot het doel dat beoogd wordt met dit beleid. Andere doelgroepen, zoals bijvoorbeeld de in de zienswijze aangehaalde groep middelbare scholieren, hebben minder tot geen begeleiding nodig om zichzelf te verplaatsen. Hierdoor zijn er voor hen voldoende andere vervoersmogelijkheden beschikbaar om bijvoorbeeld een museum te bezoeken. Daarnaast geldt dat het college het algemeen belang onderschrijft van culturele en educatieve bestemmingen en het belangrijk vindt dat deze bestemmingen voor iedereen toegankelijk zijn en blijven. Bij de voorbereiding van dit besluit zijn de verschillende belangen zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. Voor de definiëring van de kunst, culturele en of educatieve bestemmingen wordt voor kunstzinnige en culturele bestemmingen de ANBI-status gehanteerd. Voor educatieve bestemmingen kijken we naar de inschrijving van de Kamer van Koophandel (SBI-code). Deze twee toetsstenen zijn landelijk bekende en gehanteerde normen en worden o.a. ook gebruikt door de Belastingdienst of verzekeringsmaatschappijen voor de definiëring van de bedrijfsaard van een organisatie. Bij de toetsing van deze codes en ANBI-status wordt gekeken naar waar de primaire activiteiten van de organisaties op gericht zijn. Zie verder ook de beantwoording hierboven ten aanzien van een ontheffings- mogelijkheid voor ouderen. In de Agenda Touringcar is aangegeven dat dit beleid mogelijke consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van een aantal organisaties. Het weren van touringcars in de stad leidt ertoe dat een aantal bestemmingen in 2024 binnen de S100 niet meer direct toegankelijk is per touringcar. Dit besluit is genomen in 2020. Bij de vaststelling van de Agenda is destijds gekozen om de maatregelen gefaseerd uit te voeren. In een tempo waarmee we de touringcarbranche en bestemmingen in het centrum voldoende de tijd hebben gegeven om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe maatregelen. Vanuit de gemeente faciliteren we alternatieven, zoals het uitbreiden van halteerplekken bij de De Ruijterkade Oost en het aanleggen van extra halteerplekken langs de S100. Ook creëren we overstaplocaties op het openbaar vervoer aan de randen van de stad. We vragen aan ondernemers om zelf ook mee te denken over alternatieve vervoersmogelijkheden. De komende periode blijven we hier met elkaar over in gesprek. Er komt geen speciale compensatieregeling voor ondernemers. Omdat de Agenda Touringcar 2020-2025 in september 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld waren de maatregelen voorzien en hebben ondernemers voldoende de tijd gekregen om waar nodig aanpassingen te doen in hun bedrijfsvoering. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 31 3.7.2. De voorwaarden van het ontheffingenbeleid Verschillende indieners hebben een zienswijze ingediend over de voorwaarden van het ontheffingenbeleid. Zij vinden deze onduidelijk en/of oneerlijk of vragen om een administratief luwer systeem voor de aanvraag van een ontheffing. 3.7.2.1. Onduidelijkheid Ouderen Destination Europe geeft aan dat voor de definitie van ouderen in het ontheffingen- beleid de AOW-leeftijd gehanteerd wordt. In veel andere Europese landen ligt deze lager dan in Nederland. Welke AOW-leeftijd geldt dan? Reactie van het college van B&W Ouderen worden binnen dit beleid gekwalificeerd volgens de Nederlandse AOW normen. Voor buitenlandse ouderen houden we ook deze AOW-leeftijd aan. Aangezien dit het beleid is van een Nederlandse gemeente geldt hier de AOW-leeftijd zoals deze in Nederland gehanteerd wordt. Kunstzinnige, culturele of educatieve evenementen De Beurs van Berlage geeft aan dat wordt gesteld dat de aard van een bezoek van een specifieke doelgroep primair een kunst-, cultureel en/of educatieoogmerk moet hebben. Dit is onduidelijk. Zo programmeert de Beurs van Berlage regelmatig tentoonstellingen en concerten. Daarnaast faciliteren musea en theaters ook regelmatig (zakelijke) evenementen. Is hier sprake van een bezoek met een cultureel oogmerk? Of is dit pas wanneer men naast het diner een schilderij bekijkt? Reactie van het college van B&W De gemeente streeft naar een maximaal touringcarluw centrum. Het ontheffingenbeleid gaat uit van het vervoer van specifieke doelgroepen ten behoeve van een bezoek van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming. De aard van het bezoek waarvoor ontheffing wordt verleend, dient primair een kunst-, cultuur- en/of educatieoogmerk te hebben. Het oogmerk alleen is dus niet voldoende. Zowel zakelijke evenementen in een culturele en/of educatieve instelling als culturele evenementen in een commerciële instelling vallen dus niet onder het ontheffingenbeleid. Het gaat om de combinatie doelgroep en instelling/ bestemming. Percentage van de doelgroep Een aantal indieners verwijst ernaar dat in het beleid wordt gesteld dat een gezelschap ‘grotendeels’ uit de genoemde specifieke doelgroep dient te bestaan. Onduidelijk is volgens hen hoe dit wordt bepaald en welk percentage van de passagiers minimaal deel moet uitmaken van deze doelgroepen. Een aantal bewoners benoemt hun zorgen over dat er straks op iedere bus één gehandicapte of oudere zit. Reactie van het college van B&W In het ontheffingenbeleid hebben wij ervoor gekozen om geen specifiek percentage te noemen met betrekking tot welk deel van de passagiers minimaal deel moet uitmaken van de doelgroepen die in aanmerking komen voor een ontheffing. Wanneer we hier percentages aan hangen gaan we namelijk een systeem creëren dat in de uitvoering moeilijk werkbaar is voor organisaties. Basisschoolleerlingen, ouderen en mensen Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 32 met een beperking hebben namelijk begeleiding nodig en het verschilt per groep en organisatie hoeveel begeleiding er meegaat. We verstrekken alleen ontheffingen onder strikte voorwaarden, maar vinden tegelijkertijd dat het systeem ook moet aansluiten bij de praktijk. We hebben vertrouwen in de touringcarbranche dat zij een juiste en integere afweging maken bij het aanvragen van een ontheffing en deze alleen aanvragen voor reizen die primair vallen onder het vervoeren van de betreffende doelgroepen van en naar een culturele bestemming. Het is uiteraard niet de bedoeling dat straks op iedere bus die een ontheffing heeft één kind of oudere zit. Wij staan hierover in goed contact met de branche. Merken we dat er misbruik wordt gemaakt van het ontheffingensysteem dan nemen we strengere maatregelen. 3.7.3. Overlast touringcars bij Gassan Diamonds Er zijn diverse reacties van bewoners binnengekomen die veel overlast ervaren van touringcars, en dan met name de Hop On Hop Off bussen in de Jodenbreestraat richting Gassan Diamonds. Bewoners geven aan dat in het hoogseizoen soms wel 25 bussen per uur deze route afleggen. Hierdoor ervaren omwonenden de gehele lente en zomer overlast, met name rond feestdagen zoals Pasen en Pinksteren. Bewoners benadrukken daarbij de gevaarlijke situaties op de kruising Jodenbreestraat en de Uilenburgersteeg. Deze straat is de laatste jaren alleen maar drukker geworden met o.a. fietsverkeer vanuit Noord wat steeds sneller door dit gebied heen raast. Ook ligt er een basisschool in de wijk. De bussen die het filiaal van Gassan Diamonds in de Nieuwe Uilenburgerstraat aanrijden, leveren veel gevaarlijke situaties op voor de kinderen van deze school. Bewoners geven aan dat ze de afgelopen jaren heel veel klachten hebben ingediend hierover bij de gemeente, maar dat hier naar hun beleving weinig mee is gedaan. Zij vragen zich af of de gemeente wel een goed beeld heeft van de omvang van de overlast van touringcars op deze locatie. Hieronder nog enkele specifieke reacties: = Een bewoner geeft aan dat het in de beleidsdocumenten niet duidelijk is welke afspraken de gemeente maakt met Gassan Diamonds. En vraagt zich af of de gemeente dit bewust heeft gedaan. = Een andere bewoner vraagt zich af of ze met dit beleid eindelijk verlost zijn van touringcars in deze buurt of dat Gassan een ontheffing gaat krijgen voor de Hop On Hop Off bus. = De Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo geeft aan dat de bestemmings- ontheffing bijzondere omstandigheden zoals vermeld in het ontheffingenbeleid wel erg naar bepaalde lokale organisaties (Gassan Diamonds en Artis) toegeschreven is. Zij geven aan dat dit van een algemene regeling niet de bedoeling kan zijn. Ook voor bedrijven met parkeerplaatsen (een voorwaarde van deze ontheffing) geldt dat er nog steeds sprake kan zijn van overlast van bussen die hiernaartoe rijden. De bewonersraad geeft aan dat het onwaarschijnlijk is dat een onderneming afhankelijk is van het parkeren van touringcars voor hun deur. = Ondernemersvereniging BIZ de Bree geeft aan dat Gassan Diamonds, dat in hun gebied gevestigd zit, waarschijnlijk in aanmerking komt voor een bestemmings- ontheffing. BIZ de Bree maakt bezwaar tegen het feit dat de gemeente nog steeds touringcars toe laat in bepaalde delen van het centrum. De touringcars die reizen van en naar Gassan Diamonds zorgen al jaren voor onveilige situaties en dit is alleen maar toegenomen. BIZ de Bree verzoekt de gemeente de veiligheid hier goed te monitoren. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 33 Reactie van het college van B&W Het college is goed bekend met de zorgen rondom verkeersveiligheid en leefbaarheid nabij het filiaal van Gassan Diamonds aan de Nieuwe Uilenburgerstraat vanwege de toeloop van grote touringcars daar. Vooral de oversteek van fietsers bij het kruispunt met de Jodenbreestraat vormt een zorgpunt, ook verder de Nieuwe Uilenburgerstraat in. De fietsers zitten daar gemakkelijk in de dode hoek van een grote touringcar. De gemeente is ook al geruime tijd voornemens om hier maatregelen te treffen. Bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar bleek het weren van alle touringcars van en naar Gassan destijds niet realistisch. Het alternatief - volledig vervoer over water - zal leiden tot stevige overlast voor omwonenden aan de achterkant van het pand. Ook zijn er geen geschikte extra halteerplekken te realiseren voor touringcars in de nabije omgeving van Gassan. Formele halteerplekken aanwijzen op de Valken- burgerstraat levert daar weer overlast op voor omwonenden. Daar komt bij dat de druk op touringcar parkeer- en halteerplaatsen elders in de stad fors toeneemt als de touringcarparkeerplaatsen bij Gassan (20 parkeerplaatsen voor touringcars) niet meer beschikbaar zijn. De gemeente is daarom in gesprek gegaan met Gassan Diamonds over het verminderen van het aantal touringcarbewegingen en om een structurele oplossing te vinden voor de verkeersoverlast. Deze intentie is ook opgenomen in de Agenda Touringcar waarbij is aangegeven dat er met Gassan Diamonds specifieke gesprekken worden gevoerd inzake het terugdringen van de overlast en het verbeteren van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid hier. Voormalig wethouder De Vries heeft in een raadsbrief in januari 2022 vervolgens aangekondigd dat afspraken hierover zullen landen in het ontheffingenbeleid, middels de ontheffingsmogelijkheid bestemmingsontheffing. Aan deze ontheffing worden uiteindelijk specifieke voorwaarden gekoppeld waarmee het behalen van de hierboven genoemde doelen zal worden nagestreefd. Deze voorwaarden zijn het resultaat van een uitgevoerd onafhankelijk verkeers- onderzoek waarbij verschillende maatregelen zijn getoetst. Het maximeren van het aantal touringcars, het instellen van venstertijden en meer vervoer over water mogelijk maken, zal naar verwachting een effectieve combinatie van maatregelen zijn om de overlast te verminderen. Gassan Diamonds kan een ontheffing aanvragen via de bestemmingsontheffing — bijzondere omstandigheden. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden: = Vanaf 2024 is er een halvering van het aantal touringcars op hun terrein ten opzichte van 2019. = Er wordt gewerkt met venstertijden. In de ochtendspits mogen er geen touringcars richting het terrein van Gassan Diamonds rijden. Aanvullend hierop heeft de gemeente een tijdelijke bepaling aan deze bestemmingsontheffing gekoppeld. Dit betekent dat een organisatie na de eerste toekenning van een jaar, de ontheffing nog maximaal drie jaar verleend kan krijgen zonder aanvullende toetsing. Na deze vier jaar wordt een eventuele verlenging jaarlijks getoetst op basis van de leefbaarheidscriteria, verkeersveiligheid in de omgeving en de op dat moment geldende beleidskaders. Deze tijdelijkheid is toegevoegd omdat de stad niet stilstaat. Het toerisme trekt na corona weer flink aan met de toenemende drukte van dien. De kijk op toerisme en drukte verandert. Ook vanuit Verkeer en Openbare Ruimte is een nieuwe beweging ingezet waarbij doorstroming en het Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 34 faciliteren van alle verkeersbewegingen niet zonder meer het leidende uitgangs- punt zijn. Om de stad leefbaar te houden voor bewoners en bezoekers worden nieuwe meer stringente beleidsmaatregelen voorgesteld. Denk hierbij aan de Visie Bezoekerseconomie 2035. Het hebben van een eigen parkeerplaats is een vereiste voor verstrekking van een bestemmingsontheffing — bijzondere omstandigheden. De komende jaren worden er meer overstaplocaties, halteerplekken en parkeergelegenheden aangelegd voor touringcars aan de randen van de stad. Private parkeerterreinen voor touringcars in het centrum van de stad zijn dan steeds minder nodig om de touringcardruk in de openbare ruimte in het centrum te verlagen 3.7.4. Bereikbaarheid locaties voor ontheven groepen Een aantal musea en theaters geeft aan dat de dichtstbijzijnde halteerplekken te ver lopen zijn voor mensen met een beperking en ouderen. Genoemd worden het (nog te openen) Nationaal Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg. Reactie van het college van B&W De verplichte routes met de daaraan gelegen halteerlocaties brengen bezoekers inderdaad niet altijd tot vlak voor de deur, ook niet diegene die ontheven zijn. Dit kan tot enig ongemak leiden. Het verminderen van overlast van grote touringcars heeft echter prioriteit. Bovendien, alle bestemmingen — ook diegene die wat verder weg liggen van de verplichte routes — zijn straks tot voor de deur bereikbaar met andere middelen van vervoer, bijvoorbeeld kleinere bussen. Touringcaroperators kunnen deze afweging samen met hun opdrachtgever maken. 3.7.5. Administratief arm ontheffingenbeleid 3.7.5.1. Museumplus en Cultuurbus Een aantal vervoerders en bestemmingen (zoals Businext BV/ Museumplusbus, Cultuurbus, het Rijksmuseum en de Hermitage) geeft aan blij te zijn dat de gemeente het met het ontheffingenbeleid mogelijk maakt voor basisschoolleerlingen, ouderen en mensen met een beperking om per touringcar een kunst, culturele en/of educatieve bestemming te bezoeken. Zij geven wel aan dat zij vrezen dat het huidige beleid voor vervoerders die alleen ontheven groepen naar ontheven bestemmingen rijden, zoals de Museumplusbus of de Cultuurbus, veel extra administratieve lasten oplevert. De Museumplusbus rijdt voor groepen ouderen die niet meer in staat zijn zelfstandig een museum te bezoeken door hun leeftijd en/of lichamelijke conditie. In Amsterdam bezoeken zij de Hermitage en het Joods Museum. De Cultuurbus biedt gratis busvervoer voor Amsterdamse basisscholen en vso-scholen naar 18 culturele instellingen in Amsterdam. Wanneer zij voor al hun ritjes — wat alleen ontheven ritjes zijn omdat zij per definitie ontheven groepen van en naar ontheven bestemmingen brengen — een dagontheffing zouden moeten aanvragen, zou dit resulteren in een bovenmatige extra administratieve en financiële belasting. Reactie van het college van B&W Het college wijst op de mogelijkheid van een jaarontheffing op kenteken zoals deze is opgenomen in het ontheffingenbeleid. Het ontheffingenbeleid biedt de mogelijkheid in aanmerking te komen voor een jaarontheffing indien wordt aangetoond dat er Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 35 sprake is van vervoer op herhaalde vaste dag/ dagen per week en dat er sprake is van een terugkerend patroon in het binnenrijden van de zone. Bovendien dient een opdrachtbevestiging te worden overlegd voor het vervoer, evenals een lijst van bestemmingen ten behoeve waarvan een ontheffing wordt aangevraagd. Er kan dan per kenteken een jaarontheffing worden aangevraagd, voor meerdere dagen per week mocht de opdrachtbevestiging aantonen dat het vervoer voldoet aan de voorwaarden. De jaarontheffing geldt dan wekelijks op de in de ontheffing voorgeschreven vaste dagen per week en uitsluitend ten behoeve van het vervoer waarvoor de ontheffing is verleend. 3.7.5.2. Stapeling ontheffingen Paradiso en de Melkweg geven aan te vrezen voor overmatige bureaucratie als gevolg van het ontheffingenbeleid. Zij vrezen een stapeling van ontheffingen. Daarnaast doen beide instellingen mee aan een pilot van de Zone Zwaar Verkeer (het vrachtverbod). Zij zien idealiter dat deze pilot — die hen goed bevalt — wordt omgezet in staand beleid en dat de zware touringcars hier straks ook een vaste plek in krijgen. Reactie van het college van B&W Het college begrijpt het verzoek van Paradiso en de Melkweg om het aantal onthef- fingen dat zij moeten aanvragen voor het ontvangen van artiesten en instrumenten te beperken. Er loopt momenteel een pilot vanuit de Zone Zwaar Verkeer met culturele instellingen waar Paradiso en de Melkweg ook aan deelnemen. In deze pilot is opgenomen dat touringcars die gebruikt worden voor het vervoer van artiesten en podiumbenodigdheden (en waarvan dus een groot deel van de bus niet als touringcar is ingericht) onder één ontheffing vallen. Voor deze categorie touringcars blijft deze ontheffing gelden tot in elk geval de looptijd van de pilot. De evaluatie van deze pilot vindt nog in 2023 plaats. Op basis van de uitkomsten wordt besloten of deze ontheffingsmogelijkheid blijft bestaan. Onafhankelijk van de bovengenoemde pilot komen artiesten en gezelschappen die met een grote touringcar reizen alleen in aanmerking voor een ontheffing zoals opgenomen in het ontheffingenbeleid voor touringcars. Als gemeente zijn we verder in een breder kader aan het kijken naar hoe we de aanvraag van verschillende ontheffingen zo eenvoudig mogelijk kunnen inrichten in één portaal. Hierdoor blijven de administratieve handelingen voor aanvragers die meerdere ontheffingen nodig hebben beperkt. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 36 3.8. Alternatieven voor touringcars 3.8.1. Algemeen Veel brancheorganisaties en reisorganisaties (o.a. MKB Amsterdam, Koninklijke Horeca Nederland, Easyrider en Koninklijk Vervoer Nederland- Busvervoer Nederland) benadrukken dat met de ingang van het verkeersbesluit per januari 2024 voldoende geschikte alternatieven moeten zijn voor de branche om bezoekers af te zetten en te ontvangen. Diverse vervoersbedrijven en touroperators geven aan begrip te hebben voor het feit dat de gemeente het oude stadshart en dan met name de bruggen en kademuren wil beschermen, maar benadrukken wel dat dit beleid alleen gaat werken als er voldoende goede alternatieven komen. Koninklijke Horeca Nederland en de Beurs van Berlage betreuren het dat zij nu alleen een zienswijze kunnen indienen op het verkeersbesluit en ontheffingenbeleid, zonder dat zij weten welke halteerplekken er per 2024 beschikbaar komen en of dit voldoende is. Het beleid heeft nog veel open eindjes in hun ogen, en het is voor bestemmingen en de branche op deze manier moeilijk in te schatten welke consequenties dit beleid voor hen gaat hebben. Zij missen een complete uitwerking om dit systeem goed werkbaar te maken en vinden het jammer dat dit geen onderdeel is van de besluitvorming. Rederij Kooij en Coster Diamonds geven aan dat het college in juli 2022 heeft besloten om de ingang van het verkeersbesluit een jaar uit te stellen, omdat de flankerende maatregelen nog niet gerealiseerd waren. Volgens hen is het verkeersbesluit (opnieuw) prematuur, omdat er nog steeds veel onduidelijkheden zijn over de alternatieven. Coster Diamonds verzoekt het college om opnieuw tot uitstel over te gaan totdat de flankerende maatregelen in zijn geheel genomen zijn. Reactie van het college van B&W Een van de belangrijkste einddoelen van de Agenda Touringcar is een maximaal touringcarluw centrum met uitzondering van de S100 en de corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat. Om dit doel te bereiken treedt per 1 januari 2024 een verkeersbesluit in werking met een bijbehorend ontheffingenbeleid. Echter, dit verkeersbesluit en ontheffingenbeleid zijn niet de enige maatregelen van de Agenda. De gemeente begrijpt de zorgen van organisaties dat het niet beperkt moet blijven tot het weren van touringcars uit het S100-gebied. Er wordt dan ook tegelijkertijd gewerkt aan het uitvoeren van de andere maatregelen zoals opgenomen in de Agenda. Het college wil graag goede alternatieven voor touringcars om hun bezoekers af te zetten. Tegelijkertijd erkent het college ook dat dit niet overal een gemakkelijke opgave is. De ruimte in Amsterdam is schaars en de stad heeft veel verschillende ambities; het is soms een uitdaging om al die ambities met elkaar en tegen elkaar af te wegen. Het college is echter voornemens hierop de komende periode harder in te zetten en zoekt hierbij de samenwerking met de belanghebbenden nadrukkelijk op. Hieronder volgt per alternatief een toelichting over de voortgang. Alle zienswijzen die zijn ingediend met tips voor alternatieven worden meegenomen in de verdere uitvoering van de maatregelen uit de Agenda Touringcar. De komende periode blijft de gemeente ook graag in gesprek met diverse belanghebbenden over de ontwikkeling van deze alternatieven. Hieronder volgt per alternatief een toelichting over de voortgang. Alle zienswijzen die zijn ingediend met tips voor alternatieven worden meegenomen in de verdere uitvoering van de maatregelen uit de Agenda Touringcar. De komende periode Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 37 blijft de gemeente ook graag in gesprek met diverse belanghebbenden over de ontwikkeling van deze alternatieven. 3.8.2. Halteerplekken touringcarroutes Verschillende organisaties en touringcaroperators (o.a. MKB Amsterdam, Stromma en Tourism Group International) geven aan dat in Agenda Touringcar is vastgelegd dat nieuwe halteerplekken worden aangelegd op de touringcarroutes. Men wijst dan onder andere naar de corridor maar vooral naar de S100. Zij benadrukken dat tot nu toe van deze extra touringcarhaltes nog maar weinig terecht is gekomen en zij schetsen het risico van te weinig beschikbare plekken. Stichting Welkom Amsterdam is van mening dat de gemeente hier onvoldoende voortvarend mee aan de slag is gegaan en roept op om hier meer urgentie op te hebben. Verschillende indieners vragen aandacht voor voldoende haltemanagement op de halteerlocaties aan de randen van de S100. Specifiek KNV vraagt om deze halteer- plekken specifiek toe te wijzen aan touringcars. MKB Amsterdam doet voorstellen voor nieuwe halteerplekken op drie locaties: een nieuwe halte ter hoogte van de Jordaan/ Bloemgracht, een halte op de laadlosstrook op de Weesperstraat voor het voormalige pand van Economische Zaken en een halte op de Valkenburgerstraat. Een touringcarchauffeur roept daarnaast op om de expertise en kennis van chauffeurs in te zetten bij het bedenken van geschikte alternatieven. Bewoners zitten juist niet te wachten op extra halteerplekken langs de touringcarroutes. Bewoners van het actiecomité Nassaukade ook Autoluw geven aan zich nadrukkelijk te verzetten tegen het halteren of (lang) parkeren van touringcars op of rond de Nassaukade. Reactie van het college van B&W In de Agenda Touringcar is aangegeven dat waar nodig de aanleg van touringcarhaltes bij de belangrijkste bestemmingen langs de verplichte touringcarroutes verkend wordt. Om te beginnen de verkenning voor het aanleggen van touringcarhaltes in het centrum (langs de corridor en S1oo). De gemeente heeft hierbij altijd benadrukt dat de ruimte in de stad schaars is, zeker in het centrum. Bij de verkenning van haltes is en wordt rekening gehou- den met verschillende vereisten zoals gemakkelijk aan- en afrijden, zo veilig mogelijke looproutes, zo min mogelijk overlast voor omwonenden en de gevolgen van een halte voor de doorstroming van het overige verkeer. De gemeente werkt aan deze opdracht. Het resultaat zal naar verwachting in ieder geval zijn dat bij het begin van het seizoen 2024 er langs de S100 4 tot 6 extra buffer- en halteerplekken gerealiseerd zullen zijn. De voorstellen voor extra halteerplekken door de branche worden in de verdere uitvoering meegenomen. De komende periode blijven we hier graag met de branche over in gesprek. Hier staan ook bijeenkomsten voor gepland. Bovendien streeft het college ernaar om de reeds bestaande halteerplekken te optimaliseren, zodat ook zij een betere bijdrage kunnen leveren aan de afwikkeling van touringcars op de S100. Het aankomend seizoen zal worden geëxperimenteerd met al deze plekken, oud en nieuw. De aankomende maanden zullen de buffer- en halteerplekken, in combinatie met haltemanagement, worden getoetst of effectiviteit en efficiëntie. De inzet van stewards/ verkeersregelaars is hier nadrukkelijk een onderdeel van. Het optimaliseren van de halteerplekken langs de S100 heeft niet alleen als doel om de touringcars te faciliteren. Het bevorderen van de doorstroom, het tegengaan van mogelijk stremmingen, het begeleiden van passagiers richting de juiste looproutes en Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 38 hen tevens wijzen op verkeersveiligheid en ordentelijkheid, chauffeurs erop wijzen dat ze maximaal 15 minuten mogen blijven staan met de motor uit — al deze taken van stewards dienen de overlast van touringcars voor omwonenden te minimaliseren. Tot slot is wil de gemeente hier aangeven dat de door Stichting Welkom gewenste halteerlocatie langs de Weesperstraat (H24) al bestaat. Deze was echter nog niet als zodanig aangewezen op Tourbuzz. Dat is inmiddels hersteld. 3.8.3. _Bufferplekken Stichting Welkom Amsterdam geeft aan dat bufferplekken onontbeerlijk zijn. Niet alleen bij het Rhijnspoorplein zoals de gemeente nu voornemens is, maar in principe in de buurt van alle alternatieven waar de gemeente wil dat touringcars naar toe gaan. Zowel de gemeente als Stichting Welkom streven ernaar om openbaar vervoerstations aan de randen van de stad geschikt te maken voor touringcars. Daar zijn dan ook bufferplekken nodig. Ook ziet Stichting Welkom graag dat de De Ruijterkade Oost straks officieel als bufferlocatie mag dienen. Welk halteersysteem je ook bedenkt voor de stad, dit werkt niet zonder een goed aantal gekozen bufferlocaties. Reactie van het college van B&W Het college erkent het nut van bufferplekken en probeert deze te realiseren daar waar het mogelijk is. Echter, ook voor deze ambitie geldt dat de ruimte schaars is. Zoals hierboven aangegeven zal aankomend seizoen met bufferplaatsen worden geëxperimenteerd worden langs de S100. Daarnaast onderzoekt de gemeente ook op andere plekken momenteel in hoeverre bufferplekken te realiseren zijn. Bijvoorbeeld in de buurt van overstaplocaties op de rondvaart en het openbaar vervoer. 3.8.4. Parkeren Koninklijk Vervoer Nederland heeft de indruk dat de meeste overlast door touringcars komt door foutief geparkeerde touringcars. Zij roepen, net als meerdere chauffeurs en vervoersbedrijven, de gemeente op om te zorgen voor grote parkeerplaatsen (een indiener spreekt van 100 parkeerplaatsen) waar geparkeerd kan worden tegen een normaal tarief. Tevens zouden passagiers hun weg vanaf dat punt moeten kunnen vervolgen via metro, pont, lijnbus of taxi. Daarnaast geeft men aan dat het van belang is dat hier goede sanitaire voorzieningen voor passagiers zijn en mogelijkheden voor buschauffeurs om de toiletten uit hun bus te legen. Op dit moment zijn deze faciliteiten volgens vele indieners onvoldoende aanwezig. Hierdoor is het momenteel volgens hen niet mogelijk om passagiers aan de randen van de stad af te zetten. Er worden ook opties in de zienwijzen geopperd. Door chauffeurs wordt de Distelweg als voorbeeld genoemd. Daar kunnen passagiers dan overstappen op de veerboot. Ook de RAI en Station Noord worden genoemd door chauffeurs als een goede locatie voor een touringcarparkeerplek. In Noord kunnen passagiers overstappen op de Noord-Zuidlijn en is mogelijkheid om op het Buikslotermeerplein in het winkelcentrum iets te gaan eten. Chauffeurs geven aan dat in alle grote steden goede parkeervoorzieningen zijn voor toeristische bussen. In Amsterdam ontbreekt het daar nu aan. Specifiek ten aanzien van parkeergarages geven indieners in het algemeen aan dat de tarieven hen hier te hoog zijn. Van de Museumpleingarage wordt door een aantal chauffeurs aangegeven dat de garage te krap is met grote kans op schade. Over de PTA wordt gesteld dat deze niet altijd beschikbaar is. Bewoners roepen op om geen parkeervoorzieningen in woonwijken aan te leggen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 39 Reactie van het college van B&W Net als bij de extra halteerplekken langs de touringcarroutes kent het stimuleren van het gebruik van bestaande en de realisatie van extra parkeervoorzieningen uitdagingen. Toch neemt het college deze handschoen graag op. De winst valt vooral te halen door slimme combinaties te maken met overstaplocaties op het openbaar vervoer en de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen en faciliteiten. De door de indieners geponeerde opties worden meegenomen, maar nog liever gaat de gemeente binnenkort met de verschillende belanghebbenden het gesprek aan. Hiervoor staan bijeenkomsten gepland. Tegelijkertijd wijst het college de touringcarbranche op hun eigen verantwoordelijkheid: parkeren op halteerplekken is niet toegestaan, evenmin als ‘wildparkeren’- het parkeren van een bus waar dat niet is toegestaan. Daarnaast, schaarse ruimte in de stad betekent dat betaald parkeren de norm is. Met de parkeergarages Museumplein en PTA is de gemeente in gesprek om te kijken wat er precies nodig en mogelijk is om het gebruik van deze garages te verhogen. Betere verwijzingen en bewijzering en informatievoorziening in het algemeen, horen hierbij. Hierbij zoeken we expliciet ook de samenwerking met de branche. Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat deze garages in handen zijn van commerciële partijen die zelf hun strategie ten aanzien van het gebruik van hun garage bepalen. Het is juist dat de PTA garage niet altijd beschikbaar is. Dat heeft te maken met de turnarounds van de zeecruise die zo’n 10 tot 15 maal per jaar plaatsvinden, meestal op zondagochtend. De rest van de tijd zijn er 40 plekken beschikbaar. 3.8.5. Openbaar Vervoer Verschillende indieners — waaronder touringcarbedrijven en reisorganisaties — maken zich zorgen of het OV voldoende is uitgerust voor het vervoeren van extra passagiers (met bagage) en of er straks voldoende attractieve OV-overstaplocaties beschikbaar zijn. Meer in het algemeen plaatsen touringcaroperators überhaupt vraagtekens bij het medegebruik OV, omdat het openbaar vervoer voor het reizen met grote groepen of specifieke groepen — zoals ouderen — niet geschikt is. Zo komt het regelmatig voor dat de tram de deuren al heeft gesloten terwijl de helft van de groep reizigers nog buiten staat. Ouderen zijn op hun beurt vaak slecht ter been, te slecht voor een of zelfs meerdere overstappen . Meer in het algemeen geven operators aan dat het medegebruik OV niet vanzelfsprekend aansluit bij de wensen van hun klanten. Een aantal indieners geeft aan het eens te zijn met het beleid van de gemeente Amsterdam, maar roept wel op om dan het openbaar vervoer goedkoper te maken. Dit is nu te duur waardoor het voor veel reizigers nog geen aantrekkelijke optie is. De Beurs van Berlage roept de gemeente op om het Gemeentelijk Vervoerbedrijf (GVB) actief bij de uitwerking van dit beleid te betrekken en de dialoog tussen de GVB en belanghebbenden te stimuleren. Het aanbieden van openbaar vervoer als alternatief vraagt om aangepaste producten zoals speciale tickets, aangepaste dienstregelingen tot zelfs exclusieve trams en metro's om het als een echt goed alternatief te laten werken. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 40 Reactie van het college van B&W Het college begrijpt de vragen van indieners of het openbaar vervoer wel voldoende is toegerust om al deze extra reizigersstromen op te vangen. Er wordt specifiek gezocht naar overstapmogelijkheden tussen touringcar en het metronetwerk. Trams en bussen zijn voor een dergelijke overstap minder geschikt. Met name de eindstations van de metro's zijn in dezen interessant, omdat bij start- en eindpunt van een lijn een metro nog nagenoeg leeg is wanneer de touringcarpassagiers willen instappen. Bovendien biedt de ligging van eindpunten van metrolijnen aan de randen van de stad hoogstwaarschijnlijk meer mogelijkheden voor het laten halteren van touringcars en parkeren in de nabije omgeving. En ook hoeft op deze manier de chauffeur niet in het centrum te komen met zijn of haar bus. Er wordt momenteel naar verschillende OV-locaties gekeken — juist ook in combinatie met parkeren in de nabijheid — waarbij het wel noodzakelijk is dat er inderdaad gehalteerd kan worden zonder dat daarbij de dienstregeling van het openbaar vervoer te veel wordt belemmerd. Per januari 2024 hebben we in ieder geval drie stations aan de randen van de stad gereed voor een overstap op het openbaar vervoer. De branche wordt zo snel mogelijk geïnformeerd over de exacte locaties. Parallel daaraan worden nog andere mogelijk- heden voor geschikte overstaplocaties verkend voor de komende jaren. Het college zet hierbij in op duurzame oplossingen. De GVB is ook betrokken bij het uitwerken van deze plannen. Een eerste gesprek tussen de GVB, gemeente en belanghebbenden heeft intussen ook plaatsgevonden. 3.9. Overlast Hop On Hop Off bus Meerdere bewoners en bewonersgroepen (o.a. Actiecomité Nassaukade ook Autoluw en Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo) hebben zich in hun zienswijzen negatief uitgesproken over de Hop On Hop Off bussen. In het hoogseizoen rijden deze bussen zo’n zes keer per uur langs voor de deur bij bewoners die op deze route wonen. Deze bussen veroorzaken veel overlast. Zo geven bewoners van de Nassaukade aan dat de Hop on Hop of- bussen vaak veel files veroorzaken voor het stoplicht bij het Nassauplein. Ook staan ze vaak lang geparkeerd met draaiende motoren bij de Jacob Catskade. Bewoners klagen dat de bussen milieuvervuilend zijn en de privacy van de bewoners schenden. Ook zitten vaak maar erg weinig mensen in deze grote bussen. Ook bewoners nabij de Nieuwe Uilenburgerstraat- Jodenbreestraat klagen over de vele Hop On Hop Off bussen in hun buurt die zorgen voor onveilige verkeerssituaties. Bewoners van de Nassaukade zien graag dat per 1 januari 2024 ook deze bus wordt geweerd uit het hele centrum van Amsterdam, dus ook de S100 ring. Reactie van het college van B&W Het college is kritisch op het aanbieden van de Hop On Hop Off bus. Het levert geen duidelijke bijdrage aan de stad en zorgt voor overlast bij veel bewoners. Naar aanleiding van de inspraakperiode op de Agenda Touringcar en de aangenomen motie 1138 van raadsleden Boutkan (PvdA), Bakker (SP), Ernsting (Groenlinks) en Van Lammeren (Partij voor de Dieren) heeft het college van B&W in 2020 onafhankelijk advies ingewonnen over het verder inperken van de Hop On Hop Off bussen in de stad. Uit het ingewonnen advies is gebleken dat hier vanuit juridisch oogpunt geen mogelijkheden voor zijn. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 41 Alleen als (het verkeer van) Hop On Hop Off bussen een ernstige (negatieve) impact hebben op Amsterdam (anders dan van “gewone” touringcars), is een verkeersbesluit of een regeling in de APV mogelijk om deze bussen verder in te perken. Echter is er alleen sprake van een ernstige impact als: = Amsterdam overspoeld zou worden door Hop On Hop Off bussen. = De verwachting is dat zonder verdere maatregelen het aantal Hop On Hop Off bussen verder toeneemt tot een onacceptabel niveau. = De bussen een sterk negatieve impact hebben op het karakter van de stad/leefbaar- heid. Vooralsnog ontbreken concrete aanwijzingen dat deze bussen aanzienlijk meer overlast veroorzaken dan overige touringcars en/of een ernstiger impact hebben op Amsterdam. Er is dan ook onvoldoende grond, en ontbreekt dus de juridische basis, om in het touringcarbeleid onderscheid te maken tussen Hop On Hop Off bussen en overige touringcars. Dit betekent dat op basis van het touringcarbeleid het college hier geen specifieke beperkingen kan opleggen. Tegelijkertijd is het aanbod van de Hop On Hop Off bus sinds 2020 gehalveerd. Stromma is gestopt met het aanbieden van deze service. Op dit moment biedt alleen Tourism Group International nog deze tours aan in Amsterdam. Daarnaast zal de halte H3 aan de westzijde/ voorzijde bij Centraal Station na de her- inrichting in 2024 worden opgeheven. Dat betekent automatisch dat de Hop On Hop Off bussen deze locatie en deze route niet meer kunnen rijden. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 42 ® @ ee A. Beantwoording zienswijze specifieke vragen pecifiek 9 De reacties van organisaties zijn zoveel als mogelijk verwerkt in de gebundelde beantwoording. Een aantal organisaties en bewonersgroepen heeft echter in hun zienswijzen een aantal reacties gegeven die heel specifiek zijn en daardoor minder goed passen in de gebundelde beantwoording. Op deze specifieke punten uit deze zienswijzen heeft het college een aparte beantwoording opgesteld. Deze reacties zijn hieronder weergegeven. 4.1. De Beurs van Berlage De Beurs van Berlage geeft aan dat de huidige definitie van kunst-, cultuur- en of educatiebestemming die de gemeente hanteert voor hen niet geheel duidelijk is. De Beurs vraagt de gemeente te bevestigen dat de Beurs van Berlage in deze context bestempeld wordt als cultuurinstelling. Niet alleen is de Beurs gericht op de instandhouding van het Rijksmonument (zonder enige subsidie). Zij beschikt — middels haar stichting — over een ANBI-status. Dit staat nog los van het feit dat de programmering van tentoonstellingen en concerten deel uitmaakt van de doelstelling van de Beurs van Berlage. Reactie van het college van B&W De kaders die de raad het college heeft meegegeven bij de vaststelling van de Agenda Touringcar zijn eenduidig: Het ontheffingenbeleid gaat uit van het vervoer van specifieke doelgroepen van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming. Daarbij heeft de raad ook nog de opdracht meegegeven om een stringent en een administratief arm systeem in te richten. Om te voldoen aan deze opdracht is ervoor gekozen om enkel bestemmingen te hanteren en deze bestemmingen vervolgens te toetsen aan de hand van hun ANBI status. Stichtingen of verenigingen als zodanig vallen hier niet onder. Het college is ervan overtuigd dat deze categorisering het meeste in de buurt komt van datgene dat de raad voor ogen heeft gehad met dit beleid. Alle mogelijke evenementen of bijeenkomsten die niet in aanmerking komen voor een ontheffing blijven bereikbaar met andere vervoersmiddelen dan een grote touringcar. 4.2. De Hallen Studio's De Hallen Studio's in Oud-West geven aan dat zij met dit nieuwe beleid als evene- mentenlocatie hierdoor klanten gaan verliezen. De dichtstbijzijnde halteerlocatie is 20 minuten lopen. Dit is voor internationaal publiek op zo'n grote schaal niet te doen. Zij begrijpen dat het om milieu- en overlastredenen nodig is om maatregelen te treffen, maar zien wel graag dat Amsterdamse hotspots buiten het centrum ook nog goed bereikbaar blijven. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 43 Reactie van het college van B&W De Hallen Studio's blijft bereikbaar voor grote en kleine touringcars. Het verkeersbesluit voor touringcars geldt voor het gebied binnen de S100. Amsterdamse hotspots buiten het centrum blijven daarmee bereikbaar voor grote touringcars. 4.3. Hermitage/ Museumplusbus De Museumplusbus en Hermitage hebben een verzoek ingediend over de bereik- baarheid van de Hermitage voor kwetsbare ouderen. De Museumplusbus bezoekt de Hermitage ongeveer 25 keer per jaar. Tot op heden rijdt de Museumplusbus de Nieuwe Keizersgracht op en laten zij de ouderen rustig uitstappen op het terrein van de diaconie. Daarbij hoort ook het veilig uitladen van de hulpmiddelen en veilig gebruik van de rolstoellift. Daarna rijdt de bus naar een parkeerlocatie buiten de stad. De Museumplusbus geeft aan dat dit straks niet meer wordt toegestaan. Voor de kwetsbare groepen die zij vervoeren is er echter geen passend alternatief. De halteerlocaties naast het Joods Museum (500 meter) en aan de Weesperstraat (400 meter) zijn te ver en/ of hebben teveel obstakels zoals stoepjes, oneffen wegdek en verkeerslichten om de mensen veilig uit te kunnen laten stappen. De Hermitage is nu al bijna het enige museum in Amsterdam dat de Museumplusbus kan bezoeken met deze groepen mensen, omdat dit een rolstoelvriendelijk museum is. Zowel de Hermitage als de Museumplusbus vragen daarom of het mogelijk is om een ontheffing voor het stuk Nieuwe Keizersgracht te krijgen voor de bezoeken van de Museumplusbus met kwetsbaren aan de Hermitage of bij de achteringang van de Hermitage een nieuwe halteerplek aan te leggen. Reactie van het college van B&W Bussen die per 2024 met een ontheffing het gebied binnen de S100 inrijden rijden alleen over de in de ontheffing voorgeschreven routes. Voor de te ontheffen routes wordt primair uitgegaan van de breed opgezette wegen zoals deze ook gelden voor het onderliggende verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer. Voor de Museumplusbus geldt dat zij voor hun ritten met ouderen die de Hermitage bezoeken een jaarontheffing kunnen aanvragen (zie ook eerdere toelichting onder 3.6.4. Administratief luw systeem). Voor een jaarontheffing is er de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor routes die afwijken van de breed opgezette wegen. Daarvoor is bij ontheffingsverlening een routetoets noodzakelijk .De vervoerder van de Museumplusbus kan dus bij de aanvraag van de jaarontheffing het verzoek indienen om de Nieuwe Keizersgracht op te rijden. Dit verzoek wordt vervolgens getoetst aan de criteria die hiervoor gelden. Dit zijn: de draagkracht van bruggen en kademuren, de leefbaarheid op deze route(s) alsmede de aanwezigheid van door de gemeente gefaciliteerde halterings- en bufferplekken voor specifiek autobussen danwel de aanwezigheid van een op de route gelegen eigen parkeerterrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing wordt verleend. Als de afwijkende route die de Museumplusbus aanvraagt voldoet aan deze criteria en tevens aan de overige eisen voor een ontheffing wordt voldaan, is het mogelijk om de Nieuwe Keizersgracht op te rijden en ouderen op het terrein van de diaconie uit te laten stappen. Parkeren en/of halteren op eigen terrein dat zich bevindt op de routes waarvoor een ontheffing is afgegeven is immers toegestaan. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 44 4.4. Double Tree by Hilton Het Double Tree by Hilton hotel naast het Centraal Station heeft aangegeven dat dit beleid een enorme impact heeft op hun bedrijfsvoering en omzet. En daarmee indirect op de werkgelegenheid van de stad en in de regio. Het Hilton geeft aan dat touringcars zonder overlast bij hen kunnen komen door van de S100 via de De Ruyterkade onder de ODE brug naar het hotel te komen. Hierbij komen de bussen langs geen enkele woning. Hun verzoek aan de gemeente is om voor de deur van het hotel (de Oosterdokstraat) nog een halteerplaats toe te voegen om met name oudere gasten te ontvangen. Reactie van het college van B&W De gemeente legt geen halteerplaats aan voor de deur van het Double Tree by Hilton hotel. Het verkeersbesluit voor het weren van grote touringcars binnen de S100 is van toepassing op het hele gebied binnen de S100. Alleen voor bepaalde kwetsbare groepen is het nog mogelijk om naar kunstzinnige en/of culturele bestemmingen te reizen per touringcar. Voor ouderen is het straks niet meer mogelijk om per grote touringcar voor de deur van een hotel binnen de S100 te worden afgezet, omdat er voor hen andere mogelijkheden zijn voor een hotelbezoek. Het aanleggen van een halteerplaats bij het Double Tree by Hilton hotel om oudere gasten te ontvangen is daarmee niet zinvol. Vlakbij het Double Tree Hotel (op ongeveer minder dan 5 minuten loopafstand) ligt de halteerlocatie De Ruijterkade Oost. Op deze locatie kan het Double Tree by Hilton oudere gasten die reizen met een grote touringcar ontvangen. 4.5. VEVAG (Vereniging van Exploitanten van Vaartuigen in de Amsterdamse Grachten) 4.5.1. Bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt Vevag geeft aan dat in het bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt het volgende is opgenomen: Daarmee is er geen aanleiding om in het bestemmingplan uitbreiding van op- en afstaplocaties (in aantal en omvang) mogelijk te maken. Dit sluit overigens aan op het voornemen van het college van B&W om naar aanleiding van de Nota Varen geen openbare op- en afstaplocaties voor rondvaartboten naar buiten het centrum te verplaatsen. Vevag vraagt zich af hoe dit voornemen van het college rijmt met de plannen die nu voorliggen. Reactie van het college van B&W De Agenda Touringcar spreekt zich niet uit over reguliere op- en afstapplaatsen voor rondvaart maar alleen over die plekken waar expliciet sprake is van een overstap van touringcar op rondvaart. In de Agenda wordt aangegeven dat als gevolg van het weren van touringcars in het centrum juist buiten dat centrum voldoende mogelijkheden hiervoor dienen te worden gerealiseerd. Zouden deze mogelijkheden niet worden gerealiseerd, dan zou voortaan veel minder kunnen worden overgestapt van touringcar op rondvaart en vice versa. Daarom wordt de TTR DRKO uitgebreid en is de TTR Zout- haven gerealiseerd. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 45 4.5.2. Wandelpromenade In de zienswijze van Vevag wordt verwezen naar de plannen van Stadsdeel Zuid om van een deel van de Stadhouderskade, tussen de Ferdinand Bolstraat en de Hobbemakade, een wandelpromenade te maken. Deze plannen lijken een deel van de door de gemeente toegezegde halteerplaatsen te doorkruisen. Reactie van het college van B&W Ten aanzien van het aanleggen van extra halteerplekken verkent de gemeente de hele (zuidelijke) S100, vanaf het Rhijnspoorplein tot aan de Jacob Catskade. Juist het spreiden van mogelijkheden komt de afwikkeling van vervoersstromen en bezoekers ten goede. Daarnaast is het niet uitzonderlijk dat verschillende ambities naast elkaar bestaan en met elkaar gecombineerd worden. Zo blijven ook in het ontwerp voor de wandelboulevard de huidige halteerplekken voor touringcars gehandhaafd en komt er bij de Hobbemakade ook nog een extra halteerplek voor touringcars bij. 4.6. Internationaal Theater Amsterdam (ITA) Internationaal Theater Amsterdam vraagt of het voor hen mogelijk is een ontheffing aan te laten vragen voor artiesten die in hun theater spelen. Zij vragen de artiesten nu altijd om uit te stappen bij het Leidsebosje en vanaf daar te lopen. Is dat vanaf 2024 nog mogelijk? Reactie van het college van B&W Voor artiesten/gezelschappen die ten behoeve van de uitvoering van hun beroep per grote touringcar naar een culturele en of educatieve bestemming moeten afreizen binnen de S100 is het mogelijk om een ontheffing aan te vragen. De verant- woordelijkheid voor de aanvraag van de ontheffing ligt in eerste instantie bij de vervoerder. Hebben deze artiesten en/of het gezelschap bijvoorbeeld een eigen bus, dan ligt de verantwoordelijkheid voor de aanvraag in principe bij het gezelschap zelf. De gemeente zorgt voor informatie die culturele instellingen kunnen delen met hun relaties over de aanvraag van een ontheffing. Ook voor groepen die een ontheffing krijgen geldt dat deze binnen de S100 alleen kunnen worden afgezet op de daarvoor beschikte touringcarhaltes. Op www.tourbuzz.nl zijn de beschikbare halteerplekken te vinden. Halteerplekken op of buiten de S100 blijven toegankelijk zonder ontheffing. De halte bij het Leidsebosje (H30) blijft ontheffingsvrij toegankelijk voor ITA om artiesten uit te laten stappen. 4.7. Tourism Group International Tourism Group International biedt onder het merk City Sightseeing Amsterdam een Hop On Hop Off lijndienst aan. Zij geven in hun zienswijze aan te beschikken over een onthef- fing op grond van de WP2000, waarmee deze dienst gelijkgesteld is aan het openbaar vervoer zoals dat ook door het GVB wordt verricht. Het concept ontheffingenbeleid is in artikel 12 duidelijk over de reikwijdte van het verkeersbesluit en de bedachte uitzon- deringen: “Lijnbussen als bedoeld in artikel 19 jo. artikel 20 Wet personenvervoer zijn uitgezonderd van de zonale geslotenverklaring.” Tourism Group International geeft aan dat daarmee het verkeersbesluit niet van toepassing is op de Hop On Hop Off lijndienst. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 46 Verder geeft Tourism Group International aan dat de Jodenbreestraat en de Nieuwe Uilenburgerstraat ontbreken in het lijstje straatnamen waarop het verkeersbesluit niet van toepassing is (de corridor). Dit is de route naar Gassan Diamonds dat onderdeel uitmaakt van de lijndienstroute. Ze verzoeken het college daarvan notie te nemen en dit mee te nemen in de definitieve besluiten. Reactie van het college van B&W Het is juist dat de Hop On Hop Off bussen van Tourism Group International rijden met een ontheffing op OV concessie op grond van de WP2000 verstrekt door de Vervoerregio Amsterdam. In die zin is het ook juist dat deze bussen worden uitgezonderd van dit beleid. Aan deze ontheffing van de vervoerregio zijn echter voorwaarden gekoppeld over welke routes er gereden mogen worden. De Hop On Hop Off bussen mogen dus zeker niet overal rijden. Hun routes binnen de zone zijn zelfs beperkter dan de huidige verplichte routes voor reguliere touringcars. Ten aanzien van de Jodenbreestraat en de Nieuwe Uilenburgerstraat meldt het college dat zij geen onderdeel uitmaken van de corridor zoals deze gaat gelden voor zware touringcars. 4.8. Festivalbussen.nl Festivalbussen.nl zou graag zien dat zij voor hun busdiensten van Utrecht CS naar Harlingen Haven nog steeds de route: Weesperstraat-Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat — Piet Heinkade — De Ruijterkade — Hemweg naar de aansluiting S101/A10 kan rijden. Dus achter het Centraal Station langs. Normaliter pikken zij mensen op bij de KVK op de De Ruiijterkade West. Bijvoorbeeld voor het festival Oerol. Als dit plan wordt doorgezet betekent dit volgens hen het einde van hun organisatie. Mensen zullen dan sneller kiezen om met het openbaar vervoer naar Harlingen af te reizen. Reactie van het college van B&W De route die Festivalbussen.nl rijdt van Utrecht CS naar Harlingen Haven via Amsterdam is vanaf 2024 nog steeds toegankelijk voor touringcarbussen om te rijden. Het verkeers- besluit is niet van toepassing op deze wegen. Bij de De Ruijterkade West, tegenover de Kamer van Koophandel, is een aantal halteerplekken waar mensen opgepikt kunnen blijven worden door touringcars. 4.9, Jaap Eden IJsbaan Een bewoner geeft aan het eens te zijn met dit beleid, maar geeft aan het wel belangrijk te vinden dat het voor basisscholen nog mogelijk blijft om met een touringcar naar een schoolreisje te gaan. Bijvoorbeeld naar de Jaap Eden IJsbaan die veel scholieren otnvangt. Reactie van het college van B&W Voor basisschoolleerlingen blijft het mogelijk om per touringcar culturele en/of educatieve bestemmingen binnen de S100 te bezoeken. Zo blijft het mogelijk om schoolreisjes naar bijvoorbeeld een museum of Artis te organiseren. Voor deze Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 47 bezoeken kan door de vervoerder een ontheffing worden aangevraagd. Bestemmingen buiten de S100, zoals bijvoorbeeld de Jaap Eden IJsbaan blijven toegankelijk voor grote touringcars. Alle bezoekers kunnen deze bestemmingen blijven bezoeken per grote touringcar. 4.10. Stromma 4.10.1. Verkeersveiligheid Stromma vraagt zich af of touringcars daadwerkelijk zorgen voor gevaarlijke situaties op de weg, zoals de gemeente aangeeft in de Agenda Touringcar. Met name ten aanzien van kleiner vervoer, maar ook andere grote vervoermiddelen zoals GVB-bussen en trams. Stromma geeft aan dat ook GVB- bussen en trams voor elk langzaam verkeer een bedreiging vormt. Dit blijkt volgens hen uit het rapport ‘SWOV (2021).Openbaar vervoer en spoorwegovergangen SWOV-factsheet, februari 2021. SWOV, Den Haag’. Stromma vraagt om een cijfermatige onderbouwing van ongevallen tussen touringcars en andere weggebruikers. Reactie van het college van B&W Uit het SWOV rapport waar Stromma naar verwijst in de zienswijze blijkt dat een bus als tegenpartij veel vaker leidt tot verkeersdoden dan de auto. Er vallen 18 keer zo veel doden onder de tegenpartij van bussen (door de bus) als onder de inzittenden van een bus (in de bus), terwijl er gemiddeld 1,1 doden door de auto vallen ten opzichte van één dode in de auto. Voor de verkeersveiligheid is het dus goed om minder autobussen (touringcars) in de drukke binnenstad te laten rijden. In relatie tot GVB-bussen en trams zijn er geen exacte cijfers bekend over verkeersongelukken in relatie tot het autoverkeer. Het openbaar vervoer vervult daarnaast een belangrijke maatschappelijke functie in de stad Amsterdam. Deze functie is anders dan het vervoer met de commerciële autobus. Met het weren van touringcars binnen de S100 neemt de gemeente een belangrijke stap als het gaat om het verbeteren van de verkeersveiligheid in dit gebied. 4.10.2. Bestemmingsontheffing- bijzondere omstandigheden Stromma heeft een aantal opmerkingen bij de bestemmingsontheffing zoals opge- nomen in het ontheffingenbeleid (artikel 4): = Aantonen negatief effect op verkeersveiligheid met alternatieve vervoersmogelijk- heden: in de bestemmingsontheffing is als voorwaarde opgenomen dat alternatieve vervoersmogelijkheden nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Volgens Stromma is deze voorwaarde vragen om moeilijkheden. Immers alternatieve vervoersmogelijkheden zijn niet geïndiceerd. Er is geen termijn gesteld waarop deze belangenafweging moet plaatsvinden. En evenmin wat zwaarder weegt. Bij de toepassing van deze voorwaarde zou een weging worden gemaakt tussen verkeers- On)veiligheid van reizen met een autobus met 50 man ten opzichte van een verder niet genoemd alternatief. Aan welk alternatief moet dan gedacht worden? Hoe vindt deze weging plaats? = Continuïteit van onderneming: In deze bestemmingsontheffing wordt de continuïteit van de onderneming als voorwaarde genomen. Stromma vraagt zich af waarom. In de Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 48 rondvaart is bijvoorbeeld al eerder gezien dat de continuïteit van ondernemingen in het vaarbeleid weinig waarde heeft voor de gemeente (elke 2 jaar verliezen zij door lotingen 25% van de vergunningen). Waarom is deze voorwaarde in deze ontheffing dan wel expliciet opgenomen? En hoe is die bedreiging van de continuïteit aan te tonen bij de aanvraag van een bestemmingsontheffing? = Eigen parkeerterrein: In deze bestemmingsontheffing wordt het hebben van een eigen parkeervoorziening als voorwaarde opgenomen. Stromma vraagt zich af wat het hebben van een eigen parkeerterrein- dat dus ook in Duitsland kan zijn- te maken heeft met de verkeersveiligheid en dus geldt als voorwaarde voor deze bestemmingsontheffing? Reactie van het college van B&W = Verkeersveiligheid van alternatieve vervoersmogelijkheden: Deze vervoersmogelijk- heden waren niet geïndiceerd in de voorwaarde omdat het aan de aanvrager is om hier zelf bewijs voor aan te dragen bij de onderbouwing van de aanvraag. Het college is echter tot de conclusie gekomen dat het niet mogelijk is om sluitend aan te tonen dat alle alternatieven nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Dit maakt deze voorwaarde naar verhouding een onredelijke voorwaarde in relatie tot dit ontheffingenbeleid en het doel dat dit beleid beoogt. Deze voorwaarde komt daarom te vervallen in het definitieve ontheffingenbeleid . = Continuïteit van onderneming: De gemeente maakt in elk beleid belangenafwegingen om de grond van beleid en ontheffingen te bepalen. Continuïteit is een goede en meetbare grond om te bekijken of sprake is van een bijzondere omstandigheid en om te beoordelen of er een ontheffing moet worden verleend. De eisen waaraan de aanvraag moet voldoen zijn omschreven in het ontheffingenbeleid alsook de beoordelingsstappen die moeten worden doorlopen om te onderbouwen dat de continuïteit in gevaar is. Het is aan de aanvrager om deze stappen te doorlopen en alle relevante financiële bescheiden en overige relevante stukken bij te voegen op basis waarvan de onderneming meent aan te kunnen tonen dat de continuïteit in gevaar is. Welke stukken daarvoor worden overlegd is aan de aanvrager. Bij de beoordeling wordt bekeken of genoegzaam is aangetoond dat de continuïteit van de onderneming in gevaar is en dus een ontheffing kan worden verleend (mits ook aan de overige eisen wordt voldaan). = Eigen parkeerterrein: De eigen parkeervoorziening moet uiteraard aanwezig zijn bij de locatie ten behoeve waarvan een ontheffing wordt aangevraagd. Het hebben van een eigen parkeerterrein draagt bij aan de verkeersveiligheid op die locatie omdat mensen dan veilig op dit terrein kunnen uitstappen zonder dat er hinder wordt ondervonden door ander verkeer. 4.11. Gassan Diamonds A11.1. Bedrijfsvoering Gassan Diamonds geeft in hun zienswijze aan dat de bereikbaarheid per touringcar voor hun bedrijfsbelang essentieel is. Zij geven aan dat de banen van hun medewerkers op het spel staan op het moment dat het bedrijf onbereikbaar wordt. Dit heeft mogelijk ook gevolgen voor de aan Gassan Diamonds gelieerde bedrijven met ongeveer 500 medewerkers. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 49 Reactie van het college van B&W In de Agenda Touringcar is aangegeven dat het weren van zware touringcars binnen de S100 mogelijk consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van een aantal organisaties. Het weren van touringcars in de stad leidt ertoe dat een aantal bestemmingen in 2024 binnen de S100 niet meer direct toegankelijk is per touringcar. Dit besluit is genomen in 2020. Bij de vaststelling van de Agenda is destijds gekozen om de maatregelen gefaseerd uit te voeren in een tempo waarmee de touringcarbranche en bestemmingen in het centrum voldoende de tijd hebben gekregen om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe maatregelen. 4.11.2. Onveilige situaties Gassan Diamonds geeft daarnaast aan dat onveilige situaties kunnen ontstaan op het moment dat hun bezoekers niet meer met een touringcar op hun terrein kunnen komen. Zij moeten dan met gekochte goederen (diamanten, juwelen en horloges) over straat lopen naar de dichtstbijzijnde halteerplekken. Gassan Diamonds geeft aan dat vele (gewelddadige) straatberovingen in het bijzonder op deze goederen plaatsvinden. Reactie van het college van B&W De beleidskeuze om wel of geen touringcars meer toe te laten binnen de S100 is door de gemeente niet gemaakt op basis van criminaliteit en/of veiligheid. Er zijn hier alternatieven beschikbaar zoals andersoortig vervoer. Mocht inderdaad blijken dat het weren van touringcars leidt tot extra criminaliteit op deze locatie dan zal onderzocht moeten worden of dit ondervangen kan worden door extra maatregelen op het gebied van openbare orde en veiligheid. 4.11.3 Bereikbaarheid gegarandeerd Gassan Diamonds benadrukt in hun zienswijze dat bij de vestiging van Gassan Diamonds op de Nieuwe Uilenburgerstraat 173-175 de bereikbaarheid de belangrijkste voorwaarde was. Zij geven aan daarom op 23 december 1988 de Wethouder voor Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer — M.B. van der Vlis — middels een officieel schrijven onder nummer 88/5/350 heeft bevestigd dat als GASSAN Diamonds zich zou vestigen aan de Nieuwe Uilenburgerstraat 173 — 175 de bereikbaarheid per autobus altijd gegarandeerd zal blijven. Gassan Diamonds geeft aan dat de wethouder mede bereid was om dit te doen omdat niet alleen het pand volledig was vervallen maar ook de buurt. Gassan Diamonds heeft uiteindelijk bijgedragen aan het opleven van deze buurt door haar positieve inspanningen. Gassan geeft dan ook aan dat zij door deze toezegging van Wethouder van der Vlis bereikbaar moeten blijven voor touringcars. Zij zijn het daarom ook niet eens met het besluit van de gemeente om een tijdelijkheid toe te voegen aan de bestemmingsontheffing waar zij een beroep op willen doen, waardoor het mogelijk is dat zij over vier jaar geen grote touringcars meer op hun terrein mogen ontvangen. Dit levert te veel onzekerheid op voor hun organisatie. Zij beroepen zich daarom op de toezegging uit 1988 om Gassan Diamonds bereikbaar te houden voor touringcars. Reactie van het college van B&W De gemeente kan bestaande bereikbaarheid per touringcar aan Gassan Diamonds en aan andere organisaties niet blijven garanderen. Gassan Diamonds verwijst in haar zienswijze naar een brief van wethouder van der Vlis waarmee eeuwige bereikbaarheid van Gassan Diamonds per touringcar gegarandeerd is. Deze brief komt Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 50 uit 1988. De verkeerssituatie en maatschappelijke omstandigheden waren destijds vanzelfsprekend volledig anders dan nu het geval is. Een dergelijke toezegging is 35 jaar na dato niet langer actueel of houdbaar in een stad waar de verkeersintensiteit vele malen groter is geworden en de omstandigheden substantieel zijn gewijzigd. Amsterdam heeft zich ontwikkeld tot een van de grootste toeristische trekpleisters van Europa. Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid voor de bewoners van de stad. De maatregelen die de gemeente nu neemt om de kwetsbare infrastructuur te beschermen, de verkeersveiligheid te waarborgen en de leefbaarheid te verhogen voor bewoners in het centrum waren in de tijd van de brief van Wethouder van der Vlis niet voorzienbaar geweest. Daarom voegt de gemeente een tijdelijkheid toe aan de bestemmingsontheffing - bijzondere omstandigheden waar Gassan Diamonds gebruik van wil maken. Om de leefbaarheid voor haar bewoners te blijven garanderen, moeten de komende tijd scherpe keuzes gemaakt worden. Met deze tijdelijkheid krijgen ondernemers die in aanmerking zouden kunnen komen voor het gebruik van deze bestemmingsontheffing een redelijke termijn om hun bedrijfsvoering aan te passen. Na afloop van deze termijn wil de gemeente op basis van het dan geldende beleid heroverwegen of een dergelijke ontheffing nog wel past. 4.11.4. Toevoegen straten aan corridor Gassan Diamonds vraagt om de Jodenbreestraat, Uilenburgersteeg en Nieuwe Uilenburgerstraat toe te voegen aan de corridor die straks nog wel toegankelijk is voor touringcarbussen. Door de vrijgave van de desbetreffende route hoeft ook niet met een ontheffingensysteem voor Gassan Diamonds gewerkt te worden wat een stuk eenvoudiger uit te voeren is. Reactie van het college van B&W De gemeente voegt geen extra straten toe aan de corridor. De gemeente streeft met dit beleid naar een maximaal touringcarluw centrum. Daar draagt het toevoegen van straten aan de corridor niet aan bij. 4.12. Rederij Kooij en Rederij Plas Rederij Kooij en Rederij Plas geven aan dat de gemeente als alternatieve overstaplocatie touringcar op rondvaart ook de Zouthaven noemt. Zij vragen zich echter af of de capaciteit van de Zouthaven wel voldoende is om deze te gebruiken als overstaplocatie. Hier is nooit eerder onderzoek naar gedaan. Reactie van het college van B&W Ten behoeve van de leefbaarheid van het centrum en het verminderen van de drukte aldaar wordt er al geruime tijd gekeken naar het verplaatsen van de overstap- mogelijkheden zoals deze van oudsher zijn gelegen in het stadshart — de meeste aan de voorzijde van CS/ Rokin/ Damrak. Reeds in 2016/2017 is hiervoor een onderzoek uitgevoerd, om te bekijken welke alternatieven er zijn buiten het stadshart. Daarbij kwam de Zouthaven als eerste te realiseren alternatief naar voren. Bij de Zouthaven zijn uiteindelijk 5 halteerplekken en 7 aanmeerplekken voor rondvaart gerealiseerd. Momenteel wordt er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden in de omgeving van de Zouthaven, ten behoeve van het halteren en bufferen van touringcars. Eerder is er echter ook geconcludeerd dat de Zouthaven alleen te weinig capaciteit Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar Bi biedt. Er is toen gekeken naar mogelijke uitbreidingsmogelijkheden waarbij de DRKO als beste optie naar voren kwam. Het verdere onderzoek naar de mogelijkheden en de capaciteitsbehoefte is uiteindelijk geland in het Uitwerkingsplan Overstaplocaties. Hierin is aangegeven dat op basis van de door de reders verstrekte data de Zouthaven en de DRKO in 95 procent van de gevallen voldoen aan de vraag. Het gaat dan expliciet om de combinatie van beide havens. Daarnaast is er bij de De Ruijterkade West een overstaplocaties riviercruise — rondvaart gerealiseerd. Deze plek is niet bedoeld voor de overstap rondvaart — touringcar. Maar het vervangt weldegelijk een deel van de oude ritjes die vroeger met een touringcar werden gereden tussen de riviercruise aan de achterzijde van CS, en de rondvaart aan de voorzijde van CS. Het is ook met name dat verkeer dat het college graag in de toekomst ziet verdwijnen. 4.13. Royal Coster Diamonds 4.13.1. Tolpoorten Royal Coster Diamonds vraagt zich af waarom er niet eerst met tolpoorten boven de weg (zie Singapore) in kaart gebracht wordt hoeveel bussen er de stad in te gaan. Om dan vervolgens een wensscenario uit te spreken. Zij stellen voor om eerst alle bussen een transponder te geven, zodat goed in kaart gebracht kan worden welke routes vaak worden gereden. Ook geven zij aan dat er misschien wel met een quotum moet worden gewerkt. Reactie van het college van B&W Monitoringssystemen zoals tolpoorten vragen om een grote investering van de gemeente. Bij deze investeringen wordt altijd gekeken naar de kosten en baten. Op dit moment ziet de gemeente niet genoeg baten om zo’n soort systeem in te richten. De gemeente streeft naar een maximaal touringcarluw stadshart en monitort daarbij op de beleidsdoelen van de agenda Touringcar: = Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties stikstofdioxide (NO2 ) en fijnstof (PM10) in de stad = Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades = Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars 4.13.2. Bevoorrading van winkels Royal Coster Diamonds vraagt zich af of het wel is toegestaan om bevoorrading van winkels te doen met vrachtwagens zwaarder dan 7,5 ton. En zo ja, dan vragen zij zich af of dit niet discriminatoir beleid is ten opzichte van de touringcar. Reactie van het college van B&W Met het zone zwaar verkeer beleid voor vrachtverkeer zwaarder dan 7,5 ton wil de gemeente het vrachtverkeer vooral zoveel mogelijk lichter maken, reguleren en bepaald gedrag opleggen, met name om de bruggen en kademuren te beschermen en zo de stad leefbaar en veilig te houden. Logistiek (lees bestel- en vrachtverkeer) is van levensbelang om de stad voor iedereen leefbaar te houden. Bevoorrading van winkels is essentieel voor de kwaliteit van wonen, werken en verblijven in de stad. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 52 Het bevoorraden van winkels dient hiermee een ander maatschappelijk belang dan het vervoer per commerciële autobus. Waardoor er andere regels voor gelden. 4.13.3. Opladen elektrische bussen Royal Coster Diamonds geeft aan dat er door de gemeente geen rekening is gehouden met het opladen van elektrische bussen. Zij vragen zich af waar dit nu en straks kan in Amsterdam. Ook vragen zij zich af of dit niet eerst moet worden geregeld voordat er straks alleen nog uitstootvrije touringcars de stad in mogen. Reactie van het college van B&W Op dit moment vinden er gesprekken plaats tussen het Rijk, de VNG en gemeenten over uitstootvrije bussen. Het streven hierbij is om een convenant te ondertekenen met deze partijen waarin het toegangsregime en het maatregelenpakket staan beschreven. Ook laadinfrastructur maakt onderdeel uit van deze gesprekken. Naar verwachting wordt hier in de tweede helft van dit kalenderjaar meer over bekend gemaakt. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 53 ee 5. Bijlage Tabel met alle zienswijzen De zienswijzen van bewoners zijn geanonimiseerd. 1 Ik ben het eens met de nieuwe plannen. Leuk als er toeristen komen, maar het verkeer in de stad is echt zwaar genoeg belast. 2 Op zich goed om de binnenstad niet te veel te belasten met die grote bussen. Als mensen ergens moeten uitstappen en naar het OV gaan, wordt het OV daar dan ook op aangepast? Het zit vaak al bomvol. Ontheffingen aan moeten vragen als je een uitzondering bent, moet wel heel makkelijk gemaakt worden. 3 Ik ben het oneens met het nieuwe touringcarbeleid. De reden hiervoor is dat de Kattenburgerstraat op dit moment versmald wordt. Tevens is het een 30km zone. Met deze 2 redenen is het niet verstandig om van deze grote bussen door deze straat te rijden. Het is ook een straat om de stad in en uit te rijden. Hierdoor is het al ongezond en met touringcars nog meer. 4 Amsterdam wil duidelijk alleen maar de lusten maar zo min mogelijk de lasten. Duidelijk een “rood/ groene gemeente” Wat te doen met toeristen die in Amsterdam overnachten? Hoe komen deze mensen bij hun hotel? Zijn hier ontheffingen voor of moeten de mensen met hun koffers ook aan de rand van de stad afgezet worden. Ik ben niet tegen het ontlasten van de stad mits er maar voldoende mogelijkheden zijn voor touringcars zelf met voldoende faciliteiten (toiletten e.d.) maar ook om je als toerist zo makkelijk mogelijk te kunnen verplaatsen en voldoende mogelijkheid voor touringcarchauffeurs om daar ook te kunnen halteren. Dit zal nog weleens een dingetje worden denk ik aangezien het gemeentebestuur hier denk ik niet veel aan zal denken. Zoveel mogelijk halen met zo min mogelijke inspanning om ook anderen zo veel mogelijk te plezieren. 5 FL-Reizen Ik heb een E6 Touringcar aangeschaft om alle steden onbeperkt binnen te rijden en tot mijn verbazing zie ik allemaal euro3/4/6 bussen met ontheffingen, dus had beter een E5 bus kunnen kopen met de smoes dat ik geen E6 kan betalen en had rond kunnen hobbelen net als waar ik vaak voor rijd taxi van dommelen? Komt er wel een ontheffing om de vliegtuig crews in de stad te brengen, je kan piloten die moeten vliegen met hun crew eerst met het ov laten reizen neem ik aan en waar kan ik die aanvragen om komen alle ontheffingen te vervallen net als de rolstoel bussen daar niet eens meer een 6 Beste gemeente, willen jullie de overlast van bewoners beperken, of willen jullie eigenlijk de bruggen beschermen wat een directe hoge kostenpost is voor jullie? De grens van 7,5 ton is te hoog, de hoeveelheid bussen worden door dit beleid niet gereduceerd maar zullen juist toenemen. Voorbeeld, de Riviercruises met de Keukenhof bussen. Zij gaan nu bussen onder de 7,5 ton regelen, dat betekent dat wij in plaats van minder bussen meer bussen gaan krijgen om dezelfde hoeveelheid personen te vervoeren. Het fijnstofgehalte pm 2.5 wat ik dagelijks in huis meet (Westerdoksdijk) is hoger dan limieten van de WHO. Alternatief alleen elektrische bussen voor de binnenstad. Meer vervoer over water om toeristen van binnen naar buiten de ring te vervoeren. Riviercruises verminderen want veel bussen nodig voor aan en afvoer passagiers. 7 Helemaal mee eens. Ik vraag me wel af of de genoemde UITZONDERINGEN geen terecht verzet zullen wekken bij andere culturele instellingen. 8 Eindelijk wordt hierop actie ondernomen. Hopelijk gebeurt dit ook binnenkort met de vrachtwagens die almaar groter en dus ook zwaarder worden. Zorg wel voor speciale parkeerplaatsen aan de randen van de stad. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 54 9 Het gaat mij niet ver genoeg. Laten de toeristen de stad maar verkennen per OV die in een hogere frequentie en waar mogelijk 24/7 gaat rijden. We hebben een stad die prima beloopbaar is wegens het ontbreken van grote hoogteverschillen. Wie haast heeft pakt een fiets. Wie van vóór 1970 is ontvangt een permissie om een elektrische hulpmotor in te zetten. Wie dat niet heeft, betaalt 50 - 75% méér vóór de aankoop of huur hiervan. We moeten af van luxepaardjes die haast hebben èn in de stad erbij willen horen. Haast in de stad hebben is namelijk tergend egoïstisch, een individu bepaalt de stress en of de snelheid alsmede de mate van veiligheid voor anderen. Ik vind het bezopen dat we het zo ver hebben laten uitgroeien. We moeten deze moderne zaken heel snel aan banden leggen. Onze wetgeving is opeens reactionair geworden in plaats van progressief, wordt er nu iemand wakker of moeten we nog meer ondermijning a la Airbnb en Uber counteren op kosten van de belastingbetalende Amsterdammer? Ik dok genoeg voor bezoekers, ik wil niet ook nog eens benadeeld worden omdat sommigen iets sneller reageren dan mijn gemeente en daarmee ontregelen. We mogen jonge mensen, ik reken mijzelf hiertoe, niet behandelen als bejaarden. Jongeren op e-fietsen maken huilende artsen in de tijden dat diabetes en hartziekten toenemen onder jongeren. Ik vind dat Amsterdam hier een voortrekkersrol moet spelen. Omdat we als enige in de wereld uit angst de residentie niet in de hoofdstad hebben, lopen we decennia achter de feiten aan. Doe hier iets mee, iedere hoofdstad innoveert omdat alles eerst in de hoofdsteden gebeurt. 10 Wat wilt u hiermee bereiken. Het ontzien van de binnenstad van de zware bussen. Echter zal de druk niet afnemen maar toenemen. Omdat deze toeristen wel naar het centrum willen gaan en dat niet lopend gaan doen. Met het openbaar zal vast niet lukken omdat het nu al bijna niet te doen is daar mee. 11 Het wordt tijd om alle touringcars uit de binnenstad (binnen de binnenring Nassaukade Stadhouderskade Mauritskade) te weigeren. De kades en bruggen staan op instorten, het is al overvol. Laat toeristen maar wat moeite doen om in de binnenstad te komen. 12 Perfect! Nu de zware vrachtwagens nog. Ongelofelijk wat er op doordeweekse dagen alleen al in mijn buurt op de Prinsengracht (tussen Rozengracht en Leidsestraat) voorbij dendert. 13 Zelf touringcarchauffeur en op zich prima. Je hebt in de binnenstad ook weinig te zoeken. Alleen wat van belang is dat je op de S100 voldoende uitstap en instap haltes aanbiedt. Bijvoorbeeld achter het centraal station. Dat wordt nu vaak afgezet met paaltjes of er staan diverse mensen geparkeerd. Kortom, zorg hier voor een normale en goede doorstroming met handhaving! Dan is het weren binnen de S100 geen probleem. Helemaal als de corridor wel gebruikt mag worden. 14 Prima idee. Jammer dat het verbod ook niet voor zwaar verkeer in het algemeen gaat gelden, zoals grote vrachtwagens. En door van te voren uitzonderingen mogelijk te maken wordt het hele plan alweer uitgehold. 15 Femke is de hele stad aan het kapot maken. Zonder touringcars geen toeristen en zonder toeristen geen miljoenen inkomsten. Wie is hier nou gestoord? Wij niet maar Halsema zeker wel. 16 Dan moet er genoeg openbaar vervoer zijn om al de mensen naar de binnenstad te vervoeren zodat er geen lange wachttijden zijn om in het centrum te geraken en dit zou ook gratis moeten zijn voor de mensen die met de touringcar worden afgezet. 17 Het weren van de vervuilende en voor een binnenstad veel te grote joekelbussen is een volslagen logisch besluit. Je stikt de moord in de buurt van zo’n bakbeest. De kwetsbare binnenstad is daar niet op gebouwd. 18 Dit had al veel eerder moeten gebeuren! 19 Ben het helemaal eens met het nieuw te voeren touringcar beleid. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar B5 20 Amsterdam à la carte « Ik begrijp heel goed dat grote touringcars overlast bezorgen. Waar ik me wel zorgen over maak is dat er regelmatig (oudere) toeristen naar Amsterdam komen die bijvoorbeeld een lunch hebben in een restaurant in het centrum of een rondvaart maken of iets dergelijks. Als deze mensen moeten uitstappen aan rand van de stad, hoe krijgen wij groepen mensen naar de binnenstad? Via het OV? Met groepen in het OV is lastig, hoe houd je mensen bij elkaar? En als we gaan lopen, bijvoorbeeld vanaf de Valkenburgstraat dan lopen de begeleiders/gidsen met grote groepen mensen door de stad. Dit mag volgens de regels niet (max. 15personen). Groepen mensen laten lopen door de stad geeft namelijk ook overlast. Wat een goed idee zou zijn? Bijvoorbeeld achter CS of wellicht bij de RAI, kleine busjes/soort treintjes inzetten waarmee mensen naar de stad kunnen worden gebracht. Desnoods tegen een kleine bijdrage. Dit om te voorkomen dat gidsen met groepen door de stad gaan wandelen of het OV (tram) overbelast wordt. Nogmaals ik begrijp het beleid maar ik vind wel dat er een oplossing/alternatief geboden moet worden om toeristen (nogmaals vaak oudere mensen) op een comfortable wijze naar de binnenstad te kunnen brengen waar ze dus geld gaan besteden (musea, boot, horeca etc. ). De horeca en hotels gaan ook last krijgen van dit verbod. Een ander probleem: Hoe komen groepjes mensen met koffers naar bijvoorbeeld hun hotel in de stad? Ook dit zou kunnen worden opgelost met kleine busjes/of treintjes. Of nog beter: zou het een idee zijn om als mensen koffers hebben een uitzonder wordt gemaakt en de bus wel in buurt van het hotel mag stoppen? (bijvoorbeeld op het Rokin). In de buurt zit bijvoorbeeld hotel RHO, Port van Cleve, Radisson, Europe, Eden hotel etc. . Hoe moeten deze mensen met koffers naar hun hotel als ze met een touringcar worden opgehaald vanaf Schiphol? 21 Ik vind het een heel goede ontwikkeling dat er een verbod komt. Eindelijk! Dit had al veel eerder moeten gebeuren. Ik snap echter niet dat er een uitzondering gemaakt wordt voor de route via de Weesperstraat. Die is al jaren een van de meest vervuilde plekken in de stad. 22 Als de bussen uit de stad moeten gratis openbaar vervoer in de stad 23 Ik vind het idee zeer begrijpelijk. Ik ben zelf touringcarchauffeur en vraag mij toch wel af waar wij dan onze passagiers kunnen laten uitstappen en dan kunnen gaan parkeren. De plekken waar wij nu onze passagiers laten uitstappen stelt natuurlijk niets voor als je met veel touringcars tegelijk komt. 24 Goed plan, vooral als het ook gehandhaafd wordt met sancties van betekenis. En dan graag de kattenburgerstraat en eilandenboulevard touringcarvrij houden. Alles binnen Ado eigenlijk. En die enorme rode dubbeldekker moet er ook uit, pas bijna niet onder de platanen door. 25 Goede zet. 17e eeuws centrum is niet gemaakt voor bussen. Ook geen ontheffing want dan zit er plots op elke bus 1 invalide of kinderen. Dat is niet te controleren. Geef ze een kans, dan wordt die uitgebuit, de touringcarbedrijven willen gewoon leveren, is heel begrijpelijk. Kom maar met kleinere bus / bussen. Parkeergarage onder het Museumplein openen voor bewoners. Q park is er al voor bezoekers. Gevolg: Minder auto’s in de wijk en nuttig gebruik van reeds bestaande infrastructuur / garage. Let op: Het aantal trams en ov bussen wel goed regelen rond de laad/losplaatsen. Dit kan alleen in goed overleg met gvb. 26 In grote lijnen ben ik wel blij met dit plan. Ook zware vrachtwagens zouden geweerd moeten worden. Al het zware vervoer zou vervangen moeten worden door lichtere elektrische voertuigen. Maar zoals het hier beschreven staat, klopt er iets niet. Om in de Weesperstraat te komen bijvoorbeeld zul je toch nog door heel wat andere straten moeten rijden om er te komen vanaf de rondweg. 27 Ga zo door met die maatregelen en maak de stad helemaal maar kapot. Lang leve de fietsers en de bekakte yuppies Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 56 28 Ik ben het helemaal eens om touringbussen uit het centrum van Amsterdam te weren. Toen ik nog zelf autoreed, heb ik regelmatig bijna-ongelukken zien gebeuren en de zware bussen belasten de straten en het milieu veel te zwaar. Verder meteen het centrum en de omliggende wijken autoluw en max. 30km maken, meer ruimte voor voetgangers, fietsen en OV. Voordeliger OV, parkeertarieven verder verhogen en BOA's laten delen in de uitgeschreven boetes. groeten van Carin 29 Heel positief! Het is een eerste stap om de toeristen te weren en naar andere steden te lokken. Graag nog meer maatregelen om de stad te beschermen! 30 Ik vind dit een prachtig plan! Deze bussen zijn erg gevaarlijk. Ik heb vaak bijna -ngelukken gehad op mijn fiets omdat ze de fietspaden blokkeren. hopelijk kan op een dag het hele stadscentrum autovrij zijn! 31 Tours by Marion Weer een klap voor het toerisme. Hoe komen onze buitenlandse toeristen nu weer naar hun hotel? Dit zijn de toeristen die u wilt! Degenen die verschillende nachten in de stad blijven en hier geld uitgeven! Of is er een uitzondering voor bestemmingsverkeer? We kunnen echt de tours niet NOG duurder maken, nu ze dat al zijn omdat sightseeing met touringcars dus ook niet meer mogelijk is, en alleen wandeltours met maximaal 15 passagiers nog geoorloofd zijn. Dus we moeten al 3-4 gidsen aannemen, waar vroeger 1 voldoende was! Mijn opinie is dat we naar andere steden moeten verhuizen die ons wel verwelkomen, maar de toeristen komen nou eenmaal graag hier. Is dat nu dus echt voorbij? 32 Goede maatregel om de touringcars niet binnen de binnenring toe te laten. 33 Is en schande sorry overal willen ze leven van het toerisme maar we mogen er niet meer komen om de mensen af te zetten en dit geldt niet alleen voor Nederland hè maar nog meerdere landen willen die weg opgaan dus wij als chauffeurs vinden dit erg 34 Ok, geen touringcars in het centrum. Dus ook de planning van een nieuwe cruisehaven, bedoeld om passagiers van cruiseschepen verder uit het centrum te laten ontschepen en ze met bussen de stad in te brengen is alweer achterhaald. Dit is zwalkend beleid! Bezoekers van de rand van de stad met het OV naar de binnenstad brengen lijkt me iets dat al jaren in een bureaulaatje gelegen heeft! 35 Ik vind dit een uitstekend plan. Vaak zijn het ook zeer grote bussen die traag en veel moeite hebben in het centrum te manoeuvreren. 36 Een uitstekend idee. Ik hoop dat er geen misbruik wordt gemaakt van de ontheffingen. Schoolklassen kunnen ook buiten de ring uitstappen. Dan lopen ze de rest van de route, is nog gezond ook. Veel kinderen bewegen al te weinig, een win win oplossing lijkt me. 37 Helemaal prima! We moeten ervoor zorgen dat de grotere groepen en stromen mensen op een vriendelijke en minder belastende manier de stap binnen komen en er weer uitgaan. Alleen is de vraag wel of ze dan in meerdere kleine busjes gaan of dat er andere duurzame oplossingen zijn 38 Zeer goed besluit en heel redelijk dat een ontheffing mogelijk is voor het vervoer van bepaalde doelgroepen. 39 Ik vind dit een zeer slecht voornemen voor zowel de bewoners van Amsterdam als de bezoekers van de stad. Als ik zie hoe vaak er nog plaats is in de parkeergarage in de Paulus Potterstraat dan vraag ik mij af waar die 450 touringcars dagelijks rijden. Is er onderzoek gedaan hoeveel mensen de musea niet meer gaan bezoeken Als zij aan de rand van de stad worden afgezet en met het openbaar vervoer naar de musea moeten. Waarom zijn er geen betere alternatieven uitgewerkt? Wat is het verschil in gewicht tussen een geledebus van het GVB en een reguliere touringcar? Ik raad de gemeente aan om dit voorgenomen besluit te heroverwegen. 40 Prima voorstel! Als het toelatingsbeleid voor bussen die mensen met een beperking vervoeren maar heel streng is. Er zijn altijd mensen die daar onderuit komen. Mensen met een beperking kunnen ook in kleine busjes worden overgeheveld enzo worden vervoerd. 41 Een uitstekend idee. Ik hoop dat er geen misbruik wordt gemaakt van de ontheffingen. Schoolklassen kunnen ook buiten de ring uitstappen. Dan lopen ze de rest van de route, is nog gezond ook. Veel kinderen bewegen al te weinig, een win win oplossing lijkt me. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 57 42 Reizen de Zigeuner Reizen per touringcar is een voordeel wanneer men de klanten kan brengen van punt A naar B. Indien dit wegvalt gaan klanten per trein reizen of met eigen wagen. Deze meerwaarde verdwijnt met dit beleid. Onze touringcarsector is steeds de dupe. Hoge parkinggelden, verbannen uit de centra … De steden gaan voor het motto wel de lusten maar niet de lasten. Wij investeren in milieuvriendelijke touringcars. Wij promoten in onze brochures Amsterdam, minitrips en dagreizen. Maar het is een eenrichtingsverkeer, wij moeten alleen maar investeren en krijgen geen positieve reactie vanwege stad Amsterdam. 43 Begrijpelijk dat er aanpassingen worden gedaan aan het touringcarbeleid in de binnenstad. Het is zowel voor verkeersdeelnemers als touringcarchauffeurs lastig om te manoeuvreren rondom de bus in het centrum. Mochten er dan nieuwe parkeerplekken komen aan de rand van de S100 hoop ik wel dat er voldoende plekken beschikbaar zijn voor touringcars. Daarnaast moet er dan ook een snelle OV-verbinding komen met het centrum (ook geschikt voor grote groepen). Wellicht kunnen jullie er ook over nadenken om buiten de stad een grote busparking te realiseren met ook faciliteiten voor de chauffeurs. 44 Eindelijk! Maar waarom nou weer wachten tot 2024? Hoe eerder hoe beter. En ben bang dat ze voor een groot deel dan naar Amsterdam-Noord komen en dat willen we ook niet! 45 Geen ontheffingen meer, de stad kan het niet aan. Parkeren buiten centrum en dan met ov naar bestemming. Hou nou eens op met halfzachte maatregelen en grijp stevig in. Een touringcar hoort en past niet in het centrum. Bovendien maak je het centrum zo meteen minder aantrekkelijk voor toeristen en vang je 2 vliegen in 1 klap. 46 Eindelijk gaat het gebeuren,laten we het oude erfgoed aub beschermen. Maar... dan ook geen grote en zware vrachtwagens in de binnenring, zoals de trucks van: Albert Heijn, Jumbo enz. Kan makkelijk met kleinere bestelbussen en ook goed voor de werkgelegenheid (sociaal gemeente bestuur toch ??). Maak bodecentrum aan de rand van de stad en overladen in kleiner bussen. Dan zijn er geen stukgereden Kades en Bruggen meer. 47 Het nieuwe beleid is prima behalve de uitzondering voor de Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat. Dit zal samen met de zogenaamde Bijenkorffile tot een enorme overlast en luchtvervuiling leiden op deze route. Er zal ook veel misbruik van gemaakt worden door bussen die helemaal niet bij de musea / instellingen / monumenten hoeven te zijn waarvoor de uitzondering bedoeld is: ze kunnen er hun klanten laten uit- en in stappen en ze lopen zo het Centrum in. Deze uitzondering dus absoluut niet, Amsterdammers sterven al eerder door de grote luchtvervuiling verkeer, wil de Gemeente nog meer op haar geweten hebben? Nee, toch. 48 Ronduit belachelijk. Ik begrijp dat er een balans gevonden moet worden kijkend naar het aantal toeristen en verkeersbewegingen in het centrum, maar op deze manier maken jullie de stad kapot. Er is geen alternatief wat betreft vervoer. Dezelfde klagers pakken wel graag tijdens hun vakantie de bus naar de centra van Berlijn, Barcelona etc 49 Ik vind het een dom idee iedere toerist wil naar amsterdam als eerste - krijgen amsterdammers dan ook gratis vervoer van a naar b? 50 Prima maatregel,sta ik helemaal achter, ik begrijp alleen niet zo goed waarom er een uitzondering wordt gemaakt voor Valkenburger en Kattenburgerstraat,niet bepaald brede boulevards. niettemin,„hoop dat er een beetje rust komt zonder de touringcars.mooie beslissing. 51 Goed plan, beter voor de binnenstad en haar bewoners. Luxeprobleem 52 Lijkt me heel goed om touringcars tot aan de randen van de stad te laten komen. Groot en lomp en eigenlijk heel erg dat speciaal bestemde parkeergarage matig wordt gebruikt. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 58 53 Ik kan er wel begrip voor opbrengen. Eigenlijk hebben we ook liever helemaal niets te zoeken met die grote voertuigen binnen de S100. Wat naar mijn mening nodig is: — Heldere communicatie (social media, krant, nieuwsberichten) Maak het kenbaar. — Bied helder aan wat dan wel… Bijvoorbeeld laden en lossen bij de Cruise Terminal (Ruijterkade) vinden wij heel handig. — Vang de touringcars netjes op! Zeeburg had in het begin mooie voorzieningen - toilet plaats en een ov kaartje voor de chauffeur naar de binnenstad. Vandaag de dag kunnen we niet meer fatsoenlijk terecht op Zeeburg met de touringcar. 54 “Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat. Hier liggen veel culturele organisaties, zoals het Nemo, het Joods Historisch Museum, de Hermitage en de Joods Portugese Synagoge.” En onder de Weesperstraat ligt een metrolijn die verbonden is met CS en Zuidoost. Goede opstap- plekken voor de toeristen. Behalve het Nemo hebben al deze culturele bestemmingen een metrohal- te vlakbij. Het Nemo niet, maar die trekt geen buitenlandse toeristen maar voornamelijk scholieren. Hun bussen is een ontheffing toegezegd of ze komen met de cultuurbus{/boot van de gemeente zelf. Waarom zouden de bewoners in deze straat die al zoveel te verduren krijgen wèl deze extra lasten moeten dragen terwijl anderen dat niet hoeven? Het is juist logischer om juist deze straten te ontzien. Dat maakt het ook makkelijker om Amsterdam autoluw te maken. Het is veel beter te communiceren dat toeristenbussen het centrum niet in mogen. Geen uitzonde- ringen. Communiceren met de chauffeurs van die bussen is nu al moeilijk als je ziet hoe vaak er nog eentje op de zwakke grachten vast komt te zitten. Als ze wel tot het Mr. Visserplein mogen rijden dan gaan ze natuurlijk gewoon doorrijden, daar kan je van op aan. Voor de chauffeurs is Amsterdam vaak ook nieuw! Ze zijn gewend overal te kunnen rijden, behalve in de hele oude centra. Daar staat dan een bord dat de zone begint dat ze niet verder mogen. Dat is de norm in alle oude steden in heel Europa. Waarom daar niet op aansluiten? Alleen maar omdat we opgescheept zitten met die rottige snelweg en IJ-tunnel midden door de stad? Een plaatje van Amsterdam met een grote cirkel waarbij alles in het centrum rood kleurt, zoveel mak- kelijker en duidelijker! 55 De vijandigheid jegens toeristen kent geen grenzen. Een tourleader merkte eens op dat Amsterdam het liefst een brievenbus op Schiphol en bij de stadsgrenzen wilde plaatsen. Dan kunnen toeristen daar hun geld in deponeren en oprotten. Voor touringcars is Amsterdam geen pretje. Chauffeurscontroles in april, drukste tijd. Weinig parkeerplaatsen, onvriendelijke handhaving, en vrijwel alleen de buitenkant van de stad om te laten zien. Voor gidsen een onaantrekkelijk rondje. Als ik een cijfer mocht geven, een 1. 56 Een welkome maar ook vanzelfsprekende maatregel. Verbodsgebied svp ook doortrekken naar Weesperstraat Valkenbrugstraat Kattenburg etc. Onbegrijpelijk dat de gemeente instemt met een uitzondering in dat gebied. Nu al evident dat alle touringcars daar na toe gaan met hun lading. Het wordt een ramp in die buurt. Gassan Diamonds heeft kennelijk een goede lobby bij de gemeente. 57 Ik vind het een slecht plan want je jaagt hiermee de toeristen/ dagjesmensen de stad uit. Bij de Arena uit de bus stappen en dan verder met het OV is niet aantrekkelijk voor toeristen. 58 Goed plan, voor zware touringcars is geen plaats binnen de ring. 59 Eens, creert ook meer ontwikkeling in buurten buiten de ring. 60 Goed idee… maar wellicht daar een taxistandplaats maken voor vrije taxichauffeurs. Ik wil mijzelf niet aansluiten bij een bestaande TTO. Ivm met.de.eisen die er gesteld worden en de zzp chauffeur alleen maar op de kosten drijft. Verder mag van mij ook een goede en regelmatige contoles gehouden worden op de fietsers en scooters. 50 to 70% rijdt zonder licht. Rode stoplichten worden massaal genegeerd. Waardoor de automobilist vogelvrij is. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 59 61 Naar aanleiding van een bericht van de gemeenste op Facebook en met name de vele reacties onder dat bericht voelde ik het verlangen om mijn mening ook te delen. Ik vind het heel fijn dat bussen de binnenstad niet meer in rijden. Mijn droom is een autoloze binnenstad en de rijbanen voor e-bikes, zodat fietsers weer gewoon het fietspad hebben en de gevaarlijke situaties met heel hard rijdende e-bikes voorkomen kunnen worden (maar dat is een ander punt). Wat ik in de berichten lees, is de angst en de frustratie over het verplaatsen van het probleem. Zo spreekt iemand zich uit over onsierlijke bussen die voor de deur geparkeerd staan. En dan begrijp ik dat niet zo goed. Dit is niet het aanpakken van het probleem maar verplaatsen naar een plek waar anderen last ondervinden van die bussen. Amsterdam is zo klein, als er voor een busparkeerplek uitgeweken wordt naar het havengebied bijvoorbeeld, daar kraait geen haan naar. Sterker nog, naast al die bergen kolen zal je een aantal geparkeerde bussen waarschijnlijk niet opvallen. Er kan een infrastructuur aangelegd worden van fietspaden en zo kunnen mensen met gratis te huren fietsen en e-bikes de stad in komen. Heeft de gemeente dan ook nagedacht over welk probleem er gecreëerd wordt door deze regel? En hoe dit probleem opgevangen wordt. Als ik naar de Bijenkorf fiets kan ik mijn fiets niet meer op straat neerzetten, alles moet onder de grond anders ziet Amsterdam er niet mooi uit. Kan dit dan alsjeblieft ook gebeuren met die lelijke bussen? Uit het zicht? 62 Ik hoop dat de bussen nog wel naar de garage onder het Museumplein mogen gaan! 63 Jullie van het communistische linkse bestuur lopen toeristen belasting mis maar het is jullie gewoonte om dergelijk verlies op de burgers af te wentelen , vergeet niet ook U vreet van het toerisme die miljoenen achter laten het wegpesten van de cruiseschepen was het begin IJmuiden lacht zich rot om het uitzichtloze gedoe van Halsema en haar troep jaknikkers nu de bussen eruit kijk maar eens of U Uw baantje kan houden want als er niemand meer komt kan U naar het steun dan moeten wij hardwerkende Amsterdammers Uw bijstand op gaan hoesten weet dat ik niet huis ben om dat op te hoesten 64 Ik vind het een goede ontwikkeling om de hele grote en zware touringcars uit de binnenstad te weren. Amsterdam is kleinschalig, smallere straten met lage huizen en panden. Zo’n touringcar (vooral een dubbeldekker) is als een rijdende flat in die omgeving. Maar bovenal vind ik de touringcars zeer onveilig. De touringcars komen veelal uit het buitenland en de bestuurders zijn niet gewend aan het Amsterdamse verkeer: de vele fietsers en voetgangers. Het is echt gewoon eng als zo’n bus een bocht neemt, terwijl jij rechtdoor wilt. Ook is de gemeente heel erg bezig om auto’s uit de binnenstad te weren (op een manier die ik persoonlijk te ver vind gaan, maar goed), maar de touringcars blijven wel toegang krijgen, dat is krom. Daarnaast zijn de bussen vervuilend. Ook willen we minder toeristen in de stad, dus het weren van grote groepen in de touringcars draagt daaraan bij. 65 Ik vind het vreselijk jammer dat er geen bus meer een stuk van het centrum mag binnenrijden. Ik vind ook dat een toeristenbus niet onbeperkt overal zou moeten rijden . Maar wat is er overgebleven voor de bus (die veel mensen vervoert en daardoor ook het milieu spaart !) ? Alleen stukje Amstel, Rokin, Dam en Damrak. Dat is de enige route in het historische stadsdeel. Geen bruggen, geen kades. En dan ook nog met een snelheidsbeperking van 30 km per uur. Er wonen maar weinig mensen langs de genoemde route. Bovendien, als de Valkenburgerstraat wel openblijft voor toeristenbussen, zal daar nóg meer verkeer gaan doorrijden. En dat terwijl deze straat als een van de meest vervuilende straten van Amsterdam geldt ! Dus ik hoop dat het stukje Amstel, Rokin en Damrak voor toeristenbussen open zal blijven. Ik weet t: vaak is dit één grote file, maar NIET veroorzaakt door bussen. Wel door personenauto's. Deze file is er echter niet altijd. Ja, tussen de kerst en nieuwjaar. Maar daarna niet meer. Eigenlijk is het hele historische centrum voor toeristenbussen al een no-go- area. Dus beste gemeente, lees mijn “smeekbede” nog eens goed door. Ik hoop dat ik bij u een gehoor heb gevonden ! Dank u! Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 60 66 Taxi- en touringcar- We vinden het erg jammer dat touringcars miv 2024 Amsterdam niet meer in mogen. We vinden bedrijf De Kock de ontheffingen voor bepaalde doelgroepen raar. Alles wel of alles niet, zou onze doelstelling zijn. Wie gaat hierop controleren? We zorgen dat er toeristen naar uw stad komen; mensen die wat gaan besteden in uw Gemeente. Door ons komen er geen ca. 25 / 30 auto’s Amsterdam binnen; want deze zitten in onze touringcars. En wat gaat deze ontheffing dan weer niet kosten? 67 Prima plan, sterker nog dezelfde regels mogen gelden voor alle touringcars. Dus ook die lichter zijn dan 7.500 kg. Behalve e-touringcars. E-touringcars zwaarder uiteraard niet. En uitzondering voor genoemde doelgroepen als het kan ook in lichte touringcar. 68 Jaren geleden was ik in Florence met een groep reizigers voor een rondleiding in deze stad, we reisden met de touringcar naar een treinstation in n kleine stad bij Florence, vandaar uit zijn we vervolgens met de trein naar Florence gebracht .Het was dus niet toegestaan om met de touringcar in Florence te komen. Het geeft aan dat dit eigenlijk in onze stad veel eerder had moeten gebeuren! Dus conclusie: geen touringcars in de stad en liefst zo snel mogelijk! 69 De republiek Amsterdam presteert het om Amsterdam naar de knoppen te helpen Waarom dan ook de bussen toelaten bij de Hermitage en andere toeristische attracties in het centrum 70 Zonde van dit besluit, Amsterdam wil wel de baten van de toeristen maar niet de lasten dragen. Ben benieuwd hoeveel mensen door dit besluit hun baan in de toeristische sector verliezen want velen zullen nu Amsterdam vermijden mede omdat het openbaar vervoer ook niet goedkoop is. Wellicht een idee om hier een oplossing voor te zoeken zoals gratis vervoer of tegen een gereduceerd tarief tickets aanbieden 71 Helemaal mee eens. Het zou ook voor grote vrachtwagens moeten gelden. Zware dingen kunnen ook per boot vervoerd worden. Ook zou t parkeren aan de rand van de stad moeten gaan gelden voor mensen die de stad bezoeken, die niet op familiebezoek gaan. Uitzonderingen om iemand op te halen kan gemeld worden. 72 Uitstekend plan en goed dat er een uitzondering wordt gemaakt voor mensen met een beperking want voor hen is het vaak de enige manier om Amsterdam nog een keer te zien. 73 Compliment! Laat het fase 1 zijn. Maar beperkt de toegang tot elektrische bussen. Fase 2 uitwerken voor Amsterdam binnen de ring. 74 Heel belangrijk besluit. Had al veel eerder genomen moeten worden en niet alleen voor touringcars, ook voor alle andere zware transportmiddelen. De infrastructuur kan het niet aan, dat is al tientallen jaren bekend en nu ik ouder ben ondervind ik aan den lijve hoe gevaarlijk het verkeer is geworden voor voetgangers en fietsers. Hoera! 75 Wat een flauwekul! Toeristen horen bij Amsterdam dus ook hun vervoer. Beter 60 mensen in 1 bus dan 60 mensen in pakweg 15 auto’s. 76 Ik ben het er helemaal mee eens. Zou ook moeten met het vrachtverkeer voor het bevoorraden van de horeca. Hoe eerder hoe liever. Ook dit verkeer staat op de grachten lange tijd om te lossen. 77 Wat een goed idee! Ik woon naast het Joods Historisch Museum (JHM) dus voor mij blijft het helaas wel touringcars+inhoud ontwijken. Wat ik mis ter plaatse aan het Jonas Daniel Meijerplein: meer ruimte voor groepen om uit te stappen. Men gaat nu vaak met de hele groep tegelijk op het fietspad/ de stoep bij de bushaven (JHM) staan, waardoor er niemand meer langskan. Ook is het handig om net zoals op de Prins Hendrikkade van die fiets-symbooltjes op het fietspad te schilderen, zodat men hopelijk iets beter doorheeft enorm in de weg te staan op het fietspad. Misschien zijn er nog andere opties om de groepen wat meer aan de kant te houden, zodat het fiets- en voetgangersverkeer gewoon door kan gaan. 78 Dit lijkt mij het verplaatsen van het probleem naar buiten de ring waar de OV verbindingen niet best zijn. Zoals een Zaanstad waar veel bussen naar zullen uitwijken, een goed centraal gelegen busstation bij een metrostation zou een goede oplossing zijn. Maar begin eerst met een alternatief aanbieden en vervolgens het verbod uit te voeren. Ipv eerst het probleem verschuiven en dan een daar een nieuw probleem te creëren waar dan weer een oplossing op bedacht moet worden. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 61 79 Waarom geen parkeerplaats buiten het centrum.en dan met gvb bussen naar het centrum gebracht worden. Dan kunnen de bussen blijven staan tegen betaling. Net zo in italie Rome.ben zelf touringcarchauffeur geweest. Of tegen betaling de stad in.dan verdient de gemeente ook nog geld er aan. 80 Goed beleid! De stad moet zo veel mogelijk ontlast worden van touringcars en auto’s Touringcars buiten de stad parkeren en de reiziger met ov naar hun bestemming brengen. Of ophaaldienst van hotels van die hun gasten ophalen met kleine elektrische busjes. 81 Graag de restrictie uitbreiden naar de Ring en grote P+R. Nu verschuif je de druk naar andere plekken waar een overbelasting door verkeersdruk en uitlaatgassen ontstaan. ‘Kicking the can’ dus. Succes in ieder geval met het nog meer luw en veilig maken van de straten. Dat kan niet snel genoeg gaan. 82 Waarom nu wel bussen in de Kattenburgerstaat ? Hier is het al erg druk met bussen. Als dit ingevoerd wordt dan is er nog meer verkeersoverlast omdat de bussen elders niet mogen rijden. Om de toeristen overlast tegen te gaan in de binnenstad worden nu woonwijken belast. Bussen en ook toeristen niet naar de aangrenzende woonwijken verplaatsen. Dit is geen probleem oplossen maar het probleem verplaatsen. 83 Wat mij betreft is deze regeling geschreven door mensen die alleen met de fiets reizen. Als er een transportmiddel is wat op een duurzame manier klanten vervoert is het wel de touringcar. Het personeel is hoog opgeleid en heeft een scherp oog voor de situatie ter plaatse. De gasten welke wij vervoeren worden op een deskundige, adequate en vooral klantvriendelijke wijze naar hun bestemming gebracht. Nu zullen onze gasten en dus ook uw gasten zich moeten verplaatsen met meerdere kleine voertuigen en dat zal de “ervaren” overlast eerder vergroten. Als Amsterdam dit een hartelijk welkom voor zijn gasten wil noemen en deze gaat nieuwe regelgeving gaat doorzetten dan zal de gast zeggen, sla Amsterdam maar over. Wat mij betreft maken wij vanuit de touringcarbranche een statement en plaatsen wij hekken om het centrum van Amsterdam, dan koop ik het slot en gooi de sleutel in het IJ. 84 Goed plan, dit betekent ook geen bussen meer bij het Museumplein? Of daar alleen in de garage. En tevens ook niet meer bij Gassan diamantslijperij in de Uilenburgerstraat. Ik kijk er naar uit. 85 Goed idee! 86 goed idee 87 Verstandig beleid. Let er wel op dat scholen zonder al te veel gedoe nog kinderen kunnen vervoeren naar schoolreisjes en sport. Onze kinderen gingen altijd schoolschaatsen op de Jaap Eden bijvoorbeeld. Ze zitten nu op de middelbare maar ook daar moeten ze wel in kunnen stappen voor het schoolreisje. 88 Dank voor de mogelijkheid om te reageren. Aangezien Amsterdam een zeer betrouwbaar en fijnmazig OV netwerk heeft en daar fors in geïnvesteerd is, kan ik het alleen maar aanmoedigen dat er strengere regels voor touringcars komen. Daarnaast zijn de Hop On Hop Off bussen (die op diesel rijden) mij ook een doorn in het oog. Wat ik echter verwacht is dat er nu een groot aantal kleinere busjes gaan komen die onder de 7.5 ton wegen. Zolang deze niet verplicht elektrisch zijn zal vermoedelijk de uitstoot niet verminderen door deze maatregelen en ook de verkeershinder zal identiek zijn. Hier dient tegelijkertijd een oplossing voor te komen. 89 Prima! 90 Is elektrische bussen misschien een oplossing? Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 62 91 The current situation with the touring coaches is already difficult (for example to bring groups of tourists or corporate clients etc) to some hotels in the city centre). Although we understand the situation, please also consider the practicality/logistics about how to make it easier for them (otherwise it will become more and more difficult to fill in the hotels/restaurants/tourist attractions etc in city centre, which rely on tourism) It would be good to compare how other cities do (why not implementing then the possibility for coaches to reach any hotel in city centre for check in/check out guests with luggage, like they do in Bruges?). At the moment, due to the restrictions, we sometimes need to book extra minivans or luggage vans to bring the luggage from the clients from the coach drop off points to some hotels which the coaches are not allowed to go to - which is a logistical issue and brings more vehicles on the road for short distances. It is indeed not convenient and not easy for some people/elderly etc to walk even few minutes with luggage. Also, it is often better and faster to move a whole group (often foreigners not understanding Dutch, and even sometimes not English) all together by coach than letting them take (and fill in) the public transports. So please try to find practical and easy solutions for this issue. It might be an idea to ask the question to all the concerned actors involved (tourism offices/infrastructures, coach companies, the largest hotels in city centre etc) 92 Hoogste tijd om zware bussen te weren. Schade aan wegen bruggen huizen en kades is enorm. Voorstel: kleine bussen elektrisch 93 Er moet ook een ontheffing komen voor touringcars die middelbare scholen vervoeren naar culturele instellingen of naar en van het buitenland. Als docent ontvangen we ook graag buitenlandse middelbare scholieren; die kunnen niet met al hun bagage direct het OV instappen. Hoe regel je direct voor 90 kinderen inclusief begeleiders een OV-kaartje? Nu komt de bus bijna om de hoek van ons Montessori Lyceum Amsterdam aan op de Ruysdaelkade/ Gerard Terborgstraat waar genoeg ruimte is voor de bus. Wat doe je als je rond of na middernacht terugkomt van een excursie naar het buitenland en met een grote groep leerlingen ergens afgezet wordt en je moet maar zien weer bij je fiets (dus: bij school) terug te komen voordat je midden in de nacht naar huis toe kan? Het OV rijdt dan al vaak niet eens meer….! Dit soort bussen kan niet eens door nauwe straatjes rijden dus dat argument op bussen te weren is onzin, ze gebruiken altijd grote doorgangsroutes! 94 Amsterdam zal heel wat minder toeristen hebben dan, bootjes zullen stilvallen. Jullie zullen een massa aan inkomsten missen, want veel uitstappen en reizen zullen geschrapt worden uit de programma’s in de touringcarsector. Een slecht beleid in jullie eigen nadeel. Net hetzelfde als in Parijs. We rijden dan veel liever gewoon naar andere steden waar we het verbod om mensen in de stad af te zetten niet hebben. Bye bye Amsterdam. 95 Ik vind het echt een stap vooruit in het verkeersbeleid voor Amsterdam. Ik hoop ook dat er iets gedaan kan worden aan de hop on, hop off bussen. Wederom een commerciële partij die zich de openbare ruimte toe-eigent en de belasting betalende Amsterdammer in de weg zit. Kunnen we ook niet meteen nog meer auto’s weren uit de binnenstad? Vooral ook iets doen aan de idiotie rondom de Bijenkorf parkeergarage. Ik wil toch niet een aantal levensjaren inleveren voor allerlei bedrijven die bijdragen aan slechte lucht terwijl ik ook belasting betaal voor onze openbare ruimte en die bedrijven er met de winst vandoor gaan. Het touringcarbeleid is een stap in de goede richting. Zorg wel voor goede parkeerplaatsen voor bussen, dus niet in en rondom woonwijken buiten het centrum. Ga zo door! 96 Nieuwe beleid is goed. Touringcars passen niet in t centrum. Ook niet naar Gassan niet! Zsm invoeren. Let op: niet te veel ontheffingen uitgeven. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 63 97 Alle begrip voor het touringcarbeleid wat ingaat op 1 januari 2024. Ik ben zelf touringcarchauffeur en kom met grote regelmaat in Amsterdam. Maar toch vraag ik mij af of dit de juiste manier is. Het rijden met een touringcar over Rokin en Damrak is goed te doen. Het probleem zit denk ik niet in de touringcars, die deze route rijden maar in de grote hoeveelheid personenauto's en taxi's, die deze route gebruiken. Vooral in het weekend en in de avonduren, is het hier soms file rijden en ik ben dan vaak de enige touringcar op deze route. Overal staan taxi's geparkeerd, op halteplekken voor de touringcars maar zeker ook op de trottoirs. Zij veroorzaken de grootste overlast. Alle andere wegen in het centrum kunnen wat mij betreft direct afgesloten worden voor de touringcars. Uitgezonderd de route naar Artis. Waarom geen uitzondering voor deze route via Alexanderplein en Plantage Middenlaan? De optie om een ontheffing aan te vragen op kenteken is in de touringcarbranche zeer lastig. Vooral in de drukke periode wordt de planning vaak op de dag voor vertrek gemaakt omdat er vaak op het laatste moment nog wijzigingen zijn. Ook als een touringcar een technisch probleem zou hebben, moet er vaak op het laatste moment een wijziging worden doorgevoerd. Met een ontheffing op kenteken is deze ontheffing dan niet meer geldig en is het te laat om een nieuwe aan te vragen. Nogmaals alle begrip voor de plannen maar neem mijn opmerkingen in overweging. 98 Ik begrijp het beleid gericht op verminderen van overlast op kwetsbare punten in de stad. Ook op Agenda Touringcar 2020 — 2025 het Zeeburgereiland als dringend aandachtspunt naar voren gebracht. Zeeburgereiland is absoluut ongeschikt voor extra vervoer van toeristen die met bussen hier worden gedropt. Tram 26 is zeker voor toeristen het enige OV!! richting stad. De capaciteit schiet nu al tekort. Capaciteit moet ook zijn: piekbelasting en alternatieven bij verstoringen. Onvoldoende: Bewoners, scholieren (3 middelbare scholen, 2 basisscholen), sporters (USZ), studenten (Hogeschool Inholland met 5000 studenten). 99 Rijksmuseum Beste mensen van de Gemeente Amsterdam, Wij verzorgen als Rijksmuseum gratis busvervoer voor schoolgroepen naar het Rijksmuseum (en musea op Museumplein). Het is voor de leerlingen (uit alle windstreken van het land) heel belangrijk om in aanraking te komen met de kunst en de cultuur. De parkeergarage onder het Museumplein is voor de leerlingen een veilige plek om in en uit te stappen. De leeftijdsgrens van 12 jaar is vrij laag aangezien er ook leerlingen van het VMBO gebruik kunnen maken van het gratis busvervoer en ook bij Speciaal Onderwijs gaat deze leeftijdsgrens vaak niet op. Het zou toch ontzettend jammer zijn als we hierdoor minder leerlingen in aanraking kunnen laten komen met de kunst en de cultuur van Nederland. We hopen daarom ook dat we ontheffing kunnen krijgen voor de doelgroepen die met het door ons geboden gratis busvervoer naar het Museumplein komen. Groeten, Marlijn Fleer Team Onderwijs Rijksmuseum 101 Ik ben tegen. Bus is collective vervoer. Waarom verboden ? Ik zal zeggen prima bus kunnen reizen | 102 Holiday Travel Het is erg jammer dat we niet langer welkom zijn in deze mooie stad. Eerst wordt van ons gevraagd om schone, euro 6 touringcars aan te schaffen en vervolgens krijgen we te horen dat we geweerd worden. Voor basisscholen of mensen met een beperking kan een ontheffing worden aangevraagd. We kunnen tegenwoordig voor alle regels wel een extra persoon inhuren op kantoor. Echter kunnen we deze kosten niet doorberekenen naar de klant. Jammer dat deze branche zo kapot gemaakt wordt. Wij zijn dan ook diep teleurgesteld en adviseren onze klanten overal naartoe te gaan, behalve Amsterdam. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 64 103 Ik zou alsook overwegen om het principe van Brugge te hanteren. Bussen welke reizigers aan hotel klanten laden of lossen met bagage toelaten. De betrokken uitvoerder dient wel een bevestigde reservatie met aankomst en vertrek van het hotel bij zich te hebben wat bij controle dient voorgelegd te worden. 106 Overlast van touringcars wordt zo ervaren omdat deze grote groepen mensen afleveren, die overlast geven. Niet de bus zelf. Alle bussen zijn Euro-6, dus overlast in de vorm van geluid en uitstoot is minimaal. De gemeente A'dam faciliteert de P-plaatsen voor bussen steeds minder. Dus wild parkeren is noodzakelijk, en dat veroorzaakt zeker overlast. 1 bus = 60 man en 1 P-plaats. (3 auto’s achter elkaar) 60 man = 25 auto’s = (25 auto’s achter elkaar) Een OV bus rijdt ook in de stad. (en veel!) Rijden pittiger en slordiger. Ik kan mij samen met heel veel personen niet vinden in uw beleid. Niet op emotie, maar puur op feiten. 107 Dit hele beleid dient geen enkele goede oplossing. Hier zijn toch hoogopgeleide planologen verantwoordelijk voor? Met een efficiëntere indeling kan het milieu technisch toch veel beter? Er zijn legio voorbeelden wanneer je 500 meter verderop moet je ongeveer ruim 5 kilometer moet omrijden. Goed voor de “luchtvervuiling” toch. 108 Onvoorstelbaar, het is nu al veel te lastig om met een groep op de bestemming te komen. Het zou veel meer opengesteld moeten worden. Mensen moeten nu al heel ver lopen om ergens te komen. Laat juist enkele doorgaande routes door of vlak langs het centrum trekken. Laat lijnbusdiensten veel meer via trams en metro gedaan worden, dan is het gevoel van overlast van de touringcars veel minder groot. 109 Acklams Coaches hi If you build a coach parking on the outskirt of amsterdam and use your own service bus or tram to take tourists into the city. That will save the coach/bus using the roads and will make it easy for the drivers to. And have a cafe built at the coach parking for drivers and passengers. 110 Schande hoe dit stadsbestuur met deze zaken om gaat inplaats de stad optebouwen breekt het bestuur het af al de cruiseschepen gaan naar Rotterdam veel toeristen blijfen weg door verhouding van de belasting en parkeergelden en het zelfde als de wallen en coffeeshops. Wat was het mooi onder de oude burgemeesters dit bestuur moet zo snel mogelijk Op rotten Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 65 111 KHN KHN Amsterdam maakt van de gelegenheid gebruik onze zienswijze kenbaar te maken m.b.t. het touringcarbeleid, specifiek de onderdelen verkeersbesluit en ontheffingenbeleid. We zijn verontrust over het feit dat nu alleen een verkeersbesluit en ontheffingenbeleid zijn uitgewerkt en voor de inspraak wordt aangeboden, maar dat er geen duidelijkheid is over het goed functioneren van een ontheffingen systeem. We missen de aspecten voor hoe touringcars uit het buitenland worden opgevangen, hoe, waar en wanneer de extra toegezegde halteerplekken op strategisch goede locaties worden gerealiseerd met o.a. voldoende overstaplocaties nabij OV voorzieningen en vervoer via water. Het is niet duidelijk waar al deze instap- en uitstaplocaties komen en of dit voldoende is. Kortom een complete uitwerking om het goed werkbaar te maken is ons toegezegd en lijkt nu geen of beperkt onderdeel te zijn van de besluitvorming. We vragen ons ook af of de bestemmingen met grote bezoekerscapaciteiten voldoende zijn meegenomen in dit proces en of zij zich realiseren dat dit enorme impact op ze heeft. Neem de verschillende musea en culturele instellingen e.d. Eerder zaten die wel aan tafel, maar na corona zien we niet hoe die partijen betrokken zijn. Veel sectoren zijn nog niet hersteld van corona en de bezoekersaantallen blijven nog achter t.o.v. 2019. Door de zogenaamde drukte discussie wordt er een beeld geschetst dat afwijkt van de werkelijke situatie. We hebben nog steeds te maken met schulden en daar bovenop enorme kostenstijgingen. De juiste timing voor invoering van dit soort maatregelen is een belangrijk argument om rekening mee te houden en dat is door voormalige wethouders op dit dossier aan ons toegezegd. Tevens vinden we dat de ontheffing voor specifieke doelgroepen voor alle soorten bestemmingen moet gelden, dus ook de commerciële bestemmingen en niet alleen als het over educatieve, culturele en kunstinstellingen gaat. Deze bestemmingen zijn immers onderdeel van het totaal pakket van het bezoek aan een specifiek gebied. Het zou omslachtig en wel erg gekunsteld worden als deze ‘kwetsbare’ groepen niet nabij hun hoofdactiviteit gebruik kunnen maken van ondergeschikte, maar relevante voorzieningen. Dit zou in elk geval mogelijk moeten worden voor de dag waarop het bezoek aan de educatieve, culturele en kunstinstelling plaatsvindt. . Ook is voor de zakelijke markt, waarbij de grotere venues binnen de S100 vaak een onderdeel zijn van hun keuze voor onze stad, een belangrijk argument hoe ze zich efficiënt kunnen verplaatsen. En groepsvervoer van en naar de locatie is daarbij een belangrijke voorwaarde. Aangezien dit college ook in de aanpak binnenstad ervoor kiest om de congresmarkt te ondersteunen en te stimuleren moet er wat ons betreft een ontheffingsmogelijkheid komen voor groepsvervoer voor deze doelgroep. Graag zijn we bereid onze zienswijze mondeling toe te lichten en mee te denken over een verdere uitwerking op onderdelen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 66 113 Touringcars zijn voor groepsreizen handige en efficiënt. Het succes van de touringcar heeft ook een keerzijde. Er komen veel klachten bij de gemeente binnen. Vanaf volgend jaar zijn zware touringcars niet meer welkom in het centrum van Amsterdam, als het aan de wethouder ligt. Meer dan 200.000 touringcars in centrum Elke dag rijden er naar inschatting 625 touringcars het gebied binnen de S100 in. Dat zijn per jaar circa 220.000 touringcarbewegingen binnen de S100, waarvan ongeveer 10% Hop On Hop Off- bewegingen. De drukte is sterk seizoensgebonden vooral tijdens het ‘Keukenhofseizoen’ in april en mei. Dan zijn er soms wel 1.000 touringcars per dag. De nieuwe maatregelen moeten de overlast, verkeersonveiligheid en drukte verder verminderen; 300 tot 450 touringcars per dag zijn er te veel, volgens de wethouder. Over die plannen wil ik hierbij mijn zienswijze geven. Om de touringcars weg te houden van het centrum, wil wethouder Van der Horst dat de bussen naar de randen van Amsterdam gaan en de toeristen vervolgens met het openbaar vervoer naar de binnenstad reizen. Waar? Dat maakt de gemeente binnenkort bekend. Dan is het lastig om nu al over de plannen te oordelen. Hoe zit het met de OV-bereikbaarheid van toeristische attracties? Is er genoeg parkeerruimte voor de touringcars. En wat betekenen de vele uitzonderingen en ontheffingen voor de verkeersstromen en bezoekersstromen? De samenhang van de plannen met andere verkeersplannen is (opnieuw) niet duidelijk; waar is bijvoorbeeld de evaluatie van de uitvoering van het bestaande touringcarbeleid? Aanpak toeristische drukte Het weren van touringcars is een volgende poging van het stadsbestuur om de toeristische overlast voor bewoners te verlichten. De gemeente is al geruime tijd bezig om het touringcarverkeer in de binnenstad zoveel mogelijk te weren. De kern van het beleid bestaat uit sturing op intensief gebruik van de beschikbare ruimte in combinatie met het ontmoedigen van touringcarverkeer dat niet per se in de binnenstad hoeft te zijn. Eerder besloot de gemeente om extra regels op te leggen voor rondleidingen, van vooral groepen die met de touringcar de binnenstad in komen, in het stadshart. De afgelopen jaren is al veel verbeterd, ook door inspanningen van de sector zelf met een geslaagd stewardproject. Desondanks is het wel hoog tijd om nu door te pakken. Segmenten De touringcarmarkt kent veel verschillende segmenten. De nieuwe maatregelen stellen een one- size-fits-all benadering voor. Gaat dat wel passen? Elk segment vraagt om een eigen aanpak; de dagtoeristen, de cruisepassagiers, de nachttoeristen, de partybussen en natuurlijk de fameuze Hop- On-Hop-Off bussen. Dat staat ook in het goed uitgewerkt touringcarbeleid (uit 2020). Kun je dan, met zoveel verschillende segmenten, echt stellen dat de mogelijke nadelige gevolgen die sommige belanghebbenden van het verkeersbesluit ondervinden niet opwegen tegen het bredere belang van de bij het verkeersbesluit gediende verkeersveiligheid en bereikbaarheid, de bescherming van de infrastructuur, het terugdringen van de overlast en het verbeteren van de leefbaarheid van de stad? Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 67 » 113 Busexcursies als verdienmodel Voor bus- en cruiseondernemers zijn excursies een stevig verdienmodel gebaseerd op het razend- snel bezoeken van de stad (ze zijn hier maar een paar uur) met zoveel mogelijk hoogtepunten. Ik betwijfel of de touringcartoeristen zullen overstappen op het openbaar vervoer. Voor ouderen is dat vaak geen oplossing. Die willen de stad in een paar uur bekijken en zeker niet te ver lopen; we are here to take pictures, not to walk. De ondernemers laten zich niet de kaas van het brood eten en gaan andere oplossingen voor de flitstoerist bieden. De 1 miljoen toeristen die van de zee- en riviercruiseschepen komen, zijn een uitdaging. In Florence gelden strenge regels voor touringcars. De bezoekers nemen daarom nu een taxibusje. Op drukke dagen komen daar tienduizend cruisegasten. Als die met groepjes van zes in een taxi moeten, zorgt dat voor enorm veel extra busjes. Daar is niet echt plek voor in de drukke binnenstad. Wat is eigenlijk de visie van de gemeente op het flitstoerisme? Ontheffingen, uitzonderingen en handhaving Bij elke regeling komen uitzondering en ontheffingen; ook hier. De vraag is welke concrete criteria daarvoor gaan gelden. De plannen laten veel ruimte voor vrije interpretatie. Aanvragen voor ontheffingen voor vervoer van basisschoolleerlingen, mensen met een beperking, ouderen en artiesten en alleen als zij van of naar educatieve, culturele en kunstinstellingen gaan zijn niet te controleren, laat staan te handhaven. Bij elke riviercruise zijn wel passagiers met een beper- king. Alle schoolreisjes kunnen ongemoeid de binnenstad in. De handhaving is een lastige zaak. Ook omdat de gemeente niet klaar is met een systeem voor intel- ligent toegangsbeheer. De gemeente Amsterdam kan alleen op heterdaad een overtreder pakken. Het geven van bekeurin- gen aan buitenlandse touringcars is zeker nog niet voor alle landen geregeld (net zo min als voor auto’s en vrachtwagens). En hoe gaan de buitenlandse touringcarbedrijven de ontheffing aanvragen? Komt er een digitaal loket in Tourbuzz? Een probleem in het verleden was dat touringcarchauffeurs niet willen parkeren in de parkeergarages om parkeergeld uit te sparen. Veel meldingen van overlast komen van fout geparkeerde touringcars. Hoe gaat de gemeente hierop in de toekomst toezien? Vignetten? Waarom kiest de gemeente niet voor een systeem met betaalde vignetten? Een vignetsysteem kan zorgen voor een duurzame en eerlijke financiering van bijvoorbeeld de stewards. De busondernemers regelen zelf per dag, week of maand de vergunning on line. Met een kwartje per busreiziger kan het systeem van stewards, op meer tijdstippen en meer plekken in de stad, duurzaam worden gefinancierd. Helaas is het vignetten- stelsel gesneuveld op de tekentafel. Vorige wethouders wilden er niet aan. Uiteraard zouden alleen schone touringcars een vignet mogen krijgen. Infrastructuur De infrastructuur van de stad is kwetsbaar. Het verbod geldt ook al voor het zware vrachtverkeer, dus is het logisch dat ook touringcars toe te passen. De vraag is wel hoeveel touringcars straks alsnog met een ontheffing in de binnenstad mogen komen (en waarom)? Dat blijkt niet uit de plannen. Het is prima dat de gemeente een volgende stap zet in de aanpak van touringcars in Amsterdam. Er is in het verleden veel, en vaak, wat beloofd, maar niet altijd gerealiseerd. Waarom wordt niet eerst het lopende touringcarbeleid geactualiseerd? Zonder samenhang met andere maatregelen gaan de plannen niet werken. Ook het zwak onderbouwde ‘verkeersbesluit’ (geen kwantificering of onderbouwing van de effec- ten) om touringcars te weren moet eerst nog ongeschonden door de inspraak komen. Mijn motto is: eerst zien dan geloven! 114 Overlast kan je eenvoudig beperken door een 1richting verkeer inte stellen voor al het verkeer. Vervolgens duidelijke electronische borden met verplichte rijrichting. Tegelijkertijd kunnen er veel meer “halte plaatsen” worden gecreëerd. Des te meer halte plaatsen te minder kilometers in de stad gereden worden des te veiliger is het verkeer in de stad. Maak de stad zo auto-onvriendelijk als mogelijk. Maar tegelijkertijd zo tourwagenvriendelijk mogelijk. Des te minder auto’s des te minder overlast. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 68 115 Snap dat er door de gemeente een beleid op het rijden met een touringcar in Amsterdam wordt gemaakt, echter er wordt nu een grote groep passagiers die ook naar culturele instellingen etc. gaan vergeten te weten de leeftijd tussen 12 en ouderen. Verder is de vraag of er dan voldoende (gratis) parkeerplaatsen zijn voor de touringcars op bij de haltes van het OV en of het OV daarop is ingesteld. 116 Jonker Travel BV. Als ik de notitie goed begrijp, mogen touringcars onder de 7.500 Kg vanaf 1d januari 2024 dus het centrum van Amsterdam blijven bedienen, binnen de ring van de S100. Zijn deze dan gebonden aan halteer locaties zoals nu, of moge deze overal laden en lossen? Aangezien dit momenteel nogal eens voer voor discussie is met handhaving en de politie. Wij bedienen momenteel veel gasten en hotels binnen de S100 ring, en willen dit ook blijven doen binnen de verkeerswetgeving, echter willen wij onze gasten wel zover mogelijk vooruit informeren, aangezien er nu al aanvragen zijn voor 2024. Met uw informatie willen wij onze, en Uw gasten informeren, welke mogelijkheden er bestaan voor vervoer van en naar hotels vanaf 1 januari. Ik dank u hartelijk voor uw antwoord. 117 Geweldig beleid. Hoop dat de reisorganisaties massaal Amsterdam gaan mijden. Tip, laat de boa's massaal oost Europese talen leren spreken. Ik merk al jaren dat wij als Nederlandse touringcarchauffeur aangesproken worden en onze Oost-Europese collega’s met rust gelaten worden. Ik wens Amsterdam heel veel minder toeristen toe. 118 Waarom komt er een verbod voordat er voldoende en goede opstapplaatsen gecreëerd zijn? Aangezien er veel bedrijven en instellingen afhankelijk zijn van touringcar vervoer kan het toch niet zo zijn dat er een verbod komt voordat er voldoende voorzieningen langs de S100 zijn? Op deze manier wordt het niet een chaos maar zullen bedrijven hierdoor ook schade leiden. Een verbod kan er pas komen NADAT er is voorzien in halte plaatsen en parkeervoorzieningen zodat de stad ook voor personen die van een touringcar gebruik maken bereikbaar blijft. En waarom worden door de uitzondering bepaalde bedrijven en musea bevoordeeld tov anderen? Dit vind ik echt schandalig. Als er minimaal een 2e doorgaande route toegankelijk blijft met halteplaatsen waar alleen onmiddellijk in- en uitstappen is toegestaan blijft de stad veel beter bereikbaar zonder dat er overmatige overlast is. Rozengracht, Nieuwezijds Voorburgwal bijvoorbeeld. Een grote doorgaande route. Gewicht en belasting van de weg lijkt me een nonargument op routes waar ook trams rijden. 120 Jammer dat het gebied Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat is uitgezonderd van het touringcarbeleid. Dit gebied is vanaf het Amstelstation en de metrohaltes Wibautstraat en Weesperplein uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer. Waarom wordt er een uitzondering gemaakt voor dit gebied? 121 Prima, goed idee: eindelijk! Mag ik hieruit opmaken dat wij dan ook verlost worden van de vreselijke Hop-on Hop-off bussen en andere touringcars in de Jodenbreestraat op weg naar Gassan Diamonds? 122 Ik begrijp dat de zwakke kades en bruggen in Amsterdam moeten worden ontzien van zwaar vracht- en touringcarverkeer. De stad moet echter ook bereikbaar blijven voor bezoekers uit binnen- en buitenland die met touringcars van hun bestemming of van Schiphol naar de stad komen. Zij hebben vaak bagage bij zich en moeten naar hotels. Overstappen op metro of stadsbus is voor hen die met bagage reizen geen optie. Met name voor de bezoekers op leeftijd, die zich overigens keurig gedragen in de stad en vaak onterecht over een kam geschoren worden met de overlastgevende jongen buitenlandse bezoekers, is dit geen optie. Alle straten die niet aan de zwakke kades liggen (bijvoorbeeld Van Woustraat, Weesperstraat, Nassaukade en rest binnenring) moeten toegankelijk blijven voor touringcars. Ook hotels moeten bereikbaar blijven en evenementlocaties. 123 Uitstekend plan. Jammer dat door alle zorgvuldige afwegingen het daardoor zo lang geduurd heeft. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 69 124 Auf Extratour Reisen | Wij begrijpen zeker de bezorgdheid van de bewoners van Amsterdam, maar wij vinden het GmbH algemene verbod op de toegang van touringcars overdreven. Amsterdam is een belangrijke toeristische bestemming met een grote historische betekenis in Europa. De stad profiteert dus sterk van de toestroom en de koopkracht van de bezoekers. Een infrastructuur van parkeergelegenheid voor bussen met aansluiting op het openbaar vervoer is niet beschikbaar in de mate die nodig is om het aantal bezoekersgroepen op bevredigende wijze te bedienen. Wij nemen al jaren Duitse schoolgroepen mee naar Amsterdam, zetten ze in het noorden van de stad af bij een van de veerboten naar het centraal station en gaan er dan met onze bussen op uit en parkeren ze bijvoorbeeld op het industrieterrein. Wij proberen nu al de lasten klein te houden, maar ervaren dat de bestaande busparkeervoorzieningen van de stad in de buitenwijken onvoldoende zijn en niet erg praktisch voor de scholen. Een bus vervangt een groot aantal personenauto's of minibussen, bussen met Euro 6 verbruiken veel minder en produceren minder vervuilende emissies dan het aantal auto’s dat anders de stad in zou rijden. Wij betreuren het zeer, ook namens onze klanten op de scholen in NRW, dat vanaf 2024 reizen naar Amsterdam niet meer mogelijk zijn. Ik denk dat de geuite bezwaren u niet onbekend zijn en ik hoop dat er bij uw planning rekening mee zal worden gehouden. 125 Easy Rider I have carefully read the information provided in regards to the new policy regarding tourist coaches Amsterdam in Amsterdam. Iam still missing what to me seems like the most important aspect. Using tour buses is primarily meant for the transportation of groups. Most groups for the purpose of their touristic activities, stay together and can not and should not be seen as an amalgamation of individuals but as one organic group. The policy decision makes the claim that public transportation should be used to transfer the group of people from the tour bus stops into the centre. Unfortunately the public transport system is completely not suitable to transport of groups. It is not possible to “hope” that all 50 people from the group will make it up the tram and have a place to stand with their suitcases next to them until the stop next to the hotel or restaurant or attraction… Deciding on the policy is good and welcome. However, it should be expected from policy makers, that when such a measure is taken, appropriate alternatives will be provided. Unfortunately, this is not the situation at the moment. It seems that no thought has been given to the transportation of groups with public transport. 126 Ik ben benieuwd of dit positief uit gaat pakken of dat het drukker op de weg wordt dan eerst door meer voertuigen. Ik heb er geen goed gevoel over, welke maatregelen worden er genomen om meer verkeer te voorkomen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 70 127 The Travel Company My company bring thousands of travelers to Holland every year - and primarily to Amsterdam. They spend on 4 - 5 star hotels, restaurants, shops, museums, farms, tourist attractions such as Keukenhof, windmills - the lists goes on. Our travelers come by coach mainly because they want an organised tours and very many of them have mobility problems. Some because they are elderly - others because they are not in the best of health. Not being able to get into the heart of the city will make Amsterdam an unpleasant destination for them - we always include a canal cruise with dinner so that they can see some of the city - but they do want to walk a little bit within the old city and thus need to be brought there by motor coach. How will those who wish to visit the Ann Frank house be able to do so? Surely these restrictions will badly affect your inner city restaurants and shops as well as museums. You say that EXCEPTIONS will be made for the ‘elderly’ - what is the definition of ‘elderly’? I know 80 year olds who are very fit - and 45 year olds who can hardly walk… so we need a definition please. These restrictions are punitive to the elderly and less fit who will not be able to properly visit your beautiful city - they don’t have much time there because they often come on a European trip….which they can perhaps only afford to do once in their life! 128 Autocars Wij zijn nergens meer welkom puur geldbejag als men betaald dan is de luchtkwaliteit in orde waar Reisgenoegens zijn wij mee bezig in ons beroep rijden & betalen ja, maar toerisme uitwerken nee laat de vliegtuigen maar goedkoper en goedkoper vliegen wij zullen wel de keinigheden voor een aalmoesprijs opkuisen en maar investeren en nogmaals betalen 129 Doubletree by Hilton | Het nieuwe touringcar beleid gaat ons hotel (Doubletree by Hilton Amsterdam Centraal Amsterdam Centraal < Station) ontzettend veel omzet/business kosten en zal hierdoor indirect impact hebben op de Station werkgelegenheid die wij de stad en regio verschaffen. Ik snap dat het grote aantal touringcars in de binnenstad storend is maar wij liggen aan de rand van de stad en touringcars kunnen van de S100 via de Ruyterkade zonder enige moeite of overlast onder de ODE brug naar ons hotel komen. Hierbij komen de bussen langs geen enkele woning maar kunnen de veelal oudere gasten die ons hotel bezoeken wel gewoon met hun koffers voor de deur worden afgezet. Daarom is ons verzoek hierbij om voor de deur van ons hotel op de Oosterdokstraat (dus tussen het spoor en ons hotel) nog een halteplaats toe te voegen. Hier mogen dan geen bussen parkeren maar mag er wel kort (max 10 minuten) gelaad en gelost worden. Bedankt alvast voor uw begrip en hulp. 130 Lijkt mij een perfect idee, succes met de uitvoering! 131 Festivalbussen.nl Beste, graag zouden wij zien dat onze touringcars vanuit Utrecht CS naar Harlingen Haven nog steeds de route Weesperstraat - Valkenburgerstraat - Kattenburgerstraat - Piet Heinkade - De Ruijterkade - Hemweg naar de aansluiting S101/A10 kunnen rijden, vv. Achter het A'dam CS langs dus, daar hebben de inwoners geen last van. Normaliter pikken wij onze reiziger op tegenover de KvK op de De Ruijterkade. Dit doen wij jaarlijks in Juni tijdens het Oerol Festival, dit jaar 8jun-19jun, en het ITGWO Festival, dit jaar, 30Aug-04Sep. Op de terugweg zetten wij de mensen daar ook weer af. Oppikken en wegwezen dus, het duurt vaak maar 10 minuten. Mijn vraag is: kan/mag dit tzt niet meer? En/of kan/zal er voor bovenstaande een ontheffing verleend worden? Wanneer dit plan wordt doorgezet betekent dat het einde van Festivalbussen.nl, juist bij het A'dam CS komen al onze reizigers bij elkaar om dan vanuit daar linea recta naar Harlingen Haven te reizen. Als onze reizigers dan eerst nog met de bus/tram of ter voet naar oppikplekken bij de Weesperstraat moet gaan dan vervalt de tijdswinst en gemak t.ov. de trein en zal men onze Festivalbussen mijden en de trein pakken. Wij vrezen dus het einde van onze onderneming Festivalbussen.nl als deze plannen doorgezet worden. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 71 132 ZOYO Travel Hierbij onze opmerkingen met betrekking tot het nieuwe ‘touringcar beleid 2024’ van de gemeente Amsterdam. Allereerst de basis van het plan: Goed, ik ben voorstander van minder verkeer in de stad & ik begrijp ook zeker dat touringcars met hun gewicht en uitstoot meer overlast veroorzaken dan wenselijk is. De oplossing vanaf 2024: In het huidige plan zie ik heel veel ‘wat niet meer mag’ (met de bijbehorende uitzonderingen) maar eigenlijk nog niks concreets wat er nog ‘wel’ mag. Buiten het verhaal dat dit buiten de S100 moet plaatsvinden. Ik ben persoonlijk enigszins bang dat er onvoldoende rekening gehouden wordt met het aantal touringcars wat vanaf 01-01-2024 een ‘ander plekje’ moet zien te vinden buiten de S100. De Ruiterkade Oost staat op sommige momenten al vaak vol ivm laden/lossen rivercruises en cruiseschepen. Daarnaast zijn de haltes rondom de Stadhouderskade (museumplein, Heineken Experience) ook zeer beperkt te noemen. Kortom, hoe gaan we ervoor zorgen dat deze bezoekers (die milieubewust per touringcar reist) alsnog zo goed mogelijk opgevangen gaat worden? Ik mis hier een effectief antwoord. Voor ons is het belangrijk dat: — Er nieuwe halte locaties aangeboden worden rondom de S100 vanaf waar gasten kunnen lopen naar het hotel en bagage wellicht in busjes vervoerd kan worden naar het desbetreffende hotel (en/of overstappen naar rondvaart) — Halte locaties ver buiten de ring S100 aanhouden lijkt ons niet praktisch. In dat geval zullen gasten gaan overstappen op ander vervoer (taxi's) waardoor alsnog er extra druk ontstaat op het centrum inzake vervoer. Dit geld natuurlijk niet voor alle bezoekers maar wel voor de bezoekers die over het algemeen meer te besteden hebben (kwaliteitstoerist) en die je juist als stad graag wil trekken (vaak hebben ze ook meer bagage mee omdat Amsterdam onderdeel is van een rondreis in Europa). Ja, ook zij kunnen in het OV stappen maar zullen dit in veel gevallen niet doen. Het is niet praktisch genoeg. — Essentieel is dus dat we het ‘loopbaar’ maken vanaf de plekken waar een bus wel mag komen, dus zuidelijk S100 of Noordelijk Ruijterkade Oost met de optie tot bagage vervoer (of indien nodig, overstap op taxi die zowel op afroep als vooraf gereserveerd toegang moet hebben) Kortom, ik ben voorstander van minder touringcars mits er wel effectief wordt meegedacht aan het realiseren van goede locaties waardoor de ‘touringcar’ gebruiker niet zal worden afgestraft. Indien er namelijk te weinig opties zijn zal dit resulteren in meer groei van taxi's en overige verkeersstromen die eenvoudig de (vroegere) overlast van touringcars teniet zullen doen. Daarnaast hoop ik dat het uiteindelijke beleid ook actief zal worden gedeeld met buitenlandse bus organisaties (met name Duitsland, Polen, Frankrijk, België en Spanje). Om ook te zorgen dat deze partijen zich beseffen wat de nieuwe regels zijn en hoe zich te bewegen door de stad. Alvast bedankt voor het meenemen van de punten en hopelijk zorgen wij ervoor dat dit een positieve ontwikkeling wordt voor zowel de stad als de bezoeker! Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 72 133 Museum Plus Bus Met interesse hebben wij kennisgenomen van het nieuwetouringcarbeleid dat op 1 januari 2024 in zal gaan. Allereerst willen wij de betrokken afdeling hartelijk danken voor het organiseren van de sessies en het meenemen van suggesties en aanbevelingen in de definitieve plannen. Wel hebben wij aan de hand van de stukken en sessie nog 2 specifieke aandachtpunten: 1. Bereik van Hermitage Amsterdam. Ongeveer 25 maal per jaar bezoekt de Museum Plus Bus museum Hermitage Amsterdam. Tot op heden wordt gedoogd dat de Museum Plus Bus de Nieuwe Keizersgracht op rijdt en op het terrein van de diaconie de ouderen rustig uit laat stappen (plus veilig uitladen van de hulpmiddelen en veilig gebruik van de rolstoellift). Daarna rijdt de bus naar een parkeerlocatie buiten de stad. Zoals wij opmaken uit de stukken wordt dit niet meer toegestaan. Voor onze kwetsbare groepen is er echter geen passend alternatief. De halteerlocaties naast het Joods Museum (500 meter) en aan de Weesperstraat (400 meter, ter hoogte van nummer 61) zijn te ver en/of hebben teveel obstakels zoals stoepjes, oneffen wegdek en verkeerslichten. Op 17-11-2020 hebben we dit aangekaart tijdens een online afspraak met Tom Groot en collega’s en er was toen sprake dat er mogelijk een ontheffing aan te vragen is voor dit specifiek stuk. Onze vraag is dan ook: Is het mogelijk om ontheffing voor het stuk Nieuwe Keizersgracht aan te vragen. 2. Handhaving op halteerplekken. Wij ondervinden veel hinder van geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes op de halteerlocatie naast het Joods Museum. Voor onze bus en het gebruik van buslift is het van essentieel belang dat de bus op een veilige plek kan staan. Wij voorzien dat de drukte op halteerplekken langs de Weesperstraat-Meester Visserplein - Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat zal toenemen in 2024. In het verkeersbesluit zien wij nog geen sluitende oplossing m.b.t. handhaving. Onze vraag is dan ook hoe wordt de handhaving op de halteerplekken langs de corridor Weesperstraat- Valkenburgerstraat-Kattenburgerstraat vormgegeven? Tot slot, mochten de halteerlocaties nog eens onder de loep worden genomen. Wij geven graag mee dat er op de halteerlocatie Joods Museum een lantaarnpaal midden op de stoep staat. Dit is voor rolstoelbussen passen en meten om gebruik te kunnen maken van de lift. Wij zien de nota van beantwoording graag tegemoet. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 73 134 Paradiso Touringcarbeleid Gemeente Amsterdam miv. 2024 en bereikbaarheid Paradiso — zienswijze. Deze zienswijze heeft betrekking op de bereikbaarheid voor zwaarder verkeer van Weteringschans 6-8, het adres van Paradiso, (pop-) cultuurcentrum behorend tot de Amsterdamse Basisinfrastructuur (A-Bis). (Voor de volledigheid eerst even: auto’s, busjes en bakwagens kunnen na de diverse wegwerkzaamheden en aanpassingen die op dit moment plaatsvinden: aanrijden via Weteringcircuit, Weteringschans, Zieseniskade, en terug de Weteringschans op; afrijden via Weteringschans en Museumbrug. Dit kan zonder ontheffingen. ’s Avonds en ’s nachts is de Zieseniskade afgesloten door middel van een Vezip die vanuit de receptie van Paradiso (en ook vanuit De Balie) kan worden bediend.) Onder zwaar verkeer wordt verstaan: voertuigen tussen 7.5 en 30 ton gewicht en/of 10 meter of meer in lengte. Voor Paradiso betekent dit: vrachtwagens en tourbussen van (meestal internationale) bespelers. Voor zover er bezoekers naar Paradiso komen per touringcar hanteert Paradiso al jaren het beleid: uitstappen op een halteerplaats aan of buiten de S100. Dit laatste om overlast voor de buurt te voorkomen. De situatie met bezoekers die per touringcar arriveren is zeer uitzonderlijk — misschien een keer per jaar. Deze zienswijze betreft dus nadrukkelijk professioneel vervoer van goederen en mensen. Het touringcarbeleid van de gemeente maakt echter geen onderscheid tussen voertuigen voor bezoekers / toeristen en voertuigen voor professionals — het gaat om het voertuig van het type autobus. Het gaat per productie in Paradiso maximaal om 2 bussen en 1 vrachtwagen, met een frequentie van maximaal dagelijks in hoogseizoen (voorjaar en najaar) tot minimaal een paar keer per maand (winter en zomer). Paradiso is op dit moment voor zwaar verkeer bereikbaar met gebruikmaking van 2 ontheffingen die door Paradiso worden aangevraagd en aan de bespelers (via tourmanagers meestal) worden doorgespeeld per e-mail: — De Ontheffing RVV om over de trambaan naar de Paradiso laad- en losplaats te kunnen komen (dat kan voor zwaar verkeer na de opknapbeurt van het Leidseplein alleen nog maar via trambanen). — De Ontheffing C voor culturele instanties (zoals ook Melkweg, ITA, DelaMar, etc.) in het kader van de pilot ontheffingen culturele instanties met betrekking tot het beleid zwaar verkeer. Als het touringcarbeleid hier nog bij komt, met mogelijk een extra (derde) ontheffing miv. 2024 voelt dat overcompleet. Immers, wat zijn de doelstellingen van het touringcarbeleid (tussen haakjes daarachter de visie van Paradiso)? — Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties stikstofdioxide en fijnstof in de stad (dat is een goed streven, wat niet te realiseren is door Paradiso of de gemeente Amsterdam — hiervoor zijn we afhankelijk van internationale technische ontwikkelingen en Europese wet- en regelgeving). — Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades (hieraan voldoet Paradiso al door gehoor te geven aan het beleid zwaar verkeer, met verplichte route). — Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars (niet van toepassing aangezien Paradiso zelf overslag-ruimte heeft waar de voertuigen kunnen blijven staan voor de duur van het evenement en verminderd van toepassing omdat de verkeersbeweging van S100 naar Paradiso van geringe afstand is). “Overcompleet” is inderdaad het woord dat zich opdringt bij een situatie waarin 3 ontheffingen nodig zijn. De chauffeur van een bus of truck heeft op dat moment 3 A4tjes achter zijn voorruit die in elk geval het zicht en dus de verkeersveiligheid niet zullen verbeteren. Daar dreigt een 4e bij te komen, als miv. 2025 alleen nog “uitstootvrije” vrachtwagens de stad in zouden mogen. Met dat laatste zou Amsterdam zwaar op de troepen vooruitlopen — op dit moment is slechts een fractie van de vrachtwagens in Europa emissievrij, minder dan 1 procent, dat gaat niet 100% worden in 2025. Amsterdam wil in 2025 wat de Europese Commissie wil in 2040? LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 74 »134 Paradiso Alles bij elkaar is het niet overdreven te stellen dat de bereikbaarheid van Paradiso voor professioneel verkeer omslachtig is geworden en waarschijnlijk slechter wordt in de komende jaren, naarmate er meer regels voortkomen uit verschillende soorten beleid. De bottomline bij gedachtevorming hierover is: wil Amsterdam culturele instellingen in de stad, of moet alles verhuizen naar industrieterreinen buiten de ring? Ervan uitgaande dat Amsterdam een levende stad wil zijn, zullen de culturele instellingen goed bereikbaar moeten zijn voor zowel bezoekers als bespelers. In onze zienswijze voldoet Paradiso al aan de doelstellingen van het touringcarbeleid door het aanvragen van een ontheffing i.h.k.v. de pilot zwaar verkeer & culturele instellingen (en daaraan gekoppelde verplichte en zo kort mogelijke routes). Het beleid zwaar verkeer geldt in onze situatie ook voor “touringcars”, waarmee het touringcarbeleid in dit geval overbodig wordt. We pleiten hierbij dan ook voor het overwegen van de positie van Paradiso als ontvanger van professioneel, meest internationaal verkeer. Het moet werkbaar blijven. En als er nog meer beperkingen komen (beleid emissievrij 2025?), dan wordt het wat Paradiso betreft tijd om na te denken over een alomvattende ontheffing gebaseerd op de locatie: een alles-in-1 Paradiso ontheffing. Het wordt moeilijk om aan een chauffeur (meestal uit het buitenland) uit te leggen dat hij met 3, straks misschien 4, A4tjes achter de voorruit de 300 meter vanaf de Leidsebrug, 600 meter vanaf het Weteringcircuit, of 200 meter naar de Museumbrug moet zien af te leggen. Als men het erover eens is dat de pilot zwaar verkeer succesvol is (aanmelden van relevante kentekens in een digitale omgeving), dan zou de daarbij gebruikte systematiek wel eens heel geschikt kunnen blijken te zijn voor een eenvoudige werkwijze per culturele instelling (Paradiso, Melkweg, ITA, DelaMar, Bellevue, Carré, Opera & Ballet, etc.) Een één-loket-systeem waar alle relevante ontheffingen kunnen worden samengebracht, dat zou goed werkbaar kunnen zijn. Tot nader overleg zijn we natuurlijk altijd bereid. 135 Beperken van touringcars in het centrum prima. In het beleid wordt gestreefd naar verspreid liggende halterplaatsen. Ook prima. Echter zorg ook voor een adequate parkeervoorzieningen met voldoende faciliteiten in de nabijheid (eetgelegenheid en een gratis Openbaar vervoer van de Parkeergelegenheid naar de stad en Hotels (voor de chauffeur). Thans zwerven de touringcars in de omgeving voor goede parkeervoorzieningen met de mogelijkheid om iets te eten. Tot slot Amsterdam staat bekend als de meest onvriendelijk stad in Europa m.b.t. touringcar- voorzieningen en de houding tot de chauffeurs. Handhavers en politie in Amsterdam zouden hun slogan “Waakzaam en Dienstbaar” vriendelijker en tactischer moeten nastreven en uitvoeren. Komt regelmatig voor dat deze dienders niet de helpende hand bieden, maar bot en weinig tactvol optreden. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 75 136 Joods Cultureel Het Joods Cultureel kwartier ondervindt veel hinder van geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes Kwartier op de halteerlocatie naast het Joods Museum, op de Weesperstraat. Hierdoor is de halteerplek veelal niet goed bereikbaar voor het bestemmingsverkeer, waarvoor de plek bedoeld is. Hoe zal dat straks gaan? Er is op dit moment nog onvoldoende inzicht in de toegezegde handhaving. Bij het overleg georganiseerd door de gemeente werd gesproken over een minimale inzet van stewards. Dat baart ons zorgen. Een van onze doelgroepen is de Museum Plus Bus, deze bezoekt het Joods Cultureel Kwartier jaarlijks met ca. 25 - 30 ritten. Voor de Museum Plus Bus - die gebruik maakt van een buslift ten behoeve van de mindervalide doelgroep - is het van essentieel belang dat de bus op een veilige plek staat en de passagiers veilig in- en uit kunnen stappen. Op de stoep voor de halteerplek staan een lantaarnpaal en boom waardoor de feitelijke veilige parkeerruimte van de Museum Plus Bus zeer beperkt is. De halteerplek wordt niet alleen door de Museum Plus Bus gebruikt, maar ook door het BO en VO onderwijs - een andere belangrijke doelgroep voor het Joods Cultureel Kwartier. Met ingang van het nieuwe beleid in 2024 voorzien wij een toename van de drukte op ‘onze’ halteerplek. Hoe bereiken straks de basisschoolleerlingen, ouderen, mensen met een beperking het Nationaal Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg - twee locaties van het Joods Cultureel Kwartier op de Plantage Middenlaan? De halteerlocaties liggen te ver weg van resp. de Plantage Middenlaan 27 en 24. 137 Businext Onze onderneming verzorgt het vervoer voor de cultuurbus amsterdam en voor de museumplus bus. Dit houdt in dat deze bussen dagelijks met de door u bedoelde doelgroepen in Amsterdam moeten rijden om naar de culturele instellingen te rijden. Ik zou het dan ook op prijs stellen als door de gemeente Amsterdam voor dit vervoer jaarontheffingen per bus uit te geven. Om een elke dag een dagontheffing aan te vragen is voor ons als onderneming een grote administratieve last. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 76 138 Vereniging ESO De Vereniging ESO [Exploitatieve Samenwerking Openbaarvervoermusea] is een koepelorganisatie van OVmusea in Nederland die zich sterk maakt voor de belangen van eigenaren van autobussen met een museaal doel en de belangen voor dit mobiele culturele erfgoed behartigt bij overheden. In 2016 en 2017 is door de Vereniging ESO bij de raad gepleit voor het toegankelijk houden van de stad voor Amsterdamse museumbussen, als authentiek hoofdstedelijk mobiel cultureel erfgoed. Op 9 november 2017 nam de raad een motie (nr. 1397, mw. Duijndam, SP) aan waarin het college van B&W onder meer werd verzocht: “Alsnog een mogelijkheid tot ontheffing of vrijstelling voor de milieuzone te creëren voor Amsterdamse museumbussen […], dit in samenspraak met de behoudsorganisaties”. In een brief d.d. 13 maart 2018 liet B&W aan de raad weten dat de motie is uitgevoerd door het voor Amsterdamse museumbussen1 mogelijk te maken maximaal 12 maal per jaar een dag- ontheffing aan te vragen. Hierbij schreef het college in de ‘artikelsgewijze toelichting’: “Amsterdamse museumbussen behoren tot het mobiele erfgoed van Amsterdam en dat maakt specifiek deze groep voertuigen beschermingswaardig”. 1 Vigerende definitie: Onder ‘Amsterdamse museumbus’ wordt verstaan een “autobus met een DET van 2004 of ouder die deel heeft uitgemaakt van het openbaar stads- of streekvervoer van, naar of in de stad Amsterdam en die nu alleen museaal en niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd of ingezet voor commercieel personenvervoer”. De kentekens van voertuigen die aan deze definitie voldoen zijn binnen de gemeente bekend [de ESO-lijst]. De huidige milieuzone kent geen toegangsbeperking voor voertuigen die, op basis van de ‘Datum eerste toelating’ [DET] ouder zijn dan 40 jaar. Amsterdamse museumbussen die aan dit criterium voldoen kunnen daardoor zonder beperking rijdend getoond worden in het hoofdstedelijke straatbeeld waarin zij thuishoren. Hiervan wordt op bescheiden schaal gebruikgemaakt. Voor jongere museumbussen is een voortzetting van het bestaande ontheffingsbeleid zeer gewenst. Bussen die vanaf hun aflevering zijn ingezet in het stads- en streekvervoer worden in de praktijk na 10 à 12 jaar vervangen en terzijde gesteld. Meestal volgt daarna export naar een ver buitenland of sloop als er geen markt voor te vinden is. Hierdoor zal een bus die wordt gezien als representatief voor het straatbeeld in de omgeving waarin die heeft gereden in de praktijk al moeten worden veiliggesteld als deze nog maar 10 à 12 jaar oud is. Anders is de kans op een toekomst als mobiel cultureel erfgoed al snel verkeken. Vanaf het moment van verwerving is de behoudsorganisatie verantwoordelijk voor de kosten voor stalling, onderhoud, APK, verzekering, etc, één tot enkele duizenden Euro's per bus per jaar. De behoudsorganisaties zijn stichtingen en verenigingen die, zonder enige subsidie, met een doorgaans zeer beperkt budget het algemeen belang dienen met de instandhouding van volstrekt uniek en onvervangbaar mobiel cultureel erfgoed met grote waarde voor Amsterdam. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 77 »138 Vereniging ESO Het vigerende ontheffingenbeleid ten aanzien van Amsterdamse museumbussen biedt de ruimte om ook met jongere museumbussen, ongeacht hun leeftijd, met dagontheffing excursies en rondritten te rijden met donateurs en belangstellenden. Zo wordt, enerzijds, het authentieke lokale mobiele culturele erfgoed getoond in het straatbeeld waarin het traditioneel thuishoort en wordt, anderzijds, een recette verworven die bijdraagt in de kosten van het bewaren van deze bussen. Dit beleid voldoet goed voor de sector en veroorzaakt geen enkele overlast voor inwoners van de stad. Omdat verkeerskundig geen onderscheid bestaat tussen touringcars en andere autobussen, zou het afsluiten van de stad voor touringcars het opnieuw onmogelijk maken om het Amsterdamse mobiele erfgoed te tonen in het stadsbeeld waarin het thuishoort zoals de Erfgoedwet dit bedoelt. Dit kan worden voorkomen door Amsterdamse museumbussen in de "Beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024” gelijk te stellen aan ‘Lijnbussen’ wat bovendien recht doet aan het voertuig-type. De Erfgoedwet schrijft voor dat: “waar er conflicten bestaan die een lokale inzet verhinderen gestreefd zal worden naar het vinden van een oplossing”. Een algemene ontheffing voor Amsterdamse museumbussen zou daarvoor een goede oplossing zijn. Wij veronderstellen dat bij uw college blijvend belangstelling bestaat voor dit specifieke Amster- damse mobiele erfgoed en dat u het bestaande beleid voor ‘Amsterdamse museumbussen’, die hoegenaamd geen invloed heeft op dem luchtkwaliteit in Amsterdam, continueert. Wij rekenen op uw medewerking! 139 Internationaal Fijn dat de gemeente probeert de uitstoot terug te dringen en fijn dat de verkeersveiligheid wordt Theater Amsterdam verhoogd door minder touringcars in de binnenstad toe te laten. Voor mijn werkgever ITA is het echter ook fijn dat we een ontheffing kunnen aanvragen zodat de gezelschappen die in ons theater komen spelen wel nog per touringcar kunnen reizen. We vragen ze nu de artiesten te laten uitstappen op het Leidsebosje en dan te vragen te wandelen naar ons gebouw. Kunnen we dit blijven doen onder de nieuwe regels? 140 Wat de Gemeente maar niet wil beseffen is dat op het moment dat je een groep mensen het onmogelijk maakt om bijvoorbeeld een museum te bezoeken, je niet alleen het museum te kort doet, maar ook de in kunst en cultuur geïnteresseerde gast, de gids en de chauffeur! Ook de in kunst en cultuur geïnteresseerde buitenlandse toerist wil graag met bagage bij het hotel afgezet worden, of kan het stuk gewoon niet lopen. Ooit wel eens een groep toeristen gezien die met hun bagage geprobeerd heeft de veel te dure tram te pakken met of zonder gids? Trams sluiten gewoon hun deuren en laten de helft van de gasten buiten staan. Wat een fraai staaltje van gastvrijheid! Ander ding is dat de stad bereikbaar moet blijven, voor iedereen en van alle leeftijden. Wat dacht u hiervan: de touringcar verbieden betekent letterlijk dat er in plaats van een (1) touringcar er minstens zes (6 ) minivans voor in de plaats moeten komen voor het vervoer van de gasten met hun bagage. Wat hier groen aan is mij geheel onduidelijk. Het toerisme in Amsterdam is een grote bron van inkomsten, waar blijft de wethouder van toerisme? U roept: de kades, de straten en de bruggen in Amsterdam kunnen de drukte niet aan - welk een hypocriet gebazel - de gemeente heeft jaren lang en nog steeds als springplank gefungeerd voor een carrière hoger op in de politiek, maar onderhoud van de stad werd even genegeerd. Ja nu om tien voor twaalf van alles roepen en klakkeloos met inperkende plannen komen die zo contraproductief en inefficiënt zijn dat ik mij afvraag of politiek Amsterdam niet gewoon een farce is. De korte termijn plannen waarmee de Amsterdammer en de stad om de oren wordt gemept is tenenkrommend. Als geboren en getogen Amsterdamse werkzaam als gids en trotse kleindochter van Piet Kramer bruggenbouwer van Amsterdam houd ik mijn hart vast want binnenkort kan ik mijn werk niet meer uitoefenen, met dank aan het bestuur en raad van Amsterdam 141 Please plan for the fact that bus passengers in particular are predominantly senior citizens who require strong motorised support. 142 Dit betekent in de praktijk dat alle touringcars door de Kattenburgerstraat en Valkenburgerstraat zullen rijden om toeristen in het centrum af te zetten, eem lucratieve zaak. In de Kattenburgerstraat kan dat ook helemaal niet meer, dat is (bijna) een nauwe 30 km weg geworden. En het Museumplein dan? Daar opeens dan geen touringcars. Weer alle (zeker zware) touringcars uit het centrum. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 78 143 Scholkemper Reisen Es wird schwierig sein, Gäste von Ihrer Idee zu überzeugen Wir werden Amsterdam dann nicht mehr anbieten 144 IMKEN touristik Wir bringen Touristen mit unseren Reisebussen nach Amsterdam. Wiefelstede Der Reisebus ist das umweltfreundlichste Verkehrsmittel mit motorisiertem Antrieb. Bei 50 Fahrgästen ersetzen wir mindestens 25 Autos mit einem Bus. Unsere Kunden sind meistens über 65 Jahre alt, teilweise gehbehindert und auf einen Rollator angewiesen. Sie benutzen im fremdsprachigen Ausland nur ungerne öffentliche Verkehrsmittel. Bitte ermöglichen Sie es uns weiterhin, unsere Kunden zu den Hotels zu bringen, zu den groôen Museen und zu den Anlegestellen der Grachtenfahrten. 145 Goed idee ! 146 Runge Reisen Diese MaBnahmen sind unnötig. Der Busverkehr ist die Lösung künftigen Mobilität und nicht die Ursache der Klimakatastrophe. Die Klimadiskussion ist eine Halbwahrheit! 147 Bölck Reisen Ich kann es kaum glauben. Warum wird ein umweltfreundliches Verkehrsmittel ausgesperrt? Die Busse sind leise, haben Euro6 und ermöglichen auch älteren Menschen das Reisen. Unsere Gäste sind 65 + Oft haben wir Gäste, die können nicht gut laufen und benötigen Rollatoren. Diese Gäste werden nicht mit der Tram oder U-Bahn in die City fahren. Vielleicht möchte man in Amsterdam ja keine älteren oder von der Bewegung eingeschränkten Menschen. 148 Weingart Reisen Ik vind het geplande touringcarverbod ronduit schandalig. Waarom is het verboden om te reizen met het meest klimaatvriendelijke vervoermiddel, de “touringcar”? Iedereen zou moeten overstappen op bussen en treinen … Het spijt me, maar daarmee kunnen we Amsterdam mogelijk niet meer aan onze reisroute toevoegen. Ik zou erg teleurgesteld zijn als u de drastische afwijzing van de coach in Amsterdam introduceert. Zo'n verbod heeft niets te maken met klimaatbescherming! 149 Neulewiner Busreisen ‚ Met verbijstering hebben wij het nieuws vernomen dat Amsterdam wordt gesloten voor touringcars. De bus is het meest klimaatvriendelijke vervoermiddel en onze senioren zijn ervan afhankelijk dat zij dicht bij de stad worden afgezet. De angst om de bus later niet meer te kunnen vinden speelt hierbij een enorme rol. Door de veranderingen van de laatste jaren (toegangsbeperkingen) hebben we al onze stadsrondritten uit het programma gehaald. Als u de beperkingen verder opvoert, schrappen wij Amsterdam volledig uit ons reisschema. Sinds Corona zijn wij, busondernemers in Duitsland, zeer goed op de hoogte van de uitsluiting van busreizen door sommige steden. De algemene teneur hiervan is om deze steden dan niet meer te bezoeken. In eerste instantie zult u daar in uw stad waarschijnlijk weinig van merken, maar als de reisgolf zich weer in andere richtingen beweegt, dan kan de belangstelling voor Amsterdam niet zo snel worden hersteld. Het huidige drop-off en pick-up point voor Lovers tours heeft de afgelopen jaren zijn waarde bewezen. Van daaruit konden de gasten het centraal station en het Victoria Hotel als belangrijke oriëntatiepunten worden getoond en was iedereen tevreden. Daarom willen wij u vragen deze beslissing te heroverwegen. 150 Buscontact GmbH Vooral gesloten groepen toeristen willen niet zoals treinreizigers hun koffers naar het hotel brengen, maar rijden met de bus naar het hotel. Juist het groepstoerisme zorgt voor hotelbezetting. Wij kunnen niet accepteren dat onze oudere gasten plotseling enkele kilometers moeten lopen met hun koffers. Onmogelijk, reizen naar Amsterdam worden dan waarschijnlijk minder geboekt! Gelieve Tropoff stops en aankomst/vertrekvergunningen voor de hotels te organiseren. 151 De Hallen Studios Wij verliezen als onderneming klanten aan het nieuwe beleid. Als evenementenlocatie in De Hallen in Oud-West merken wij dat we hierdoor echt klanten mislopen. De dichtsbijzijnde halteer locatie is 20 minuten lopen, dit is voor internationaal zakelijk publiek op grote schaal echt niet te doen. Natuurlijk begrijpelijk dat om milieu- en overlast redenen een nieuw beleid moet komen. Maar zou toch fijn zijn als Amsterdam hotspots buiten het centrum ook nog goed te bereiken zijn! :) 152 Beurs van Berlage zie bijlage Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 79 153 Actiecomité Wat een goed plan! Zware touringcars vanaf 2024 niet langer toelaten in het centrum van Amsterdam. Nassaukade óók Echt een prima voornemen. Autoluw Maar, we hebben toch nog een opmerking en een vraag. De opmerking is dat in uw persbericht staat dat ‘Rond de Centrumring wordt gekeken naar extra op- en afstapplekken (…)’. Dat zinnetje verontrust ons, bewoners van de Nassaukade/centrumring, en daarom geven we nu alvast aan dat we ons nadrukkelijk zullen verzetten tegen het (lang) parkeren van touringcars op of rond de Nassaukade. Onze vraag betreft touringcars (bussen die toeristen vervoeren): al jaren rijden met enige regelmaat zogenaamde hop on/hop off-bussen hun ronde over, onder andere, de Nassaukade. Nu u terecht stevig ingrijpt als het gaat om touringcars in het centrum verzoeken wij u ook een eind te maken aan de milieuvervuilende en privacy schendende ritten van de met dieselmotoren uitgeruste hop on/hop off-bussen. We constateren dat ook in het hoogseizoen deze bussen 6 x per uur vrijwel altijd zo goed als leeg rondrijden, al dieselend parkeren ter hoogte van de Jacob Catskade en, door de bottleneck op de Nassaukade, files veroorzaken voor het stoplicht bij het Nassauplein. Om een lang verhaal kort te maken: verbied per 1 januari 2024 deze bussen nog langer hun milieuvervuilende rondjes te rijden. We zijn benieuwd naar uw reactie. 154 Rederij Kooij en Namens Rederij Kooij en Rederij Plas een zienswijze naar voren ten aanzien van het concept ontwerp Rederij Plas verkeersbesluit touringcar 31 januari 2023. Aanvankelijk was het de bedoeling om dit besluit per 1 januari 2023 in werking te laten treden. Dit besluit is een jaar uitgesteld omdat hiervoor meer voorbereiding noodzakelijk was, maar ook omdat de voor het besluit benodigde flankerende maatregelen niet tijdig gerealiseerd konden worden. Daarbij gaat het onder andere om de aanleg van nieuwe halteerlocaties buiten de S100, maar ook om het realiseren van een goed functionerende alternatieve overstaplocatie voor touringcarafhankelijke rondvaart. Ik verwijs hiervoor naar uw Raadsinformatiebrief van 22 juli 2022. Uw college is nu voornemens het verkeersbesluit op 1 januari 2024 in werking te laten treden, echter nog altijd zijn de noodzakelijke flankerende maatregelen niet gerealiseerd. = Het is onduidelijk waar de nieuwe touringcarhaltes aan en buiten de S100 gaan komen, laat staan of deze ook op 1 januari 2024 gerealiseerd zullen zijn. = Er is weliswaar een nieuwe steiger aangelegd ten behoeve van de TTR aan de De Ruijterkade Oost, maar wij hebben grote zorgen of de capaciteit van de TTR (met slechts 4 nieuwe afmeerplekken voor touringcarafhankelijke rondvaart) tijdens de piekperiodes werkelijk voldoende zal zijn om het grote aantal touringcars en rondvaartboten tijdens het hoogseizoen te kunnen verwerken. De onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd bieden daarvoor onvoldoende comfort. Hierover zijn wij nog met het Programma Touringcar in gesprek. = Om te voorkomen dat rondvaart en riviercruise in de De Ruijterkade Oost met elkaar in conflict komen wordt door de Haven voorgesteld om met venstertijden te gaan werken, waarbij de overstaplocaties op de De Ruijterkade Oost op bepaalde tijden in de ochtend en avond niet beschikbaar zijn voor de rondvaart. Dit betekent dat touringcarafhankelijke rondvaart op deze tijden alleen gebruik kan maken van de overstaplocaties in de Zouthaven. Het is onduidelijk of hier voldoende capaciteit is, dit is namelijk nog niet onderzocht. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 80 »154 Rederij Kooij en = Iedereen is het erover eens dat de hoge concentratie van rondvaartboten en touringcars op de Rederij Plas beperkte ruimte in de De Ruijterkade Oost zonder aanvullende maatregelen tot problemen zal leiden. Daarom wordt nu door Movares een onderzoek gedaan hoe de TTR werkend gemaakt moet worden. Dit onderzoek moet als input gaan dienen voor een door de gemeente op te stellen exploitatieplan. Dit plan is dus nog niet gereed en het is ook nog onduidelijk wie de exploitatie van de TTR voor zijn rekening moet gaan nemen. Kortom, het verkeersbesluit is (opnieuw) prematuur. Op grond van het Uitwerkingsplan overstap- locaties zal eerst aan de voorwaarde voldaan moeten worden van een goed functionerend alternatief voor de huidige 17 touringcarhaltes en verschillende afmeerplekken in de binnenstad. Ten opzichte van de situatie op 22 juli 2022 is er op dit moment nog weinig veranderd. De verplaatsing van touringcars uit de binnenstad is een ingrijpende operatie. Tot nu toe is deze transitie altijd in goed overleg met de branche (touringcar en rondvaart) voorbereid. Daarom verbaast het ons dat wij verrast werden door het ontwerp verkeersbesluit en hierover via de media moesten vernemen. De branche heeft altijd aangegeven dat zij in principe bereid is om aan de transitie mee te werken, mits er wel (eerst) voorzien wordt in een volwaardig alternatief. Dat is nog steeds ons standpunt. We roepen het college dan ook op om deze afspraak te eerbiedigen en het verkeersbesluit alleen in goed overleg met de branche te nemen. 155 Niet in dit gebied waar de overlast van zoveel zaken enorm is. Het is een woonbuurt, met scholen, relatief veel ouderen en dit gebied is niet geschikt. Aan de rand van de stad. GEEN uitzondering!. 156 U spreekt van over vele culturele instellingen langs de route Weesperstraat-Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat. Zoals u weet maakt de Hermitage en de Nemo geen gebruik van toeristische bussen en wat ik mis in u verhaal en misschien wel bewust weggelaten zijn de bussen voor de Firma Gassan op de Uilenburgerstraat dat zijn er in het zomerseizoen p.l.m. 25 per uur waarbij sommige bussen na het bezoek bij de firma Gassan rechts af de Nieuwe Uilenburgerstraat in rijden en dan aan het einde van de Peperstraat over de stoep de Prins Hendrikkade op rijden. En dan hebben wij de bewoners van het eiland Uilenburg het nog niet eens over de overlast welke de Hop On Hop Off bussen geven met name bij de afslag Weesperstraat- Jodenbreestraat. Zoals wij bewoners het nu zien wordt er door u met twee maten gemeten en voor de bewoners weinig tot niets gedaan tegen de overlast. Dit zijn wij natuurlijk al gewent de afgelopen jaren wij zijn namelijk het onder geschoven kindje van de rekening. Mocht er toch n van u zijn die denkt die mensen hebben toch wel veel overlast in hun buurt neem dan eens de moeite om in u lunchtijd door de buurt te lopen zodat u weet waar u over praat. Ik ben ten alle tijden bereidt om bovenstaand verhaal namens de bewoners toe te lichten. 157 Prima dat de touringcar niet meer de binnenstad in mogen. Maar ? Mijn benieuwen of Gassan Diamonds weer geen ontheffing krijgt voor de hop on hop of bussen, touringcar vol toeristen de hele zomer overlast en met pasen en pinksteren helemaal een gekke huis. (economie daar gaat het meestal over die moet blijven draaien ). 158 I understand that you want to keep your City free from heavy transportation vehicles, 1 personally think that you will losse massif tourists because they're not used to be dropped off outside the city and then find themselves the way to the hotel with public transportation, especially older people! Driver's can't be with them at that moment, they'll have to park the coach…. Amsterdam's Hotels wont’ be happy 159 ik ben tourincarchauffeur bij de Belgische firma International Tours uit het West Vlaamse Oostende, voor ons zou het zeer goed zijn dat wij met onze autocars nog steeds het centrum van amsterdam mogen binnen rijden. Gewoon het principe van “u zet de klanten af aan eenrandparking en de klant kan dan binnen komen in amsterdam met het openbaar vervoer” dat betekent dus een meerkost voor de klant, en dit zal niet aanvaard worden maar waarom mogen de bussen van het openbaar vervoer wel binnen en de autocars niet 292? Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 81 160 Dat er een beperking komt voor grote touringcars in de stad is niet zo'n probleem. Tis alleen jammer dat bet bestuur die dit bedenken geen idee hebben waar we mee op pad zijn. (Toeristen ouderen en meer) het faciliteren van grote groepen het parkeren van bussen (betaalbaar) en evt wat te kunnen eten in de directe omgeving. Hoe gaan ze groepen van 200pers opvangen in het openbaar vervoer. Zijn maar 4 touringcars. Ik hoop dat de gemeente het beter gaan regelen dan dat ze nu doen. 161 Cenex Group De gemeente Amsterdam is ambitieus als het gaat om uitstootvrije mobiliteit. En dat is mooi om te zien en iets om als inwoner trots op te zijn. De ambitie omzetten in beleid en vervolgens ook in concrete actie blijkt soms nog moeilijk. Mijn handen jeuken om daarbij te helpen. Vanuit mijn ervaring bij de Vervoerregio weet ik alles over de elektrificatie van stadsbussen. Ik kan beleid schrijven, helpen bij vlootverduurzaming, gesprekken met stakeholders (touringcar operators) voeren. Naast inwoner van Amsterdam ben ik werkzaam bij een non-for-profit Cenex Nederland, van waaruit ik deze klus meteen morgen al op zou kunnen pakken. Graag ga ik verder met jullie in gesprek hierover. 162 Tourism Group Op 1 februari j.l. heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd: International — Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over ontheffing artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van het bord C21 in het kader van de zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024 (beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024); — Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het rijden op de corridor- Amsterdam 2024 (“aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024”). U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 1-3-2023. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Tourism Group International (TGI) maakt hier tijdig gebruik van. TGI biedt in Amsterdam een aantal activiteiten aan, waarbij het gebruik van touringcars en autobussen een element vormen. Het gaat hierbij om: 1. Dagtochten stad-uit Het betreft touringcars tbv. dagtochten met bestemmingen buiten Amsterdam, o.a. de Keukenhof, Volendam, Giethoorn, Rotterdam, Den Haag en Brugge. Ten aanzien van deze categorie heeft reeds een aanzienlijke en ogenschijnlijk geruisloos verlopen transitie plaatsgevonden. Dit heeft kunnen gebeuren op basis van vrijwilligheid vanuit onze organisatie in combinatie met bereidwilligheid van gemeente én TGI om samen tot goed functio- nerende en duurzame oplossingen te komen. In de vele gesprekken die hierover de laatste jaren tussen de gemeente en TGI zijn gevoerd, is het belang van de continuïteit van onze operaties altijd onderkend en is getracht hier ook daadwerkelijk recht aan te doen. Dit heeft geresulteerd in een structureel en goed overleg over duurzame oplossingen, waarbij het uitgangspunt steeds was om het eerst eens te worden over geschikte alternatieven voordat een gewenste of noodzakelijke transitie plaatsvond. Tot tien jaar terug vertrokken de dagtochten stad-uit nog vanaf het Damrak en daarna een aantal jaren vanaf de Prins Hendrikkade Oost (Barbizon-hotel). Vanaf laatstgenoemde locaties in het stadscentrum heeft een succesvolle en vrijwillige transitie plaatsgevonden naar het buiten het stadscentrum gesitueerde Busplatform IJzijde. Na een relatief korte periode naar volle tevredenheid gebruik van deze locatie te hebben gemaakt bleek per medio 2022 het busplatform geen ruimte meer te bieden voor onze dagtochten operatie en zijn wij het eens geworden over een nieuwe vertrekbasis ter hoogte van de De Ruijterkade Oost (DRKO). Ondanks de werkzaamheden (aanvankelijk i.v.m. de nieuwbouw van Booking.com en momenteel i.v.m. kadeherstel en inrichting rondvaarthaventje) is deze locatie een werkbaar alternatief voor onze dagtochten operatie. Met de realisatie van het Transferpunt Touringcar Rondvaart (TTR) op de DRKO zal de gebruiksintensiteit van de DRKO aanzienlijk gaan toenemen. Wij doen nadrukkelijk een appel op het college om op deze locatie blijvend rekening te houden met het bieden van voldoende ruimte t.b.v. de dagtochten stad- uit van TGI. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 82 »162 Tourism Group 2. Rondvaarten Rederij Lovers is reeds sinds de jaren 1950 gevestigd in de westkom van het Open International Havenfront. Een aanzienlijk deel van de rondvaartpassagiers bereikt de rederij per touringcar waarbij gehalteerd wordt op een van de zeven touringcarplekken langs de Prins Hendrikkade West. De Prins Hendrikkade West bevindt zich binnen de zone die door het college middels het ontwerp verkeers- besluit is aangewezen en het is duidelijk dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor onze rondvaart- activiteiten. De datum waarop het verkeersbesluit in werking zou moeten treden, namelijk per 1-1-2024, baart ons zorgen. De realisatie van het TTR als alternatief heeft diverse malen vertraging opgelopen, een vertra- ging die ons en de sector niet kan worden toegerekend. De meest actuele planning van de realisatie van het TTR gaat uit van een oplevering niet eerder dan ergens in maart 2024; pas op dat moment is ook het geplande rondvaarthaventje geschikt voor zes tot zeven vaartuigen. Als alternatief voor touringcar gerelateerde rondvaart wordt een TTR ingericht bij de DRKO. Pas zodra dit TTR volledig is gerealiseerd en goed functioneert, zouden bestaande halteerlocaties in de binnen- stad fysiek worden opgeheven of middels een verkeersbesluit onbereikbaar worden gemaakt. Het belang hiervan is reeds lange tijd terug door het college onderkend en heeft geleid tot een klip en klare toezegging door het college. Daarna hebben wij en de sector deze afspraak aan alle mogelijke overlegtafels herhaald, waarbij deze steeds vanuit de zijde van de gemeente is beaamd. Het voorne- men om het verkeersbesluit reeds per 1-1-2024 in te laten gaan is niet in lijn met de gedane toezeg- ging. Wij tekenen hier dan ook bezwaar tegen aan en verzoeken het college met klem om te zorgen voor een oplossing hiervoor; ofwel door het verkeersbesluit op zijn vroegst pas in april 2024 in te laten gaan, ofwel door tot dit moment een passende overgangsregeling met ons te bespreken. Overigens hebben wij geconstateerd dat kunst-, cultuur en/of educatiebestemmingen op grond van het concept ontheffingenbeleid wel een ontheffing kunnen aanvragen, maar dat deze mogelijkheid niet wordt geboden voor het kunnen maken van een rondvaart. Los van het gegeven dat een rondvaart onmiskenbaar elementen van cultuur en educatie omvat (niet in de laatste plaats omdat wij onze passa- giers kennis laten maken met het Unesco werelderfgoed), komt het gemaakte onderscheid ons arbitrair over. Wij verzoeken het college om de lijst van bestemmingen waarvoor ontheffing verleend kan worden uit te breiden met in ieder geval de rondvaartrederijen. Mocht het college niet op dit verzoek ingaan dan vernemen wij graag op grond waarvan het college meent dit onderscheid te mogen maken. 3. Hop on-Hop off (hoho) Onze organisatie biedt onder het merk CitySightseeing Amsterdam een hoho-lijndienst aan. Hiertoe beschikken wij over een ontheffing op grond van de WP2000, waarmee deze dienst gelijkgesteld is aan het openbaar vervoer zoals dat ook door het GVB wordt verricht. Het concept ontheffingenbeleid is in artikel 12 duidelijk over de reikwijdte van het verkeersbesluit en de bedachte uitzonderingen: “Lijnbussen als bedoeld in artikel 19 jo. artikel 20 Wet personenvervoer zijn uitgezonderd van de zonale geslotenverklaring.” Het verkeersbesluit is daarmee niet van toepassing op onze hoholijndienst. Verder bevat het verkeersbesluit als uitzondering op de zonale geslotenverklaring het volgende: “Van het verbod met een autobus zwaarder dan 7,5 ton de zone in te rijden zijn uitgezonderd de wegen van de corridor Weesperstraat, Valkenburgerstraat, Foeliestraat, Nieuwe Foeliestraat, Prins Hendrikkade (vanaf kruising Foeliestraat tot Kattenburgerstraat), Kattenburgerstraat, IJtunnel, Nieuwe Leeuwar- derweg.” Wij wijzen het college er op dat in deze opsomming (delen van) de Jodenbreestraat en de Nieuwe Uilenburgerstraat ontbreken, dit met het oog op de bereikbaarheid van Gassan Diamonds, dat tevens onderdeel van onze lijndienstroute uitmaakt. Wij verzoeken het college hiervan notie te nemen en dit mee te nemen in de definitieve besluiten. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 83 163 Uiteraard moeten touringcars worden geweerd uit het stadscentrum. Het is bizar om te zien hoeveel bussen er nog over de Amstel rijden om de passagiers, voornamelijk toeristen, voor de deur van het hotel of attractie af te zetten. De gemeente heeft inmiddels al een paar jaar geleden borden geplaatst dat het niet toegestaan is via Waterlooplein, Amstel, Rokin richting Dam te rijden. Maar borden alleen hebben echt geen zin. Vele chauffeurs hebben daar maling aan en rijden toch richting het Damrak. Dat is hetzelfde als het plaatsen van bordjes dat brommers niet zijn toegelaten op fietspaden. Geen brommerrijder die zich daar aan houdt. Dus als de gemeente echt wat wil doen aan het toeristenvervoer met touringcars dan moet er ook worden gehandhaafd!!! Er zijn voldoende technische oplossingen om dit ongewenst inrijden te voorkomen. Touringcars hebben niets te zoeken in de kleine binnenstad waar min of meer alles op loopafstand ligt en waar het openbaar vervoer, bijvoorbeeld de noord-zuidlijn, buitengewoon goed geregeld is. Dus gemeente doe eindelijk iets! Maar blijkbaar moet in Amsterdam altijd de wal het schip keren. 164 Rijksmuseum Gelukkig blijft het Museumplein op dit moment toegankelijk voor leerlingen uit alle leeftijds- categorieën, zonder dat er een ontheffing moet worden aangevraagd door de busmaatschappij. Mocht dit gebied ooit vergroot worden, dan is het voor ons belangrijk dat ook leerlingen tussen de 13 en 18 jaar oud de musea kunnen blijven bezoeken (wij bereiken dankzij het gratis busvervoer immers niet alleen leerlingen uit het PO of SO, maar ook leerlingen uit het VSO, VMBO, VO etc). Echter is het voor busmaatschappijen ondoenlijk om per dag per kenteken een ontheffing aan te vragen, dus hopen we dat er tegen die tijd toch iets van een algemene ontheffing mogelijk is voor leerlingenvervoer naar het Rijksmuseum, Van Gogh Museum of Stedelijk Museum Amsterdam. Maar dat zijn zorgen voor later. Voor nu benadrukken wij graag alleen, dat we hopen dat de Qpark bus- garage op het Museumplein voor ons vrij toegankelijk blijft, en dat we niet de dupe worden van extra drukte rondom de S100/te veel andere bussen die de garage willen gaan gebruiken. Ter info, gedurende de dag hebben wij minstens 15 bussen die gebruik maken van deze garage. 165 Weingartner Reisen Mocht het gebeuren dat wij met onze bussen niet meer de binnenstad in mogen - ondanks Euro 6 - dan kunnen wij niet meer verantwoordelijk zijn voor en garant staan voor de verkoop van onze Amsterdam tours. Met onze groepen, als dagtocht naar Amsterdam of met een hotel in Amsterdam, is dit niet meer haalbaar. Alleen met Park & Ride bussen naar de binnenstad is niet meer verkoopbaar. Wij hopen van harte dat u dit zult heroverwegen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 84 Bedrijfsnaam Uw inspraakreactie 166 Stromma Per mail van 1 februari 2023 heeft u belanghebbenden en anderen uitgenodigd om een zienswijze te geven op uw beleid rond touringcars onder de aanhef ‘Wat vindt u van het touringcarbeleid?’ met een verwijzing naar stukken op de website. Dat op diezelfde pagina al staat ‘het nieuwe beleid gaat in op 1 januari 2024’ en wat dan nog de waarde van het indienen van zienswijzen is, stelt ons niet gerust, daarover verder meer. Stromma Nederland maakt mede namens de gelieerde vennootschappen gebruik van de door u geboden gelegenheid om tot en met 1 maart 2023 een zienswijze in te dienen, onder handhaving van wat wij al eerder in sporadische overleggen sinds 2015 hebben ingebracht. Op dit moment gaat het om de volgende stukken: 1. Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024. [hierna: het verkeersbesluit], 2. Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer —autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024) [hierna: de beleidsregels] met als onderlegger: 3. Het Touringcarbeleid 2020-2025 Primair stellen wij vast dat met de inbreng tijdens voorgaande overleggen door getroffen partijen èn andere belanghebbenden weinig tot niets is gedaan. Dit leidt tot gaten in het beleid, die bij een zorgvuldiger belangenafweging voorkomen kunnen worden. Er wordt, net als bij andere maatregelen rond toerisme en toeristische dienstverlening, een aantal (onomkeerbare en voor bezwaar vatbare) maatregelen genomen, zonder de samenhang van het geheel erin te betrekken. Uiteraard zullen wij dat onderbouwen. Motivering tav. 1. Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer etc. — In de preambule staat opgenomen ‘De reden voor deze uitzondering is dat zich specifiek langs of in de onmiddellijke omgeving van deze corridor veel culturele instellingen bevinden. De bereikbaarheid van deze culturele instellingen wordt op deze wijze gewaarborgd voor alle doelgroepen” Hier wordt een onrechtmatig en niet gemotiveerd onderscheid gemaakt: wat zijn culturele instellingen en waarom hebben zij een zwaarwegender belang dan ondernemingen als rondvaart- rederijen of restaurants? En ook binnen de culturele instellingen is dan een onderscheid gemaakt: musea die de gehele dag open zijn en schouwburgen. Wij refereren net als u aan de Belastingdienst over ANBI, maar dan volledig: culturele instellingen zijn “actief in beeldende kunst, bouwkunst, erfgoed (musea, archieven, archeologie, monumentenzorg), dans, film, letteren, (pop)muziek, (muziek)theater of vormgeving. Hieronder vallen bijvoorbeeld theatergroepen, schouwburgen, bibliotheken, filmhuizen, (pop)podia, letteren-, pop- en filmfestivals en architectuurcentra.” Het grootste deel hiervan heeft u niet opgenomen onder uw definiëring, waar overigens dan ook de Stopera onder zou vallen. Als hier een grond onder ligt, anders dan dat dit grotendeels gesubsidieerde overheidsinstellingen zijn, dan zien wij die graag tegemoet. Indien geen of onvoldoende onderbouwing voorhanden is, kan sprake zijn van discriminatoire regelgeving, en die is niet toegestaan. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA »» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 85 » 166 Stromma - Ad Aanleiding U stelt ‘Amsterdam ervaart door de jaren heen toenemende overlast van grote autobussen’, dat is in andere overzichten matig onderbouwd. Wel is een gevoel gemeten of omwonenden overlast ervaren, maar als een persoon gevraagd wordt naar de opbrengsten van reguliere (dus niet de zuiptoeristen) toeristen voor de stad, die voor een aanzienlijk deel de voorzieningen financieren, dan ontstaat een ander beeld. En tenslotte op dit punt: één bus neemt 50 passagiers mee, dat is hetzelfde als 20 personenauto's bij een bezetting van 2,5. En het OV is p vele momenten al overvol, wat tot regelmatig e klachten leidt, dus met redelijk beperkte middelen wordt overlast elders verminderd. — In het deel ‘Verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer’ staat een aantal doorgaande wegen (w.o. Stadhouderskade) genoemd als onderbouwing van ‘oude bruggen en kademuren’. Dat gaat voor een aanzienlijk deel dat genoemd is niet op, en voor het andere deel bestaat al een verbod. Een verdere inperking op grond van dit gegeven, treft dan ook geen doel. Wij onderschrijven dat met Touringcars, of dus ook GVB-bussen, de kans op (verdere) schade zo beperkt mogelijk moet blijven. — Landelijk en Europees zijn normen vastgesteld voorwegverkeer. Als ‘uitstoot’ als enige criterium genomen wordt,dan miskent dat de enorme toename aan gewicht vooremissievrije bussen. Voorts, met deze argumentatie zouden laag-emissie (groen gas, CNG, waterstof) bussen wel toegang moeten kunnen krijgen. — Wij zien geen afname van noch maatregelen voor het aantal GVB-bussen en trams, dat voor elk langzaam verkeer een bedreiging vormt. Het u vast bekende rapport ‘SWOV (2021). Openbaar vervoer en spoorwegovergangen SWOV-factsheet februari 2021. SWOV, Den Haag’ geeft aan dat ongevallen mèt OV regelmatig voorkomen, die blijven buiten beschouwing. Een cijfermatige onderbouwing van ongevallen tussentouringcars en andere weggebruikers ontbreekt en zien wij graag tegemoet. Tenslotte wijst u op hinder, maar die wordt ook veroorzaakt door open bruggen en werkzaamheden van de Gemeente. — Halteer-mogelijkheden: in de tekst staat ‘een leefbare en toegankelijke stad’, maar dat geldt kennelijk alleen voor de inkomende reizigers (werkenden en toeristen) die gebruik maken van vervoer dat de Gemeente welgevallig is. De vele toeristen die geld achterlaten, en binnenkomen met het vliegtuig via Schiphol, en Amsterdam met 50 man tegelijk per bus bezoeken, zijn kennelijk minder gewenst, ook al zit daar een relatief groot aantal ouderen en minder makkelijk bewegenden tussen. Het streven ven beperking van ‘overlast’ zoals geschreven staat, op de manier die uw Gemeente nu voorstaat, leidt tot minder toegankelijkheid voor de toerist die alleen met de bus kan of wil komen, en geen overlast veroorzaakt. Als zij allemaal met eigen vervoer of met de trein zouden komen, dan ontstaat elders drukte. Regulering van autobusverkeer is terecht, zo sterk beperken is niet onderbouwd noch noodzakelijk. Als de Gemeente zelf stelt ‘in- en uitstappen van grote groepen mensen op plaatsen die daar niet geschikt voor zijn’, dan moet de Gemeente niet de aantallen beperken, maar er aan werken dat die in- en uitstapplaatsen sterk verbeteren. — Tenslotte, ten aanzien van dit onderdeel: de motivering is onvolledig of steunt deels op verkeerde gronden, en vele van de punten en aanbevelingen die in overleggen over de TTR (Transferpunten Touringcar en Rondvaart) zijn aangebracht, en die tot toezeggingen van de Gemeente leiden, zijn niet verwerkt noch opgenomen. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 86 » 166 Stromma Ten aanzien van het (Concept-)Besluit onder 2. (houdende beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer), brengen wij graag als zienswijze in: — Onder specifieke doelgroepen wordt door het hanteren van òf tussen de onderdelen een niet- toegestaan discriminatoire scheiding aangebracht: gehandicapte kinderen vallen zo buiten de ontheffing, en waarom de leeftijdsgrens van 12 jaar? Is een kind van 13 voldoende in staat om met een schoolreis het zelf maar uit te zoeken? En dan nog geldt de ontheffing uitsluitend als zij naar één van de door de Gemeente uitgekozen plaatsen gaan (zie de beperkte opsomming onder Kunst- en cultuur, etc’. — Artikel 4, onder 2 a) is vragen om moeilijkheden, omdat het nauwelijks aantoonbaar is. Immers, ‘alternatieve vervoersmogelijkheden’ is niet geïndiceerd, er is geen termijn gesteld waarin deze belangenafweging moet plaatsvinden en evenmin wat zwaarder weegt. Bij toepassing van dit adagium zou een weging komen tussen de verkeers-(on)veiligheid als gereisd wordt met de autobus met 50 passagiers en het verder niet genoemde alternatief. Is dat alternatief in- en uit- stappen van 50 mensen in de WAO-leeftijd in een tram, waar al anderen zitten? Hoe vindt deze weging dan wel plaats? In de rondvaart is al gezien dat de continuïteit van ondernemingen in het vaarbeleid weinig waarde heeft voor de Gemeente (elke 2 jaar door lotingen 25% van de vergunningen kunnen verliezen, naast beperkte vergunningen voor ligplaatsen en rechten op afmeerplaatsen). De expliciete vraag is waarom dit hier als grond voor ontheffing wordt gemeld? Voorts wordt hier een nevenschikking (@n/èn) ingevoegd, die niet juist is. Wat heeft het hebben van een eigen parkeervoorziening op eigen terrein, dat dus ook in Duitsland kan zijn, te maken met de verkeersveiligheid? En hoe is die bedreiging van de continuïteit aan te tonen bij de aanvraag van een bestemmings-ontheffing die wellicht maar enkele keren nodig is? Wij verzoeken u expliciet in te gaan op deze nevenschikking en de rechtsgronden daaronder. Hetgeen gesteld onder 3. lijkt onrechtmatig: het gaat om ter inzagelegging van een concept en het aanvangen van werkzaamheden. Dat zijn twee verschillende zaken, waarbij een terinzagelegging van een concept geen rechtsgrond oplevert waarop die afwijzing zou kunnen steunen. En voorts is 6 onder e een vreemde aanvulling van en inbreuk op de verkeerswetgeving: waarom alleen bij zware voertuigen en wat zijn objecten op de rijbaan? Een vluchtheuvel moet op <5 meter gepasseerd kunnen worden. Tenslotte op dit punt: er wordt uitgegaan van één-stops-busplezier voor alles wat Amsterdam te bieden heeft. Maar wat nu als er een tentoonstelling in het Rijksmuseum is, en de buspassagiers willen daarna naar de Middenkom voor een afvaart, of meevaren met de ALF vanaf Centraal. Moeten er dan voor de 50 passagiers 7 busjes komen? 12 taxi's? Let wel, het gaat hier om passagiers en bezoekers die goed geld naar Amsterdam brengen, en geen overlast (drank, blowen, lawaai, nachtelijke onrust) veroorzaken, maar komen voor het moois dat Amsterdam (deels gesubsidieerd) der wereld te bieden heeft. Dan is er nog de samenhang met de stappen die toegezegd zijn in het kader van de TTR DRKO (zie hiervoor): een deel van de verkeersbewegingen de stad in zou worden opgevangen door de plannen ten aanzien van het transferium (TTR) en de ontwikkelingen bij de Zouthaven. Daarin zijn stappen besproken, aangekondigd en (nog) niet uitgevoerd. Er is sprake van een voorzienbaar forse stagnatie in de DRKO (Dijksgracht Oost), en dit proces loopt al sinds vóór de Watervisie van 2015. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINAD) Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 87 » 166 Stromma Hoe kan deze Zienswijze worden voorgelegd, als dit deel nog in kinderschoentjes zal gaan staan, maar zelfs dat nog niet doet? Inmiddels is het definitief ontwerp voor de TTR DRKO bijna gereed. De vraag of de capaciteit van de TTR DRKO wel groot genoeg is om alle bus-boot transfers te kunnen opvangen is echter nooit meer beantwoord. De resultaten van de stresstest geven voldoende reden voor twijfel. Voordat het project TTR DRKO kan worden afgerond dienen de onderzoeksvragen die op 20 april 2018 zijn geformuleerd alsnog beantwoord te worden. Daarnaast is een exploitatie- plan essentieel om de TTR goed te laten functioneren, inclusief adequate signalering en buffer- mogelijkheid bij vertrek van de riviercruise. Voorts, de brief van 22 juli 2022 van het College over de voortgang van de Agenda Touringcar. Er wordt door het College gewezen op ‘flankerende maatregelen’, maar die zijn nog in voorbereiding, in het geheel niet genomen of niet mogelijk. Daarmee ontvalt de gepretendeerde samenhang van maatregelen, en zijn de voorgelegde maatregelen nog niet voldoende uitgewerkt om in te voeren. Dus zowel in de TTR als de in de brief van juli 2022 aangekondigde stappen, zijn deels niet gezet. Invoering daarvan is dus niet mogelijk. Afsluitend. Dit is een Zienswijze als bedoeld op de website van de Gemeente onder ’Wat vindt u van het touringcarbeleid? — Gemeente Amsterdam’. Graag verzoeken wij u kennis te nemen van de gegeven argumenten en vooral om het overleg met de sector zelf voort te zetten. Er zijn, en in gesprekken zijn uw medewerkers het daar wel mee eens, te weinig stappen gezet in het flankerende beleid en zit een aantal weeffouten in de voorgelegde besluiten, waardoor deze niet ongewijzigd ingevoerd kunnen worden. 167 Arnold Reisen Since so many years we — a touroperator from Germany — bring groups with our coaches to Amsterdam. One in March, one in December. Most of our clients are elderly people, but some are midages. We stay in Amsterdam in a good hotel and bring so much money to your city. We visit a museums, A'DAM Lookout and do a cruise. It is not possible to bring our guests with public transport into the city because it is too difficult to keep them close: 50 persons, some walking slow, some fast. Ihave one suggestion: Groups, staying in a hotel, can drive to the city by their own coach, bringing the groups to Lovers for example. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 88 168 MKB Amsterdam, Graag maken zowel MKB-Amsterdam als de Stichting Welkom Amsterdam gebruik van de Stichting Welkom gelegenheid om hun zienswijze te geven op bovengenoemde concepten. We spreken onze Amsterdam waardering uit voor de wijze waarop u ons en diverse andere stakeholders de afgelopen periode hierbij heeft betrokken. Desalniettemin maken we ons toch zorgen over de impact die de uitwerking van het touringcarbeleid gaat hebben op de bereikbaarheid van de binnenstad voor grotere groepen bezoekers en gasten. Touringcaragenda Daar het nu aan de orde zijnde verkeersbesluit een uitwerking van de Touringcaragenda is, waartoe reeds is besloten, willen we ons vooral richten op de mogelijkheden uw besluit een zachte landing te geven. Dat wil zeggen dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om de gasten voor de hotels, restaurant, musea, attracties en andere bestemmingen, zo goed mogelijke alternatieven te bieden. Maar voordat we hierover uitweiden, het volgende. Toonzetting communicatie In recente gemeentelijke communicatie over het vrijgeven van bovengenoemde concepten staat niets over het grote belang van het touringcarvervoer voor de stad. Onomstotelijk staat vast dat dit vervoer voor grotere groepen bezoekers de schoonste, veiligste en meest efficiënte manier van zich verplaatsen is. Het doet de touringcarbranche dan ook pijn als u dit voordeel niet benoemt en overdrijft met het aangeven van 300-400 touringcars per dag die de stad aandoen. Zelfs pre-Corona kwamen dit soort getallen niet voor. Uit de zeer langdurige en nauwkeurige tellingen van de stichting blijkt dat er op een drukke dag in het toeristenseizoen ca. 150-200 halteringen in het centrumgebied incl. Museumplein waren (met enkele absolute pieken tot 250-300). Sinds 2018 (inrijdverbod stadshart) is het aantal touringcars in het stadshart al met meer dan 70% afgenomen. We verzoeken om uw aandacht hiervoor en om minder negatieve framing. Nieuwe haltes bij ingaan touringcarverbod 2024 In de Touringcaragenda en ook nu weer in uw communicatie worden als compensatie voor het instellen van een touringcarverbod voor het Centrum nieuwe TC-haltes op de route S100, Weesperstraat en Valkenburgerstraat aangekondigd. Hoe voortvarend de gemeente aan de weer is gegaan met het voorbereiden van het inrijdverbod, in combinatie met het uitwerken van de ontheffingsvoorwaarden, hoe schrijnend is het om te zien dat het met die ‘extra touringcarhalten’ niet opschiet. Een van de redenen is dat de stadsdelen niet staan te springen om die extra halten. De stichting vindt dat de Centrale Stad hier zijn verantwoordelijkheid moet nemen: je kan niet het ene doen en dan het andere nalaten (of pas veel later gaan regelen en realiseren). We missen het gevoel voor urgentie bij de gemeente. Afspraak is afspraak. Per saldo is er van die ‘extra touringcarhalten’ nog maar weinig terecht gekomen, los van de grote haltelocatie op de Ruyterkade Oost die al tientallen jaren geleden is aangelegd en nog ruim voor de vaststelling van de huidige Touringcaragenda was uitgebreid en geoptimaliseerd. De halte bij het Rijksmuseum wordt uitgebreid, de halte bij het einde van de Overtoom (tegenover de Leidsegracht), die nu onbruikbaar is, wordt op zijn best in de omgeving verplaatst en de voormalige informele touringcarlocatie en daarna bufferstrook voor vrachtvoertuigen voor de Noord/Zuidlijn op het Rijnspoorplein, wordt mogelijk ingericht als bufferplaats in combinatie met een halte. Deze zaken zijn zeker positief te noemen, maar komen bij lange na niet voldoende tegemoet aan de toezeggingen in de Touringcaragenda. Lees vERDER OP VOLGENDE PAGINA » Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 89 » 168 MKB Amsterdam, Wij hebben eerder de volgende voorstellen gedaan: Stichting Welkom a. Een nieuwe halte ter hoogte van de Jordaan / Bloemgracht. Dit ter vervanging van de halte Amsterdam Westermarkt die alleen nog voor ontheffinghouders bereikbaar zal zijn. Bestemd voor Anne Frankhuis (1,3 miljoen bezoekers per jaar) en rondleidingen door de Jordaan. Tussen de gesloten halteplaats Overtoom en halte H17 Nassaukade zit nu zo’n 3 kilometer zonder halte. Vanuit de nieuwe halte kunnen bezoekers voor het Anne Frankhuis via de Bloemgracht naar het museumlopen (uitdrukkelijke wens Anne Frankhuis ook). b. Weesperstraat op de laad- en losstrook voor het voormalige pand van Economische Zaken. Deze L&L-strook kan prima voor zowel laden en lossen als touringcarhalte worden gebruikt. Gebeurt nu al informeel, maar staat nog niet benoemd als officiële halte op de website van de gemeente. c. Valkenburgerstraat richting stad-uit (zo dicht mogelijk bij het Mr. Visserplein). In alle beleids- stukken en ook nu weer in uw communicatie wordt gememoreerd dat deze touringcarcorridor in het leven wordt geroepen om ook alle ‘attracties’ rond het Mr. Visserplein te bedienen, zoals Joods Museum, Joods Portugese Synagoge, Bibliotheek Ets Haim, Hortus, Gassan, Mozes en Aaronkerk, Waterloopleinmarkt en Rembrandtplein. Maar je kan er nergens uit- of instappen richting IJ-tunnel. Op de Valkenburgerstraat (richting IJ-tunnel) halteren al regelmatig touringcars informeel. Wij adviseren van een van de L&L-plaatsen een gemengde touringcarhalte te maken. NB: in de tegenovergestelde richting bevindt zich al een touringcarhalte bij het Joodsmuseum die goed voldoet. Bufferlocaties en handhaving U kunt nog zoveel extra touringcarhaltes aanleggen, maar als aan twee voorwaarden niet is voldaan, dan gaan deze niet functioneren in het beoogde touringcarbeleid: 1. Bufferplaatsen zijn onontbeerlijk, niet alleen bij het Rijnspoorplein, maar in de buurt van alle alternatieven waar u de touringcars uit de binnenstad liefst naartoe zou willen leiden. Dit laatste betreft bijvoorbeeld ons gezamenlijk streven om een aantal OV-stations aan de rand van de stad geschikt te maken voor medegebruik door touringcars. Ook zien we graag dat de Ruyterkade Oost straks officieel ook als bufferlocatie mag dienen. Welk halteersysteem je ook bedenkt voor de stad, zonder een aantal goed gekozen bufferlocaties gaat het niet werken. 2. Controle en handhaving blijven altijd nodig voor een efficiënt gebruik van de halten. Zoals u weet heeft de stichting Welkom Amsterdam van 2011 — 2019 het door haar geïnitieerde ‘stewardproject voor touringcars’ uitgevoerd. In de jaren 2017 en 2018 hebben we samen met u geëxperimenteerd met een mobiel scooterteam en in 2019 heeft u het project in zijn geheel van de stichting overgenomen. Het algemene gevoel van de touringcarbranche is dat u met uw huidige werkwijze om de touringcarhaltes te reguleren, niet de resultaten uit het verleden bereikt, maar dit eerste echt post-Coronajaar zal dat moeten uitwijzen. We verwijzen u graag naar de evaluaties van de stichting over de periode 2011-2018. Kleine elektrische touringcars (24-seaters) Het steekt ons dat u als gemeente enerzijds een transitie van alle gemotoriseerde vervoers- modaliteiten naar elektrisch stimuleert, maar anderzijds weigert een uitzondering te maken voor elektrische 24-seaters in de 7,5-tons zone. Deze kleinere touringcars zouden een goed alternatief kunnen vormen voor het vervoer van grotere groepen naar de hotels en restaurants in het hogere segment en beurzen en CONGYressen. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 90 » 168 MKB Amsterdam, Het probleem is u bekend: vanwege de nog zware accupakketten komen deze 24-seaters boven Stichting Welkom de 7,5 ton uit en u kiest ervoor strikt vast te houden de richtlijnen voor de 7,5-tonszone en geen Amsterdam ontheffing hiervoor te verlenen in verband met de kwetsbare kademuren en bruggen. Wij roepen u op dit alsnog te doen voor de minder kwetsbare routes in de binnenstad, zoals de hoofdradialen als Vijzelstraat en Rozengracht en de as- Rokin — Damrak. Graag iets meer maatwerk dus. Het ontheffingenbeleid Wij hebben uw gedachten achter het beoogde algemene ontheffingenbeleid goed begrepen. In de door de gemeenteraad aangenomen Touringcaragenda is hierop al ruimschoots voorgesorteerd. De tijd zal moeten uitwijzen of het straks voldoende duidelijk wordt wie zich tot de uitverkoren bestemmingen mag rekenen en of de huidige categorieën voldoende duidelijk en handhaafbaar zijn. Wij steunen uw voorstel om de verantwoordelijkheid bij de touringcarondernemers te leggen en een zo eenvoudig en makkelijk mogelijk registratiesysteem op te zetten. In uw conceptbeleid is ook enige ruimte voor maatwerk. Wij roepen u op om dit instrument ruimhartig in te zetten, zeker in de gewenningsperiode. 169 Blue White Tours Ich finde es mehr als blöde, ein sauberes umweltfreundliches Transportmittel auszusperren,. Schon mal darüber nachgedacht, dass viele ältere Menschen eure Stadt besuchen, die auch viel Geld da lassen. Die möchten gerne in die Stadt mit ihren Bus und nicht in öffentliche Verkehrsmittel. Noch ein Denkanstof3!l Ein Bus mit 60 Personen ersetzt mind. 30 Pkw ‘s und das bei nur 14 m länge !!! Sollte das Fahrverbot kommen, streichen wir Amsterdam komplett als Reiseziel!!! 170 GASSAN Diamonds Op 1 februari jl. heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd: = Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over ontheffing artikel 87 van het Reglement Verkeersregelaars en Verkeerstekens van het bord C21 in het kader van de zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam (beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024); = Ontwerp — aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het rijden op de corridor — Amsterdam 2024 (“aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024). GASSAN Diamonds maakt graag gebruik van de mogelijkheid om haar zienswijze in te dienen op de stukken die ter inzage gelegd zijn tot en met 1 maart 2023. GASSAN Diamonds is gehuisvest in een historische diamantslijperij gevestigd aan de Nieuwe Uilenburgerstraat te Amsterdam. De diamantslijperij is eind negentiende eeuw gebouwd in opdracht van de toenmalige eigenaren, de familie Boas. De diamantslijperij werd destijds volledig aangedreven door stoommachines. Het was in die tijd de modernste in haar soort en volop in werking. Amsterdam staat wereldwijd bekend als “City of Diamonds” en dat was ook in die tijd al. Helaas door de Tweede Wereldoorlog is de toenmalige diamantslijperij ter ziele gegaan. De voornamelijk Joodse slijpers en medewerkers werden gedeporteerd en velen hebben de oorlog niet overleefd. Samuel Gassan — de oprichter van GASSAN Diamonds — heeft met diamant in de hakken van zijn schoenen kunnen vluchten naar Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen hij terugkeerde eind 1945 in het bevrijde Nederland is hij het bedrijf GASSAN Diamonds begonnen in de Amsterdamse Diamantbeurs en vervolgens aan de Nieuwe Achtergracht. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA )» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 91 » 170 GASSAN Diamonds Omstreeks 1988 moest GASSAN op zoek naar een nieuwe locatie omdat er gebouwd moest worden op haar parkeerplaats. Dit werd de historische diamantslijperij aan de Nieuwe Uilenburgerstraat, de diamantslijperij waar Samuel Gassan het ambacht diamantslijpen had geleerd voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Voor de verhuizing gaf GASSAN Diamonds al met veel passie uitleg aan haar bezoekers over de achtergrond van diamant en het bewerken daarvan. De bezoeker werd toen ook al in de gelegenheid gesteld om een bijzondere aankoop te doen wat zij nu nog met veel plezier doen in Amsterdam “The City of Diamonds”. De Gemeente Amsterdam was dan ook maar wat blij als GASSAN zich zou vestigen aan de Nieuwe Uilenburgerstraat en de volledig vervallen diamantslijperij in ere zou herstellen. Voor GASSAN was het ook een goede locatie door de combinatie van historische diamantslijperij, de locatie waar Samuel het vak heeft geleerd en de mogelijkheid tot het parkeren van auto’s en bussen én het aanmeren van boten aan de achterzijde van het pand. Bereikbaarheid was namelijk de belangrijkste vestigingsvoorwaarde voor GASSAN Diamonds. Wegens de bereikbaarheid als belangrijkste vestigingsvoorwaarde heeft op 23 december 1988 de Wethouder voor Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer — M.B. van der Vlis — middels een officieel schrijven onder nummer 88/5/350 bevestigd dat als GASSAN Diamonds zich zou vestigen aan de Nieuwe Uilenburgerstraat 173 — 175 de bereikbaarheid per autobus altijd gegarandeerd zal blijven. De Wethouder was mede bereid dit te doen omdat niet alleen het pand volledig vervallen was maar ook de buurt. GASSAN Diamonds heeft — zoals destijds de verwachting was van Wethouder van der Vlis — uiteindelijk bijgedragen door al haar positieve inspanningen aan het opleven van de buurt. Vanaf het begin kwamen er vele autobussen wat uiteindelijk heeft gezorgd voor een jaarlijkse bezoekersstroom van driehonderd- tot vierhonderdduizend toeristen op jaarbasis. De stad Amsterdam was het bedrijf GASSAN Diamonds en Benno Leeser — kleinzoon van Samuel Gassan die in 1983 het stokje van zijn grootvader had overgenomen — zeer erkentelijk en dankbaar voor alle inspanningen die bijgedragen hadden tot de promotie van de Gemeente Amsterdam. Benno Leeser heeft hiervoor uit handen van de toenmalige Burgermeester van der Laan namens ook alle Wethouders de “Andreas Penning” uitgereikt gekregen in 2014. Tevens is hij in 2016 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau namens zijne Majesteit de Koning. Dit alles voor al het positieve wat GASSAN Diamonds en Benno Leeser heeft bijgedragen aan onze stad Amsterdam. Nu zitten we in de situatie dat men voornemens is om het busvervoer aan banden te leggen en er geen touringcar meer mag afwijken van bepaalde hoofdroutes. Dit houdt in dat GASSAN Diamonds niet meer bereikbaar is wat tegen de gestelde garantie van Wethouder van der Vlis ingaat. Door de onbereikbaarheid van GASSAN Diamonds staan de banen voor meer dan tweehonderd werknemers op de tocht en daarmee ook het onderhoud van ongeveer een gelijk aantal gezinnen. Hierin zijn dan nog niet de verdere gevolgen meegenomen voor de aan GASSAN Diamonds gelieerde bedrijven met ongeveer vijfhonderd werknemers. Om één en ander te verduidelijken willen wij naast voorgenoemde ook nog het volgende benadrukken: = Het voornemen is om bij verkeersbesluit voor de categorie autobussen een uitzondering te maken op de zonale geslotenverklaring Zone Zwaar Verkeer voor het rijden op de corridor in de zone. Bij de benoeming van de corridor wordt niet meegenomen de Jodenbreestraat, Uilenburgersteeg en Nieuwe Uilenburgerstraat. Dit zal aangepast moeten worden om aan de in 1988 toegezegde garantie door Wethouder M.B. van de Klis te blijven voldoen. = Door uitbreiding van de corridor zal geen extra overlast ontstaan doordat er sprake is van een eigen halteer- en parkeerruimte bij GASSAN Diamonds voor de deur. = Eris slechts een afwijking van 240 meter op de huidige corridor waardoor deze minimale uitbreiding van de corridor ook minimale gevolgen heeft voor Actieplan Schone Lucht. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >) Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 92 » 170 GASSAN Diamonds = Op het parkeerterrein van GASSAN Diamonds wordt permanent toezicht gehouden op de touringcars waarbij het ten strengste verboden is om de motor van de touringcar onnodig te laten draaien. Dit is zeker niet het geval bij publieke halteerplekken. De uiteindelijke uitstoot zal door GASSAN Diamonds’ strenge toezicht hierdoor verminderen. = Er zullen geen onveilige situaties ontstaan dat toeristen met aangekochte goederen (diamant, juwelen en horloges) over straat moeten lopen naar mogelijke halteerplekken. De vele (gewelddadige) straatberovingen vinden in het bijzonder op deze goederen plaats. = Het toelaten van autobussen bij GASSAN Diamonds zal ook voor een betere doorstroming zorgen voor het uiteindelijke “Uitwerkingsplan Overstaplocaties Touringcar Rondvaart”. = Een ontheffing autobus zal in bijzondere gevallen verleend worden aan kunst-, cultuur en/ of educatiebestemming. Mede gezien het feit dat GASSAN Diamonds ook gezien kan worden als een cultuur en/of educatiebestemming is het eenvoudiger om met een vrijgave van de desbetreffende route te werken dan met een ontheffingssysteem. Dit geldt overigens ook voor de bestemmingsontheffing. = Aan de ontheffingen worden verschillende tijdsduren verbonden. Het invoeren van tijdelijk karakter aan één van de ontheffingen geeft te veel onzekerheid aan organisaties en in het bijzonder aan GASSAN Diamonds. = Er wordt nog steeds gesproken over een toekomstige knip in de Weesperstraat. De Weesperstraat is een cruciale doorgangsweg voor touringcars voor de stad Amsterdam als deze maatregel wordt ingevoerd. Onduidelijkheid over “de Knip” betekent ook onduidelijkheid voor langere termijngevolgen voor het rijden op de corridor in de zone. = Het zal vanaf 2024 niet meer mogelijk zijn om met een touringcar bezoekers door de gehele stad te verplaatsen. Er mag uitsluitend van de “hoofdwegen” afgeweken worden door voertuigen met een maximumgewicht van 7,5 ton. Dit gaat veel problemen geven: — Er bestaan nog geen uitstootvrije bussen voor groepsvervoer van 18 tot 20 man onder een gewicht van 7,5 ton; — Het gedwongen verdelen van bezoekers over meerdere bussen brengt vele extra kosten met zich mee (extra chauffeurskosten, gidskosten) waardoor Amsterdam als stad voor haar bezoekers nog onbetaalbaarder wordt; — Het gedwongen verdelen van bezoekers over meerdere bussen brengt vele extra verkeers- stromen met zich mee. = In de Raadsbrief van 22 juli 2022 schrijft de Wethouder —kort samenvattend — dat er nog niet genoeg maatregelen genomen zijn om deze zoals eerder gewenst vanuit Gemeente per 1 januari 2023 in te voeren. Het bijzondere is dat deze maatregelen nog steeds niet zijn genomen en nog steeds de gelijke conclusie getrokken kan worden: — Er zijn niet voldoende halteerplaatsen langs of rond de S100. — Er is geen rekening gehouden met het inladen van passagiers over de kleinere bussen. Zolang de locaties — binnen redelijke bereikbaarheid — hiervan nog niet bekend zijn, is het praktisch onuitvoerbaar. Samenvattend komt het erop neer dat het in GASSAN Diamonds’ bedrijfsbelang essentieel is dat zij bereikbaar blijft voor touringcars. Op basis van de garantie van Wethouder van der Vlis heeft GASSAN Diamonds zich in de Nieuwe Uilenburgerstraat gevestigd. Ook wij vinden dat alles in goede banen geleid moet worden en zijn hier continu mee bezig. Niet alleen voor het bedrijf GASSAN Diamonds maar zeker ook voor onze buurt en stad Amsterdam. Daarom zijn wij zo actief mogelijk betrokken bij alle buurtvergaderingen, gemeentelijke overleggen en zijn wij tijdens deze bijeenkomsten altijd volledig transparant, meewerkend en oplossingsgericht. Wij verzoeken het college notitie te nemen van voorgenoemde in haar definitieve besluiten. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 93 171 Hermitage Hermitage Amsterdam ondervindt veel hinder van geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes op de dichtbijzijnste halteerlocatie vlakbij het Joods Museum, op de Weesperstraat. De halteerplek is helaas heel vaak bezet. Dit baart ons zorgen en graag hiervoor uw goede aandacht. Voor een van onze allerbelangrijkste partners, de MuseumPlusBus is bovendien deze plek echter ronduit veel te ver en gevaarlijk met teveel obstakels zoals stoepjes en een oneffen trottoir. De MuseumPlusBus rijdt iedere twee weken voor groepen (kwestbare) ouderen die niet meer zelfstandig een museum kunnen bezoeken. Juist de Hermitage (let wel: in het museum zijn nergens trapjes of drempels en juist veel liften) is een van de weinige musea waar ze goed terecht kunnen. De toegang vanaf de Weesperstraat via de Nieuwe Keizersgracht naar de bussen-entree van Hermitage (Nieuwe Keizersgracht 1) is hiervoor onmisbaar. Hier is bij de verbouwing in 2009 een groot vlak stuk klinkerstraat gerealiseerd waar met name de speciale MuseumPlusBus invalidenlift veilig (want waterpas) kan worden gebruikt. Het korte stukje Nieuwe Keizersgracht van Weesperstraat naar Amstel is met paaltjes afgesloten voor gewoon verkeer. En wordt weinig gebruikt door regulier verkeer. Het is onmisbaar stukje gracht om kwetsbare groepen veilig te ontvangen. Wij vragen met nadruk om blijvend gebruik van dit kleine stukje (verder niet belast dankzij de paaltjes) gracht. U kunt ons helpen om deze kwetsbare groep ouderen veilig teblijven kunnen ontvangen: 1) Namelijk door een extra halteerplek aan de achteringang van de Hermitage toe te wijzen; 2) Door de Nieuwe Keizersgracht tussen Weesperstraat en Amstel open de houden voor bussen: 3) Toezicht op de halteerplek bij het Joods Museum tegen oneigenlijk gebruik. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 94 172 Destination Europe We bieden pakketreizen aan in het hogere segment. Een belangrijk element van het aanbod zijn bestemming begeleiding naar museum, hotels en restaurants in het Amsterdamse centrumgebied. Echter, recent heeft het college bekengemaakt dat per 1 januari 2024 extra nieuwe maatregelen zullen worden ingevoerd voor bestemmingsverkeer met touringcar boven 7,5 tonen in het gehele centrumgebied. Op 1 februari heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd: ( Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer —autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024) [hierna: de beleidsregels] (ii) Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024. [hierna: het verkeersbesluit] U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 28 februari 2023. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Destination Europe maakt hier tijdig gebruik van. Omdat ik met, en mij de hele branche, zorgen maak over de maatregelen die u voornemens bent te implementeren betreffende de toerisme sector treft u hieronder puntsgewijs onze bezwaren, visie en ons verzoek aangaande de voorgenomen maatregelen onder verkeersbesluit touringcars 2024. De overige regelgeving De gemeente wordt erop gewezen dat ze ervoor gekozen heeft om in het centrum van Amsterdam en op andere locaties restaurants, hotels, winkels, museum toe te staan via het vaststellen van bestemmingsplannen. Naar onze mening dient dan ook terughoudend te worden opgetreden met het beperken van de mogelijkheden om via de openbare weg kennis te nemen van deze functie. Naar onze mening geldt dat juist als gevolg van het begeleiden van groepen met touringcar sprake is van groter toezicht op het voorkomen van overlast. Hierbij geldt dat gelet op de bestaande functies en het positief bestemd zijn van deze functies in het centrum. Het verder beperken van de mogelijkheden voor toeristische dienstverleners om actief te zijn in het centrum op basis van de stelling dat nog steeds sprake is van overlast en het beschermen van bruggen en kaden, geldt dan ook als een te beperkte onderbouwing en doet geen recht aan de functie van het centrum. Bovendien geldt dat door het begeleiden van groepen met touringcar de overlast juist beperkt wordt. Zonder deze mogelijkheid zal het bezoek aan het centrum geschieden door groepen zonder enige vorm van begeleiding met de daaruit voortvloeiende overlast. Het mag duidelijk zijn dat de file naar de Bijenkorf niet wordt veroorzaakt door de touringcars. Deze groepen worden efficiënt en snel afgehandeld. De file voor het Bijenkorf worden juist veroorzaakt door de individuele bezoekers die met de auto’s naar Amsterdam komen. Personen die in aanmerking komen voor een ontheffing We kunnen de gemeente niet volgen met de stelling dat touringcars die naar een culturele instelling gaan met mensen op AOW leeftijd kunnen een ontheffing krijgen. Waarom niet naar een hotel? We zijn van mening dat dat de beleidsregels zijn discriminatoir. In sommige EU-landen ontvangt u uw pensioen pas vanaf een jongere leeftijd dan in Nederland. De gemeente door de AOV Nederlandse leeftijd te willen hanteren discrimineert andere Europese burgers. Er is geen limitatieve lijst van educatieve, culturele en kunstinstellingen. Valt bijvoorbeeld de diamant museum/slijperij hier ook onder? Hoeveel AOW’ers, invaliden, kinderen onder de 12 jaar oud moeten er in een bus zitten om voor een ontheffing in aanmerking te komen? Is een paar voldoende en wie gaat dit controleren en op welke manier? We denken dat het is niet te controleren, handhaffen en er is een grote kans op fraude. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 95 »172 Destination Europe Daarnaast, valt de grachtengordel van Amsterdam onder Unesco en volgens Unesco moeten alle de Unesco sites overal ter wereld op een gelijkwaardige manier toegankelijk zijn voor iedereen. Vallen de grachten niet onder educatie en cultuur dan? Dit belang wordt ook veroorzaakt door de omstandigheid dat de gemeente heeft aangegeven dat ook het begeleiden van groepen met een touringcar naar een eindbestemming en van een eindbestemming (bestemmingsverkeer), moet reizen met het openbaar vervoer. Wie betaald de openbaar en waar kunnen de bussen parkeren? Er is geen duidelijk plan en niet genoeg parkeerhalte. De gemeente heeft nog niet gesproken met de bewoners over de parkeerhaltes. Dat betekent dat de bestaande afspraken met hotels, restaurants, winkels, privé museum in het centrum niet kunnen worden nagekomen, aangezien de groepen waarvoor deze ondernemingen hun diensten aanbieden niet meer gebracht mogen worden naar de betreffende locatie. In ieder geval dient zorggedragen te worden dat de beperkingen die opgelegd worden, alleen gelden voor rondleidingen en niet gelden voor bestemmingsverkeer. De georganiseerde toerisme sector heeft groot bezwaar tegen de touringcar verbod. Er dient bedacht te worden dat een groot deel van de functies in Amsterdam, waar ook de lokale bevolking gebruik van maakt, bestaat en bestaansrecht heeft door het toerisme (waaronder dagjesmensen die in Nederland wonen). Het toerisme genereert voor veel functies in Amsterdam het extra inkomen dat ervoor zorgt dat deze functies bestaansrecht hebben. Hierbij dient gedacht te worden aan functies zoals het restaurant Eerste Klas, de Bijenkorf en bijzondere culturele functies zoals het Amsterdamse Historische Museum, de Nieuwe kerk en het Koninklijk paleis. Dit betekent dat het toerisme niet alleen nadelen oplevert, maar ook voordelen oplevert. Een beperkt deel van dit toerisme wordt in groepsverband afgehandeld. Dat deel van het toerisme veroorzaakt in de regel geen overlast. Bestemmingsverkeer Er dient te worden geconcludeerd dat het van groot belang is dat het verbod niet verder wordt uitgebreid. Ik dien dan ook het standpunt in te nemen dat sprake is van het opleggen van grote beperkingen zonder enige noodzaak en zonder deugdelijk onderzoek en bovendien het belasten van activiteiten bestaande uit het effectueren van bestemmingsverkeer, met een verbod van touringcar boven 7,5 ton zonder dat daarvoor enige noodzaak bestaat. In dezen dient niet vergeten te worden dat Amsterdam een centrumfunctie heeft voor de regio en dat ook een groot aantal voorzieningen waar de mensen uit Amsterdam gebruik van maken, uitsluitend in stand kunnen blijven doordat Amsterdam bezocht wordt door mensen van buiten Amsterdam en toeristen. Er wordt dan ook verzocht om af te zien van de wijziging van het beleid bestemmingsverkeer en te komen tot het verrichten van nader onderzoek naar de verdere gevolgen van het aangekondigde beleid. Voorts wordt verzocht om vast te stellen dat het merendeel van de groepen die al georganiseerd naar Amsterdam komen via een inkomende tour operator zoals Destination Europe uit te sluiten van het verbod dan wel deze groepen een generieke ontheffing te geven voor bestemmingsverkeer. In ieder geval wordt verzocht om een langere periode om de gevolgen van eventueel gewijzigd beleid te kunnen verdisconteren in de reeds bestaande afspraken en te bevestigen dat het begeleiden van groepen met touringcar tot een eindbestemming en van die eindbestemming naar het nachtverblijf, niet valt onder het bereik van het verbod. Aangezien steeds meer mensen hun vakantie ver vooruit hebben geboekt, zullen we op zeer korte termijn onze productaanbod voor het jaar 2024 moeten gaan aanpassen. Het is voor onze bedrijfs- voering van groot belang dat wij zo spoedig mogelijk duidelijkheid verkrijgen ten aanzien van de eisen waaraan wij in 2024 dienen te voldoen. We zouden we graag op korte termijn het gesprek met u aangaan. Graag zouden we van u vernemen of daar gelegenheid toe is en, zo ja, wanneer. Graag vernemen we uw reactie. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 96 173 Bewonersraad Hieronder treft u de reactie aan van de Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo, samen met Nieuwmarkt bewoners Valkenburgerstraat, bewoners Anne Frankstraat, bewoners De Halve Wereld, bewoners Groot Waterloo Weesperstraat en BC Ceres op de vrijgave van het Concept beleid beschreven in het Concept ontwerp verkeersbesluit Touringcar 31 januari 2023 en Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023. De gestelde vraag “Of u het er mee eens bent?” kunnen wij kort beantwoorden met nee. Wij steunen de uitgangspunten, maar zeker NIET de uitwerking. Het motto van het touringcarbeleid in de Agenda Touringcar 2020-2025 is, wij citeren: “Touringcars blijven welkom, maar wel op onze voorwaarden.” Het is dan ook een goed plan, om de overlast van touringcars, met name in het centrum te beëindigen. Deze uitgangspunten van het college worden volledig onderschreven door bewoners op en rond in onze buurten, wij citeren: “waar de leefbaarheid en luchtkwaliteit nog steeds te verbeteren is en de kwetsbare bruggen en kades beschermd moeten worden. Zodat Amsterdam voor iedereen een toegankelijke en leefbare stad blijft. Nu én in de toekomst.” Wij omarmen dus deze woorden van het College. En vullen aan dat in deze woonomgeving veel verkeersONveiligheid is. Met een dergelijke motivering zijn dus stevige maatregelen mogelijk en nodig. Het geeft dan geen enkele pas om uitzonderingen te regelen. De redenen daarvoor zijn: — De uitzonderingen betreffen wederom de zwaarst belaste straten met verkeer en luchtvervuiling zoals de Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat. Hoe zo ver gekomen met bewoners — In de agenda van de Agenda Touringcar 2020-2025 staat het uitgangspunt dat de mogelijkheid voor deur-tot-deurvervoer voor groepen in grote touringcars binnen de S100 wordt beperkt. Nu de motivering is verscherpt, staat verbieden van touringcars in heel het centrum niets in de weg. Zie ook de opmerkingen op pagina 20 over de verkeerskundige impact. Daarom zijn bewoners in onze buurten ook tegen het rijden, halteren en / of parkeren van touringcars op de hoofdroutes, want juist dat zijn de meest vervuilde straten en is het vervuilende verkeer niet gewenst. Niet alleen vanwege de stationair draaiende motoren, maar ook vooral vanwege het draaiend houden van de airco's op die bussen, die zich aan geen enkele emissiestandaard (Euronorm classe) hoeven te houden. — Ten tijde van het stadsdeelbestuur met Boudewijn Oranje en Jeanine van Pinxteren was er een “Touringcaroverleg” waarin bewoners met touringcarondernemers en culturele instellingen in gesprek waren over de touringcarproblematiek. Dat had een belangrijke functie en sterkte het begrip tussen bewoners en touringcarondernemers. Dat overleg heeft ook iets positiefs opgeleverd, o.a. de stewardspilot van Guido Frankfurther. Totdat wethouder Litjens met een nieuw plan alles overhoop gooide met het Touringcartransitieplan. In het Touringcaroverleg werd namelijk op dat moment gewerkt aan een plan om ALLE touringcars buiten de S100 te houden. Dat plan werd door alle partijen in het overleg ondersteund. Het huidige voorstel kiest nu niet voor die mogelijkheid, terwijl de ondernemers en bewoners daarvoor samen draagvlak hebben gecreëerd. In een eerder stadium van de agenda Tourincar is door bewoners gevraagd om dat Touringcar- overleg wederom op te starten. Het is dan treurig om te lezen dat de gemeente voor deze regeling alleen overleg heeft gevoerd met, wij citeren: “vertegenwoordigers van de (touringcar-) branche en bestemmingen” en zijn zelfs “één-op-één gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de branche en de belangrijkste touringcarbestemmingen in de stad,” maar absoluut niet met bewoners. De uitkomst zou dan ook veel anders zijn geweest, nu overeenstemming over het weren van al het touringcarverkeer gewoon mogelijk is. Zonder enige uitzondering op doelgroep en/of bestemming! LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >) Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 97 » 173 Bewonersraad — Bezoekers van Amsterdam moeten juist gebruik maken van het veilige en schone OV met de Nieuwmarkt erkende voorzieningen voor minder bedeelden. Groot Waterloo — Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer etc. noemt als reden voor ontheffing, wij citeren: “dat zich specifiek langs of in de onmiddellijke omgeving van deze corridor veel culturele instellingen bevinden”. Alsof Cultuur bezoeken per se met de bus moet. Echter die culturele en educatieve instellingen en ondernemingen liggen allen in de nabijheid van goede OV- voorzieningen. OV- voorzieningen die maakt dat, wij citeren (uit de tekst uit dit voornemen): “het stadshart absoluut binnen redelijke (loop-)afstand bereikbaar blijft voor groepen reizigers, zonder dat enige touringcar de stad in hoeft” (ongeacht minder, 7,5 ton of meer). De bedoelde culturele voorzieningen, instellingen en ondernemingen zijn daarmee uitstekend bereikbaar voor bezoekers, en die kunnen net zoals alle andere bezoekers die met een touringcar gaan aan de rand van de stad uitstappen om hun weg in Amsterdam vervolgen met het OV. — Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc. motiveert dat de corridor als Plusnet (in het beleidskader Verkeersnetten) is aangewezen, echter op die wegen worden al grote vervoersaantallen verwerkt (24.000 per 24/7). Veelal doorgaand verkeer (40-60%!) dat er niet hoeft te zijn (kentekenonderzoek S100 uit 2016 en weldra het nieuwe kentekenonderzoek 2022). Door verkeerskundige argumenten te introduceren en boven het argument van de gezondheid te plaatsen, wij citeren de eigen woorden van het college: “sterven bewoners in en rond de uitgezonderde straten maanden eerder dan andere Amsterdammers”. Dat kan toch niet de bedoeling zijn en daarom dienen ook die touringcars net als alle andere touringcars gewoon aan de rand van de stad hun cliënten te laten overstappen op OV. — Het College brengt zelf naar voren dat, wij citeren: “het inperken van de overlast door de grote (verkeers-)drukte in de stad het doel is van diverse beleidsagenda’s, waaronder: Actieplan Schone Lucht, Actieplan Bruggen en Kademuren, Uitwerkingsplan Overstaplocaties Touringcar Rondvaart, Agenda Amsterdam Autoluw, Stad in Balans (vanaf 2022 samengevoegd met Aanpak Binnenstad)”. Daarmee pleit het College andermaal om extra onnodige vervoersbewegingen niet toe te staan, zeker als er een goed alternatief als het OV voorhanden is. Juist op en rond die bewuste corridor is het toestaan van touringcars dan ontoelaatbaar, nu dat alternatief ruimschoots voorhanden is. — Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc. motiveert touringcars te weren met, wij citeren: “om overlast te verminderen van touringcars te maken heeft met de omvang en het gewicht van dergelijke autobussen, de uitstoot die zij veroorzaken, verkeersveiligheid, en halteer-/parkeer- en omgevingsoverlast”. Overlast die door de geformuleerde uitzondering eigenlijk ongewenst is en rond de corridor dan onbegrijpelijk toch zou mogen. — In het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc, zegt het college het zelf, wij citeren:“Het wordt steeds drukker in de stad en daarmee ontstaat steeds minder ruimte voor dergelijke autobussen.” De noodzaak om touringcars dan toch toe te staan in onze woonstraten ontbreekt dan ook volledig. Ook in de bewuste corridor. Ook daar wonen Amsterdammers, die ernstig benadeeld worden door die voorgestelde uitzondering. Alsof voor hen die overlast er niet toe doet! — De verschillende snelheden in de straten van de corridors waar de bussen zouden mogen komen: 30-50-30-50 km per uur voedt wederom uitstoot en onveiligheid, voor medeverkeersdeelnemers en voetgangers. — Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc, beoogt de uitstoot te verminderen. Wij citeren: “Door zonale geslotenverklaring wordt immers de totale schadelijke uitstoot van autobussen teruggedrongen. Voor zowel rijdende als halterende voertuigen. En minder uitstoot komt de leefbaarheid van de stad ten goede. Dit sluit aan bij de ambitie uit het Actieplan Schone Lucht”. Dan is het echt onlogisch en onjuist om extra verkeer toe te staan in onze woonstraten zoals de Anne Frankstraat, Valkenburgerstraat en Weesperstraat, daar waar de uitstootwaarden weer richting boven de wettelijke norm gaan. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 98 »173 Bewonersraad — Vele onderzoeken zijn er die aangeven dat vervuiling door het verkeer bij uitstootwaarden zelfs Nieuwmarkt (veel) lager dan de wettelijke norm al enorme gezondheidsschade toebrengt aan bewoners. Dat Groot Waterloo meldt GGD GHOR Nederland. Zie: https://ggdghor.nl/thema/luchtverontreiniging/ Dus in de al zwaarbelaste straten extra verkeer toestaan is heel erg kwalijk. — Het verkeer in de stad neemt weer vormen van voor Corona aan kopt het Parool en daarmee ook de overlast, de vervuiling en de herrie: Lees: https://www.parool.nl/amsterdam/autoverkeer-in- amsterdam-staat-weer-even-vaak-vast-als-voor-corona-b13c589fc/?referrer=https%3A%2F%2Fw ww.google.com%2F Dan is extra vervuilend verkeer andermaal niet op zijn plek en slaat de geuite ambitie helemaal dood. — Het ligt op de weg van de (lokale) overheid en dus ook dit college om eerder en voortvarender om te gaan met het sneller weren van vervuilend verkeer. — Bovendien: Amsterdam doet het van alle steden het slechtst op het gebied van milieu en buitenruimte, kopt het Parool: https://www.parool.nl/nederland/amsterdam-scoort-van-alle-steden- het-slechtst-op-het-gebied-van-milieu-bf6173d5/ — Ruimhartig “ontheffen” getuigt dan ook van weinig ambitie om de gezondheidsschade door luchtvervuiling nú tegen te gaan. — Bovendien zijn de WHO-normen aangescherpt en bracht het RIVM een rapport uit met maatregelen. Die zien wij niet terug in dit beleid. — Er zijn geen legitieme redenen om de gezondheid en veiligheid van burgers niet te beschermen. — Bewoners moeten voorgaan voor het economisch belang van enkele culturele instellingen en ondernemingen, die niet duurzaam bezig zijn en slechts aan hun belangen denken en die van hun bezoekers, maar niet aan de bewoners in hun omgeving, althans daar ligt duidelijk niet hun voorkeur als buurtgenoot! — Daargelaten de nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid dat touringcars toch worden toegestaan, vermelden wij dat het gebruik van touringcars juist niet veiligheidsbevorderend zijn in onze buurten, getuige de vele ongelukken met voetgangers etc. De uitzonderingen en te veel ruimte voor interpretatie — Het Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023, ziet toe op het toch toestaan van vervoer van specifieke doelgroepen met touringcars. Ook voor die doelgroepen geldt, dat het OV een geschikt alternatief biedt. Dat is juist ingericht met voorzieningen voor dergelijk doelgroepen. Daarom zijn die specifieke gronden voor ontheffing te ruim gesteld. Wij zijn er zeer beducht dat straks te makkelijk bejaarden, slecht ter been zijnden, of jeugdigen als legitiem aangemerkt gaan worden om de ontheffing te verstrekken. Handhaving in Amsterdam komt altijd op de laatste plaats, waardoor misbruik van de ontheffing in de hand gewerkt wordt. Daarmee krijg je hetzelfde effect als bij de huidige regeling “Bussen geen doorgang. Alleen voor bestemmingsverkeer” (o.a. een bord in de Valkenburgerstraat). Chauffeurs vatten dit altijd heel ruim op. In deze ontheffingsregeling worden ook dergelijke containerwoorden gebruikt waardoor alle bussen manieren gaan vinden zich toch op deze routes en daarbuiten te gaan begeven. Wij begrijpen dat een touringcar met een lagere schoolklas, met eigenlijk te weinig begeleiding, de voorkeur heeft om de passagiertjes uit te laden voor de deur. Dat lijkt voor ons een uitzondering te zijn. Zo'n eenmalige vervoersopdracht moet ook dan geborgd worden. Daarbij zou het de voorkeur genieten om dergelijke toegestane touringcars uitsluitend uitstoot vrij te laten zijn. Daarom kan er volgens ons ook geen sprake zijn van een duurvergunning zoals artikel 6 lid b beschrijft. Dergelijke vervoersopdrachten kunnen echt anders georganiseerd worden. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 99 » 173 Bewonersraad Daarbij zou het de voorkeur genieten om dergelijke toegestane touringcars uitsluitend uitstoot vrij Nieuwmarkt te laten zijn. Daarom kan er volgens ons ook geen sprake zijn van een duurvergunning zoals artikel Groot Waterloo 6 lid b beschrijft. Dergelijke vervoersopdrachten kunnen echt anders georganiseerd worden. — Het Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023, geeft daarnaast de mogelijkheid om bij bijzondere omstandigheden het gebruik van touringcars toch mogelijk te maken. De vermelde bijzonder omstandigheden zijn wel erg naar de lokale ondernemingen toegeschreven. De bedrijven met een eigen parkeerplek zijn zelfs te duiden in onze buurt (Artis, Gassan, of een ruimte voor de deur zoals bij Amstel 1, zie de PS). Dat kan van een algemene regeling niet de bedoeling zijn. Ook voor bedrijven met parkeerplaatsen geldt dat die parkeerplaats dan maar niet meer gebruikt wordt voor stalling van touringcars en dat de bezoekers van die instellingen, net als alle andere bezoekers vervoerd met een touringcar aan de rand van de stad kunnen overstappen op OV. En ook bij het geïntroduceerde begrip continuïteit, is het onwaarschijnlijk dat een onderneming afhankelijk is van het parkeren van touringcars voor hun deur. Immers de motivering van het college van het weren van die touringcars staat buiten kijf. — Zo worden ook het rondjes rijden van bussen bestreden. Het slechts droppen en ophalen en verder het parkeergeld uit te sparen, als aanvulling op het inkomen van de buschauffeur. Onnodige verkeersbewegingen blijven dan ook uit. — Het Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023 geeft dan ook geen pas, is niet vernieuwend en biedt alleen maar ruimte tot misbruik. Want zoals bewoners en ondernemers heel goed weten, kan de gemeente Amsterdam geen handhaving garanderen. Wij vatten samen. Wij zijn het niet eens met de gepresenteerde plannen. Het zijn plannen die duidelijk niet met de input, kennis en ervaring van bewoners zijn geschreven. Eerdere plannen om touringcars te weren die wel met bewoners zijn geschreven, leverden een door alle partijen (touringcarbranche, instellingen/ondernemers en bewoners) gedragen totaalverbod van touringcars binnen de S100. De motivering van het College om Touringcars te weren geldt immers voor alle bewoners aan alle straten binnen de S100. Het College staat ervoor om extra onnodige vervoersbewegingen niet toe te staan. De nu gegeven argumenten om van die hoofdregel af te wijken zijn met een selecte groep belangebben tot stand gekomen en gelet op onze bovenstaande argumenten onhoudbaar. Bewoners zijn niet tegen strikte uitzonderingen: bejaarden, jeugd, zieken. Het is de manier waarop deze uitzonderingen nu gesteld worden dat er veel te veel ruimte wordt geschapen en voor ‘misbruik’ (opzettelijke misinterpretatie) van de regels. We zijn hierop beducht uit ervaring (denk aan Hop-on Hop-Off bussen met 5 passagiers), vooral ook omdat er NOOIT handhaving is. Daarnaast: dit college staat voor een gezonde stad, met schone lucht en veiligheid op straat, een autoluwe stad en duurzaam! Om de gezondheid en veiligheid van burgers te beschermen. Maar de voorgenomen uitzonderingen op de wegen die buurten al doormidden splijten staan lijnrecht tegenover de doelen en koers van dit college. Bewonersbelangen moeten voorop staan. Dus: houd het simpel: geen touringcars in heel het centrum met een heel strikt uitzonderingsbeleid waar niet mee gesjoemeld kan worden. Dan is er ook geen probleem met de overlast, handhaving, luchtvervuiling etc. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 100 174 Museum Museum Rembrandthuis wil naar aanleiding van het nieuwe touringcarbeleid, graag de volgende Rembrandthuis zorg delen: De haltes Mr Visserplein (H10) en Hermitage (H23) blijven beide bestaan in 2024. Beide haltes liggen op de corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat. Deze corridor blijft ook in 2024 toegankelijk voor touringcars zwaarder dan 7,5 ton en hier hoeft geen ontheffing voor te worden aangevraagd. Dit lijkt goed nieuws voor ons, we blijven goed bereikbaar, maar onze zorg is, of deze haltes nu niet ‘misbruikt’ gaan worden door andere partijen om hun passagiers zo centraal mogelijk af te zetten. Opmerking hierbij is ook dat de halte Mr Visserplein (H10) op dit moment al vaak overbelast is door geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes, waardoor Museum Rembrandthuis, maar ook het Joods Cultureel Kwartier veelal niet goed bereikbaar zijn voor bestemmingsverkeer voor onze musea. Mijn vraag is, hoe wordt er toezicht gehouden op de halteerplek Mr Visserplein tegen oneigenlijk gebruik? Dit is echt nodig, willen onze locaties bereikbaar blijven voor scholen en ouderen. 175 Busvervoer De branchevereniging Busvervoer Nederland (BVN) heeft in 2019 al haar zienswijze op het vigerende Nederland touringcarbeleid (Touringcaragenda 2021-2025) kenbaar gemaakt. Daarom volstaan wij thans met een korte reactie die aansluit op onze eerdere stellingname. De touringcar is en blijft een van de meest efficiënte manieren om groepen mensen naar de stad te vervoeren. Daarbij heeft een touringcar per reizigerskilometer een zeer lage uitstoot. BVN begrijpt dat daar tegenover staat dat Amsterdamse kades en bruggen beschermd moeten worden en dat er dus op enig moment toegangseisen gesteld worden aan zwaar verkeer in de centrumzone. Het voorkomen van schade aan bruggen in de oude binnenstad is een valide argument om de zwaardere bussen te weren. We verzetten ons echter tegen het beeld dat “Amsterdammers veel overlast ervaren waar grote touringcars zijn.” Het aantal klachten afgezet tegen het aantal touringcars dat Amsterdam aandoet is te verwaarlozen klein. Het steekt in ieder geval schril af tegen het aantal klachten over bijvoorbeeld buren of over Schiphol. Het afsluiten van de S-100 voor touringcar heeft tot gevolg dat er meer voertuigbewegingen in en naar de binnenstad gaan plaatsvinden. Hoeveel meer valt niet te voorspellen, maar een touringcar is het equivalent van zes taxibusjes. Het gaat daarmee ook extra druk geven op de publieke ruimte voor- of nabij bestemmingen die nu eenmaal groepen blijven ontvangen. Het verkeersbesluit zal voor een deel van het touringcarverkeer weinig problemen opleveren. Maar het beleid heeft alleen in de praktijk kans van slagen als de gemeente zorgdraagt voor de volgende randvoorwaarden en flankerend beleid. Voldoende halteer, buffer- en parkeerfaciliteiten / handhaving Veilig halteren langs de corridor en de route aan de stadsring moet ook in het drukke touringcar- seizoen geborgd zijn. Dat begint met halteplekken op de meest logische plaatsen waar groepen veilig kunnen in- en uitstappen. Voldoende stewards en technische maatregelen De inzet van stewards helpt enorm om chauffeurs te wijzen op beschikbare plekken en het touringcarverkeer in de stad in brede zin te faciliteren. Het inzetten van een tijdsklok op haltes kan daarnaast een bijdrage leveren aan het efficiënte gebruik van de haltes maar is slechts een hulpmiddel. Lees veRDER OP VOLGENDE PAGINA > Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 101 »175 Busvervoer Geen knip of experimenten op de corridor en/of de ring Nederland Het aantal beschikbare routes voor touringcars in en naar de stad is de afgelopen decennia gestaag teruggelopen. Het gevolg is dat het touringcarverkeer over steeds minder wegen geleid wordt. Verdere inperking daarvan door het (ten dele) afsluiten van de overblijvende routes of experimenten met verkeerskundige knip (zoals beoogd op de Weesperstraat) zullen onvermijdelijk leiden tot forse opstoppingen en hinder in de stad. Effecten die nog eens versterkt zullen worden als dit soort verstoringen tijdens het touringcarseizoen plaatsvinden. Slimme handhaving Het gebrek aan handhaving van het touringcarbeleid is BVN altijd een doorn in het oog geweest. Het zou daarom goed zijn als de halteerplaatsen aan de S-100 en de corridor vrij worden gehouden van overig verkeer en daarmee exclusief gebruikt kunnen worden voor in- en uitstappen van passagiers van touringcars. Voldoende capaciteit voor halteren achter CS De huidige mogelijkheden voor touringcars om passagiers af te zetten achter CS aan de Ruiterkade, de Westerdoksdijk en de Zouthaven moeten behouden en ‘bijgehouden’ blijven. Parkeren en bufferen Veel van de ervaren overlast is naar onze indruk het gevolg van foutief geparkeerde touringcars. De gemeente moet daarom zorgdragen voor gratis parkeren voor bezoekende touringcars aan de randen van de stad met voldoende faciliteiten voor chauffeurs. Op die manier kan voorkomen worden dat men nodeloos rondjes gaat rijden tot een groep weer kan worden opgehaald. BVN is ten slotte bereid een rol te spelen bij de communicatie richting de eigen achterban en die van onze buitenlandse zusterorganisaties. Daarnaast blijven wij graag aangesloten op de verdere uitwerking van de Agenda Touringcar. 176 De Kock Tours AMSTERDAM MOET TOURINGCARS NIET WEREN MAAR FACTILITEREN ! 177 FL-Reizen Als u een begint met alle ontheffingen die nu worden vertrekt voor de niet euro 6 bussen dan zal de lucht nog schoner worden want die ontheffingen en vergunningen zijn voor de ondernemers die wel in euro 6 dubbeldekkers hebben geinvesteerd een doorn in het oog, en als wij de toeristen niet meer in de stad kunnen brengen gaan we wel naar een andere stad want een Amerikaan gaat niet met koffers lopen en als je dat wel blijft proberen maak dan goede infra structuur met grote gratis parkeerplaatsen waar dan ook voorzieningen zijn zoals water en een goede metro verbinding… 178 Langs deze weg wil ik mijn ongenoegen uiten over het voornemen om de Kattenburgerstraat als ‘corridor’ te bestemmend voor zware Touringscars. De Kattenburgerstraat zal ongeveer per half maart 2023 heringericht zijn en volgens een aangenomen motie van Z.D. Ernsting, NT. Bakker en D.F. Boutkan, dan de status van ‘Hoofdnet Auto’ hebben. Dat betekent dat de in de agenda Touringcar genoemde benaming, ‘corridor’ Weesperstraat-Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat, niet juist is. De volgende onjuistheid is de vermelding van de Kattenburgerstraat op https://maps.amsterdam.nl/ plushoofdnetten als ‘Plusnet corridor auto’. Het zou nu al ‘Plusnet auto’ moeten zijn en over enkelen weken ‘Hoofdnet auto’. In de definitie van ‘Beleidskader Verkeersnetten’ wordt ‘Hoofdnet Auto’ een functie te kunnen vervullen bij stremmingen op het ‘Plusnet Auto’, maar met een lagere verkeersintensiteit dan ‘Plusnet Auto’. Volgens een gangbare definitie betekent ‘stremming’ plaatselijk verkeer geblokkeerd als gevolg van een incident, dus een overloop als het ware, niet voortkomend uit een structureel gebruik. Door het verkeerd van zware touringcars zal de straat de facto in een Pluscorridor veranderen. Het wensbeeld bij de inrichting van een Plusnetcorridor is echter 2x2 rijstroken. Kortom het voorgenomen Touringcarbeleid beleid gaat ten enen male in tegen een eerder ingezette richting en autoluw beleid. Ik verzoek u de Kattenburgerstraat van zwaar touringcar verkeer uit te sluiten. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 102 179 Amsterdam Museum … Hierbij maak ik namens het Amsterdam Museum onze zienswijze kenbaar met betrekking tot het verkeersbesluit “touringcarbeleid vanaf 1 januari 2024”. Praktische informatie: Het Amsterdam Museum is gevestigd tussen de Kalverstraat 92 en de Nieuwezijdsvoorburgwal 359. Het Amsterdam Museum is momenteel gesloten op bovenstaande locatie in verband met een groot- scheepse renovatie/verbouwing die een aantal jaren in beslag zal nemen. Momenteel zijn wij met onze collectie te bezichtigen in een deel van de Hermitage. Zienswijze: Ik kan u laten weten dat we het zeker eens zijn met het besluit het centrum van Amsterdam vanaf 2024 toegankelijk te houden voor een grote touringcar voor bepaalde doelgroepen met een specifieke bestemming. De bepaalde doelgroepen waar u aan refereert in de notulen van 3 februari 2023, “Programma touringcar” zijn namelijk vaste (niet weg te denken) bezoekers aan ons museum. Onze vraag die hieruit voortvloeit is of wij er van uit kunnen gaan dat de halteerlocatie (tevens laad- en los locatie) die momenteel gevestigd is op de Nieuwezijdsvoorburgwal ter hoogte van huisnummer 293 hier definitief gevestigd zal blijven. Wij vragen hier specifiek om omdat in de notulen de volgende zinssnede is opgenomen: Naar verwachting worden er geen halteerplaatsen opgeheven”. Wij willen er dan ook voor pleiten deze halteerlocatie te handhaven ook na 1 januari 2024. Indien deze halteerplaats zou komen te vervallen of verder vanaf onze locatie verwijderd zal worden dan heeft dat een erg nadelige invloed op de toegankelijkheid voor de aangegeven bezoekersgroepen aan ons museum. Dat is tevens volledig in strijd met ons diversiteitsbeleid en kunnen wij onze doelstelling niet waarmaken om 100% toegankelijk te zijn voor alle doelgroepen. Deze groepen zullen dan waarschijnlijk voor een andere, makkelijker te bereiken, culturele instelling kiezen waardoor een groot deel van onze doelgroepen de mogelijkheid wordt ontzegd om ons stadsmuseum, waar zowel de geschiedenis als de verbinding met het heden zichtbaar en bespreekbaar is, te bezoeken. Indien u enige vorm van toelichting op bovenstaande wenst dan hoor ik dat graag. Ik ga ervan uit dat u mij van het verdere verloop van de procedure op de hoogte houdt. Ook hoor ik graag of de benoemde halteerlocatie ook ruim na 2024 gevestigd blijft aan de Nieuwe- zijdsvoorburgwal t‚h.v. huisnummer 293 zodat wij ook na onze verbouwing de bewuste doelgroepen kunnen blijven ontvangen. 180 Als er een goed alternatief wordt geregeld dan wel!! 181 Het is voor de touringcar niet te doen. Je mag niks. Je word weg gestuurd regel dat er een mooie plek komt of dat er een mooie knappe route door der de stad komt. 182 Ik begrijp dat een stad als Amsterdam, touringcars wil weren. Maar zorg voor voldoende parkeerplaatsen van waaruit de passagiers voor een klein bedrag met het openbaar vervoer kunnen reizen. Bereken eventueel het geld in de parkeerkosten. Zorg ook voor voldoende toilet gelegenheid op deze parkeerplaatsen en eventueel eet mogelijk- heden voor chauffeurs. Succes met jullie opgave. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 103 183 Het eerste deel van het beleid is toe te juichen en gaat uit van verbetering van luchtkwaliteit en vermindering van overlast en milieubelasting en belasting kademuren/kwetsbare gebieden. Waar ik het NIET mee eens ben is dat de gemeente vervolgens meteen een ander beleid voorstelt om ontheffing mogelijk te maken. Grote touringcars, inclusief de vervuilende, die basisschool- leerlingen, ouderen, mensen met een beperking of artiesten naar bepaalde educatieve of culturele locaties rijden, kunnen zo’n ontheffing aanvragen zodat ze toch binnen de Centrumring kunnen komen. Een niet nader bepaald oneindig aantal bussen blijft dus mogelijk en blijft dus de overlast in omvang en gewicht van dergelijke autobussen, de uitstoot die zij veroorzaken, verkeersonveiligheid, en halteer /parkeer- en omgevingsoverlast en overbelasting voor de kwetsbare kademuren die op veel plekken aan het verzakken zijn, zoals op de Geldersekade, beide zijden! Apart van die doelgroepen wordt ook nog een uitzondering gemaakt voor de route Weesperstraat- Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat, om mi. een absolute kulreden, namelijk de grote hoeveel- heid interessante instellingen. Juist DIE zijn met het OV heel goed bereikbaar! En zouden juist NIET met touringcars bereikt moeten worden. Of is dit om commerciële zaken, zoals Gassan, die er goed voor betaalt, te blijven plezieren?? 184 in de eerste plaats juich ik toe dat de toegang van touringcars tot het centrum wordt beperkt. Wat ik jammer vind dat er een uitzondering wordt gemaakt voor de Weesperstraat, Valkenburgestraat en Kattenburgerstraat. Gevolg zal zijn dat de touringscars zich in die straten gaan verzamelen, wat de leefomgeving daar negatief beinvloedt. Het argument dat er belangrijke culturele voorzieningen aan de genoemde straten liggen gaat niet op. Alle voorzieningen zijn goed bereikbaar met OV. In het bijzonder maak ik mij als buurtbewoner zorgen om de Kattenburgerstraat. Recent is besloten om daar een juist een straat van te maken die mensvriendelijk is in plaats van autovriendelijk, waardoor de leefomgeving sterk wordt verbeterd. De snelheid wordt beperkt en de straat versmald en vergroend. Extra touringscars door deze straat sturen haalt een belangrijk deel van de winst weg. Als er dan toch per se een doorgaande route door het centrum moet komen dan ligt het veel meer voor de hand de touringcars vanuit de Valkenburgerstraat de IJ-tunnel in te sturen. Daar hebben dan veel minder mensen last van. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 104 185 Melkweg Op 31 januari 2023 heeft het college een concept ontwerp verkeersbesluit & een concept onthef- fingenbeleid touringcar vastgesteld. Stichting Melkweg, gevestigd op de Lijnbaansgracht 234A, heeft ernstige bezwaren over dit voorgestelde beleid, en zal uiteenzetten waarom. Vooropgesteld is de Melkweg een culturele instelling (ook wel multidisciplinair podium) waar verschillende kunstvormen geëtaleerd worden. De Melkweg — gehuisvest in een oude Melkfabriek — biedt een podium aan zowel jong talent, alsook aan internationaal toerende ‘bekende’ artiesten. In het gebouw zijn een bioscoopzaal, drie concertzalen, een café en een galerie gehuisvest. Aantal ontheffingen zwaar verkeer Veel artiesten & kunstenaars komen naar de Melkweg met zware en/of complexe apparatuur (licht, geluid, podiumdelen, special effects, etc). Volgens uw voorgestelde beleid zullen artiesten die met een tourbus en/of vrachtwagen toeren gaan vallen onder de noemer ‘zwaar verkeer’. Op het moment van schrijven gebruiken wij hiervoor dagelijks reeds de zogeheten ‘ontheffing C’ voor culturele instanties van de pilot ontheffingen culturele instanties. Vanaf 2024 komt hier een extra aan te vragen ontheffing bij. U stelt immers dat de procedure gaat gelden voor: ‘doelgroepen waarvoor ontheffing wordt verleend, dienen primair een kunst-, cultuur-, en/of educatieoogmerk te hebben! Deze definitie betreft onze gehele programmering — 7 dagen per week, 365 dagen per jaar, meerdere programma’s per dag. Wij voorzien veel extra werk bij het aanvragen van meerdere ontheffingen. Immers kan het zo zijn dat we per dag, per programma meerdere ontheffingen aan dienen te vragen, naast de ontheffingen die we nu al aan moeten vragen. Bovendien is deze situatie buitenproportioneel complex voor internationale artiesten en kunstenaars. Volgens het voorgestelde beleid moeten wij dus meerdere vergunningen voor meerdere situaties aanvragen; een wat ons betreft onwenselijke situatie. Wij willen u dan ook vragen om één allesomvattende ontheffing te realiseren voor tourende (internationale) artiesten en kunstenaars die op een centrale plek (het liefst digitaal) kan worden aangevraagd. Controle ontheffingen per voertuig Op dit moment moeten de kunstenaars/ artiesten reeds meerdere geprinte documenten over- handigen bij een eventuele controle. Hier komt bovengenoemde ontheffing nog bij. Dit maakt de Melkweg — en meer generiek de stad Amsterdam — er niet gastvrijer op. Bovendien is de werkwijze totaal niet praktisch. Immers moet er een wildgroei aan documenten geprint en getoond kunnen worden. Wij willen u dan ook vragen om eventuele controles op geldende/aangevraagde ontheffingen digitaal & aan de hand van het kenteken uit te laten voeren. Kentekens zijn immers bekend bij de gemeente en worden door ons doorgegeven bij het aanvragen van een ontheffing. Wij gaan ervan uit dat u onze zienswijze meeneemt in het proces om van de concepten tot een verkeersbesluit & ontheffingenbeleid touringcar te komen. Uiteraard zijn wij bereid om onze zienswijze verder toe te lichten. 186 Ik vind dat we met touringcar niet door Amsterdam centrum heen mogen gaan Dan wel grote bus parkeerplaats Waar zeker minimaal 100 stuks kunnen staan Liefst meer dan mensen gratis met shuttelbus Naar centrum kan gaan dan om 10 min Omdat we veel met scholen naar museum gaan enz En Waar je wc kan legen en vullen en chauffeurs hok waar je kunt zitten en koffie en thee kan pakken Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 105 187 Grand Hotel Amrath Namens het Grand Hotel Amrath Amsterdam laat ik u weten het niet eens te zijn met de plannen en Amsterdam maak bezwaar. Onze gasten maken gebruik van touringcars om bij ons hotel te komen. Onze gasten zijn de 5* hotelgast die we graag blijven verwelkomen in de stad. Zij maken graag gebruik van de touringcar om naar ons hotel te komen. Juist omdat ons hotel zo goed bereikbaar is langs de Prins Hendrikkade. Er moeten nu extra kosten worden gemaakt en moeite om de gasten alsnog in het hotel te krijgen. Dit beleid is willekeurig, want grote bussen blijven wel voor het Grand Hotel Amrath Amsterdam langs rijden en stoppen bij de bushalte. Wij zullen behoorlijk omzet verlies hebben, is daar een compensatieregeling voor? Ons hotel doet het juist goed bij groepen die kiezen voor een Toruringcar, vanwege de ligging van het hotel. 188 Het tourisme wordt door de gemeente Amsterdam compleet om zeep geholpen met het weigeren van touringcars. Maak nette halteplaatsen op diverse punten en zorg voor een goede parkeerplaats om de touringcar te stallen als de mensen zijn afgezet. Daarna kunnen mensen met een speciale busdienst, in het leven geroepen door de gemeente, naar de parkeerplaats gebracht worden waardoor er minder overlast is. Bij de kerstmarkt in bv. Keulen werkt dit ook zo en functioneert. 189 Aanvulling deel 1 Dus deel2…… Bus parkeerplaats minimaal 100 bussen of meer Meerdere locaties rand van Amsterdam!!! Komen zoveel touringcars dat zeker meer plekken nodig heb!! Dat we zeker plek hebben kwa parkeren EN NIET VAN DIKKE PRIJZEN VRAGEN! En waar je wc kan lege!! Dat kan nergens en verbinding rechtstreeks met het centrum en museum en GRATIS Ook aan ons als chauffeurs denken om schonen wc kunnen gaan en schoon wordt gemaakt! en chauffeurs grote hok met koffie en thee enz 190 Het blijft bijzonder dat wanneer je bereid bent te betalen je Amsterdam wel binnen kunt met een vervuilend voertuig 191 BIZ de Bree Namens BIZ de Bree willen wij graag bezwaar indienen tegen het feit dat de gemeente heeft besloten om geen grote touringcars (7,5 ton) meer in het centrum van Amsterdam binnen de ring S100 toe te laten maar dat daar wel een uitzondering voor wordt gemaakt in en rondom ons gebied, namelijk de corridor (Weesperstraat - Valkenburgerstraat - Kattenburgerstraat). Hier mogen dus alle touringcars zonder ontheffing het gebied in- en uitrijden en hun klanten afzetten. Dat betekent dat we in dit gebied, nog meer dan al gebruikelijk, overlast blijven houden van de schadelijke uitstoot en overlast van fijnstof etc. aangezien we kunnen verwachten dat er door de touringcars nog meer gebruik van dit gebied zal worden gemaakt. Hoe dragen we er zorg voor dat dit voorkomen wordt? Wordt de luchtkwaliteit bijvoorbeeld gemonitord? Daarnaast hebben is er ook een bijzondere categorie opgenomen onder art. 4 dat bestemmingen met parkeervoorzieningen op eigen terrein een ontheffing kunnen krijgen (wat in de praktijk alleen Artis en Gassan betreft). Zo krijgt vanuit ons gebied Gassan een ontheffing voor zijn eigen bussen en de Hopp On Hopp Off bussen. Dus op basis daarvan zullen nog steeds bussen van en naar Gassan rijden — ook zonder mindervaliden en basisscholieren -, in de Jodenbreestraat met alle gevolgen van dien. Deze bussen zorgen voor onveilige situaties bij de kruising Jodenbreestraat en de Nieuwe Uilenburgerstraat. Deze straat is de laatste jaren alleen maar drukker geworden door o.a. het fietsverkeer vanuit Noord wat steeds sneller door dit gebied heen raast en waar het zebrapad al bijna geen doeltreffende functie meer blijkt te hebben. We maken ons daar al jaren zorgen om en dat zal alleen maar toenemen met dit besluit. Wordt er gehandhaafd op overtredingen in het gebied en of gemonitord dat de veiligheid niet verder in het gedrang komt? Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 106 192 Ik snap dat het centrum te klein is voor al die touringcars. Maar zorg dan voor grote parkeerplaatsen waar we kunnen parkeren voor een normaal tarief, waar we de mensen op een boot, een metro, een lijnbus, een taxi, of wat dan ook, kunnen zetten. Zodat ze niet zo veel moeten lopen. En waar schone wc's zijn voor de passagiers. Bijvoorbeeld aan de distelweg, passagiers kunnen dan op de veerboot die smeriger is dan de touringcar qua uitstoot. Maar als het zo door gaat, gaan heel veel toeristen Amsterdam vermijden. Dat wilt U toch ook niet. 193 Ik betreur het feit dat er geen of te weinig handhaving is geweest bij de uitstaphaltes. Waardoor diverse bussen er te lang staan en overlast bezorgen. Met als resultaat dat de goedwillende bestraft worden en niet meer welkom zijn. In de stad zijn veel bedrijven die draaien op toerisme, waar moeten we nu die mensen laten uitstappen? Allemaal op 1 plek? Wordt 1 grote chaos!! Waarom wordt er geen ervaren chauffeurs gevraagd voor passende oplossingen? Zogenaamde adviesbureaus zitten er alleen maar om centen te vangen en komen vaak met onwerkbare ideeën. Ik hou mijn hart vast… 194 De Avonturier Absurd! Juist de Touringcar is de meest efficiënte manier om een groep vanaf start tot bestemming te brengen. Het openbaar vervoer brengt je van waar je niet ben, naar waar je niet wilt wezen op een tijdstip dat je niet past, terwijl een touringcar dat wel allemaal doet. 1 Touringcar = 30 personenauto's. En een moderne Euro 6 Touringcar heeft nauwelijks uitstoot. Ik zie niet in hoe ik een bus met bejaarden op een rondvaart (de grootste toeristische attractie van ons land) moet krijgen als ik de stad niet meer in mag. Of een groep leerlingen uit een Twentse dorpsschool bij een museum. Wat de zaak nog absurder maakt is dat er zelfs aan de rand nergens een fatsoenlijke plaats is om reizigers het laatste stukje op het OV te zetten of te parkeren. 195 Kansloos beleid… denk aan de oude mensen en hoe ga je al die toeristen vanaf de rand naar de stad brengen… En parkeren van de bussen? 196 Minimaal parkeerplaats voor 100.touringcars Meerdere plekken waar wc geleegd kan worden, gewoon triest dat dit in zo grote stad zo slecht voor elkaar is. Gewoon lage tarieven of geen tarieven vragen, anders is het niet meer aantrekkelijk. Goede verbinding met openbaar vervoer. 197 Het is belachelijk dat een stad met een groen links minister de meest milieuvriendelijke manier van toeristenvervoer en scholen de stad uit jaagt. Als u dit al doet, zorg dan voor voldoende grote parkeerplaatsen op redelijke afstand. Distelweg was prima, RAI en Museumplein van vroeger ook. Maar u heeft liever parkeergeld van al die personenauto’s die wel de binnenstad vervuilen! Bah 198 De vraag is natuurlijk of bussen (ook OV) de oorzaak zijn van de overlast. Als de toerist weg blijft omdat het centrum alleen met OV te bereiken is zal het zeker rustiger worden wat weer voor de ondernemers in en rond Amsterdam nadelig is. De vaste routes blijken inmiddels een goede oplossing te zijn. Nu nog goede parkeergelegenheden en weg is de overlast! 199 Is er. Over nagedacht waar de mensen afgezet gaan worden we rijden veel inkomend toerisme (Chinezen) deze gaan de stad echt niet meer in als ze niet in het centrum uit mogen stappen Denk dat de stad Amsterdam veel geld gaat mislopen hier door 200 In grote delen mee eens maar er zou voor sommige straten een uitzondering mogelijk moeten zijn. Mensen gaan met een touringcar naar Amsterdam. Zorg er dan voor dat ze gratis of voor bijvoorbeeld 5 euro met het openbaar vervoer kunnen 201 Belachelijk. Toeristen die geld spenderen in de stad de toegang ontzeggen. Hoe zie je het voor om 30 toeristen met koffers in de stad te krijgen. Amsterdam schiet zichzelf keihard in de voet Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 107 202 De Dagtochten In eerste instantie is het een goed plan. De regel om geen touringcars in de binnenstad toe te laten is Specialist op zich geen probleem. Door de maatregelen van de afgelopen jaren is het praktisch onmogelijk om nog ergens te komen. Een punt van kritiek is wel dat er in of om de stad geen goede parkeerplaats is. Nu staan er op de meest onmogelijke plaatsen touringcars, te wachten om weggestuurd te worden. Chauffeurs hebben een rijtijden besluit waarin staat dat er rust genoten dient te worden. Als men ergens staat waar het “kan” maar niet mag, kun je niet spreken van een goede rust. Bij de aanleg van de noord-zuid lijn is er even sprake geweest van een busparkeerplaats bij het Noord station. Dat zou waarlijk het ei van Columbus geweest zijn. De passagiers met de metro de stad in, de bus op de juiste plaats (hoeft niet gratis ) en voor de chauffeurs een mogelijkheid om op het buikslotermeerplein in het winkelcentrum iets te eten. Helaas zijn beide parkeerplaatsen ingericht voor auto’s en is het idee van busparking verdwenen. De bestaande garages zijn niet praktisch. Museumplein is erg krap met grote kans op schades en de pta is niet altijd beschikbaar. Wat overblijft is “illegaal” parkeren waar een mogelijkheid is. Ik begrijp dat grond in Amsterdam erg duur is en dit te gelde gemaakt moet worden. Maar met alleen regels opleggen maar niets te regelen is geen oplossing. Ik rij sinds 1980 door Amsterdam en ver daarbuiten. In alle touristensteden is iets geregeld voor bussen. Grote steden op diverse plaatsen. Amsterdam is in oppervlak geen grote stad en zou met een strategisch punt, een groot probleem kunnen oplossen. Ik heb deel uitgemaakt van de gespreksgroep touringcar Amsterdam en daar konden wij aanhoren wat er besloten was. Ik hoop dat met dit inspraakmedium meer gedaan wordt dan met de inbreng in het touringcar overleg. 203 Taxi van Huisman Waardeloos idee om geen touringcars meer in de stad te laten, hoe moeten wij de klanten van bepaalde leeftijd nog naar de rondvaartuigen en andere leuke attracties krijgen, 204 Vevag - Vereniging Op 1 februari heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd: van Exploitanten ( Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende van Vaartuigen in beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024) de Amsterdamse [hierna: de beleidsregels] Grachten (ii) Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024. [hierna: het verkeersbesluit] U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 28 februari 2023. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. De Vereniging van Vaartuigen in de Amsterdamse Grachten [hierna:de Vevag] maakt hier tijdig gebruik van. De zienswijze van de Vevag richten zich gecombineerd tegen de onder (î) en (ii) genoemde stukken en bestaan uit de volgende onderdelen: 1. De flankerende maatregelen uit de Agenda touringcar die zien op alternatieve halteer en overstaplaatsen voor touringcars binnen de S100 Ring zijn niet of niet volledig genomen. 2. De beleidsregels zijn discriminatoir De Vevag licht dit toe: In de Raadsbrief van 22 juli 2022 [hierna: de brief] schrijft de wethouder onder meer: De totstandkoming van het bovengenoemde verkeersbesluit en het bijbehorende ontheffingen- beleid, compleet met een goed functionerend ontheffingenportaal en effectieve handhaving, vraagt een gedegen voorbereiding, afstemming, ontwikkel- en uitvoeringstijd. Hetzelfde geldt voor de flankerende maatregelen. Denk hierbij aan de fysieke aanpassingen in de openbare ruimte (onder andere de aanleg van nieuwe halteerlocaties buiten de S100) of het faciliteren van medegebruik OV- stations, maar ook aan het realiseren van een goed functionerende alternatieve overstaplocatie voor touringcarafhankelijke rondvaart. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 108 » 204 Vevag - Vereniging De conclusie van de brief was, dat aan de gememoreerde randvoorwaarden (nog) niet kon worden van Exploitanten voldaan en dat daarom de beleidsregels en het verkeersbesluit niet ingevoerd konden worden per van Vaartuigen in 1 januari 2023. Op dit moment lijken er in de ontwikkeling van de randvoorwaarden geen tot weinig de Amsterdamse stappen te zijn gezet; er is geen voortgang in het medegebruik van OV-faciliteiten en er is geen Grachten voortgang geboekt in het realiseren van nieuwe halteerplaatsen buiten of aan de S100. Zo schrijft het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuid bij Hoofdstuk 5.5.27 van het Bestemmingsplan Museumkwartier & Valeriusbuurt: Daarmee is er geen aanleiding om in het bestemmingplan uitbreiding van op- en afstaplocaties (in aantal en omvang) mogelijk te maken. Dit sluit overigens aan op het voornemen van het college van B&W om naar aanleiding van de Nota Varen geen openbare op- en afstaplocaties voor rondvaartboten naar buiten het centrum te verplaatsen. Ook de plannen van Stadsdeel Zuid om de Stadhouderskade tussen de Ferdinand Bolstraat en Hobbemakade te veranderen in een wandelpromenade lijken een uitbreiding van het aantal halteerplaatsen te doorkruisen. Ook de goed functionerende alternatieve overstaplocatie is nog niet gereed. Weliswaar wordt momenteel aan het TTR-DRKO* gewerkt maar daar deze overstaplocatie slechts over 4 plekken beschikt voor de overstap touringcar/rondvaartboot waar deze 17 van dergelijke plekken zou moeten vervangen, kan van een volwaardig, goed functionerend alternatief geen sprake zijn. Concluderend kan dus gesteld worden dat situatie in februari 2023 niet wezenlijk anders is dan in juli 2022. Onduidelijk is waarom uw college thans wel genoeg gronden ziet om de beleidsregels en het verkeersbesluit door te voeren daar waar zij daar eerder, bij gelijke omstandigheden, geen gronden voor zag. Althans, uw college geeft dat niet aan. In het verkeersbesluit schrijft het college: Amsterdam ervaart door de jaren heen daarnaast toenemende overlast van grote autobussen, met name in het centrumgebied. De overlast heeft te maken met de omvang en het gewicht van dergelijke autobussen, de uitstoot die zij veroorzaken, verkeersveiligheid, en halteer-/ parkeerplaatsen en omgevingsoverlast. Het wordt steeds drukker in de stad en daarmee ontstaat steeds minder ruimte voor dergelijke autobussen. Het college lijkt dus een punt te hebben als zij autobussen uit het stadscentrum wil weren; kart en goed zou je kunnen stellen dat een autobus te groot is voor het centrum van de stad. Klaarblijkelijk echter ervaart Amsterdam al deze opgesomde overlast niet als de touringcar kwetsbare doelgroepen vervoert. Het college beschouwt de volgende groepen als kwetsbaar: (ì) gehandicapten, (ii) kinderen tot 12 jaar en (iii) ouderen vanaf de AOW leeftijd. Deze doelgroepen, althans, de autobus die hen vervoert, kunnen een ontheffing krijgen om toch door het stadscentrum in te rijden. “Het volledig weren van autobussen zou voor deze doelgroepen grate consequenties hebben.” Aldus het college. De ontheffing kan echter uitsluitend verleend worden indien de kwetsbare doelgroep naar een kunst-, cultuur, en/of educatieve bestemming wordt vervoerd. Met andere woorden: Gehandicapten die niet meer in staat zijn zelfstandig te reizen mogen nog wel met de Museum Plus Bus met ontheffing naar musea in Amsterdam. Gehandicapten die niet meer in staat zijn zelfstandig te reizen mogen niet met een autobus van de Zonnebloem naar een rondvaartrederij om daar een rondvaart te maken. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 109 » 204 Vevag - Vereniging Schoolkinderen tot 12 jaar kunnen met een autobus met ontheffing naar Artis. Willen diezelfde van Exploitanten kinderen een rondvaart maken, dan kan geen ontheffing aangevraagd worden en moet de van Vaartuigen in klas opgedeeld en verspreid worden over kleinere voertuigen. Daar waar het college dit voor de Amsterdamse zwemlesbezoek nog als praktisch onuitvoerbaar achtte, is dit wel degelijk praktisch uitvoerbaar Grachten indien de school besluit een rondvaart te maken. Althans, in de visie van het college. En ook voor ouderen vanaf de AOW leeftijd is het voor het college dus van belang wat de eind- bestemming is; wel naar een culturele instelling met een Kamer van Koophandel inschrijving; niet naar het Victoria Hotel voor een bijeenkomst van Omroep Max. Kortom: de overlast die veroorzaakt wordt, lijkt allemaal wel mee te vallen voor het college indien de passagiers van de autobus, behorende tot de kwetsbare doelgroepen, door die bus naar een door het college goedgekeurde eindbestemming worden gebracht. Waarom het college een onderscheid maakt tussen de diverse bestemmingen en er niet voor heeft gekozen alle kwetsbare doelgroepen een ontheffing te verlenen, onderbouwt zij niet. De keuze lijkt willekeurig te zijn gemaakt. Overigens laat het college in het midden hoe zij omgaat met aanvragen voor een ontheffing van een touringcar die een kwetsbare doelgroep eerst naar een museum brengt en na het museumboek verder brengt naar een rondvaartrederij. Is het de bedoeling van het college dat zij voor de transfer van het museum naar de rederij de touringcar inruilen voor 8 minibusjes? Het is vanzelfsprekend toe te juichen dat kwetsbare doelgroepen op zich een ontheffing kunnen krijgen om met een touringcar door het centrum van de stad te rijden maar het is niet te begrijpen, althans, het college geeft geen uitleg, waarom een kwetsbare doelgroep met een culturele eindbestemming wel, en kwetsbare doelgroep met een andere eindbestemming geen ontheffing kan krijgen. Daarnaast onderbouwt het college niet waarom andere bestemmingen in het S100 gebied zoals hotels of rondvaartrederijen niet als bestemming waarvoor een ontheffing kan worden verleend worden gezien. Zonder nadere onderbouwing door het college van deze keuze, zijn de beleidsregels discriminatoir. De Vevag rondt af: De door het college toegezegde flankerende maatregelen die benodigd zijn om het verkeersbesluit in te voeren zijn niet of nog niet volledig ingevoerd waarbij de omvang van het TTR-DRKO de grootste zorg is. Naar mening van de Vevag is er weinig tot niets veranderd sinds het college in juli 2022 besloot de invoering van het verkeersbesluit uit te stellen en zij verzoekt het college dan ook opnieuw tot uitstel over te gaan zodat de flankerende maatregelen in zijn geheel zijn genomen. De Vevag acht de huidige onderbouwing van de onderscheidende criteria om al dan niet een ontheffing voor de kwetsbare doelgroepen af te geven onvoldoende en verzoekt het college met een nadere onderbouwing te komen. Daarnaast verzoekt zij het college de lijst van bestemmingen waarvoor ontheffing verleend kan worden uit te breiden met in ieder geval rondvaartrederijen. Dit niet in de laatste plaats omdat de rondvaart door het Unesco werelderfgoed voert en alleen daarom al als culturele bestemming kan worden beschouwd. 1 Touringcar Transfer Point De Ruyterkade Oost Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 110 205 Bewonerscomissie Hierbij zend ik u de Zienswijze met Bijlagen van de Bewonerscommissie Groot Kattenburg op het Groot Kattenburg Ontwerp-aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het rijden op de corridor-Amsterdam 2024 (aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer-vrije corridor autobussen Amsterdam 2024”) BEWONERSCOMMISSIE GROOT KATTENBURG Zienswijze op het Ontwerp-aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer - vrije corridor Amsterdam 2024. Het Ontwerp Aanvullend Verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer - vrije corridor Amsterdam 2024 hangt nauw samen met de in september 2020 door de gemeenteraad vastgestelde Agenda Touringcar 2020-2025 en heeft tot doel voor de categorie touringcars een uitzondering te maken op de zonale geslotenverklaring Zone Zwaar Verkeer. Hiertoe ligt nu het Ontwerp Aanvullend Zone Zwaar Verkeer op tafel, waarin de gemeente voornemens is een zogenoemde corridor in te richten, waarbij de touringcars/autobussen toestemming krijgen op deze corridor het stadshart binnen te rijden. Op deze corridor, bestaande uit Weesperstraat-Valkenburgerstraat, Foelistraat, Nieuwe Foelistraat, Prins Hendrikkade (vanaf kruising Foelistraat tot Kattenburgerstraat), Kattenburgerstraat, IJtunnel, Nieuwe Leeuwarderweg, zijn autobussen met 7,5 ton en meer toegestaan. In de voorbereiding en de uitwerking op dit Ontwerp Aanvullend Verkeersbesluit heeft de gemeente een aantal bijeenkomsten georganiseerd met belanghebbenden op wie het ontwerp naar mening van de gemeente het grootste effect heeft. De gemeente heeft tien werksessies, een-op- een gesprekken en een aantal klankbordbijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van verschillende brancheorganisatie en touringcar-bestemmingen. Echter, de gemeente heeft verzuimd de groep op welke het Ontwerp minstens een even groot effect heeft, namelijk de bewoners die aan deze corridor wonen, te informeren en uit te nodigen voor overleg. De bewoners zijn op geen enkele wijze betrokken geweest. Voor deze bewoners zal door de concentratie van (zware) touringcars door hun straten opnieuw een toename betekenen van geluidsoverlast, stank en luchtvervuiling. Deze straten, met name de Valkenburgerstraat, behoren nu al tot de vuilste straten van Amsterdam met de meeste verkeersoverlast. Een van de straten die in het corridor genoemd wordt, is de Kattenburgerstraat. Wij als bewoners van Kattenburg hebben jarenlang gestreden tegen de verkeersoverlast en luchtvervuiling van het verkeer en in het bijzonder van de touringcars die door deze woonstraat rijden en halten. Wij gingen de straat op tegen meer verkeer, lawaai, vervuiling en overlast. Wij hebben gestreden voor een leefbare wijk met schone lucht en meer sociale veiligheid. Wij zijn daarom blij en dankbaar dat de gemeenteraad onze noodkreet heeft gehoord. De raad heeft in januari 2020 een motie aangenomen die de leefbaarheid van onze buurt verbetert, waaronder de invoering van een maximumsnelheid van 30 km/uur en afwaardering van de categorie Plusnetcorridor Auto naar Plusnet Auto, met de toevoeging na de herinrichting van de Kattenburgerstraat deze verder of te waarderen tot Hoofdnet Auto. De gemeente heeft deze motie uitgevoerd en besloten tot een belangrijke herinrichting van de Kattenburgerstraat met als doel het substantieel terugdringen en ontmoedigen van het verkeer door deze straat en het verhogen van de verkeersveiligheid en leefbaarheid door het aanbrengen van onder meer brede stroken groen en drempels. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 111 » 205 « Bewonerscomissie Vanaf begin januari 2023 wordt er gewerkt aan de herinrichting van de Kattenburgerstraat. In maart Groot Kattenburg a.s. zijn de werkzaamheden afgerond. Het resultaat: — De rijweg is versmald door het aanbrengen van brede middenbermen met groene planten tussen de twee rijbanen. — Het gemeentevervoer (bus) stopt op de rijweg en niet meer bij een speciaal ingerichte stopstrook. — Brom- en snorfietsen gaan naar de rijbaan en niet meer op het fietspad. — Er is een verhoogd verkeersplateau aangebracht op de rijbaan bij de ingang naar het Marineterrein — Er zijn drempels aangelegd. — Invoering van de maximumsnelheid van 30 km/u vanaf het Kattenburgerplein tot aan de Piet Heinkade. — Afwaardering van de categorie Plusnet Auto naar Hoofdnet Auto. Gezien de nieuwe herinrichting van de Kattenburgerstraat, de doelen die aan deze herinrichting verbonden zijn en de invoering van een maximumsnelheid van 30 km/u, maken dat de Kattenburgerstraat geen deel kan uitmaken van de Corridor. Wij verwachten dan ook dat de benoeming van deze straat tot Corridor herzien dient te worden. Het handhaven van de benoeming tot Corridor zal betekenen dat er in de Kattenburgerstraat onveilige situaties ontstaan met betrekking tot de verkeersveiligheid (brom/snorfietsen, files) en aanslag op de leefbaarheid in deze straat. De doelen van de herinrichting van de straat en de toezeggingen van de Gemeente aan de buurt (minder verkeer, lawaai, stank en overlast, verhoging van de leefbaarheid) worden dan te niet gedaan en de bewoners van Kattenburg zijn weer terug bij AF. NAMENS DE BEWONERSCOMMISSIE GROOT KATTENBURG Amsterdam, 27-02-2023 Bijlagen: 1. Motie Gemeenteraad met betrekking tot afwaardering Kattenburgerstraat 2. Besluit Gemeente Amsterdam (1-02-2023) met betrekking tot de invoering van 30km/uur en snorfietsen op de rijbaan. 3. Informatie van de gemeente (10-01-2023) met betrekking tot de uitvoering van de herinrichting van de Kattenburgerstraat. 206 Als bewoner van de Kattenburgerstraat las ik met verbijstering, verbazing en teleurstelling bovengenoemd ontwerp voor de touringcar-corridor. Uw bestuurlijke ambitie waarin u er naar zegt te streven de bewoners centraal te stellen, vind ik hier bepaald niet in terug. Immers, uw overleg met de belanghebbenden heeft de mensen die wonen aan de beoogde corridors, waaronder de straat waar ik zelf woon, helaas niet als belanghebbenden willen benoemen of benaderen Zoals u ongetwijfeld nog weet hebben wij als buurt en als bewoners lang en heftig gestreden voor een veilige straat, minder overlast en minder fijnstof. Momenteel wordt aan het versmallen en verleggen van de Kattenburgerstraat gewerkt. Een brede groenstrook, max.30 km en het halteren van de lijnbussen (lijn 22 en 43) op de rijweg met de belofte om onze straat of te waarderen tot hoofdnet auto , staan in schril contrast met uw plan om zwaar autoverkeer zoals touringcars te laten halteren en rijden in deze straat. Terwijl het feit dat de lijnbussen die door de Kattenburgerstraat rijden en halteren regelmatig tot opstoppingen en filevorming zullen leiden. Dat zal dus in 2024 een lange, roetende vervoersstroom worden. In feite is de straat ongeschikt als de door u voorgestelde corridor. De groene middenberm zie ik als een troostprijs voor deze komende verslechtering en in feite functioneert die in mijn ogen vooral als een groene schaamlap. Ik onderschrijf tevens van harte de zienswijze van Bewonerscommissie Groot Kattenburg, Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 112 207 Actiegroep Hierbij zend ik u de Zienswijze van de Actiegroep Kattenburgerstraat op het Ontwerp-aanvullend Kattenburgerstraat verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het rijden op de corridor-Amsterdam 2024 (aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer-vrije corridor autobussen Amsterdam 2024”) Zienswijze op ontwerp-aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer - uitzondering corridor autobussen Amsterdam 2024. Omwonenden van de Kattenburgerstraat zijn geschokt en verbijsterd door de plannen van het college van B&W om alle zware en vervuilende touringcars vanaf 2024 door onze woonwijk te sturen. “Amsterdammers ervaren veel overlast waar grote touringcars zijn,” zo luidt de inleidende tekst van dit voorstel op de site van de gemeente. Dat lijkt ons een goede reden om ze te weren uit het gehele centrum (en het liefst zelfs alles binnen de ring) in plaats de overlast te concentreren in enkele straten. Zeker als die straten helemaal niet geschikt zijn als uitvalsroute voor honderden touringcars per dag - heen en weer. Op 22 januari 2020 nam de gemeenteraad, volgens onze Grondwet toch het hoogste orgaan van de gemeente, de volgende motie aan bij besluitvorming over de Agenda Autoluw. Motie 51.20, letterlijk citaat: Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Nual de Kattenburgerstraat in het Beleidskader Verkeersnetten of te waarderen van plusnet- corridor auto naar plusnet auto; 2. Na volledige herinrichting van de Kattenburgerstraat de straat in het Beleidskader Verkeersnetten verder of te waarderen tot hoofdnet auto; Dan in de Kattenburgerstraat de maximumsnelheid te verlagen van 50 naar 30 km/u mits dit niet leidt tot extra congestie of problemen voor hulpdiensten; 3. In de Kattenburgerstraat en op de Oostenburgergracht dan de snorfiets op de rijbaan te laten rijden, mits op een verkeersveilige manier.” Sindsdien is zowel de raad als bewoners verzekerd dat het college hier uitvoering aan geeft. Op dit moment wordt de Kattenburgerstraat ingericht als 30 km-weg met onder meer versmalde rijwegen, verkeersdrempels, lijnbussen die op de rijweg stoppen en brom- en snorfietsen die van het fietspad naar de rijbaan gaan. Daarmee is ook de laatste horde genomen voor afwaardering van de Katten- burgerstraat tot hoofdnet auto. Uitgerekend nu komt het college met de volgende rechtvaardiging om zware, vervuilende en overlastgevende touringcars door de Kattenburgerstraat te sturen: “De betreffende wegen zijn voorts aangewezen als Plusnet (in het beleidskader Verkeersnetten), wegen die opgezet zijn om grote vervoersaantallen te verwerken.” Wat gaat hier mis? Is het college per ongeluk uitgegaan van de oude papieren werkelijkheid waarin de Kattenburger- straat nog niet is heringericht en afgewaardeerd? Hoe zijn deze herinrichtingsmaatregelen compatibel met een weg die opgezet moet zijn ‘om grote vervoersaantallen te verwerken”? Hoe is dit plan in lijn met de nadrukkelijke wens van de gemeenteraad om het verkeer in de Kattenburgerstraat te beperken? Lees veRDER OP VOLGENDE PAGINA > Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 113 »207 Actiegroep Acht het college het veilig om zo veel zware touringcars bewust door deze woonwijk te sturen, door Kattenburgerstraat een 30 km-weg met versmalde wegen, brom- en snorfietsen op de rijbaan en direct daarnaast veel geparkeerde auto’s met in- en uitstappende ouderen en gezinnen met jonge kinderen? Hoeveel ongelukken zijn acceptabel? Deze evidente fout was eenvoudig te voorkomen als de gemeente bij het opstellen van dit beleid niet alleen tien werksessies, een-op-een gesprekken en klankbordbijeenkomsten had georganiseerd voor alle mogelijke vervuilers, branches en lobbyisten. Maar in plaats daarvan ook vanaf het begin de belangrijkste groep bij het proces had betrokken die alle overlast dagelijks voor z'n kiezen krijgt: bewoners. Waarom zijn bewoners niet veel eerder uitgenodigd? Waarom wordt iedereen betrokken bij het opstellen van de plannen behalve zij die het hardst worden geraakt? Hoe wil de gemeente dat bij deze en toekomstige trajecten beter doen? Het lijkt er bovendien op dat er zo hard is gelobbyd voor uitzonderingen dat straks elke touringcar linksom of rechtsom een uitzondering kan krijgen, met alle gevolgen van dien. Ook daardoor hebben we geen enkel vertrouwen in terugloop van het aantal touringcars in de stad. Als vergeten volksbuurt hebben we (helaas) keihard moeten strijden voor een leefbare wijk met schone lucht en meer sociale veiligheid. Drie keer lieten honderden bewoners van zich horen tijdens een grote protestactie: iedereen deed mee en alle groepen waren vertegenwoordigd. Wat waren we blij en dankbaar dat we eindelijk gehoord werden door de gemeenteraad. Juist dat maakt dat dit bizarre plan extra hard aankomt in de wijk. Opnieuw dreigt onze woonwijk in plannen van de gemeente het afvoerputje te worden van overlast elders in de stad. We gaan ervanuit dat hier een fout is gemaakt en dat het college de plannen aanpast. En anders zijn we strijdbaar. Want dat Amsterdammers veel overlast ervaren waar grote touringcars zijn, mag nooit een rechtvaardiging zijn om al die touringcars dan maar collectief door de 30 km-straat van een kwetsbare woonwijk te sturen. 208 NH Hotel Group NH Hotel Group ({NH”) heeft kennis genomen van het ontwerpverkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het rijden op de corridor- Amsterdam 2024 (het “Ontwerpverkeersbesluit”) vanaf 2 februari tot en met 1 maart ter inzage, gedurende welke periode eenieder daartegen zienswijzen kan indienen bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (het “College”). NH exploiteert de volgende hotels die binnen de begrensde zone van het Ontwerpverkeersbesluit zijn gelegen: = Anantara Grand Hotel Krasnapolsky Amsterdam = NH Collection Amsterdam Barbizon Palace = NH Collection Doelen = NH Collection Flower Market = NH City Centre = NH Schiller = NH Caransa (de “Hotels”) NH dient de volgende zienswijze in. 1. Zienswijze NH 1.1 Impact op de Hotels Touringcars zijn van groot belang voor de bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van de Hotels. In de Hotels worden veelvoudig events en congressen georganiseerd voor grote groepen bezoekers. Zo zijn er in Anantara Grand Hotel Krasnapolsky bijvoorbeeld geregeld events tot 1700 bezoekers. Bezoekers kunnen in het hotel slapen waar het event plaatsvindt, maar slapen veelvoudig ook in andere hotels in Amsterdam of komen direct van Schiphol. Events in de Hotels worden in de meeste gevallen bereikt via touringcars of via het openbaar vervoer. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >» Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 114 » 208 NH Hotel Group Op basis van het Ontwerpverkeersbesluit kunnen touringcars niet meer de zone zwaar verkeer tert-2021-24726 ) (de “Zone”) betreden. Het Ontwerpverkeersbesluit zal grote gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de Hotels. De Hotels bevinden zich met name in het hart van de Zone. Hierdoor kunnen touringcars niet op een redelijke afstand van de Hotels stoppen. Als gevolg zullen hotelgasten genoodzaakt zijn ofwel een flink stuk te voet of te leggen ofwel het openbaar vervoer te gebruiken. Dit maakt de Hotels een stuk minder interessant om events of congressen in te organiseren of om als overnachtingslocatie te kunnen dienen voor events en congressen die buiten de Zonegrens plaatsvinden. Niet alleen zal omzet worden gemist ten aanzien van het afhuren van ruimtes en/of kamers in de Hotels, maar ook ten aanzien van drank en eten dat tijdens events wordt geserveerd. Gelet op het voorgaande zal het Ontwerpverkeersbesluit dan ook serieuze financiele consequenties voor NH hebben. Voor NH is het dan ook met name van belang dat de Hotels goed bereikbaar blijven voor eventbezoekers zodat eventorganisatoren niet uitwijken naar concurrerende hotel- exploitanten in Amsterdam of daarbuiten die zich dichterbij of buiten de Zone bevinden. Het Ontwerpverkeersbesluit dan wel de gemeente Amsterdam voorziet ook niet in een alternatieve oplossing voor het wegvallen van de toegang door middel van touringcars. Indien de gemeente touringcars de toegang tot de Zone zou willen ontzeggen, dan zou zij toch op zijn minst met een goed werkende alternatieve oplossing moeten komen. 1.2 Plannen de Knip Naast het Ontwerpverkeersbesluit liggen er nog steeds plannen tot (tijdelijke) afsluiting van de Weesperstraat (de “Knip”) waardoor er geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk is tussen de Nieuwe Keizersgracht en de Nieuwe Herengracht. De Knip zal tot gevolg hebben dat de meest gebruikte en snelste weg van Schiphol naar het hart van Amsterdam per auto of taxi gemiddeld 20 minuten langer zal duren. Doordat de bereikbaarheid naar de Hotels op deze manier zal worden bemoeilijkt, zal het voor hotelgasten minder aantrekkelijk zijn in het hart van Amsterdam te overnachten. Met inachtneming van de mogelijke invoering van de Knip, zullen de Hotels financieel extra hard getroffen worden als ook het Ontwerpverkeersbesluit wordt aangenomen. Niet blijkt uit het Ontwerpverkeersbesluit dat de gemeente Amsterdam rekening houdt met de Knip en de daaruit- volgende grote financiele consequenties voor de Hotels. 1.3 Gevolgen voor de stad Amsterdam Doordat een groot gedeelte van het centrum van Amsterdam niet door touringcars kan worden bereikt, zullen eventorganisatoren minder geneigd zijn om events te houden in Amsterdam. De kans is hierdoor groot dat eventorganisatoren uitwijken naar andere steden in binnen- en buitenland omdat die locaties kunnen aanbieden die wel goed bereikbaar zijn voor grotere groepen. Dit raakt niet alleen belastinginkomsten voor de stad Amsterdam, maar zal zich ook reflecteren in de werkgelegenheid. Bovendien ondersteunt een gemiddeld eventbezoeker buiten het event de Amsterdamse economie. Ook deze inkomsten worden gemist. 2. Conclusie NH verzoekt uw College om bovenstaande zienswijze gegrond te verklaren en daarmee het Ontwerpverkeersbesluit aan te passen. Indien wenselijk, houdt NH zich beschikbaar voor een nadere toelichting danwel overleg. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 115 209 Royal Coster Op 1 februari heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd: Diamonds BV. ( Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer —autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024) [hierna: de beleidsregels] (ii) Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024. [hierna: het verkeersbesluit] U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 28 februari 2023. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Royal Coster Diamonds [hierna: RCD] maakt hier tijdig gebruik van. De zienswijze van RCD richten zich gecombineerd tegen de onder (î) en (ii) genoemde stukken en bestaan uit de volgende onderdelen: 1. De flankerende maatregelen uit de Agenda touringcar die zien op alternatieve halteer en overstaplaatsen voor touringcars binnen de S100 Ring zijn niet of niet volledig genomen. 2. De beleidsregels zijn discriminatoir RCD licht dit toe: In de Raadsbrief van 22 juli 2022 [hierna: de brief] schrijft de wethouder onder meer: De totstandkoming van het bovengenoemde verkeersbesluit en het bijbehorende ontheffingen- beleid, compleet met een goed functionerend ontheffingenportaal en effectieve handhaving, vraagt een gedegen voorbereiding, afstemming, ontwikkel- en uitvoeringstijd. Hetzelfde geldt voor de flankerende maatregelen. Denk hierbij aan de fysieke aanpassingen in de openbare ruimte (onder andere de aanleg van nieuwe halteerlocaties buiten de 5100) of het faciliteren van medegebruik OV-stations, maar ook aan het realiseren van een goed functionerende alternatieve overstaplocatie voor touringcarafhankelijke rondvaart. De conclusie van de brief was, dat aan de gememoreerde randvoorwaarden (nog) niet kon worden voldaan en dat daarom de beleidsregels en het verkeersbesluit niet ingevoerd konden worden per 1 januari 2023. Volgens RCD is de situatie nu niet anders dan tijdens het schrijven van de brief en kan in redelijkheid nog niet een dergelijk verkeersbesluit worden genomen en wel om de hiernavolgende redenen. = Er is geen limitatieve lijst van educatieve, culturele en kunstinstellingen. Valt bijvoorbeeld de bloemenmearkt hier ook onder of het museum red-light secrets of Body worlds? Waar ligt de grens? = Hoeveel AOW'ers moeten er in een bus zitten om voor een ontheffing in aanmerking te komen. Is 1 voldoende en wie gaat dit controleren en op welke manier? Grote kans op fraude. = Zolang er niet meer halterplaatsen langs of rond de S100 bijkomen is het onverantwoord beleid omdat er eerst een maatregel wordt genomen zonder een goed of voldoende alternatief te bieden. = Wat is de juridische onderbouwing dat een bus wel naar een culturele instelling mag maar niet naar een hotel? = Is er een nulmeting gedaan en waar wil men eventueel naar toe? Wat is een redelijk aantal touringcars wat wel acceptabel is want volgens ons is het aantal in de binnenstad de laatste jaren enorm teruggelopen. = Waarom wordt er niet eerst met tolpoorten boven de weg (zie Singapore) in kaart gebracht hoeveel bussen uberhaupt de stad in gaan om vervolgens een wens scenario uit te spreken en misschien valt het nu wel meer. Geef alle bussen eerst een transponder zodat goed in kaart gebracht kan worden wat de routes zijn en welke men echt niet meer wilt. Misschien moet er met een quotum worden gewerkt. = Mag bevoorrading van winkels wel met vrachtwagens zwaarder dan 7,5 ton en is dit niet discriminatoir? = Er is onvoldoende rekening gehouden met de elektrificeren van bussen. Nu passen er nog 20 mensen in de bus van 7,0 ton maar straks met een zwaar accupakket slechts 8 en dat heeft weer tot gevolg dat er meer minibussen bij gaan komen met alle gevolgen van dien. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >> Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 116 » 209 Royal Coster = Ook is er geen rekening gehouden met het opladen van bussen. Waar kan dit nu en straks in Diamonds BV. Amsterdam? Moet dit niet eerst worden geregeld? = Touringcar EURO 6 zijn schoner dan menige stadsbussen en zeker niet meer vervuilend. = Als er slecht 1 of maximaal twee doorgaande routes door Amsterdam bij zouden komen voor touringcars met een halterplaats in de stad waar mensen in en uit kunnen stappen zal het hele probleem zijn opgelost. Een door de Rozengracht naar de dam en de ander door de Vijzelstraat en bij het Centraal er weer uit. De door het college toegezegde flankerende maatregelen die benodigd zijn om het verkeersbesluit in te voeren zijn niet of nog niet volledig ingevoerd waarbij de omvang van het TTR-DRKO de grootste zorg is. Naar mening van RCD is er weinig tot niets veranderd sinds het college in juli 2022 besloot de invoering van het verkeersbesluit uit te stellen en zij verzoekt het college dan ook opnieuw tot uitstel over te gaan zodat de flankerende maatregelen in zijn geheel zijn genomen. Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 117
Onderzoeksrapport
118
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 26 januari 2022 Ingekomen onder nummer 51 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Yilmaz en Veldhuyzen inzake pilot buurtcoaches Onderwerp Een pilot buurtcoaches te starten in de Wildemanbuurt Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de raadsinformatiebrief over de uitkomsten van het onderzoek naar lo- kale en bovenlokale criminele structuren in de Wildemanbuurt Constaterende dat: — De Wildemanbuurt verwaarloosd is geweest, waardoor bewoners een afstand ervaren tot de overheid en in die ruimte criminelen wortel konden schieten; — De overheid weer ‘terug’ moet de wijken in en zichtbaar zijn; — Er momenteel al wel straatcoaches actief zijn, maar die houden zich voornamelijk bezig met het signaleren en observeren van (overlastgevende) jongeren; — In achtergestelde wijken zoals Wildemanbuurt, men de neiging heeft om minder snel verloe- dering in de wijk aan te geven bij de gemeente; — _Dezestraatcoaches ook breder ingezet kunnen worden om wijkproblemen te signaleren (bijv. kapotte ramen, niet opgehaald afval, burenconflicten, enzovoort) om zo wijkverloedering c.q. verscheidene voorkomende problematiek sneller tegen te gaan; — _Eendergelijke proef kan uitwijzen of een bredere inzet van straat- naar buurtcoaches een po- sitief effect heeft op de leefbaarheid en de sociale cohesie in de Wildemanbuurt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Een pilot ‘buurtcoaches' te starten door de straatcoaches breder in te zetten om óók andere pro- blematiek in de wijk te signaleren; met name die een negatief effect hebben op de leefbaarheid en sociale cohesie. Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 2 Indieners N. Yilmaz J.A. Veldhuyzen
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam D Motie Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023 Ingekomen onder nummer 247 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Burgers inzake extra taakstellingen Rijk t.o.v. beschikbare middelen. Onderwerp Extra taakstellingen Rijksoverheid t.o.v. beschikbare middelen. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Voorjaarsnota 2023. Constaterende dat: -_De wethouder financiën in een interview in Het Parool van 11 mei 2023 aangeeft zorgen te hebben over het voornemen van de Rijksoverheid om vanaf 2027 aan Amsterdam minder geld beschikbaar te stellen via het gemeentefonds “terwijl het de afgelopen jaren veel meer taken bij ons over de schutting heeft gegooid”*. Overwegende dat: -__In antwoorden op technische vragen bij de Voorjaarsnota 2023 ambtenaren niet kunnen aangeven welke taakstellingen de Rijksoverheid recentelijk exact heeft afgestaan aan ge- meenten en hoeveel de Gemeente Amsterdam aan deze taakstellingen zou hebben be- steed?; -_ Inzicht ineen mogelijk gat tussen extra taakstellingen en beschikbare middelen vanuit het Rijk belangrijk is voor gezond financieel gemeentelijk beleid. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht te geven inzicht te verschaffen in de extra taakstel- lingen die de Rijksoverheid recentelijk aan de gemeente Amsterdam heeft afgestaan en de be- schikbare middelen, zowel financieel, materieel als anderszins, die daarvoor beschikbaar zijn ge- steld, en hierover te rapporteren aan de raad. + https://www.parool.nl/nieuws/wethouder-van-buren-als-het-rijk-niet-met-geld-over-de-brug-komt-voorzie-ik-grote-problemen-voor- amsterdam-b78as56gd/ ? Zie antwoord vraag 52 en vraag 53: https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/12826172/1/Beantwoording+technische+vra- gen+VJN2023 Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Indiener, H.C. Burgers
Motie
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 239 Datum akkoord college van b&w van 4 maart 2014 Publicatiedatum 7 maart 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.C.G. Poot van 10 december 2013 inzake fraude met toeslagen. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster: Op 9 december 2013 berichtte RTL Nieuws dat Nederlanders massaal frauderen met toeslagen. Door het opgeven van een vals adres bij de gemeente kan men een hogere zorg-, huur- of kinderopvangtoeslag ontvangen. Volgens de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken komt dit type fraude overal in Nederland veelvuldig voor. In de Tweede Kamer heeft een meerderheid zich uitgesproken voor maatregelen op korte termijn waarbij wordt gepleit voor een samenwerking tussen de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de Belastingdienst. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft toegezegd zo snel mogelijk met een plan van aanpak te komen. In antwoorden op de schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw Poot en de heer Van der Ree van 17 juli 2013, namens de fractie van de VVD, is het college specifiek ingegaan op de bestrijding van bijstandsfraude en fraude met kwijtscheldingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 674). De recente berichtgeving omtrent het frauderen met toeslagen door het opgeven van valse adressen belicht een nieuw aspect van fraude waarbij misbruik wordt gemaakt van regelingen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 10 december 2013, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Hoeveel gevallen van fraude met toeslagen in Amsterdam in de afgelopen periode zijn bij het college bekend? Zit er een stijgende of dalende lijn in het aantal fraudes”? Hoe verhoudt dit aantal zich procentueel ten opzichte van het totaalaantal verstrekte toeslagen”? Antwoord: De toeslagen die worden genoemd (zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget) zijn toeslagen welke door de rijksbelastingdienst worden uitgekeerd. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Dimmer Sart 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 december 2013 2. Welke maatregelen neemt het college momenteel om fraude met toeslagen op te sporen en te voorkomen? Zijn deze maatregelen volgens het college adequaat? Antwoord: De fraude betreft fraude met Rijksbelastinggeld. Omdat het effect echter ook voor Amsterdamse burgers en daarmee voor de gemeente merkbaar is, bijvoorbeeld door toename van het aantal aanvragen voor schuldsanering of extra claims op het armoedebudget heeft het college gekozen voor een proactieve benadering door het gedachtegoed van het burgerinitiatief één overheid te omarmen en samen met andere overheidspartners enkele pilots te starten in een zogenaamd ‘actiecentrum één overheid’ in RIEC/RCF-verband. Zie voor een meer uitgebreide toelichting de brief van College aan de Gemeenteraad d.d. 12 februari 2014. 3. Hoe wordt momenteel gecheckt of bij de aanvraag van een toeslag het juiste adres wordt opgegeven? Wordt in Amsterdam momenteel samengewerkt tussen de GBA en de Belastingdienst? Is het college het met VVD Amsterdam eens dat de uitwisseling van informatie op voorhand toeslagenfraude kan voorkomen? Kan het college het antwoord motiveren? Antwoord: Landelijke bestuursorganen die toeslagen uitkeren, zoals de Rijksbelastingdienst, hebben toegang tot de gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP)FÌ Wijzigingen in adresgegevens worden automatisch aan hen doorgegeven en zij ontvangen ook automatisch een signaal als de gemeente een onderzoek instelt naar de juistheid van het adres in de BRP. Omdat de informatie-systemen van de Belastingsdienst Toeslagen dit signaal nog niet automatisch kunnen verwerken, zendt de gemeente (tijdelijk) elke maand een overzicht van alle burgers waarvan de persoonsgegevens in onderzoek zijn aan de Rijksbelastingdienst. Per 1 januari 2014 is de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit van kracht. Deze wet geeft de Rijksbelastingdienst de bevoegdheid om in geval van twijfel aan het adres de uitbetaling van toeslagen of belastingteruggaven op te schorten. 4. Kan het college aangeven of naar aanleiding van de recente berichtgeving omtrent de toeslagenfraude nog extra maatregelen zullen worden genomen? Zo ja, welke”? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zie het antwoord bij vraag 2. Het College heeft grote verwachtingen van de pilots die in de samenwerkingsverbanden van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en het Regionaal Centrum Fraudebestrijding uitgevoerd gaan worden en zal de Raad na afloop van de pilots graag over de uitkomst informeren. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester Sinds 6 januari 2014 heet de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA): Basisregistratie Personen (BRP). 2 | Bezoekadres 2x Gemeente Amsterdam | Stadhuis, Amstel 1 Bestuursdienst 1011 PN Amsterdam | 2x Directie Stedelijke Bestuursadvisering | Postbus 202 Afdeling Sociaal Domein | 1000 AE Amsterdam 2x | Telefoon 020 552 9111 | oester Retouradres: BDA, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam | Gemeenteraad van Amsterdam Datum 12 februari 2014 Ons kenmerk Behandeld door R. IJzelendoorn, H. Bruining Doorkiesnummer 020 552 3213 E-mail [email protected] Bijlage Brief Kabinet | Onderwerp Initiatief &&n Overheid | Geachte gemeenteraad, | Fraude staat hoog op veel agenda's. Private en overheidsinstanties zijn actief met het aanpakken van fraude. Veel organisaties kiezen daarbij vooralsnog voor een eigen aanpak, binnen de eigen koker en mogelijkheden. Er wordt echter nog steeds voor aanzienlijke bedragen gefraudeerd. Fraudeurs werken namelijk over kokers heen. Het is daarom van belang dat de verkokerde aanpak van fraude wordt vervangen door een | werkwijze waarbij partijen samenwerken opdat zij fraudeurs een slag voor kunnen zijn | en daarmee fraude kunnen stoppen of voorkomen. Een recent voorbeeld van effectief samenwerken is toen medewerkers van de Belastingdienst Teruggave Omzetbelasting indicaties hadden dat teruggavenaanvragen op | bepaalde adressen niet zuiver waren. Zij informeerden bij de Amsterdamse Dienst Basis | Informatie (DBI) welke indicaties deze dienst op de betreffende adressen had. Ook bij DBI | bleek men vanuit het eigen werkproces twijfels over de realiteit van de inschrijvingen te hebben. Daarop besloten de medewerkers van Teruggave Omzetbelasting gebruik te | maken van de mogelijkheid om aanvullende informatie op te vragen en niet direct tot uitkering van de bedragen over te gaan. Resultaat: er kwam geen enkele reactie van de kant van de aanvragers. Daarmee werd voorkomen dat € 20 miljoen werd uitgekeerd. Het College wil samen met andere overheidspartners experimenteren met nieuwe werkwijzen en wil de gemeenteraad hierover met deze brief informeren. Afgelopen jaren — en afgelopen weken in het bijzonder- zijn er talloze publicaties verschenen, documentaires uitgezonden en Kamervragen gesteld over verschillende vormen van fraude. Ook de Amsterdamse gemeenteraad heeft verschillende keren aandacht aan fraude besteed, zoals blijkt uit de schriftelijke vragen van 17 juli 2013 over de bestrijding van bijstandsfraude en fraude met kwijtscheldingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 674) en de schriftelijke vragen op 10 december 2013 naar aanleiding van een uitzending van RTL Nieuws over fraude met toeslagen (Gemeenteblad afd. 1, nr 263). Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 2 van 18 Een andere interessante casus is het aantal kamers dat via de website Kamernet in Amsterdam voor verhuur wordt aangeboden waarbij de huurder zich niet op het adres mag | inschrijven. Op 3 februari, een willekeurige datum, waren dit 285 kamers'. Stel dat een | kwart van de officiële bewoners een bijstandsuitkering ontvangt, dan is hiermee alleen al voor de gemeente Amsterdam, nog los van eventuele toeslagen, € 588.000 euro per jaar gemoeid”. Omdat de kans reëel is dat ook hier door fraudeurs over kokers heen wordt gewerkt is het waarschijnlijk dat ook voor de rijksoverheid substantiële bedragen aan de orde zijn (inkomstenbelasting, huuropbrengst, toeslagen, studiefinanciering). Met de bezuinigingen waar de overheid, zoals de gemeente Amsterdam, mee te maken heeft is het extra noodzakelijk geworden om als overheden de krachten te bundelen en gezamenlijk tegen fraude op te treden, als waren wij één overheid. Door effectief in te grijpen op het moment dat de fraude optreedt, of de fraudeur zelfs een slag voor te zijn en fraude niet meer mogelijk te maken, valt er voor de overheid geld te besparen en geloofwaardigheid als overheid te winnen. Daarnaast heeft fraude bij de ene overheidspartij regelmatig effect op andere overheidspartij. Voorbeeld is de fraude met door de Rijksbelastingdienst uitgekeerde toeslag voor de kinderopvang in Amsterdam Zuid Oost (Parool, 11-02-2013) voor een bedrag van naar schatting € 6 min. Dit bedrag moet terugbetaald worden. De tussenpersoon is al met een groot deel van het geld vertrokken. Veel gezinnen hebben de ontvangen gelden al | uitgegeven. Een substantieel aantal gezinnen kan dus niet terugbetalen, waardoor zij in de schuldsanering belanden. Schuldsaneringtrajecten kosten de gemeente geld. Exacte fraudebedragen van fraude door Amsterdammers, richting gemeente of | Rijksoverheid zijn niet bekend. Dat maakt het des te interessanter om te experimenteren met nieuwe methodieken waarbij meer zicht ontstaat op de concrete effecten voor de gemeente Amsterdam en de mogelijkheden om fraude te voorkomen. Afgelopen jaar heeft een landelijk opererende groep burgers® onder de naam ‘Initiatief 1 Overheid/ | één O' het College overtuigd om samen met andere overheidspartijen te bezien op welke manier overheden door nog meer samen te werken effectiever kunnen worden. De door hen voorgestelde werkwijze richt zich in het bijzonder op het detecteren en dichten van lekken in systemen en werkwijzen die mogelijk maken dat fraudeurs in het bezit komen van niet aan hen toekomende bedragen. Het gaat hen daarbij dus niet primair om het verhogen van het aantal aanhoudingen (repressie), maar vooral het goed toepassen van methoden waardoor het misplaatst toekennen van bijvoorbeeld toeslagen en uitkeringen wordt voorkomen. Ook gaat het daarbij om een aanpak aanvullend op datgene wat de gemeente Amsterdam, alleen of met andere overheidspartners, al onderneemt. d Op 3 febr. 2014 was het aanbod: 45 pagina's, met 15 kamers per pagina. Na toepassing van het vinkje ‘inschrijven toegestaan’ beleven er 28 pagina's. Dit betekent dus dat van de 675 kamers die te huur waren in Amsterdam er bij 255 adressen geen inschrijving mogelijk was. Kamers in Amsterdam Zuid Oost worden apart aangeboden. Dat levert 5 pagina's met kamers op. Na plaatsing van het vinkje ‘inschrijven toegestaan’ blijven er 3 pagina's over. Dus nog 30 kamers extra waar geen inschrijving mogelijk is. 2 25% van 285= 70 bijstandsuitkeringen, alleenstaanden ontvangen 50% van het minimum loon, betekent € 49.000 euro per maand en € 588.000 euro per jaar. * hoogleraren, advocaten, politiemensen, informatiekundigen, fiscalisten en (voormalig) ambtenaren 2 | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 3 van 18 Het Initiatief 1 Overheid (|l één O) schrijft over fraude: ‘Fraude is een maatschappelijk fenomeen dat schade berokkent voor de binding van de samenleving en de onderlinge solidariteit. De impact en de omvang van de schade als gevolg van fraude kan worden uitgedrukt in harde euro's. De maatschappelijke schade is naar schatting minstens € 11 miljard euro op jaarbasis (omgerekend € 600,- per hoofd van de bevolking). De overheid is de grootste benadeelde met een fraudeomvang van minstens € 7,3 miljard. De fraude tussen burgers en bedrijven onderling bedraagt € 3,7 miljard.” Onder gastheerschap van de burgemeester heeft op 10 september 2013 een oriënterend ambtswoninggesprek plaatsgevonden over de wijze waarop fraude effectiever voorkomen kan worden. Deelnemers waren bewindspersonen en ambtenaren van de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken, de gemeente Amsterdam en leden van het ‘burgerinitiatief’. Tijdens de bijeenkomst heeft het ‘| één O' de aanpak die zij voorstaat gepresenteerd en zijn mogelijkheden verkend om concrete initiatieven of pilots te starten. Voorstel was om als Rijk en lokale overheden/ diensten in een gezamenlijke aanpak te komen | tot het effectief dichten van lekken in systemen en werkwijzen. In de klassieke fraudeaanpak wordt gewerkt met risicoprofielen. De voorgestelde werkwijze gaat uit van enkele kleinschalige, afgebakende en aansprekende experimenten op basis van concrete casuïstiek. Deze is gebaseerd op verdachte situaties, zoals overbewoning op een adres, of juist veel administratieve leegstand in een populaire wijk of casuïstiek van andere overheidspartners, zoals een signaal dat er wel erg veel bedrijven staan ingeschreven op 1 specifiek adres. Het gaat daarbij om detectie van signalen, bepaalde handelingen die mogelijk wijzen op fraude. Aan de signalen en casuïstiek kunnen de handelingspatronen van fraude worden ontleend. Door analyse van de verrijkte informatie ontstaat een beeld en kunnen fraudepatronen, gelegenheden en belangen worden onderkend. Op basis hiervan kan vervolgens een effectieve en efficiënte fraudeaanpak worden opgesteld. Een belangrijke voorwaarde voor de uitvoering van de fraudeaanpak is de mogelijkheid om kokeroverstijgend te kunnen handelen. De afgelopen maanden hebben Amsterdamse ambtenaren zich verder in de systematiek verdiept. Een van de constateringen is dat veel overheidspartijen inderdaad met zogenaamde risicoprofielen werken, maar dat deze vaak nog niet buiten de eigen organisatie worden gedeeld. Ook is vaak niet vastgesteld welk effect een risicoprofiel op ketenpartners heeft. Risicoprofielen worden over het algemeen gebruikt voor opsporing en repressie in plaats van het voorkomen van fraude. In de voorgestelde werkwijze voor de pilots is dit anders. Daarbij wordt de fraudeur centraal gesteld en wordt er case-gewijs met de signalen van de verschillende partners zoveel mogelijk het totale fraudegedrag van deze persoon (en/of relaties zoals medebewoners of familie) in kaart gebracht. Dit totaalbeeld van een case geeft inzicht in de belangen van fraudeurs en de gelegenheden waar zij gebruik van maken. Op basis van dit inzicht kunnen voorstellen worden gedaan om fraude te voorkomen. 4 Price Waterhouse Coopers, in Nieuwsuur d.d. 18 december 2013 3 | | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 4 van 18 Daarnaast zijn er veel voorbeelden van baliemedewerkers die op intuïtie handelen. Aan de orde is de vraag: is deze intuïtie nu te vertalen naar het herkennen bij welk type signalen welke patronen horen en welke vervolgactie daarop moet volgen om tot een effectieve preventie te komen? Zo lijken er verbanden te zijn die te maken hebben met huurcontracten en eigenaren, inkomen en leeftijd (is het aannemelijk dat iemand | van die leeftijd een dergelijk hoog of laag inkomen heeft?), wat valt op aan het | verzamelinkomen? | Op basis van de verkennende gesprekken is aan het College geadviseerd om daadwerkelijk enkele pilots te gaan oppakken. Experimenteren met deze pilots biedt | de gelegenheid om aanvullend op bestaande Amsterdamse projecten, zoals in het | verleden met bijvoorbeeld Zoeklicht’ en Schoon Schip°, ervaring op te doen met het | voorkomen en sneller detecteren van fraude. Op 3 juli 2013’ heeft minister Opstelten, als coördinerend bewindspersoon binnen het kabinet voor de fraudeaanpak, aan de Tweede Kamer aangekondigd dat het kabinet in het najaar een actieplan zou presenteren met aanvullende maatregelen ter versterking van de aanpak van fraude met publieke middelen. Op 20 december 2013 heeft de minister, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Economische Zaken, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, | de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister voor Wonen | en Rijksdienst, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Financiën, die toezegging met een brief gestand gedaan | (bijgaand). | De brief bevat een reeks maatregelen om fraude met publieke middelen te voorkomen en effectiever te bestrijden. Recente ervaringen met fraude met toeslagen en andere inkomensvoorzieningen voor burgers tonen volgens het Kabinet het belang van een stevige aanpak aan. Het kabinet heeft in de rijksbrede anti-fraudestrategie gezocht naar een goede balans tussen gerechtvaardigd vertrouwen, goede dienstverlening en fraudebestrijding. Het Kabinet streeft naar een brede en integrale benadering waarbij de rijksoverheid ook zal samenwerken met gemeenten en private partijen, zoals banken en curatoren. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van goede ideeën uit de praktijk en ervaringen waaronder het Initiatief 1 Overheid. In de op 20 december door het Kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden brief wordt een aantal initiatieven genoemd waar de gemeente Amsterdam in participeert of bij kan aansluiten. Zo zijn er extra mogelijkheden ontstaan met de Wet Fraudeaanpak. Hierdoor is per 1 januari de wettelijke basis gelegd voor het instrument Systeem Risico Inventarisatie (SyrRi). Een andere in de brief genoemde mogelijkheid om als > Zoeklicht betreft een project waarbij de gemeente met verhuurders samen optrekt om onderhuur | en doorverhuur van vooral sociale huurwoningen op te sporen. | $ Schoon Schip betreft een project van gemeente, UWV, SVB en Rijksbelastingdienst waarbij de werkgeversadressen uit de zogenaamde ‘polisadministratie’ naast de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) wordt gelegd met als doel de GBA actueler te maken en fraude met inschrijvingen te voorkomen. 7 Kamerstukken II 2012/13, 29 911, nr. 82 A 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 5 van 18 | Amsterdam met het Rijk samen te werken is het initiatief om met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UVVV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en gemeenten de bestaande voorlichting tegen het licht te houden en te kijken waar deze begrijpelijker, inzichtelijker en eenvoudiger kan. En ook het initiatief om te komen tot onderzoek en de afspraken tussen gemeenten, Belastingdienst en Binnenlandse Zaken naar risico’s in de keten biedt mogelijkheden om als overheden gezamenlijk fraude verder te voorkomen en aan te pakken. Door de bewindspersonen is op 10 september 2013 de ambitie uitgesproken om samen met Amsterdam enkele pilots te initiëren volgens het gedachtegoed van Initiatief één Overheid. Rijksambtenaren en Amsterdamse ambtenaren voeren | hierover verkennende gesprekken. Vooruitlopend op de start van pilots heeft Amsterdam | via de Ambtelijke Stuurgroep van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) in | haar convenant het bestaande handhavingknelpunt ‘Woonfraude’ uitgebreid naar ‘Fraude’ | waardoor het mogelijk wordt om op hele korte termijn daadwerkelijk te starten met drie (kleinschalige) pilots. De mogelijkheden worden momenteel geïnventariseerd. Mogelijke pilots richten zich op GBA-gerelateerde® fraude, risicoadressen® en faillissementsfraude ®. Het College wil de systematiek van het Initiatief 1 Overheid in de gemeentelijke organisatie incorporeren opdat Amsterdam op de kortst mogelijke termijn ervaring kan opdoen met de door het 110 gesuggereerde werkwijze. De meest geëigende wijze is een actiecentrum te starten binnen de Bestuursdienst/ Openbare Orde en Veiligheid- organisatie, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de samenwerkingsconvenanten van de structuren van de Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEG) en Regionaal Centrum fraudebestrijding (RCF) structuur. Op die manier is direct een groot aantal relevante overheidspartijen betrokken. De keuze voor deze beide structuren is mede ingegeven door opmerkingen van het Ministerie van Veiligheid en | Justitie, de Rijksbelastingdienst en het UWV om bij de bestaande RIEC en RCF | structuur aan te sluiten. Daarmee is gewaarborgd dat informatie tussen de betrokken | diensten gemakkelijk kan worden uitgewisseld op basis van daarvoor al uitgewerkte | en beproefde juridische kaders en convenanten voor gegevensuitwisseling. Door daar | gehoor aan te geven staat de deur richting departementen open om ook daadwerkelijk | te participeren. De komende periode zullen enkele experimenten plaatsvinden. Begin mei vindt een vervolgbespreking met bewindspersonen, rijksambtenaren en andere betrokken overheidspartners, zoals het Openbaar Ministerie, Politie, maar ook partners als het UWV en de Kamer van Koophandel plaats. Dan wordt besproken of de pilots goede ® Bij GBA gerelateerde fraude betreft het manipuleren van de inschrijving met als doel financieel of materieel voordeel te krijgen. Ook verschuilen burgers zich voor de overheid door zich niet of elders in te schrijven. ® Een risicoadres is een adres waar de gemeente vanuit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens, GBA) een vermoeden hebben dat iemand zich daar wil inschrijven terwijl dat niet de bedoeling is. Sinds 6 januari 2014 heet de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA): Basisregistratie Personen (BRP). 0 Bij faillissementsfraude maakt een fraudeur gebruik van de mogelijkheid om met een Besloten Vennootschap schulden aan te gaan, zichzelf te verrijken en vervolgens de BV failliet te laten gaan. Vaak zijn zowel overheid als particulieren of andere bedrijven slachtoffer. 5 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 6 van 18 aanknopingspunten bieden voor nieuwe experimenten en mogelijke verdere uitrol binnen de Rijksoverheid, met andere (semi)overheidspartners en andere Nederlandse gemeenten en / of dat structurele aanpassing van werkwijzen of wet- en regelgeving wenselijk zijn. Het College zal u rond de zomer nader over de voortgang informeren. | | Hoogachtend, | urg ester en wethouders van Amsterdam, gek | - Pd | setrétar burgemeester | r-AH.P\ van Gils mr. E.E. van der Laan | ij | 6 | | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 7 van 18 Bijlage 1: werkwijze pilots | Inleiding De kern van aanpak zit in de constatering dat een verkokerde, repressieve aanpak | niet werkt, omdat fraudeurs zich richten op de zwakke verbindingen tussen de | kolommen en zo snel bewegen dat ze al gevlogen zijn, voordat de repressie ze te pakken heeft. Om fraude aan te pakken, moet je horizontale verbanden aanleggen, die zich richten op preventieve interventies. Daarvoor heb je ‘administratief rechtelijke burenhulp' nodig: de ene overheidsdienst doet een interventie, die niet direct in eigen belang is, maar die het optreden van andere overheden effectief maakt. Voorbeelden hiervan kennen we, zoals de ANPR (Automatic NumberPlate Recognition) controles, waar de politie veel energie in stopt, maar waar Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en | Rijksbelastingdienst het meest van profiteren. Lokaal werkt het beter om verkrotte | woningen van asociale verhuurders door de brandweer, binnen 24 uur, te laten | dichttimmeren, dan met aanschrijvingen van bouw en woningtoezicht aan de slag te | gaan. Dat betekent dus ook dat je niet met risicoprofielen moet werken, maar met handelingspatronen: de wetenschap dat als iemand bepaalde handelingen verricht, je een grote kans hebt dat hij fraude gaat plegen. Dus een aandeelhouder van een besloten vennootschap, die een VOW-er (‘vertrokken onbekend waarheen’) als | directeur aanstelt en dan ook nog plotseling stijgende omzet meldt bij belastingdienst, dat is een patroon, waarvan je weet dat hij naar grote waarschijnlijkheid aanstuurt op faillissement. | Voor deze aanpak geldt elke keer een aantal stappen die standaard doorlopen kunnen | worden: | Stap 1 Ken de patronen | Fraude gebeurt niet in de administratieve systemen, maar in de ‘werkelijke wereld’. Het zijn gewone mensen die handelingen verrichten. Ze innen btw teruggave zonder werkelijke omzet gedraaid te hebben, ze verkopen arbeidscontracten en innen daar geld voor, of verhuren veelvuldig bedrijfsruimten die niet geschikt zijn voor de ‘vestiging’, of ze slikken bolletjes en leveren die af in een ander land. Waar het elke keer om gaat, is dat je met experts van een bepaalde soort fraude, het gedragspatroon, of een aantal gedragingen in de werkelijke wereld kent, en beschrijft. Voorbeeld: bolletjesslikkers willen wel graag een uitkering, in verband met een ziektekostenverzekering, maar het bedrag van de uitkering is niet genoeg voor hun levensstijl. Dus verdienen ze bij, door bolletjesslikkend tussen Zuid-Amerika en Nederland te reizen. Maar omdat er dan stempels in hun paspoort komen, gooien ze dat paspoort weg, voordat ze zich melden voor een heronderzoek bij de Dienst Werk en Inkomen. Daarmee voorkomen zij vragen hoe zij de reizen überhaupt hebben kunnen betalen. Ze doen aangifte van vermissing van hun paspoort, krijgen een schoon paspoort en gaan daarmee naar de Dienst Werk en Inkomen voor verlening van de uitkering. d 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam | Kenmerk Bestuursdienst | Pagina 8 van 18 | | Signalen: digital footprints Het mooie is, dat als je de patronen van een fraudeur kent, je ook signalen kunt gaan opsporen. Door de sterke digitalisering laten fraudeurs toch digital footprints achter. Zo | bleek in Rotterdam dat slechts 1 procent van de gemiddelde burgers tot driemaal toe | een nieuw paspoort aanvroeg. Van de bijstandsklanten in Rotterdam was dat al drie procent. Voor sommige deelpopulaties was dat zes procent, maar voor sommige mensen uit bepaalde herkomstlanden met een bijstandsuitkering was dat 54 procent. | Een kleine check bij de marechaussee leerde dat deze specifieke groep klanten meerdere reizen naar Zuid Amerika had gemaakt, iets wat niet kan van een uitkering, en wat ze ook niet gemeld hadden. Reden voor een stopzetting van de uitkering. Het voordeel van denken in patronen is het voorkomen van discriminatie. Met profielen werkt men toch vooral met kenmerken van de populatie, zoals sexe, leeftijd, afkomst. Met patronen richt je je op feitelijk gedrag: een uitkering hebben en meer dan drie keer een nieuw paspoort aanvragen. Dat is het signaal, waarop je de start van je onderzoek baseert. Stap 2: Triggers | De volgende stap die gezet moet worden, is het identificeren van de relevante triggers. Anders dan bij de profiel-benadering, waarbij je bestanden vergelijkt en van alles op een zeef gooit, in de hoop dat er iets op de zeef blijft liggen (wat in het kader van de privacy als ontoelaatbaar wordt geacht) ga je bij de patroonbenadering uit van individueel gedrag. Bijvoorbeeld: pas bij de derde aanvraag voor een nieuw paspoort binnen vijf jaar, start je het onderzoek. De derde aanvraag is dan een trigger. Elke fraudevorm heeft zijn eigen triggers. Bij faillissementsfraude zou dat de melding van een gestegen omzet kunnen zijn, bij een Besloten Vennootschap met een bestuurder die VOW (vertrokken Onbekend Waarheen) is. Bij een risicoadres gaat het bijvoorbeeld om 20 personen die ingeschreven zijn op een woonruimte van 25m2. Het is belangrijk om te denken in triggers, omdat het individuele handelingen zijn, die in de actualiteit plaatsvinden, de fraude kan mogelijk nog worden voorkomen. Bij profielen vind je vooral historische informatie en hol je al gauw achter de feiten aan. | Stap 3: Verrijking | Een trigger is aanleiding voor het starten van het onderzoek, maar of je ook een | interventie moet plegen, is iets anders. Daarvoor is informatieverrijking nodig. Zoals gezegd, de fraudeurs zoeken het vooral in de verbindingen, in de horizontale | aspecten, omdat fraude binnen een koker inmiddels wel aangepakt wordt. Daarom | moet er, nadat een trigger is afgegaan, in een aantal andere systemen gekeken | worden. 'Is degene die voor de derde keer een paspoort aanvraagt, ook een | uitkeringsgerechtigde?' Heeft een verdachte Besloten Vennootschap, die in de jaarstukken een omzet stijging meldt, ook extra personeel gemeld bij het UWV en extra btw en premies afgedragen bij de Rijksbelastingdienst? Als dat laatste niet het geval is, en de Besloten Vennootschap is ook nog op een verdacht adres gevestigd, dan is de kans op fraude groot, en is een preventieve interventie nodig. 8 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 9 van 18 Stap 4: Interventie De interventie moet vooral ‘administratiefrechtelijke burenhulp' zijn. Bij een verdachte Besloten Vennootschap moet je niet aan de Kamer van Koophandel vragen een nader onderzoek in te stellen. Zij heeft noch de juridische instrumenten, noch de capaciteit | om inschrijvingen zelfstandig tegen te houden. Wat wel kan werken, is een aanpak waarbij de UWV een onaangekondigde boekencontrole doet bij de verdachte Besloten Vennootschap, of de Rijksbelastingdienst, die de gelegenheidsgever, de verhuurder van de locatie, een aanslag oplegt in verband met niet gemelde huurinkomsten. Ook kan het helpen om aan alle huurders van een verdacht adres een brief te schrijven waarin je een controle aankondigt en hen oproept aanwezig te zijn op één en dezelfde datum voor alle Besloten Vennootschappen die op dat adres gevestigd zijn. Bij een inschrijving van 20 personen op één adres van 25 m2 kan het heel effectief zijn om de Brandweer een toets op Brandveiligheid te laten uitvoeren. Een andere, zeer eenvoudige, methode is om, binnen de ruimte die de wet biedt, aan een verdachte aanvrager van een toeslag een vraag om aanvullende informatie te stellen. Echte fraudeurs blijken op dat moment af te haken, waarmee wordt voorkomen dat bedragen ten onrechte worden uitbetaald en teruggevorderd moeten worden. Stap 5: Uitrol / implementatie Als de interventie beproefd en geslaagd blijkt, kan de aanpak landelijk ingevoerd | worden. Daarmee is de preventieve borging mogelijk. Daarnaast kunnen aanbevelingen worden geformuleerd voor wijziging van wet- en regelgeving. Vastlegging Bij aanvang van elke pilot wordt ten behoeve van maandelijkse monitoring en de eindevaluatie volgens een vast stramien verschillende zaken vastgelegd zoals Geldend convenant, aan- en inleiding, visie en richting, te ondernemen activiteiten, werkwijze en planning. De resultaten worden vastgelegd in output en outcome (financieel en maatschappelijk) en een advies ten aanzien van wijzing van de werkwijze of wet- en regelgeving. Opbrengst van deze aanpak Omdat deze aanpak persoonsgericht is, wordt de informatieverzameling en het informatie-hergebruik effectiever en efficiënter. Voorwaarde is wel dat de ‘behandelaar’ het recht krijgt om op te treden op alle relevante domeinen. Hijfzij moet meerdere taken tegelijkertijd mogen uitvoeren. Natuurlijk kan dit in teams (meervoudig kijken), maar kern is dat degenen die de constateringen doen, ook degenen zijn die mogen optreden. De dossiers moeten niet van het projectteam overgedragen worden aan een ‘staande organisatie’, want dat leidt tot overdrachtsverlies en dus effectiviteitsverlies. Er zijn twee soorten opbrengsten: materiële en immateriële. Materieel is de opbrengst van het fraudebedrag over de verschillende middelen heen (hypotheek-fraude, zorgtoeslag-fraude, uitkeringsfraude, btw-fraude, etc.). Doordat de kennis van de fraudepleger wordt hergebruikt, zijn de kosten van verwerving lager, en de opbrengsten hoger. Dat betekent dat veel fraudezaken nu bedrijfseconomisch 9 | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 10 van 18 | verantwoord opgepakt kunnen worden, terwijl dat niet lukt als je de zaak mono- | disciplinair oppakt. Belangrijker zijn echter de immateriële opbrengsten: hier komt ook | de politiek-bestuurlijke sturing om de hoek: het gaat erom dat bepaalde vormen van criminaliteit, die ook veel onveiligheid met zich meebrengen, effectiever worden aangepakt. Niet alleen wordt op die manier het leven van criminelen onprettiger, ook wordt de ‘aantrekkelijkheid van een criminele carrière beperkt’. Belangrijke boodschap van het Openbaar Bestuur: norm-overtredend handelen loont niet, je houden aan de | norm loont wel. Nu is dat voor bepaalde groepen precies andersom. | 10 | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst | Pagina 11 van 18 | | | Bijlage 2: bestaande structuren met bijbehorende partners _____ JStretur_ | Convenantpartner Regionale Regionaal Informatie en Centrum oen, EE (RCF) | | Gemeente Amstelveen, V en || Ouder Amstel KMAR UW IN SMB IN | [DVOSA_ | | 11 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 12 van 18 | | Bijlage 3: Nr. 263 Schriftelijke vragen van raadslid mevrouw Poot (VVD) inzake fraude met toeslagen. Amsterdam, 10 december 2013 Aan het college van burgemeester en wethouders | Inleiding. Op 9 december jl. berichtte RTL Nieuws dat Nederlanders massaal frauderen met toeslagen. Door het opgeven van een vals adres bij de gemeente kan men een hogere zorg-, huur- of kinderopvangtoeslag ontvangen. Volgens de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken komt dit type fraude overal in Nederland veelvuldig voor. In de Tweede Kamer heeft een meerderheid zich uitgesproken voor maatregelen op | korte termijn waarbij wordt gepleit voor een samenwerking tussen de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de Belastingdienst. Staatssecretaris Weekers van | Financiën heeft toegezegd zo snel mogelijk met een plan van aanpak te komen. | In antwoorden op de schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw Poot en de heer Van der Ree van 17 juli 2013, namens de fractie van de VVD, is het college specifiek ingegaan op de bestrijding van bijstandsfraude en fraude met kwijtscheldingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 674). De recente berichtgeving omtrent het frauderen met toeslagen door het opgeven van valse adressen belicht een nieuw aspect van fraude waarbij misbruik wordt gemaakt van regelingen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget. Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de | VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van | Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen: 1. Hoeveel gevallen van fraude met toeslagen in Amsterdam in de afgelopen periode | zijn bij het college bekend? Zit er een stijgende of dalende lijn in het aantal fraudes? Hoe verhoudt dit aantal zich procentueel ten opzichte van het totaal aantal verstrekte toeslagen? Antwoord De toeslagen die worden genoemd (zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget) zijn toeslagen welke door de rijksbelastingdienst worden uitgekeerd. 2. Welke maatregelen neemt het college momenteel om fraude met toeslagen op te sporen en te voorkomen? Zijn deze maatregelen volgens het college adequaat? Antwoord: de fraude betreft fraude met Rijksbelastinggeld. Omdat het effect echter ook voor Amsterdamse burgers en daarmee voor de gemeente merkbaar is, bijvoorbeeld door toename van het aantal aanvragen voor schuldsanering of extra claims op het armoedebudget heeft het college gekozen voor een proactieve benadering door het gedachtegoed van het burgerinitiatief één overheid te omarmen en samen met andere overheidspartners enkele pilots te starten in een 12 | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 13 van 18 zogenaamd ‘actiecentrum één overheid’ in RIEC/RCF-verband. Zie voor een meer uitgebreide toelichting de brief van College aan de Gemeenteraad d.d. 12 februari 3. Hoe wordt momenteel gecheckt of bij de aanvraag van een toeslag het juiste adres wordt opgegeven? Wordt in Amsterdam momenteel samengewerkt tussen de GBA en de Belastingdienst? Is het college het met VVD Amsterdam eens dat de uitwisseling van informatie op voorhand toeslagenfraude kan voorkomen? | Graag met motivatie. Antwoord: Landelijke bestuursorganen die toeslagen uitkeren, zoals de | Rijksbelastingdienst, hebben toegang tot de gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP)ÍÌ. Wijzigingen in adresgegevens worden automatisch aan hen doorgegeven en zij ontvangen ook automatisch een signaal als de gemeente een onderzoek instelt naar de juistheid van het adres in de BRP. Omdat de informatiesystemen van de Belastingsdienst Toeslagen dit signaal nog niet automatisch kunnen verwerken, zendt de gemeente (tijdelijk) elke maand een overzicht van alle burgers waarvan de persoonsgegevens in onderzoek zijn aan de Rijksbelastingdienst. Per 1 januari 2014 is de Wet aanpak fraude toeslagen en | fiscaliteit van kracht. Deze wet geeft de Rijksbelastingdienst de bevoegdheid om in | geval van twijfel aan het adres de uitbetaling van toeslagen of belastingteruggaven | op fe schorten. | 4. Kan het college aangeven of naar aanleiding van de recente berichtgeving omtrent | de toeslagenfraude nog extra maatregelen zullen worden genomen? Zo ja, welke? | Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zie antwoord bij vraag 2. Het College heeft grote verwachtingen van de pilots die in de samenwerkingsverbanden van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en het Regionaal Centrum Fraudebestrijding uitgevoerd gaan worden en zal de Raad na afloop van de pilots graag over de uitkomst informeren. Het lid van de gemeenteraad, M.C.G. Poot Sinds 6 januari 2014 heet de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA): Basisregistratie Personen (BRP). 13 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 14 van 18 Bijlage 4: voorbeeld casuïstiek | Nota bene: onderstaande casuïstiek is bedoeld als voorbeeld van hoe mechanismen | werken. De genoemde voorbeelden geven niet per definitie een actuele weergave van de huidige situatie in Amsterdam. Daar waar op basis van onderstaande voorbeelden al actie ondernomen kon worden is dat gedaan; voorstel van het College is middels pilots volgens de onderstaand beschreven kijkrichting te onderzoeken welke fraudevormen in Amsterdam daadwerkelijk voorkomen en daarop samen met andere | overheidspartners op te treden. | Fraude met Zorgtoeslag | Slimme vergelijking van gegevens laat zien dat er ook fraude is op het gebeid van | zorg. Veel mensen ontvangen momenteel zorgtoeslag, maar niet alle recipiënten zijn | in het geval van oneigenlijke ontvangst voornemens deze toeslag terug te betalen. | Waar wonen deze fraudeurs eigenlijk? Het geval van Janeck werkt verhelderend. | Janeck heeft een schuld van ongeveer 4000,- euro opgebouwd. Niet vanwege boetes of achterstallige belastingen, maar vanwege onterecht ontvangen zorgtoeslag. Janeck schreef zich netjes in en deed een verzoek tot voorschot. Zoals gebruikelijk boekte de rijksbelastingdienst het bedrag maandelijks over op zijn rekening. Gebruikelijke gang van zaken? Jawel, afgezien van het feit dat Janeck al lang niet meer in Nederland woonde. Wanneer de zorgverzekeraar hem een verzoek tot premie betalen toestuurt blijft deze zonder respons. Terug in eigen land vertelt Janeck mooie verhalen over de uitstekende behandeling van klachten aan zijn knie in de Nederlandse zorg, en de bonus die hij op de koop toe ontving van de Nederlandse belastingdienst. Dubbele Hypotheekrenteaftrek Een groot deel van Nederland ontvangt hypotheekrenteaftrek. Maar niet in alle gevallen is dit terecht. Ben en Clara vertellen op verjaardagen honderduit over hoe zij de rijksbelastingdienst voor het lapje houden. ‘sinds vorige week hebben we weer een nieuwe huurder op de Flierbesweg’, laat Clara nonchalant vallen. Aan die straat ligt het huis waarop Clara officieel staat ingeschreven in het GBA. ‘Ja’, buldert Bert, ‘die stakker betaalt 1500,- per maand voor die woning met wat meubels erin’. Een neef van Clara wil weten hoe het stel dit met hun hypotheekrenteaftrek heeft geregeld. ‘Heel simpel’, legt Berf uit. We spreken met de huurder af dat hij niet bij de gemeente inschrijft. Daardoor is Clara officieel nog steeds de bewoner. Dat is dus dubbele hypotheekrenteaftrek voor ons!’ Gevraagd naar de kans op ontdekking trekt Clara een grimas. ‘De gemeente komt er toch nooit achter zolang de onderhuurder zich niet probeert in te schrijven’. Het stel uit dit voorbeeld zou tegen de lamp lopen wanneer de overheid informatie uit Atlas zou vergelijken met de GBA inschrijving en de huwelijkse staat van personen. Licht allereerst de particuliere eigenaren uit het bestand. Selecteer vervolgens de stellen met huwelijkse staat ‘getrouwd’ en kijk of ze gescheiden ingeschreven staan. Deze aanpak kan landelijk ingezet worden bij de bestrijding van hypotheekfraude, fraude met uitkeringen volgens de Algemene ouderdomswet (AOW) en fraude met bijstandsuitkeringen. Hoeveel mensen hebben bijvoorbeeld een zelfstandige AOW uitkering en zijn toch gehuwd? Een start zou zijn om aan de Sociale Verzekerings Bank (SVB) een bestand te vragen met alle gehuwden met zelfstandige AOW ' 14 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 15 van 18 uitkering. Wat voor acties onderneemt SVB al om te voorkomen dat sprake is van | bovenstaande fraude? | | Studiebeurs-carrousel | De uitwonende beurs was ooit bedoeld voor studerenden die niet langer in het | ouderlijk huis woonden. Veel studenten aan een Middelbare Beroeps Opleiding (MBO) maken nu eenzelfde verhuisbeweging waarmee recht op een uitwonende beurs ontstaat. Op de controles die de dienst handhaving in Amsterdam uitvoerde, op basis van door Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) uitgereikte risicoprofielen, bleek een groot gedeelte niet te kloppen. De familie Loukili laat zien hoe makkelijk misbruik binnen dit systeem is. | Ahmed, Aicha, Fahroud, Abdel, Abbes, Badria, Basma, Chadia en Charifa zijn neefjes en nichtjes van elkaar en groeiden op in Amsterdam Slotervaart. Zij zijn het deel van | de familie dat onderwijs aan een Amsterdams MBO volgt, op 10 minuten lopen van de | wijk waarin zij zijn opgegroeid en tot voorheen woonden. Nu zij studeren wonen zij | echter op kamers. Maar niet in een studentenhuis: | Ahmed woont bij zijn tante, de moeder van Aicha. Aicha woont bij de zus van Fahroud. | Fahroud woont bij zijn broer. Abel woont bij de vader van Abbes. Abbes woont bij de ouders van Badriía in, terwijl Badria zich samen met Basma en Chadia heeft | ingeschreven bij de zus van Charifa. Charifa zelf woont bij haar oom, de vader van | Ahmed. | Hoewel... wonen? Zij staan ingeschreven in het GBA. In werkelijkheid wonen allen nog in dezelfde wijk als waar zij opgroeiden en onderwijs volgden. Sommigen wonen nog in dezelfde straat, sommigen nog in dezelfde flat en sommigen wonen zelfs nog op dezelfde verdieping als hun ouderlijk huis. Zij komen allemaal in aanmerking voor een uitwonende studiebeurs. | Energie | Niet alleen in de relatie tussen burger en overheid komt fraude voor. Ook de semioverheid ziet zich met deze problematiek geconfronteerd. Vaak vervullen deze deels private organisaties tegelijkertijd een publieke taak. Zo heffen energieleveranciers energiebelasting voor de overheid. Maar in sommige gevallen valt deze belasting niet te heffen, omdat de belastingplichtige alweer vertrokken is naar een onbekende bestemming. Karel snapt dit als geen ander. Hij bewoont in Amstelveen een tussenwoning. Administratief staat deze woning overigens leeg. Karel staat in de GBA niet op dit adres ingeschreven. Dat is wel zo makkelijk, want het scheelt hem een slok op een borrel in de gemeentebelastingen. Bovendien zit hij er deze winter daarom zowel financieel als qua temperatuur warmpjes bij. Want de netbeheerder en energieleverancier voorzien hem zonder probleem van stroom. Aansluitingen worden immers niet tegen het GBA aangehouden. | Bovenstaande fraudevorm is eenvoudig op te lossen met een GBA vergelijking. Er zijn | adressen genoeg waar wel gebruik is, maar geen inschrijving. Na enkele onbetaalde | rekeningen is het haasje gevlogen. Rechtsmiddelen om de schuld te verhalen lopen stuk vanwege de ontbrekende GBA inschrijving. Niet alleen de energieleveranciers zijn hiervan de dupe. Ook overheden worden hierdoor geraakt in hun inkomstenderving door misgelopen belastinginkomsten. | 15 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 16 van 18 | | Crimineel woninggebruik Amsterdam telt ruim 16.000 adressen waarop langer dan één jaar geen GBA inschrijving is. Mogelijk is hier wel sprake van bewoning. Soms is er echter ook sprake van een buitensporig groot aantal mutaties binnen een pand over een relatief korte periode. Dit betreft deels pied-à-terre of te koop staande woningen. Vermoedelijk is | een deel van deze woningen echter in gebruik door zware criminelen. Oudezijdse Draaiburgwal 3 lijkt een heel gewoon huis. Maar sommige panden zijn | minder gewoon dan anderen. De huizen rondom nummer 3 kennen gemiddeld eens in | de 8 jaar nieuwe bewoners. Voor dit omgebouwde pakhuis op nummers 3 gelden | andere getallen. In de afgelopen drie jaar vonden er 30 mutaties plaats op de bewoning van het pand. ledere keer waren de bewoners Pakistanen, dan wel Oost- Europeanen. Het GBA geeft van deze vreemde gang van zaken geen automatische melding. Zonder dat de overheid leert wat er echter deze vreemde administratieve | wijzigingen schuilt, is het daarom ook mogelijk dat bepaalde fraudevormen nog | compleet buiten beeld zijn. Witwassen Stichtingen zijn een nuttige wettelijke constructie. Echter niet iedereen gebruikt deze rechtsvorm voor het verenigen van duivenfokkers of de plaatselijke toneelvereniging. Zoals sommigen postzegels sparen, spaart Jaap stichtingen. Jaap weet namelijk als geen ander dat het stichtingenregister niet wordt vergeleken met de gegevens van de | GBA, de belastingdienst, Kamer van Koophandel (KvK). Ook heeft de Financial Intelligence Unit van de recherche, belast met het opsporen van ongebruikelijke en verdachte transacties, geen zicht op deze ‘black-boxes. Dit komt Jaap ‘wel goed uit’, Het wil namelijk wel eens voorkomen dat hij inkomsten die het daglicht niet kunnen verdragen wit wil wassen. Doordat de overheid de beschikbare informatie niet op een slimme manier vergelijkt legt zij Jaap in ieder geval geen strobreed in de weg. Het draait in hoge mate om de integriteit van de registraties. Deze moet betrouwbaar zijn. Door matching van adres-, bedrijfs-, inkomens- en persoonsnaam gegevens is te zien wat er niet klopt in deze registraties en komt enorm veel potentiële ondermijning boven water. Criminele Netwerken Opsporing werkt vanuit een incident naar een dossier met een verdachte en een feit toe. Deze benadering is niet gericht op het in beeld krijgen van het integrale plaatje. De criminele ondermijnende constructies komen daardoor slechts sporadisch en moeizaam in beeld. Sommige multinationals hebben de volledige ‘supply-chain’ van hun product in handen. Van grondstof tot eindproduct. Criminele netwerken blijven in de informatiesamenleving niet achter bij hun commerciële spiegelbeeld. Het West-Afrikaanse criminele netwerk ‘Airegin’ beschikt in Nederland over huisvesting, bedrijven, stichtingen, werkgeversverklaringen, identiteiten, vergunningen en contacten met internationale componenten. Zo heeft de organisatie alle faciliterende onderdelen voor crimineel handelen in eigen hand. Wel zo efficiënt. Bijkomend voordeel is dat het voor opsporingsinstanties vrijwel onmogelijk is om de rode draad in deze fraude te ontwarren. Airegin maakt dankbaar gebruik van het feit dat iedere opsporingsinstantie in Nederland de activiteiten beperkt tot het eigen beleidsterrein. 16 | | 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam | Kenmerk Bestuursdienst | Pagina 17 van 18 ij Zoals toen de organisatie ter ore kwam dat een team van 12 rechercheurs, 1 analist en 2 financieel experts trachtte middels arbeidsintensieve vorderingen de vasfgoed- | en bedrijfsposities van het netwerk bloot te leggen. Vanuit het oogpunt van beheersbaarheid koos de recherche uiteindelijk voor een eenvoudige aanktacht: | drugshandel en oplichting in geïsoleerde gevallen. De werkelijke criminele structuur bleef hierdoor buiten beeld. Naderhand toverde een geautomatiseerde scan van het Vastgoed Intelligence Center in 2 dagen een completer beeld van de situatie en de verdachten tevoorschijn dan het team handmatig bij elkaar wist te rechercheren. Een verdachte uit de zijlijn van het onderzoek bleek plotseling de grootste hypotheekfraudeur van Amsterdam Zuid-Oost. Wanneer de rechercheurs vooraf op een slimme wijze van informatie gebruik hadden kunnen maken was de capaciteit anders ingezet met een groter effect tot gevolg. Katvangers in de horeca. Amsterdam heeft indertijd het probleem van katvangers in de horeca (personen die over de vereiste horecapapieren beschikken en voor een eenmalige vergoeding de horecavergunning op hun naam zetten) onder controle gekregen door samen met het toenmalige Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) na te gaan of er premieafdracht plaatsvond. Er zullen immers maar weinig personen zijn die als vrijwilliger in een horecaonderneming als bedrijfsleider gaan werken. De eigenaren van de horeca inrichtingen die geen premie hadden afgedragen kregen een aanslag met terugwerkende kracht. Het was gauw gedaan met het fenomeen van horecakatvangers. GBA-fraude In de GBA van Amsterdam staat een persoon van circa 50, die een huis bezit, waarvoor hij hypotheek-rente-aftrekt geniet. Hij staat daar ingeschreven, maar op dat adres zien we ook drie studentes ingeschreven, die gemiddeld 1-2 jaar daar wonen. Af en toe duikt er ook een VOW-er' op: iemand die meestens onvindbaar is voor de overheid (vertrokken onbekend waarheen), maar die af en toe ‘opduikt’. Meestal omdat hij/zij een paspoort of ID-bewijs nodig heeft, of een auto op zijn naam wil zetten. Deze persoon ‘verdwijnt’ na verloop van tijd weer van de overheids-radar. Wat wij voorstellen is het volgende. Begin niet met de regeling, maar met de persoon. De man in kwestie woont niet op dat adres, hij verhuurt het aan studentes. Maar administratief woont hij daar wel. Feitelijk woont hij samen, maar dan wel met iemand die een uitkering heeft. Dat ‘kost’ hem/haar de uitkering, vandaar dat ze ‘sjoemelen’. Tegelijkertijd wordt de hypotheekrente ten onrechte genoten (scheelt de rijksoverheid tot 10.000 euro per jaar), worden de huuropbrengsten verzwegen (mogelijk ook 10.000 euro p.j.), wordt er ten onrechte een uitkering genoten (15.000 euro per jaar) en is de kans groot (vanwege norm-vervaagd optreden) dat beide personen ook zwart geld verdienen. Het voorstel van Initiatief één Overheid is om een dergelijk persoon in alle facetten van frauderend optreden tegelijkertijd aan te pakken. En tegelijk alle personen die 17 12 februari 2014 Gemeente Amsterdam Kenmerk Bestuursdienst Pagina 18 van 18 hetzelfde gedrag vertonen (vandaar patroon, in plaats van profiel) aanpakken. Vanuit | de GBA is een dergelijk patroon vrij snel te detecteren. Polisadministratie In de Polisadministratie (alle werkgevers melden elke maand salaris- en werk- gegevens van al hun medewerkers, elektronisch) van het UWV is te zien dat sommige bedrijven mensen voor 2 uur per dag in dienst hebben, 5 dagen per week. Een concreet praktijkvoorbeeld was een verhuisbedrijf gevestigd in Den Haag met verhuizingen in Zwolle. Met een dienstverband van 2 uur per dag is dat praktisch onmogelijk. Het patroon dat hier achter zit is het volgende: je geniet een uitkering voor 75% van je werktijd. Officieel werk je 25%, verdeeld over 2 uur per dag. Jouw baas betaalt jou zwart, hij verzwijgt de inkomsten (btw mislopen, winstbelasting mislopen) | en jij verzwijgt het zwarte werk. Het voorstel van Initiatief één Overheid luidt: pak niet | alleen de ene persoon aan, die dit ten onrechte doet, maar zoek gelijk alle personen | die deze ‘truc’ uithalen. Richt je ook op de werkgever, en pak deze fiscaal en premie- | technisch aan. Controleer ook op adres-niveau wat hier aan de hand is. | Vergelijkbare aanpakken zijn mogelijk rond coffeeshops (waar de enorme omvang van zwart geld circuit bepaald negatieve effecten heeft op ondernemers die zich wel houden aan de wet), rond illegale onderhuur (een derde deel van de Amsterdamse kamers op Kamernet wordt geadverteerd met ‘inschrijving in GBA niet toegestaan’). Maar ook rond allerlei ongewenste, economische activiteiten (zwarte handel in bepaalde buurten), is dezelfde aanpak denkbaar. Paspoort-signalering Ook rond paspoort-signalering zien we dat het overheidsoptreden niet zo effectief is | als gewenst wordt. Allereerst blijkt de effectieve paspoort-signalering maar mondjesmaat voor te komen. Van de 50.000 veroordeelden, die nog niet in de | gevangenis terecht zijn gekomen, zijn er 1566 zodanig veroordeeld dat zij voor ‘paspoort-signalering’ in aanmerking zouden komen. Door zeer strikte interpretatie van het Openbaar Ministerie (OM) staan er uiteindelijk maar 217 gesignaleerd. Initiatief één Overheid stelt voor Hier is ons voorstel om uit te zoeken welke van de 50.000 veroordeelden problematisch gedrag voor de gemeente Amsterdam veroorzaken. Vervolgens is uit te zoeken in hoeverre deze personen bij andere overheidsorganisaties wel bekend zijn. Genieten zij een uitkering, hebben zij een paspoort aangevraagd, werken zij (via UWV), hebben zij een bedrijf, hebben ze actieve relatie met belastingdienst (40.000 die bij de GBA als VOW bekend staan, hebben actieve relatie met belastingdienst, 6003 mensen wonen daarvan in Amsterdam, (postcodes 1000 t/m 1040 en 1091 t/m 1108)….), hebben zij rekeningnummers, etc. Ook hier geldt: pak de personen (waarvan je vindt dat zij negatief gedrag vertonen ten aanzien van de rechtsorde) op alle terreinen tegelijkertijd aan, en maak het ze | onmogelijk om ‘tussen de naden van de publieke organisaties door weg te glippen’. Zo wordt normafwijkend gedrag moeilijker gemaakt, en indirect norm-volgend gedrag beloond. 18 Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Directoraat-Generaal der Staten-Generaal Rachtsplegmg en o Postbus 20018 Directie Rechtshandhaving en 2500 EA DEN HAAG Criminaliteitsbestrijding DRC Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj Ons kenmerk Datum 20 december 2013 432544 Onderwerp Rijkbrede aanpak van fraude Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Inleiding In mijn brief van 3 juli jl.* heb ik aangekondigd dat het kabinet in het najaar een actieplan zou presenteren met aanvullende maatregelen ter versterking van de aanpak van fraude met publieke middelen. Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Economische Zaken, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister voor Wonen en Rijksdienst, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Financiën, doe ik die toezegging met deze brief gestand. Deze brief is tevens een reactie op het verzoek van uw Kamer in de regeling van werkzaamheden van 19 december 2013 om te reageren op de uitzending over fraude van Nieuwsuur van 18 december jongstleden? Naar een nieuwe balans tussen vertrouwen, dienstverlening en fraudebestrijding Het afgelopen jaar is in de diverse debatten over fraude met overheidsvoorzieningen aan de orde gekomen dat bij het toekennen van toeslagen en andere inkomensvoorzieningen aan burgers, het opereren op basis van vertrouwen en goede dienstverlening belangrijke uitgangspunten zijn. Tegelijkertijd is gebleken dat een handhavingsstrategie die daar te veel op gebaseerd is, niet altijd voldoende is ingericht om fraudeurs te kunnen weren. Dit levert een zekere spanning op tussen enerzijds de ambitie om als een dienstverlenende overheid op te treden en daarbij uit te gaan van vertrouwen, en anderzijds de noodzaak om scherper in te zetten op maatregelen tegen fraude. Het kabinet presenteert vandaag een pakket maatregelen, waarbij het oog heeft voor een goede balans tussen gerechtvaardigd vertrouwen, goede dienstverlening en fraudebestrijding. Daarbij is het de inzet van het kabinet niet alleen om 1 Kamerstukken II 2012/13, 29 911, nr. 82 2 Het kabinet heeft kennis genomen van de door PWC in de uitzending gepresenteerde inschatting van de omvang van fraude. Naar eigen zeggen heeft PWC geen verder onderzoek gedaan ter onderbouwing van deze informatie en is dit bedoeld als een indicatie. Wat de zorgfraude betreft wordt verwezen naar de voortgangsrapportage die de Minister van VWS 19 december 2013 aan uw Kamer heeft gestuurd. Pagina 1 van 21 fraudeurs aan te pakken, maar ook om zo veel mogelijk te voorkomen dat goedwillenden lijden onder de kwaadwillenden. Het beginsel van proportionaliteit in de reactie van de overheid op fraude of misbruik is hierbij cruciaal. Fraude is niet acceptabel De effecten van fraude met publieke middelen reiken verder dan alleen de directe financiële schade voor de overheid. Fraude ondermijnt de integriteit van het economisch stelsel, het vertrouwen in de financiële instellingen, tast de betaalbaarheid van voorzieningen aan en kan leiden tot een vermindering van het maatschappelijke draagvlak voor sociale voorzieningen en tot aantasting van het rechtsgevoel. Zowel de overheid als burgers en ondernemingen zijn hierbij slachtoffer. Fraudeurs zoeken continu naar zwakke plekken in regelingen of systemen om daarmee financieel of economisch voordeel te behalen. Dit kabinet wil fraude zoveel mogelijk voorkomen en waar fraude ondanks alle maatregelen toch nog heeft plaatsgevonden, zo effectief mogelijk bestrijden. Dat vraagt om een brede en integrale benadering waarbij de rijksoverheid ook zal samenwerken met gemeenten en private partijen, zoals banken en curatoren. Hierbij wordt uiteraard gebruik gemaakt van goede ideeën uit de praktijk en ervaringen op lokaal niveau, waaronder die van het Amsterdamse burgerinitiatief tegen fraude, ‘Een Overheid’. Bij de nadere uitwerking van de versterkte aanpak van fraude oriënteert het kabinet zich daarnaast op goede ervaringen in ons omringende landen, zoals België en het Verenigd Koninkrijk. Definitie en afbakening Met fraude wordt bedoeld het opzettelijk opgeven van een onjuiste voorstelling van zaken, om hieruit wederrechtelijk voordeel te verkrijgen. In de context van deze brief omvat de rijksbrede fraudeaanpak ook het bredere begrip misbruik en het oneigenlijk gebruik van regelingen. Van dit laatste is sprake als er niet tegen de letter, maar wel tegen de geest van bepaalde wet- of regelgeving wordt gehandeld. Daarnaast kan er sprake zijn van vergissingen, die ook door goedwillende burgers en bedrijven kunnen worden begaan. Het is zaak deze gevallen te detecteren en er op gepaste wijze op te reageren. De focus van de in deze brief gepresenteerde Rijksbrede aanpak ligt op fraude met publieke middelen. Tegelijkertijd versterkt een groot aantal van de maatregelen tegen deze categorie van fraude ook de aanpak van fraude tegen burgers en bedrijfsleven. De aanpak richt zich immers voor een belangrijk deel op het wegnemen van het instrumentarium van fraudeurs en het weren van beroepsfraudeurs. Deze categorie criminelen maakt geen onderscheid tussen publieke of private gelden. Rijksbrede anti-fraudestrategie De recente ervaringen met fraude met diverse regelingen op het gebied van individuele inkomensoverdrachten en subsidies, gecombineerd met het inzicht dat een sluitende aanpak ervan alleen in gezamenlijkheid kan worden gerealiseerd, heeft geleid tot de ontwikkeling van een rijksbrede anti-fraudestrategie. Door middel van risico-analyses is in de afgelopen periode op de belangrijkste beleidsdomeinen van de Rijksoverheid in beeld gebracht welke aanvullende maatregelen nodig zijn. De bijlage bij deze brief bevat een overzicht van de belangrijkste maatregelen die recent binnen de specifieke beleidsdomeinen zijn getroffen of binnenkort in gang worden gezet. Het overzicht beperkt zich tot de hoofdlijnen, omdat het een groot aantal maatregelen betreft, waarover uw Kamer veelal al is geïnformeerd. In aanvulling hierop treft het kabinet een pakket met domeinoverstijgende Pagina 2 van 21 maatregelen. Het gaat hierbij om maatregelen die verschillende overheidsdiensten gezamenlijk moeten nemen, omdat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid. De praktijk laat zien dat deze onmisbaar zijn om te komen tot een sluitende anti-fraudestrategie. De vier hoofdlijnen van deze aanpak licht ik hieronder toe: 1. Fraudebestendige regelgeving 2. Goed functionerende basisregistraties en een verbeterde informatiepositie 3. De bestrijding van faciliterende fraudefenomenen 4, Een gerichte aanpak van fraudeurs 1. Fraudebestendige regelgeving staat voorop Het vertrekpunt bij de bestrijding van fraude is het wegnemen van gelegenheden om fraude te kunnen plegen. Dat vergt allereerst dat bij het opstellen en aanpassen van wet- en regelgeving een goede inschatting wordt gemaakt van potentiële zwakke plekken of frauderisico’s, zodat deze zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. De dynamiek van fraudefenomenen en de vindingrijkheid van beroepsfraudeurs vraagt daarnaast om het voortdurend leren en bijsturen, op basis van actuele kennis van betrokken overheidsdiensten over fraudepatronen, fraudeurs en hun werkwijzen. Binnen de verschillende beleidsdomeinen zijn er al belangrijke stappen gezet en aangekondigd om gebleken frauderisico’s weg te nemen, maar het kabinet treft aanvullende maatregelen om wet- en regelgeving structureel en bestendig te blijven toetsen op frauderisico’s. Fraudebestendigheidstoets nieuwe wet- en regelgeving Sinds 2011 is het kabinetsbeleid dat bij de voorbereiding en toetsing van beleid en regelgeving het zogenaamde Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) structureel wordt toegepast. Hierbij wordt getoetst op alle relevante kwaliteitsaspecten die bij een bepaald voorstel een rol kunnen spelen. Vooralsnog maakt fraudebestendigheid hier niet als zodanig deel van uit. Het IAK zal uiterlijk medio 2014 worden aangescherpt, zodat het meer gericht aandacht besteedt aan de fraudebestendigheid van wet- en regelgeving. Daarbij wordt er gebruik gemaakt van inzichten uit de ontwikkeling van een nieuwe fraudetoets, die momenteel wordt ontwikkeld specifiek voor wet- en regelgeving op het zorgdomein. Deze is door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd.” Het streven is dat de toets eind 2013 gereed is, Doel is dat de beoogde uitvoerders en handhavers tijdig en meer dan voorheen worden betrokken bij het in kaart brengen van de mogelijke frauderisico’s. Producten: e Ontwikkeling fraudetoets specifiek voor wet- en regelgeving op het zorgdomein (gereed eind 2013). e _Aanscherping Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) op frauderisico’s (gereed eind 2014). Periodieke fouten- en misbruiksignalering De uitvoering van de regelingen betreffende heffingen, uitkeringen en subsidies is in meerdere of mindere mate gevoelig voor fouten (in de uitvoering of bij de aanvrager/ontvanger}) en misbruik (oneigenlijk gebruik of fraude). Daarbij gaat het om uitvoering van regelingen die complex zijn en daarom het risico lopen fout te worden gebruikt, of om regelgeving die niet misbruikbestendig is. Het is noodzakelijk dat bij bestaande regels, en na invoering van nieuwe wet- en 3 Kamerstukken II 2012/13, 28 828, nr. 50 Pagina 3 van 21 regelgeving, bekeken wordt in hoeverre deze feitelijk gevoelig is voor fouten en misbruik. Hiervoor worden de volgende aanvullende acties voorgesteld: e Dat zowel bij bestaande wetgeving, als bij de invoering van nieuwe wetgeving die [a] substantiële geldstromen in het financiële verkeer tussen rijksoverheid en burger betreft en [b] waarbij wordt getaxeerd dat er risico’s zijn voor fouten- en misbruik, het verantwoordelijke departement daarover periodiek gericht en systematisch signalen uitvraagt. Deze interne en externe signalen, vanuit de uitvoering, maar ook vanuit het domein van de opsporing en toezicht, worden bijeen gebracht en ter beschikking gesteld aan de verantwoordelijke minister. e In het kader van handhavings- en opsporingsactiviteiten stuiten betrokken instanties op situaties die wijzen op een kennelijke kwetsbaarheid voor misbruik. Dat leidt bijvoorbeeld sinds een aantal jaren al tot zgn. bestuurlijke dossiers die verstrekt worden aan de politiek- bestuurlijke verantwoordelijke. Zowel de kwaliteit van deze dossiers als het proces van opstellen, verspreiden en opvolgen worden geprofessionaliseerd. Uiterlijk eind 2014 is binnen alle betrokken ministeries een dergelijke systematiek ingericht. Bovendien wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de jaarverslagen van de ministeries over 2013 expliciet aandacht besteed aan de onderkende frauderisico’s en de maatregelen die zijn of worden ingezet om deze risico’s te beheersen. 2. Basisregistraties en informatiepositie op orde Uitvoeringsdiensten dienen er op ingericht te zijn om fraude te kunnen signaleren en op te sporen. Het kabinet gaat daarom door met het verbeteren van de beschikbaarheid, juistheid en kennisverspreiding over de inzetbaarheid van de informatie in basisregistraties, zodat beoordelende instanties aanvragen zoveel mogelijk aan de hand van informatie uit een of meerdere basisregistraties kunnen verifiëren en controleren. Vanwege dit gebruik van de basisgegevens in de verschillende ketens en domeinen wordt het steeds essentiëler om bij het ontwerp van wetgeving rekening te houden met het hergebruik van gegevens op verschillende plaatsen in verschillende ketens. Er is daarom blijvende bestuurlijke aandacht voor het oplossen van aan het gebruik van basisgegevens verbonden vraagstukken. Ervaringen uit pilots bieden een goede basis voor de meer structurele oplossingen die de komende jaren gevonden moeten worden. Vanzelfsprekend worden in alle gevallen de wettelijke kaders ter bescherming van de persoonsgegevens in acht genomen. Bij de uitoefening van het toezicht op regelingen zullen de inzet van risicoprofielen en efficiënte gegevensuitwisseling tussen diensten meer mogelijkheden opleveren om vroegtijdig in te kunnen grijpen bij gevallen van fraude, waarbij vanzelfsprekend de wettelijke kaders ter bescherming van persoonsgegevens gelden. De bronhouders van de verschillende basisregistraties hebben steeds meer aandacht voor analyse en signalering om fraude te voorkomen. Zo werken bijvoorbeeld gemeenten en Kadaster samen door bij de aanvraag van uitkeringen te controleren welk vastgoed de persoon op naam heeft, en levert het Kadaster gegevens aan Bureau Financieel Toezicht dat integraal toezicht houdt op het notariaat. Ook participeert het Kadaster in een interdepartementale stuurgroep ‘aanpak misbruik vastgoed’, waarin het zichtbaar maken van ‘stromannen’ in vastgoedtransacties een speerpunt is. Daarnaast levert de basisregistratie Pagina 4 van 21 adressen en gebouwen (BAG) waardevolle mogelijkheden bij het uitvoeren van logische controles. Zo gebruiken gemeenten steeds vaker informatie over een woning bij de inschrijving op een adres, waardoor men inzicht heeft in een eventueel disproportionele verhouding tussen het aantal bewoners en de omvang van een pand. Verbetering kwaliteit Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) In de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën van 12 december 2013 is ingegaan op de kwaliteit van de GBA. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de GBA is belegd bij gemeenten en zij nemen deze taak serieus. Zo is de betrouwbaarheid van de gegevens in de GBA door verbeteracties vanuit gemeenten en uitvoeringsinstanties steeds hoger geworden. De gegevens die niet frequent veranderen —de burgerlijke staat gegevens bijvoorbeeld- zijn nagenoeg 100% betrouwbaar. Voor de gegevens die meer aan verandering onderhevig zijn —-de adresgegevens- blijkt uit de laatste meting van april 2013 dat 97,7% van de personen correct staat geregistreerd op een adres. Het kabinet heeft onlangs 1 miljoen euro extra geld in opleidingen en examens van 1200 gemeentelijke burgerzaken-ambtenaren geïnvesteerd gericht op het bestrijden van fraude. In het kader van ruim 5.000 adresbezoeken zijn risicoprofielen ontwikkeld en actief gedeeld met alle gemeenten. Deze profielen worden thans gebruikt bij nieuwe adresonderzoeken bij gemeenten, ruim 90 gemeenten hebben reeds aangegeven hiermee aan de slag te gaan. Gemeenten hebben inmiddels inzage in adresgegevens van werknemers bij het UWV, de zogenaamde Suwi-inkijk, en inmiddels maakten 184 gemeenten daar 19.500 keer gebruik van. Het evaluatie-instrument waarmee gemeenten de inhoudelijke kwaliteit van de GBA en de processen toetsen wordt met de inwerkingtreding van de wet BRP verplicht voor gemeenten; gemeenten moeten daarmee hun wijze van bijhouding van de GBA controleren. Naast de eigenstandige verbeteracties is er meer samenwerking in de keten van afnemers van de GBA door het inrichten van een centrale monitoringsfunctie. Om verdachte patronen van in- en uitschrijvingen te kunnen herkennen en zijn er risicoprofielen ontwikkeld. Deze laatste worden gebruikt bij 6000 extra huisbezoeken voor adrescontrole door gemeenten. Dat zal ook weer een nieuwe meting van de kwaliteit van de GBA opleveren. De intensivering van het beleid rondom de juistheid van het adres heeft geleid tot een sterke verhoging van het aantal adressen dat in onderzoek gezet is, zie hiervoor ook de eerdergenoemde brief van 12 december jl.. Daarnaast zijn gegevens uit de GBA gecombineerd met actief DigiD-gebruik en signalen van mogelijke fraude in de keten. Dat heeft in 6000 gevallen al geleid tot vermoedens van fraude en tot het uiteindelijk actief afsluiten van 500 DigiD's. Recent zijn ook aanhoudingen verricht in een DigiD- fraudezaak. In de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) werken Belastingdienst, Inspectie SZW, UWV, Gemeenten, SVB, Politie en Openbaar Ministerie samen met als doel belasting- en premiefraude, uitkeringsfraude en illegale tewerkstelling aan te pakken. Adresfraude is één van de thema’s waar de LSI in 2014 op in gaat zetten. Het vaststellen van adresfraude kan leiden tot correcties van heffingen van (gemeentelijke) belastingen en van verleende toeslagen, uitkeringen en studiefinanciering. De samenwerking krijgt projectmatig vorm in zogenaamde interventieteams. In interventie-teamverband wordt adresfraude gezamenlijk aangepakt door kennis en informatie met elkaar te delen en samen op te trekken bij daadwerkelijk in te stellen (fysieke) controles. Daarnaast werkt de Pagina 5 van 21 Belastingdienst samen met een aantal grote gemeenten om zogenoemde verwonderadressen uit te wisselen. Het gaat hierbij om adressen met opvallende huishoudensamenstellingen of waar opvallende geldstromen naar toe gaan. Per 1 januari 2014 treedt een wijziging van de Wet SUWI in werking waarin wordt geregeld dat het UWV de uitkering opschort van personen met de status Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW) in de GBA*, Dit gaat ook gelden voor het uitbetalen van toeslagenvoorschotten en zorgt ervoor dat personen zich niet onvindbaar kunnen maken voor de overheid terwijl ze wel een uitkering van UWV of een toeslag van de Belastingdienst ontvangen. Gemeenten waarvan signalen bestaan dat zij hun processen onvoldoende op orde hebben, zullen door het ministerie van Binnenlandse zaken actief begeleid worden totdat de processen op orde zijn. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) is toezichthouder op de gemeenten voor de uitvoering van de wet GBA en kan een last onder dwangsom opleggen. Daarnaast zal in 2014 het inzage- en correctierecht van de burger ondersteund worden via MijnOverheid. Getoond zal ook worden welke gegevens over burgers aan welke instanties verstrekt worden. De campagne ‘Voorkom gedoe kijk het na’ wijst burgers op het belang van een goede GBA registratie en de gevolgen van niet correcte registratie. Als gevolg van deze campagne hebben 72.052 mensen de landingspagina (www.voorkomgedoe.nl) reeds bezocht. Dat betekent dat er bij deze burgers bewustwording op gang is gekomen m.b.t. het belang van het checken van de GBA gegevens. Gemiddeld 17% van de bezoekers van landingspagina van de campagne klikken door naar mijn.overheid.nl. Inmiddels gebruiken 112 gemeenten de middelen uit de toolkit die is gemaakt om ook vanuit gemeenten burgers te informeren over het belang van een juiste registratie in de GBA. Tot slot komt er met het invoeren van de Wet BRP de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete als de burger in gebreke blijft of opzettelijk verkeerde gegevens registreert. Gemeenten worden via een handreiking geadviseerd hoe ze een boete kunnen opleggen. De handreiking beoogt gemeenten enige standaardisatie te bieden in de uitvoering van het sanctiebeleid. Instelling van een centraal aandeelhoudersregister Rechtspersonen zijn onmisbaar in het handelsverkeer, maar worden ook gebruikt en misbruikt om illegale activiteiten te verhullen of crimineel vermogen wit te wassen. Dit kan grote maatschappelijke schade veroorzaken. Om hier effectief tegen op te treden moeten toezichthoudende en handhavende instanties kunnen beschikken over zoveel mogelijk relevante informatie. Dit heeft geleid tot het kabinetsbesluit tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit heeft betrekking op de registratie van aandelen op naam in besloten of niet- beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Het register biedt geautoriseerde publieke diensten de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders van een BV zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben. Inrichting van een verwijzingsportaal bankrekeningen Bij het opsporen van fraude en het afpakken van criminele winsten is het essentieel dat bankgegevens van fraudeurs tijdig, volledig en op een direct verwerkbare digitale wijze bij de politie en de Bijzondere Opsporingsdiensten beschikbaar zijn. Het gaat hier immers om sporen van verdachten in de systemen van banken. Er worden momenteel al stappen gezet in de digitale uitwisseling van financiële informatie tussen banken en opsporingsdiensten. Dat levert aan beide * Kamerstukken II 2012/13, 33 579 Pagina 6 van 21 kanten een enorme besparing in tijd en geld op. Wat nog ontbreekt is een verwijzingsportaal waarmee in het kader van het toezicht en de opsporing kan worden nagegaan welke bankrekeningen een persoon op zijn naam heeft staan. Op dit moment moeten bij financiële onderzoeken en rechtshulpverzoeken alle banken aangeschreven worden om na te kunnen gaan bij welke instellingen een persoon bankrekeningen heeft. Een dergelijke faciliteit is ook van belang voor de verificatie door de Belastingdienst bij het koppelen van een BSN aan één bankrekeningnummer. In het voorjaar van 2014 zal op basis van een onderzoek naar de technische aspecten en het juridisch en financieel kader worden besloten over het al dan niet inrichten van het verwijzingsportaal bankrekeningen. Gegevensuitwisseling Een belangrijke manier om fraude te voorkomen, ontdekken en bestraffen is het delen van gegevens of indicatoren voor mogelijke fraude die de overheid of andere organisaties beschikbaar hebben. Het is cruciaal om (realtime) informatie te kunnen uitwisselen en in te kunnen grijpen. Het delen van gegevens heeft ook een preventieve functie. In veel gevallen kunnen verdachte gegevens worden gesignaleerd en kan een overtreding al ‘aan de digitale poort’ worden voorkomen. Dit geldt zowel voor individuele overheidspartijen als voor de gehele keten van instanties. Het is daarom zaak de mogelijkheden van gegevensuitwisseling en daarmee controle vooraf optimaal te benutten. Er wordt ingezet op verdere verbetering van de mogelijkheden voor gegevensuitwisseling. Hierbij worden twee sporen gevolgd: e Ten eerste wordt van een viertal casussen (gefingeerde dienstverbanden, faillissementsfraude, identiteitsfraude en notoire fraudeurs/subjectgerichte fraudebestrijding) geïnventariseerd aan welke gegevensuitwisseling behoefte is. Deze inventarisatie is in het voorjaar van 2014 gereed. Op basis daarvan worden waar mogelijk en opportuun belemmeringen weggenomen, zo nodig met wettelijke maatregelen. Daarbij worden ook de best practices betrokken die in de vorm van privacyprotocollen en daarmee vergelijkbare arrangementen voor al bestaande vormen van gegevensuitwisseling in bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden zijn ontwikkeld. e Ten tweede wordt voor generieke knelpunten waarvan wordt vastgesteld dat die alleen met wetgeving zijn op te lossen een verkenning uitgevoerd naar een kaderwet voor de gegevensuitwisseling op het bredere terrein van fraudebestrijding, in plaats van de noodzakelijke maar steeds afzonderlijke wijzigingen van specifieke wetten. Deze verkenning is najaar 2014 gereed. Het kan hierbij gaan om zowel toezicht, handhaving als opsporing, inclusief de mogelijkheden om op verkennende wijze fraudepatronen te onderkennen. Daarbij worden ook de opgedane ervaringen betrokken bij wetgeving die op dit punt al tot stand is gekomen, zoals de Wet tot wijziging van de Wet Suwi en andere wetten aangaande gegevensuitwisseling en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens’. Geheimhoudingsplicht en fraudebestrijding Bij strafrechtelijk onderzoek naar fraude, witwassen en omkoping stuiten opsporingsdiensten geregeld op correspondentie tussen verdachten van strafbare 5 Kamerstukken II 2012/13, 33 579, nr. 2 Pagina 7 van 21 feiten, en advocaten en notarissen. De vraag die zich dan voordoet is of, en zo ja onder welke voorwaarden, deze stukken in beslag kunnen worden genomen. In mijn brief van 8 april 2011 is de positie van bijzondere geheimhouders, in het bijzonder advocaten en notarissen, bij strafrechtelijk onderzoek naar financieel- economische delicten nader uiteengezet. In die brief zijn ook enkele maatregelen aangekondigd om onnodige belemmeringen weg te nemen. Zo is inmiddels de Wet informatieplicht derdengeldenrekening notariaat in werking getreden op grond waarvan de geheimhoudingsplicht van notarissen zich niet meer uitstrekt tot hun derdengeldenrekening. In overleg met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zal worden bezien of zich in de praktijk nog belemmeringen voordoen en hoe deze kunnen worden weggenomen. Daarnaast bevat het wetsvoorstel verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit” — thans in behandeling bij de Tweede Kamer — de introductie van beslistermijnen voor rechtbank en Hoge Raad om de tijd die nu gemoeid is met toetsing van een beroep op het verschoningsrecht tot aanvaardbaar tijdsbestek terug te brengen. In de praktijk moet immers worden vastgesteld dat het soms meer dan een jaar duurt voordat duidelijkheid ontstaat over de vraag of bepaalde stukken in beslag kunnen worden genomen, hetgeen het opsporingsproces ernstig bemoeilijkt Een nauw met de geschetste problematiek samenhangend vraagstuk dat in dit verband moet worden genoemd, is het gegeven dat de dienstverlening van advocaten en notarissen zich over een steeds breder terrein uitstrekt, waardoor ook het domein dat wordt bestreken door het sectorale beroepsgeheim zich verder verbreedt. Hierdoor wordt het spanningsveld dat bestaat tussen de geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht enerzijds en het belang van voortvarende opsporing en vervolging anderzijds, vergroot. De vraag naar de wenselijkheid van dit laatste behoeft aandacht, in de eerste plaats van de beroepsgroepen zelf. 3. Versteviging bestrijding van onderliggende fraudefenomenen De meeste fraudefenomenen bevinden zich binnen de beleidsterreinen van de afzonderlijke departementen, en hebben betrekking op bijvoorbeeld een bepaalde regeling, toeslag of voorziening. Een aantal fraudefenomenen is faciliterend van aard: deze maken het mogelijk dat misbruik of fraude wordt gepleegd met collectieve voorzieningen, of zijn soms zelfs onmisbaar voor het kunnen plegen van dergelijke vormen van fraude. Ook individuele burgers en bedrijven kunnen hiervan de dupe worden. Met het steviger aanpakken van deze onderliggende fraudetypen worden twee doelen gediend: het wordt moeilijker om fraude met collectieve voorzieningen te plegen en tegelijkertijd wordt fraude ten nadele van burgers en bedrijven ermee bestreden. Het gaat in het bijzonder om ‘gefingeerde dienstbetrekkingen’, ‘identiteitsfraude’ en faillissementsfraude. Gefingeerde dienstbetrekkingen Rechtspersonen worden misbruikt om gefingeerde dienstbetrekkingen te creëren en daarmee op verschillende manieren frauduleus te handelen. Hoofddoel is het misbruik maken van voorzieningen waar iemand met een dienstbetrekking recht op heeft. Veelal zitten achter deze vorm van fraude facilitators die de fraude organiseren en mogelijk maken. Bij verschillende overheidsorganisaties liggen er kansen voor het opwerpen van barrières en verscherpte risicodetectie. Cruciaal is 6 Kamerstukken II 2010/11, 32 250, nr. 12 ” Kamerstukken II 2012/13, 33 685, nr. 2 Pagina 8 van 21 het zo spoedig mogelijk, liefst realtime uitwisselen van informatie en mogelijkheden om aan de hand daarvan in te grijpen. Een scala aan maatregelen tegen dit fenomeen is in voorbereiding of wordt onderzocht. Hieronder vallen: e Aanpassing van verschillende werkprocessen bij Belastingdienst en UWV wordt onderzocht: aangescherpte risicodetectie bij bestuurders- en aandeelhouderswisselingen; mutatiemogelijkheid in polisadministratie bij geconstateerde fraude; analyseren gebeurtenisberichten van KvK op vermoedelijke fraude met gefingeerde dienstbetrekkingen; e Introductie van weigeringsgronden voor inschrijving bij de KvK; e De introductie van een civielrechtelijk bestuursverbod voor notoire fraudeurs, zoals hieronder toegelicht bij de aanpak van faillissementsfraude. Identiteitsfraude Identiteitsfraude maakt andere illegale en criminele activiteiten mogelijk zoals illegale grenspassage, illegale arbeid, mensensmokkel, drugshandel, terrorisme en het witwassen van geld. Daders zijn ongrijpbaar en dit kost behalve de overheid ook burgers en bedrijven veel geld. De stijgende waarde van identiteitsgegevens en het groeiende aantal mogelijkheden om identiteitsgegevens van anderen te bemachtigen maken identiteitsfraude aantrekkelijker voor criminelen. Vooral identiteitsfraude via internet groeit. Veel organisaties en sectoren nemen afzonderlijk maatregelen tegen identiteitsfraude. Die maatregelen variëren van publieksvoorlichting tot training van personeel tot de introductie van nieuwe technieken en systemen. Ook wordt er binnen diverse sectoren en ketens ingezet op uitwisseling van kennis en informatie om snel te kunnen reageren en liefst anticiperen op het handelen van fraudeurs. Met de maatregelen in de verschillende sectoren worden veel problemen aangepakt. Maar de optelsom van afzonderlijke maatregelen is niet voldoende tegenover de geraffineerde werkwijzen van fraudeurs en de veelheid aan kwetsbare plekken waar zij kunnen toeslaan. Een effectieve aanpak van identiteitsfraude vraagt om een gecoördineerde inspanning van overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De impact van initiatieven in diverse sectoren en ketens wordt groter door afstemming in een landelijk netwerk en aansluiting op internationale ontwikkelingen. In de eerste plaats gaat het om het beter en breder benutten van bestaande kennis, technieken en methoden. In de tweede plaats gaat het om het beter op elkaar afstemmen van nieuwe maatregelen die door diverse partijen in publieke en private sector getroffen worden. In de derde plaats gaat het om het afspreken van een gezamenlijke richting voor ontwikkelingen op de lange termijn. Zoals reeds aangekondigd ontvangt u eind 2013 een aparte visie van het kabinet op de aanpak van identiteitsfraude, in aanvulling op deze brief, Faillissementsfraude De mogelijkheid om faillissement aan te vragen is een onmisbaar instrument binnen het economische stelsel. Fraude bij faillissementen is een vorm van criminaliteit die datzelfde stelsel ondermijnt. Van wezenlijk belang voor het bedrijfsleven, voor werknemers en voor de belastingbetaler, is dat bij faillissementen zoveel mogelijk middelen in de boedel blijven. Schuldeisers, waaronder leveranciers en de Belastingdienst maar ook voormalige werknemers van failliete ondernemingen, worden slachtoffer als fraudeurs er in slagen Pagina 9 van 21 middelen aan de boedel van failliete rechtspersonen te onttrekken. Faillissementsfraude is daarmee een fraudefenomeen dat bij uitstek zowel de overheid als burgers en bedrijfsleven raakt. Daarbij komt dat faillissementsfraude vaak samengaat met andere vormen van fraude, zoals gefingeerde dienstbetrekkingen, uitkeringsfraude en subsidiefraude. Recent zijn er al meerdere maatregelen getroffen om faillissementsfraude integraal aan te pakken, waaronder de uitbreiding en verbetering van de Garantstellingsregeling Faillissementscuratoren en de inrichting van een centraal meldpunt faillissementsfraude bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). Hier wordt onder meer nog aan toegevoegd: e Een wetgevingsprogramma met drie fraudeonderdelen: a) het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod dat in november is aangeboden aan de Raad van State. Met dit nieuwe instrument kan worden voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen kunnen blijven voortzetten. b) het wetsvoorstel herziening strafrechtelijk faillissementsrecht, waarvan de consultatie in oktober is afgerond. Hiermee worden de bepalingen inzake faillissementsfraude gemoderniseerd met het oog op verbetering van de effectiviteit en adequate toepassing van het strafrecht. Voor de opsporingspraktijk ontstaat hiermee een steviger handvat om op te treden tegen faillissementsfraude. c) het wetsvoorstel versterking positie curator dat dit najaar in consultatie zal worden gebracht. Fraudebestrijding wordt een wettelijke taak van de curator en de informatiepositie van de curator wordt versterkt doordat de failliet een algemene informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator krijgt, met inbegrip van de verplichting om de curator medewerking te verlenen bij het verkrijgen van toegang tot eventuele buitenlandse banktegoeden en/of versleutelde digitale bestanden. In verband met dit wetgevingsprogramma worden verschillende financieringsmodaliteiten nader onderzocht, zoals de mogelijkheid van een boedelafdracht?. e Landelijke uitrol van de succesvolle Haagse pilot faillissementsfraude die bestaat uit een fraudespreekuur voor curatoren bij een rechter-commissaris (R-C) en vrijgemaakte politie- en vervolgingscapaciteit. Dit tot onder meer tot de opsporing van een aanzienlijk aantal relatief eenvoudige faillissementsfraudezaken die op themazittingen worden afgedaan. Het Functioneel Parket ondersteunt de regioparketten bij de regionale aanpak van faillissementsfraude door best practices regionaal onder de aandacht te brengen. Inmiddels is een start gemaakt met de opzet van een dergelijke aanpak in de regio’s Midden Nederland en Amsterdam. Het streven is om in 2014 een landelijke uitrol te hebben bereikt. e Versterken van het systeem van Toezicht op Rechtspersonen (TRACK bij Justis) door een vroegtijdige signaleringsfunctie en meer verfijnde risicoprofielen. Het gebruik van risicomeldingen en terugmelding door afnemers wordt afgestemd en curatoren worden snel en vraaggericht bediend. 4. Gerichte aanpak fraudeurs 8 Kamerstukken II 2012/13, 29 911, nr. 74 Pagina 10 van 21 Een effectieve en gerichte aanpak van fraudeurs vraagt om een verbinding tussen het strafrecht en andere vormen van handhaving, toezicht en nalevingsbevordering, zodat het strafrecht niet geïsoleerd wordt ingezet wanneer andere maatregelen niet helpen Cultimum remedium’), maar als inzet die is afgestemd met de acties van anderen in de handhavingsketen (optimum remedium’). Op die manier is er sprake van meer afgestemde en integrale handhaving waarin het strafrecht tijdig en situationeel wordt ingezet. Dit vertaalt zich onder andere in onderstaande maatregelen. Subjectgerichte aanpak Waar gelegenheidsfraude voor een groot deel kan worden voorkomen door in te zetten op preventie, is voor de aanpak van beroepsfraudeurs een andere strategie gewenst. Deze groep maakt zich schuldig aan verschillende vormen van fraude, beschikt over de vaardigheden en posities om fraude te plegen en is actief op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Het combineren en analyseren van verschillende gegevensbronnen is nodig om bloot te leggen dat een bepaalde frauduleuze handeling onderdeel is van een breder handelingspatroon, en om zicht te krijgen op de groep personen die met verschillende regelingen fraude pleegt. Ook hier gaat het, in aansluiting op wat bij gegevensuitwisseling is opgemerkt, om verkenning van de mogelijkheden om dergelijke analyses en verkenningen te kunnen uitvoeren. Aan de hand hiervan kan gericht worden opgetreden, zowel in toezicht als op het terrein van opsporing en vervolging. Deze subjectgerichte aanpak wordt in samenwerking tussen onder meer Belastingdienst, politie, de bijzondere opsporingsdiensten en Openbaar Ministerie opgezet. Om de facilitators van systeemfraude integraal te kunnen aanpakken is recent een combiteam aanpak facilitators binnen de Belastingdienst ingericht. In aanvulling hierop zal de mogelijkheid worden bezien om in ieder geval ten aanzien van het verstrekken van rijkssubsidies in bepaalde gevallen fraudeurs of recidivisten hier voor een bepaalde periode van uit te sluiten, in plaats van of naast het opleggen van boetes, Afpakken, terugvorderen en terughalen Fraude en andere vormen van criminaliteit mogen niet lonen, en geld dat langs illegale of onregelmatige weg is verkregen moet worden teruggevorderd en teruggehaald. In mijn brief van 3 juli 2013 heb ik de resultaten die in 2012 rijksbreed met terughalen en afpakken in ruimste zin gepresenteerd. Het kabinet bouwt voort op het in die brief uiteengezette beleid, onder meer door integrale samenwerking van betrokken overheidsdiensten, een verbetering van het instrumentarium voor ontneming, en een versterkte inzet op terugvorderen en terughalen in het buitenland. Hierbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat er als één overheid wordt opgetreden; per geval wordt bekeken welke (opsporing)dienst het beste is toegerust om op te treden en de opbrengsten komen ten goede aan de overheid. a) Integrale samenwerking Bij het terugvorderen en afpakken wordt opgetreden als één overheid. In Brabant is ruim anderhalf jaar geleden een pilot gestart om dit “integraal afpakken” te versterken, in de vorm van een integraal afpakteam, waarin politie, Belastingdienst, FIOD en Openbaar Ministerie samenwerken. Dit team heeft daar zijn meerwaarde laten zien en de Brabantse pilot zal dan ook de komende jaren worden voortgezet. Een andere belangrijke ontwikkeling waarmee het afpakken wordt versterkt is het lopende Ketenprogramma Afpakken van OM en politie. In dit programma wordt 20 miljoen Euro in de strafrechtketen geïnvesteerd met als Pagina 11 van 21 doel om —in een oplopende reeks- vanaf 2018 jaarlijks ruim 100 miljoen Euro af te pakken. Het incassoresultaat is de afgelopen 6 jaar bijna verdrievoudigd van 31 min. naar een verwachte opbrengst van 91,7 min. in 2013. Vanaf 2014 wordt met behulp van de reeds opgebouwde expertise en opgedane ervaringen het integraal afpakken verder versterkt en verbreed met als doel dit tot een structureel onderdeel van de aanpak te maken. Dit wordt vormgegeven via maatwerk per regio, in samenwerking met OM, politie, Belastingdienst, bijzondere opsporingsdiensten en het lokaal bestuur. Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande initiatieven en structuren in de regio, zoals het Ketenprogramma Afpakken van het OM en de politie, de RIEC-structuur en de Landelijke Stuurgroep Interventieteams. b) Verbetering instrumentarium ontneming Het is van belang dat het instrumentarium voor terugvorderen en terughalen van illegaal verkregen voordeel zo efficiënt en breed mogelijk kan worden ingezet. Een blijvende inspanning om te streven naar verbeteringen in dit instrumentarium is onontbeerlijk. Er wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om ten behoeve van het terugvorderen en terughalen de bestuurlijke boete met een ontnemingscomponent ruimer in te zetten. In samenspraak met de Rechtspraak wordt bezien hoe in het kader van de mogelijkheden die de nieuwe gebiedsindeling van de rechtspraak biedt een snelle en specialistische behandeling van de complexere ontnemingszaken kan worden bereikt. De komende maanden vindt er een inventarisatie en nadere uitwerking plaats van mogelijke verbetermaatregelen. In het voorjaar van 2014 zullen trajecten worden gestart om de verbetermaatregelen te kunnen implementeren. c) Terugvorderen en terughalen in het buitenland Een belangrijk aspect bij de aanpak van fraude is het terugvorderen en terughalen van financiële middelen uit het buitenland. Met meer kracht en snelheid zal worden opgetreden tegen fraudeurs en wanbetalers die in het buitenland gevestigd zijn, naar het buitenland vertrekken of middelen naar het buitenland verplaatsen. Per type vordering (straf- of bestuursrechtelijke boetes of maatregelen, misbruik van overheidsgelden, langs criminele weg verkregen vermogen, belasting- en studieschulden) zal worden bezien welke maatregelen er zijn om effectief in het buitenland op te treden. Hiertoe worden de verschillende maatregelen van de verschillende departementen in kaart gebracht en vergeleken. Daarbij wordt bezien of de juridische basis voor invordering in het buitenland moet worden versterkt. Vervolgens wordt bezien in hoeverre maatregelen breder of effectiever kunnen worden toegepast. Deze verkenning is eind eerste kwartaal 2014 gereed. De afzonderlijke overheden gaan beter samenwerken bij het opsporen van personen in het buitenland, onder meer door uitwisseling van (adres)gegevens. Is de persoon gevonden, dan worden de krachten waar zinvol gebundeld, bijvoorbeeld door de afzonderlijke vorderingen te bundelen en gezamenlijke (juridische) stappen te ondernemen. Voorts zal worden onderzocht hoe gezamenlijk kan worden aangejaagd dat het buitenland waar wenselijk wetswijzigingen of procesmatige wijzigingen overweegt. Aanpak fraude tegen burgers en bedrijven (horizontale fraude) In het Inrichtingsplan van de Nationale Politie is een totale capaciteit voor financieel-economische criminaliteit (FinEC) voorzien van 1.156 fte. De opsporing van financieel-economische criminaliteit is belegd zowel op regionaal als landelijk niveau. Een deel van deze capaciteit wordt gericht ingezet ten behoeve van de Pagina 12 van 21 fraudebestrijding. Binnen de Dienst Regionale Recherche van de eenheden van het korps worden separate FinEC / fraudeteams ingericht. Kerntaak van deze teams is in ieder geval het zelfstandig uitvoeren van onderzoeken naar vormen van horizontale fraude. Met de inrichting van deze teams wordt de inzet op het thema fraude op regionaal niveau gewaarborgd. Het landelijk niveau kent ook een uitvoeringsteam dat is belast met zeer complexe fraudezaken. Voor de aanpak van (complexe) fraudezaken kan aan de specialistische fraude-expertise generieke en specialistische capaciteit toegevoegd worden (bijv. digitale expertise). In de huidige landelijke prioriteiten is voor de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden afgesproken dat standaard de mogelijkheid tot financieel rechercheren en de bestuurlijke aanpak moet worden onderzocht. Dit om het terugvorderen van crimineel verkregen vermogen te borgen binnen de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden. Er zijn voor 2014 op regionaal niveau afspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de politie over de aanpak van horizontale fraude, waaronder faillissementsfraude. Het gaat hierbij om minimumafspraken over aantallen te behandelen fraudezaken tussen de parketten van het OM en de eenheden van de politie. In 2014 worden ook de landelijke prioriteiten en de bijbehorende resultaatafspraken van de politie vastgesteld voor de periode 2015 tot en met 2018. Dit zal gebeuren op basis van de afspraken over 2014, een recent door politie en OM uitgevoerde inventarisatie van de huidige inspanningen op gebied van horizontale fraudebestrijding en de inzichten uit het nationaal dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit’. AFM, BFT en fraudebestrijding Tijdens de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie heb ik naar aanleiding van een vraag van het lid Oskam toegezegd om in te gaan op de rol van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bij de aanpak van fraude. Het BFT valt primair onder mijn verantwoordelijkheid en is belast met het toezicht op onder andere advocaten, notarissen en belastingadviseurs. De AFM is gedragstoezichthouder op de financiële markten, zoals bedrijven of personen die werkzaam zijn bij financiële dienstverleners (zoals accountants), banken en beleggingsinstellingen. Beide organisaties spelen een belangrijke rol bij het voorkomen, signaleren en bestrijden van fraude, in die zin dat zij toezicht houden op beroepsgroepen, zoals notarissen en accountants, die in het kader van hun taakuitoefening een cruciale rol kunnen spelen. Voor BFT zowel als AFM geldt dat regelgeving tot stand is gekomen om hen daartoe (nog) beter in staat te stellen. Zo is met ingang van 1 januari jl. is de wettelijke toezichtstaak van het Bureau Financieel Toezicht (BET) op het notariaat uitgebreid, met een uitbreiding van de inzagebevoegdheden ten aanzien van de dossiers van de notaris, waardoor eventuele onregelmatigheden, zoals het plegen van fraude, eerder aan het licht kunnen komen. Daarnaast besteedt het BFT in 2014 het grootste deel van zijn onderzoekscapaciteit aan risicogerichte onderzoeken, met als belangrijkste doelen het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel en van de informatiepositie van de opsporingsinstanties. 9 Dit mede ter uitvoering van de motie van het lid Gesthuizen (SP) over streefpercentages ten aanzien van de vervolging in fraudezaken (33750-VI-45) Pagina 13 van 21 Voor de AFM geldt dat de nadruk van de belangrijkste toezichtthema’s voor 2014 onder meer ligt op de kwaliteit van de governance en de accountantscontrole, het verminderen van het schadelijk gedrag op de financiële markt en het bestrijden van financiële criminaliteit. Met ingang van 1 januari a.s. is bovendien de Wet financieel toezicht gewijzigd waardoor de informatie uitwisseling tussen AFM en een groot aantal toezichts- en opsporingsdiensten in het kader van de borging van een integere financiële sector wordt geoptimaliseerd. Deze samenwerking en informatie-uitwisseling vindt vooral plaats binnen het (permanente) samenwerkingsverband Financieel Expertise Centrum (FEC), dat speciaal is opgezet voor de versterking van de integriteit van de financiële sector. Op basis van het bovenstaande ben ik van oordeel dat beide organisaties fraude op de juiste wijze prioriteren en goed zijn toegerust om preventief toezicht te houden, repressief op te treden en zo nodig signalen van onregelmatigheden te melden voor eventuele strafrechtelijke vervolging. Budgettaire consequenties De maatregelen die in dit actieplan worden aangekondigd, zijn door de betreffende departementen van dekking voorzien. Voor zover maatregelen nog onderwerp zijn van nader onderzoek, zullen bij dit onderzoek ook de financiële effecten in beeld gebracht worden, waar nodig via business cases. Tot slot Fraude zal nooit volledig uitgebannen kunnen worden, maar het kabinet wil de mogelijkheden tot fraude zo veel mogelijk beperken, de fraudebestendigheid van beleid en regelgeving vergroten en het gezamenlijke optreden van overheidsdiensten bij fraudegevallen flink verstevigen. Ik ben ervan overtuigd dat deze doelstellingen met het hierboven beschreven pakket aan maatregelen een forse nieuwe impuls kunnen krijgen. De voortgang en resultaten van de maatregelen zullen goed worden gemonitord. De diverse bewindslieden zullen de Kamer op de gebruikelijke manier —-via de departementale jaarverslagen en andere reguliere rapportages- informeren over de stand van zaken op de onderscheiden beleidsdomeinen. Daarnaast zal de Kamer eenmaal per jaar worden geïnformeerd over de voortgang en de stand van zaken van de rijksbrede anti-fraudestrategie. De Minister van Veiligheid en Justitie, LW, Opstelten Pagina 14 van 21 Bijlage 1. Sociale voorzieningen Het draagvlak voor onze sociale zekerheid brokkelt af als fraude en misbruik onbestraft blijven. Solidariteit impliceert dat alleen een beroep wordt gedaan op publieke middelen en de sociale zekerheid als dat strikt noodzakelijk is. Per 1 januari 2013 is de Fraudewet!? van kracht. Daarmee is in gang gezet dat onrechtmatig verkregen voordeel en boetes altijd moeten worden (terug)betaald. Bovendien zijn de boetes verhoogd. Hier gaat niet alleen een preventieve werking vanuit, maar dit bevestigt ook de lijn dat fraude niet loont. Op 4 oktober jl. is uw Kamer reeds geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die de minister en staatssecretaris van SZW nemen op het terrein van fraude, handhaving en naleving. ** Het bestrijden van fraude en het niet naleven van regels berust op opsporing, strikte handhaving, preventie en fraudebewustzijn. De maatregelen op het terrein van opsporing en strikte handhaving zijn gericht op het intensiveren van de handhaving door de inzet van meer mensen bij UWV, de SVB en Inspectie SZW, het koppelen van gegevens, het beter samenwerken in de keten en het verhogen van de (gepercipieerde) pakkans. Dit leidt tot een snellere en efficiënte aanpak van fraude. De maatregelen op het terrein van preventie van fraude en misbruik zijn gericht op het vereenvoudigen en begrijpelijk maken van de regels, het voorlichten over de plicht van uitkeringsgerechtigden om zich in te spannen om werk te vinden en te houden en een cultuuromslag bij professionals, waardoor fraude en misbruik sneller worden herkend en voorkomen. Intensivering handhaving e Inzet van meer mensen bij UWV, de SVB en Inspectie SZW. De capaciteit bij UWV, de SVB en Inspectie SZW wordt de komende vier jaar uitgebreid met 260 fte., waarvoor cumulatief 100 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld. De verwachte opbrengst van deze uitbreiding is naast een eerlijker systeem (misbruik wordt bestraft), een financiële netto opbrengst van naar verwachting 189 miljoen euro. e De Wet Fraudeaanpak door bestandskoppelingen!? die op 1 januari 2014 in werking treedt, legt de wettelijke basis voor het instrument Systeem Risico Inventarisatie (SyRI). Hiermee kunnen, in het kader van integraal overheidsoptreden in een samenwerkingsverband, bestanden van gemeenten, UWV, SVB, Inspectie SZW en Belastingdienst worden gekoppeld. Zo kan op basis van risicoanalyses worden bepaald bij welke personen of bedrijven het grootste risico op regelovertreding aanwezig is. Daarnaast zijn een aantal nieuwe bestandskoppelingen mogelijk. Zo wordt onder meer geregeld dat het ministerie van Buitenlandse Zaken gegevens over gedetineerden in het buitenland mag verstrekken aan uitvoerders in de sociale zekerheid, Daarnaast wordt geregeld dat informatie over gastouders gekoppeld kan worden aan bijstandsgegevens. Betere ketensamenwerking en verhogen pakkans 10 Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. 1 Kamerstukken II 2013/14, 17 050, nr. 439 12 Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet SUWI en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens (33 579). Pagina 15 van 21 e Inzet interventieteams op landelijke thema’s met hoog frauderisico. Hierin werken Belastingdienst, Inspectie SZW, UWV, VNG, Divosa, SVB, politie en Openbaar Ministerie samen met als doel belasting- en premiefraude, uitkeringsfraude en illegale tewerkstelling aan te pakken. e Begin 2012 is het Programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus aan uw Kamer aangeboden. Daarover is in de Voortgangsbrief ‘Aanpak malafide uitzendbureaus’ d.d. 15 oktober 2013 aan uw Kamer gerapporteerd. De aanpak van malafide uitzendbureaus wordt via twee sporen georganiseerd. Ten eerste wordt de handhaving en opsporing versterkt. Ten tweede wordt ingezet op het vergroten van transparantie van de uitzendbranche. Een gezamenlijke aanpak met de sector is hierbij van groot belang. Ook is in het wetsvoorstel aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit een depotplicht voor inleners van niet-gecertificeerde uitzendbureaus ingevoerd. De boetes voor het niet voldoen zijn fors verhoogd. Voor de niet-gecertificeerde uitlener bedraagt de boete € 19.500 en voor de inlener € 7.800. e Uw Kamer is op 11 april 2013 het actieplan Bestrijden van schijnconstructies aangeboden !*. Op dit moment werken wij door samenwerking in de keten met betrokken partijen, waaronder sociale partners, Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), Kamer van Koophandel, Openbaar Ministerie, IND en Regionale Centra Fraudebestrijding, UWV, Inspectie SZW, Belastingdienst en andere ministeries aan de aanpak van schijnconstructies. Op 26 november jl. heeft uw Kamer informatie over de voortgang ontvangen?®. Preventie e Samen met UWV, SVB en gemeenten wordt de bestaande voorlichting tegen het licht gehouden en wordt gekeken waar deze begrijpelijker, inzichtelijker en eenvoudiger kan. e De campagne ‘Voorkom problemen. Weet hoe het zit’ wijst burgers en werkgevers op hun rechten en plichten. Deze campagne wordt verbreed. Er zal ook worden voorgelicht over het naleven van de arbeids- en re- integratieverplichtingen (de zogenaamde inspanningsplicht: de plicht om je in te spannen om werk te vinden, te aanvaarden en te behouden). e Ter bevordering van het zelfreinigend vermogen en toezicht van branches is een registratieplicht ingevoerd bij de Kamer van Koophandel voor ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen. De Inspectie SZW heeft daarnaast in samenwerking met brancheorganisaties ‘zelfinspectie tools’ ontwikkeld. e Handhaving staat of valt met vakbekwaamheid van de uitvoerders. Met het in 2012 ingezette project Impuls vakmanschap wordt op het verder professionaliseren van de klantmanagers bij gemeenten ingezet door het ontwikkelen van competenties en het vergroten van kennis en vaardigheden. 3 Kamerstukken II 2013/2014, 17 050, nr. 442 4 Kamerstukken II 2012/2013, 17 050, nr. 428 15 Kamerstukken II 2013/2014, 17 050, nr. 447 Pagina 16 van 21 2. Toeslagen en fiscaliteit Bij brief van 10 mei 2013 heeft de staatssecretaris van Financiën, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Veiligheid en Justitie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Wonen en Rijksdienst diverse aanvullende maatregelen aangekondigd om systeemfraude met toeslagen tegen te gaan. De aard van deze maatregelen is zoveel mogelijk preventief, Zij grijpen in een zo vroeg mogelijk stadium aan vanuit de overweging dat fraude en criminaliteit niet mogen lonen. Als er geen sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen zal fraudebestrijding adequaat worden opgepakt. Het betreft hier zowel zorg-, huur- als kinderopvangtoeslagfraude. Overzicht maatregelen: -De beslistermijn voor het toekennen van toeslagen om aanvragen met een verhoogd fraude-risico te kunnen behandelen wordt verlengd. -De weigeringsgronden voor het uitbetalen van voorschotten worden uitgebreid, bijvoorbeeld voor gevallen waarbij er onvoldoende gegevens bekend zijn of waarbij er twijfel is over iemands adres. - Twee categorieën van aanvragers worden uitgezonderd van de mogelijkheid een voorschot te krijgen: a) aanvragers aan wie in een periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag door de Belastingdienst een vergrijpboete is opgelegd of een strafrechtelijke sanctie onherroepelijk is geworden; b) aanvragers die pas na afloop van het toeslagjaar een aanvraag indienen. - Binnenkort kan bij medeplichtigen, doen plegers en ook een bestuurlijke boete worden opgelegd bij fraude met toeslagen. -Uitbreiding van aansprakelijkheidsstelling bij uitbetaling van toeslagen aan derden. - Uitbreiding mogelijkheden inzet ANPR naar toeslagschulden. -Om onder meer carrouselfraude te bestrijden, wordt het opzettelijk niet betalen op aangifte strafbaar gesteld. - Ook komt er een vergrijpboete voor het opzettelijk indienen van een onjuiste voorlopige teruggave Inkomstenbelasting. - Geen voorlopige aanslag of tot een lager bedrag opleggen indien een vergrijpboete op grond van de AWR of Awir is opgelegd of sprake is van een strafrechtelijke veroordeling voor een daaraan soortgelijk misdrijf. - Geen voorlopige aanslag of tot een lager bedrag opleggen indien niet of niet binnen de gestelde termijn is voldaan aan de aangifteplicht voor de inkomstenbelasting. - Depotplicht voor niet-gecertificeerde uitzendbureaus+ stortingsplicht inlener i.c.m. forse boetes bij niet naleving en aansprakelijkheid. - Aansprakelijkheid van derde op wiens bankrekening teruggaaf IB/OB is uitbetaald. - Om de facilitators van systeemfraude integraal te kunnen aanpakken is recent een combiteam aanpak facilitators binnen de Belastingdienst ingericht. - Versterking inzet risicoprofielen door gemeenten (BZK). - Onderzoek en afspraken gemeente, Belastingdienst en BZK naar risico's in de keten. - Bij de Douane zijn twee fraudeteams geformeerd op het gebied van Pagina 17 van 21 3. Studiefinanciering Fraude in de studiefinanciering wordt zoveel mogelijk voorkomen en waar nodig actief bestreden. Bij het bestrijden wordt door DUO een mix van maatregelen ingezet, waarbij door een gelaagde inzet een maximaal resultaat wordt bereikt. De eerste aanzet is het via voorlichting en communicatie beïnvloeden van de doelgroep om compliance te stimuleren. De volgende stap is het treffen van feitelijke maatregelen om misbruik en fraude te onderkennen, te corrigeren en te sanctioneren. Om de mogelijkheden tot fraude en misbruik zoveel mogelijk te beperken, bestaat er een uitgebreid controlesysteem. Per onderdeel van de studiefinanciering voert de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) controles voorafgaand aan de toekenning uit, controles tijdens de toekenningsperiode en controles achteraf. Voor het bepalen van het recht op studiefinanciering wordt zoveel mogelijk uitgegaan van gegevens verstrekt door overheidsinstanties en onderwijsinstellingen (basisregistraties). Wanneer deze gegevens niet voor de volledige 100% betrouwbaar zijn, wordt fraude en misbruik ‘geïmporteerd’. Wanneer gegevens niet beschikbaar zijn bij overheidsbronnen, worden de gegevens bij de burger zelf opgevraagd. De werking van het controlesysteem wordt bewaakt. Indien daar aanleiding toe is, worden de specifieke controles aangepast. Daarnaast is er ook aandacht voor het voorlichtingsbeleid (preventieve werking) en sanctiebeleid (repressie). In het jaarverslag van OCW wordt gerapporteerd over de risico's met een financieel beslag van meer dan € 2,5 miljoen. Overzicht belangrijkste maatregelen: De afgelopen periode is of wordt de aanpak op een aantal onderdelen versterkt, waarvan de belangrijkste hieronder worden genoemd. -Aanpak misbruik uitwonendenbeurs. DUO voert sinds 2010 huisbezoeken uit om te controleren of een student inderdaad op het door hem opgegeven GBA-adres woont. Studenten worden geselecteerd op basis van een risicoprofiel. In 2012 en 2013 blijkt circa 50 procent van de gecontroleerde studenten niet op het aangegeven adres te wonen. - Eenoudertoeslag. Er wordt intensiever gecontroleerd of er sprake is van een eenoudergezin (eenoudertoeslag) of dat er toch een partner is. -Meeneembare studiefinanciering. Met Nederlandse studiefinanciering kan er in het buitenland worden gestudeerd. Naar aanleiding van enkele recente fraudegevallen met gefingeerde inschrijvingen bij instellingen in het buitenland worden de controles uitgebreid. -Debiteuren in het buitenland. Oud-studenten die hun studieschuld niet terugbetalen en zich (in het buitenland) onzichtbaar houden voor de Nederlandse overheid worden opgespoord en tot betaling aangezet. Pagina 18 van 21 Maatregelen zijn getroffen!®. - Fraude door EU-studenten. EU-studenten kunnen Nederlandse studiefinanciering ontvangen wanneer ze migrerend werknemer zijn. Soms wordt er niet daadwerkelijk gewerkt en is men in dienst bij fake- bedrijfjes (gefingeerd werknemerschap). De controle hierop wordt in samenwerking met andere overheidsorganisaties aangescherpt. 4. Zorg Algemeen Fraude en oneigenlijk gebruik in de zorg tasten de betaalbaarheid van ons zorgstelsel aan en bedreigen de solidariteit. Bestrijding van fraude en de aanpak van oneigenlijk gebruik van zorg zijn daarom een prioriteit in het beleid. Zowel op het gebied van de curatieve zorg, als de langdurige zorg en de maatschappelijke ondersteuning zijn en worden veel acties in gang gezet om fraude en oneigenlijk gebruik terug te dringen of te voorkomen. De maatregelen zijn gericht op het voorkomen en het opsporen en bestrijden van fraude en oneigenlijk gebruik, zodat de financiële middelen die voor de zorg bestemd zijn ook komen waar ze horen, namelijk bij de zorg voor de patiënt of cliënt die deze zorg nodig heeft. Dit vergt een sluitende keten waarbij de samenhang tussen preventie, toezicht, opsporing en strafrechtelijke vervolging geborgd is door een intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen. Een intensivering van de opsporing alleen zal onvoldoende bijdragen aan een effectieve bestrijding van oneigenlijk gebruik en fraude in de zorg. De minister en staatssecretaris van VWS hebben op 16 september 2013 aan uw Kamer hun plan van aanpak voor fraudebestrijding in de zorg gestuurd!’. Daarin zijn de volgende maatregelen aangekondigd: e Het uitbreiden van de opsporingsfunctie van de ISZW naar de curatieve zorg. e Het versterken toezichts- en opsporingsfunctie in de zorg door extra fte vanaf 2014. e De start van een Expertisecentrum Zorgfraude Bestrijding ( samenwerking tussen Belastingdienst, CIZ, ZN, FIOD, OM, IGZ, VWS, I-SZW, NZa) per 1 oktober 2013, dat zich in ieder geval richt op medisch specialistische zorg en geestelijke gezondheidszorg. e Het aanscherpen wettelijke bevoegdheden en sanctiemogelijkheden van toezichthouders in wet- en regelgeving. Hierbij wordt waar nodig ook gekeken naar mogelijkheden van het doorbreken van het medisch beroepsgeheim bij (ernstige) vermoedens van fraude. e Het toetsen van nieuwe wet- en regelgeving en bekostigingssystemen op fraudegevoeligheid voordat deze worden ingevoerd. Voor de invoering van het nieuwe bekostigingsysteem voor de basis-ggz is recent een toets uitgevoerd. e Het vergroten van transparantie bij aanbieders, onder andere door vergroten bewustwording en verbeteren administratieve organisatie en interne controle (AO/IC). e Onderzoek naar omvang van fraude en witte vlekken in het systeem door de NZa. In december 2013 wordt een tweede voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer toegezonden. Daarin worden onder meer de volgende resultaten gemeld: Curatieve zorg 16 Kamerstukken II 2012/13, 24 724, nr. 119 7 Kamerstukken II 2012/13, 28 828, nr. 50 Pagina 19 van 21 e Aanbieders van ziekenhuiszorg (NVZ en NFU) hebben diverse acties afgesproken om elke twijfel over de rechtmatige inzet van bureaus die ondersteunen bij de administratieve en declaratieprocessen bij ziekenhuizen weg te nemen, waaronder het vooraf toetsen of de software die wordt gebruikt resultaat levert dat conform wet-en regelgeving is. e Zorgverzekeraars zijn gestart met het programma ‘zinnige zorg, zuivere rekening’. Een van de onderdelen van dit programma is het onderzoeken van prikkels die een positief effect kunnen hebben op zorgaanbieders om alleen gepaste zorg te leveren en deze vervolgens correct te declareren. e Ook voor zorgverleners wordt de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep voor het kostenbewustzijn en het bestrijden van fraude meer benadrukt. De opleidingen verdienen hierbij extra aandacht?®. Daarom zijn, binnen het brede kader van de agendering van het thema ‘betaalbaarheid van de zorg,’ gesprekken gevoerd met de zorgopleidingen over de rol van de zorgopleidingen bij kostenbewustzijn in de zorg. Deze gespreken zijn gevoerd met zowel het HBO (sectoraal adviescollege hoger gezondheidszorgonderwijs) als het WO (opleidingsdirecteuren geneeskunde). Langdurige zorg e Naar aanleiding van het onderzoek naar de omvang van upcoding bij gemandateerde instellingen wordt per uiterlijk per 1 januari 2014 een aantal maatregelen geïmplementeerd, waaronder het uitvoeren van een hoger aantal toetsen op door zorgaanbieders uitgevoerde indicaties. e Vanaf 2015 zal het niet meer mogelijk zal zijn om een (her}indicatie aan te vragen zonder expliciete toestemming van de cliënt (of zijn/haar vertegenwoordiger). Vanaf dat moment zullen alle indicatiestellingen via het CIZ dienen te lopen. Gemandateerd indiceren komt dan te vervallen. e Eris een pilot gestart voor het invoeren van trekkingsrechten voor pgb. De budgethouder krijgt wel zeggenschap over het eigen pgb, maar betalingen worden gedaan door de Sociale Verzekeringsbank (met ingang van 2015). Dit maakt het pgb minder aantrekkelijk voor fraudeurs. 5. Subsidies en inkomensoverdrachten Economische Zaken Agentschap NL Binnen Agentschap NL wordt thans risicogericht handhaven uitgerold. Het systeem van eerste- en tweedelijns handhaving is reeds vergaand operationeel. In de tweede lijn, waar onderzoek naar misbruik en fraude plaatsvindt, en bij de fraudecoördinator is de schakel met het OM belegd. Een ICT-tool zal in dit kader zorgen voor steekproefselectie, registratie van onderzoeksresultaten en inzicht bij bedrijfsbezoeken. Medewerkers hebben een training gehad voor effectiever uitvoeren van controlebezoeken. Periodiek worden de risico’s en resultaten van de handhavingsmaatregelen geëvalueerd en, indien nodig, bijgesteld. Door risicoanalyse en handhaving komen de belangrijkste risico’s in beeld. Door permanente evaluatie wordt de handhaving steeds gerichter. Nederlandse voedsel- en warenautoriteit Wederzijdse afspraken over de opsporing, prioriteiten en de afhandeling van opsporingsonderzoeken tussen het FP van het OM, EZ en VWS en de NVWA- Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) zijn opgenomen in een handhavingsarrangement. Op basis van risicoanalyses die worden uitgevoerd op de verschillende beleidsdomeinen van de NVWA, worden thema’s afgeleid die in 18 Kamerstukken II 2013/14, 28 828, nr. 28 Pagina 20 van 21 het handhavingsarrangement worden benoemd. Fraude met (EU-) subsidies is in 2012 aangemerkt als een meerjarige prioriteit van de NVWA-IOD. In vervolg hierop wordt onderzoek naar geldstromen en financiële fraude, waaronder subsidiefraude, in 2013 en 2014 meegenomen in de verdere ontwikkeling van het Domein Gericht Inwinnen. Dit is een thematische, geïntegreerde en cyclische aanpak met een doorlopende inspanning op de verschillende domeinen met als doel een permanent en actueel beeld van (fraude)risico’s op de beleidsterreinen van de NVWA, waaronder ook (EU})subsidies. Om een effectievere en meer geïntegreerde aanpak van fraude op de verschillende vakgebieden te realiseren is al in 2012 de samenwerking op het gebied van afpakken tussen de IOD en andere BOD-en geïntensiveerd. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan het principe dat misdaad niet mag lonen. BOD- breed wordt ingezet op intensivering van afpakken. Dit levert een jaarlijks groeiend resultaat op. In 2012 is gestart met samenwerking vanuit een expertpool, waarin specialisten op het gebied van afpakken vanuit alle BOD-en en het FP zijn verenigd. Deze samenwerking is in 2013 verder geïntensiveerd. Door versterking van de samenwerking van met het toezicht in de vorm van assistentie, begeleiding en coaching, wordt ook zoveel mogelijk crimineel voordeel afgepakt in inspectieonderzoeken en bij de bestuurlijke handhaving. Tot slot spant de IOD zich in om waar mogelijk vermogensbestanddelen in een zo vroeg mogelijk stadium te detecteren en veilig te stellen ten behoeve van afpakken en vooral ten behoeve van de belangen van slachtoffers. Dienst Regelingen Voor de Europese subsidies is in EU-regelgeving nauwkeurig vastgelegd welke werkzaamheden in dit kader door DR moeten worden verricht en op welke wijze dit dient te gebeuren. Voor de uitvoering van andere taken wordt ingezet op programmatisch handhaven. NVWA voert administratieve nacontroles uit bij ondernemingen die verrekeningen hebben ontvangen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Gesignaleerde risico’s worden afgedekt door 100% administratieve controles op alle ontvangen steunaanvragen. Deze controles dienen ter vaststelling dat aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden is voldaan. Daarnaast worden aan de hand van een steekproef (deels aselect en deels risicoanalyse) op een percentage van de aanvragen of totaalbedrag voor steun controles ter plaatse uitgevoerd. Dit percentage wordt verhoogd als belangrijke onregelmatigheden worden geconstateerd. Onregelmatigheden ((on)opzettelijke handelingen die leiden tot negatieve gevolgen voor Europese fondsen) moeten worden vastgelegd in een onregelmatigheidsregister. Onregelmatigheden vanaf € 10.000 moeten worden gemeld bij de Europese Commissie (EC). Omdat de EU-verordeningen voldoende mogelijkheden bieden om misbruik aan te pakken is slechts in een beperkt aantal gevallen aanleiding voor een strafrechtelijk vervolg. Pagina 21 van 21
Schriftelijke Vraag
41
train
E23 01504 X Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, S O tuurs- management df Amsterdam Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Aanpak Noord Masterplan Zuidoost (12) Masterplan Nieuw-West (18) Agendapunt 5 Datum besluit Commissie Stadsontwikkeling, 5 juli 2023 Onderwerp Bestedingsplannen 2023 van Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw- West en Aanpak Noord. De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de bestedingsplannen 2023 van Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw-West en Aanpak Noord. Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond In het Amsterdams coalitieakkoord 2022-2026 is aangegeven dat de komende 25 jaar wordt gewerkt aan een structurele verbetering van de leefbaarheid en veiligheid met de Masterplannen Nieuw-West en Zuidoost en Aanpak Noord. In het Amsterdams coalitieakkoord is hiervoor € 60 miljoen uitgetrokken. Op 30 november 2022 heeft de gemeenteraad bij de 1e begrotingswijziging 2023 budget toegevoegd aan de begroting 2023 om enerzijds de programmaorganisaties te bekostigen en anderzijds als opstart- / vliegwielgeld meer geld te genereren en inhoudelijke doorbraken te bekostigen. Voor de inhoudelijke onderbouwing van dit werkbudget hebben de programmaorganisaties samen met de gemeente bestedingsplannen opgesteld ter voorbereiding op de Voorjaarsnota 2023. Met deze informatiebrief ontvangt de raad meer in detail informatie over de voorgenomen bestedingen in Nieuw-West, Zuidoost en Noord. Reden bespreking O.v.v. de leden Hendriks (Volt) en Bilgin (FvD). De fractie van Volt: De financiering van de plannen is cruciaal voor het succes. We gaan daarover graag in gesprek met de commissie. De fractie van FvD: Ambities en bestedingsplannen bespreken Uitkomsten extern advies De voorstellen in de bestedingsplannen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Gegenereerd: vl.9 1 VN2023-018041 % Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Bestuurs- en % Amsterdam Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord managementadviserir2€ Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023 Ter bespreking en ter kennisneming programmaorganisaties van de aanpakken. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? AD2023-060476 Bijlage Bestedingsplannen integrale aanpakken (pdf) AD2023-060474 Commissie SO Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief bestedingsplannen inclusief Aanpak Noord getekend AD2023-060475 def.pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Sjoukje Alta, 0683632195, [email protected] Gegenereerd: vl.9 2
Voordracht
2
train
Amsterdam, 22 december 2021 Geachte raadsleden, In de Telegraaf van woensdag 22 december vernamen wij dat de heer C. van Dijk, directeur van de Otten-groep en voorzitter van de Biz Burgwallen een raadsadres heeft ingediend waarin hij stelt dat het Wallengebied niet is meegenomen als mogelijke locatie voor een Erotisch Centrum. Naast de vele feitelijke onjuistheden stelt de indiener dat hij tevens namens bewoners spreekt. Stichting Stop de Gekte neemt in de meest krachtige bewoordingen afstand van deze claim. Als grootste bewonersorganisatie van de Wallen, gesteund door 1200 bewoners die onze petitie over de leefbaarheid van het Wallengebied hebben ondertekend, zijn wij niet gekend in dit raadsadres. Tevens zijn wij van mening dat de Wallen momenteel een toxische mix van functies heeft die de leefbaarheid en nachtrust voor bewoners ernstig aantast. De oorspronkelijke vier scenario’s van juli 2019 omvatten ook de mogelijkheid om alles bij het oude te laten, maar deze optie is gedurende het proces afgevallen. De enige oplossing is voor ons als bewonersvertegenwoordiging is het ontmantelen van deze mix, het wegnemen van de magneten als de ramen en coffeehops en het verminderen van de monocultuur en de schreeuwerige lichtreclames. Dit is tevens in lijn met de drie doelstellingen die de burgemeester heeft geformuleerd (verbetering positie sekswerkers, tegengaan ondermijning en verminderen van overlast door drukte Wallen). Wij ontvangen graag uw reactie. Met hoopvolle groeten, Olav Ulrich Els Iping Teun van Hellenberg Hubar Arjan Welles Bestuur Stichting Stop de Gekte
Raadsadres
1
train
> < Gemeente Amsterdam D Actualiteit stadsdeelcommissie Zuid Datum Onderwerp Actualiteit van het lid Meijer PvBL inzake radicalisering Extinction Rebellion Toelichting: Wijkraad Zuid West Amsterdam heeft bij schrijven van voorzitter Rabbijn Bornstijn d.d. 25 februari 2023 in niet mis te verstane bewoordingen het ongenoegen en de zorgen geuit inzake de demon- straties van klimaatactivisten extinction rebellion, waarvan de meest recente het wederom blok- keren van de Azo op 24 februari 2024, Indiener kan zich vergaand vinden in bovenstaande uitgezonderd inzake de aanpak van handha- ving door de politie. Het is namelijk reeds de zoveelste keer dat indiener vaststelt dat er duidelijk met 2 maten wordt gemeten, wederom was er sprake van zeer geduldig en coulant optreden, vol- ledig, en stuitend anders dan indiener zelf aan den lijve heeft mogen ondervinden tijdens andere demonstraties waarbij er nota bene geen enkel gevaar was voor de gemeenschap. Het onderwerp is zeer actueel vanwege de recente blokkade en vanwege het gegeven dat er op 3 maart 2024 wederom een klimaatconferentie wordt gehouden en de vrees bestaat dat er daarom wederom uiterst gevaarlijke blokkades van snelwegen zullen plaatsvinden van snelwegen, en we- zeer waarschijnlijk wederom de Azo. Indiener zou graag weten: 1) Waarom er toch steeds weer zo een significant verschil in de handhaving is 2) Wanneer de burgemeester haar onpartijdigheid eens ondubbelzinnig demonstreert door Extinction Rebellion in niet mis te verstane termen duidelijk maakt dat blokkades van snelwegen verboden zijn en de handhaving, onder het motto “gelijke monniken, gelijke kappen” zal geschieden met rake klappen met de wapenstok en een waterkanon op volle kracht. Bijlage: Brief Rabbijn Bornstein van 25 februari 2024. Indiener(s), W. Meijer, PvBL
Actualiteit
1
train
Nummer _BD2012-000667 x Gemeente Amsterdam KSZ Dreche directie sb Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Sport en Recreatie, Zorg en Welzijn, lenst god % Monumenten en Lokale Media % Ter kennisneming voor de commissievergadering van 8 februari 2012 Portefeuille 21 Agendapunt TKN 4 Datum besluit B&W <vrije tekst> Onderwerp Tweede raadsadres cannabisbijsluiter De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van De beantwoording van het raadsadres inzake cannabisbijsluiter Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond Betrokkene heeft een tweede brief gestuurd aan de gemeenteraad naar aanleiding van de reactie van B&W op een eerdere brief. Deze brief is op de raadsagenda geplaatst met als opdracht de afdoening in handen van B&W te stellen en een afschrift van het antwoord aan de leden van de Raadscommissie KSZ te zenden. Reden bespreking n.v.t. Uitkomsten extern advies n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Stukken Meegestuurd - Raadsvraag verplichting cannabisbijsluiter - Beantwoording raadsadres Ter inzage gelegd n.v.t. Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Madeline van Riemsdijk, GGD Amsterdam, tel.5555198, [email protected] 1
Raadsadres
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 639 Datum indiening 21 februari 2020 Datum akkoord 28 mei 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid N.T. Bakker inzake Grand Café Genieten in Oost. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Binnenkort vindt er een interne verbouwing plaats bij stadsdeelkantoor Oost. De plek waar nu Grand Café Genieten gevestigd is moet een flexplek worden voor ambtenaren. De ouderen die nu gebruikmaken van het café raken hierdoor hun uitvalbasis voor hun activiteiten kwijt. In ieder geval kunnen zij er straks als de plannen doorgang vinden overdag niet meer terecht. De plek is dan voorbehouden aan de ambtenaren. Niet alleen ouderen, maar ook andere buurtbewoners maken graag gebruik van het café, het is een geliefde ontmoetingsplek voor de buurt met een sociaal karakter. In de berichtgeving lijkt het erop dat niemand echt gelukkig is met het besluit om van het grand café flexplekken voor ambtenaren te maken ten koste van de buurtbewoners en de Ouderadviesraad (OAR). De plannen voor de verbouwing zouden niettemin al in kannen en kruiken zijn en niet meer teruggedraaid kunnen worden. De fractie van de SP vraagt zich af waarom dit niet voorkomen kan worden. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat er wederom een geliefde plek voor buurtbewoners en ouderen uit de buurt verdwijnt, dit nadat er al de nodige plekken zijn verdwenen. Gezien het vorenstaande stelt lid N.T. Bakker, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders: 1. Kan het college aangeven wanneer Grand Café Genieten verbouwd wordt? Antwoord: De oorspronkelijke startdatum was gepland op 15 juni. Vanwege de coronacrisis werd stadsdeelkantoor Oost buiten gebruik gesteld en daarom is de verbouwing begonnen op 27 april. Naar verwachting zullen de werkzaamheden op 10 juli zijn afgerond. 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng ao Gemeenteblad Datum 28 mei 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 21 februari 2020 2. Kan het college toelichten waarom er voor gekozen is nu juist in deze ruimte flex- en concentratieplekken voor ambtenaren te realiseren? Graag een toelichting. Antwoord: Het gemeentelijke huisvestingsbeleid gaat uit van efficiënte ambtenarenhuisvesting (flexwerken), inclusief een plaza in plaats van een bedrijfsrestaurant. In deze plaza's overleggen ambtenaren met externen en is catering beschikbaar. Een efficiënt gebruik van kantoorruimte leidt er toe dat er minder kantoorruimte nodig is en dat minder kantoorpanden nodig zijn. De ambtenarenplaza is een onderdeel van de huisvestingsvisie. Volgens die visie worden er minder vergaderkamers gebouwd en moeten meer collega’s voor overleg gebruik maken van een plaza. Als er geen plaza beschikbaar is kunnen er minder medewerkers in een pand werken. De te huisvesten gemeentelijke directies passen nu precies in het stadsdeelkantoor. Indien de plaza minder ingezet kan worden, dan kan één van de directies niet meer geheel gehuisvest worden. En aangezien de kantoorpanden van gemeentelijke huisvesting allemaal vol zijn, zou er dan kantoorruimte bij gehuurd moeten worden. Mede uit overwegingen van goed werkgeverschap heeft de gemeente een huisvestingsvisie opgesteld, waarin de behoeften van gebruikers van gemeentelijke kantoorlocaties zijn vertaald in fysieke voorzieningen. In huisvestingsvisie is beschreven dat in ieder stadsdeelkantoor een plaza aanwezig is. Bij het vaststellen van Businesscase 4 (Optimaliseren ambtenarenhuisvesting) heeft de raad hiervan op 9 november 2016 kennis genomen. 3. Is de verbouwing van het café een wet van Meden en Perzen of is het nog mogelijk een alternatieve plek voor de ambtenaren te realiseren, zodat het café gewoon in zijn huidige vorm kan voortbestaan? Graag een toelichting. Antwoord: Het uitgangspunt in is altijd geweest dat de functie van Grand Café Genieten behouden blijft en deze functie zal dan ook blijven bestaan. De berichtgevingen in sommige media waarin het tegendeel werd vermeld, zijn onjuist. Het café gaat alleen dicht voor de verbouwingswerkzaamheden. Daarna wordt de ruimte overdag tot 17:00 uur een ambtenarenplaza. Na 17.00 uur en in het weekend wordt de ruimte gebruikt door Grand Café Genieten. De keuken blijft beschikbaar, ook voor 17:00 uur om maaltijden voor te bereiden. Alle activiteiten die na 17.00 uur plaatsvinden, blijven behouden (waaronder Resto van Harte en muziekcafé Oost, een plek voor ontmoetingen en feesten). De verplichtingen voor de verbouwing zijn na jaren voorbereiding en een intensief traject van bestuurlijke besluitvorming al aangegaan. De voorbereidingen voor de verbouwing zijn in volle gang. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ee 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 21 februari 2020 4. Is het wellicht mogelijk de nieuw te bouwen ruimte zo in te richten dat zowel de ambtenaren als de buurt en de ouderen overdag gebruik kunnen maken van de ruimte? Graag een toelichting. Antwoord: De Ouderen Advies Raad (OAR) en de bridgeclub zijn de weinige vaste gebruikers overdag. Met hen vinden we een oplossing: de raadszaal in hetzelfde pand en de kantine van sporthal Wethouder Verheij (20 meter verderop) zijn hiervoor beschikbaar. Toelichting door vragensteller: Het college zet in op het bestrijden van eenzaamheid en het versterken van de sociale binding in de buurt. 5. Deelt het college de mening van de SP-fractie dat het in het licht van deze ambities — het bestrijden van eenzaamheid en het versterken van de sociale binding in de buurt - niet uit te leggen valt dat nu een geliefd buurtcafé als Grand Café Genieten voor de buurt verloren dreigt te gaan? Zo nee, waarom niet? Graag een toelichting. Antwoord: Het college deelt de mening van de SP-fractie. Vandaar dat wij het behoud van Grand Café Genieten en de activiteiten die daar plaatsvinden hebben bewerkstelligd. 6. Indien het college deze mening deelt, welke stappen gaat het college zetten om dit te voorkomen? Graag een toelichting. Antwoord: De stappen om Grand Café Genieten en haar activiteiten te behouden zijn reeds gezet, zie beantwoording van vraag 3. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
N Gemeente Amsterdam ap Stadsdeel Amsterdam-Noord x % AB verg : we Reg.nr. : Datum :16 april 2014 CONCEPT-AGENDA Openbare vergadering Algemeen Bestuur bestuurscommissie Amsterdam-Noord woensdag 16 april 2014 in de grote vergaderzaal van het Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 aanvang 20.00 uur Agendapunt Nadereinformatie ______|Regm. PROCEDUREEL 1)_opering 2)_ Mededelingen 3)_ vaststellen agenda BELEIDSVOORSTELLEN ALGEMEEN
Agenda
1
test
VN2022-040765 N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA Zo Jeugd en % Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 14 december 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Jeugd({zorg) Onderwijs (9) Agendapunt 7 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ter afdoening van moties specialistische jeugdhulp De commissie wordt gevraagd 1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over specialistische jeugdhulp. 2. Kennis te nemen van de afhandeling van: * Motie o11 Ontwikkelen van een app voor jeugdhulp (TA2021-000158) e Motie 458 Cultuursensitiviteit, inclusie en diversiteit toevoegen aan de gunningscriteria (TA2020-000473) e Motie 456 Versterken samenwerking strategische partners en kleinere ketenpartners (TÀA2020-000471) * Motie 479 Kleinere aanbieders specialistische jeugdzorg (TA2020-000474,) e Motie 455 Stedelijke visie dagbesteding (TA2020-000470) * Motie 457 Wachttijden jeugdhulp (TA2020-000472) « Motie 2091 Budgetplafonds op jeugdzorg (TA2019-001668) e Motie 1718 Oplopende wachttijden voor specialistische jeugdhulp (TA2019-001481) Wettelijke grondslag Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet. Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam Artikel 79 en 80. Bestuurlijke achtergrond Maart 2021: Uitkomst gunning specialistische jeugdhulp. April 2020: Hoofdlijnen specialistische jeugdhulp worden vastgesteld in de gemeenteraad. Reden bespreking o.v.v. de leden Van der Veen (GroenLinks) en Wijmenga (CDA). Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Gegenereerd: vl.6 1 VN2022-040765 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA ij msterdam Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 14 december 2022 Ter bespreking en ter kennisneming n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Hiermee worden acht moties afgedaan die vermeld staan op de termijnagenda van Jeugd. Welke stukken treft v aan? 1 Raadsinformatiebrief afdoening van moties inzake specialistische AD2022-112565 ‚ jugdhulp.pdf (pdf) AD2022-112566 2 Motie TA2021-000158 app voor jeugdhulp oa. pdf (pdf) AD2022-112567 3 Motie TA2020-000473 cultuursensitiviteit 458.pdf (pdf) AD2022-112568 4 Motie TA2020-000471 versterken samenwerking 456.pdf (pdf) AD2022-112569 5 Motie TA2020-000474 kleinere aanbieders 479. pdf (pdf) AD2022-112570 6 Motie TA2020-000470 dagbesteding 455. pdf (pdf) AD2022-112571 7 Motie TA2020-000472 wachttijden jeugdhulp 457.pdf (pdf) AD2022-112572 8 Motie TA2019-001668 Budgetplafonds 2091.pdf (pdf) AD2022-112573 g Motie TA2019-001481 oplopende wachttijden 1718.pdf (pdf) AD2022-112574 Commissie OZA (2) Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Onderwijs Jeugd, Zorg en Diversiteit, Petra Helderman, [email protected], 06-53246439 Gegenereerd: vl.6 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad x Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 300 Publicatiedatum 8 april 2016 Ingekomen onder X Ingekomen op 30 maart 2016 Behandeld op 30 maart 2016 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Van Soest en Duijndam inzake de uitgangspunten voor de Ambulante ondersteuning, Dagbesteding, Kortdurend verblijf en Hulp bij het huishouden 2017 tot en met 2020 ten behoeve van de inkoopprocedure. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de uitgangspunten voor de Ambulante ondersteuning, Dagbesteding, Kortdurend verblijf en Hulp bij het huishouden 2017 tot en met 2020 ten behoeve van de inkoopprocedure (Gemeenteblad afd. 1, nr. 245). Overwegende dat senioren overspoeld worden met aanbiedingen voor diensten thuis in Amsterdam, zoals: — boodschappen doen; — schoonmaken; — ramen lappen; — wassen en strijken enz. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: te onderzoeken in hoeverre hier sprake is van gedwongen winkelnering of belangenverstrengeling. De leden van de gemeenteraad W. van Soest P.J.M. Duijndam 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Amendement Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 409 Publicatiedatum 29 april 2016 Ingekomen onder AR Ingekomen op donderdag 21 april 2016 Behandeld op donderdag 21 april 2016 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Van Lammeren inzake de Agenda Dieren (maatschappelijk draagvlak geen voorwaarde). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Dieren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 261). Overwegende dat: — maatschappelijk draagvlak geen voorwaarde zou moeten zijn voor het aanpakken van dierenleed. Besluit: de volgende tekst op pagina 15: "Indien de gemeente bevoegdheden heeft binnen het kader van dierenwelzijn en er is voldoende maatschappelijk draagvlak voor het treffen van een maatregel dan kan de gemeente de uitvoering van die maatregel overwegen”, te wijzigen in: "Indien de gemeente bevoegdheden heeft binnen het kader van dierenwelzijn en er zijn mogelijkheden voor het treffen van een maatregel dan kan de gemeente de uitvoering van die maatregel overwegen.” Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Bezoekadres > Gemeente b mstel 1 Amste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 28 mei 2020 Ons kenmerk Behandeld door E. Meijburg (e.meijburg@®amsterdam.nl) Bijlage Onderwerp Reactie op de motie 1877 van raadslid Vroege inzake exploitatievergunningen voor passagiersvaart (proefindiening) Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief wordt toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan de motie 1877, die in de raadsvergadering van 7 november 2019 is aangenomen. Met deze motie is gevraagd om een proefsessie te organiseren zodat de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen zo soepel mogelijk zal verlopen. Raadsvergadering 7 november 2019 en motie 1877 In de raadsvergadering van 7 november 2019 bij de behandeling van agendapunt 26 heeft raadslid Vroege motie 1877 ingediend inzake ‘proefindiening’, waarin het college wordt verzocht: “Een proefinschrijving of simulatie te organiseren ten einde de eigen en interne processen door te lichten en te optimaliseren, zodat de omzetting exploitatievergunningen passagiersvaart zo soepel mogelijk zal verlopen.” Ik heb in die raadsvergadering over deze motie gezegd geen bezwaar te hebben tegen aannemen van deze motie, maar wel gevraagd deze zo te mogen uitleggen dat het een interne simulatie zou worden, zonder daar de vergunninghouders bij te betrekken. Motie 1877 is vervolgens door de gemeenteraad aangenomen. Proefsessies Aan de motie om een proefinschrijving te organiseren zodat de omzetting zo soepel mogelijk zal verlopen is door het college ruimer uitvoering gegeven. Er is besloten om — mede gelet op de overwegingen die aan het verzoek ten grondslag liggen — drie proefsessies te organiseren: -__een proefsessie voor de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen; -__ een proefsessie voor de aanvraagperiode van de nieuwe exploitatievergunningen; Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 25 mei 2020 Kenmerk Pagina 2 van 3 -__een proefsessie voor de aanpak van de loting en beoordeling van de aanvragen van de nieuwe exploitatievergunningen. De proefsessies zijn op drie verschillende momenten gehouden en worden hierna nader toegelicht. Proefsessie omzetting bestaande exploitatievergunningen Op 4 december 2019 is een proefsessie gehouden voor de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen. Tijdens deze proefsessie is stap voor stap bepaald hoe op basis van de Beleidsregels omzetting vergunning passagiersvaart (hierna: de Beleidsregels) de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen dient te verlopen. Naar aanleiding van de proefsessie is besloten een stappenplan te schrijven, waarin stap voor stap wordt beschreven hoe de omzetting praktisch gezien plaatsvindt. Daarnaast is besloten om het resultaat van elke stap van de omzetting van de vergunningen vast te leggen in een toelichting. Zowel het stappenplan als de toelichting zijn gelijktijdig met de verzending van de voornemens tot omzetting van de vergunningen gepubliceerd. Proefsessie aanvraagperiode nieuwe exploitatievergunningen In januari 2020 is een proefsessie georganiseerd waarbij is geoefend met het indienen en beoordelen van aanvragen voor de nieuwe exploitatievergunningen. Tijdens deze proefsessie zijn drie proefaanvragen ingediend en beoordeeld. Daarbij is gebruik gemaakt van het nieuwe papieren aanvraagformulier. De digitale aanvraagmodule wordt in april 2020 getest en is beschikbaar vanaf 1 juli 2020. Tijdens de proefsessie zijn de eisen die aan een aanvraag worden gesteld en de wijze waarop die eisen beoordeeld moeten worden getest middels ‘proefinschrijvingen’, waarbij door medewerkers van het programma varen volledige ‘aanvragen’ zijn gedaan. Naar aanleiding van de proefsessie zijn sommige eisen aan de aanvraag nader toegelicht in de handleiding bij de Regeling op het binnenwater 2020 (hierna: de ROB). Zo is meer informatie opgenomen over hoe bij de aanvraag aangetoond moet worden dat over het vaartuig kan worden beschikt en zijn voorbeelden opgenomen van hoe de bedrijfsstructuur van de aanvrager aangeleverd moet worden. Verder is in de proefsessie kritisch gekeken naar de administratieve lasten die de aanvraagprocedure voor de reders oplevert. Daarom wordt bijvoorbeeld niet langer gevraagd de lopende exploitatievergunning bij de aanvraag te voegen, maar is het vermelden van het kenmerk van die vergunning voldoende. Daarmee heeft de proefsessie dus ook geleid tot enkele wijzigingen in de ROB zodat eisen aan de aanvraag duidelijker en eenvoudiger zijn geworden. Proefsessie aanpak loting en beoordeling aanvragen nieuwe exploitatievergunningen Op 3 maart 2020 is de laatste proefsessie georganiseerd over de aanpak van de loting en de beoordeling van de aanvragen van de nieuwe exploitatievergunningen. In deze proefsessie is in kaart gebracht hoe op basis van de ROB de ingediende aanvragen geloot en vervolgens inhoudelijk beoordeeld moeten worden. De te nemen stappen na sluiting van de aanvraagperiode zijn geoefend zodat straks dit proces voortvarend en op de juiste wijze doorlopen kan worden. De ervaringen uit de proefsessie zullen worden verwerkt in het interne proces voor de beoordeling van de aanvragen. Gemeente Amsterdam Datum 25 mei 2020 Kenmerk Pagina 3 van 3 Het college stelt voor motie 1877 hiermee als uitgevoerd te beschouwen. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, enn LEEN Ed vin el può / ge Sharon A.M. Dijksma Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Motie
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 649 Datum indiening 10 april 2018 Datum akkoord college van b&w van 17 juli 2018 Publicatiedatum 18 juli 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Naoum Néhmé inzake de uitvoering van de overstapregeling naar eeuwigdurende erfpacht. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Vanaf 1 oktober 2017 kunnen erfpachters overstappen naar eeuwigdurende erfpacht. Vanaf 1 november 2017 kunnen door de gemeente aanbiedingen voor de overstap worden verstrekt, waarna een erfpachter drie maanden de tijd heeft deze te accepteren en vervolgens bij de notaris kan laten passeren. Over de uitvoering van deze overstapregeling spelen al geruime tijd vragen en problemen, onder andere met de ICT en de afhandeling van aangevraagde aanbiedingen. Met name over de wijze van afhandeling van aanvragen wil de VVD snel duidelijkheid zodat erfpachters zekerheid kan worden geboden ten aanzien van hun overstap naar eeuwigdurende erfpacht. Gezien het vorenstaande heeft het lid Naoum Néhmé, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Wat is de stand van zaken van de ICT waarmee het overstapportaal ondersteund wordt? Wat is de reden dat in alle door de raad ontvangen voortgangsrapportages melding wordt gemaakt van onverwachte fouten en technische storingen? Acht het college het waarschijnlijk dat het systeem op korte termijn storingvrij en stabiel zal kunnen functioneren? Zo nee waarom niet? Antwoord: De stand van zaken van de ICT is sinds de vierde rapportage d.d. 27 maart 2018 onveranderd. In alle door de raad ontvangen voortgangsrapportages wordt melding gemaakt van onverwachte fouten en technische storingen, doordat het Overstapportaal gekoppeld is aan meerdere systemen en databestanden en deze systemen in een keten werken. Als een koppeling of systeem uitvalt, heeft het Overstapportaal last van deze storing in de keten. Het Overstapportaal zal altijd enige gevoeligheid voor storingen houden, juist vanwege de hoeveelheid aan onderlinge koppelingen van systemen. Een 100% storingsvrij systeem is moeilijk te realiseren. Het 24x7 en storingsvrij beschikbaar 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng bio Gemeenteblad Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 stellen en beheren van een dergelijk systeemlandschap omvat ingrijpende veranderingen die vragen om een aanzienlijke extra investering en inspanning. In juni 2018 is er een nieuwe release van het Overstapportaal in werking treden die verruimde mogelijkheden biedt tot het indienen van aanvragen. Wat deze verruimde mogelijkheden inhouden kunt u teruglezen in bijlage 1. De belangrijkste zijn: e Een groot deel van de erfpachters van een woning met aanhorigheden (parkeerplaatsen, bergingen etc.) kan via het Overstapportaal een aanvraag tot overstap in te dienen. Erfpachtrechten waarvan geen WOZ-waarde of BSQ bekend is, kunnen ook via het Overstapportaal een aanvraag indienen. e Erfpachters met meer dan tien erfpachtrechten kunnen al hun rechten inzien en een aanvraag indienen in het Overstapportaal. Voorheen was het inzien en de aanvraag van de overstap in het Overstapportaal beperkt tot maximaal tien erfpachtrechten. e Erheeft ook een aanzienlijke procesverbetering plaatsgevonden, waardoor aanvragen efficiënter behandeld kunnen worden. 2. Wat vindt het college van de mededeling, zoals gedaan in de 4e uitvoeringsrapportage, dat ‘met de verschillende netwerkschakels de kans op verstoringen groter is en dat de oorzaak erg moeilijk te achterhalen is’? En waarom is een oplossing hiervan, zoals gemeld in diezelfde rapportage, alleen op de langere termijn mogelijk? Antwoord: Het digitale overstapproces is afhankelijk van data uit verschillende bestanden van verschillende bronnen. Structurele verbetering in het geautomatiseerde proces is alleen op langere termijn mogelijk, omdat de oplossingen voor de knelpunten gepland en gecoördineerd moet worden uitgevoerd en er meerdere partijen binnen en buiten de gemeente bij betrokken zijn. Naar verwachting worden structurele verbeteringen in het geautomatiseerde proces op zijn vroegst eind 2018 doorgevoerd. 3. Wat is de reden dat technische verbeteringen van het systeem (procesbeheersing) en second opinion van de externe adviseur (zoals gemeld in 4e uitvoeringsrapportage) verbetering pas na de zomer mogelijk is? Antwoord: Erfpacht en Uitgifte is met diverse partijen bezig om het Overstapportaal en het overstapproces te verbeteren. Hiervoor zijn een aantal trajecten gestart: e Een nieuwe release van het Overstapportaal zodat het voor meer erfpachters mogelijk is om over te stappen via het Overstapportaal. De release is in juni 2018 uitgevoerd. e Erfpacht en Uitgifte heeft een procesbegeleider voor het Overstapportaal aangetrokken. Het zwaartepunt van de opdracht ligt op het gebied van het verbeteren van de datakwaliteit en het (beter) laten aansluiten van de verschillende bedrijfsprocessen. De opdracht is gestart op 1 mei 2018. Erfpacht en Uitgifte verwacht dat dat het voorstel voor procesverbeteringen in het najaar van 2018 gereed zal zijn. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam Neng bio Gemeenteblad R Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 e Grond en Ontwikkeling heeft een externe adviseur aangesteld als dwarskijker die een second opinion uitvoert op het Overstapportaal. Deze adviseur zal binnenkort zijn aanbevelingen op te leveren. 4. Wat is de stand van zaken rondom de ontbrekende WOZ-, Kadaster- en andere gegevens in de gemeenteadministratie? Hoe kan het dat in alle door de gemeenteraad ontvangen voortgangsrapportages melding wordt gemaakt van het regelmatig ontbreken van voor overstap essentiële gegevens? Wanneer denkt het college dat het systeem alle benodigde gegevens zal hebben om aanvragen sneller te verwerken? Antwoord: De gemeente beschikt over nagenoeg alle relevante WOZ-gegevens met prijspeil 2014 en 2015. Daar waar de gemeente niet beschikt over WOZ- gegevens of wanneer de beschikbare WOZ-gegevens niet bruikbaar zijn (bijvoorbeeld bij relatief nieuwe woningen waarbij WOZ-gegevens soms zien op half afgebouwde woningen) bepaalt de gemeente de zogenaamde onbezwaarde waarde. Indien voor een woning geen BSQ beschikbaar is wordt deze conform het grondprijsbeleid alsnog bepaald. Het is echter ook mogelijk dat essentiële gegevens ontbreken, zoals de WOZ- waarde, de BSQ, het BSN-nummer, pandgegevens en/of kadastrale gegevens. Daarnaast kan het zijn dat de WOZ-waarde wel bekend is, maar deze gesplitst moet worden voor de berekening van de overstapkosten van een woning en een parkeerplaats of berging dat een los erfpachtrecht heeft. G&O is met de Dienst Gemeentebelastingen in overleg om de aanlevering en de kwaliteit van de WOZ-gegevens te verbeteren. 5. Is het college het met de VVD eens dat al deze problemen en haperingen het vertrouwen van de erfpachters in het overstapsysteem schaadt? Antwoord: Op 28 juni 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met het collegebesluit tot vaststelling van de Overstapregeling. Het college is van mening dat erfpachters kunnen vertrouwen in de Overstapregeling en het overstapproces. Zoals aangegeven wordt er hard gewerkt aan het oplossen van de technische haperingen in het Overstapportaal en zijn de eerste verbeteringen in juni 2018 doorgevoerd. Erfpachters kunnen erop vertrouwen dat aanvragen gedaan vóór 1 januari 2020 een aanbieding zullen krijgen onder de voorwaarden waar de gemeenteraad mee heeft ingestemd op 28 juni 2017. 6. Wanneer zal de uitbreiding van Team Overstap, te bestaan uit 30 fte, precies aanvangen waardoor de Team operationeel op volle kracht kan functioneren? Antwoord: Team Overstap is begonnen als team van 15 fte. Dit is nu uitgebreid naar 23 fte. Het inwerken van nieuwe collega’s vergt veel tijd en daarom gaat de uitbreiding naar 30 fte geleidelijk. Ook ondersteuning vanuit andere onderdelen van de gemeente zoals P&O en facilitair moet het uitbreidingstempo bij kunnen houden. 3 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng bio Gemeenteblad Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 Verwacht wordt dat in het najaar van 2018 het Team Overstap operationeel op volle kracht functioneert. 7. Denkt het college dat uitbreiding van Team Overstap naar 30 fte voldoende zal zijn om alle erfpachters die willen overstappen, zo snel mogelijk te helpen? Antwoord: Dat hangt er van af. Ook met meer personele inzet blijft er een afhankelijkheid van (inhoud van) de digitale systemen. 30 fte is voldoende als de data meer op orde is, de databestanden onderling beter op elkaar aansluiten en er technische oplossingen komen zodat meer erfpachters automatisch via het Overstapportaal kunnen overstappen. Zoals aangegeven is er in juni 2018 een nieuwe release van het Overstapportaal geweest waardoor verbeteringen in het proces hebben plaatsgevonden. Structurele verbeteringen in de (data)verbindingen zijn echter alleen op langere termijn te verwachten. Team Overstap verwerkt zoveel aanvragen als mogelijk. Afhankelijk van de uitkomsten van de bevindingen van externe adviseur en procesbegeleider (zie vraag 3), zullen extra maatregelen genomen worden. 8. In de 1e voortgangsrapportage meldde het college dat Team Overstap heringericht zal worden zodat “overstappen effectiever en efficiënter zal verlopen”. Is dat inmiddels gebeurd? Wat hield de herinrichting precies in? Antwoord: Dit is inderdaad gebeurd. Team Overstap is heringericht op basis van de principes van het Operationeel Werken. Op basis hiervan is Team Overstap opgedeeld in vier ‘subgroepen’, met elk een eigen verantwoordelijkheid: klantvragen, automatische en semi-automatische aanvragen, handmatige aanvragen en CHET -gerelateerde overstapaanvragen. Door het team in subgroepen in te delen is het voor medewerkers mogelijk om zich te richten op het uitvoeren en optimaliseren van één werkproces, wat ten goede komt aan de kwaliteit en de snelheid van het behandelen van dossiers. 9. Worden aanvragen voor aanbiedingen zoals afgesproken behandeld volgens het principe First-in-First-out? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zoals in de voortgangsrapportages van de (voormalige) wethouder Grondzaken aan de raadscommissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken is aangegeven wordt inderdaad het principe first-in-first-out gehanteerd. Daarbij is tevens vermeld dat het door de verschillen in de procedure voor kan komen dat een latere aanvraag toch eerder een aanbieding ontvangt. Een erfpachter die een aanbieding aan kan vragen via het Overstapportaal komt in het automatische proces terecht. Een aantal erfpachters zal echter handmatig een aanvraag moeten doen, waardoor zij in het handmatige proces terecht komen. Doordat de handmatige afhandeling meer tijd vergt dan de automatische afhandeling is het mogelijk dat een latere aanvraag in het automatische proces toch eerder een aanbieding ontvangt dan een eerdere aanvraag in het handmatige proces. 4 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam Neng bio Gemeenteblad R Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 10. Het college schrijft dat “de eerste aanvragers niet de eerste zijn die een aanbieding kunnen verwachten”. Wat betekent dit precies? En wat is hier de reden van? Antwoord: Vanaf 1 oktober 2017 konden erfpachters een voorbereidingsformulier invullen omdat het Overstapportaal nog niet gereed was. Dit voorbereidingsformulier telt als een aanvraag. Onder deze aanvragers zijn er dossiers die compleet zijn, nader door team Overstap moeten worden gecontroleerd en/of aangevuld (zoals de bestemming) en door een ander team moet worden gecontroleerd en/of aangevuld (zoals de WOZ-waarde). De eerste aanvragers wiens dossier niet compleet is, hebben een langere behandeltermijn dan latere aanvragers wiens dossier wel compleet is. Hierdoor kan het voorkomen dat niet alle eerste aanvragers de eerste zijn die een aanbieding ontvangen. 11. Welke (aanvullende) criteria worden gehanteerd voor het bepalen of een aanvraag handmatig of automatisch wordt afgehandeld? Antwoord: Het is op dit moment nog niet mogelijk om alle aanvragen automatisch te behandelen. Met de release van juni 2018 kunnen meer uitzonderingsgevallen wel een aanvraag via het Overstapportaal kunnen indienen. Een overzicht daarvan is te vinden in bijlage 1. 12. De voortgang die tussen de 2e en 3e voortgangsrapportage is geboekt, betreft slechts een aanvraag die handmatig kon worden afgehandeld. Waarom verloopt de voortgang in de handmatig afgehandelde aanvragen zo traag? Antwoord: Er is een aantal redenen waardoor de afhandeling van handmatige aanbiedingen langzamer gaat dan de afhandeling van automatische aanbiedingen. Een erfpachtaanbieding vergt veel uitzoekwerk, zorgvuldigheid en financiële en juridische kennis. Diverse scenario’s zijn mogelijk; het is geen standaardwerk maar veelal maatwerk. De eerste reden is dat de WOZ-waarde, BSQ of andere gegevens bij erfpachtrechten ontbreken. Er wordt dan een onbezwaarde waarde en een BSQ berekend. Dit gebeurt op basis van vergelijkbare woningen in de buurt die wel over een WOZ-waarde beschikken. Dit kost tijd, waardoor het langer duurt voordat handmatige aanbiedingen verstuurd kunnen worden. Daarnaast is het bij handmatige aanbiedingen vaak het geval dat de erfpachter met de woning en aanhorigheid (garage, berging, parkeerplaats) wil overstappen naar eeuwigdurende erfpacht. In het geval van één erfpachtrecht kan dit via het Overstapportaal en wordt de aanbieding sneller verstuurd. In het geval van twee erfpachtrechten (één voor de woning en één voor de aanhorigheid) moet de WOZ-waarde die over beide erfpachtrechten gaat, gesplitst worden over deze twee rechten. Er ontstaan dan twee onbezwaarde waardes. Voordat de handmatige aanbieding verstuurd wordt, moeten de onbezwaarde waardes ontvangen zijn. Dit kost meer tijd dan automatische aanbiedingen. 5 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ui 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 Vrijwel alle openstaande klantvragen zijn overigens inmiddels beantwoord. Het aantal openstaande klantvragen is afgenomen van enkele duizenden naar een tiental klantvragen. Door deze afname kan een aantal medewerkers (fte) dat de klantvragen behandelde, nu deels ingezet worden voor de behandeling van handmatige aanbiedingen. 13. Het college schrijft in de 3de rapportage dat “de aanbiedingen die nu verzonden zijn, zijn relatief gemakkelijke dossiers.” Wat wordt hiermee bedoeld? Wanneer is een dossier ‘gemakkelijk’? En in hoeverre wordt hiermee de volgordelijkheid van de binnengekomen aanvragen verstoord”? Antwoord: Met relatief gemakkelijke dossiers wordt gedoeld op dossiers die compleet zijn aangeleverd en verder niet veel uitzoekwerk en financieel en juridisch denkwerk vergen, door het Overstapportaal kunnen en door Team Overstap zelf kunnen worden gecontroleerd en/of aangevuld. Handmatige dossiers vallen hier niet onder. De aanbiedingen die tot nu toe verstuurd zijn, zijn voor het overgrote deel dus aanbiedingen die via het Overstapportaal verstuurd zijn. 14. Waarom moeten de erfpachters met een aanhorigheid bij de woning (bv berging of parkeerplaats) zo lang in onzekerheid blijven voor ze via het overstapportaal konden overstappen? Antwoord: Die aanvragen moesten tot de release van juni 2018 handmatig worden afgehandeld. Het Overstapportaal was nog niet gereed voor aanvragen van woningen met aanhorigheden. In de nieuwe release van juni 2018 is dit opgelost. 15. Het college schrijft dat erfpachters met een aanhorigheid bij de woning pas in de eerste helft van 2018, bij de nieuwe release van het overstapportaal, kunnen overstappen. Is dat inmiddels al gebeurd? Zo ja, zijn signalen bekend, van technische dan wel anderszins van aard, van moeilijkheden bij het aanvragen van een aanbieding door erfpachters met een aanhorigheid? Antwoord: De nieuwe release van het Overstapportaal heeft in juni 2018 plaatsgevonden en functioneert over het algemeen zoals verwacht. 16. Is de verwachting dat per mei 2018 een nieuwe versie van het overstapportaal online zal zijn waarmee woningen met aanhorigheden ook via het portaal kunnen overstappen nog reëel? Zo nee, wat is de nieuwe planning? Antwoord: De nieuwe release van het Overstapportaal heeft in juni 2018 plaatsgevonden en functioneert over het algemeen zoals verwacht. 6 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ui 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 17. Wat is de reden voor de terugval, zoals te zien in de 4e uitvoerings- rapportage, in het aantal aanbiedingen die klaar staan om gecontroleerd te worden (van 1806 naar 1627)? Antwoord: Het aantal te controleren aanbiedingen is gedaald, omdat gecontroleerde aanbiedingen uiteindelijk worden verzonden aan de aanvragers. Deze worden dan weergegeven in het aantal verzonden aanbiedingen en tellen niet meer mee bij de aanbiedingen die klaar staan. 18. Ervaart het college de 1140 aanbiedingen die volgens de 4e rapportage inmiddels verzonden zijn als veel of weinig? Waarom? Antwoord: Gezien de (technische) problemen die het Overstapportaal in de eerste maanden heeft gehad was het aantal verzonden aanbiedingen het maximaal haalbare. Met de nieuwe release van juni 2018 alsmede de uitbreiding van de personele capaciteit wordt verwacht dat er meer aanbiedingen — waarvan een groot deel volledig geautomatiseerd - kunnen worden gegenereerd en verstuurd. 19. Kan het college de raad een op buurtniveau uitgesplitst overzicht van de 1140 verzonden aanbiedingen doen toekomen? Antwoord: Dit overzicht is als bijlage 2 bijgevoegd. 20. Kan het college de raad een op bouwjaar uitgesplitst overzicht van de 1140 verzonden aanbiedingen doen toekomen? Antwoord: Dit overzicht is als bijlage 3 bijgevoegd. Toelichting door vragenstelster: De VVD heeft signalen ontvangen dat ook relatief eenvoudige woningen die bekend staan als ‘woning met berging’ direct handmatig worden afgehandeld, ook al is er geen sprake van een apart erfpachtrecht voor deze berging. 21. Kan het college deze signalen bevestigen? Zo nee, is het college het met de VVD eens dat dit tot nodeloze vertraging leidt aangezien dergelijke bestemmingen in vrijwel alle gevallen ook al in het lopende erfpachtcontract staan? Antwoord: Als de woning met bijvoorbeeld parkeerplaats in hetzelfde erfpachtrecht zit, kon dit al via het Overstapportaal. Het Overstapportaal kon (nog) niet meerdere dossiers van één erfpachter gezamenlijk behandelen. Met de nieuwe release kunnen deze erfpachters wel een aanvraag indienen in het Overstapportaal. 7 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ui 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018 22. Erfpachters die willen overstappen en waarbij zij naast hun woning ook een garagebox hebben, kunnen alleen overstappen wanneer ze dat voor beide tegelijkertijd doen. Op de overstapsite staat dat overstappen voor woningen met een garage alleen mogelijk is via het mailadres, niet via het portaal. Het is echter niet helder aangegeven dat overstap van woning en aanhorigheid gelijktijdig moet gebeuren. Is het college bereid deze opheldering zo spoedig mogelijk op de overstapsite toe te voegen? Zo nee waarom niet? Antwoord: De tekst in het Overstapportaal is inmiddels aangepast. De erfpachter krijgt op dit moment de volgende tekst te zien: ‘Als u een los erfpachtrecht heeft voor berging, tuinuitbreiding, garage of parkeerplaats, dan kunt u deze ‘aanhorigheden’ meenemen bij het overstappen. Let op: het is niet mogelijk om alléén met de aanhorigheid over te stappen. Ook is het niet mogelijk om eerst alleen met de woning over te stappen en later met de berging, tuinuitbreiding, garage of parkeerplaats.” Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 8
Schriftelijke Vraag
8
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 10 november 2022 Ingekomen onder nummer 512 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Ahmadi inzake inzet maatschappelijke organisaties in AZC's en noodopvang Onderwerp Inzet maatschappelijke organisaties in AZC's en noodopvang Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over 25 Kennisnemen van de raadsinformatiebrief ‘Gevolgen oorlog in Oekraïne voor Amsterdam’ VN2022-036039 Door de instroom van Oekraïense vluchtelingen zijn alle locaties overvol en speelt zich een ramp af in Ter Apel waar het enige aanmeldcentrum voor asielzoekers zich bevindt. Ten gevolge hiervan zijn door het land heen, en vooral in Amsterdam, noodopvanglocaties in gebruik. De inzet van noodopvang en algemene opvang van nieuwkomers is niet zonder risico’s, zo meldt het Parool van 21 oktober dat ruim 200 kinderen in Amsterdamse opvanglocaties geen toegang tot het onderwijs waar zij recht op hebben verkrijgen. Het is te verwachten dat de problematiek rondom humane en menswaardige opvang zich voort zal zetten. Het is daarom des te meer van belang dat alle mogelijke bronnen van ondersteuning benut worden. In Amsterdam bevinden zich vele vrijwilligers en organisaties die ondersteuning zouden kunnen bieden in de vorm van dagbesteding, onderwijs en taalles. Daarnaast zijn deze contacten van groot belang voor nieuwkomers in de stad. + https://www.parool.nl/amsterdam/onderwijs-is-voor-asielkinderen-in-amsterdam-niet-gegarandeerd-b7ec3dd4/ Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders — De mogelijkheid te onderzoeken om een netwerk op te tuigen van organisaties en vrijwilligers die dagbesteding, onderwijs en ondersteuning kunnen bieden bij de (nood)opvang van nieuw- komers. — Hierover te rapporteren naar de Raad. Indiener N. Ahmadi
Motie
2
train
Van: Verzonden: dinsdag 18 februari 2020 10:19 Aan: Info gemeenteraad Onderwerp: preventief fouilleren Amsterdam 17-2-2020 Geachte gemeenteraad, in Amsterdam heeft politiechef Frank Paauw dezer dagen een pleidooi gehouden voor meer preventief fouilleren ter bestrijding van oneigenlijk gebruik van objecten voor oneigenlijke doeleinden. De politie heeft in Amsterdam sinds 2002 de mogelijkheid om preventieve fouilleeracties te houden. Het idee erachter is dat inwoners in bepaalde buurten het zo wel uit hun hoofd laten om met wapens over straat te lopen en dat het veiligheidsgevoel onder de bewoners vergroot wordt vanwege de zichtbaarheid van de politie. Een kleine 20 jaar later kunnen vraagtekens geplaatst worden achter dit openbare orde-beleid. De discussie over het fenomeen wordt in Amsterdam -zoals bij veel discussies, bijvoorbeeld ook over het Zwarte Piet-fenomeen- toegespitst op het mogelijk etnisch profileren … Het woord racisme ligt bij veel waarnemers voor in de mond en hiermee dreigt die discussie beperkt te worden tot het berijden van verschillende stokpaardjes. Terwijl het bij het preventief fouilleren om een veel algemenere, fundamentele problematiek gaat; men kan zelfs zeggen om de basis van het rechtssysteem in Nederland. Ik gebruik als lichtend voorbeeld de recente geschiedenis van Italie. Hiermee wordt de discussie onmiddellijk in een breder kader geplaatst, breder dan in de gebruikelijke, typisch Amsterdamse atmosfeer het geval is. Over mijzelf nog het volgende: ik ben onder meer de schrijver van het boek “Het Italiaanse Complex”, publieksuitgave van mijn proefschrift over de jaren zeventig in Italie. Met vriendelijke groeten P.S. het boek is sinds enige tijd te consulteren en down te loaden op de site van de Universiteitsbibliotheek van de UvA op https://dare.uva.nl/search?field 1=dai; value 1=304369462:;docsPerPage=l;startDoc=|
Raadsadres
1
train
Stadsdeelcommissie Oost Agenda Datum 05-09-2023 Aanvang 19:30 Locatie Oranje-Vrijstaatplein 2 Overlegvergadering stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur Bij deze vergadering is ondertiteling beschikbaar. U kunt deze aanzetten door in de balk onderaan de videoplayer op "CC" te klikken. ALGEMEEN DEEL 1 Opening en vaststelling agenda 2 Mededelingen 3 Vaststellen van de conceptbesluitenlijst van de vergadering van 18 juli 2023 4 TKN-lijst 5 Mededelingen van de ingekomen stukken INHOUDELIJK DEEL 6 Het woord aan bewoners, ondernemers en instellingen 7 Actualiteiten 11 Strategische huisvestingplannen: 1} Jeugd, zorg en basisvoorzieningen, 2) Sport en bewegen, en 3) Kunst en cultuur Bespreekpunten besluitvormend Geen aanmelding ontvangen. Bespreekpunten voorbereidend 8 Paarse vrijdag op basisscholen in Oost 9 Concept-ontwerpbestemmingsplan IJburg 1e fase, kavel 124 Il versie 2 10 Actualisatie Beleidskader Pueccinimethode 12 Hoofdlijnen Kunst & Cultuur 2025-2028 ALGEMEEN 13 Vooruitblik 5/9: Termijnagenda en MAT-lijst toegevoegd. 29/8: Termijnagenda en MAT-lijst worden gepubliceerd op de dag van de vergadering. 14 Rondvraag en sluiten vergadering TKN-lijst TKN 1 Ingekomen adviesaanvraag college aan stadsdeel over Verkenningsgebied Sprong over het IJ TKN2 Informatiebrief ter afhandeling van moties 46 t/m 51 over Betondorp TKN3 Informatiebrief ter afhandeling van moties 120 t/m 123 over afvalplan stadsdeel Oost TKN 4 Raadsinformatiebrief ter afhandeling van toezegging 59 over Omgevingsplan Amsterdam (basisregeling) TKN5 Ingekomen adviesaanvraag college aan stadsdeel over Concept-Uitvoeringsprogramma VTH Bouw & Gebruik 2023 TKN6 Nota van beantwoording inzake plan-MER Programma Windenergie Amsterdam TKN 7 Ingekomen adviesaanvraag college aan stadsdeel over aanscherping milieuzone personenauto en invoering nul- emissiezone bedrijfs- en vrachtauto’s en brom- en snorfietsen TKN8 Nota van beantwoording en wijzigingsbesluit inzake (concept)verordening tot wijziging van bijlage 2 (taken) en 3 (bevoegdheden) behorende bij de Verordening op de stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet TKN9 Conceptbesluit van het dagelijks bestuur over instemmen met advies aan B en W voor vaststelling naamgeving openbare ruimte: Caroline Herschelbrug TKN 10 Aanbiedingsbrief van Groengebied Amstelland over gewijzigde gemeenschappelijke regeling en gewijzigde verordening financieel beheer recreatieschap GGA TKN 11 Brief aan bewoners over vergroenen Brigantijnkade Ingekomen stukken Geen aanmelding ontvangen. 1 Inspreeknotitie dhr. Vlug over Strategisch Huisvestingsplan Sporten en Bewegen 2023-2027 Voorgesteld wordt, de inspreeknotitie voor kennisgeving aan te nemen en desgewenst te betrekken bij de behandeling va agendapunt 11, 2 Bericht van Vrienden van het Diemerpark over tijdelijk sportpark op het Strandeiland Voorgesteld wordt, het bericht voor kennisgeving aan te nemen, Insprekerslijst De definitieve lijst met insprekers wordt gepubliceerd op de dag van de vergadering. Besluitenlijst Informatie Locatie en opnamen Dit overleg met de stadsdeelcommissieleden en het dagelijks bestuur vindt plaats in de Raadszaal van Stadsloket Oost. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeld- en geluidsopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Inspreken en daarvoor aanmelden Inspreken kan live ter vergadering - fysiek of virtueel - of schriftelijk. Aanmelden voor inspreken kan tot uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering via het online aanmeldformulier: htips://www.amsterdam.nl/@338353/inspreken-commissievergaderingen/
Agenda
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 1163 Publicatiedatum 10 december 2014 Ingekomen onder AB Ingekomen op woensdag 26 november 2014 Behandeld op woensdag 26 november 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Poot, de heer Guldemond, mevrouw De Heer, de heer Peters en de heer Groen inzake een overgangsregeling voor het verkrijgen van een ligplaatsvergunning en exploitatievergunning voor passagiersvaartuigen. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van het raadslid mevrouw Poot van 24 november 2014 inzake een overgangsregeling voor het verkrijgen van een ligplaatsvergunning en exploitatievergunning voor passagiersvaartuigen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1130); Constaterende dat: — in 2013 de Nota's Varen in Amsterdam 2.0 en 2.1 zijn aangenomen en ondergetekende het beleid uit deze nota's ondersteunt; — inde Nota Varen in Amsterdam 2.1 op blz. 24-25, inzake de uitgifteronde 2014, staat: “Wanneer een aanvrager als uitkomst van de vergunningenronde in aanmerking komt voor een exploitatievergunning krijgt deze ondernemer een jaar de gelegenheid om een ligplaats te vinden. [….] Wanneer na een jaar geen ligplaats is gevonden, vervalt het recht op de exploitatievergunning”; Overwegende dat: — inde nota Varen 2.1 ondernemers een eigen verantwoordelijkheid hebben om een ligplaats te hebben of anders te realiseren; — maar dat in de nota Varen 2.1 erkend wordt dat er een tekort is aan ligplaatsen voor vergunde passagiersvaartuigen mede door de lange duur van de ruimtelijke procedures die nu nodig zijn om nieuwe ligplaatsen te realiseren; — veel ondernemers in de passagiersvaart aangeven de dupe dreigen te worden van dit tekort en daardoor niet voor 1 januari 2015 aan de eis voor een igplaatsvergunning kunnen voldoen; — hierdoor per 1 januari 2015 het recht op de exploitatievergunning van hen die op dat moment nog geen ligplaatsvergunning hebben, dreigt te vervallen; — het wat betreft ondergetekende niet zo zou moeten zijn dat een groot deel van de ondernemers, die veelal forse investeringen hebben gedaan, door een tekort aan ligplaatsen per 1 januari hun recht op een exploitatievergunning verliezen, 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1163 Moti Datum _ 10december2014 “ene Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de raad begin 2015 een plan voor te leggen over hoe voldoende ligplaatsen gevonden en/of gecreëerd kunnen worden; — de termijn voor het vinden van een ligplaats en het verkrijgen van een igplaatsvergunning in het kader van het behoud van het recht op een exploitatievergunning vanaf 1 januari 2015 met een redelijke termijn te verruimen. De leden van de gemeenteraad, M.C.G. Poot PV. Guldemond A.C. de Heer D.W.S. Peters R.J. Groen 2
Motie
2
discard
Vne2n 022407 X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW % Amsterdam % Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021 Ter kennisneming Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Agendapunt 14 Datum besluit College van B en W 6 juli 2021 17 augustus 2021 ‘Onderwerp Kennisnemen van het inspiratiedocument Parkeervrije Hoofdgracht De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van het inspiratiedocument 'Parkeervrije Hoofdgracht - Inspiratiedocument voor een nieuwe kijk op de grachten’, met als belangrijkste punten: 1. Het is met nadruk een inspiratiedocument opgesteld n.a.v. motie 56.20 bij de Agenda Amsterdam Autoluw (Ernsting, Bakker, Vroege, Boutkan), dat discussie mogelijk maakt over ruimtegebruik op de grachten en de mogelijkheden die er liggen. Nadere studies over haalbaarheid (zowel bovengronds als ondergronds) zijn nodig. 2. Het parkeervrij maken van een hoofdgracht is een impuls voor de kwaliteit van het werelderfgoed, voor de leefbaarheid van de binnenstad en voor de vergroening van de stad en het biedt kansen voor meer transport over water. 3. In het document werken we drie modellen vit voor een parkeervrije gracht. Als voorbeeld dient de Herengracht, omdat dit de kortste is van de drie hoofdgrachten en deze aan beide zijden min of meer gelijk is: 3.1. Het uitgaan van bestaande verkaveling (model A: stoep, rijbaan, servicestrook) is qua implementatie het minst bewerkelijk, leidt tot een verbetering van de ruimte voor de voetganger, maar zorgt voor beperkte kansen voor vervoer over water en verdere vergroening. 3.2. In model B verkavelen we de weg en de kade anders, waardoor er een vorm van gedeelde ruimte ontstaat. Dit leidt tot meer ruimte voor de voetganger en biedt grotere kansen voor vervoer over water, maar is qua voorwaarden (stevige reductie rijdende auto en fiets) lastiger te behalen. 3.3. In model C veranderen we tegelijkertijd de locatie van de bomenrij, waardoor er meer groeirvimte voor bomen ontstaat en er een looproute langs het water komt. Qua implementatie is deze het meest bewerkelijk. 4. Voor alle varianten geldt dat de parkeerbalans op dit moment niet zodanig is dat een hele hoofdgracht volledig parkeervrij kan worden gemaakt. Voor het vrijmaken van de Herengracht is een negatieve balans (tekort) van 607 plekken. Wettelijke grondslag Artikel 169 Gemeentewet 1. Hetcollege en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. 2. Zijgeven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft. 3. Zijgeven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. 4. Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, ondere, f‚ gen h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Gegenereerd: vl.15 1 VN2021-022407 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Verkeer en or % Amsterdam M LW % Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021 Ter kennisneming 5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f‚ geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de vitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit. Bestuurlijke achtergrond Op 23 januari 2020 is bij de vaststelling van de Agenda Amsterdam Autoluw motie 56.20 (Ernsting, Bakker, Vroege en Boutkan) aangenomen, waarin wordt gevraagd een stedenbouwkundige studie te laten doen naar het volledig parkeervrij maken van een van de hoofdgrachten en in kaart te brengen wat daarvoor nodig is, wat de kansen zijn voor vervoer over het water en hoe je noodzakelijke af- en toevoer van goederen kunt garanderen of zelfs verbeteren. In april 2020 is de gemeenteraad op de hoogte gebracht van de uitvoering van deze motie: “Het college [kijkt] naar de mogelijke baten, de mogelijke inrichting met laad- en losfaciliteiten op land en water en naar de eventuele uitstraaleffecten van de parkeerproblematiek in omliggende gebieden. Het college verwacht de raad over de resultaten van deze studie begin 2021 te kunnen informeren. De mogelijkheden voor een parkeervrije gracht worden overigens sterk bepaald door de opgave rond de kademuren in de stad.” Op 11 augustus 2021 zijn bijgaande brief en de studie 'Parkeervrije Hoofdgracht - Inspiratiedocument voor een nieuwe kijk op de grachten’ via de Dagmail aangeboden. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Op 23 januari 2020 is bij de vaststelling van de Agenda Amsterdam Autoluw motie 56.20 (Ernsting, Bakker, Vroege en Boutkan) aangenomen, waarin wordt gevraagd een stedenbouwkundige studie te laten doen naar het volledig parkeervrij maken van een van de hoofdgrachten en in kaart te brengen wat daarvoor nodig is, wat de kansen zijn voor vervoer over het water en hoe je noodzakelijke af- en toevoer van goederen kunt garanderen of zelfs verbeteren. Met deze studie wordt deze motie afgedaan. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.15 2 VN2021-022407 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Verkeer en or % Amsterdam % Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021 Ter kennisneming AD2021-083718 Aanbiedingsbrief Parkeervrije hoofdgracht_ondertekend.pdf (pdf) AD2021-083706 Commissie MLW Voordracht (pdf) AD2021-083719 Inspiratiedocument Parkeervrije Hoofdgracht. pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ven OR, Wiard Kuné, o6 5159 8069, w.kune @Qamsterdam.nl Gegenereerd: vl.15 3
Voordracht
3
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 8 november 2023 Ingekomen onder nummer 611 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Havelaar en Veldhuyzen inzake Begroting 2024. Onderwerp Maatschappelijke gevolgen autoluw beleid. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2024, Constaterende dat: -__De gemeente Amsterdam de Agenda Autoluw uitvoert; -__ Zij op verschillende manieren vervoersbewegingen en parkeren voor auto’s beperkt of van plan is te beperken; Overwegende dat: -__De auto niet voor alle Amsterdammers een luxe is, maar soms noodzakelijk is vanwege een lichamelijke beperking, leeftijd, vracht of gebrekkige alternatieven; -_Het autoluw beleid waarschijnlijk grote impact heeft op lokale ondernemers, het ontvan- gen van (familiebezoek, mobiliteit voor kwetsbare Amsterdammers, gezinnen, ouderen en mindervaliden; -_ Verschillen in bevolkingsdichtheid en afstand tot ov-knooppunten voor grote verschillen leiden in autobezit en -gebruik tussen stadsdelen; -_Het belangrijk is voor Amsterdammers om hun bezoek te kunnen blijven ontvangen, om zowel eenzaamheid te bestrijden als sociale banden te onderhouden; -_ Het onwenselijk is als de stad wordt ingericht voor een uniforme groep Amsterdammers, voor wie de gevolgen van autoluw beleid nihil zijn; + https://www.cbs.nl{nl-nl/maatschappij/verkeer-en-vervoer/ov-monitor/hoe-bereikbaar-is-het-ov/afstand-tot-treinstation-autobezit-per- wijk Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -__Een onderzoek te initiëren naar de maatschappelijke impact van het autoluwe beleid in Amsterdam; -_ Hierbij bij voorkeur te betrekken: o De impact op kwetsbare groepen; o De sociale contacten van bewoners; o De eventuele verschillen tussen stadsdelen; o De sociaaleconomische status van betreffende bewoners; -__ Het onderzoeksvoorstel binnen zes maanden aan de gemeenteraad voor te leggen. Indiener, R.B. Havelaar J.A. Veldhuyzen
Motie
2
discard
VN2022-018738 idelij issi Onderwijs, Jeugd en > 4 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR Zorg % Amsterdam Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022 Ter kennisneming Portefeuille Publ Gezondheid, Preventie en Maatschappelijke Ontwikkeling Agendapunt 47 Datum besluit College van B&W, 31 mei 2022 Onderwerp Kennisnemen van de bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam De commissie wordt gevraagd 1. _Kenniste nemen van de Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam waarin tevens de motie (nr 699 accent) van de leden Van Pijpen en La Rose inzake de begroting Zorg en basisvoorzieningen 2022 wordt afgedaan. 2. Kennis te nemen van de raadsbrief waarin de belangrijkste punten zijn: e Positieve ontwikkelingen in 2021; e De gevolgen van de coronacrisis op de uitvoering van de Wmo in 2021; e De intrekking van de inkoop voor enkele Wmo-voorzieningen in 2021. Wettelijke grondslag * Artikel 2.5.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, inzake de jaarlijkse rapportage aan de gemeenteraad over resultaten die in het voorafgaande jaar zijn behaald op basis van het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2, zesde lid, Wmo 2015. * Artikel 169, Gemeentewet: actief informeren van de gemeenteraad door het college. Bestuurlijke achtergrond De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in Amsterdam. De missie daarbij is het helpen van kwetsbare Amsterdammers om zo lang mogelijk zelfstandig en veilig te leven en te participeren in de samenleving. Over deze uitvoering worden op verzoek van de gemeenteraad sinds 2015 bestuursrapportages opgesteld om de ontwikkelingen in de maatschappelijke ondersteuning in de transitie- en de daaropvolgende transformatiefase goed te kunnen monitoren. In de voorliggende rapportage wordt teruggeblikt op heel 2021. De rapportage bevat de belangrijkste feiten en cijfers. Waar mogelijk is een vergelijking opgenomen met de voorgaande jaren om een beeld te geven van mogelijke trends. Nieuw in deze Bestuursrapportage zijn twee onderwerpen: de sociale basis naar aanleiding van de motie van mw Van Pijpen en mw La Rose en toezicht op de Wmo naar aanleiding van een toezegging wethouder. De sociale basis is opgenomen in de bestuursrapportage naar aanleiding van motie 699 ‘Begroting 2022 Resultaatmonitor Sociale Basis’. Hiermee kan deze motie worden afgedaan. Toezicht op de Wmo is aan de bestuursrapportage toegevoegd naar aanleiding van de toezegging van de wethouder welke is gedaan in de raadscommissie Zorg, Jeugd & Sport op 2 september 2021. Verder zijn de cijfers van het aantal klachten per Wmo-voorziening dit jaar niet beschikbaar, voor dit jaar zijn enkel de cijfers van het totale aantal klachten beschikbaar. Eris vorig jaar een nieuw systeem binnen de gemeente geïntroduceerd waardoor de klachtencijfers per voorziening niet uitgedraaid kunnen worden. Er zijn verbetervoorstellen zodat het ook met dit systeem mogelijk zal zijn en deze cijfers volgend jaar beschikbaar zijn. De bestuurlijke besluitvorming inzake bestuursrapportages Zorg en Jeugd verloopt normaliter gelijktijdig. Dit jaar zal de bestuursrapportage Jeugd later aangeleverd worden en zal deze daarnaast Gegenereerd: vl.12 1 VN2022-018738 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie Onderwijs, Jeugd en 9 Amsterdam Je TAR Zorg % Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022 Ter kennisneming een beknoptere versie worden. Om deze reden wordt de bestuursrapportage van Zorg welke klaarligt en hetzelfde format van voorgaande jaren aanhoudt, alvast ingebracht. In 2021 zijn de Buurtteams van start gegaan. De coronamaatregelen hielden dit niet tegen doordat de Buurtteams op een creatieve manier alsnog diensten hebben kunnen verlenen, waaronder inloop op afspraak. Ook is 2021 het jaar geweest waarin de aanbesteding is ingetrokken voor aanvullende individuele ondersteuning, maatschappelijke opvang en beschermd wonen, dagbesteding en hulp bij huishouden. De coronacrisis gecombineerd met maatregelen heeft ook in 2021 invloed gehad op de uitvoering van de Wmo. Zo is het gebruik van het aanvullend openbaar vervoer weliswaar licht gestegen ten opzichte van 2020, maar is dit alsnog een forse daling ten opzichte van voor de coronacrisis. Dagbesteding was in 2021 toegankelijk maar inlooplocaties moesten soms toch tijdelijk sluiten wegens de maatregelen. De pandemie leidde in 2021 tot een verhoogde druk voor mantelzorgers, maar ondersteuningsactiviteiten en -aanbod konden deels online en deels fysiek worden georganiseerd. Waar logeeropvang de mantelzorger moet ontlasten en in de afgelopen jaren groeide, waren bepaalde opvanglocaties niet meer of beperkt beschikbaar wegens covid-19. De aanvang van de pandemie en maatregelen leidde tot een toename van maatschappelijke aandacht voor eenzaamheid, wat positief is gezien de kwetsbare Amsterdammers vaker te maken hebben met eenzaamheid en hierin een stijgende lijn is onder zowel jongeren als ouderen. Bij hulp bij huishouden is er een groei geweest van de wachtlijst en in de tweede helft zien we effecten van krapte op de arbeidsmarkt. Dak- en thuislozen werden opgevangen tijdens lockdowns. Het aantal wachtenden voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen is licht afgenomen dankzij een toename in geleverde woningen. De meldingen bij Veilig Thuis namen af en de vraag om advies verdubbelde. Daarentegen nam de vraag naar vrouwenopvang toe in coronatijd. Waar er landelijk sprake is van een stijging is het aantal meldingen van onbegrepen gedrag in Amsterdam in het afgelopen jaar gedaald. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies Reactie stedelijke Wmo-Adviesraad en Cliëntenbelang Amsterdam De stedelijke Wmo-Adviesraad en Cliëntenbelang Amsterdam hebben het concept van de Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam ontvangen. Het concept isop 21 april 2021 met de Wmo-Adviesraad besproken en uitgebreid toegelicht. De Wmo- Adviesraad heeft enkele algemene vragen gesteld evenals vragen bij specifieke onderdelen in Bestuursrapportage 2021: Zo is als algemene vraag gesteld of Bestuursrapportage 2021 een kennisgeving is of dat er zaken zijn mee te nemen naar 2022, daar het integraal werken in 2022 een vitgangspunt is. Verder zijn er bij de onderdelen buurtteams, aanvullende individuele ondersteuning, huiselijk geweld en kindermishandeling, dagbesteding en hulp bij huishouden ter toelichting vragen gesteld. Zo vraagt de Wmo-Adviesraad bij de buurtteams hoe deze meer herkenbaar zullen worden en werden de wachttijden benoemd. Bij huiselijk geweld werd onder andere gevraagd naar de oorzaak van de stijging bij Veilig Thuis en waardoor er nu een sterkere samenwerking is in de keten bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De vragen van de Wmo-adviesraad zijn beantwoord. Hulp bij huishouden en dagbesteding zijn mondeling toegelicht tijdens de bespreking van de Gegenereerd: vl.12 2 VN2022-018738 G idelij issi Onderwijs, Jeugd en % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR Zorg % Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022 Ter kennisneming bestuursrapportage met de Wmo-Adviesraad. De schriftelijke en mondelinge vragen zijn naar tevredenheid van de Wmo-Adviesraad beantwoord. Cliëntenbelang Amsterdam geeft in diens reactie aan: van mening te zijn dat naast een overzicht van cijfers en trends, een bestuursrapportage ook meer inzicht zou moeten geven in knelpunten in het beleid of in de uitvoering waarin verbetering nodig is en welke ongewenste effecten beleidskeuzes of de vitvoeringspraktijk voor Amsterdammers hebben. Verder heeft Cliëntenbelang Amsterdam eveneens bij specifieke onderdelen in de rapportage vragen gesteld of op-/aanmerkingen gegeven: Zo is bij hulp bij huishouden de vraag gesteld wat er met Amsterdammers gebeurde welke op de wachtlijst stonden met een wachttijd van één jaar, ten tijde van de wachttijd. Inzake aanvullend openbaar vervoer vindt Cliëntenbelang Amsterdam het relevant dat bij de vitgangspunten van de toekomstvisie Sociaal vervoer vermeld wordt dat de doelstellingen alleen kunnen worden behaald als de randvoorwaarde substantiële verbeteringen in het openbaar vervoer wordt gerealiseerd en dat hier nog een grote opgave ligt. Dit zodat meer mensen met het OV zullen reizen. Bij het onderdeel buurtteams benadrukt Cliëntenbelang eveneens de benoeming van de wachttijden in 2021 en de uitdaging in de overdracht door zorgaanbieders waardoor de verandering voor cliënten soms moeilijk verliep. Verder werden bij het onderdeel eenzaamheid, vervoersvoorzieningen, de sociale basis, toezicht op de Wmo, bezwaar en beroep, klachten, en het indicatie adviesbureau vragen ter toelichting gesteld of opmerkingen gegeven. De reactie van Cliëntenbelang wordt beantwoord. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? « Motie 699 accent, ingediend door het lid van Pijpen en voormalig lid La Rose op 11 november 2021, wordt hiermee afgedaan nu aan het verzoek in deze motie is voldaan om de Sociale Basis integraal als onderdeel op te nemen in Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam. Hiermee wordt de motie beschouwd als afgedaan. e Tevens wordt de toezegging welke door wethouder Kukenheim is gedaan tijdens de raadscommissie Zorg, Jeugd & Sport op 2 september 2021 bij agendapunt 8 ‘Kennisnemen van de bestuursrapportage Maatschappelijke Ondersteuning 2020 (ZD2021-006455)' door middel van Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam afgedaan nu Toezicht op de Wmo door de GGD (toezichthoudende instantie) als onderdeel is opgenomen in deze rapportage. ‘Welke stukken treft vaan? Gegenereerd: vl. 12 3 VN2022-018738 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam Zorg % Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022 Ter kennisneming 1 Raadsinformatiebrief Bestuursrapportage Maatschappelijke AD2022-059637 ‚ ondersteuning Amsterdam 2021.pdf (pdf) 2 Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteunin AD2022-059638 PP 3 PPE 9 Amsterdam.pdf (pdf) 3 Motie 6ggaccent.21 lid Van Pijpen c.s. resultaatmonitor Sociale Basis.pdf AD2022-059639 (pdf) AD2022-059614 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Onderwijs, Jeugd en Zorg, Tmnit Tuguabo, tmnit.tugvabo@®amsterdam.nl, 06-28249494 en Tessa Stout, t.stout@®amsterdam.nl, 06-48513412 Gegenereerd: vl.12 4
Voordracht
4
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1029 Publicatiedatum 9 oktober 2015 Ingekomen op 8 oktober 2015 Ingekomen in raadscommissie ID Te behandelen op 4/5 november 2015 Onderwerp Motie van de leden Ruigrok en Torn inzake de Begroting 2016 (meer handen, bezems en wagens op straat). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2016; Constaterende dat: — het college aan de raad voorstelt om een bedrag van € 3,15 miljoen, waarvan € 0,8 miljoen voor schoonmaak na evenementen, aan te wenden voor minder afval in de stad; — uit de begroting niet geheel duidelijk wordt waar de overige € 2,35 miljoen aan besteed gaat worden; — investeringen in minder afval in de stad breed geïnterpreteerd kunnen worden; Overwegende dat: — het van groot belang is dat het geld dat wordt ingezet voor een schone stad daadwerkelijk leidt tot een zichtbaar schonere openbare ruimte; — uitde begroting niet valt op te maken of dit met de huidige plannen het geval is; — investeringen in samenwerkingen, afval- en buurtcoaches geen garantie bieden voor een direct zichtbaar schonere openbare ruimte; — gerichte investeringen in de schoonmaakdienst direct resulteren in een schonere openbare ruimte voor Amsterdammers. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de £ 2,35 miljoen gereserveerd voor minder afval in de stad direct te investeren in het vergroten van de capaciteit van de schoonmaakdiensten zodat de openbare ruimte zichtbaar en terstond schoner wordt; — hiervoor zo spoedig mogelijk een plan aan de gemeenteraad voor te leggen. De leden van de gemeenteraad M.H. Ruigrok R.K. Torn 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 20 september 2023 Ingekomen onder nummer 527 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Moeskops, Minderhoud, Van der Veen, Broersen en Kabamba inzake Nachtcultuur opnemen in de stadspas. Onderwerp Nachtcultuur op de stadspas Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Uitvoeringsagenda Nachtcultuur Constaterende dat: e Kunsten cultuur van grote waarde is voor onze stad omdat het bijdraagt aan de ontwikke- ling van onze samenleving en van het individu. e De stadspas ervoor zorgt dat ook Amsterdammers met een kleine beurs gebruik kunnen maken van o.a. het prachtige kunst- en cultuuraanbod dat onze stad te bieden heeft; e Momenteel veel culturele dagactiviteiten, zoals het bezoek aan musea, (bijna) gratis te bezoeken zijn voor stadspashouders. e Meer dan 122.000 Amsterdamse minima een stadspas hebben; Overwegende dat e _Nachtcultuur van hetzelfde belang is als dagcultuur. Nachtlocaties bieden een plek waar makers hun artistieke creativiteit kwijt kunnen en waar bezoekers een vrijheid om jezelf te kunnen zijn vinden die overdag niet lijkt te bestaan; e _Nachtactiviteiten- en evenementen bijdragen aan de sociale cohesie van de stad omdat het een plek biedt waar Amsterdammers uit alle verschillende groepen elkaar kunnen ont- moeten. e _Entreegeld deze plekken ontoegankelijk kan maken voor Amsterdamse minima. e _Eenkleine beurs niet de reden mag zijn om geen toegang te vinden tot het aanbod van de Amsterdamse nachtcultuur. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Te verkennen of en hoe nachtcultuur kan worden opgenomen in het aanbod van de stadspas. Indiener(s), E. D.M. Moeskops B.M.H. Minderhoud K.S‚N. van der Veen J. Broersen C.K.E. Kabamba
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1650 Datum akkoord college van b&w van 17 mei 2016 en tkn in cie WE op 7 december 2016 Publicatiedatum 7 december 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot van 22 januari 2016 inzake het opstellen van een zwarte lijst voor bijstandsfraudeurs binnen de G4. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Bijstandsfraude, in welke vorm dan ook, ondermijnt het draagvlak voor de solidariteit waarop het stelsel van sociale zekerheid en bijstand is gebaseerd. De VVD gaat de bestrijding van bijstandsfraude daarom aan het hart. Wat de VVD betreft moet het niet alleen potentiële, maar ook reeds bewezen bijstandsfraudeurs zo moeilijk mogelijk worden gemaakt om een bijstandsuitkering aan te vragen, bijvoorbeeld als iemand reeds in een andere Nederlandse gemeente wegens fraude geen uitkering heeft gekregen of deze is stopgezet. Recent zijn er door de VVD signalen ontvangen dat er door fraudeurs een vorm van uitkeringstoerisme wordt beoefend, waarbij van gemeente naar gemeente wordt ‘gehopt’ met een aanvraag voor een bijstandsuitkering. In april vorig jaar verscheen bovendien een rapport van het Landelijk Contact Sociaal Rechercheurs waarin wordt beschreven dat het voor fraudeurs makkelijk is om na fraude bij een andere gemeente opnieuw een uitkering aan te vragen. Binnen de Europese Unie bestaat dit probleem al langer, waarbij in verschillende landen aanvragen worden ingediend, vooral in het land waarvan wordt verondersteld dat het verkrijgen van een uitkering eenvoudig zou zijn. Ook binnen de Nederlandse landgrenzen komt het voor dat in verschillende gemeenten aanvragen worden gedaan. De VVD pleit daarom voor het opstellen van een zwarte lijst van bijstandsfraudeurs, zodat de gemeente extra alert kan zijn bij een aanvraag van een op de lijst genoemd individu. De zwarte lijst kan bestaan uit mensen waarvan reeds in (om te beginnen) een andere G4 gemeente wegens fraude hun uitkering is stopgezet. Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam Neng 650 Gemeenteblad R Datum 7 december 2016 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 januari 2016 1. Kan het college aangeven of er op dit moment geen zwarte lijst bestaat van bijstandsfraudeurs, bijvoorbeeld binnen de G4? Werkt de gemeente Amsterdam intern met een dergelijke zwarte lijst? Antwoord: Er bestaat geen zwarte lijst van bijstandsfraudeurs binnen de G4. Het gebruik van een dergelijke lijst binnen andere gemeenten is niet bekend. Intern werkt de gemeente Amsterdam niet met een dergelijke lijst. ledere bijstandsaanvraag wordt individueel beoordeeld. Hierbij worden diverse bronnen geraadpleegd zoals de registratie in het Register Burger Personen (het bevolkingsregister) en SUWlI-net. Via SUWI-net wordt ook het frauderegister geraadpleegd. Uit de registratie in dat register valt op te maken of een aanvrager van bijstand al eerder een bestuurlijke boete heeft gekregen naar aanleiding van verwijtbare gedragingen ten aanzien van de informatieplicht. Indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat het recht op uitkering op basis van de beschikbare gegevens (nog) niet is vast te stellen, worden aanvullende gegevens van de aanvrager gevraagd. Indien dan nog gerede twijfel bestaat omtrent de juistheid van de door de aanvrager gedane opgave wordt de afdeling Handhaving Werk en Inkomen gevraagd een rechtmatigheidsonderzoek te doen. Een huisbezoek kan onderdeel zijn van een dergelijke rechtmatigheidsonderzoek 2. Indien er op dit moment geen zwarte lijst van bijstandsfraudeurs binnen de G4 bestaat, is het college het dan met de VVD eens dat deze moet worden opgericht? Zo ja, welke stappen is het college op korte termijn voornemens te doen om tot een dergelijke lijst te komen, waaronder in overleg treden met de G4 om tot oprichting te komen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De Participatiewet vormt de grondslag voor het doen van rechtmatigheidsonderzoeken. Op grond van de huidige werkwijze bij aanvragen om bijstand is een rechtmatige beoordeling van bijstandsaanvragen reeds geborgd. Bij de beoordeling van het recht op bijstand wordt, indien de situatie daarom vraagt, reeds in individuele gevallen contact opgenomen met de gemeente waaruit de aanvrager vertrokken is. Deze bevoegdheid is geregeld in de Participatiewet (artikel 64). Deze informatie kan leiden tot nader onderzoek, bijvoorbeeld door de afdeling Handhaving Werk en Inkomen. Er is geen waarneembare trend waaruit is op te maken dat er een toename is van frauderende burgers die na het beëindigen van het recht op bijstand op grond van geconstateerde onrechtmatigheid in de ene gemeente, bijstand aanvraagt in Amsterdam. Een aparte aanpak van burgers die blijkens bestaande registraties eerder een fout hebben gemaakt met betrekking tot het naleven van de inlichtingenplicht is onnodig temeer daar de registratie in het frauderegister al inzicht geeft in verwijtbare gedragingen ten aanzien van de informatieplicht in het verleden. Het college is daarom van mening dat een dergelijke zwarte lijst niet moet worden opgericht. 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R weing 650 Gemeenteblad Datum 7 december 2016 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 januari 2016 3. Kan het college aangeven welke knelpunten mogelijkerwijs bestaan om tot de oprichting van een zwarte lijst te komen? Antwoord: Het opstellen van een zwarte lijst van bijstandsfraudeurs naast de registratie die nu al in SUWl-net plaatsvindt. zou in samenwerking moeten gebeuren met de Autoriteit van Persoonsgegevens. Onderzocht moet dan worden of er niet een minder belastend systeem mogelijk is dan het oprichten van een zwarte lijst. De wijze waarop de borging van de rechtmatigheid van bijstandsaanvragen momenteel is ingericht, is een dergelijk minder belastend systeem. Er is gekozen voor een systeem dat zo min mogelijk belastend is voor de burger en zoveel als mogelijk gebaseerd op bestaande gegevens zoals de ter beschikking gestelde bronbestanden zoals de Basisregistratie Personen en SUWI-net. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1479 Publicatiedatum 27 september 2019 Ingekomen onder R Ingekomen op donderdag 19 september 2019 Behandeld op donderdag 19 september 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Yilmaz inzake de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’ (bevoegdheidseis voor docenten Burgerschap) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1431). Constaterende dat: — Het vak Burgerschap steeds meer een prominentere rol krijgt in de algemene ontwikkeling van studenten; — Er momenteel geen bevoegdheidseis bestaat voor het doceren van het vak Burgerschap; — Hiermee is het erg afhankelijk van de individuele leraar hoe het onderwijs is ingericht en blijven er kansen liggen. Overwegende dat: — Het instellen van een bevoegdheidseis noodzakelijk is voor het waarborgen van de onderwijskwaliteit; — Ook de Onderwijsinspectie vraagt om verbetering van het burgerschapsonderwijs". Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij de minister van OCW er met klem op aan te dringen voor het instellen van een bevoegdheidseis voor docenten Burgerschap en uitbreiding en/of verbreding van het huidige aanbod van docentenopleidingen voor de maatschappijvakken. Het lid van de gemeenteraad N. Yilmaz 1 https://www.onderwilsinspectie.nl/actueel/nieuws/2017/02/07/burgerschapsonderwiis- vraagt-verbetering 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1877 Ingekomen onder AR Ingekomen op donderdag 7 november 2019 Behandeld op donderdag 7 november 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake exploitatievergunningen voor passagiersvaart (Proefindiening) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de concept beleidsregels voor het omzetten van exploitatievergunningen voor passagiersvaart en de conceptwijziging van de Regeling op het binnenwater 2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1798). Overwegende dat: — In 2020 de eerste inschrijving voor de loting van de exploitatievergunningen passagiersvaart zal plaatsvinden; — Voor veel ondernemers dit een belangrijk proces is voor de toekomst van hun bedrijf; — De procedure daarom vlot en netjes moet plaatsvinden en iedere onnodige vertraging moet worden voorkomen; — De gemeente er niet om bekend staat dit soort nieuwe procedures in een keer goed te kunnen organiseren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Een proefinschrijving of simulatie te organiseren teneinde de eigen en interne processen door te lichten en te optimaliseren, zodat de omzetting exploitatievergunningen passagiersvaart zo soepel mogelijk zal verlopen. Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 1
Motie
1
discard
> < Gemeente Amsterdam ì $ Motie Datum raadsvergadering 28 juni 2023 Ingekomen onder nummer 417 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Garmy, Bakker en Burgers inzake advies Binnenlandse Zaken volgen Onderwerp Advies Binnenlandse Zaken volgen Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over voortgang uiten van wensen en bedenkingen inzake de beoogde verkoop van het 100% belang in AEB Holding N.V Constaterende dat: -__De wethouder heeft toegezegd voor de verkoop van het AEB advies te vragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken; -_ AEB gekocht kan worden door partijen buiten de Europese Unie; Overwegende dat: -__Het voor de continuïteit van afvalverwerking, energieleverantie en klimaatdoelstellingen belangrijk is dat het AEB in de handen van een betrouwbare nieuwe eigenaar terecht komt; -_In de ‘Quickscan nationale veiligheid bij inkoop en aanbesteden’ zowel het beschermen van vitale infrastructuur (zoals energieopwekking) als ‘strategische afhankelijkheid’ genoemd worden en AEB daar onder kan vallen“; -__De Europese Unie inzet op meer strategische autonomiteit en daarbij specifiek de energieopwekking en levering prioriteert?; * https://www.pianoo.nl/sites/default/files/media/documents/Quickscan-nationale-veiligheid-bij- inkoop-en-aanbesteden-aprilzo19.pdf 2 https://ec.evropa.eu/commission{presscorner/detail/en/lP_22 6238 Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 1 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Om in het proces van de verkoop van AEB, het mogelijk verkoopadvies van het ministerie van Binnenlandse Zaken op te volgen, zelfs als dat de mogelijkheden tot verkoop aan bepaalde partijen beperkt. Indiener(s), |. Garmy A.L. Bakker H.C. Burgers
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam J l F % Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën % Agenda, woensdag 14 september 2011 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën Tijd 13:30 tot 17:00 uur en zonodig van 19.30 tot 22.30 Locatie De Rooszaal 0239 Procedureel deel (13.30 — 13.45) 1 __ Opening procedureel gedeelte 2 _ Huishoudelijke mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 _Conceptverslagen AZF (30.06.2011 en 07.07.2011), OZK (06.07.2011, 07.07.2011 en 13.07.2011) en EZP (06.07.2011). e Ter informatie zijn verslagen meegezonden die betrekking hebben op commissies waar portefeuilles voorheen werden behandeld. 5 Termijnagenda, openstaande toezeggingen en schriftelijke vragen 6 TKN-lijst Inhoudelijk deel (13.45 — 17.00) 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam J l F Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën Agenda, woensdag 14 september 2011 Educatie 11 Beschikbaarstellen rendabel krediet revalidatieruimte in nieuwbouw Mytyl- Tyltylschool Nr. BD2011-003224 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. 12 Project Vreedzame Wijk Nr. BD2011-006643 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP). Jeugdzaken 13 Brief Lodewijk Asscher stand van zaken Ouder- en Kindcentra Nr. BD2011- 007644 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Poorter (PvdA). 14 Stand van zaken Amsterdams Jongerenwerk Nieuwe Stijl en Integrale aanpak kwetsbare meisjes en jonge vrouwen Nr. BD2011-007643 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Poorter (PvdA). 15 Voortgangsrapportage jeugdparticipatie 2011 Nr. BD2011-007687 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Poorter (PvdA). 16 Vrijgeven voor consultatie van de conceptvisie Veranderingen Jeugddomein Nr. BD2011-007918 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 2
Agenda
2
discard
Gemeente Amsterdam Armoede in beeld 5 Stadsdeelfactsheet Nieuw-West % Inhoudsopgave x Inhoud Pagina Inleiding > < Met het verschijnen van de Armoedemonitor Toelichting 3 2022 en de daarbij behorende tabellenrapportage voor de stadsdelen van Onderzoek en Statistiek Deel 12: Minimahuishoudens 4 (O&S), kan er weer een nieuwe stand van zaken gegeven worden van de omvang van de armoede Definities 5 en het bereik van de armoedevoorzieningen. Minimahuishoudens per stadsdeel, gebied, wijk en buurt 6 Team Onderzoek Stadsdelen heeft voor alle nn stadsdelen en stadsgebied Weesp een analyse Langdurige minima 9 gemaakt van de gegevens uit de Minimahuishoud ink b tabellenrapportage. Hiermee wordt voorzien in de inimahuishoudens en inkomstenbron 10 behoefte binnen de stadsdelen om een beeld te . krij | ieki Minimahuishoudens en huishoudtype 12 gem van de armoedeproblematiek in de gebieden, wijken en buurten van een stadsdeel. Minima naar leeftijdsgroep 14 Deze factsheet bestaat uit twee delen. Het eerste Minimajongeren 16 deel gaat over de minima. Hoe groot is die groep en wat zijn de kenmerken van deze groep? Deel 2: Bereik armoedevoorzieningen 17 Deel twee gaat over het bereik van de Toelichting armoedevoorzieningen 18 armoedevoorzieningen. Welke voorzieningen zijn er voor de minima en hoe is het bereik Bereik armoedevoorzieningen per stadsdeel, wijk en buurt 19 daarvan? Methode om minima te bereiken per voorziening 21 % Toelichting Armoedemonitor Alle cijfers over armoede in dit document zijn afkomstig van de Armoedemonitor van Amsterdam 2022*. De jaarlijkse Armoedemonitor is gebaseerd op het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) van het CBS. De cijfers van de Armoedemonitor gaan over het jaar 2021. Dat is het meest recente jaar dat het CBS levert. De bereikcijfers van de armoedevoorzieningen gaan over 2022 en zijn afkomstig van het WPI. Definities laag inkomen en minimahuishouden In de Armoedemonitor wordt gekeken naar de huishoudens met een laag inkomen. Een huishouden is een minimahuishouden wanneer er naast een laag inkomen ook weinig vermogen is. De grens voor een laag inkomen ligt in Amsterdam sinds 1 janvari 2023 op 130% van het sociaal minimum (SM). In de Armoedemonitor en in de tabellenrapportage wordt voor alle gegevens vanaf 2011 deze nieuwe inkomensgrens van 130% SM gehanteerd. Om deze reden komen de gegevens niet overeen met gegevens uit de vorige edities van de Armoedemonitor. Er zijn dus meer mensen die door het opschuiven van de grens onder een laag inkomen vallen. In heel Amsterdam gaat het in vergelijking met het aantal mensen met een laag inkomen die onder de 120% SM grens vielen in 2020 om ongeveer 11.550 meer huishoudens. Doelpopulatie Armoedemonitor De gegevens in de Armoedemonitor gaan over Amsterdamse huishoudens van wie het inkomen over het betreffende jaar bekend is. Huishoudens die exclusief uit studenten of instituutbewoners bestaan worden buiten beschouwing gelaten. Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met weinig minima niet alle gegevens beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 20 huishoudens of personen. In de Armoedemonitor 2022 zijn de cijfers nog gepubliceerd in de oude gebiedsindeling van 2015. *Het rapport is te vinden via Armoedemonitor 2022 | Website Onderzoek en Statistiek (amsterdam.nl) Gemeente Amsterdam Minimahuishoudens % Definiti Armoedegrens = 130% van het wettelijk minimum loon en weinig vermogen* Normbedragen belastbaar jaarloon 2021 van de lage inkomensgrens Tot de grens voor de bijstand gemeente Amsterdam, naar leeftijd en type huishouden, voor recht op minimaregelingen in 2022 (€) Op 1 janvari 2022 is het maximaal toegestane vermogen € 6.505 voor een alleenstaande en € 13.010 voor paren en gezin alleenstaande ouders. (met of zonder kinderen) 26.454 27.087 . . eenoudergezin 26.097 24.904 Daarnaast mag de overwaarde van een eigen woning alleenstaande 20.878 19.765 maximaal € 54.900 zijn. bron: WPI * Definities komen uit de Amsterdamse Armoedemonitor 2022: https://onderzoek.amsterdam.nl{publicatie/armoedemonitor-2022 > < % minimahuishoudens (2021) On Van alle stadsdelen heeft Zuidoost het grootste aandeel > < Oe minimahuishoudens van de stad, gevolgd door Noord en Ze Nieuw-West. In aantallen gezien hebben de stadsdelen Dd r Nieuw-West en West de meeste minimahuishoudens. 1 AN In stadsdeel Nieuw-West behoort 19,7% van alle NN huishoudens tot de minima. Dat ligt 2,7 procentpunten 6,5 IN boven het gemiddelde van Amsterdam (17%). In totaal zijn IN dat 13.454 huishoudens in 2020. Sinds 2013 ligt het aantal jaarlijks rond de 13.000. 8,8 Amsterdam 17,0 rn Na : en Aantal minimahuishoudens (2011-2021) bron: CBS/ bewerking O&S 18.000 16.000 14.000 13-454 3.281 12.000 10.954 10.000 9.348 9.186 8.000 aoe TT an 4.000 2.000 mmm 79 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 —=Centrum —=West ——=Nieuw-West —==Zuid =—==Oost —==Noord =—==Zuidoost —=Weesp 26 Minimahuishoud bied > < % minimahuishoudens (2021) Aantal minimahuishoudens (2021) 997 8,6 bron: CBS/ bewerking O&S â Van de 4 gebieden in Nieuw-West heeft Geuzenveld, Slotermeer* het grootste aandeel (25,2%) en aantal minimahuishoudens (4.947). Daarna volgen Osdorp (22,1 % {aantal 3.827) en Slotervaart (18,7% /aantal 3.683). DASNS ligt met een aandeel van 8,6% (aantal 997) ver onder het stedelijk gemiddelde. * Nieuw-West heeft per 24 maart 2022 vijf gebieden. Sloterdijk Nieuw-West is vanaf dat moment ook formeel een GGW-gebied. Omdat het aantal huishoudens t/m 2020 ‘maar’ rond de 3% uitmaakt van het ‘oude’ gebied Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken, spreken we vanwege de leesbaarheid in het vervolg van de tekst alleen over Geuzenveld, Slotermeer. Dus voor het feitelijke gebied Geuzenveld, Slotermeer kunnen de percentages licht afwijken en zullen de aantallen iets lager liggen, omdat in deze factsheet ook de aantallen van Sloterdijken bij het gebied zijn opgeteld. > < % minimahuishoudens per wijk en buurt > < % minimahuishoudens wijken (2021) % minimahuishoudens buurten (2021) 4 ' 8 EN 4 _ i 7 SE Be 16, | 5 î bron: CBS/ bewerking O&S Op wijkniveau behoren in Geuzenveld, Slotermeer 3 van de 4 wijken rond een kwart van de huishoudens tot de minima, het betreffen Slotermeer-Noordoost, Slotermeer-Zuidwest en Geuzenveld. Ook de wijken Sloterdijk, Osdorp-Midden, Osdorp- Oost, Slotervaart-Noord en Slotervaart-Zuid kennen een aandeel van boven de 20% minimahuishouden. Eris een achttal buurten dat een aandeel dan 30% of hoger minimahuishoudens kent. Hiervan zijn er vijf noemenswaardig. Het betreffen Johan Jongkindbuurt, Reimerswaal, Wildeman, Lodewijk van Deysselbuurt en Slotermeer Zuid (Dichters- en Couperusbuurt). Voor de overige drie met een aandeel boven de 30% is enige relativering op zijn plaats, doordat ze (zeer) weinig inwoners hebben en/of vooral door studenten en jonge statushouders worden bevolkt buurten (Sloterdijk II West, Riekerhaven, Medisch Centrum Slotervaart). De Aantal personen dat langdurig minima is x% Aantal langdurige minima in leeftijdsgroepen (2022) Personen in een minimahuishouden die langer dan 3 jaar tot de minima behoren zijn langdurig minima. Van de stadsdelen > < 2265 heeft Nieuw-West de meeste personen die langdurig minima 3.482 664 zijn (in totaal 15.822). Deze oververtegenwoordiging geldt voor saas Dn 455 m18-65 elke leeftijdsgroep. In Nieuw-West valt 10,8% onder de 8.258 m o-17 langdurige minima, stedelijk is dat 9,4%. ie 2.685 Van de gebieden in Nieuw-West heeft Geuzenveld, Slotermeer ze ne Jk zowel het grootste aandeel als het grootse aantal langdurige oe ze minima. Dan volgen respectievelijk Osdorp en Slotervaart. 2409 2207 / a 2.166 mn DASNS steekt met een laag aandeel en een laag aantal en Nieuw-West _ West Oost Zuidoost Noord Zuid Centrum _ Weesp gunstig af ten opzichte van de andere 3 gebieden. % langdurige minima per gebied (2021) Aantal personen dat langdurig minima is per gebied (2021) 3,7 7 1.000 d bron: CBS/ bewerking O&S 2% Iinimahuishoudens naar inkomstenbron M huishoud k tenb > < Aantal minimahuishoudens naar inkomstenbron, Het aantal minimahuishoudens met 5.000 per gebied (2022) de bijstand als inkomstenbron is in de gebieden Geuzenveld, Slotermeer, +008 Osdorp en Slotervaart het grootst. 3000 EN: m loondienst Daarnais de groep gepensioneerden RE ne sien bedrijf het grootst in deze 3 gebieden, 2,000 _ gevolgd door werkenden. In DASNS is ee hs EC 200 Ee . ee juist de groep gepensioneerden het 009 8 9 5 anders grootst en is het aantal met bijstand 5 202 relatief laag. Geuzenveld- Osdorp De Aker, Sloten Slotervaart Slotermeer- en Nieuw Sloten Inde verdeling van de verden bron: CB5/ bewerking 085 minimahuishoudens naar inkomstenbron, zijn in 5 wijken de % verdeling minimahuishoudens naar inkomstenbron, per wijk (2022) minimahuishoudens met bijstand ruim zo0% in de meerderheid. Het betreffen 20% nn nn B ennn EE 7 Slotermeer-Noordoost en -Zuidwest, zo En Geuzenveld, Westlandgracht en 70% EM z5 Er Slotervaart Zuid. In de andere wijken zo ke is het aandeel minima met een 2 pensioen (bijna) gelijk aan die met een 40% 2 37 5 5 37 5 bijstand of vormen ze een ruime zo a meerderheid (zoals en Sloter/Riekerpolder, De Punt en 7 A A A ai Mi Ä A A | mi mi Middenveldsche Akerpolder). 0% …. …. . & S É ® E & É ee S s £ ® E N e £ Er 7) ne 8 ee wi ken wa 2 r relatief veel 55 4 8 > S £ & & SE Fi £ Se £ & werkende (loon ienst o S & & & £ c? Bà ral s & Ne, E ss © ondernemers) huishoudens het & Ra 5 $ Ei 8 os 9 aandeel van de minima vormt. Het & 5 & gaat met name om Westlandgracht B loondienst eigen bedrijf mbijstand m pensioen anders en Overtoomseveld 2% Hieronder staat de verdeling van de minimahuishoudens per inkomstenbron. In de stad behoort gemiddeld 90% van de huishoudens met > < bijstand ook tot de minima. In Nieuw-West is op wijkniveau te zien dat de meeste wijken op of onder het gemiddelde zitten. Bij huishoudens met een pensioen behoort in Amsterdam gemiddeld 27% tot de minima. In een aantal wijken in Nieuw-West ligt dit beduidend hoger. Dit zijn respectievelijk de wijken Overtoomse Veld, Osdorp-Midden en de wijken van Geuzenveld, Slotermeer (exclusief Eendracht). Bij werkende (loondienst of ondernemers) huishoudens behoort in de stad gemiddeld 12% tot de minima (4%+8%). In veel wijken in Nieuw- West ligt het percentage minimahuishoudens met een eigen bedrijf (veel) hoger. De wijken Westlandgracht, Slotervaart/Zuid en De Punt vallen in dit opzicht op. % minimahuishoudens per inkomstenbron, per wijk (2021) 40 1 o 9 8 9 6 6 B 6 1 28 9 a 8 1 5 Me! ENEN ER à à oP 5 é dz £ S Ë è oP 5 É Ò £ 5 s° £ Nú MS E & & ri £ Pa Ë ” E Ri se È os A ot de Kal & S 2 ee s° & « & ë Ks of s s of Ae & Ri as & 9 & & 9 &° He 5 \À KR N bron: CBS/ bewerking O&S m loondienst eigen bedrijf mbijstand wm pensioen anders > < Minimahuishoud huishoudt > < Aantal minimahuishoudens naar huishoudtype per gebied In de vier gebieden in Nieuw- 5.000 (zo22) West zijn in aantallen veruit de meeste minimahuishoudens 4-000 alleenstaand. Voor de overige 2.915 huishoudtypen lijkt het in de 3.000 . … … ea Dn m alleenstaande gebieden redelijk gelijk verdeeld m paar zonder kinderen te zijn. 2.000 635 m paar met kinderen EE „Bo A5 m eenoudergezin In de verdeling van de 1.000 pr À . . . 7 in EET ee overig minimahuishoudens naar 55 434 8 zen En, = EN 109 93 h . … . . o 70 273 vishoudtype op wijkniveau, is geuzenveld Osdorp 2e eneen Slotervaart het aandeel minima dat Sloterdijken alleenstaand is vooral in De Punt en Westlandgracht voor Nieuw- West maatstaven hoog. Beide % verdeling minimahuishoudens naar huishoudtype, per wijk (2021) wijken Overtooms overigens niet 100% 5 s n veel af van het stedelijk kN . . . 90% a a EE Ie AR KE pe 4 7 wi gemiddelde. In de overige wijken Bad 11 7 7 : : : ° AP Rm NE E 5 in Nieuw-West ligt het aandeel zen MN 7 ee alleenstaande minima juist onder 60% LE ied Ee . . ze id dit gemiddelde. 50% overig 40% 68 ” Rm eenoudergezn In deze wijken is echter het 5 20% nn El 58 5 dd B m paar met kinderen aandeel minimahuishoudens met 20% m paar zonder kinderen kinderen en huishoudens zonder % - 3 De m alleenstaande kinderen bijna overal hoger dan 0% … . … EO A OD OE OE OE OE EE Ò Dd < het stedelijk gemiddelde. Bij RE EP We PP A LP AP PG : : … ER SE SÉ A & huishoudens met kinderen zijn ú @ @ 5 & J £ EE OE Kà B ® S 2 & r zowel de éénoudergezinnen als 4 e & < Oo Ò xe S 4 N° . & Ee N. ee 5 Ni 9 tweeoudergezinnen K ö G \/ 3e sq ge : 26 Minimahuishoud huishoudt [ | Hieronder staat de verdeling van de minimahuishoudens per huishoudtype. Vooral onder éénoudergezinnen in Nieuw-West is het aandeel minima hoog: in veel wijken behoort meer dan 45% van de eenoudergezinnen tot de minimahuishoudens, in Slotermeer Noordoost zelfs 55%, terwijl dit in Amsterdam gemiddeld 35% is. Ook onder de andere huishoudenstypen (alleenstaande, paar zonder kinderen en paar met kinderen) zien we in de meeste wijken in Nieuw-West dat het aandeel minima bovengemiddeld is. Alleen de twee wijken in DASNS (Sloten/Nieuw-Sloten en De Aker) en de Eendracht in Geuzenveld, Slotermeer scoren gunstiger ten opzichte van het stedelijke gemiddelde. 50 % minimahuishoudens per huishoudtype per wijk (2021) go 40 30 5 5 20 ie) 34 Fl] 10 PT er Nr 20 [20 12 13 11 Ee 3 2 Ee E 8 8 Ë 9 E 8 3 E 3 - 0 5 É È & & Ra Ka Ra Ni & Rs & Ni 1e & & ® 1e ® dr 3 En led S x & fen ES £ Ea 2e Me ® <7 e id 3 A Á & E „È ® & & e” a C° A e & Re Re & ® ® & < & Ö & ö ze ® À ee RK & NG „9 & Ö & Sr de Na ® & 5 KS & Balleenstaande B paarzonderkinderen Mpaarmetkinderen meenoudergezin = overig bron: CBS/ bewerking O&S 2% Aantal en aandeel minima* naar leeftijdsgroep * Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens > < Aantal minima naar leeftijdsgroep per gebied (2022) Van de gebieden heeft Geuzenveld, Slotermeer verreweg de meeste kinderen die Geuzenveld-Slotermeer- ie ee. Sloterdijken 5.324 behoren tot de minima. Dat et geldt ook voor de 1.753 leeftijdscategorie 18-65 jaar. Osdorp 3.736 J 9 >) 1.426 o-1 355 7 Bij 66-plussers is het aantal in dit De Aker, Sloten en Nieuw Sloten mn 930 m 18-65 gebied ook hoger, maar de 466 m 66+ verschillen met de andere 3 Ss; 1779 gebieden zijn in aantallen minder otervaart . … . nn 224 groot. In DASNS zijn er, als enig gebied in Nieuw-West, meer minimaouderen dan -kinderen. % Verdeling van personen in minimahuishoudens naar leeftijd per wijk (202) In de verdeling van de minima 8 naar leeftijd op wijkniveau is het 100% aandeel kinderen dat minima is, go id EEN a] 23 . … . . en, in een aantal wijken in Nieuw- 0/0 % West hoger dan het stedelijk 70% on gemiddelde. Het gaat vooral om 070 …. 7 A E AN EB de wijken van Geuzenveld, 50 : . ° zi m 66 jaar of ouder Slotermeer (uitgezonderd 40% . ’ m 18-65 jaar Eendracht), Slotervaart 30% . . ' 0-17 jaar (uitgezonderd Westlandgracht) 20% … . on 2 u # a 2 EE B ze … en om de wijk Osdorp-Midden. 0 20 en 5 26 In de wijken van Geuzenveld, 2 Slotermeer (uitgezonderd EE PE EE EE LP EE LL £ wItg PE EE EO EE EE EE Rl Eendracht)is het aandeel en A2 Sr & o sd Ss 9 vw & ® È É Z & . . SS © CAP EPS AE ES ouderen dat minima is, Fan G a e S & s 9 5 ss of * s cl daarentegen lager dan “5 NS N . : ot x Na bron: CBS/ bewerking O&S gemiddeld in de stad. N u a ke na Aantal en aandeel minima* per leeftijdsgroep > < * Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens. Hieronder staat de verdeling van de minimahuishoudens per leeftijdsgroep. Vooral onder 66-plussers is het aandeel minima in Nieuw-West groot. Overtoomse Veld, Osdorp-Midden, Geuzenveld en Slotermeer-Noordoost en -Zuidwest zijn uitschieters. Onder kinderen liggen de hoogste aandelen rond een kwart. In de wijk Slotermeer-Noordoost is het aandeel minima onder kinderen met 22% het grootst. Bij de leeftijdscategorie 18-65 jaar hebben de wijken in Geuzenveld-Slotermeer (exclusief Eendracht) en de wijken Slotervaart-Zuid en Osdorp-Oost het hoogste aandeel. % Minima per leeftijdsgroep per wijk (2021) 40 35 30 EL: ) 25 El 20 ER:] 15 10 | EF a X Ke ò x Á à- 5 & A ò sÒ & A zò £& Ni 5 ® © E : & o° & 25 5 Ss A & 9 45 & SÉ ò 3 ES DOE O£ 5 SE EE s & ? Ce ö 2 se & se # £ gs Y & S & Ö sr \ö of & & 5 & de > è 5 ó es 5 © È 9 NS, Ho-17jaar WM18-65sjaar WM66 jaar of ouder bron: CBS/ bewerking O&S x M | | > < Aantal minimajongeren naar huishouden per gebied In de wijken van Geuzenveld, Slotermeer, 1600 (2021) uitgezonderd Eendracht, behoort tussen de 50 1400 en 60% van de kinderen uit een „300 1344 eenoudergezin tot de minima. In de wijken van Osdorp, vitgezonderd De Punt, en „000 kh 983 575 Slotervaart is het aandeel kinderen in een Boo 7 minima eenoudergezin rond de 50%. Het gaat 600 Wis ne om in totaal ruim 2.774 kinderen. In DASNS ligt het aandeel kinderen in een minima 400 . eenoudergezin veel lager dan het stedelijke 200 gemiddelde. a Geuzenveld- Osdorp De Aker, Sloten en Slotervaart Slotermeer- Nieuw Sloten Sloterdijken meenoudergezin = overig % minimajongeren in eenoudergezin per wijk (2021) % minimajongeren in overig huishoudtype per wijk (2021) | 4 2e 6 15 4 ’ 3 4 bron: CBS/ bewerking O&S Gemeente Amsterdam sII armoedevoorzieningen Stadspas Collectieve zorgverzekering Gratis OV Tes en/of TAOV Verzamelbereik* Scholierenvergoeding Khattabi “Aandeel doelgroephuishoudens met één of meer van de volgende minimavoorzieningen: Stadspas, Collectieve Zorgverzekering, Verzamelbereik kindvoorzieningen, TAOV/Gratis OV 65+, tegemoetkoming OV voor kindvoorzieningen minima mantelzorgers (TOVM). Het bereik van de armoedevoorzieningen wordt berekend door het aantal huishoudens dat een voorziening kreeg toegekend, te delen door het aantal rechthebbende huishoudens (de minima). De Stadspas is voor alle Amsterdamse minima. Sinds 2020 wordt het Kindtegoed op de Stadspas gezet voor kinderen van 0-14 jaar. Hiermee kunnen ouders o.a. kleding, schoenen, een tas en schoolspullen kopen voor hun kind. De Collectieve zorgverzekering is voor alle Amsterdamse minima vanaf 18 jaar. De Scholierenvergoeding is voor alle Amsterdamse minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tot 18 jaar. Gratis OV en/of Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer (TAOV) is voor Amsterdamse minima met de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor TAOV is er een pas voor aanvullend vervoer nodig. In het Verzamelbereik kindvoorzieningen zit het aandeel doelgroephuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar met één of meer van de volgende kindregelingen: Stadspas, Scholierenvergoeding voor kinderen in basis- of voortgezet onderwijs en/of een PC-regeling. Over de Tegemoetkoming OV voor minima mantelzorgers zijn geen cijfers opgenomen in de stadsdeelrapportage van de Armoedemonitor. Meer informatie over wat de gemeente doet om de minima te bereiken met de voorzieningen is te vinden op pagina 22 van deze factsheet. > < Bereik armoedevoorzieningen > < % verzamelbereik armoedevoorzieningen per stadsdeel (2022) In de stadsdelen Noord (79%), Zuidoost, West en Oost (alle > < ie drie 78%) worden de minimahuishoudens het best bereikt À met minimavoorzieningen. In Nieuw-West is dat 76%. PÁ Stadsdeel Centrum heeft een laag bereik van de | armoedevoorzieningen onder de minimahuishoudens (67%). Á Dee \ In alle stadsdelen geldt dat het bereik van de | as DN kindvoorzieningen het hoogst is. Voor Nieuw-West is dat | L N bereikpercentage 86%. zE Je f In Nieuw West is het bereik van de individuele voorzieningen | zoals Scholierenvergoeding, gratis OV voor 65 plussers en/of 65 de Stadspas ongeveer gelijk aan het gemiddelde bereik van Amsterdam 76 die voorziening in Amsterdam. ro mA Lo it % bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per stadsdeel (2022) Stadspas Scholieren- efo)|Kei (A= Gratis OV 65+ Verzamelbereik Verzamelbereik alle vergoeding zorgverzekering kindvoorzieningen voorzieningen Centrum 61 Nieuw-West 74 73 53 66 86 76 Zuid 71 61 73 Oost 76 74 56 67 89 78 Noord 77 78 55 92 79 Zuidoost 76 77 52 91 78 Weesp Amsterdam * In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde. NX Bereik armoedevoorzieningen buurten 2x % verzamelbereik armoedevoorzieningen onder doelgroepen per buurt (2022) Het verzamelbereik van de voorzieningen op buurtniveau laat zien dat de wijken waar veel minimahuishoudens wonen het bereikpercentage relatief hoog is. In o.a. Johan Jongkindbuurt, Wildeman, Lodewijk van Deysselbuurt en Slotermeer Zuid is er een hoog bereik. In buurten met een lager aandeel minimahuishoudens is het 7 bereikpercentage vaak ook lager. Dit geldt niet voor alle buurten. Op bijvoorbeeld het Belgiëpleine.o. en in Overtoomse Veld Noorden Caland-/Lelylaan is ondanks een relatief laag aandeel minimahuishoudens wel een relatief hoog bereik. ee In lijn met bovenstaande is in wijken waar veel minima leven het bereik van mn voorzieningen onder de doelgroepen af relatief hoog(zie schema volgende sheet). u Het bereik is in de wijken Slotermeer Noord-Oost en -Zuidwest en de wijken Overtoomse Veld en Osdorp-Midden en ER -Oost het hoogst. > < Bereik armoedevoorzieningen wijken % bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per wijk (2022)* Stadspas Scholieren- eo) |F feNLe Gratis OV 65+ _ Verzamelbereik Cp ater vergoeding zorgverzekering kindvoorzieningen alle voorzieningen Bedrijventerrein Sloterdijk | Slotermeer-Noordoost 81 56 71 93 82 Slotermeer-Zuidwest 77 56 66 91 79 Geuzenveld 75 71 56 70 85 77 Eendracht 71 Lutkemeer/Ookmeer Osdorp-Midden 75 76 54 62 88 77 De Punt 61 Middelveldsche Akerpolder 60 Westlandgracht 75 70 85 Sloter-/Riekerpolder Amsterdam 74 74 52 63 88 76 * In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde. Methode om minima te bereiken per voorziening 2x Armoedevoorziening | Methode om minima te bereiken De Stadspas wordt jaarlijks automatisch verstrekt aan alle bij WPI bekende minimahuishoudens (inkomen bekend bij WPI). Huidige Stadspashouders van wie het inkomen niet bij WPI bekend is kunnen de Stadspas jaarlijks opnieuw Stadspas aanvragen. Zij krijgen een verkort aanvraagformulier toegestuurd dat ze kunnen ondertekenen en kosteloos naar de gemeente terugsturen. Nieuwe gebruikers kunnen de Stadspas aanvragen via een online formulier of papieren aanvraagformulier. Advertenties voor de Stadspas worden onder andere geplaatst in lokale kranten, de krant van Amsterdam, AT5 en sociale media om zo de bekendheid te vergroten. Collectieve zorgverzekering Mailing naar alle klanten van Werk, Participatie en Inkomen (WPI) en bekende minimahuishoudens. Daarnaast worden in een jaarlijkse campagne nieuwe klanten geworven. Gratis OV 65+ en/of TAOV Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen. Voor TAOV (Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer) voert WPI een ambtshalve toekenningsronde vit onder rechthebbenden die bij de gemeente bekend zijn. Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen via een papieren of online aanvraagformulier. Scholierenvergoeding Rechthebbenden die bij WPI bekend zijn ontvangen automatisch bericht van Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, maar wel in aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen. bron: Armoedemonitor DRT ME RoR le egel de SOME Ed Pr
Factsheet
23
test
A js Kant A terd stand van zaken per 1 januari 2020 Bouwen voor de vraag Kantorenvoorraad (m2? bvo) Netto toename kantorenvoorraad (m? bvo) 8.500.000 | 2019 — 2026: 1.108.000 m? bvo „ 8.000.000 z - [ - 7 ziele 223.000 7.500.000 rd 205.000 Pas 7.000.000 ï 171.000 i 149.000 6.500.000 102.000 135.000 6.000.000 63.000 60.000 | 5.500.000 \ 0 EE EE 2019 _ 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 Kantooropleveringen (2019-2026) Zuidas 60% 5% ) Amstelstation ArenAPoort 30% Amstel III 7% 102% Sloterdijk rs _ EA Noord za 69% ) B opgeleverd of in uitvoering Voorbereiding uitvoering L] Ih verkenning . . 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 Monitoring e eee eee ee eee eee ee Kantorenvoorraad 6.98 7,05 270.000 275.000 {miljoen m? bvo) ‘ : 236.000 230.000 , » Oplevering 193.000 205.000 ildatum 1 januari : pel ’ kantoorruimte 150.000 135.000 {(m? bvo) Kantorenleegstand (%) 8,8% 9,1% peildatum 1 januari 2020 peildatum 1 januari ee inl. leegstaande kantoren in verbouwing cBRE 4,6% Onttrekking 3,5% kantoorruimte JL 44% 2,9% (m? bvo) 9% hs peildatum 1 januari 2020 2 Planvoorraad (m bvo) 970.000 B opgeleverd of in uitvoering Definitieve onttrekking peildatum 1 januari 2017 Verwachte opleveringen Tijdelijke onttrekking (tijdens verbouwing) Toekomstbestendige ka ntoren 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 ett 149 BREEAM-gecertificeerde kantoren 125 peildatum per 1 januari 1,6% 39,5% 9,2% 14,2% 6,9% 5,3% 5,5% 17,8% E ielabel peildatum 1 mei 2019 nergielabels 9 ama c > FR peildatum 1 januari 2020 1,5% 41,7% 8,7% 15,2% 6,5% 4,9% 4,9% 16,7% januari 2020: 67% Energielabel C of hoger CL mei 2019: 64% % % % Inhoudsopgave Conclusies Inleiding en conclusies 2 De oplevering van 195.000 m? nieuwe of gerenoveerde Bouwen voor de vraag 3 kantoorruimte in 2019 staat tegenover een tijdelijke Economische ontwikkeling 3 danwel definitieve onttrekking van 130.000 m?. De Kantorenvoorraad 4 toename van de kantorenvoorraad met 65.000 m? ligt opvevering en ontrekdng : daarmee onder de netto uitbreidingsvraag van 125.000 Gemeentelijke gronduitgifte 6 m? per jaar. De kantorenvoorraad kan tot en met 2026 Kantoorontwikkelingen 7 groeien met 1,1 miljoen m2. De onttrekkingen zorgen Type kantoorontwikkelingen 8 voor transformatie naar woningbouw, herontwikkeling Streefgetallen kantorenlocaties 8 naar toekomstbestendig, kwalitatief kantoor of Monitoring 9 gemengde ontwikkelingen. In 2019 was de definitieve Toekomstbestendige kantoren 10 onttrekking 70.000 m? ten behoeve van transformatie Energielabels 10 naar voornamelijk woningbouw. De kantorenleegstand wordt op verschillende Colofon manieren gemeten. Het leegstandspercentage van Kantorenmonitor BV komt als gevolg van het opnemen van voorverhuurde kantoren en verbouwingen een stuk Deze monitor is opgesteld door: hoger uit, dan de feitelijk beschikbare kantoorruimte Eline Oort ([email protected]) die volgens de makelaarskantoren op de markt wordt Planning en Structurering, Projectmanagementbureau aangeboden. Volgens Kantorenmonitor BV is in 2019 de Pieter Habets ([email protected]) leegstand van 8,8% naar 9,1% gestegen, terwijl CBRE Kantorenloods, Grond en Ontwikkeling en JLL met respectievelijk 3,5% en 2,9% een historisch Svenja de Rijk ([email protected]) lage kantorenleegstand laten zien. Het teruglopen van Regie en Advies, Grond en Ontwikkeling transacties, de voorverhuringen en de verbouwingen geven de druk op de kantorenmarkt en de vraag naar . kwalitatieve en toekomstbestendige kantoorruimte Inleiding weer. Het doel van het Kantorenplan 2019 — 2026 Het aantal plannen voor kantoorontwikkelingen door (d.d. 24 september 2019) is een op regionale schaal marktpartijen neemt toe, waarmee op termijn wordt uitgebalanceerde en toekomstbestendige kantoren- voldaan aan de uitbreidingsvraag. Veel marktpartijen markt. Een markt waarin op korte en middellange hebben bij de gemeente aangegeven de wens of de termijn voldoende kwalitatieve woon-werkmilieus mogelijkheid te zien voor een kantoorontwikkeling of beschikbaar komen voor de uitbreidingsvraag van uitbreiding. De gemeente behandelt deze aanvragen, 125.000 m? per jaar en tegelijkertijd de leegstand onder waarbij de uitgangspunten uit het kantorenplan zijn controle wordt gehouden. In het kantorenplan zijn vijf kantoren op OV goed bereikbare knooppunten en in voorstellen gedaan om aan deze doelstelling te kunnen gemengde woon-werkmilieus. voldoen. Met de monitor wordt de voortgang van de voorstellen in beeld gebracht: Het aantal kantoren met energielabel C of hoger 1. Bouwen voor de vraag (p. 4, 7 en 8) is toegenomen van 64% naar 67%. Er ligt nog een 2. Faciliteren van eindgebruikers (p. 3 en 6) opgave om 33% van de kantoren vóór 1 januari 2023 3. Toekomstbestendige en duurzame kantoren (p. 10) te verduurzamen om aan de label C-verplichting te 4. Samenwerking met de regio (p. 3) voldoen. 5. Monitoring van de leegstand (p. 5) De leegstand van de regio wordt opgenomen in de Ee je monitor Plabeka. Daarnaast wordt met de regio gewerkt mn me NE H aan een Economisch Ontwikkelingsperspectief MRA, ; E waar kantoren een onderdeel van uitmaken. me , hef es - «| Hi De monitor is opgesteld op basis van gegevens van nnen begin 2020; hierin zijn geen effecten van het COVID-19 ij, fi pee Ard virus meegenomen. De gevolgen van de coronacrisis > Bee en zullen een effect hebben op de kantorenmarkt. Trans- Ds tend ae acties voor huurcontracten en investeringen in kantoren EN = EE ze 7 zijn sterk teruggelopen, dit heeft een effect op de E 5 dT huidige kantoorontwikkelingen. Bij een kleine dip van Foto 1. Cedar, nieuwe hoofdkantoor ING in Zuidoost (Cumulus Park) een paar maanden zal de zoekvraag naar kantoorruimte tijdelijk worden opgeschort, daarmee is deze vraag voor Disclaimer: De Monitor Kantoren Amsterdam is gebaseerd op de huidige veel ondernemingen niet verdwenen. Als de markt eind kantoorontwikkelingen geïnitieerd door de markt en de gemeente; mogelijk dit jaar weer aantrekt, zorgt de lage leegstand dat de Sannen er plannen bijkomen of afvallen. Als bron is gebruik gemaakt van onitor Plabeka, Kantorenmonitor BV en projectplanningen van Gemeente vraag naar kantoorontwikkelingen blijft. Amsterdam. MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 2 % % X Bouwen voor de vraag Economische ontwikkeling Economische resultaten* van het afgelopen jaar 2. Groei en uitbreiding gevestigde ondernemingen bevestigen de nut en noodzaak van de ambitie van In 2019 hebben 29 internationale ondernemingen die het Amsterdamse kantorenplan om de productie reeds in de MRA gevestigd zijn gezorgd voor 2.957 van kantoorruimte op te voeren. De economie van nieuwe arbeidsplaatsen. Hier zitten onder andere een Amsterdam en de MRA blijft het goed doen. aantal scale-ups tussen die na aanvankelijk gestart te De economische groei van de MRA wordt voor 2019 zijn met een kleine vestiging in Amsterdam, inmiddels geschat op 2,8%, de werkgelegenheid blijft toenemen hard groeien. Op de Amsterdamse kantorenmarkt is en de werkloosheid blijft zeer laag, naar verwachting deze uitbreidingsgroei o.a. zichtbaar bij: 4% in 2020. In de vestiging- en acquisitietrends = Het bericht dat Uber zich gaat vestigen in ziet Amsterdam het afgelopen jaar drie significante Tripolis in Zuidas waar de komende jaren ook het ontwikkelingen: kantoormetrage wordt uitgebreid. = Het bericht dat Netflix in Amsterdam nu een 1. Meer internationale ondernemingen kiezen voor derde pand in gebruik heeft genomen (achter het Amsterdam Olympisch Kwartier), om de verwachte groei de De economische sterke positie, in combinatie met het komende jaren op te vangen. goede vestigingsklimaat, hebben in 2019 gezorgd voor Incourante kantoorgebouwen worden voor deze een recordaantal nieuwe buitenlandse ondernemingen. ondernemingen herontwikkeld tot kwalitatieve en In 2019 hebben 161 nieuwe buitenlandse toekomstbestendige kantoorruimte, waardoor de ondernemingen zich gevestigd in de MRA, en dat is Amsterdamse kantorenvoorraad verbetert. daarmee het hoogste resultaat van de afgelopen 10 jaar. Van al deze nieuwe ondernemingen vestigden 3. Inzet op spreiding heeft effect 130 zich in Amsterdam. Deze ondernemingen hebben De inzet van Amsterdam In Business op spreiding aangegeven in totaal 2.853 arbeidsplaatsen te creëren van ondernemingen binnen de MRA heeft effect: het in de komende drie jaar. Zakelijke dienstverlening is in aantal nieuwe ondernemingen dat zich in de MRA 2019, dankzij de Brexit, de dominante sector; direct buiten Amsterdam heeft gevestigd is ten opzichte gevolgd door Transport en Logisitiek, Life Science en van de afgelopen jaren sterk gestegen. De regionale Health, en de creatieve sector. verdeling is 81% van de ondernemingen met 85% van de arbeidsplaatsen vestigden zich in Amsterdam; 000 dus 19% van de ondernemingen met 15% van de 4.000 IA arbeidsplaatsen in de rest van de MRA. Ter vergelijking: zoe Ae in 2018 lag het aandeel MRA op 12% ondernemingen 2000 nose 2200 2359 4, oi en 4% arbeidsplaatsen. De aangekondigde verhuizing 2000 van McDonald's van Amstel Ill naar Utrecht Central Park EA „a laat de kansen zien van spreiding binnen de MRA en daarbuiten. Vanuit Amsterdams of Randstad perspectief 17 a is een verhuizing van een grote onderneming van 150 On Amsterdam naar Utrecht geen probleem. Het is goed 122 126 139 _ 140 : 125 dat het economisch succes van Amsterdam overloopt 00 ie 115 naar andere G4-steden. ° 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 De economische resultaten van het afgelopen jaar bevestigen nogmaals de ambitie van het Amsterdamse ——— Aantal banen nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA kantorenplan om de productie van kantoorruimte op te — Aantal nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA voeren. Recente vestigingstrends wijzen op schaarste ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ aan kantoorruimte binnen Amsterdam. Inzet op Grafiek 1. Nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA per jaar. a . … Bron: Amsterdam InBusiness, 2019 spreiding van kantoren binnen de MRA lijkt succesvol via de werving van internationale ondernemingen. In overleg met de regio wordt gekeken hoe kwalitatieve en hoogwaardige vestigingslocaties kunnen worden zen gerealiseerd, zodat ook ondernemingen die niet langer . Azië: 40 in Amsterdam willen of kunnen blijven zich in de regio Noord Amerika: 62 (371 banen) willen vestigen. (1.659 banen) in ds 54 (722 banen) Brazilië: 2 Go Australië: 3 ‚ ‚ * Deze paragraaf is opgesteld op basis van de recente rapportage en (61 banen) gegevens van Amsterdam InBusiness en gaat in op de groei van werving van internationale ondernemingen naar Amsterdam en regio. Op dit moment zijn er nog geen nieuwe cijfers vanuit OIS, Lisa of CPB. Bij de volgende monitor (per 1 juli 2020) worden deze (nieuwe) cijfers gebruikt Kaart 1. 161 nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA in 2019 naar om een compleet beeld te geven van de werkgelegenheidsontwikkeling in herkomst. Bron: Amsterdam InBusiness, 2019 Amsterdam. 3 Kantorenvoorraad Door 125.000 m? netto kantoorruimte per jaar toe te Naast de opleveringen vinden er tijdelijke en definitieve voegen kan de kantorenvoorraad gestaag toenemen onttrekkingen van kantoren plaats. De huidige kantoor- om daarmee te voldoen aan de uitbreidingsvraag. opleveringen minus de onttrekkingen lijken op termijn Deze toevoeging aan de kantorenvoorraad is niet voldoende om aan de netto uitbreidingsvraag van lineair, gezien deze afhankelijk is van de feitelijke 125.000 m? kantoorruimte per jaar te voldoen. De kantoorontwikkelingen door marktpartijen. potentie van kantoorontwikkelingen bij marktpartijen Een gemiddelde kantoorontwikkeling duurt van biedt voldoende mogelijkheden om de gewenste groei planvorming tot oplevering zeker vier jaar, met een in kantorenvoorraad te bewerkstelligen. uitzondering als een EMA daargelaten. 8.500.000 \ | 8.000.000 ! z oe | „ee 1 44° | /e I „7 7.500.000 T „7 | RD Lee? ent 7.000.000 | | | | 6.500.000 | | | 6.000.000 | | | 5.500.000 | | | 0 SSS ESE EL mmm Kantorenvoorraad 1999 — 2020 (per 1 januari) ====- Prognose ontwikkeling kantorenvoorraad 2019 — 2026 (peildatum 1 juli 2019) == Bandbreedte ontwikkeling kantorenvoorraad 2020 — 2026 (peildatum 1 januari 2020) veesee _ Netto uitbreidingsvraag 125.000 m? bvo per jaar Grafiek 2. Ontwikkeling kantorenvoorraad Amsterdam (in m? bvo). Bronnen: Kantorenmonitor BV en projectplanningen Oplevering en onttrekking 236.000 270.000 275.000 Met 195.000 m? aan oplevering van kantoorruimte in 230.000 205.000 2019 is een forse bijdrage geleverd aan de gewenste 193.000 , kwalitatieve en toekomstbestendige kantoren. 130.000 135.000 De grootste opleveringen in 2019 zijn ING Campus (nieuwbouw), EMA (nieuwbouw) en de Oliphant (uitbreiding). De onttrekking van 130.000 m? kantoorruimte in 2019 was ook fors, maar zal op termijn zorgen voor 59.000 52.000 nieuwe en betere kantoren. In 2019 was de definitieve 71.000 onttrekking 70.000 m? ten behoeve van transformatie 430.000 434.000 -120.000 naar voornamelijk woningbouw, onder andere De Hoge Karspel en een groot aantal transformaties 2019 2020 20M 2022 2023 204 2035 2026 van kleinere kantoren in de stadsdelen. In plaats TEN ongeleverd ofin vivoer van definitieve onttrekkingen zullen er steeds meer pge'everd Or In Wvoerng tijdelijke onttrekkingen plaatsvinden, waarbij door [5 Verwachte opleveringen sloop-nieuwbouw gemengde woon-werkwijken worden CT B Definitieve onttrekking gerealiseerd. Tijdelijke onttrekking (tijdens verbouwing) . … . MI] [21 Peildatum: [1] 1 juli 2019 De verwachtingen voor 2020 zijn een oplevering van [2] 1 januari 2020 235.000 m? tegen een onttrekking van 135.000 m?. Grafiek 3. Opleveringen en onttrekkingen 2019 — 2026 (in m? bvo). Bron: Projectplanningen (peildatum 1 juli 2019 en 1 januari 2020) MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 4 Kantorenleegstand Kantorenleegstand Gezonde kantorenmarkt Voor het eerst sinds 2015 is de leegstand volgens Voor een gezonde kantorenmarkt gaat de gemeente de gemeentelijke bron toegenomen; met circa uit van een maximale frictieleegstand van 8%. 27.000 m?, van 616.000 m? naar 643.000 m?. De De gemeente neemt bij het in beeld brengen van de leegstand is van 10,8% in 2018, 8,8% in 2019 en leegstand alle kantoorruimte mee die niet in gebruik is naar 9,1% in 2020 gegaan. Dit percentage vergt een en waar niet op de peildatum wordt gesloopt. Hierdoor toelichting, omdat hiervan 150.000 m? kantoorruimte maken ook incourante, geplande sloop-nieuwbouw, in verbouwing is en daardoor niet bruikbaar is. Deze verbouwingen en voorverhuurde leegstand onderdeel herontwikkelingen en uitbreidingen zorgen voor uit van het leegstandspercentage. gewilde en toekomstbestendige kantoorruimte en zijn veelal voorverhuurd. Door verbouwingen, zoals EDGE Vastgoedmakelaars gaan uit van een ander, lager Amsterdam West, staat het leegstandspercentage leegstandscijfer, waarbij ze alleen de verhuurbare in Sloterdijk op 18%. Het leegstandspercentage zou kantoormeters meenemen en vaak met een zonder deze verbouwingen op 6,8% uitkomen. ondergrens van 500 m?. In dit leegstandscijfer zijn niet meegenomen: lege kantoren die al zijn voorverhuurd De makelaarskantoren geven aan dat de kantoren- en ook geen lege kantoren die niet meer aan de markt leegstand nog veel lager ligt. Zo geven CBRE en JLL aangeboden worden, omdat ze bijvoorbeeld op de respectievelijk verhuurbare leegstandspercentages van nominatie staan om te transformeren of omdat de 3,5% en 2,9%. De vraag naar kwalitatief goed kantoren eigenaar geen nieuwe huurder zoekt. is groot en die vraag zal volgens deze partijen de komende jaren niet kleiner worden. 1.400.000 20% 18% 1.200.000 16% 1.000.000 14% 12% 800.000 10% 600.000 gu Ld NE 400.000 6% 4% 200.000 JLL 2% JLL 0 0% £ S S S 5 Ss S S S Ss SN $ 8 & Ss SS s S ® & S S S S S S S S S S s & $ & s s s EN & s Ria Grafiek 4. Kantorenleegstand per 1 januari (in m? bvo). Grafiek 5. Leegstandspercentage per 1 januari en frictieleegstand (8%). Bron: Kantorenmonitor BV, JLL Bron: Kantorenmonitor BV, JLL ‚En Kalk ER . 7 vR OP $ NN pied \/ B 1 Westpoort JS Brand y 1 Sloterdijk X 4 EN rn Noord } 15,7 Í West Ee En EN Dl _ 8 13,4 k L “L ai | Ô et Centrum zo je} | “ Ken ES ht „>, Oost B he ® E Zuidas @D ratten SS Aa Riekerpolder 7 © 4 nd Name EN ree NR É RN ie AEN daa NO Zuid & LA Ì Amstel [IL L N / Zuidoost nn Leegstandspercentage > frictieleegstand 8% nn Leegstandspercentage < frictieleegstand 8% Kaart 2. Ontwikkeling leegstandspercentage in de stadsdelen (peildatum vlnr. 1 januari 2017, 2018, 2019 en 2020) en kantorenlocaties (peildatum 1 januari 2020). Bron: Kantorenmonitor BV 5 % % % Gemeentelijke gronduitgifte Kantoortenders en 1-op-1 uitgiften t/m 2020 Meer dan 80% van de kantoorontwikkelingen wordt ontwikkeld op al uitgegeven erfpachtgronden of 1. Urban Interactive District (UID) op locaties waar Amsterdam geen grondeigenaar ArenAPoort, Zuidoost is. Deze kantoorontwikkelingen vinden plaats door kantoorprogramma: 40.000 m? marktpartijen die inzetten op nieuwbouw, uitbreiding 1-op-1 gronduitgifte in 2018 of herontwikkeling van een kantoor. De uitgeefbare gronden in Amsterdam voor kantoorontwikkeling zijn 2. Kavel 2a schaars. Kenniskwartier, Zuidas kantoorprogramma: 36.000 m? tender: Q4 2018 Aees 3. Kavel 15 ArenAPoort, Zuidoost kantoorprogramma: 10.000 m? 1-op-1 gronduitgifte in 2019 aan JC ArenA 4. Kavel K Kop Zuidas, Zuidas 82% kantoorprogramma: 20.000 m? 7 tender: 2020 5. Omval-Weespertrekvaart kantoorprogramma: max. 2.100 m? nn Gemeentelijke gronduitgifte tender: 2020 Kantoorontwikkelingen op reeds uitgegeven erfpachtgronden of op locaties waar Amsterdam geen grondeigenaar is Grafiek 6. Aandeel gemeentelijke gronduitgifte in de periode 2019 — 2026 op totale kantoorontwikkeling met oplevering in de periode 2019 — 2026. Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020) Gronduitgiften na 2020 Buikslotermeerplein In nieuwe plannen, zowel gebiedsontwikkeling ® er als transformatie, wordt naast wonen ook werk N meegenomen. Deze plannen moeten nog verder _ Dkehen worden uitgewerkt en in veel gevallen zijn er nog geen | concrete tenders. In de volgende gebieden worden vanaf 2021 kantoren (en daarmee tenders) in de plannen opgenomen: 2 Lelylaan = Amstelstation: kavel A kantoorprogramma: 10.000 - 40.000 m? Ee OTN tender of 1-op-1 gronduitgifte: 2023 © = Buiksloterham Il kantoorprogramma nader uit te werken . . Zuidas = Buikslotermeerplein kantoorprogramma nader uit te werken = Lelylaan: Schijfgebouw @ kantoorprogramma: 5.000 - 10.000 m? Oe = Zuidas: Kenniskwartier, westelijk ontwikkelveld (waarschijnlijk diverse tenders) = Zuidas: Parnas, zuidwest kavel = Zuidas: Ravel (waarschijnlijk diverse tenders) = Zuidas: Vivaldi, kavel 13 kantoorprogramma: 20.000 - 30.000 m2 © Gronduitgiften in 2019 — 2020 tender: 2021 nm Gronduitgiften na 2020 Kaart 3. Kantoorontwikkelingen door gemeentelijke gronduitgifte MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 6 Kantoorontwikkelingen CD One ® Noords B10 E B9-3 ® Moermansk 400 @ Pulse Moermansk 500 @ i i Moermansk 600 ® ® Awarehouse ® Kavel 3D @ Buikslotermeerplein EDGE Amsterdam West ® KOIVISTO60 ® Factory Plot Mediahui \ Basi 10a'(tijdelijk) @ MARK lediahuis @ se asisweg 10a\(tijdelijk) ® Kop G Radarport @ _ f ® Entreegebouw On a Sloterdijk | Zuid Y-Point @ ® Asterweg E Max & M Naritaweg 14 @ Gatwickstraat 1 @ De Walvi ek id Lovely Rita Ee VAE Floating Gardens Tussen de Bogen 71 @ Booking.com ® ® Pakhuis Amsterdam Herenstaete @ INIT Oostenburg » e Kasbank @ Van Gendthallen ® . Hoogte Kadijk 401 ® ® Postjesweg 175 ® Mai D rt ® T-Point ® Marius Bauerstraat 30 hart ved 8 West Beat _ Kalenderpakhuizen @ ® Capital C St SEAL 5 Ringparkgebouw _ 8 Huidekoper @ — DNB . ® Berghausplaza Lewenstein @ » Werc ® Matrix | ® De Lairesse @ Kantoor De Nijs Stelle College / London Toren : @ Kavel A B The Olympic Amsterdam ® The Core @ Parnassus Tower Leeuwenburg @ A-Factorij ® Verdi ® Rechtbank samsterdam Tooropgebouw @ IEM Tripolis 100 > Parnas à 5 B Wrc Tripolis 200-300 ® 8 ® Terrace Tower . @ Bijlmerkwartier blok 2 nt 8 e 8 CrossOver 3 Overamstel q kantoor to. ORATO Offiéas Infinity @ e Valley aib ® Kop Zuidas kavel K ® ORATO Offices De Puls . | Hourglass | Vivaldi kavel 13 Metropolitan ® The Joan (Gemeente Ouder-Amstel) ING Cedar (hoofdkantoor) ING Financial Plaza Laanderpoort | De Flier Kavel 15 e® e M-+N gebouw 0 Zandkasteel Dreeftoren m aë ak oh Centerpoint @ Oliphant B Opgeleverd Europlaza Hettenheuvelweg 26 © SPOT KARSP B_ Oplevering in (voorbereiding) uitvoering Hettenheuvelweg 50 @ Karspeldreef 14-16 B Onttrokken RU Paalbergweg 1-3 __@ Paasheuvelweg 5 Onttrekking in voorbereiding Paasheuvelweg 17 B De Hoge Karspel Paalbergweg 2-4 9 AMC Medical Business Park @ Kaart 4. De grote kantoorontwikkelingen in de periode 2019 - 2026. Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020) © Onttrekking © Oplevering ee Netto toename Nieuwbouw 0 649.000 649.000 Sloop-nieuwbouw -109.000 272.000 163.000 Uitbreiding en herontwikkeling -277.000 753.000 476.000 Transformatie -180.000 500 -180.000 TOTAAL -566.000 1.674.000 1.108.000 Grafiek 7. Onttrekking, oplevering en netto toename kantorenvoorraad in de periode 2019 — 2026 (in m? bvo). Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020) 7 Type kantoorontwikkelingen Nieuwbouw Sloop-nieuwbouw Nieuwbouw vindt plaats door een gronduitgifte Bij sloop-nieuwbouw wordt een bestaand kantoor in de vorm van een tender of 1-op-1, of door een gesloopt; dit leidt tot een tijdelijke onttrekking. kantoorontwikkeling van een marktpartij met een Hierna wordt er nieuwbouw van kantoor en mogelijk grondpositie (in eigendom of erfpacht). andere functies (wonen en voorzieningen) gerealiseerd. © 642.000 mr? @ 109-000 mr: © 272000m _@ 163.000 m° 34% zoe 34% > 25% 15% 21% 13% 14% 9 5% 0% 2% 0% 0% 0% Oo mm 0 Se „Ne de > „No $ … 4 ee S SS N 1e & & € N JS de & © È @ ZS Ed & È & & we 5 Pl Ei ® d° ® & e ® ® & & ö & m ö vw % Uitbreiding en herontwikkeling Transformatie Een bestaand (kantoor)gebouw wordt uitgebreid Een functiewijziging van een kantoorgebouw door en/of verbouwd tot eigentijdse kantoorruimte. Een gebouwtransformatie of sloop. functiewijziging van een gebouw naar kantoor leidt ook « A « - . 2 2 = . 2 tot een toename van kantoorruimte. Herontwikkeling © 1eoooo © zoon © 180000 m kan ook leiden tot een afname van de kantoorruimte. $ 5 @ 277 000 n° O 753ooon: OD 276.000 m? » e & EN De & 5 ha KS Se 6 45% en en en en ©, 14% 13% 16% 2 oe 2% oo % 9% 14% 13% 3% 9 > 0% 25% Rt X n LE ES ee & 5 NS ò AS D $ ©, Ra EN 2 É Aj 4 40% & Ö w Grafiek 8. Verspreiding type kantoorontwikkelingen in de periode 2019 — 2026 (in m? bvo). Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020) Streefgetallen kantorenlocaties Onderstaande grafiek laat zien dat de streefgetallen Naast deze kantoorlocaties vinden er overige voor de belangrijkste kantorenlocaties conform kantoorontwikkelingen plaats in de rest van de stad, het Kantorenplan 2019 — 2026 worden gehaald. zoals hierboven bij type kantoorontwikkelingen is Sloterdijk kent zelfs een sterke toename van kantoor- aangegeven. Deze ontwikkelingen vinden veelal plaats ontwikkelingen, als gevolg van de herontwikkeling van in gemengde woon-werkmilieus, zoals in het centrum EDGE Amsterdam West en andere uitbreidingen aan de Booking.com en Oostenburg. noordzijde van Sloterdijk Centrum. nn Opgeleverd of in uitvoering 264.000 Voorbereiding uitvoering (investeringsbesluit of afsprakenbrief) 56.000 so | | ke i 210.000 Lj n verkenning 10.000 Streefgetal 135.000 150.000 LL | PN 100.000 149.000 100.000 100.000 | 22.000 | 70.000 | 156.000 127.000 50.000 86.000 40.000 AR EEN 20.000 40.000 20.000 10.000 mn | Kr 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 Zuidas ArenAPoort Sloterdijk Amstelstation Amstel II Noord Grafiek 9. Streefgetallen en verwachte opleveringen (in m? bvo). Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020) MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 8 % Monitoring Ontwikkeling kantorenvoorraad Oplevering en onttrekking De kantorenvoorraad per 1 januari 2020 is 7,05 miljoen In 2019 is er circa 193.000 m? kantoorruimte m?. Een jaar eerder was de voorraad 6,98 miljoen m2; opgeleverd. Dit is aanzienlijk meer dan in 2018, de voorraad is in 2019 gegroeid met circa 63.000 m?. toen er circa 103.000 m? werd opgeleverd. De groei van de voorraad die in 2018 is ingezet, heeft In 2019 is 130.000 m? aan kantoorruimte tijdelijk of zich het afgelopen jaar verder doorgezet. definitief onttrokken. 7.600.000 en 7.500.000 (Las an 7.400.000 ds KE ES 7.300.000 Gj TT En 7.200.000 z le af TL IEEE ms … 7.100.000 Te ie nt 7.000.000 TIL, Te _ 006 iik TL olst te Ek Er 6.900.000 BT onbe KL oen RL En de ge self ET el dele E KAn 23 TEE SI lj [ Hit AT slaa E s TU nnn See AN: 1.300.000 ii nel Be Fet eer “oo pee + Te A WEE Pf 1.200.000 zn 1.100.000 Pr ME 1.000.000 . . 900.000 Foto 2. Moermansk 400 en 500 (opgeleverde nieuwbouw in 2019) 800.000 700.000 600.000 600.000 500.000 300.000 193.000 400.000 200.000 100.000 300.000 0 -100.000 200.000 200.000 -130.000 100.000 -300.000 63.000 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 0 5.600 m— Kantorenvoorraad 100.000 mmm Kantorenleegstand (zie pagina 9) -200.000 „156.000 nn Opleveringen 8 S S S © S S $ S S & 8 $ 8 8 s 8 & & $ nn Onttrekkingen Grafiek 10. Ontwikkeling kantorenvoorraad (in m? bvo). Grafiek 11. Kantorenvoorraad, leegstand, opleveringen en onttrekkingen Bron: Kantorenmonitor BV en projectplanningen (in m? bvo). Bron: Kantorenmonitor BV en projectplanningen Kantorenvoorraad per gebied Transformatie In 2019 is circa 70.000 m? kantoorruimte definitief Sloterdijk onttrokken voor transformatie, steeds meer door sloop- Amstelstation nieuwbouw en voornamelijk met een functiewijziging ì 3% . . EN n % naar wonen. Een jaar eerder werd er circa 97.000 m? nn Dn TT kantoorruimte getransformeerd. / _ _ ay a \ en ll | Noord \ n est Centrum e Dad Ie er 19,5% 4% E A Oost U EA N | PE , EN LL} 22% IJ | gs jk A 0,5% eN lang ES | B, . í Ü Dí a, nl ! ! Atie lerend a j kels a ! | WK 4 Riekerpolder LA 71% 2% | \ Á Zuidas ! / 12% En ArenAPoor: 2018 2019 Amstel III 9% En wonen HE hotel En detailhandel kinderopvang overige Kaart 5. Aandeel kantorenvoorraad per stadsdeel of kantorenlocatie op de totale Amsterdamse kantorenvoorraad van circa 7,05 miljoen m? bvo Grafiek 12. Transformatie kantoorruimte in 2018 en 2019 naar functie- (peildatum 1 januari 2020). Bron: Kantorenmonitor BV wijziging. Bron: Kantorenmonitor BV en projectplanningen 9 X% Toekomstbestendige kantoren Energielabels Vanaf 1 januari 2023 geldt conform het Bouwbesluit de De kaart linksonder laat zien dat de kantoren met verplichting voor alle kantoren (groter dan 100 m2) om een zeer goed energielabel (A+ of hoger) vooral in energielabel C of hoger te hebben (Energie-Index van de afgelopen paar jaar zijn gerealiseerd. De kaart 1,3 of beter). Dit geldt niet voor kantoren die binnen 2 rechtsonder maakt duidelijk dat er voor de hele stad jaar worden gesloopt, getransformeerd of onteigend. nog een opgave ligt om de kantoren van betere Op 1 januari 2020 had 67% van de kantoren in energielabels te voorzien. Amsterdam een energielabel van C of hoger. Op 1 mei 2019 was dit nog 64%. Van de Nederlandse In het kader van het Energieakkoord zijn afspraken kantorenvoorraad voldeed 56% eind 2018 aan de gemaakt om te komen tot een energieneutrale toekomstige eis (bron: Kadaster). Sinds 1 mei 2019 gebouwde omgeving in 2050. Een tussenstap is de is van 396 kantoren het energielabel geregistreerd. ambitie dat alle gebouwen in 2030 gemiddeld ten Hiervan heeft 90% een label C of hoger. minste label A hebben. nun EE 1,5% 41,7% 8,7% 15,2% 6,5% 4,9% 49% 16,7% de. f 5 e . . . DER . si 5 ®, 8 . en : „ - Je 8 es res le . " ad a e ., 2 £é 8 en DE] bn Res „À Ets Koe . tie . ek he … ER en Se, s ee Á. es Ker” . * dr . 6 . Tk « . Ee soe ER .s vel = t nv iNA er 4 EA mee en seg ie ve, 5 Oe it Ai ge Ee sien inlet, Te pk een ee tet, MD DN Ee * 4. „tee Pee kee rj ele td be Ir serre gt en et … ° ete vetpe Wi is te Ee En « es ASS er el et tn Bee rt ON teen e eehe eet, , ee Oet il AZ De . f. SAN rt AIA vn zits dn D, Nr Kh 18: - ief 5 = ' nl Oe Bea AE 4 "er pr 8 Eee $ Ter Se eme *:8* te 8 sg … A oe RE. ien Re ee Ae % Ae te. bh Set B Atttt À mm ' \ vS B D . À m-- te mn: ie m-- JE m- 5 en ed m- AE, m - Ô DV aden . / Ae ij zet Heen) Ì zee g s : ee Kaart 6. Energielabels kantoorgebouwen in Amsterdam. Bron: RVO energielabels utiliteitsbouw met kantoorfunctie (peildatum 1 januari 2020). NB. De bron bevat informatie over 4.003 kantoren. MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 10
Onderzoeksrapport
10
val
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 424 Publicatiedatum 20 juni 2014 Ingekomen onder A Ingekomen op woensdag 11 juni 2014 Behandeld op woensdag 11 juni 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Timman, mevrouw Poot en mevrouw Van der Pligt inzake de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam (voorgestelde dekking voor de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam (Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 396); Constaterende dat: — erin 2013 een overbesteding is van € 1,5 miljoen op het onderdeel Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA); — tevens wordt voorgesteld om in de nieuw in te stellen reserve centralisatie onderwijs, € 1,9 miljoen te reserveren om de kosten te dekken voor het programma KBA in 2014; Overwegende dat:: — de KBA de Amsterdamse scholen heeft aangespoord de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en dat het aantal zwakke scholen de afgelopen jaren al flink is teruggedrongen; — kwaliteitsverbetering op basisscholen vanuit de organisatie en de leraar zelf gedragen moet worden, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: het in de reserve centralisatie onderwijs bedoelde bedrag van € 1,9 miljoen niet aan te wenden ter dekking van nieuwe verplichtingen binnen de huidige KBA. De leden van de gemeenteraad, D. Timman M.C.G. Poot M.M. van der Pligt 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad X Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1124 Behandeld op 30 september 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Timman inzake Transitievisie warmte (Betrek het Amsterdamse onderwijs bij de Transitievisie warmte) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Transitievisie warmte (hierna: Tvw), de nota van beantwoording op de inspraakreacties en de adviezen van de stadsdelen. Overwegende dat: = De energietransitie naast een technische- ook een sociale- en maatschappelijke transformatie is; = Het finaal doel van deze transitie is de leefbaarheid van de aarde veilig te stellen voor de komende generaties; 1" De toekomstige generaties dus direct belanghebbenden zijn bij deze transformatie; = Onderwijs, kennis opdoen en innovatie belangrijke factoren zijn in het slagen van de energietransitie Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Het Amsterdamse onderwijs integraal te betrekken bij de energietransitie en onderwijsinstellingen op te nemen in de Green New Deal; 2. Bij deze energietransitie de uitvoering van de Green New Deal te betrekken, zodat jongeren worden gestimuleerd om te kiezen voor de richting Techniek en het MBO-onderwijs goed aansluit op de veranderende behoefte aan arbeidskrachten als gevolg van de klimaat- en duurzaamheidsambities. 3. Tevens het netwerk van onderwijs, overheid en brancheorganisaties in de bouw en techniek te betrekken met als doel de zij-instroom richting bouw en techniek specifiek voor beroepen gerelateerd aan de klimaat- en duurzaamheidsambities te stimuleren en faciliteren. Het lid van de gemeenteraad D. Timman 1
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam Stadsdeelcommissie Oost Voordracht en besluit SC Registratienummer Z-18-40625 / INT-18-14235 Afdeling Bestuur en Organisatie Onderwerp Reglement van Orde Datum stadsdeelcommissie 10 april 2018 Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Joep Timmermans 020 253 BOOG [email protected] *ZOO4621DEGA* Pagina 1 van4 De stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost, Gelet op artikel 29 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam; Besluit vast te stellen het Reglement van orde voor vergaderingen van de stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost, besluit vast te stellen het: Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost Artikel 1. Begripsomschrijvingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. verordening: de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam; b. voorzitter: voorzitter van de stadsdeelcommissie of diens plaatsvervanger bedoeld in artikel 32 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam; c. _commissiesecretaris: de secretaris als bedoeld in artikel 34 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam; d. schriftelijk: op papier of digitaal; e. dagelijks bestuur: bestuurscommissie als bedoeld in artikel 2 van de verordening op het lokaal bestuur. Artikel 2. De voorzitter 1. De stadsdeelcommissie besluit hoe het voorzitterschap wordt ingevuld. Varianten kunnen zijn: per vergadering roulerend voorzitterschap; voorzitterschap voor een bepaalde periode; voorzitterschap voor een onbepaalde periode. 2. De stadsdeelcommissie kiest uit zijn midden een voorzitter. 3. De voorzitter is belast met het leiden van de vergaderingen en het doen naleven van dit reglement. Artikel 3. De commissiesecretaris 1. De commissiesecretaris is aanwezig bij vergaderingen. 2. De commissiesecretaris kan zich laten vervangen door een plaatsvervanger. Artikel ,. Beëdiging nieuwe commissieleden 1. Bij de benoeming van nieuwe leden stelt de stadsdeelcommissie uit zijn midden een commissie in bestaande uit drie leden. 2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en brengt advies vit aan de stadsdeelcommissie over de toelating van de nieuw te benoemen leden. Artikel 5. Vergaderingen van de stadsdeelcommissie 1. Ten minste twee keer per maand schrijft het dagelijks bestuur een vergadering uit tussen stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur. Deze vergaderingen zijn openbaar. 2. Naast de vergaderingen uit het eerste lid kan de stadsdeelcommissie zelf vergaderingen uitschrijven. De stadsdeelcommissie kan ervoor kiezen om dit reglement niet van toepassing te verklaren op deze vergaderingen. 3. Op andere bijeenkomsten van de stadsdeelcommissie is dit reglement van orde niet van toepassing (bijvoorbeeld buurtavonden, werkbezoeken en themabijeenkomsten). Artikel 6. Agenda van de vergadering 1. Leden van de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur dienen agendapunten schriftelijk in bij de voorzitter en commissiesecretaris. 2. Deze agendapunten worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst, tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. 3. De voorlopige agenda en daarbij behorende stukken worden 7 dagen voor de Pagina 2 van 4 vergadering gepubliceerd op de website van de gemeente. 4. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter tot 48 vur voor de vergadering een aanvullende agenda opstellen en daarbij behorende stukken publiceren. 5. _Alsop documenten op grond van artikel 86 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze documenten niet gepubliceerd op de website van de gemeente. De commissiesecretaris verleent leden op verzoek inzage in deze documenten. Artikel 7. Orde van de vergadering 1. Bij aanvang van de vergadering stelt de stadsdeelcommissie de agenda vast. 2. De commissiesecretaris houdt de presentielijst van de vergadering bij. 3. Aanwezigen die geen lid zijn van de stadsdeelcommissie kunnen deelnemen aan de discussie, tenzij de stadsdeelcommissie anders beslist. Artikel 8. Beslissing 1. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is besproken, tenzij de stadsdeelcommissie anders beslist. 2. De voorzitter formuleert het voorstel voor het uit te brengen advies en vraagt de leden of zij stemming verlangen. Indien geen van de leden stemming verlangt, is het voorstel zonder stemming aangenomen. 3. Deleden stemmen door hun hand op te steken. 4. Eenlid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Artikel g. Stemming over personen 1. Voor een beslissing over personen wordt de meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht. 2. De aanwezige leden zijn verplicht een stembriefje bij de commissiesecretaris in te leveren. 3. Indien geen van de kandidaten bij de stemming de meerderheid behaalt, wordt een tweede stemming gehouden tussen de twee kandidaten die in de eerste ronde de meeste stemmen hebben behaald. 4. Staken de stemmen bij de tweede stemming, dan wordt er geloot. Artikel 10. Besluitenlijst 1. De commissiesecretaris stelt de besluitenlijst op van de vergadering. 2. Een besluitenlijst bevat in ieder geval de namen van de aanwezige leden en een vermelding van de vastgestelde adviezen. 3. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de website waarop de vergaderstukken worden gepubliceerd. Artikel 12. Ingekomen stukken 1. Bij de stadsdeelcommissie ingekomen stukken worden gepubliceerd op de website waarop de vergaderstukken worden gepubliceerd. 2. De voorzitter legt een afdoeningsvoorstel aan de stadsdeelcommissie voor. Artikel 13. Besloten vergaderingen 1. Op besloten vergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter. 2. Besluitenlijsten van besloten vergaderingen worden niet openbaar gemaakt, maar uitsluitend voor de leden ter inzage gelegd bij de commissiesecretaris. Artikel 14. Geluid- en beeldregistraties Degenen die van een vergadering geluid of beeldregistraties willen maken, delen dit mee aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen. Artikel 15. Uitleg reglement In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de stadsdeelcommissie op voorstel van de voorzitter. Pagina 3 van 4 Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Dit reglement treedt in werking op 10 april 2018 2. Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de stadsdeelcommissie van het stadsdeel Oost. Ondertekening De stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost, secretaris voorzitter Pagina 4 van 4
Besluit
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 493 Publicatiedatum 17 mei 2019 Ingekomen onder AA Ingekomen op donderdag 9 mei 2019 Behandeld op donderdag 9 mei 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Bloemberg-lssa, Naoum Néhmé, Ceder, Kilig, Simons en Boomsma inzake het Vergunningenbeleid Wabo 2e helft 2018-2019 (informatie over omgevingsvergunningen direct digitaal inzichtbaar) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Vergunningenbeleid Wabo 2e helft 2018-2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 431). Constaterende dat: — het van groot belang is dat omwonenden tijdig en gemakkelijk informatie rondom omgevingsvergunningen kunnen inzien om te weten welke plannen er zijn in hun omgeving. Overwegende dat: — er ontevredenheid is bij Amsterdammers over de toegankelijkheid van informatie over besluiten op omgevingsvergunningen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: omgevingsvergunningen en bijbehorende documenten direct te publiceren op de website zodat deze direct inzichtelijk zijn en niet opgevraagd hoeven te worden. De leden van de gemeenteraad J.F. Bloemberg-lssa H. Naoum Néhmé D.G.M. Ceder A. Kilig S.H. Simons D.T. Boomsma 1
Motie
1
discard
VN2023-021147 Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit Kunst en Cultuur x Gemeente bras . . . FKD en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol), % Amsterdam en en Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening, % Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale media, ICT en digitale stad, Evenementen Voordracht voor de Commissie FKD van 23 november 2023 Portefeuille Tekkkennisdiertiindusief Buurtmedia) Agendapunt 9 Datum besluit NVT Onderwerp Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de verschillende stappen in het aanwijzingsproces van een lokale publieke omroep De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van bijgaande raadsinformatiebrief over de verschillende stappen in het aanwijzingsproces van een lokale publieke omroep, de rol en taak van de gemeente en een bijgestelde planning en in de bijlage de nota Aanwijzing lokale publieke omroep concessieperiode 2024-2029 Wettelijke grondslag Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. Art 169 Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3). Bestuurlijke achtergrond Op grond van de Mediawet (2008) wijst het Commissariaat elke vijf jaar de lokale publieke omroep aan op advies van de gemeenteraad. Op 7 maart 2023 heeft het Commissariaat voor de Media de procedure opengesteld om voor de nieuwe concessieperiode (2024-2029) een lokale publieke omroep voor de gemeente Amsterdam aan te wijzen. Op 20 september jl. bent v geïnformeerd door het Commissariaat over de ingediende aanvraag voor een lokale publieke omroep voor de gemeente Amsterdam Bijgaande brief is v reeds via de dagmail van 6 november 2023 toegezonden Reden bespreking NVT Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.9 1 VN2023-021147 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit F K D K I msterdam unst en Cultuur % en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol), Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening, Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale media, ICT en digitale stad, Evenementen Voordracht voor de Commissie FKD van 23 november 2023 Aeykennisneming Geheimhouding NVT Uitgenodigde andere raadscommissies NVT Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? nee Welke stukken treft v aan? Meegestuurd Registratienr. | Naam AD2023-072442 Commissie FKD Voordracht (pdf) Nota Aanwijzing lokale publieke omroep concessieperiode 2024-2029.pdf AD2023-082571 (pdf) RIB_Aanwijzingsprocedure van een lokale publieke omroep voor de AD2023-082711 gemeente Amsterdam.pdf (pdf) Ter Inzage | Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) EZC, Kunst en Cultuur, Merel Oord, Beleidsadviseur Lokale Media [email protected] Gegenereerd: vl.9 2
Voordracht
2
discard
VN2021-004788 issi itei thor X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW % Amsterdam Voordracht voor de Commissie MLW van 25 maart 2021 Ter kennisneming Portefeuille Handhaving en Toezicht Agendapunt 1/7 Datum besluit n.v.t. n.v.t. Onderwerp Kennisneming beantwoording Motie 1713 van raadslid Vroege D66 getiteld: scannen foutparkeerders De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de antwoordbrief van de burgemeester op de motie scannen foutparkeerders. Wettelijke grondslag Artikel 180 gemeentewet. Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de gemeenteraad van 7 november 2019 heeft uw raad bij de behandelingvan de begroting 2020 motie 1713 van raadslid Vroege van D66 aangenomen, waarin het collegegevraagd wordt om te onderzoeken of het mogelijk is om ook buiten de straten en tijdstippen metbetaald parkeren scanauto's in te zetten op foutparkeren. Reden bespreking n.v.t. Uitkomsten extern advies n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies Motie scannen foutparkerders ook aangeboden ter kennis name aan de commissie Algemene Zaken. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.5 1 VN2021-004788 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water thor % Amsterdam % Voordracht voor de Commissie MLW van 25 maart 2021 Ter kennisneming AD2021-017187 1713.19 motie Vroege.pdf (pdf) AD2021-017188 2020 12 10 beantwoording motie Vroege nr 1713.pdf (pdf) AD2021-017183 Commissie MLW Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Roelof Seinen, o6 1093 6790, [email protected] Gegenereerd: vl.5 2
Voordracht
2
train
Agenda van de Raadscommissie Algemene Zaken van 24 juni 2013 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie Algemene Zaken Datum: maandag 24 juni 2013 Aanvang: 13:30 uur tot 17:30 uur Locatie: De Rooszaal (0239), stadhuis 1. Opening 2. Mededelingen 3. Expertmeeting Aanbestedingsbeleid en opdrachtgeverschap 1
Agenda
1
discard
A4 | : | | Ì IR ® A Nn m > 4E N : | Í RE ES « JS ‘ 8 7 en « k fi = . | 4 AEN / DW 4. A A | sl Ep =S max. 2 , 7 \ zl RE: EN zE . 4 fd | hi ° Ten | hi | Vervoerregio Amsterdam Voorwoord PM Inhoudsopgave Een nieuwe koers 4 Richting geven aan ambities 4 Status 4 Leeswijzer 4 Veranderingen in de mobiliteit 6 Groei van de bevolking, economie en toerisme 6 Technologische veranderingen rond mobiliteit 6 Van aanbod naar vraaggericht vervoer 7 Toenemende druk op de mobiliteitsnetwerken 7 Reisbeleving belangrijker 8 Stijging van het aantal verkeersgewonden 8 Duurzaamheid 8 Veranderende rol van de overheid 9 Conclusie 9 Vijf strategische opgaven voor de vervoerregio Amsterdam 10 Strategische opgave 1: van modaliteit naar mobiliteit 10 Strategische opgave 2: naar een CO» - neutraal mobiliteitsysteem 12 Strategische opgave 3: veilig en prettig van deur tot deur 13 Strategische opgave 4: mobiliteit en omgeving passen bij elkaar 15 Strategische opgave 5: nabijheid van dagelijkse activiteiten 17 Mobiliteit per gebied 20 Van beleidskader naar uitwerking 22 Werkwijze van de Vervoervoerregio 22 Rollen van de Vervoerregio 24 Hoe wordt het beleidskader toegepast in de activiteiten van de Vervoerregio? 25 E I | De Vervoerregio Amsterdam verbindt gemeenten en werkt aan een regio waar mensen vlot hun bestemming bereiken. De gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad vormen samen de Vervoerregio Amsterdam. Deze vijftien gemeenten hebben tijdens de Regioraad van 16 december 2016 de Strategische Visie Mobiliteit vastgesteld. Daarin zijn drie ambities en vijf strategische opgaven vastgelegd, die als uitgangspunt dienen voor alle activiteiten van de Vervoerregio in de komende jaren: AMBITIES st AES ZEN) A «, e \ sd p . . “Mt eo, Ze e le PN an é * 8 Economische en sociale Leefkwaliteit Duurzaamheid ontwikkeling RICHTING GEVEN AAN AMBITIES Het Beleidskader Mobiliteit gaat over het beleid dat we met elkaar nodig hebben om deze ambities te realiseren. Wat gaan we doen, waar gaan we wat doen en hoe gaan we dat doen? Dit wordt aangegeven op basis van actuele ontwikkelingen zoals de veranderende mobiliteit en de duurzaam- heidsopgave. De concrete vertaling van dit Beleidskader vindt vervolgens plaats in de concessies, projecten, investeringsagenda’s, uitvoeringsplannen en monitorings- programma’s. Het Beleidskader kan daarbij worden gebruikt als leidraad voor prioritering, fasering en financiering van projecten. In de investeringsagenda’s worden indicatoren geconcretiseerd, samen met onze partners. Het uiteindelijke doel van het beleid is richting geven, ambities waarmaken en inspelen op de veranderingen binnen de wettelijke taken van de Vervoerregio. We blijven investeren In een goede bereikbaarheid. Wel veranderen de criteria en komen er andere accenten. We respecteren daarbij de afspraken met onze partners over de lopende projecten. Ook blijven we samenwerken met de MRA- partners en het Rijk. Met deze nieuwe koers houden we de regio Amsterdam economisch sterk en aantrekkelijk voor haar inwoners en bezoekers. 4 Beemster Edam-Volendam (EE ee Zaanstad Waterland Amsterdam Haarlemmermeer od STATUS ne - De inhoudelijke basis van de Strategische Visie Mobiliteit à . « Hiká ii nanne wordt door de Provincie Noord-Holland en de gemeenten ) e overgenomen In de Omgevingsvisies. Zolang de Planwet Verkeer en Vervoer geldt, heeft dit Beleidskader de status van een Regionaal Verkeer- en Vervoerplan. Als de Omgevingswet van kracht wordt, geldt het Beleidskader als het door de Regioraad vastgestelde kader om de BDU- gelden te besteden en de beschikbare capaciteit in te zetten. BELEIDSKADER LEESWIJZER OO In hoofdstuk twee worden de belangrijkste ontwikkelingen PROJECTEN beschreven en waarom het noodzakelijk is om ons beleid MONITORINGSPROGRAMMA’S aan te passen. Dit wordt in hoofdstuk drie vertaald naar de vijf strategische regionale opgaven, onze inzet en ambitie. “a In hoofdstuk vier wordt specifiek ingegaan op de gebieds- Se typen en op welke wijze het beleid afgestemd wordt op ’ deze verschillende gebieden. Tot slot wordt in hoofdstuk „ 7 } EN vijf ingegaan op de werkwijze van de Vervoerregio. « en = es 1 MR. Î ee Vier Se 5 Veranderingen in de mobiliteit In dit hoofdstuk worden de verschillende ontwikkelingen beschreven die van invloed zijn op de noodzaak om het beleid van de Vervoerregio aan te scherpen. GROEI VAN DE BEVOLKING, ECONOMIE EN TOERISME De vervoerregio Amsterdam groeit, de economie trekt aan en de regio is zeer aantrekkelijk om in te wonen, te werken en te verblijven. Zo groeit het aantal inwoners in de vervoer- regio van 1,51 miljoen in 2017 naar 1,8 miljoen inwoners in 2040 (circa 9,3%). In de vervoerregio staan op dit moment 718.608 woningen? Net als het aantal Inwoners neemt dit aantal toe, alleen al de gemeente Amsterdam heeft op middellange termijn (2025) behoefte aan meer dan 50.000 nieuwe woningen. Door onder andere de aantrekkende economie en de groei van Schiphol met 2% tot 3% per jaar groeit het aantal arbeidsplaatsen. Ook groeit het aantal toeristen (>7,8% landelijke groei in 2015°) waarvan er veel de regio bezoeken. TECHNOLOGISCHE VERANDERINGEN ROND MOBILITEIT AS 0 Een belangrijke trend is de opkomst van nieuwe ICT-toe- passingen, die het mogelijk maken om vraag en aanbod van allerlei diensten directer aan elkaar te koppelen en slimmer te organiseren. De toenemende beschikbaarheid van data zorgt voor meer real-time informatie en betere voor- spellingen. Daardoor kan er steeds beter op bepaalde ontwikkelingen worden ingespeeld. De digitalisering van de mobiliteit, Smart Mobility, zorgt voor nieuwe mogelijkheden zoals betere benutting van de capaciteit van de wegen en veiliger rijgedrag. Voertuigen kunnen op termijn steeds meer taken zelfstandig uitvoeren. De Vervoerregio speelt hierop in. 1. CBS, publicatie Amsterdam in cijfers 2017 2. CBS, publicatie Amsterdam in cijfers 2017 3. NBTC Holland Marketing 2016 6 VAN AANBOD NAAR VRAAGGERICHT VERVOER f De scheidslijn tussen de traditionele vervoerwijzen auto, openbaar vervoer en fiets vervaagt door de opkomst van ‘Mobility as a Service’ (MaaS). Daarbij nemen gebruikers 8 diensten af van mobiliteitsaanbieders en kiezen per reis de combinatie van vervoerwijzen met de meeste voordelen. Naar verwachting verschuift het zwaartepunt van aanbod- gericht naar vraaggericht vervoer, en van bezit naar delen van vervoermiddelen. Knooppunten, de plekken waar vervoerwijzen en reizigers bij elkaar komen, krijgen daardoor een steeds belangrijkere rol In en tussen de verschillende vervoernetwerken. 5 TOENEMENDE DRUK OP DE MOBILITEITS- NETWERKEN De groei van het aantal verplaatsingen en kilometers tekent zich af in meer auto- en openbaar vervoergebruik, vooral Á/ van de trein en de metro. Het gebruik van de fiets neemt ook n LS toe, zowel In het voor- en natransport van het openbaar * vervoer als voor de lange afstanden door de populariteit van ’ de elektrische fiets. Dit zien we terug in de beschikbare „5 ‚° EO capaciteit van de verschillende netwerken. De wegen naar ‚…” ‚… , de economische centra staan regelmatig vast en het is druk _ „…*” „…” „… in het openbaar vervoer en op de fietspaden. Er wordt al „…” ……* flink geïnvesteerd in doorstromingsmaatregelen voor de „… …” 7 auto en het hoogwaardig openbaar vervoernetwerk wordt ma" uitgebreid met R-net lijnen, de Amstelveenlijn, de Uithoorn- lijn en de komst van de Noord/Zuidlijn. De groei blijft in de toekomst naar verwachting doorzetten* waardoor de urgentie voor scherpe keuzes toeneemt. Uitbreiding van de infrastructuur is niet altijd de aangewezen oplossing. 4. Venom 2016 7 BELEVING BELANGRIJKER Naast snelheid wordt ook de beleving van de reis steeds belangrijker. Een mobiliteitsnetwerk met goed voor- en natransport (lopen en fietsen), korte wachttijden, prettig LT > n wachten en goede aansluiting op fijnmazig vervoer wordt hoger gewaardeerd. Veel fietsers kiezen liever voor een langere reistijd via een aantrekkelijke autoluwe route dan Ka voor een kortere reistijd via een fietsroute langs een drukke hoofdweg’. De acceptatie door omwonenden en bezoekers van de negatieve effecten van het verkeer neemt af. A VERKEERSVEILIGHEID BLIJVEND AANDACHTSPUNT De gewenste afname van het aantal verkeersdoden stagneert. Dit aantal ligt in de vervoerregio al jaren rond de 30 per jaar. Het aantal ernstige verkeersgewonden fluctueert. Daarbij vallen de meeste ernstig gewonden onder fietsers en gemotoriseerde tweewielersé, Blijvende aandacht voor verkeersveiligheid is nodig. DUURZAAMHEID De uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen leidt wereldwijd tot klimaatproblemen, zoals extreme weersomstandigheden en de impact daarvan op stedelijke gebieden en ecosystemen. Daarnaast leiden emissies tot slechte luchtkwaliteit en gezondheidsproblemen. Dit betekent dat we moeten overschakelen van fossiele naar uitstootvrije energie. De transitie naar zero emissie wordt in de concessies in gang gezet. Voor personenauto's en met name het zware vracht- verkeer zijn nog extra inspanningen nodig. De duurzame energievoorziening is daarbij een zorgpunt. 5. Hagen, M. van, Govers, B., Robuust sturen op keuzegedrag van mobilisten. 2012 6. Vervoerregio Amsterdam, Investeringsagenda’s 2016, monitor en voortgang 8 VERANDERENDE ROL VAN DE OVERHEID Vanuit het Rijk is er steeds minder budget beschikbaar. Ten opzichte van de verwachting die er in 2006 was met betrek- king tot de ontwikkeling van de BDU vanuit de Nota Á\ Mobiliteit is de BDU-bijdrage in 2016 met 40% gedaald. al Á 8 Hierdoor moeten we anders naar de mobiliteitsopgave N | kijken. De rol van inwoners en bedrijven wordt hierin | IN prominenter. Steeds meer bereikbaarheidsinitiatieven komen van de inwoners en bedrijven zelf. Bijvoorbeeld werknemers die hun medewerkers stimuleren om buiten de spits te rijden of bedrijven die bijdragen aan projectont- wikkeling. Dit verandert de rol van de overheid en vraagt om een nadere blik op wet- en regelgeving. Samenwerking is noodzakelijk, ook rond de Omgevingswet. CONCLUSIE De groei in de vervoerregio leidt tot meer mobiliteit. Wanneer mensen zich op dezelfde manier als nu van en naar Amsterdam en in de regio blijven verplaatsen, heeft dit tot gevolg dat de bereik- baarheid, leefkwaliteit en aantrekkelijkheid van het gebied onder druk komen te staan en daarmee ook de economische ontwikkeling. Tegelijkertijd zijn er kansen om met onder andere slimme ICT-toepassingen en duurzamere voertuigen slimmer in te spelen op de groei en gebruik te maken van nieuwe ontwikkelingen. 9 Vijf strategische opgaven voor de Vervoerregio Amsterdam In dit hoofdstuk worden de vijf strategische opgaven beschreven waar de Vervoerregio de komende jaren op inzet. STRATEGISCHE OPGAVE 1: Er komt een verschuiving naar één integraal mobiliteitssysteem. De modaliteiten (vervoerwijzen) openbaar vervoer, auto, fiets en voetganger worden in samenhang bekeken. Reizen van deur tot deur gebeurt in steeds grotere mate met een combinatie van vervoerwijzen. OV, auto en fiets vullen elkaar daarbij zo goed mogelijk aan. Dit biedt kansen om, afhankelijk van het type gebied, keuzes te maken voor bepaalde vervoer- wijzen die het beste passen in de omgeving (zie hoofdstuk 4). Het uitgangspunt daarbij is: hoe stedelijker het gebied, hoe meer focus op grote stromen reizigers, op collectief vervoer, schoon, stil en beperkt vervoer of dubbel ruimtegebruik. Hier heeft de auto geen prioriteit. In een minder stedelijk gebied wordt sterker ingezet op individueel, flexibel en kleinschalig vervoer, zoals de auto, de (elektrische) fiets en doelgroepenvervoer dat op knooppunten aansluit. Collectief en gebundeld vervoer worden slim en efficiënt ingezet. Belangrijke voorwaarde voor het optimaal functioneren van dit mobiliteitssysteem is dat de verschillende verkeersnetwerken sterk met elkaar worden verbonden, zowel fysiek op knooppunten als op het gebied van data, informatie, en betaal- en abonnementsvormen. INZET VERVOERREGIO We blijven ons inzetten op het optimaliseren van het regionale fietsverkeer, het hoogwaardig openbaar vervoer (R-net), het verbeteren van de betrouwbaarheid (de kans dat de reis verloopt, zoals vooraf bedacht), reisbeleving en de doorstroming van het autoverkeer. Daarbij richten we ons op de samenhang met de ruimtelijke ordening, mobiliteitsmanagement, efficiëntere vervoerwijzen en een slimme herinrichting van de infrastructuur. Onderzocht wordt wat de effecten zijn van bestaande en mogelijke nieuwe financiële prikkels. Daarbij wordt ook het effect op verschillende doelgroepen in ogenschouw genomen. HL | Ve r en 10 Bij de afweging kijken we naar de bereikbaarheid van deur tot deur, daar waar de netwerken elkaar versterken en naar het slim combineren van modaliteiten. e Het gebruik van relevante data voor de ontwikkeling van het mobiliteitssysteem, zowel voor onderzoek als het openstellen van data voor reisinformatie of betaaldiensten. De Vervoerregio heeft hierin de rol als opdrachtgever van het openbaar vervoer, coördinator, partner of financier van bijvoorbeeld het genereren van verkeersdata en datawarehouses. e Het faciliteren van overstapvoorzieningen voor de reizigers, het makkelijker maken van overstap- pen en prettig wachten. Hier hebben ook vervoerders en wegbeheerders een belangrijke rol. e Het verbeteren van de ‘first en last mile’, (het eerste en laatste deel van een reis) samen met de wegbeheerders. Hier wordt ook gekeken naar nieuwe vormen van mobiliteit, zoals deelfiets- systemen. De Vervoerregio coördineert de inbreng van de betrokken partijen, zet vanuit de regionale opgave nieuwe initiatieven in gang en levert financiële bijdragen aan maatregelen en projecten. © De openbaar vervoerconcessies worden steeds meer mobiliteitsconcessies. Fiets, (deel) auto en vraagafhankelijk vervoer worden meer geïntegreerd en daarmee voor de reiziger gemakkelijker te gebruiken. Als opdrachtgever van het openbaar vervoer heeft de Vervoerregio hier een belang- rijke rol. De vervoerder zorgt voor de samenhang met bijvoorbeeld het doelgroepenvervoer of aanbieders van mobiliteitsdiensten. INDICATOR REISTIJD VAN DEUR TOT DEUR AMBITIE Een acceptabele en betrouwbare reistijd van deur tot deur, ongeacht de vervoerwijze. Welke reistijd we acceptabel vinden, is afhankelijk van de reisafstand en het reismotief (zie grafiek hieronder). Onder betrouwbaarheid verstaan we een maximale spreidingsfactor van 1,2 uit het MIRT onderzoek Stedelijke Bereikbaarheid. (De spreidingsfactor is gedefinieerd als: (reistijd + standaard deviatie)/ reistijd.) Dit houdt in dat op een reis van gemiddeld 30 minuten, we maximaal 6 minuten afwijking accepteren. In de grafiek is als voorbeeld voor drie REISTIJD VAN DEUR TOT DEUR verschillende reismotieven aangegeven hoe » de acceptabele reistijd afhankelijk is van de ee woon-werk reisafstand. We accepteren voor bezoekers oo — onderwijs dus een hogere reistijd en voor onderwijs 2 50 7 — bezoekers gerelateerde verplaatsingen is de korte £ 5 afstand het belangrijkste. Voor een 5 woon-werkreis van 25 kilometer is de 7 acceptabele reistijd bijvoorbeeld 30 E20 minuten, ongeacht de mobiliteitskeuze. n 0 5 15 25 35 45 55 65 Reisafstand in kilometer 1 STRATEGISCHE OPGAVE 2: NAAR EEN CO, - NEUTRAAL MOBILITEITSYSTEEM Een grote opgave is het verminderen van de CO» uitstoot. Het toepassen van de zogenaamde trias mobilica (het verminderen van vervuilende mobiliteit, veranderen en verduurzamen) helpt om de opgave te structureren. Door compact te blijven bouwen in en rond de stedelijke gebieden en een hoge mate van functiemenging, beperken we de gemiddelde reisafstanden. Dit helpt om fietsen, lopen en het openbaar vervoer voor meer mensen tot een aantrekkelijke manier van reizen te maken. Daarnaast stimuleren we het gebruik van schone voertuigen. INZET VERVOERREGIO © Het regionaal openbaar vervoer (bus, tram en metro) wordt zero emissie. De Vervoerregio heeft hierop direct invloed als opdrachtgever van de concessies. e De Vervoerregio neemt de regie om energiesystemen op elkaar te laten aansluiten. We investeren in laadinfrastructuur op strategische locaties, zoals knooppunten die gunstig liggen ten opzichte van het energienetwerk. Daardoor kunnen de laadsystemen voor het openbaar vervoer bijvoor- beeld opengesteld worden voor het opladen van andere vervoermiddelen en zo optimaal worden benut. Hier is nader onderzoek voor nodig. © Voertuigen in de regio, waaronder personen- en vrachtauto’s, worden zero emissie en rijden indien mogelijk 100% op uitstootvrije energie. De Vervoerregio levert hier een bijdrage door: o Het stimuleren van innovatie en technologische ontwikkeling. De Vervoerregio faciliteert deze ontwikkelingen door kennis en ervaring op te doen en te delen. o De markt in staat te stellen de benodigde producten en voorzieningen aan te bieden. De Vervoerregio kan marktbelemmeringen wegnemen door samen met andere overheden te zorgen voor duidelijk en stabiel beleid en het subsidiëren en uitvoeren van pilots. e Waar dit kan wordt rondom het regionaal mobiliteitssysteem duurzame energie opgewekt en opgeslagen. In samenwerking met wegbeheerders en andere partners kan de Vervoerregio hier als regisseur of facilitator een rol bij spelen. e De Vervoerregio kijkt als financier bij het verlenen van subsidies expliciet naar duurzaamheids- maatregelen (zoals LED-verlichting of zonnepanelen) en stelt daarvoor mogelijk bijdragen beschikbaar. e Nader onderzoek naar de technische mogelijkheden, het effect van bovenstaande maatregelen en de rol van de Vervoerregio is nodig. INDICATOR CO, BALANS VAN HET MOBILITEITSSYSTEEM AMBITIE Een COz-neutraal mobiliteitssysteem vanaf 2050. COz-neutraal regionaal openbaar vervoer vanaf 2030. 12 STRATEGISCHE OPGAVE 3: Reizen van deur tot deur moet veilig, prettig en vanzelfsprekend zijn. De mate van beleving van de reis, bijvoorbeeld het kunnen lezen van een boek of nog even werken, wordt steeds bepalender bij het maken van een keuze voor één of een combinatie van verschillende vervoerwijzen. Zeker nu we ons meer richten op êên mobiliteitssysteem, worden knooppunten belangrijker en wisselen reizigers gemakkelijker tussen auto, openbaar vervoer of deelfiets. Knooppunten worden steeds meer zogenaamde ‘hubs’, waar de verschillende vervoernetwerken samenkomen, evenals mobiliteitsdiensten, reisinformatieloketten of P+R's. Ook kunnen allerlei andere voorzieningen en diensten gerealiseerd worden, zoals een oplaadplek voor de elektrische fiets, een pakket ophaalpunt of vergaderlocaties. Al deze mogelijkheden dragen eraan bij dat reizigers het mobiliteitssysteem makkelijk en intuïtief kunnen gebruiken. Daarom stimuleert de Vervoerregio dat alle vervoerwijzen, mobiliteitsdiensten en aanvullende diensten zoveel mogelijk op hetzelfde (IT-) platform aansluiten, zodat data en betaalwijzen ongeacht de dienst of vervoer- wijze op een laagdrempelige manier aangeboden kunnen worden. INZET VERVOERREGIO De Vervoerregio zet zich in voor een veilig mobiliteitssysteem dat makkelijk te gebruiken is door alle reizigers. Dit doen we door: e Het vergroten van de verkeersveiligheid door het verbeteren van de infrastructuur (Duurzaam Veilig), verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding. Dit in onze rol als financier en regisseur. e Vanuit de Wet lokaal spoor erop toezien dat de veiligheid op, en de aanleg en het beheer van het lokale spoor, naar behoren wordt uitgevoerd. © Inzetten op sociale veiligheid in het openbaar vervoer. © Inzetten op de beleving van de hele reis, met aandacht voor e fr © sociale veiligheid, ketenvoorzieningen, haltes, het verbeteren van de reisinformatie en de kwaliteit van de Pi omgeving. © Zorgdragen voor een mobiliteitsnetwerk met logische knooppunten en goede voorzieningen. © Beschikbaar stellen van reisinformatie via de concessies en het stimuleren van open data van de gehele reis. Daarmee wr kunnen marktpartijen reisinformatiediensten aanbieden die aansluiten bij de behoefte van de reiziger. © Betalen voor mobiliteit wordt gemakkelijker voor de reiziger. De komende jaren worden nieuwe, laagdrempelige betaal- wijzen in het openbaar vervoer geïntroduceerd. Daarnaast krijgen MaaS aanbieders de mogelijkheid om de reiziger mobiliteit aan te bieden. 13 INDICATOR BELEVING VAN DE DEUR-TOT-DEUR REIS VOOR HET HELE REGIONALE MOBILITEITSSYSTEEM AMBITIE Het algemene gebruiksoordeel voor de van-deur-tot-deur-reis voor alle vervoerwijzen wordt minimaal gewaardeerd op een 7,5. De verschillende deelonderwerpen en definities daarvan worden nog uitgewerkt. INDICATOR AANTAL ERNSTIGE VERKEERSSLACHTOFFERS AMBITIE Reductie van het aantal verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden conform de landelijke doelstelling. Een daling van 25% in 2020 t.o.v. 2010. INDICATOR RAILVEILIGHEID AMBITIE Het hanteren van het stand-still principe (de veiligheid mag niet verslechteren) en het ARLAP principe (als op een redelijke wijze en tegen redelijke kosten significante veiligheidsverbeteringen zijn te bereiken dan moeten deze worden uitgevoerd). INDICATOR SOCIALE VEILIGHEID IN HET OPENBAAR VERVOER AMBITIE De veiligheid op haltes en in voertuigen mag niet slechter zijn dan in de openbare ruimte. 14 STRATEGISCHE OPGAVE 4: In de (metropolitaan) centrumstedelijke gebieden en de mainports zijn ruimtegebrek en ruimtelijke kwaliteit bepalende factoren voor de inrichting van het mobiliteitssysteem. In de minder stedelijke en de landelijke woon- en werkgebieden ligt dat anders. In alle situaties is het van belang dat ontwerp en inpassing van het mobiliteitssysteem en de omgeving op elkaar afgestemd worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de leefkwaliteit (onder andere met de luchtkwaliteit, stikstofoxiden en fijnstof), geluid én de kwaliteitseisen aan het mobiliteitssysteem. Afhankelijk van het gebiedstype, de vervoerwijze en het belang van de verbinding in het regionale netwerk, worden prioriteiten gesteld. In hoofdstuk vier wordt specifiek ingegaan op de vervoerkeuzes die per gebiedstype gemaakt worden. INZET VERVOERREGIO e Per gebiedstype keuzes maken tussen de vervoerwijzen waarmee een gebied het beste ontsloten kan worden (zie hoofdstuk vier) en waarmee de leefkwaliteit het meest gediend is. © Aandacht voor de ruimtelijke inpassing van de infrastructuur, zoals dubbel ruimtegebruik en het combineren van vervoerwijzen. © Integraal naar mobiliteitsoplossingen kijken, evenals naar de mogelijkheid om werk met werk te maken. B. \ NRE zg 8 NN eg nin Ï ne d B; m8 Tent get 4 é a s d Pp U dE ii Dn ne 2 S nn B \ Je { ul u - e Ì re KE Er nn CE a [foe 1 ne n 1 Cn yd (0 Ven Ni Ni fl ©. 1 wl % 5 Pe ES f En u 8 Pen nerd eze e ee Nn gp ree E 4 3 F ae zr Br 7 15 INDICATOR RUIMTEGEBRUIK MOBILITEITSSYSTEEM AMBITIE Het ruimtegebruik van het mobiliteitssysteem is efficiënt. Dit geldt zowel voor verbindingen als voor knooppunten en parkeervoorzieningen. In grootstedelijk gebied geven we de voorkeur aan vervoer dat de meeste mobiliteitswaarde heeft in relatie tot de ruimte dat het inneemt. INDICATOR INPASSING MOBILITEITSSYSTEEM AMBITIE © Omgeving en mobiliteitssysteem passen bij elkaar. e Het mobiliteitssysteem is goed ingepast in de omgeving. Dit geldt zowel voor de snelheid en de functionaliteit als voor de uitstraling en het materiaalgebruik. 16 STRATEGISCHE OPGAVE 5: De toenemende druk op de ruimte maakt het noodzakelijk om ruimtelijke plannen direct aan de mobiliteitsopgaven te koppelen. Daarbij is het van belang dat inwoners van de regio, zowel In stedelijk als in landelijk gebied, hun dagelijkse activiteiten (werk, school, winkels, sport en dergelijke) eenvoudig en snel kunnen bereiken. Verdichting, functiemenging, knooppuntontwik- keling en een goede verkeersstructuur in wijken zijn hierbij een aandachtspunt. Waar dit binnen de mogelijkheden ligt, kan de Vervoerregio de gemeenten ondersteunen. Ook wordt samengewerkt In MRA-verband. Verder is het bij ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk om bij de financiering van de mobiliteit na te gaan of andere financieringsvormen mogelijk zijn, bijvoorbeeld publiek-private samenwerking, voor zowel de aanleg van infrastructuur als voor de exploitatie en het beheer en onderhoud. © Bij het opstellen van ruimtelijke plannen werkt de Vervoerregio in een vroegtijdig stadium intensief samen met de partners en brengt haar kennis in om de plannen goed af te stemmen en de nabijheid van activiteiten en functiemenging te stimuleren. © Bij de samenwerking wordt ook vroegtijdig een link gelegd tussen de mobiliteitsopgave en de financiering. INDICATOR NABIJHEID AMBITIE Ruimtelijke ontwikkelingen dragen bij aan een efficiënter mobiliteitssysteem met behulp van verdichting, functiemenging, knooppuntontwikkeling en verkeersstructuren. Steeds meer mensen bereiken hun dagelijkse activiteiten op loop- en fietsafstand. 17 VING p GE As, DAGELIJKse „© Sy “ ® ” 4, & Cx A J > ZL È z 3 & 3 2 5 o 2 z z D Se Uijn Sl Co U\ Ë & [ad ml mi 3 CO») * ere oe, xt / > JN m Op È 9 / 5 © Ga 0 @ al > A 5 8 5 kend 4 7 = me - ZS In, pi UIR il UN Haf) UIT Nn 75 hage Algol 5 Un sss Ni ìí or Nn gn ty AEL Ì A NA ef, A í EN © ver Ne an ELERNE Na ha, ® Sg Nin SEEN 5e Ii Shy, od gef SS Na Pk \ y y üm Nh gl RNN a Sen df Nin Sil 4 z Nar Ae’ 5 KN ì f heg fi tuf Nn s” @ A ns ® < 1 d re Pap / le ® SL Te 6 NN T gid LL le a we ND # An sf Rn ES Ren ER OE ‘ << Un, es. : AN es en SZ in Kunin alge & 5, ú br Sep jd dy in see í ej SZ t an, Wen, a an we S 18 ®__ujnn wl 4 Ps , =p UN Û ait (0 p Lg 4 8 U gl gl ln SH É Un Aalt ER Rn Ì Ma Ng Co Ap í IF ld 0 ® 4 nn \ dE S N Te Ai É u ‘ A ue Nf 5 ae)! \ lee 5 BA 18 19 Mobiliteit per gebied In de Strategische Visie Mobiliteit worden vijf gebiedstypen dS a) . . . SW G onderscheiden, met elk hun eigen opgaven. In dit hoofdstuk Ni De: Ne, q . aren Nep. N À U wordt per gebiedstype de mobiliteitsopgave benoemd. tan, est SE é Nan hj RN tad Re A Wijk Un Âz Ô Nait Ait 8 * En En GEE Drek lit METROPOLITAAN CENTRUMSTEDELIJK GEBIED ch ti bo RSD 5 St Ai Dad Un « Dit zijn de binnenstad van Amsterdam en de Zuidas. Kenmerk is En Sn, Pe Á Á 9 hier het gebrek aan ruimte en de zeer hoge mobiliteitsdruk. De é SE SER Té EG. ie opgave is het realiseren van een prettig woon- en vestigings- EN NER EREN rt tn j . . e. … A N L Ld 8 : klimaat voor inwoners en bedrijven en het gastvrij ontvangen Et: UTR AEN 1 Sn van bezoekers. En Wij 1 © Vanwege het gebrek aan ruimte Inzetten op het beter NS en benutten van de aanwezige infrastructuur, een efficiënte RN Renn logistiek en stadsbevoorrading, en het stimuleren van het Een openbaar vervoer. en: © Aandacht voor de grote stromen reizigers. Naarmate de beschikbare ruimte minder groot is, zetten we meer in op het openbaar vervoer en op vervoerwijzen die minimale hinder ’ vormen voor de omgeving, zoals de fiets en de voetganger. EN ® Aanpassingen aan de verkeerscirculatie of dubbel ruimte- EF a gebruik zijn daarbij een optie. NN Tj ® . tn EE 0 Cn SBS HERPA PL KA SS wi © ot Aa 5 ji Lû SS CENTRUMSTEDELIJK GEBIED U ® u Wz - k 5 Se OO Em, is”, et De opgave voor de centrumstedelijke gebieden is het verster- A ' NN 5 ian GEN 1 ken van aantrekkelijke en multifunctionele milieus voor A ot OT en Re . . Dr Re AN NN Ô wonen, werken en voorzieningen in hoge dichtheden. In zowel he se en bijt tid oude als nieuwe centra is de verkeersdruk hoog vanwege het EN , 8 es je Stann . . h 1 En il vele herkomst- als bestemmingsverkeer en de interne SSN Ne a 5 En RR Ge verplaatsingen. Cn à iS en el u 8 Rn © Zorgen voor een goede samenhang tussen de verschillende k Mei: 8 vervoersnetwerken en de knooppunten. k An e Balans vinden tussen wonen, werken, recreêren en de verkeersstromen die deze teweeg brengen. STEDELIJK WOON- EN WERKGEBIED SN ° ee 8 Kin ® Hier Is de opgave het versterken van de vitaliteit van het Fi 4 ne Nr $ ® gebied. Mogelijkheden voor functiemenging en verdichting ps ME ui NS moeten worden benut en de interne en externe verbindingen NN Ö ii Rn bl SE moeten goed zijn. Door herstructurering kunnen voorzieningen An o ij u En Ne n S zoals winkels, basisschool, sport, gezondheidszorg en groen és an 1 ur 4 NS Ran En bf zorgen voor een aantrekkelijk leefklimaat. De nabijheid van NS d en in Es 5 8 deze voorzieningen zorgt voor een efficiënte mobiliteit. E agt En WS He a pi 8 An \ 9 N jl Dn sg EN ee tn fl ES Zer eu NN Er ’ 1 vS S, Nin 1 Den Ma: Der PLO en la an En . N 20 e De verbindingen met de andere gebieden zijn hoogwaardig, direct, hebben een vlotte doorstroming en bieden een comfortabele reis. © Meer aandacht voor de first and last mile, zoals vervoer op afroep naar knooppunten en haltes. En e Verdere verbetering van de verschillende vervoernetwerken NE B 5 De en knooppunten. Ed N « 98 SS . £ En LANDELIJK WONEN EN RECREEREN Ee Voor landelijke gebieden zijn de opgaven het beschermen van Sp Ps Ä an 8 de openheid van het landschap en het versterken van de FS er pe â 9 / vitaliteit en de leefbaarheid. Uitbreiding van het verkeers- << Zi <= Li na areaal heeft in deze gebieden al gauw een negatieve impact Kn te " n° en tiend op landschappelijke waarden. Indien nodig zoeken we dan ook Ene, W mr On OL LN vooral naar het beter benutten van de bestaande infrastruc- Rn Nn ne nn S Gn tuur en voorzieningen. nn Ne En Er Un ‘ SE Ì Dn \ 5 Door de lagere dichtheden is het autogebruik in deze Gn. E tre gebieden relatief hoog en dat van fiets en openbaar vervoer en af : lager. Door relatief weinig inwoners en lage bebouwings- Rn 8 dichtheden ligt het aanbieden van traditioneel openbaar : vervoer niet voor de hand. e Een belangrijke rol voor de fiets en de auto, in combinatie met P+R op de knooppunten. er ee e Het aanbieden van vraagafhankelijk vervoer van en naar ' & OV-haltes of knooppunten. il 5 pr es SS Ee Nd En El les ee MAINPORTS EN GREENPORT pe lk RT ef De” DS KN af In deze gebieden liggen de luchthavens, zeehavens en de Ger m4 ld d % bloemenveiling. De opgaven zijn het versterken van het 2 ne internationale vestigingsklimaat en de bereikbaarheid, evenals 5 7 het gastvrij opvangen van bezoekers. Kenmerken zijn de a internationale vervoersnetwerken over de weg en het spoor, Ea de forensenstromen en de reizigers. Het aantal werknemers en e bezoekers verschilt sterk. Gebieden met een hoog aantal bezoekers en werknemers zoals Schiphol vereisen andere oplossingen dan Westpoort met een lage arbeidsdichtheid. © Goede doorstroming van goederenvervoer. © De 24-uurs economie stelt extra eisen aan slim openbaar vervoer en sociale veiligheid. 21 Van beleidskad itwerking In dit hoofdstuk wordt de werkwijze van de Vervoerregio beschreven en de manier waarop we invulling geven aan de strategische opgaven, zoals beschreven in hoofdstuk drie. WERKWIJZE VAN DE VERVOERVOERREGIO Inno De Vervoerregio Amsterdam werkt aan het verbeteren van verbindingen en het We faciliteren slim optimaliseren van de bereikbaarheid met als ambitie de best bereikbare oplossingen voor n stedelijke regio van Nederland te worden. We werken daarbij vanuit een Sman mopEy aantal kernwaarden, die richting geven aan de strategische opgaven, bedrijfsleven. In on de uitvoering en de handelswijze van de organisatie. De onder- > bestadine ene scheidende kernwaarden zijn: verbindend, innovatief, effectief en 4 richtinggevend. 5 NN l Sr =|Ë je ST Verbindend - VERBINDEND KS Met onze expertise en ons ES netwerk helpen we gemeenten Als regisseur van het regionale verkeer en vervoer je …__en werken we aan het Dn realiseren en verbeteren van dragen we bij aan goede verbindingen, zodat mensen dur regionale verkeer- en zich per openbaar vervoer, fiets of auto snel, veilig AS vervoerverbindingen. | en comfortabel kunnen verplaatsen. Daarvoor ", bundelen we met vijftien gemeenten onze kennis en 'e, bestuurlijke kracht. 'e, We zoeken ook de verbinding met onze partners en Flexibel werken gezamenlijk aan de verbetering van het We spelen op een mobiliteitssysteem. Omdat de mobiliteits- flexibele manier in 1 op nieuwe opgave de komende jaren complexer wordt, ontwikkelingen. % WV AA wordt ook samengewerkt op andere beleids- We doen aan terreinen, zoals ruimte, economie en duurzaam- adaptieve TT . . . . planvorming. Vervoerreaic heid. Door innovaties komen er nieuwe spelers g op de markt, waar we eveneens samenwerking mee zoeken. Voorbeelden van onze samenwer- Ki kingspartners zijn: gemeenten, de partners uit &) Ri de Metropoolregio Amsterdam, de vervoerders, © Ke mobiliteitsaanbieders, het Rijk, NS, Prorail, maat- ml ° schappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennis- E | instellingen. ä Resultaatgericht We werken op efficiënte wijze Id aan resultaten voor onze % deelnemende gemeenten en de reizigers. Profes: We zijn een team v: zich inzet voor de vijftien gemeer verbeteren va bereikb 22 INNOVATIEF De Vervoerregio faciliteert relevante innovaties die een oplossing kunnen bieden voor mobiliteitsproblemen. De technologische ontwikkelingen en innovaties op het gebied van mobiliteit gaan snel, met name door de grote toename van mogelijkheden jatief op het gebied van ICT en telecommunicatie. Op het gebied van data inwin- me technologische ning en koppeling is steeds meer mogelijk. De mobiliteit gaat door deze obiliteitsproblemen ontwikkelingen veranderen en zal steeds ‘slimmer’ worden. ICT- meenen hat ontwikkelingen zorgen ook voor nieuwe vervoerconcepten waardoor ze werkwijze passen gebruikers op een andere manier met mobiliteit om kunnen nen van financiering, gaan. Als Vervoerregio faciliteren we innovatieve, slimme tract toe. . . . onkractvorming toe oplossingen en zoeken we samenwerking met nieuwe Í 1 partijen. Ook bieden we ruimte voor experimenten en z |— pilots die kunnen bijdragen aan onze opgaven. sj . > Effectief We werken resultaatgericht met een efficiënte inzet van EFFECTIEF { 9 beschikbare overheidsmiddelen. d Pun: We doen dat voor de gemeenten . . van de Vervoerregio ka houden Als Ve rvoerregio we rken we resu ltaatgericht met é daarbij scherp oog voor het een efficiënte inzet van beschikbare overheids- Kl maatschappelijk rendement. middelen. Daarbij besteden we extra aandacht . . Kh aan ‘werk met werk maken’, oftewel projecten zo Kh efficiënt mogelijk en in samenhang met andere werkzaamheden uitvoeren. Verder zoeken we Richtinggevend naar medefinanciering voor projecten, werken " We zorgen ervoor dat de we aan slimmer en duurzamer beheer en Amsterdamse regio optimaal onderhoud en bekijken we welke innovaties kan functioneren op het …. veccesceve gebied van verkeer en kostenbesparend kunnen zijn. vervoer. Daarbij houden ee we rekening met de belangen van de Amsterdam verschilende RICHTINGGEVEND gemeenten. ’, De Vervoerregio geeft richting aan de bereik- 'e, @ baarheid van de Amsterdamse regio en houdt *e, ® Ne daarbij rekening met de belangen van de J Me fl (ee verschillende gemeenten. Dit wordt onder meer Ye N pN vertaald in het opdrachtgeverschap van het Ke openbaar vervoer, het beheer van de concessies, de d . ee eN diverse investeringsagenda’s en de uitvoering van al Bestuurlijk sensitief onze programma’s en projecten. We werken aan gezamenlijke doelstellingen. We bewaken de pN democratische kwaliteit van de eN ) besluitvorming en de belangen es van zowel stad als regio. Ò sioneel Dy an professionals dat — samenwerking van ten en voor het n de regionale aarheid. 23 ROLLEN VAN DE VERVOERREGIO De Vervoerregio heeft verschillende rollen. Deze zijn: BELEIDSMAKER OPDRACHTGEVER De Vervoerregio maakt beleid op het gebied van De Vervoerregio geeft opdracht voor de uitvoering verkeer en vervoer, In afstemming met andere van het regionaal openbaar vervoer, de realisatie overheden en andere beleidsterreinen. van maatregelen en infrastructuurprojecten en geeft invulling aan de zorgplicht voor het beheer, onderhoud en aanleg van de lokale railinfra- structuur vanuit de Wet lokaal spoor. FINANCIER BELANGENBEHARTIGER De Vervoerregio levert een financiële bijdrage aan De Vervoerregio vertegenwoordigt de belangen van projecten die aantoonbaar op kosteneffectieve het verkeer en vervoer en van de Amsterdamse wijze bijdragen aan de doelstellingen van de regio aan de verschillende overlegtafels. Vervoerregio en de kwaliteitseisen uit het Beleidskader Mobiliteit. REGISSEUR FACILITATOR De Vervoerregio brengt partijen bij elkaar om De Vervoerregio deelt kennis en informatie met regionale verkeer en vervoeropgaven op te betrokken partijen om ontwikkeling op het pakken. Dat gebeurt onder meer door het gebied van verkeer en vervoer mogelijk te initiëren en trekken van verkenningen en maken. planstudies voor regionale infrastructuur- projecten en bereikbaarheidsmaatregelen, het delen van kennis en ervaring om vernieuwing en innovatie te stimuleren en het coördineren van de regionale plannen richting het Rijk. 24 HOE WORDT HET BELEIDSKADER TOEGEPAST IN DE ACTIVITEITEN VAN DE VERVOERREGIO? De strategische opgaven uit hoofdstuk drie en de beleidsuitgangspunten worden in samenhang vertaald naar maatregelen en projecten in de verschillende programma’s van de Vervoerregio Amsterdam. De beleidsuitgangspunten bieden de basis voor: e De nieuwe openbaar vervoerconcessies, waarbij aandacht is voor de hele reis en de duurzaam- heidsopgave. @ De nieuwe investeringsagenda’s of gebiedsagenda'’s, waar maatregelen In samenhang bekeken worden. Hiervoor wordt ook bezien of de huidige toetsingscriteria nog volstaan. Voor vaststelling hiervan worden de reguliere procedures gevolgd. © De convenanten en afspraken over het beheer, onderhoud en activa. VERTALING VAN BELEID NAAR MIDDELEN Visie STRATEGISCHE VISIE MOBILITEIT JURIDISCH: Verordening BDU Infrastructuur 1 1 1 1 Beleid BELEIDSKADER MOBILITEIT PROCEDURE: Spelregels Projecten es , Se ® 1 ’ « « : id << “ » \ ah Yv Uitwerking beleidskader OV/MOBILITEITS- BEHEER EN ONDERHOUD INVESTERINGS- op tactisch en CONCESSIES RAILINFRASTRUCTUUR PROGRAMMA'S operationeel niveau MEERJARIG VERVANGINGS- eel ND Ï I I Integrale afweging PROGRAMMABEGROTING inzet en investeringen Dit is een cyclisch proces: we toetsen aan de doelen en ambities uit het Beleidskader en sturen waar nodig bij. 25 UITWERKING IN VERSCHILLENDE PROGRAMMA'S Sommige thema's en opgaven worden nader uitgewerkt in programma’s en visies, waaronder: e Het transitieprogramma voor Zero-Emissie mobiliteit, inclusief de duurzame energievoorziening. © Samen met het Rijk en de MRA-partners werken we aan een schaalsprong voor het openbaar vervoer. Daarbij wordt vanuit het totale mobiliteitssysteem gekeken naar alle netwerken en voorstellen voor verbetering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (zowel bus, light rail als trein). © Het programma Smart Mobility, waar de kansen door ICT oplossingen en innovaties vertaald worden naar concrete opgaven. @ De mate waarin openbaar vervoer en vraagafhankelijk vervoer beter geïntegreerd kunnen worden. MONITORING EN ONDERZOEK Binnen de Vervoerregio wordt gewerkt aan het efficiënt, trans- parant, toegankelijk, gecoördineerd en vraaggericht inrichten en ontsluiten van alle regionale mobiliteitsgegevens. De uitkomsten van de verschillende onderzoeken en monitoringsprogramma’s worden gebruikt om de werkzaamheden continu te verbeteren. Û VERORDENING WP2000 == De basis voor de subsidies voor de concessies en de convenanten —— BORI, Strategische Activa GVB en de OV-gerelateerde projecten is de Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000 en Convenant MVP metro. SPELREGELS PROJECTEN = Op basis van het Beleidskader Mobiliteit, worden de criteria voor TT de inzet van de Vervoerregio voor de realisatie van maatregelen Te en projecten bijgesteld. De procedure om de inzet van de Vervoerregio te bepalen, is vastgelegd in de Spelregels Projecten (werkwijze Sneller naar een Beter Resultaat). De Spelregels Projecten gaan over de projectfasering, planning, financiële bijdragen, organisatie en de samenwerking met de partners in de regio. Dit is juridisch vastgelegd in de subsidieverordening BDU Infrastructuur. 26 COLOFON Vormgeving & illustratie: ZTIENI Fotografie: Wiebke Wilting
Onderzoeksrapport
27
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1111 Publicatiedatum 4 oktober 2017 Ingekomen onder AH Ingekomen op woensdag 27 september 2017 Behandeld op woensdag 27 september 2017 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de leden Geenen en Nuijens inzake de Investeringsnota Sluisbuurt (eeuwig middensegment). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1047). Overwegende dat: — Erook over 25 jaar nog een middensegment nodig is in Amsterdam. Besluit: Toe te voegen aan het raadsbesluit, als besluit na besluit 4c: “Alle in het middensegment te realiseren huurwoningen in de Sluisbuurt komen onder tendervoorwaarden te vallen waarbij deze woningen voor eeuwig tot het middensegment behoren.” En verzoekt het college de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan te passen. De leden van de gemeenteraad T.A.J. Geenen J.W. Nuijens 1
Motie
1
discard
Xx Gemeente Amsterdam RO % Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) % Agenda, woensdag 25 maart 2015 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Tijd 13.30 uur tot 17.00 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur Locatie De Rooszaal, 0239, stadhuis Algemeen 1 __ Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie RO d.d. 4 maart 2015 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieRO@raadsgriffie. amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren. Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Agenda, woensdag 25 maart 2015 6 _Tkn-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag MIDDAGDEEL Ruimtelijke Ordening 11 Notitie over J.P. Heijestraat inzake het Piet Hein project t.b.v. commissie RO Nr. BD2015-003747 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Deleden van de Raadscommissie voor Wonen zijn hierbij uitgenodigd. , Een vertegenwoordiger van het bestuur van het stadsdeel West is bij de bespreking uitgenodigd. 12 Initiatiefvoorstel dd 14-10-2014 getiteld: Amsterdam en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) van de raadsleden Vink (D66), Van der Ree (VVD), Bakker (SP) en Ernsting (GrLi). Nr. BD2015-003795 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de raadsleden Vink (D66), Van der Ree (VVD), Bakker (SP) en Ernsting (GrLí). e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 13. e _Na afloop van de bespreking zullen indieners aangeven of behandeling in de raad gewenst is. e _ Uitgesteld in de Commissievergaderingen van 4 februari en van 4 maart 2015. 2 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Agenda, woensdag 25 maart 2015 13 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel Amsterdam en de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam Nr. BD2015-003796 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 12, e _ Uitgesteld in de Commissievergaderingen van 4 februari en van 4 maart 2015. Grondzaken 14 Definitief Startdocument Eeuwigdurende erfpacht Nr. BD2015-003934 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 4 maart 2015. 15 Kennisnemen van Eindejaarsrapportage Fondsbeheer 2014 en vaststellen technische spelregels inzet vereveningsruimte en actuele kasstroomsaldi van de actieve grondexploitaties onder het Vereveningsfonds Nr. BD2015-002034 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 1 april 2015). 3 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Agenda, woensdag 25 maart 2015 AVONDDEEL Ruimtelijke Ordening 16 Vaststellen van het bestemmingsplan Amsteldijk 220 Nr. BD2015-001753 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 1 april 2015). e Eenniet- geanonimiseerde versie van de stukken ligt voor de commissieleden in de leeskamerraad. 17 Vaststellen van het bestemmingsplan ringweg A10 en omgeving Nr. BD2015- 002334 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 1 april 2015). 18 Vaststellen van het bestemmingsplan Food Center Amsterdam Nr. BD2015- 000981 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 1 april 2015). e Eenniet- geanonimiseerde versie van de stukken ligt voor de commissieleden in de leeskamerraad. 19 Vaststellen bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad) Nr. BD2015-002735 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 1 april 2015). 4 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Agenda, woensdag 25 maart 2015 20 Vrijgeven voor tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Eerste herziening Kop Zuidas Nr. BD2015-003793 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Abid (PvdA). e Was TKN 10 in de Commissievergadering RO van 4 maart 2015. 21 Bevoegdheid van wethouder inzake wijziging groentype in Diemerpark Nr. BD2015-003791 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Geagendeerd op verzoek van het lid Van Raan (PvdD). e Was TKN 4 in de Commissievergadering RO van 4 maart 2015. 22 Bestuursopdracht Ruimte voor de Stad - Ontwikkelstrategie Amsterdam 2025 Nr. BD2015-002393 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _Deleden van de Raadscommissie voor Infrastructuur en Duurzaamheid, alsmede de leden van de Raadscommissie voor Wonen zijn hierbij uitgenodigd. , Teruggenomen door de wethouder voor agendering op 15 april 2015. 23 Discussienota Ruimtelijke ambitie en spelregels, governance en leefbaarheid in de Schipholregio van het lid Vink (D66) Nr. BD2015-003986 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Geagendeerd op verzoek van het lid Vink (D66). e Deleden van de Raadscommissie voor Werk en Economie zijn hierbij uitgenodigd. 5
Agenda
5
val
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie X Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1 X 10 november 2020 Start om 19.30 uur Vergadering Stadsdeelcommissie Digitaal Voorzitter SDC: Sarah Biddle Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer 1. Opening 2. Actualiteiten rondom Corona 3. Mededeling 4. Vaststelling besluitenlijst SDC van 27 oktober 2020 5. Ingekomen stukkenlijst 6. Insprekers 7. Mondelinge vragen 8. Nieuw-West Forum g. Ongevraagd advies Actieplan communicatie 10. Brief verkeerssituatie Sloterweg + Ongevraagd advies Sloterweg 11. Ongevraagd advies gevolgen Corona bezuiniging OBA Nieuw-West 12. Sluiting Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via [email protected] Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
Agenda
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad x Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 200 Publicatiedatum 16 maart 2016 Ingekomen onder E Ingekomen op 9 maart 2016 Behandeld op 9 maart 2016 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Nuijens en Boutkan inzake de voortgangsrapportage Stad in Balans. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voortgangsrapportage Stad in Balans (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170). Overwegende dat: — de oprichting, inrichting en taakstelling van Amsterdam Marketing tot stand kwam — onder een totaal ander economisch gesternte; — de economische en ruimtelijke omstandigheden waarbinnen Amsterdam gemarket wordt inmiddels veranderd zijn; Voorts overwegende dat: — de toenemende druk van bezoekers op steeds grotere delen van Amsterdam de — authenticiteit en de leefbaarheid van de stad bedreigen; — Amsterdam Marketing haar activiteiten op die realiteit niet of nauwelijks lijkt te — hebben aangepast. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: niet later dan de Voorjaarsnota 2016 te komen met een visie op de vraag of het voortbestaan van Amsterdam Marketing nog gewenst is, en zo ja, wat de actuele taakstelling van Amsterdam Marketing zou moeten zijn, en welke rol zij kan spelen in het herstellen van de Balans in de Stad. De leden van de gemeenteraad J.W. Nuijens D.F. Boutkan 1
Motie
1
discard
EN ke FTE TEEN ENE A Un msterdam IPL Î Er ne î 4-5 Zj B A B i Ed WEZANNG: N LN hk a ate EN me eN IR ne ch 4 P 7 z } Nak EE 5 Dj dk kk | , Et, ef pr FE | is pe ari e, B el N ie AAE Aere jedek zis He ee AAN RT EN el RE ex co BORE Ace Ti Amt 2 | | - Seer ke De mj ij NK en ‚E fi Y N P E " LE en en Men tE Va ET EK tad, 7 SE hee si =t Ns EE | geer AE 7 or J_ 1 5. en oen gm rr 7 B f ER p- ne = gp á í hemme. ee Ni en B. es em dd | GSB Originele versie vastgesteld door het college van B en W op 6 oktober 2020 Geactualiseerde versie vastgesteld door het college van B en W op 21 maart 2023 EE Tandridge Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 4 Inleiding 3 Omgevingsmanagement en communicatie 17 1.1 Doel pilot knip Weesperstraat 4 4.1 Omgevingsmanagement 18 1.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden 4 4.2 Communicatiestrategie en -aanpak 18 1.3 Scope 4 4.3 Aandachtspunten in beeld 20 1.4 Corona 5 4.4 Initiatieven tijdens de pilot 20 1.5 Leeswijzer 6 4.5 Omgevingsprojecten (en andere raakvlakken) 20 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 5 Locatie tijdelijke knip Weesperstraat 7 Monitoring en Evaluatie 22 2.1 Knip Weesperstraat 8 5.1 Monitoring 23 2.2 Aanvullende knip Anne Frankstraat 9 5.2 Evaluatie 25 2.3 Aanvullende knip Hoogte Kadijk 10 2.4 Aanvullende knip Kattenburgergracht 10 2.5 Afgevallen varianten 10 Hoofdstuk 6 Planning, organisatie, risico's en kosten 26 Hoofdstuk 3 6.1 Planning 27 Verkeerskundige aanpak 12 6.2 Organisatie en risico’s 27 6.3 Kosten 28 3.1 Uitgangspunten verkeer 13 3.2 Verkeersontwerp 14 3.3 Verkeersmanagement 15 3.4 Verwachte effecten op verkeer 16 KOE Op 23 januari 2020 heeft de gemeenteraad de Agenda 1.2 Doel pilot Weesperstraat Amsterdam Autoluw vastgesteld. Doel van de agenda is een leefbare en toegankelijke stad, waarbij meer Het doel van de pilot Weesperstraat is tweeledig: ruimte wordt gecreëerd voor voetgangers, fietsers, m Hetin de praktijk onderzoeken van de positieve openbaar vervoer, groen, voorzieningen en verblijven en negatieve effecten van een afsluiting van een in de stad. Hiervoor zijn in de Agenda 27 voorstellen doorgaande route voor gemotoriseerd verkeer; voor maatregelen opgenomen, waaronder maatregel = Om te kunnen bepalen of een definitieve 13, pilot Weesperstraat. Dit plan van aanpak beschrijft afsluiting van de Weesperstraat straks of later hoe en wanneer de pilot Weesperstraat wordt mogelijk is en past binnen de ambities van een uitgevoerd. autoluwe stad. In de stad wordt al langer nagedacht over manieren om 1.1 Waarom een geactualiseerd plan van aanpak? het (doorgaande) gemotoriseerd verkeer op de Wibautas (Valkenburgerstraat — Weesperstraat — Gezien de ontwikkelingen sinds de vaststelling van het Wibautstraat) te verminderen. In 2018 zijn hiervoor originele plan van aanpak voor de pilot Weesperstraat is verschillende varianten onderzocht. Minder een actualisatie van het plan van aanpak noodzakelijk. gemotoriseerd verkeer op deze corridor is zeer gewenst Hoewel de kern van de pilot Weesperstraat in al die vanwege: jaren niet veranderd is, zijn een aantal zaken die van m Verbetering van de leefbaarheid en ruimtelijke invloed zijn op de uitvoering dat wel. Grofweg gaat het kwaliteit in dit gebied; over de volgende aanpassingen: m Verbetering van de luchtkwaliteit; m De planning: de pilot Weesperstraat vindt plaats m Meer ruimte en doorstroming voor fietsers, van 12 juni tot 23 juli. vooral op het Mr. Visserplein en de binnenring, m De uitvoering: en een betere doorstroming van het OV, m De pilot Weesperstraat duurt 6 in plaats van = Meer verblijfsruimte en comfortabele 8 weken conform motie 1525.20 voetgangersroutes; m De knip en aanvullende knips worden m Verbetering van de verkeersveiligheid; opengesteld in de nacht (tussen 23:00 en m Een andere mobiliteitsmix met minder nadruk 06:00) conform motie 1526.20 op gemotoriseerd verkeer, die beter past bij de m De O-meting van het kentekenonderzoek van omgeving, namelijk een hoogstedelijk gebied, de pilot Weesperstraat is afgerond voordat onderdeel van de binnenstad van Amsterdam. de 1-meting start (motie 17.22 en 34.22). m De Verkenning Oostelijke Binnenstad (motie 55.20) is reeds afgerond, vastgesteld en hier te 1.3 Uitgangspunten en randvoorwaarden vinden, deze wordt niet meer aangekondigd in dit plan van aanpak. De Verkenning Oostelijke Belangrijk bij de aanpak van de pilot Weesperstraat: Binnenstad geeft een impressie van de ruimtelijke m Een gedegen voorbereiding met een kansen die gerealiseerd kunnen worden wanneer verkeerskundig plan, een knelpuntenanalyse het gemotoriseerd verkeer op de Weesperstraat vooraf, maatwerk per kniplocatie en een en Valkenburgerstraat afneemt. draaiboek voor eventuele calamiteiten; rn m Zorgvuldig omgevingsmanagement (conform m Gele gebied: vanuit gele gebied naar de motie 55.20), waarbij vooraf met alle binnenstad en vice versa kunnen routes relevante stakeholders is gesproken dan wel veranderen afhankelijk van welk deel van de dat stakeholders op andere manieren zijn binnenstad; route via S100 of A10; geïnformeerd; m Grijze gebied (Noord): binnenstad bereikbaar via m Een uitgebreid communicatietraject (conform IJ-tunnel, naar andere delen binnenstad via S100 motie 55.20) dat zowel lokaal, regionaal als of A10; nationaal gericht is en waarbij gebruik wordt nm Blauwe gebied: verkeerssituatatie wijzigt niet, gemaakt van verschillende online en offline doorgaand gemotoriseerd verkeer is hier al communicatiemiddelen voorafgaand aan, tijdens teruggedrongen door maatregelen Munt en èn na de pilot. nieuwe hoofdroutes; m Doel van de communicatie is gebruikers te m Groene gebied: bereikbaar via informeren over het doel, de inhoud en de Valkenburgerstraat (via IJ-tunnel of S100), aangepaste routes tijdens de pilot; uitrijden via Valkenburgerstraat of Amstel- m Invoering gedurende een periode van zes Rokin-Damrak naar S100. Geen doorgaand weken, waarbij de eerste vier weken gelden gemotoriseerd verkeer; als gewenningsfase en in de weken daarna de m Paarse gebied: bereikbaar via S100 en meerdere verkeerseffecten kunnen worden gemeten; ‘inprikkers’ waaronder de Weesperstraat, maar =m Openstelling van de knip én aanvullende knips in geen doorgaand gemotoriseerd verkeer. de nacht (tussen 23:00 en 06:00 uur); en m Doorgang (24/7) voor nood- en hulpdiensten en lp EA zo min mogelijk hinder voor het OV, Á El EN m Effectieve monitoring, zowel de positieve Vd De effecten van de knip op leefbaarheid, veiligheid, fe : 5 ES verblijfskwaliteit en milieu, als op de verplaatsingen JA Ë Le 5 & NN en de effecten daarvan. Dit laatste met een k eN soi | EL IN kentekenonderzoek voor en tijdens de pilot; EU an | nk JN m Na de pilot wordt de oude situatie weer E so ki | Tren 3 A teruggebracht. 5 ij 4 f ZN "5 B ANS \ escape DR / : jn / Invloedsgebied | B \ / De pilot Weesperstraat heeft niet alleen gevolgen voor de | WN 9/4 direct aan de Wibautas gelegen woningen en bedrijven | Ene $109 hp en andere instellingen, maar ook op de mobiliteit van ef AE ENE SEON WE bewoners, bedrijven en bezoekers uit nagenoeg de hele ze a NSDBEN NE stad. In figuur 1 is met kleuren aangegeven welke Overzicht van het invloedsgebied van de pilot. gebieden hierbij zijn te onderscheiden. De groene nummers geven de locaties van de knips aan. Werkzaamheden De scope van het project is het uitvoeren van de pilot Weesperstraat met tijdelijke verkeersmaatregelen, het doen van monitoringsonderzoek, het herstellen van de oude verkeerssituatie na afloop van de pilot, het opstellen van een evaluatierapport. N.B. Het project betreft niet het herinrichten van straten of het doorvoeren van definitieve verkeersmaatregelen. 1.5 Leeswijzer Het voorliggende plan van aanpak is opgedeeld in zes hoofdstukken. =m In hoofdstuk 1 staat de basis van de pilot Weesperstraat omschreven, zoals het doel, de uitgangspunten, de randvoorwaarden en de scope. m In hoofdstuk 2 vindt u een toelichting op de locatie van de knip (en aanvullende knips) alsmede de knip-varianten die zijn afgevallen. =m Hoofdstuk 3 bevat de verkeerskundige aanpak die aan de basis staat van de pilot, inclusief de uitgangspunten verkeer, verkeersontwerp, verkeersmanagement en verwachte effecten. =m In hoofdstuk 4 wordt toegelicht hoe het omgevingsmanagement en communicatie voor, tijdens en na de pilot worden georganiseerd. Hierbij is aandacht voor de strategie, aanpak, aandachtspunten, initiatieven tijdens de pilot en een overzicht van de raakvlakprojecten. =m In hoofdstuk 5 staat beschreven op welke manier de monitoring en evaluatie van de pilot is opgezet. m Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan op de planning, organisatie, risico's en kosten van de pilot Weesperstraat. m In de bijlage zijn twee kaarten opgenomen met daarin de kniplocaties. 6 | mdk tijdelijke knip Een knip op de Weesperstraat kan op meerdere Met drie aanvullende knips tegen sluipverkeer, plekken in de straat worden doorgevoerd. In 2018 is aansluitend bij de bestaande knips op Amstel en naar aanleiding van een motie! van de gemeenteraad Plantage Middenlaan, wordt het (doorgaande) een aantal mogelijke varianten onderzocht om gemotoriseerd verkeer naar S100 en A10 geleid terwijl gemotoriseerd verkeer op de Wibautas te verminderen. alle bestemmingen langs de route bereikbaar blijven. De variant waarbij de knip zo ver mogelijk richting het Het Mr. Visserplein wordt hierdoor rustiger en beter te Mr. Visserplein wordt geplaatst, kwam hierbij als reguleren en de Weesperstraat wordt een ‘inprikker’ beste variant naar boven. Een knip in de Weesper- vergelijkbaar met de Vijzelstraat sinds de afsluiting van straat dichtbij het Mr. Visserplein biedt de meeste de Munt. In bijgaande kaart is dit weergegeven. baten in ruimtelijke zin en qua verkeer, namelijk: m Potentiële ruimtewinst en meer ruimtelijke Concreet betekent dit een tijdelijke afsluiting van de kwaliteit dicht bij het centrum, rondom het Weesperstraat tussen Nieuwe Herengracht en Nieuwe Mr. Visserplein en de culturele instellingen daar; Keizersgracht, met daarnaast tijdelijke knips in de Anne m Relatief minder noodzakelijke aanvullende Frankstraat bij de Latjesbrug, de Hoogte Kadijk en maatregelen/knips om sluipverkeer tegen de Kattenburgergracht ter hoogte van het Katten- te gaan; burgerplein. m De meest gunstige luchtkwaliteit op de gehele Wibautas; In de volgende paragrafen worden de voorgestelde m Relatief minder omrijbewegingen en daardoor knips nader toegelicht. Conform motie 1526.20 zullen relatief minder reistijdverlies omdat de vele alle voorgestelde knips opengesteld worden in de nacht bestemmingen langs Weesperstraat via (tussen 23:00 en 06:00 uur). Daarna is weergegeven voorkeursroute bereikbaar blijven. welke andere varianten zijn bekeken en afgevallen. 5 Ss Ooster __ENEMO B 2.1 Knip Weesperstraat } Ss, dok ’ Ns, ij Gi id Voorgesteld wordt een tijdelijke knip door te voeren op Aa Gao, Scheepvaart- so S de W, de Ni Kei h d awmarkt et e Nan Sg e eesperstraat tussen de leuwe eizersgracht en de ì pe * Ee Oostel, Nieuwe Herengracht. Dit is een knip in een Plusnet o® 7 E Eiland corridor met veel doorgaand verkeer. De Weesperstraat 5 x_N is een belangrijke route van en naar de IJ-tunnel en een NN xe Voor eN van de twee routes binnen de S100 naar de oostelijke Jaterloo- $ Ne 0 hay, PR binnenstad (Amstel — Rokin — Damrak). De plein SA & tog . … & Plantage he L Weesperstraat huisvest veel kantoren, (onderwijs) s 4 As han J instellingen en horeca, maar ook woonblokken. In de NK … Aer Boy, Artis omliggende straten staan vooral woningen en is een Hermitage kk oe, $10i aantal grote culture instellingen zoals Carré en de \ 8 da) Hermitage gevestigd. De straat kent een 50 km/uur \ \: á 5 regime en een ‘groene golf’ voor doorgaand 3 ‘ee gemotoriseerd verkeer. De oversteekbaarheid van de Seu met everdiontkgieestjes, straat voor fietsers en voetgangers en ‘Motie 65.18 van het lid Ernsting inzake het beleidskader Verkeersnetten (een bloeiende Weesperstraat). Pl H2: Locatie tijdelijke knip Weesperstraat me SEE EDR: Ve Z : ersan DI "SEEN N Agt r = Er AT ” B Nt. Ie en KL , id 3 \ aterloo- Ne = ® d plein dd en NS 4 , Plantage Ani nn = Le MN í Ss . p E £ he n Rembrandt on : En e as _ er Se, Ar - ri - n : if Perongrac' Hermitage \ Mig, 1 en 5 \ \ 7 ® ® | Keizers gracht À Locatie tijdelijke knip Weesperstraat, gezien vanaf de zuidkant bestemmingsverkeer uit de zijstraten is hieraan parkeerplekken moeten hiervoor waarschijnlijk tijdelijk ondergeschikt. Door het vele gemotoriseerd verkeer worden opgeheven. staat de leefbaarheid van de straat onder druk. De route van nachtbus N87 van Centraal Station naar Door een knip in de Weesperstraat tussen Nieuwe station Bijlmer/Arena maakt gebruik van de Anne Keizersgracht en Nieuwe Herengracht wordt doorgaand Frankstraat. Aan de kant van de Valkenburgstraat staan gemotoriseerd verkeer onmogelijk gemaakt maar blijven woningen, brandweerkazerne Nico, politiebureau Centrum alle bestemmingen langs de as bereikbaar, zij het soms Amstel en de parkeergarage Markenhoven. Aan de met een andere route en/of een langere reistijd. De Plantagekant staan enkele woningen, kantoren en tennis- afsluiting zal plaatsvinden met een combinatie van vereniging PST en korfbalvereniging ASV Swift. Vanwege betonnen bloem- of groenbakken, andere soorten de vereiste doorgang van nood- en hulpdiensten, wordt afzettingen en slagbomen om nood- en hulpdiensten en ook hier gekozen voor een combinatie van betonnen indien nodig het openbaar vervoer 24/7 doorgang te bloem- of groenbakken met slagbomen. Fietsers en verlenen. Aan beide zijden van de knip komt een voetgangers kunnen er sowieso te allen tijde door. keermogelijkheid, zoals te zien in bovenstaand kaartje, Ls & en . hierdoor wordt voorkomen dat verkeer onnodig door Ee A z Eiland ns ns . . <' zijstraten gaat rijden. Voor touringcars is alleen S en Koe keermogelijkheid aan de noordkant voorzien vanwege P Ng 5. Xe , … oe Jaterloo- Pl Peys de touringcar-halte bij het Joods Historisch Museum. plein oro hs Fietsers en voetgangers kunnen er altijd door. Tijdens de B, P antage 1 pilot geldt een 30 km/uur regime in de Weesperstraat. Den 4 Ly, KS. Je age Arti oe js Hermon oo \ Nij, 4 2d : NE À ú 1 | 2.2 Aanvullende knip Anne Frankstraat Ld OO ee HE B IJ Nak Ed ien . AE \ ; Î | tn De Anne Frankstraat is de straat tussen de ui ' 4 wj Valkenburgstraat en de Plantage Parklaan. De straat mf ‘ OE. LE, verbindt de Plantagebuurt met het centrum en is Plusnet RL ME 5 nf 7 fiets. De knip wordt ten zuiden van de Latjesbrug r 4 EN ì geplaatst zodat ook hier alle bestemmingen bereikbaar = Ez Er blijven, zij het soms met een andere route. Een paar Locatie tijdelijke knip Anne Frankstraat, gezien vanaf de zuidkant 5 9 pe 2.3 Aanvullende knip Hoogte Kadijk Ns s NS Ne ovaart- id 7 Om sluipverkeer tegen te gaan dat mogelijk door de IN 4 Á À Oostelijke p gente g gelij * pe | Kadijken zijn weg gaat zoeken van en naar de IJ-tunnel p Jd Ls Eilanden worden een knip geplaatst om sluipverkeer tegen te 4 | gaan. Door deze afsluiting met een slagboom te doen NS 9 9 Poore zn & blijft het gebied toegankelijk voor nood- en hulpdiensten. 4 ero & ee t Plantage SA Pie £ NE WUoLeljke \ _ JC SZ Kaf Eilanden NA bi 5 n ec " oog, ‚ ES dl Ri, Ì en staf, did ej ae 8 'o ® 4 en IN | 4 ten OEE a ntage : J. Esk ej En B 8 Atie 4 A gn ' EN ener ld _Â AET 1 Nt À Locatie tijdelijke knip Eilandenboulevard, gezien vanaf de noordkant Eed TN Ad É rf 4 ei _ be | Í 2.5 Afgevallen varianten La En ed | Knip Weesperstraat ter hoogte van sul | Es nn Weesperplein/Rhijnspoorplein id (A 3 En Op deze locatie wordt de knip midden in de corridor f gelegd, meteen na de aansluiting met de S100. Dit leidt Locatie tijdelijke knip Hoogte Kadijk, gezien vanaf de zuidkant tot meer omrijdbewegingen en de ruimtewinst ontstaat niet op de gewenste plek, namelijk op Weesperplein/ 2.4 Aanvullende knip Kattenburgergracht Rhijnspoorplein in plaats van dichter bij het centrum. De potentiële ruimtelijke baten zijn daardoor veel kleiner. De Kattenburgergracht, met Oostenburger- en Witten- Ook lijkt deze knip minder logisch voor gebruikers burgergracht, ook wel Eilandenboulevard genoemd, is omdat de ‘inprikker’ richting centrum meteen na de een 50 km weg met Hoofdnet bus en Plusnet voor fiets. S100 afgesloten wordt in plaats van meer richting Dit is een korte route van en naar de IJ-tunnel die binnenstad zoals bij de Munt. De knip op deze locatie zonder aanvullende maatregelen waarschijnlijk veel heeft ook, en misschien zelfs meer, aanvullende knips drukker zal worden door de knip op de Weesperstraat. nodig om toenames van verkeer op Amsteldijk, Daarom wordt ook hier aanvullend geknipt ter hoogte Sarphatistraat en Roeterseiland tegen te gaan. van het Kattenburgerplein. Deze knip zal bestaan uit betonnen barrières en/of bloem- of groenbakken in combinatie met een slagboom zodat nood- en hulp- diensten en bus 22 van het GVB kunnen passeren. Fietsers en voetgangers kunnen er altijd langs. Knip Wibautstraat direct ten zuiden van S100 ‘Zachte’ knip met intelligente toegang In deze variant wordt de Wibautstraat ter hoogte van Een knip zonder fysieke aanpassingen maar met de Mauritskade (S100) afgesloten voor gemotoriseerd camerahandhaving biedt geen goede oplossing voor verkeer en is het niet meer mogelijk om vanaf de een tijdelijke proef. Voor verkeersdeelnemers is de Wibautstraat richting de S100 en de Weesperstraat situatie niet duidelijk omdat het wegprofiel niet wijzigt. te rijden. Dit is onlogisch aangezien de S100 juist is Bovendien volgt een mogelijke boete pas later als de bedoeld om verkeer de stad in te verdelen. overtreding al begaan is. Voordat boetes mogen worden uitgedeeld moet eerst gedurende een aantal weken Knip Valkenburgerstraat / Mr. Visserplein gewaarschuwd worden. Een knip in de Valkenburgerstraat leidt tot meer reis- tijdverlies, langere omrijdroutes en meer omrijd- De verwachting is dat een tijdelijke ‘zachte! knip minder bewegingen dan een knip in de Weesperstraat. Wordt effectief is en een grote (administratieve) belasting met de knip meer richting stadshart bij het Mr. Visserplein zich mee brengt in de afhandeling van waarschuwings- geplaatst dan rijdt verkeer richting stadshart via de brieven en boetes. Een knip met intelligente toegang is Jodenbreestraat richting Oude Wallen. Dit is onwenselijk mogelijk wel een oplossing die onderzocht kan worden gezien de drukke en belangrijke fietsroute Mr. Visser- voor de langere termijn als besloten wordt tot een plein —IJ en de drukte die er toch al is in het Wallen- definitieve wijziging in de verkeerssituatie. gebied. Versmallen Weesperstraat naar 2x1 rijstrook In deze variant wordt de capaciteit van de Weesper- straat teruggebracht van 2 rijstroken naar 1 rijstrook per rijrichting. Dit is geen knip, doorgaand gemotoriseerd verkeer blijft mogelijk, en dit leidt daarom slechts tot een geringe afname van het gemotoriseerd verkeer. De versmalling en het vele afslaande gemotoriseerd verkeer zorgen voor meer opstoppingen en overlast in de omringende straten. De baten voor de leefbaarheid en de openbare ruimte zijn als gevolg hiervan beperkter. Verkeerskundiae aanpak De ervaringen bij de Verkeersmaatregelen omgeving m De instellingen van verkeerslichten (VRI- Munt en bij de invoering van de nieuwe hoofdroutes instellingen) worden aangepast op locaties waar laten zien dat een goed verkeerskundig plan belang- de grootste effecten worden verwacht om de rijk is voor het slagen van een verkeerskundige doorstroming te verbeteren. Hierbij kan het ingreep. In dit hoofdstuk wordt de verkeerskundige gaan om de doorstroming van auto's, fietsers, aanpak verder uitgewerkt. voetgangers en OV. Ook kunnen op bepaalde kruispunten de verkeerslichten worden uitgezet; m Bebording en parkeerverwijssystemen worden 3.1 Uitgangspunten verkeer aangepast naar de tijdelijke situatie; m Ook op de A10 worden verwijzingen aangepast / Een knip voor gemotoriseerd verkeer heeft niet alleen toegevoegd met gele borden; effect op de locatie zelf. Het kost tijd voordat men m _Bijsturing vindt bij voorkeur zoveel mogelijk de nieuwe, gewenste routes heeft ontdekt. Indien de plaats in de eerste weken, daarna alleen in nieuwe, andere routes niet duidelijk zijn, zal veel zoek- noodgevallen. Dit is belangrijk om de effecten verkeer ontstaan met mogelijk ongewenste effecten in goed in kaart te kunnen brengen; andere straten en buurten. Om dit zoveel mogelijk te m Afzettingen worden zoveel mogelijk ‘hufterproof’ voorkomen gaat de pilot Weesperstraat gepaard met maar ook omgevingsvriendelijk vormgegeven, drie knips op andere locaties om sluip- en zoekverkeer bijvoorbeeld met betonnen bloem- of door omliggende buurten zoveel mogelijk te voor- groenbakken. Het streven is om een duidelijk komen. Het gaat daarbij om tijdelijke maatregelen maar ook rustig straatbeeld te creëren. waarbij belangrijk is dat deze makkelijk weer kunnen worden teruggedraaid na afloop van de pilot. Verkeerskundig wordt de Weesperstraat tijdens de proef een ‘inprikker’, waarbij bestemmingen bereikbaar blijven Bij de verkeerskundige uitwerking worden de volgende maar de straat niet meer als doorgaande route de stad uitgangspunten gehanteerd: in beschikbaar is (vergelijkbaar met de Vijzelstraat). Als m Het gaat om tijdelijke ingrepen in de gevolg hiervan wordt de hele corridor Valkenburgerstraat verkeerssituatie die duidelijk en goed zichtbaar — Weesperstraat — Wibautstraat naar verwachting moeten zijn; rustiger. m De aanpassingen moeten in korte tijd kunnen worden doorgevoerd, in korte tijd weer kunnen Het verkeer dat naar het oostelijk deel van het centrum teruggedraaid en kostenefficiënt zijn; wil, moet via de Valkenburgerstraat de stad inrijden. m Alleen uitzonderingen voor nood- en De kniplocatie is zo gekozen dat alle bestemmingen hulpdiensten en OV, bereikbaar blijven, maar routes en reistijden kunnen m Fietsers en voetgangers hebben altijd doorgang; veranderen. Door de aanvullende knips wordt sluip- m De vier knips worden in de nacht opengesteld verkeer door de omliggende buurten ontmoedigd en voor verkeer (tussen 23:00 en 06:00 uur); via S100 en A10 geleid. H3: Verkeerskundige aanpak (5102) KG P Nieuwendam 3 Het IJ / 4 ES Kes 3 we: 5 gj 3 waas ast: Ee “ > 8 g Noord Ë 3 9 fs Vliegenbos % ä cht Ë % ri % ä zoutkeetsgra: (5100) & 8 e 2 Sf É Dt £ Westergasfabriek N EES 5 AS N RA £ Westerpark f hoog DB 5 RS En meeuw? NS 21 4, 5103) Haarlemmerweg s 8 EYE 6118) 4 NS 8 Film Museum 5 Westerpark NN u ADAM es 8 Ss NS Lookout m_ Meer! E EN roo je Ee (5100) ES GN T° EK e 5 OE ND ee : | E & Ë cht ops A * EN Het IJ % ä sf £ umaors” 7, 1e IJtunnel » 63 E JE f Ke, Alo, . Smart, % EE Ë dj $ geet SO À Se, apert Ae % Muziekgebouw lj ig % 88 £ 3, he ES Ë (Station EP aan On akad Leek f L Jordaan! # f £IT IX bee El EE Ie ar 8 ê ES RK RS / 1 REE ei 5100) E straat E FS 5 CE es nde Fit ee je Wester- s #/s 5 . [ nld (S103] Ted kerk > SAS Oude EN Ooster _aNEMO nn Sroogllgo cet et, Li PS Kerk NS Sz dok Md SN in ir ends isstr, SY, s piet pet Ze Pal JEN N s N tunnel en: Baarsjes aleis, _ (mm VANDA SN Scheepvaart A # gaannenen! Rm gere” il 8 1 Onl Pd DM (8 P Oostelijke \ “Gtigjer ter, De reet 6 8 zE Bf JS 5 “meg se 5 SEH il ls st SL Eilanden 4 Tr 5, EE ie de, ws se 4 Zeebur: £ % 5 mind i „ £S D En Ns Hr A S IJ 9 £ 5 A as oog dn | sy Se 7 & 3 d De Hallen & 8 Konings- AAmsel P 4 ee # plantage a, Je / 3 5 \ 8 plein __Munt= EN GS E ij ed ZN ’ plein, Rembrandt. , 2, J JRE _ tozngskenesl geer 7 6 Rs plek == Ae ep, Ge Zeeburgerdijk 43 (5100) 8 NN 8 eoreng 5 Hajriase \: ln 516) 5e KE Ef omge VE Oud West 3 plein ë 7 & LW 5 Indische Buurt 6 ZN KG Frinsan act & 1 à 2 oss PouderaN SN ie * \ made Le eeN ypguimdene9 Flev 95 Soy, Óf 1 Maut et NE 4 Oosterpark er Wh Frederiksplein « Pp 6113) Vondelpark Museum- & ngslgracht [S100] e % eo 5 plein 8 &_ Stadhouder à Ee % et” @ ë El Ee à À 4 pe C rt- 5 5 iiD ® Là ® Ni he â 8 Ë ee oere De Pijp à 5, 8 es à (5108) Ape ‚ 5 EZ 7 se Sarphatipark 5 5 a à an jn pen Dn Tijdelijke kniplocaties pilot Weesperstraat: de binnenstad in verdeeld in 3 segmenten zonder doorgaand autoverkeer 3.2 Verkeersontwerp mogelijk om te keren middels een keerlus. Op het omliggende wegennetwerk wordt de bebording Aan de basis van de knips staat een robuust verkeers- aangepast en waar nodig de VRI's (verkeersregel- ontwerp, waarin alle verkeerskundige aanpassingen zijn installaties) om de toegankelijkheid te optimaliseren. opgenomen. Het gaat om tijdelijke maatregelen, er Een belangrijke voorwaarden voor het toepassen van worden geen definitieve wijzigingen doorgevoerd. de knips is dat het openbaar vervoer en de nood- en Na de pilot Weesperstraat wordt de verkeerssituatie hulpdiensten 24/7 doorgang krijgen. teruggebracht naar de oude situatie. Bij alle knips wordt een 30 km/uur verkeersregime ingevoerd om de snelheid Het verkeersontwerp wordt in een vroeg stadium te verlagen, zodat een rustig en veilig verkeersbeeld afgestemd met diverse specialisten, o.a. een BLVC- ontstaat. Nabij de knips krijgen automobilisten de specialist, verkeerskundigen, verkeerstactiek en verkeersmanagement. De exacte uitwerking wordt in Het zal naar verwachting drukker worden op de A10 en de vorm van een BLVC-uitvoeringsplan afgestemd met de S100 omdat verkeer niet meer over de Wibautas kan de Werkgroep Werk in Uitvoering (WWU) vanuit het ‘doorsteken’. Dit is echter geen reden om de pilot aan Coördinatiestelsel. In de WWU zijn diverse partijen te passen want dit is een effect wat voorzien is en onder vertegenwoordigd die de belangen van de stad en andere de reden om deze pilot te doen. weggebruikers borgen, zoals de nood- en hulpdiensten, GVB, stadsregie en de verkeerspolitie. Regelscenario’s en verwijssystemen (route-informatie) De Weesperstraat is een route die normaliter gebruikt wordt voor omleidingen bij werkzaamheden of bij 3.3 Verkeersmanagement calamiteiten. De bestaande systemen en scenario’s worden gedurende de pilot aangepast op de nieuwe Voorbereidingsfase situatie met de knip. Incidentmanagement Uitvoeringsfase Verkeersmanagement In de voorbereidingen voor de pilot Weesperstraat worden mogelijke knelpunten geanalyseerd. Deze Bijsturing gedurende de pilot analyse wordt uitgevoerd in samenwerking met experts Gedurende de pilot is een operationeel team actief dat en (verkeers)politie, zowel aan de hand van model- met input van beschikbare data en door middel van studies als expert judgement. schouwen de actuele situatie monitort. Indien nodig wordt er bijgestuurd binnen de vooraf afgesproken Scenario's kaders en mogelijkheden. Naar aanleiding van bovenstaande analyse ontwikkelen we scenario’s. Er wordt allereerst een basisscenario Het streven is zo min mogelijk gebruik te maken van opgesteld met maatregelen die ingezet worden verkeersregelaars. Hiervoor zijn meerdere redenen. Ten gedurende de gehele periode. Daarnaast worden eerste is het belangrijk een goed beeld te krijgen van de scenario’s gemaakt voor diverse (verkeers)situaties. ‘normale’ verkeerscirculatie tijdens de pilot. Inzet van Hierin wordt vastgelegd hoe we kunnen bijsturen bij verkeersregelaars kan dat beeld juist verstoren omdat verwachte en onverwachte incidenten en knelpunten. automobilisten zich anders gaan gedragen (naar Waar mogelijk worden maatregelen genomen om de verkeersregelaar toerijden, de weg vragen, discussies situatie te verbeteren. Denk hierbij aan het aanpassen aangaan) en zo opstoppingen veroorzaken. Ten tweede van de verkeerslichten, het plaatsen van een verkeers- dienen het verkeersontwerp, de bebording en de overige maatregel of indien nodig het inzetten van verkeers- communicatie en informatievoorziening dusdanig regelaars. duidelijk te zijn dat inzet van verkeersregelaars niet nodig is. Voorbeelden van mogelijke incidenten zijn een buiten- proportionele toename van sluip/zoekverkeer in woon- wijken, een buitendienststelling van de metro (met als gevolg alternatief vervoer per bus over de Weesper- straat) of een probleem met aanrijdtijden van nood- en hulpdiensten. 3.4 Verwachte effecten op verkeer Streven is zo min mogelijk vertraging. Nood- en hulpdiensten zijn betrokken bij de voorbereiding en In het onderzoek naar het verminderen van gemotoriseerd uitvoering van de pilot. verkeer op de Wibautas uit 2018 zijn verschillende locaties voor een knip onderzocht (zie ook paragraaf OV 2.5), ook de variant die nu als tijdelijke proef wordt Door de verandering in de verkeerssituatie tijdens de uitgevoerd. Om de effecten, die mogelijk ingrijpend pilot kunnen de rijtijden van het OV veranderen. De kunnen zijn, beter in beeld te krijgen is de pilot verwachting is dat een aantal tramlijnen rijtijdwinst kan Weesperstraat opgenomen als maatregel in de Agenda behalen door een betere oversteekbaarheid. Buslijnen Amsterdam Autoluw. lopen mogelijk vertraging op doordat het gemotori- seerd verkeer op bepaalde routes waar ook buslijnen Op hoofdlijnen is het verwachte beeld qua rijden drukker wordt. gemotoriseerd verkeer het volgende: m Op dering A10 neemt het gemotoriseerd Fietsers en voetgangers verkeer toe; Voor fietsers kan de situatie verbeteren rondom het Mr. m Op de 5100 aan de oostkant neem het Visserplein en bij de oversteken van de Weesperstraat. gemotoriseerd verkeer toe; Voetgangers en fietsers kunnen langs alle knips, de m Op de Kattenburgerstraat neemt het reistijd per fiets zal daardoor verbeteren t.o.v. de auto. gemotoriseerd verkeer toe; Voetgangers langs de corridor zullen meer rust ervaren m De hele corridor Wibautas, van Prins Bernardplein en op een aantal plekken beter kunnen oversteken. tot in Noord, wordt rustiger qua gemotoriseerd verkeer; Taxi / touringcar m Vanwege de aanvullende knips tegen sluipverkeer Voor taxi's gelden tijdens de pilot geen uitzonderingen. wordt het ook rustiger in de Plantagebuurt, op Hetzelfde geldt voor touringcars. Dit is praktisch de Eilandenboulevard en op de Anne Frankstraat; onmogelijk en zou bovendien het onderzoek teveel m Het verkeer dat de corridor niet meer neemt zal verstoren. zich verspreiden over verschillende S-wegen stad in, zowel in Noord als in Oost. Bussen hoger dan 3,9 meter (dubbeldekkers waaronder de Hop on — Hop off bussen) kunnen de route van In de eerste weken na de knip moet het verkeer wennen S100 stad in gedurende de pilot niet rijden vanwege en zal er zoekverkeer zijn. De ervaring met eerdere de hoogtebeperkingen op de Mariniersbrug en bij verkeersmaatregelen leert dat verkeer na ongeveer de Oostertoegang. 3 weken gewend is aan een nieuwe situatie. In deze eerste weken kan worden bijgestuurd indien nodig. Logistiek Daarna is het zaak juist in de praktijk te ervaren wat Er gelden tijdens de proef geen uitzonderingen voor het effect van de maatregel is. Continu bijsturen is dan vrachtverkeer. Bevoorradingsverkeer voor de oostkant niet de bedoeling. van het centrum (Amstel — Rokin — Damrak of Jodenbreestraat en Wallengebied) moet aanrijden via Nood- en hulpdiensten de Valkenburgerstraat. Nood- en hulpdiensten houden 24/7 doorgang door alle knips bij calamiteiten. Aanrijtijden worden gemonitord. Omaevinasmanaaement Voor het slagen van de pilot Weesperstraat zijn Het doel van onze communicatie is iedereen te omgevingsmanagement en communicatie heel informeren op het juiste moment, met het effectiefste belangrijk. Veel bewoners, ondernemers en bezoekers communicatiemiddel en met toegespitste informatie van de stad zullen de effecten van de pilot ervaren en voor die doelgroep. Communicatie over de pilot is een deze effecten zullen door hen op een verschillende continu proces: manier worden beleefd. Door veel aandacht te m Voor aanvang van de pilot is het belangrijk besteden aan het tijdig en goed informeren van de iedereen op de hoogte te stellen van de plannen, verschillende doelgroepen en bewoners en waardoor de omgeving geïnformeerd is en ondernemers actief te benaderen proberen we de eventuele aandachtspunten kenbaar worden eventuele negatieve reacties op de eventuele gemaakt. toegenomen reistijd en gewijzigde bereikbaarheid m Tijdens de uitvoering van de pilot is de gemeente zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast zullen we in aanspreekbaar voor klachten en vragen (ook bij alles het doel blijven herhalen zodat duidelijk is calamiteiten). waarom we deze pilot uitvoeren. In dit hoofdstuk = Na afronding van de pilot willen we graag wordt deze aanpak verder toegelicht. weten wat de ervaringen zijn van de gebruikers, omwonenden en andere relevante partijen. 4.1 Omgevingsmanagement Hiertoe zullen we nogmaals met een aantal Gezien de impact van de pilot Weesperstraat is het partijen in gesprek gaan. noodzakelijk om de omgeving zorgvuldig te betrekken en eventuele knelpunten en/of raakvlakken vroegtijdig Gedurende de hele doorlooptijd hanteren wij in de te signaleren. Het omgevingsmanagement is hoofd- communicatie één kernboodschap: zakelijk gestoeld op twee pijlers. Ten eerste moeten alle stakeholders tijdig worden geïnformeerd over de Amsterdam wil meer leefruimte en schonere lucht. aanleiding, uitwerking en gevolgen van de knip, in Meer ruimte voor fietsers, voetgangers en het openbaar brede zin en op hun eigen situatie. Dit geldt niet alleen vervoer. De auto moet daarom ruimte inleveren, maar voor bewoners, ondernemers en instellingen in de nabije we willen de stad wel bereikbaar houden. Tussen 12 juni omgeving van de knips. Ook belanghebbenden wat en 23 juli onderzoeken we 6 weken lang de effecten verder weg, met name in stadsdeel Oost en stadsdeel van een tijdelijke afsluiting van de Weesperstraat voor Noord kunnen effecten ondervinden van de pilot. Ten doorgaand gemotoriseerd verkeer. We kijken naar wat tweede worden eventuele knelpunten, raakvlakken en de positieve en negatieve effecten zijn voor zowel het aandachtspunten van relevante stakeholders vroegtijdig gebied rondom de Weesperstraat als elders in de stad. in beeld gebracht door met de omgeving in gesprek te Op basis daarvan kan besloten worden of een defini- gaan voor, tijdens en na afloop van de pilot. Hiervoor zal tieve afsluiting van de Weesperstraat straks of later tevens een belevingsonderzoek worden uitgezet. mogelijk is en past binnen de ambities van een Kortom, zorgvuldig omgevingsmanagement staat aan autoluwe stad. de basis van de pilot. Het projectteam zorgt voor kaartmateriaal (digitaal en 4.2 Communicatiestrategie en -aanpak hardcopy), informatievoorziening via routeplanners en De knip heeft effecten op diverse stakeholders, van social media, AT5 verkeer, bewonersbrieven, informatie- lokale bewoners en ondernemers tot de logistieke avonden en nieuwsbrieven. Ook zal gebruik worden sector en (landelijke) bezoekers van bijvoorbeeld Carré. gemaakt van bestaande informatiekanalen, via H4: Omgevingsmanagement en communicatie bewonersverenigingen, overleg met de logistieke sector, overleg met de touringcarbranche, taxibranche en communicatiekanalen van belangrijke instellingen langs de routes, zoals OLVG en culturele instellingen. Hoe beter gebruikers vooraf geïnformeerd zijn, hoe beter voorbereid de reiziger op weg zal gaan. In onderstaande tabel een kort overzicht van de informatievoorziening per doelgroep: Doelgroep Informatievoorziening Nood- en hulpdiensten Betrekken bij voorbereiding en uitvoering, routeplanners, interne briefings Openbaar Vervoer Betrekken bij voorbereiding en uitvoering, interne briefings en voorlichting van chauffeurs Betrekken bij voorbereiding en uitvoering, interne briefings, routekaartjes Informeren via navigatiesystemen en bebording, route- en parkeerverwijssystemen Weggebruikers en Bezoekers , ga y 9 p sy op straat, social media, AT5 Bewoners Stadsdeel Oost en Centrum-Oost Informatiebrief en routekaartjes, informatieavonden, gesprekken, nieuwsbrieven Informatiebrief en routekaartjes, informatieavonden, langslopen, informatie Ondernemers Stadsdeel Oost en Centrum-Oost . , J gsop via BlZ'en en CBA Beheergroepen en ondernemers Stadsdeel Noord Informatiebrief & routekaartjes Bewoners Stadhouderskade Informatiebrief en informatieavond Bewoners en ondernemers elders in Amsterdam Kranten, social media, routeplanners, nieuwsbrieven, website Maatschappelijke instellingen ‚ ‚ app ) 9 In gesprek, kaartmateriaal en informatiebrief (onderwijs, musea, theaters) Parkeergarages In gesprek, kaartmateriaal en informatiebrief Raakvlakprojecten Afstemming via WIOR en waar nodig in gesprek Particuliere bouwprojecten Afstemming via WIOR en waar nodig in gesprek Taxi's (+ Aanvullend Openbaar Vervoer) en touringcars Via Taxiteam en Touringcar team, nieuwsbrieven, BUZZ-app, overleg Gebruikers van routeplanners (Google, Waze, Inf dat all tepl dat faeslot … nformeren zodat alle routeplanners aangeven dat wegen afgesloten zijn TomTom, Flitsmeister, Here WeGo, etc) p 9 9 9 ) 4.3 Aandachtspunten in beeld 4.5 Omgevingsprojecten (en andere raakvlakken) In de voorbereiding en tijdens de uitvoering van de pilot Er is een omgevingsscan gedaan om te achterhalen moeten zoveel mogelijk aandachts- en knelpunten welke projecten in de omgeving uitgevoerd worden bekend zijn. De inventarisatie van de aandachtspunten tijdens de pilot die mogelijk van invloed kunnen zijn. vindt plaats door de relevante stakeholders actief te Hieronder volgt een opsomming van de relevante benaderen. Informatie wordt zowel extern bij de projecten. verschillende stakeholders opgehaald als ook binnen de Gemeente Amsterdam bij de stadsdelen, projecten die IJ-tunnel (S116) actief zijn in het gebied en gebiedsmakelaars. Externe Elke eerste zondag- op maandagnacht van de maand stakeholders worden persoonlijk benaderd, waarbij we vindt onderhoud plaats waarbij beide tunnelbuizen zijn per doelgroep een benaderwijze hanteren die aansluit afgesloten. Dit valt binnen de nachtelijke openstelling op hun (informatie)behoefte. De belangrijkste externe van de pilot waardoor dit verder geen gevolgen heeft stakeholders zijn de nood- en hulpdiensten, het open- voor de pilot. baar vervoer en alle bewoners/ondernemers/instellingen in de directe omgeving van de knip. Gedurende en na Herinrichting noordelijke Van Woustraat afronding van de inventarisatie van de aandachtspunten Tijdens de pilot is de Stadhouderskade ten hoogte van vindt afstemming plaats met de betreffende stakeholders de Van Woustraat afgesloren voor verkeer. Autoverkeer en wordt waar mogelijk naar oplossingen gezocht. wordt via de Amsteldijk omgeleid. Naar verwachting heeft dit weinig invloed op de resultaten van de pilot 4.4 Initiatieven tijdens de pilot Weesperstraat. De werkzaamheden bevinden zich ver In 6 weken tijd is het niet mogelijk om de baten van de genoeg van de meetpunten. knip volledig te laten zien en ervaren. Om de buurt toch iets van de toegenomen rust en ruimte te laten ervaren, Geldersekade tot Mr. Visserplein: doen we het volgende: verbeteren fietsroute Nieuwmarkt m Aanbrengen tijdelijk groen als wegafsluitingen en De route blijft bereikbaar bij de werkzaamheden. Dit is op de beschikbaar gekomen rijbaanverharding. geen alternatieve route voor de Weesperstraat Indien mogelijk kan hierbij worden samengewerkt met Knowledge Mile Park. Door het aanbrengen Verbeteren fietsroute IJ — Geldersekade van bakken met groen en bloemen krijgt Werkzaamheden zorgen ervoor dat de Oostertoegang het gebied tijdelijk een andere uitstraling. niet toegankelijk is voor autoverkeer. Autoverkeer zal Toevoeging van groen brengt bovendien meer hier extra hinder door ondervinden en deels omrijden rust wat behalve de verblijfskwaliteit ook de via de Kattenburgerstraat. verkeersveiligheid (minder hectisch, minder prikkels) ten goede kan komen. Programma bruggen en kademuren = _Buurtinitiatieven. Aan de gebiedsmakelaars Er is een regulier overleg met de het programma is gevraagd om vanuit hun rol als verbinder bruggen en kademuren. Daarin bespreken we en ogen en oren van het gebied eventuele afhankelijkheden en zorgen voor de blijvende buurtinitiatieven te begeleiden. Buurtbewoners bereikbaarheid van de stad. Onderzoeken naar kades en hebben al meerdere ideeën geopperd. bruggen worden, zover ze van invloed zijn op de Pilot Weesperstraat en voor zover mogelijk, om de periode van de knip heen gepland. Acute afsluitingen zijn niet te plannen en kunnen zich altijd voordoen. Zodra dat het geval is, en het is van invloed op de bereikbaarheid van ! | een gebied, zal er in overleg met het programma En 5 | ER Or a ER UR gekeken worden naar mogelijke oplossingen. i— ne re A, REN or ne Ac Voor de werkzaamheden aan de Scharrebiersluis loopt fj EEN OE pe 5 CEES TORE HAS 2 de omrijroute langs één van de kniplocaties. Met Bini 8: " VDP € RC anr REN verkeersmanagement wordt naar een alternatieve ed cÌ 4 BE ns _ LN DAS et omrijroute gezocht. d CN di v// BAE En B | kr Ä Ì A10 Noord nn es Ee > Tijdens de pilot worden werkzaamheden op delen van | k Ne | Ui mn de A10 Noord uitgevoerd. Gedurende de | A Re werkzaamheden zal de A10 Noord af en toe kort in één 8 Ae richting afgesloten zijn. Drukte bij de brug a de Nieuwe Herengracht Kruising Vrijheidslaan met de Amsteldijk Tijdens de pilot wordt gewerkt aan delen van dit kruispunt. De kruising blijft toegankelijk voor autoverkeer. Zwaar verkeerroute De Weesperstraat is een zwaar verkeerrout. Gedurende de nacht (tussen 23:00 en 06:00) blijft zwaar verkeer mogelijk. We houden contact met de afdeling vergunningen over het gebruik van deze route. Overige raakvlakken Ook evenementen en bijvoorbeeld staatsbezoeken kunnen een raakvlak vormen met de pilot Weesperstraat. De afdeling Verkeersmanagement van de gemeente zorgt voor deze afstemming. Monitoring en Evaluatie De monitoring zal bestaan uit 4 onderdelen en richt In tegenstelling tot een intensiteitsmeting, waarbij alleen zich vooral op de verkeerskundige effecten: aantallen worden gemeten en niet gekeken wordt van 1. Verkeersintensiteiten en doorstroming waar naar waar een auto zich verplaatst, kunnen we de gemotoriseerd verkeer (met daadwerkelijk gereden routes van voor- en na de knip kentekenonderzoek en TomTom-data) vergelijken. Ook kunnen we zien hoe het gedrag van 2. Luchtkwaliteit, leefbaarheid en geluid het bestemmings- en doorgaand verkeer verandert. 3. Verkeersveiligheid (meten aantal ongelukken Bijkomend voordeel is dat we met het kentekenonder- binnen invloedsgebied) oek doelgroepen kunnen onderscheiden (hulpdiensten, 4. Rijtijden OV (gegevens via GVB, VRA) vrachtverkeer, touringcars, taxi's, regulier verkeer). Daarnaast krijgen we inzicht in de verandering van Op basis van deze monitoringsgegevens wordt na rijtijden ten gevolge van de knip. Door hiernaast ook afloop van de pilot een evaluatierapport opgesteld. gebruik te maken van TomTom-data vergroten we Met het evaluatierapport en de reeds vastgestelde de betrouwbaarheid van de uitkomsten. Verkenning Oostelijke Binnenstad samen ontstaat een goed beeld van zowel de positieve effecten en O-meting kansen, als de negatieve effecten van de pilot. In de Met een O-meting wordt gekeken welk verkeer nu evaluatie worden ook de ervaringen van gebruikers gebruik maakt van de Weesperstraat. Deze O-meting meegenomen die op basis van gesprekken met is op verzoek van de raad reeds uitgevoerd belanghebbenden voor, tijdens en na de proef (moties 017.22 en 034.22). worden opgehaald. 1-meting Tijdens de pilot wordt een 1-meting uitgevoerd. Deze 5.1 Monitoring meting doen we 4 weken na aanvang van de pilot om te zorgen dat het verkeer inmiddels gewend is aan de 5.1.1 Verkeersintensiteiten en doorstroming nieuwe situatie. De onderzoeksperiode is zo gekozen dat beide metingen goed met elkaar te vergelijken zijn. Om iets te kunnen zeggen over de doorstroming en verkeersintensiteiten, wordt gekeken naar de reistijden Waar meten we reistijden en intensiteiten op bepaalde trajecten, wie de gebruikers zijn (welke Voor het kentekenonderzoek maken we gebruik van herkomsten/bestemmingen en welke doelgroepen) de reeds bestaande ANPR-camera-infrastructuur van en wat de auto-intensiteiten zijn. Dit wordt met een de gemeente, aangevuld met een aantal extra camera's. kentekenonderzoek gemeten. Data van de ANPR-camera's worden gekoppeld aan andere databronnen, zoals parkeervergunningen, Waarom kentekenonderzoeken? parkeerrechten en RDW-data. Hiermee kunnen Een kentekenonderzoek geeft behalve intensiteiten ook reistijden, routes en intensiteiten worden bepaald op informatie over hoe auto's zich door de stad begeven. heel veel plekken in de stad en kunnen doelgroepen Los van het verzoek van de gemeenteraad om een worden onderscheiden. Hierbij gelden de privacy- dergelijk onderzoek uit te voeren, is dit ook de beste voorwaarden zoals deze ook bij het kentekenonderzoek manier om de effecten van de knip goed in beeld voor de Munt zijn toegepast. te brengen. Het gaat hierbij in elk geval om de volgende trajecten, basis hiervan kan een nauwkeurige inschatting worden die zowel tijdens rustige uren als tijdens de spits, voor gemaakt van de effecten als gevolg van een permanente en tijdens de pilot worden bekeken: verkeerswijziging. m Vanaf A10 zuid via S112 naar centrum en vice versa. Berekening luchtkwaliteit en geluid m Vanaf A10 zuid via A10 west — Piet Heintunnel De berekeningen worden uitgevoerd met de Urban naar centrum en vice versa. Strategy Tool (UST). UST is een door TNO ontwikkeld m Vanaf A10 noord via Zuiderzeeweg naar centrum model dat in samenwerking met de gemeente en vice versa. Amsterdam geoptimaliseerd is. UST maakt zoveel m Vanaf A10 noord via IJtunnel naar centrum en mogelijk gebruik van Amsterdamse input, zoals de vice versa. Amsterdamse vlootsamenstelling en het meest recente m Vanaf A10 zuid naar A10 noord. Amsterdamse verkeersmodel (VMMA). UST is een m Enkele trajecten op de S100. geaccrediteerd model. Voor luchtkwaliteit worden m Binnenstedelijk verkeer. dezelfde rekenregels toegepast als in de NSL- monitoringstool. Informatie over intensiteiten is van belang voor de volgende locaties: Het model (UST) waarmee de berekeningen worden m As A10 zuid — A10 noord, S112 (Weesperstraat, uitgevoerd, is complex en houdt rekening met tal van IJtunnel), S116. parameters die in werkelijkheid ook invloed hebben op m Plantage Middenlaan — S113 tot de A10. de lokale luchtkwaliteit en geluid, zoals de verkeers- m S114 (Piet Heintunnel). intensiteit, de verkeerssamenstelling (in termen van m Zuiderzeeweg en Oosterburgergracht. voertuigcategorieën, leeftijd, brandstofsoort, etc), de m Ring A10. maximumsnelheid, de aanwezigheid van bomen langs m _Kattenburgerstraat — Oostertoegang — Prins de weg, het type bebouwing, congestie en de Hendrikkade (overig Plus- en Hoofdnet auto in de meteorologische omstandigheden (windsnelheid, binnenstad). aanwezigheid van ozon) en achtergrondconcentraties. m Jodenbreestraat — Nieuwmarkt — Geldersekade. Een berekening van de huidige situatie wordt opgesteld m _S100- Amsteldijk, Mauritskade, Piet Heinkade, op basis van de meest recente emissiefactoren, Michiel de Ruijtertunnel. achtergrondconcentraties en wagenparkgegevens. m Lokaal verkeer, bijvoorbeeld op de Nieuwe Keizersgracht, Anne Frankstraat, etc. Berekenen op basis van daadwerkelijke verkeerscijfers m Grachtengordel. Na afloop van de knip wordt het rekenmodel op basis van de (tijdens de pilot) daadwerkelijk gemeten verkeersgegevens opnieuw uitgevoerd. Zodoende 5.1.2 Luchtkwaliteit, leefbaarheid en geluid ontstaat een zo accuraat mogelijke inschatting van de lucht- en geluidseffecten als gevolg van de knip. Voorafgaand, tijdens en na afloop van de pilot worden er berekeningen en metingen gedaan met betrekking Meten van de NO,-concentraties tot de luchtkwaliteit op diverse locaties in de stad. Tevens wordt tijdens de pilotfase de luchtkwaliteit Berekeningen hebben betrekking op NO2, fijnstof, roet gemeten met behulp van door de GGD beheerde en geluid. Tevens voeren we metingen uit naar NO2. Op Palmes-buisjes. Hiermee wordt een 4-weeksgemiddelde stikstofdioxide (NO2) concentratie bepaald. Hierbij moet 5.1.3. Verkeersveiligheid wel van tevoren worden opgemerkt dat het mogelijk lastig zal zijn op basis van deze meetgegevens een Het aantal verkeersongevallen binnen het invloeds- effect op de luchtkwaliteit vast te stellen, doordat het gebied waarin verkeerskundig de meest significante moeilijk is om in een relatief korte meetperiode te wijzigingen plaatsvinden, wordt voor en tijdens corrigeren op externe factoren zoals weersomstandig- de pilot gemonitord. heden. Groepen locaties worden na afloop van de pilot met elkaar vergeleken om een zo betrouwbaar mogelijk effect vast te stellen. Zo worden groepen (locaties) 5.1.4. Rijtijden OV waarbij negatieve luchtkwaliteitseffecten, groepen waarbij positieve luchtkwaliteitseffecten en groepen Met de GVB is afgesproken dat er een overzicht komt waarbij géén luchtkwaliteitseffecten worden verwacht van de OV winst en verliestijden. GVB monitort dit als gevolg van de knip met elkaar vergeleken. Na afloop tijdens de knip en leveren gegevens aan voor de van de pilot worden de buisjes in een laboratorium evaluatie van de knip. De VRA wordt gevraagd om geanalyseerd en vervolgens geijkt aan het automatisch gegevens van de doorstroming van de regionale meetnet. Ongeveer twee maanden na afloop van de buslijnen die gebruik maken van de IJ-tunnel. pilot zijn de meetresultaten bekend. Belevingsonderzoek 5.2 Evaluatie Om meer te kunnen zeggen over de leefbaarheid tijdens de pilot, zal er tevens een belevingsonderzoek Na afloop van de pilot Weesperstraat vindt op basis van uitgevoerd worden. We vragen een brede groep alle monitoringsresultaten een uitgebreide evaluatie belanghebbenden (zoals omwonenden, weggebruikers plaats. en ondernemers) wat hun (hinder)beleving is voor, tijdens en na de tijdelijke afsluiting van de Weesperstraat. Resultaten monitoring Met de evaluatie geven we antwoord op en de volgende vragen: B See | m Waar is het gemotoriseerd verkeer heen gegaan gep em IG B Ge ; ij wat niet meer door de Weesperstraat reed? BEE Pjete, NE a Ti | m Wat waren de gevolgen van het verplaatste ER | gemotoriseerd verkeer? , ai ne Aike Nn ine m Zijn er knelpunten en, zo ja, waar? NR VDE Nam Nn a, Zijn deze oplosbaar? Ee Ak BRM re en = Hoe past de knip in alle autoluw maatregelen? Kar sle En Ten EE = Hoe hebben de bewoners, ondernemers en get Arp ee Ad 4 en. ' . Î Ik A ie Eed 6 En &. andere belanghebbenden de pilot Weesperstraat ed be A5 id | Be ER ervaren? En hoe beoordelen zij de effecten op Se en Win de leefbaarheid? OR eee te = Wat zijn de effecten op OV? BBS NAN\NN INE | m Wat zijn de effecten voor het langzaam verkeer? Mr. Visserplein Planning, UE IGK CE 6.1 Planning De pilot Weesperstraat duurt 6 weken, van 12 juni tot 23 juli. Het project kent een aantal fasen, die in onder- staande tabel staan weergegeven: lt | mt | pr | mei | jm | u | ag | sep | Ok | nov | dee | Oi En DN Er ii Lemstenentercictren || | EE Baete | Uitwerkingsfase 6.2 Organisatie en risico's Eerste gesprekken met stakeholders, uitwerking verkeers- ontwerp, inventarisatie van benodigde aanpassingen De pilot Weesperstraat maakt onderdeel uit van het aan bebording etc, opzet evaluatie-onderzoek, Programma Uitvoering Maatregelen Autoluw (PUMA). startgesprek visie. Actualiseren plan van aanpak. Het projectteam werkt samen met een aantal inhoudelijk georganiseerde werkgroepen, onder andere voor de Voorbereidingsfase: verkeerskundige uitwerking en voor de monitoring. Na vaststelling van het geactualiseerde plan van aanpak Het uitvoeringsplan en BLVC-plan worden afgestemd met starten de concrete voorbereidingen van de pilot. Het de WWU (Werkgroep Werk in Uitvoering), waarin politie gesprek met de omgeving en de communicatie richting en GVB vertegenwoordigt zijn. Daarnaast vindt regel- de verschillende doelgroepen en gebruikers krijgt nader matig overleg plaats met omringende projecten, nood- vorm en wordt intensiever naarmate de pilot dichterbij en hulpdiensten, stadsdelen, Stadsregie, GVB en VRA. komt. Een aannemer wordt gezocht om de benodigde aanpassingen in de verkeerssituatie te doen. Risico's Als onderdeel van de aanpak is een risicodossier Uitvoeringsfase gemaakt dat op meerdere momenten wordt De O-meting is reeds uitgevoerd. De pilot start op geactualiseerd. 12 juni en duurt 6 weken tot 23 juli. De 1-meting zalin het tweede deel an de pilot plaatsvinden. Een belangrijk risico is het risico op incidenten of een ‘verkeersinfarct! in de eerste weken van de proef Evaluatiefase waardoor ingrijpen nodig is. Samen met politie, GVB en Tijdens de pilot wordt een veelheid aan data verzameld Verkeersmanagement wordt een knelpuntenanalyse over het verkeer, de luchtkwaliteit (en geluid) en de opgesteld om vooraf de mogelijke knelpunten zo goed ervaringen van gebruikers, bewoners, ondernemers en mogelijk in beeld te hebben. Ook wordt daarbij gekeken andere belanghebbenden. Deze data worden na afloop naar mogelijke oplossingen. Tijdens de pilot wordt in de van de pilot geanalyseerd en verwerkt in een eerste weken dagelijks geschouwd en wordt indien evaluatierapport. nodig en mogelijk bijgestuurd. Denk aan tijdelijke inzet van (extra) verkeersregelaars, andere routeverwijzingen of tijdelijke aanvullende afsluitingen. Een zekere chaos of gewenningsperiode hoort er echter ook bij. Zaak is deze in zo goed mogelijke banen te leiden. Een ander belangrijk risico is dat de metingen door defecten aan de camera’s of haperende verbindingen niet of slechts gedeeltelijk bruikbaar zijn. Dit risico wordt gemitigeerd door meerdere maatregelen: m We maken niet alleen gebruik van nieuwe camera's voor de pilot maar ook van de bestaande camera's die al goed functioneren. m Erwordt een ‘wachtrij’ voor data ingericht. Mocht de verbinding tijdelijk niet beschikbaar zijn, dan kunnen de data op een later moment worden binnengehaald. m Erwordt gezorgd voor TomTom data als back-up of aanvulling op het kentekenonderzoek. m In de service agreement met de leverancier van de camera's is opgenomen dat zij gedurende de metingen beschikbaar zijn om snel reparaties te kunnen doen. 6.3 Kosten Voor de realisatie van de pilot Weesperstraat is €1,2 miljoen gereserveerd door het Programma Uitvoering Maatregelen Autoluw. Het programma ontvangt dekking uit het begrotingsprogramma 2 (Verkeer, Vervoer en Parkeren). De VRA is voornemens om 30% van de externe kosten bij te dragen aan het project pilot Weesperstraat vanwege het onderzoek en de (potentiële) baten voor langzaam verkeer, OV en leefbaarheid. Het dagelijks bestuur van de VRA zal over de exacte hoogte van het bedrag besluiten nadat het Plan van Aanpak is vastgesteld en een aanvraag is gedaan.
Onderzoeksrapport
29
train