text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
WERKGROEP VERKEER AMSTERDAM CENTRUM
Adres aan de deelraad van Amsterdam Centrum
commissie Openbare Ruimte
onderwerp: bewoners-vertegenwoordiging bij touringcaroverleg
Amsterdam, 17 januari 2014
Aan de leden van de deelraad Amsterdam Centrum,
Zoals onze werkgroep onlangs bij de commissie Openbare ruimte onlangs betoogde,
werden de belangen van de bewoners in het touringcaroverleg tot een paar jaar geleden
behartigd door een of meer bewoners vertegenwoordigd.
Een ambtenaar heeft dat uit hoofde van”het Stadsdeel” opgezegd en heeft bewoners niet
meer tot het overleg toegelaten. Ook worden sinds die tijd de vergaderstukken en de
verslagen niet meer naar het wijkcentrum gestuurd.
De reden die werd gegeven was dat het beter was dat de touringcarbedrijven in besloten
kring overlegden. Of woorden van die strekking.
KS 5
Het was een aanleiding om zelf in 2013 het Touringcar Symposium te organiseren, met als
insteek om samen naar oplossingen te zoeken voor problemen die alle partijen ervaren.
Tijdens de brainstorms bleken de deelnemers uit alle betrokken groepen het op grote
lijnen met elkaar eens te zijn over de belangrijkste knelpunten en de aanpak daarvan. Dat
leidde tot een grote lijst met verbeterpunten en aanbevelingen voor oplossingen de korte
en lange termijn. Alle deelnemers aan het Symposium Touringcars waren het erover eens
dat de bewoners in de toekomst weer aan het touringcaroverleg moeten deelnemen.
Met diezelfde insteek nl. het zoeken naar oplossingen met wederzijds respect en oog voor
elkaars belangen, verzoeken wij u om de wethouder te vragen om een paar
vertegenwoordigers van bewoners als deelnemer voor het touringcaroverleg uit te
nodigen.
Bovendien verzoeken wij u, voor zover dit nog niet het geval is, ook vertegenwoordigers
van betrokken niet-toerischische organisaties (winkels, culturele sector) uit te nodigen voor
het touringcaroverleg.
Wij denken namelijk dat de beste oplossingen en doorbraken tot stand kunnen komen bij
een breed en oplossingsgericht overleg van alle betrokken partijen.
Met vriendelijke ae |
namens de Werkgroep Verkeer Amsterdam Centrum,
| Raadsadres | 1 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 21 december 2022
Ingekomen onder nummer 555
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het lid Van Renssen, geen tijdelijke schoolgebouwen in het
groen
Onderwerp
Afwijken van de HGS voor ML Kingpark — opnieuw tijdelijke huisvesting school
Aan de gemeenteraad
De Raad,
Gehoord de discussie over het voorstel van het college af te wijken van de HGS en op de locatie
voor vijf jaar een tijdelijke school te huisvesten;
Overwegende dat:
- De eerder gedane toezegging bij de nieuwbouw van Tempo Team om het restant van de
voormalige stadsdeelwerf aan het park toe te voegen en daarmee een passende groene
entree te creëren wordt opnieuw uitgesteld, nu voor vijf jaar;
-_ Aan de raad in 2020 is toegezegd dat in 2022 deze locatie weer deel zou vitmaken van het
ML Kingpark;
-_In 2021 de Gebiedsvisie Martin Luther Kingpark is vastgesteld en volgens de Gebiedsvisie
een groene entree hier wordt gerealiseerd en dit onmogelijk wordt door deze tijdelijke
locatie:
-_ Het vestigen van deze tijdelijke locatie niet bijdraagt aan het verbeteren van het park en
het verbeteren van het groen; maar dit nog een keer kan worden toegestaan vanwege de
dringende noodzaak, maar dit in de toekomst moet worden voorkomen;
nt 7 â 7
ne IS AN
A En 7 Sa
MOE à
De ’À _
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 2
-_Tevens het DB van Zuid adviseert dat de portefeuille RO en Onderwijs beleid maken over
het huisvesten van tijdelijke scholen in deze stad;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-__ Te onderzoeken bij het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs op welke manier
voldoende voorzieningen en maatregelen kunnen worden getroffen om te voorkomen dat
in de toekomst voor tijdelijke schoolgebouwen gebruik wordt gemaakt van de
Hoofdgroenstructuur, bijvoorbeeld door een permanente wissellocatie te bouwen;
-_ Te onderzoeken welke plekken rondom het ML Kingpark kunnen worden vergroend ter
compensatie van het tijdelijke verlies van groen, voor in ieder geval de komende vijf jaar.
Indieners
N.A. van Renssen
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de
raadsvergadering.
Datum en tijd woensdag 1 april 2015 13.00 uur en 19.30 uur
Locatie Raadzaal
Algemeen
1 Mededelingen.
2 Notulen van de raadsvergadering op 11 maart 2015.
3 Vaststelling van de agenda.
4 Mededeling van de ingekomen stukken.
5 Mondelingevragenuur.
Benoemingen
6 Benoeming van leden van de raad van toezicht van de Stichting Progresso en
van het bestuur van de Stichting Spinoza Lyceum Amsterdam.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 236)
Deelnemingen
7 Kennisnemen van de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015’.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 219)
Financiën
8 Instemmen met de begrotingswijziging 3D, onderdelen Jeugdzorg en Zorg.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 220)
9 Instemmen met de begrotingswijziging als gevolg van de effecten voor 2015 van
de september- en decembercirculaire op de uitkering van het gemeentefonds.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 94)
10 Instemmen met de begrotingswijziging in verband met de veranderingen in het
bestuurlijk stelsel. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 221)
1
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
11 Kennisnemen van de brief van de wethouder Financiën inzake de voortgang van
financiële bestuursopdrachten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 222)
3 Decentralisaties
12 Vaststellen van het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 223)
Waterbeheer
13 Kennisnemen van de Grachtenmonitor 2014 en van de uitvoering van
maatregelen inzake de grachten in 2015. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 224)
Onderwijs
14 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Amsterdamse mbo-scholieren verdienen de
beste scholen’ van de leden Moorman en Blom. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 226)
15 Vaststellen van de Amsterdamse MBO-agenda 2015-2018.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 225)
Ruimtelijke Ordening
16 Vaststellen van het bestemmingsplan Eerste partiële herziening
bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad).
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 227)
17 Vaststellen van het bestemmingsplan Food Center Amsterdam.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 228)
18 Vaststellen van het bestemmingsplan ringweg A10 en omgeving.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 229)
19 Vaststellen van het bestemmingsplan Amsteldijk 220.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 230)
20 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Amsterdam en de Internationale Architectuur
Biënnale Rotterdam’ van de leden Vink, Van der Ree, N.T. Bakker en Ernsting.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 119)
Grondzaken
21 Kennisnemen van de Eindejaarsrapportage Fondsbeheer 2014 en vaststellen
van technische spelregels voor de inzet van vereveningsruimte en van actuele
kasstroomsaldi van de actieve grondexploitaties onder het Vereveningsfonds.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 231)
2
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
Personeel en Organisatie
22 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Schoonmakers terug in gemeentelijke dienst’
van het lid Ünver en de voormalige leden Van der Pligt en Hoek.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 232)
23 Instemmen met het gewijzigd initiatiefvoorstel ‘Beperking topsalaris externe
inhuur’ van het lid Boutkan. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 233)
N.B. De stukken worden gepubliceerd met de supplementagenda.
Verkeer en Vervoer
24 Vaststellen van de aangepaste scope van het project ‘De Entree’ waaronder de
keuze voor de fietsenstalling onder het Open Havenfront ter plaatse van het Prins
Hendrikplantsoen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 234)
3
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
Ingekomen stukken
1 _Raadsadres van Detailhandel Nederland van 6 maart 2015 inzake de publicatie
van de Nationale Parkeertest 2015 met als doel, aantrekkelijkere en toegankelijke
winkelgebieden te realiseren.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
2 _Raadsadres van de Vereniging van Huiseigenaren Slotervaart van 11 maart 2015
inzake het verzoek tot opschorting van de Verlening Omgevingsvergunning voor
het bouwen van 8 garages op een locatie in Sloten vanwege het afwijken van
het bestemmingsplan en niet naleven van de Kadernota Burgerparticipatie
Nieuw-West.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken
(inclusief Erfpacht).
3 Raadsadres van het Integraal Burgwallen Overleg van 6 maart 2015 inzake
de Notitie Herijking Coalitieproject 1012.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de bespreking van
de voorstellen ter zake in de vergadering van de raadscommissie voor Algemene
Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project
1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden op 9 april
2015.
4 Raadsadres van een burger van 9 maart 2015 inzake het vinden van een nieuwe
plek voor de voormalige atelierwoningen op de NDSM-werf.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en
Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten.
5 Brieven van een burger van 7, 14 en 15 maart 2015 inzake de fraudezaak
betreffende stadion Amsterdam ArenA.
Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen onder
verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van
8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273.
4
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
6 Raadsadres van een burger van 10 maart 2015 inzake het verzoek om een meer
representatieve verkiezingsspecial van de bevolkingssamenstelling.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening,
Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden.
7 Brief van de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 4 maart 2015 inzake de aanbieding van de rapportage ‘Uitvoering Wwb voor
jongeren van 18 tot 27 jaar’.
Voorgesteld wordt, deze rapportage door te sturen naar de leden van
de raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie,
Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen ter kennisneming.
8 Raadsadres van een burger van 11 maart 2015 inzake de ontruiming van
de Tabakspanden.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
9 Raadsadres van een burger van 11 maart 2015 inzake het opzetten van een
online platform voor de oplossing van het probleem van huisvestingstaakstelling.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en
Dierenwelzijn.
10 Raadsadres van een burger van 9 maart 2015 inzake problemen met
de gemeente naar aanleiding van het starten van een onderneming voor
elektrisch vervoer op het water.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d,
Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed,
Inkoop en Personeel en Organisatie.
11 Raadsadres van de VandenEnde Foundation van 9 maart 2015 inzake
de herinrichting van het Leidseplein.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
5
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
12 Raadsadres van de BIZ-vereniging Spuistraat en Omgeving van 12 maart 2015
inzake het behoud van diversiteit in het gebied van de Spuistraat naar aanleiding
van de recente ontwikkelingen rondom het Bungehuis en de Tabakspanden.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening,
Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden.
13 Raadsadres van een burger van 13 maart 2015 inzake het subsidiëren van
het bijplaatsen van liften om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en
Dierenwelzijn en naar de leden van de raadscommissie voor Zorg en Welzijn,
Ouderen en Sport en Recreatie.
14 Raadsadres van een burger van 15 maart 2015 inzake het behoud van
kraakpand De Slang in de Spuistraat.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
15 Raadsadres van een burger van 16 maart 2015 inzake gratis taallessen voor
hoogopgeleide Europeanen en belemmering van de mogelijkheden voor goede
commerciële taalscholen in Amsterdam.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en
Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten.
16 Raadsadres van een burger van 16 maart 2015 inzake de kaping van
burgerinitiatieven door stadsdeel Amsterdam Zuidoost.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport
en Recreatie.
17 Raadsadres van een burger van 17 maart 2015 inzake de verkeerscirculatie rond
het Muntplein.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling
van het Definitief Ontwerp Muntplein in de vergadering van de raadscommissie
voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT
op 8 april en in de vergadering van de gemeenteraad op 22 april 2015.
6
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
18 Brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
13 maart 2015 inzake de aanbieding van de ‘Agenda Lokale Democratie’ voor
de versterking van de lokale democratie.
Voorgesteld wordt, deze agenda in handen te stellen van het presidium van de
gemeenteraad en van het college van burgemeester en wethouders ter verdere
afhandeling.
19 Raadsadres van een burger van 22 januari 2015 inzake de verhoging van
het parkeergeld.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
20 Raadsadres van een burger van 16 maart 2015 inzake het aankondigingsbord
voor tentoonstellingen op de gevel van het Joods Historisch Museum.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en
Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten.
21 Raadsadres van de Vereniging Ondernemers Rokin van 9 maart 2015 inzake het
behoud van de zebra bij Arti in het kader van het project Rode Loper Rokin.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
22 Raadsadres van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad van
17 maart 2015 inzake de plannen voor een ‘tijdelijke’ ligplaats voor een
opleidingshotel Good Hotel aan de Westerdoksdijk
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken
(inclusief Erfpacht).
23 Brief van de heer drs. P.J.M. Litjens, wethouder Personeel en Organisatie, van
16 maart 2015 inzake de uitvoering van motie nr. 601 van 18 december 2008 van
het toenmalig raadslid mevrouw Boelhouwer over de directies naar de werkvloer.
Voorgesteld wordt, de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d,
Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed,
Inkoop en Personeel en Organisatie kennis te laten nemen van de uitvoering van
deze motie en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
7
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 1 april 2015
24 Raadsadres van de Ondernemersvereniging Kalverstraat en Heiligeweg van
17 maart 2015 inzake het laad- en losverkeer van de Kalverstraat richting
het Muntplein.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling
van het Definitief Ontwerp Muntplein in de vergadering van de raadscommissie
voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT op
8 april en in de vergadering van de gemeenteraad op 22 april 2015.
8
| Agenda | 8 | discard |
Gemeente Bezoekadres
Amstel 1
Amsterdam zona PN. Amsterdam
x Postadres
Postbus 2752
1000 CT Amsterdam
Telefoon 14 020
www.amsterdam.nl/veelgevraagd
|
|
Retouradres: Postbus 2752, 1000 CT Amsterdam
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Aan de heer S. Dekker, Minister van Rechtsbescherming |
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
Datum 2 jmmr 2011 Kenm: z/g |
Behandeld door E.W.M. Gubbels, Basisinformatie, o20 253 9082, [email protected]
Bijlage(n) 1
Kopie aan B&W En gemeenteraadf/raadscommissie etc.
Onderwerp (Dringend) verzoek tot aanpassing van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
Hooggeachte heer Dekker,
In de raadsvergadering van 2 juli zo20 heeft de gemeenteraad de motie “Kom los van je |
slavennaam, kom los van je slavernijverleden” aangenomen. Met deze motie heeft de |
gemeenteraad gevraagd om het de afstammelingen van slaafgemaakten makkelijker te maken
hun naam te wijzigen, hen desnoods bij te staan en de daarmee gepaard gaande administratieve
kosten volledig te vergoeden. Deze motie kan niet uitgevoerd worden, omdat
geslachtsnaamswijziging thans niet mogelijk is op grond van het Besluit geslachtsnaamwijziging
en de Regeling betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling. Het Besluit |
bepaalt immers de situaties waarin geslachtsnaamwijziging mogelijk is. De categorie
slaafgemaakten is daarin niet opgenomen, terwijl de mogelijkheid maatschappelijk gezien wel
zeer gewenst is. Het college verzoekt v daarom om artikel 6 van het Besluit zo aan te passen dat
naamswijziging voor de nakomelingen van slaafgemaakten in een naam van hun eigen keuze
mogelijk wordt.
In 1863 heeft Nederland de slavernij afgeschaft. De praktijk van slavernij is 20 jaar later beëindigd,
maar sommige gevolgen ervan leven voort tot op de dag van vandaag. Een van deze gevolgen is
de familienaam die veel nabestaanden van slaafgemaakten dragen. |
Slaafgemaakten werden onder meer vanuit diverse delen van Afrika geroofd en verhandeld naar
Noord en Zuid-Amerika. Daarbij werd hen op vele manieren hun identiteit ontnomen. Een
essentieel onderdeel van die identiteit was hun naam. Slaafgemaakten waren bekend onder hun
naam. Pas bij hun vrijlating verkregen zij een geslachtsnaam. Die bepaalden zij veelal niet zelf,
maar werd in de praktijk meestal bepaald door ambtenaren van het gouvernement. Deze praktijk
week sterk af van de situatie in Nederland, waar na de invoering van geslachtsnamen door
Napoleon inwoners juist zelf een geslachtsnaam konden kiezen.
Wij zijn per openbaar vervoer te bereiken met de metrolijnen 51, 53 en 54 (halte Waterlooplein / vitgang Alg o02/03
Stadhuis) en tramlijn 14 (halte Waterlooplein)
Gemeente Amsterdam Pagina 2 van 2
Basisinformatie
Aan ingezetenen van Hollandse departementen werd bij Keizerlijk decreet van 18 augustus 1812
de opdracht gegeven om binnen een jaar een geslachtsnaam te kiezen, als zij die nog niet hadden.
Omdat niet iedereen dit deed werd deze termijn meermaals verlengd.
Slaafgemaakten kregen deze ruimte niet. Nadat zij hun vrijheid herkregen werd hun
geslachtsnaam voor hen bepaald. In Suriname, waar veel nabestaanden van slaafgemaakten
vandaan komen, werd dat gedaan door het gouvernement. Het recht van vrije burgers om zelf een
geslachtsnaam te bepalen gold niet voor de voormalige slaafgemaakten.
Namen die werden afgeleid van Nederlandse plaatsnamen of woorden ontkenden bovendien de
eigen cultuur van slaafgemaakten. Achternamen in het Sranantongo zijn niet toegekend. Het
gouvernement nam de Europees-Nederlandse cultuur tot vitgangspunt.
Een aanzienlijk aantal personen kreeg een naam die was afgeleid van de geslachtsnaam van de
opzichters op de plantages waar zij als slaafgemaakten hadden moeten verblijven. Veel kinderen
zijn bij slaafgemaakte vrouwen verwekt door slavenhouders, die via het gouvernement bovendien
hun geslachtsnaam aan het onvrijwillige nageslacht van de voormalige slaafgemaakte konden
opdringen.
Geslachtsnamen gaan over van generatie op generatie. Nazaten van slaafgemaakten dragen
daardoor nog steeds de aan hun voorouder opgelegde geslachtsnaam. Daarmee leeft het
institutioneel racisme, de ongelijkwaardige behandeling en de culturele ontkenning van het
toenmalige gouvernement en andere bestuurders voort in hun namen. Voor velen van hen is dat
onverteerbaar.
Slavernij en slavenhandel zijn misdaden tegen menselijkheid. Op verzoek van de gemeente is |
onderzoek gedaan naar de verantwoordelijkheid van de stad Amsterdam hierin. In september
2020 is hierover het belangwekkende boek de slavernij in Oost en West verschenen. De
onderzoekers stellen dat sprake was van een grootschalige Amsterdamse betrokkenheid bij |
Slavernij en slavenhandel. Wij kunnen het verleden niet meer ongedaan maken, maar wij kunnen |
de doorwerking van dat verleden wel tegengaan. Daarom verzoek ik u, namens raad en college
van Amsterdam, naamswijziging voor de nakomelingen van slaafgemaakten mogelijk te maken.
Vanzelfsprekend ben ik van harte bereid tot nader overleg.
Met vriendelijke groet,
0)
\ Lo
Lj Ad
Femke Halsema |
burgemeester |
|
|
|
|
|
|
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad |
x Gemeenteblad |
x Motie |
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 852 |
Ingekomen op |
Behandeld op
Status
“Onderwerp |
Motie van de leden Taimounti en Blom inzake ‘Kom los van je slavennaam, kom los |
van je slavernijverleden’.
“Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de brief Aanpak discriminatie: stand van zaken en
intensivering. |
Concluderende dat:
- Nederland in theorie in 1863 als een van de laatste landen in de wereld de
slavernij heeft afgeschaft;
- In de praktijk tot slaafgemaakten waren gedwongen tot 1873 als tot
slaafgemaakte moest blijven fungeren met alle gevolgen en ontberingen die |
daarmee gepaard gingen; |
- Tussen 1863 en 1873 het moment pas kwam dat de meeste tot |
slaafgemaakten een achternaam kregen; |
- Vóór 1863 tot slaafgemaakten enkel een ‘slavennaam' kregen toegewezen
van hun meester;
- Tot slaafgemaakten werden ontdaan van hun cultuur, religie, naam en
verleden |
- Tot slaafgemaakten werden gedwongen de cultuur, religie, naam en |
verleden van hun meesters en kolonialen te accepteren als hun eigen. |
Overwegende dat |
- Veel Amsterdammers nog elke dag worden geconfronteerd met dit deel van |
het Nederlandse verleden; |
- Veel Amsterdammers worden herinnerd aan het verleden waarin zij werden
ontdaan van hun cultuur, religie, naam en verleden door hun achternaam;
- Veel Amsterdammers die afstammen van tot slaaf gemaakten nog steeds
niet dezelfde kansen hebben en dus ook niet altijd de middelen hebben om
zich te kunnen ontdoen van de pijnlijke verleden die in hun achternaam
verankerd zit.
1
|
mn nnee ennn
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: |
De afstammelingen van tot slaafgemaakten het makkelijker te maken hun naam te
wijzigen, hen desnoods hij te staan en de daarmee gepaard gaande
administratieve kosten volledig te vergoeden
De leden van de gemeenteraad
M. Taimounti
S.R.H. Blom
|
2
| Motie | 4 | discard |
Bezoekadres
> Gemeente b
mstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 18 november 2020
Ons kenmerk
Behandeld door Naomi Glaser
Bijlage
Onderwerp Reactie op motie (426) van raadslid Poot en Naoum Néhmé (VVD) getiteld aanpak
Coronacrisis (wegnemen van de onduidelijkheid rondom een gezamenlijk
huishouden)
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 20-04-2020 heeft uw raad bij de behandeling van de
actualiteit inzake de aanpak Coronacrisis motie (426) de aanpak Coronacrisis (wegnemen van de
onduidelijkheid rondom een gezamenlijk huishouden) van raadsleden Poot en van Naoum Néhmé
(VVD) aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
1. Door middel van een folder duidelijkheid te verschaffen aan de vele bijzondere woongroepen
die Amsterdam kent met betrekking tot de regels in de noodverordening. In deze folder in te
gaan op de verschillende type woonsituaties die Amsterdam kent en de manier hoe ze om
moeten gaan met de 1,5 meter situatie binnens- en buitenshuis.
2. Deze folder zowel online aan te bieden als actief op te sturen naar de bekende plekken in
Amsterdam met veel bijzondere woongroepen.
Ten tijde van het indienen van deze motie lag de nadruk nog op het verbod van samenkomsten
van kleine groepen. Bij het vitvoeren van de motie lag de nadruk op afstand houden; binnen en
buiten de woning, voor mensen die samen zijn en geen onderdeel vitmaken van een gezamenlijk
huishouden. Daarom is vitvoering aan deze motie gegeven door een omschrijving te geven van
het begrip ‘gezamenlijk huishouden’.
Op de coronapagina van de website van de gemeente Amsterdam staat deze omschrijving.
Wanneer val je als gezelschap onder het begrip ‘gezamenlijk huishouden’ en wanneer niet.
Inclusief de regels die gelden voor mensen vit een gezamenlijk huishouden en voor mensen die
samen zijn en geen onderdeel uitmaken van een gezamenlijk huishouden. Specifiek is hiervoor ook
aandacht op de jongerenpagina www.amsterdam.nl/daardoeikhetvoor. Eris niet gekozen voor
een folder, aangezien in deze crisis in korte tijd veel verandert. Voorkomen moet worden dat de
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 18 november 2020
Kenmerk
Pagina 2 van 2
informatie al weer achterhaald is, nadat de folder verspreid is. Wel verspreiden we actief
informatie over de regels van afstand houden in relatie tot het begrip ‘gezamenlijk huishouden’ in
doelgroep specifieke communicatiemiddelen en uitingen. Zowel online als niet online.
Maatregelen tegen het virus veranderen met enige regelmaat. In de zomer was er vooral sprake
van versoepelingen; na de zomer volgden weer aanscherpingen. We sluiten onze communicatie-
uitingen continu aan op de actualiteiten.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
/ [/
PL dt ú A 0 Ï
Femke Halsema Peter Teesink
burgemeester gemeentesecretaris
| Motie | 2 | val |
\
1.1.1
raadsadres: rookvrij Gemeentevervoerbedrijf
Met dit bericht vraag ik de gemeenteraad zich in te spannen voor een
nadrukkelijke rookvrije omgeving voor de jonge generatie.
Eerder schreef ik een brief aan het GVB, met kopie naar de wethouder. Helaas
ontving ik hierop geen reactie. Omdat het GVB hierbij de Gemeenteraad nodig
heeft in dit beleid, is dit verzoek aan u gericht.
Concreet is het verzoek:
1. Maak de gehele ruimte bij de veerponten (de aanlegsteigers en alle dekken
van de pont) tussen Noord en de stad rookvrij.
2. Maak ook alle haltes in het openbaar vervoer (bus/tram/bovengrondse
metro) rookvrij.
Met vriendelijke groet,
mede namens initiatief Amsterdams Rookalarm (aangesloten bij de Alliantie:
‘Naar een rookvrije generatie), zie Huisartsenkring Amsterdam.
https://amsterdam-almere.Ihv.nl/dappere-dokters/rookalarm-amsterdam
Uw bijlage
briefrookvrijgvb.pdf
| Raadsadres | 1 | train |
Periode Juli 2022- juli 2023
ee
Mei 2022
Aanleiding
In Zuidoost waren (onbeantwoorde) onderzoeksvragen; zowel vanuit het reguliere beleid als door de
plannen van het Masterplan. Daarom heeft het MT besloten de onderzoeksfunctie binnen het
stadsdeel te versterken. De positionering van ons team van onderzoeksadviseurs in Zuidoost
betekent enerzijds dat wij sneller en met meer kennis van het gebied en de opgaven opereren en de
vragen kunnen coördineren. Anderzijds ondersteunen wij onze collega’s vanuit de vraagkant van het
gebied en vervullen wij een brugfunctie tussen vraag en aanbod van informatie.
Onderzoeksadviseurs Zuidoost
Sinds 1 januari 2022 zijn er 3 onderzoeksadviseurs in Zuidoost in het team Eh
van IAV. De onderzoekscapaciteit is hiermee sterk uitgebreid ten opzichte 5
van 16 uur per week voorheen.
d kh
o Conny Tjin (16 uur) B conny Tjin
o Hans Schoemaker (16 uur voor Zuidoost en 16 uur voor West) y
o Suzanne Wolf (28 uur).
Suzanne
Wolf
mn
1
“
Rol onderzoeksadviseur
Als onderzoeksadviseurs ondersteunen, informeren en adviseren wij bij data-, informatie- en
onderzoeksvragen binnen het gebiedsgericht werken in Zuidoost. Ook adviseren wij zowel gevraagd
als proactief en bewaken wij de coördinatie van verschillende onderzoeksvragen.
Daarnaast zijn wij een schakel tussen de informatievraag van Zuidoost en het onderzoeks- en data-
netwerk in Amsterdam. Wij maken deel uit van het team Informatiegestuurd GebiedsGericht
Werken (iGGW). Dit team van onderzoeksadviseurs en analisten van de zeven pd Verbinden
stadsdelen pakt gezamenlijk stadsdeeloverstijgende onderzoeksvragen op en °
werkt aan producten met data op laag geografisch schaalniveau om meer inzicht Ed Coärdineren
te krijgen in de opgaven in de gebieden. Samen met andere onderzoeksadviseurs
verzorgen we workshops over de website Gebied in Beeld, versturen we nieuws- & adviseren
brieven en werken we aan diverse gezamenlijk producten zoals de corona- Ì
factsheets, de factsheet ‘Welke buurten welke opgaven’ en onderzoek naar de ® Iaformeren
woningbehoefte van jongeren in Amsterdam.
Producten
Wij zijn in januari 2022 als onderzoeksteam Zuidoost van start gegaan. In dit jaarplan Onderzoek
Zuidoost (periode juli 2022 tot juli 2023) beschrijven wij welke zaken wij komend jaar (1 juli 2022 —
30 juni 2023) willen aanpakken en realiseren:
1. Overzicht lopend en gewenst onderzoek en data
2. Kennisdeling relevante onderzoek en data
3. Ondersteuning ad hoc onderzoeksvragen uit Zuidoost
4. Uitvoering uitgebreider onderzoek
5. Onderzoek m.b.t. Masterplan Zuidoost
6. Gebiedsanalyses en uitvoeringsplan
Deze producten zijn hieronder beschreven.
Daarna volgt een overzicht van producten die wij in de eerste helft van 2022 hebben gerealiseerd en
welke wij, voor zover op dit moment bekend, voor de komende periode hebben gepland.
1. Overzicht van lopend en gewenst onderzoek en data
De eerste helft van dit jaar hebben we ons gericht op het verkrijgen van een overzicht van
uitgevoerd, lopend, gepland en gewenst onderzoek en datavragen. Deze informatie verzamelden wij
o.a. via gesprekken met collega's in de stadsdeelorganisatie en van team van het Masterplan, tijdens
bijeenkomsten met gebiedsteams, via ons netwerk van stadsdeelonderzoeksadviseurs en andere
onderzoekers binnen de gemeente, op internet en de website Openresearch.
In 2022/23 zorgen wij ervoor dat we op de hoogte blijven van de actuele stand van zaken.
2. Kennisdeling relevante onderzoek en data
Informatie over onderzoeks- en informatieproducten, zoals factsheets of dashboards, en vind-
plaatsen verspreiden wij via overleggen zoals de Weekstart, bijeenkomsten van gebiedsteams of
lunchbijeenkomsten, gemeentelijke onderzoekersoverleggen, workshops, in één op één gesprekken,
via Tamtam, de iGGW-nieuwsbrief van de stadsdeelonderzoeksadviseurs en via de website
Openresearch waar een database aan lopend en afgerond onderzoek over Amsterdam aanwezig is.
mn
2
“
Op Openresearch staat nu een overzicht van onderzoek over Zuidoost uit eerdere jaren.
In 2022/23 willen wij werken aan het ontsluiten van relevant onderzoek en informatie op de
Zuidoost-webpagina van Openresearch. Dit wordt de centrale plek waarop statistische en
onderzoeksinformatie over Zuidoost verzameld is, ontsloten per gebied of per Masterplan-ambitie.
Het gaat hier met name om informatie op een laag geografisch schaalniveau (bijv. naar buurt).
Ook gaan we de komende periode het dashboard van het team stadsdeelonderzoeksadviseurs
‘Welke buurten, welke opgaven’ actief presenteren. Aan de hand van dit dashboard kan de relatieve
positie van een buurt worden bepaald met betrekking tot de stedelijke opgaven.
3. Ondersteuning ad hoc onderzoeksvragen uit Zuidoost
Een groot deel van ons werk bestaat uit het helpen van collega’s met hun gebiedsgerichte
onderzoeksvraag. Dit varieert van het verhelderen van de onderzoeksvraag, zoeken naar al
aanwezige data of onderzoek, geven van presentaties, zelf uitvoeren van onderzoek of kleine
enquêtes tot het begeleiden van een uitbesteding aan OIS of ander onderzoeksbureau. Voorbeelden
zijn de vraag van het DB naar leefbaarheid in Zuidoost en het schrijven van factsheets over een buurt
zoals de H-buurt.
In 2022/23 willen we na een inventarisatie langs de gebiedsteams uitgebreidere onderzoeksvragen
indienen bij OIS middels het onderzoeksjaarplan van de gezamenlijke stadsdelen (in december)
zodat deze in 2023 uitgevoerd worden. Eventueel kunnen we onderzoeksvragen aanhaken bij vragen
van andere stadsdelen. In 2023 hebben wij tijd voor korte ad hoc vragen vanuit het stadsdeel.
4. Uitvoeren uitgebreider onderzoek
De onderzoeksvragen die leven bij de gebiedsteams en de doorbraken in het Masterplan gaan veelal
over dezelfde thema's. Gebiedsteams stellen vooral vragen over achterblijvende ontwikkeling op
korte termijn, terwijl in het Masterplan de focus ligt op kansen op langere termijn. Het gaat in beide
gevallen vooral om thema’s als:
o Onderwijs(kansen)
o Arbeidsmarktkansen
o Kwetsbaarheid
o Betrokkenheid bewoners en relatie tot stadsdeelorganisatie
o Leefbaarheid, wonen en behoud van aanwezige bewoners
o Drugseconomie/veiligheid
o Nieuwbouwplannen en gevolgen voor het fysiek domein (verkeer/ openbare ruimte)
Wij stellen voor om jaarlijks één of twee onderzoeksthema’s te kiezen om uit te werken. Daarbij
combineren wij zoveel mogelijk de verschillende vragen m.b.t. het thema. Op basis van het belang
voor de opgaven en stadsdeeldoelen in Zuidoost en omdat er belangrijke kennis op deze thema’s
ontbreekt stellen wij voor om in 2022/23 onderzoek te doen naar:
1. Arbeidsmarktkansen: Een overzicht van het aanbod aan arbeidsmarktpotentieel (naar sector,
opleiding, leeftijd etc.) en de vraag vanuit bedrijven die aanwezig zijn in Zuidoost. Vanuit ambitie
4 van het Masterplan is verzocht de focus te leggen op werkzoekende jongeren met een lage of
midden opleiding en op jongeren die uit het zicht zijn omdat zij geen uitkering ontvangen en niet
geregistreerd zijn. Geregistreerde data zullen gecombineerd worden met informatie uit
mm
3
“
gesprekken en kwalitatief onderzoek onder jongeren over de kansen en barrières die zijn zien.
Dit onderzoek zullen we deels uitbesteden, deels zelf uitvoeren.
2. Leefsituatie van jongeren in Zuidoost: een integraal overzicht m.b.t. opleidingsniveau,
arbeidsmarktkansen, woonsituatie, financiële situatie, gezondheid en tevredenheid over hun
situatie. Dit doen wij voor een belangrijk deel met beschikbare informatie waarbij we de leemtes
aanvullen. Met dit overzicht worden diverse vragen vanuit de organisatie beantwoord.
Daarnaast zullen wij toetsen of dit toegevoegde waarde heeft voor het Masterplan.
Wanneer wij onderzoek doen waar geen duidelijke opdrachtgever is, zullen we het opdrachtgever-
schap beleggen bij het MT-lid en hoofd B&O door middel van een kort onderzoeksvoorstel.
Op dit moment ontbreekt een onderzoeksbudget om onderzoekers in te huren, data te kopen en
respondenten te vergoeden. Wij denken dat een budget van 5.000 in 2022 en 10.000 in 2023
toereikend is voor de onderzoeksplannen in de document.
5, Onderzoek m.b.t. Masterplan Zuidoost:
Op basis van gesprekken met de organisatie van het Masterplan (o.a. directeur en
programmaregisseurs) hebben we met OIS een onderzoeksvoorstel opgesteld. Op dit voorstel is
positief gereageerd en wordt er naar een (gedelegeerd) opdrachtgever gezocht.
1. Een indicatorenmonitor met herijkte indicatoren (outcome) waarbij voor de ambities 1 t/m 4
relevante cijfers worden bijgehouden. Omdat het Masterplan als doel heeft verbeteringen in
gang te zetten voor de groep die opgroeit in Zuidoost/daar al woonachtig is zullen alle cijfers
zoveel als mogelijk worden uitgesplitst naar:
e Amsterdam
e Zuidoost als geheel
e Bewoners die al langer in Zuidoost wonen
e Bewoners die recent in Zuidoost zijn komen wonen.
Nader onderzocht gaat worden hoe we ook de vertrekkers uit Zuidoost kunnen volgen.
In 2022/23 gaan wij met het team van het Masterplan Zuidoost en OIS de indicatoren herijken
zodat ze beter aansluiten op de doelen van het Masterplan en de vierjarendoelstellingen. Eind
2022 levert OIS een nieuwe nulmeting en eind 2023 de 1-meting van deze indicatoren. Wij
zorgen voor het “inbedden” van de monitor binnen Zuidoost door de betrokkenen te helpen om
de cijfers juist te interpreteren door middel van advies, analyses en door het geven en
begeleiden van workshops.
2. Evaluaties van jaarlijks een tweetal belangrijke doorbraken of projecten op basis van veelal
een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek onder betrokkenen van het project
(effecten). Dit kunnen professionals zijn, bewoners of heel specifieke doelgroepen. Het
Masterplan heeft als doel een lerende aanpak te zijn, dergelijke evaluaties dragen daaraan bij.
De programmadirecteur bepaald jaarlijks welke projecten geëvalueerd worden, per evaluatie zal
bepaald worden wat de juiste evaluatie-aanpak is. Het streven is om per evaluatie zoveel als
mogelijk een vergelijkbare aanpak te kiezen om de onderlinge vergelijkbaarheid te vergroten.
In 2022/23 helpen wij bij het prioriteren van onderzoek naar de doorbraken.
In 2022/23 hebben wij daarnaast de volgende producten of activiteiten gepland:
3. Eenlijst van outcome-indicatoren voor een landelijke monitor opgesteld door de onderzoekers
van de 16 masterplannen in Nederland op verzoek van het ministerie van BZK. Deze indicatoren
zullen ook worden ook opgenomen in de onder 1) genoemde indicatorenmonitor.
mn
4
4. We zijn nauw betrokken om een goede aansluiting te borgen tussen het Dashboard Zuidoost
waar de inspanningen van reguliere en Masterplan-activiteiten zullen worden gemeten en de
indicatorenmonitor onder 1) en in te spelen op veranderende doelen en doorbraken.
5. Op verschillende onderwerpen zijn verdiepende analyses nodig of evaluaties onder deelnemers
na afloop van een activiteit. Wij willen proactief en op verzoek van programmaregisseurs en
projectleiders het overzicht daarop behouden, helpen prioriteren, sparren over de
onderzoeksvraag en -methode, adviseren over en begeleiden van de uitbestedingen. Daarnaast
zijn wij op verzoek van programmaregisseurs en projectleiders beschikbaar voor het opvragen
en interpreteren van data en voor het zelf uitvoeren van kleine onderzoeken.
6. Gebiedsanalyses en uitvoeringsplan
In de periode maart/april 2022 hebben we de 4 gebiedsanalyses van Zuidoost gemaakt door OIS met
de gebiedsteams besproken en vervolgens teruggekoppeld. Wij adviseren m.b.t. het SMART
formuleren van de vierjarendoelstellingen. De vierjarendoelstellingen en gebiedsanalyses dienen als
basis bij het bepalen van de activiteiten voor de uitvoeringsplannen.
De volgende gebiedsanalyses zullen niet in 2023, maar bij de volgende verkiezingen gemaakt
worden.
Overzicht onderzoeksproducten
Gerealiseerd Gepland of lopend
januari - juli 2022 juli 2022 - juli 2023
Kortom Zuidoost: voor het nieuwe bestuur en A-jarendoelstellingen SMART formuleren
de stadsdeelcommissie is een rapportage over , her
hoe het stadsdeel ervoor staat in 2022 en welke Ondersteuning Masterp an he erking
trends en ontwikkelingen relevant zijn voor de Monitor en evaluatieonderzoe
te verwachten opgaven, maart 2022 Factsheet G-buurt Noord
Een notitie naar Leefbaarheid in Zuidoost n.a.v. Begeleiding Woonbehoefte thuiswonende
de nieuwe data uit de enquête Wonen in jongeren
Amsterdam op verzoek van de DB, feb. 2022
Presentatie H-buurt bijeenkomst Buurtbalans
Factsheet Sociale schouw G-buurt Noord, mei
2022 Presentatie met directie Wonen
Factsheet Sociale schouw H-buurt, maart 2022 Presentatie Welke buurten, welke opgaven?
Afstemming gebiedsanalyses, april/mei 2022 Ontsluiting onderzoek via Open Research
Factsheet ‘Welke buurten, welke opgaven - Ondersteuning bij onderzoek rondom de
stadsdeel Zuidoost’ n.a.v. het gelijknamig Amsterdamse Poort’ i.v.m. integrale aanpak
dashboard, mei 2022 (straatinterviews)
Factsheet ‘Laaggeletterdheid in Zuidoost’ Ondersteuning bij onderzoek ‘Sociale
problematiek H-buurt’ i.v.m. integrale aanpak
Bantwoorden ad hoc vragen naar data
Divers digitale enquête-onderzoek met Enalyzer
Rapportage Arbeidsmarktpotentieel Zuidoost
Rapportage Leefsituatie jongeren Zuidoost
Etc.
mn
5
| Factsheet | 5 | test |
4 Gemeente
Amsterdam
Planning en proces inzet budget gebiedsgerichte opgaven 2024
Aan Stadsdeelcommissie Oost
Van Dagelijks bestuur stadsdeel Oost
Kopie aan
Datum 29 november 2023
Geachte leden van de stadsdeelcommissie,
Het college heeft tijdens de begrotingsretraite besloten om voor de stadsdelen in 2024 en 2025
€ 0,5 miljoen en daarbovenop nog € 1 per inwoner beschikbaar te stellen voor de gebiedsgerichte
opgaven. Voor stadsdeel Oost gaat het om een bedrag van afgerond € 645.000. Het mandaat voor
de besteding hiervan ligt bij de dagelijks besturen, die de stadsdeelcommissies hierbij betrekken.
Op dit moment wordt gewerkt aan een kader voor de inzet van het budget. Het kader is formeel
nog niet vastgesteld, maar de belangrijkste conceptafspraken zijn als volgt:
1. Past binnen de verantwoordelijkheid 22 taken; en/of
2. Past binnen de meerjarige gebiedsopgaven; en/of
3. Betreft een actualiteit die vraagt om snel handelen.
4. Gezien het doel van deze budgetten ligt inzet op extra capaciteit/organisatie minder voor de
hand.
5. Het dagelijks bestuur doet een voorstel aan de stadsdeelcommissie (hierna: SDC) op
hoofdlijnen, hierbij ook rekening houdend met actualiteiten die zich in een lopend jaar kunnen
voordoen.
6. Om ook tot realisatie te kunnen komen wordt uiterlijk in maart 2024 besloten over het
verdeelvoorstel op basis van een advies van de SDC.
7. Verantwoording over de inzet van de middelen wordt betrokken bij de verantwoording over
de gebiedsopgaven: het dagelijks bestuur doet jaarlijks verslag aan de SDC en het college.
8. Hetbetreft een meerjarig incidenteel budget voor 2024 en 2025 waarbij bezien moet worden
of het noodzakelijk dan wel gewenst is budgetten door te kunnen schuiven.
In overleg met bestuursondersteuning is ervoor gekozen een soortgelijke technische sessie te
houden als vorig jaar bij het bepalen van de gebiedsopgaven & doelstellingen 2023-2026. Op 12
december vindt een technische sessie plaats waarin elk gebied een tafel heeft. Er zijn dan 4 sessies
van een half vur waarbij de aanwezige SDC-leden rouleren over de verschillende tafels. De SDC-
leden zitten in wisselde samenstelling aan elke gebiedstafel. Het eerste deel van de technische
sessie zal gaan over het proces en de spelregels. Daarna krijgen de SDC-leden de kans om voor elk
gebied specifiek aan te geven wat hun ideeën en voorstellen zijn. Welke thema's zij belangrijk
vinden. De tafels worden geleid door de gebiedsmanagers, daarbij ondersteund door de
gebiedscoördinatoren.
Gemeente Amsterdam Datum 29 november 2023
Pagina 2 van 2
Technische sessie met SDC over proces/spelregels extra gebiedsgelden en 12-dec-23
inventarisatie thema'’s/projecten.
| Actualiteit | 2 | val |
D Gemeente Amsterdam W l J
% Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie,
Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid
% Agenda, donderdag 11 oktober 2007
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en
Grotestedenbeleid
LET OP, GEWIJZIGDE LOCATIE
Tijd 09.00 tot 12.30 uur
Locatie Boekmanzaal
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _vragenhalfuur publiek
5 Conceptverslag van de openbare vergadering van
de Raadscommissie WIJ d.d. 27.09.2007
e _ Tekstuele wijzigingen worden vóór de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven (CommissieWIJ @raadsgriffie.amsteram.nl)
e Verslag wordt nagezonden
6 openstaande toezeggingen
7 Termijnagenda
8 Actualiteiten
9 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de Raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur”geldt het bovenstaande ook, met dien verstande
dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.amsterdam.nl/gemeenteraad.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam W l J
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Agenda, donderdag 11 oktober 2007
Werk en Inkomen
10 Rapporten Gemeentelijke Ombudsman DWI Tweede kwartaal 2007 Nr. BD2007-
005009
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Educatie
11 Eindevaluatie Amsterdams Onderwijs adviespunt radicalisering Nr. BD2007-
006044
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Hoogerwerf (D66) in de vergadering van
27 september 2007
e Eindevaluatie heeft ook op de TKN lijst van de commissie AZ gestaan en is daar door
Alberts (SP) geagendeerd. Inhoudelijke behandeling van deze eindevaluatie in twee
commissies is niet wenselijk. Daarom overleggen voorzitters van AZ en WIJ over
meest geëigende commissie voor behandeling. Over de uitkomsten wordt u nog
nader geïnformeerd.
12 Stand van zaken Dagarrangementen en Combinatiefucties (D&C) Nr. BD2007-
006045
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Riem Vis (PvdA) in de vergadering van 27
september 2007
2
| Agenda | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1846
Datum indiening 26 september 2019
Datum akkoord 30 oktober 2019
Publicatiedatum 31 oktober 2019
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van de leden De Jong en El Ksaihi
inzake het bericht op AT5 over kinderen in de daklozenopvang.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelsters:
In het AT5-bericht worden twee Amsterdamse nichtjes van 10 en 11 jaar oud
geïnterviewd. Zij leven al ruim een jaar in een daklozenopvang. Er zijn in Amsterdam
730 kinderen zoals zij, die geen vaste woonplek hebben. Een deel van deze kinderen
woont in een noodopvang; een ander deel in appartementen van zorgorganisaties.
Het aantal gezinnen in de noodopvang is de afgelopen jaren enorm toegenomen,
onder andere door de krapte op de woningmarkt. Het is goed dat gezinnen in nood
worden opgevangen en dat ze niet op straat hoeven te leven, maar ervaring leert dat
het zeker niet fijn wonen is in een opvang. Zeker voor kinderen niet.
Daarnaast wordt uit het bericht duidelijk dat er in de opvang weinig activiteiten voor
kinderen zijn. De Kinderpostzegels heeft een actie gedaan voor kinderen in de
daklozenopvang om ervoor te zorgen dat ze zich er beter thuis voelen en dat er
goede begeleiding voor ze is.
Het lid Simons heeft hier al op 25 september 2019, namens de fractie van BIJM1,
schriftelijke vragen over ingediend. De fracties van GroenLinks en D66 hebben nog
een aantal aanvullende vragen.
Gezien het vorenstaande hebben de leden De Jong en El Ksaihi, respectievelijk
namens de fracties van GroenLinks en D66, op grond van artikel 45 van het
Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende
schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid Simons van 25 september,
namens de fractie van BIJ (nr. 1845.19) — aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Hoe lang blijven kinderen gemiddeld in de maatschappelijke opvang?
Antwoord:
3/9 gezinnen verblijven momenteel in de maatschappelijke opvang. Van de
gezinnen die op 7 oktober 2019 in de maatschappelijke opvang verblijven is de
duur van verblijf tot dan toe gemiddeld 13 maanden (variërend van 1 dag tot meer
dan 6 jaar); 78% verblijft er op dat moment korter dan 17 maanden, 15% tussen
17 en 27 maanden en 7% tussen 27 maanden en 6 jaar en 8 maanden.
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng lu6 Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 26 september 2019
Naast de maatschappelijke opvang, verblijven er ook 229 gezinnen in de
noodopvang. Van de gezinnen die op 1 september 2019 in de noodopvang
verblijven is de duur van verblijf tot dan toe gemiddeld 7 maanden (variërend van
1 dag tot 27 maanden); 30% verblijft er op dat moment korter dan 3 maanden,
30% tussen 6 en 12 maanden, 16% langer dan een jaar.
2. Wat voor voorzieningen (zorg, welzijn en sociaal) voor kinderen zijn er in de
maatschappelijke opvang?
Antwoord:
In alle voorzieningen wordt aandacht geschonken aan de ontwikkeling van de
kinderen. Voor de schoolgaande kinderen worden eventuele reiskosten vergoed.
Ouder- en kindteams zijn waar nodig betrokken voor extra zorg. Een heel
belangrijk aspect is de veiligheid van de kinderen. De werkwijze hiervoor wordt
momenteel versterkt, onder andere door de screening van de GGD met
jeugdexpertise te versterken. Veilig Thuis en de (basis) jeugdhulp spelen daarbij
ook een rol. De opvang is wel sober en bedoeld voor een zo kort mogelijk verblijf.
Een aantal locaties heeft daarnaast nog een aantal specifieke voorzieningen,
zoals een Artis-pas voor de kinderen, of naschoolse opvang voor kinderen
3. Hebben maatschappelijk werkers werkzaam in de maatschappelijke opvang
genoeg oog of ruimte voor de kinderen in de opvang?
Antwoord:
De werkers van de maatschappelijke opvang letten op het welzijn en de veiligheid
van de kinderen. Als er extra ondersteuning of zorg nodig is, worden gezinnen
verwezen naar Ouder Kind Teams. Ook is afgesproken dat Jeugdbescherming
een sterkere rol krijgt. Indien er reden is om te twijfelen aan kindveiligheid, wordt
altijd een melding gemaakt bij Veilig Thuis.
4. Wordt er bij het inrichten van de opvang ook aan kinderen zelf gevraagd wat zij
fijn vinden? Zo niet, is het college bereid hierover in gesprek te gaan met
maatschappelijke organisaties?
Antwoord:
Bij de inrichting van zowel maatschappelijke-en-noodopvanglocaties wordt in
algemene zin rekening gehouden met kinderen. Er wordt niet specifiek aan de
kinderen gevraagd wat zij fijn vinden, dat heeft te maken met de sobere en
tijdelijke aard van de voorziening. Voor bijvoorbeeld extra speeltoestellen en
dergelijke werken de opvangorganisaties samen met verschillende stichtingen.
5. Hoe staat het met de samenwerking van de maatschappelijke opvang
organisaties met organisaties in de buurt van de opvang die activiteiten voor
kinderen organiseren?
Antwoord:
De opvanglocaties verwijzen ouders naar mogelijkheden in de buurt, maar het is
aan de ouders om hier iets mee te doen. In de praktijk weten de opvanglocaties
deze organisaties te vinden. Zo wordt er bijvoorbeeld samengewerkt met
Stichting Dynamo, en is er een andere locatie waar vrijwilligers elke twee weken
activiteiten komen doen.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ober 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 26 september 2019
6. Is Amsterdam aangesloten op het initiatief van de Kinderpostzegels zoals
de Warm Welkom Koffer en HuisjeBoompjeBeestje?
Antwoord:
Ja, de maatschappelijke opvanglocaties zijn hierbij aangesloten. Zo heeft
HuisjeBoompjeBeestje in het verleden een speeltoestel geplaatst bij de locatie
Roggeveen. Dit gaat ook gebeuren bij de locatie Westlander en bij de Thomas
Prinslaan komt een activiteitenruimte voor kinderen.
Andere initiatieven, zoals de Stichting voor het Vergeten Kind, hebben zich in
het verleden ook met de doelgroep bezig gehouden. Tevens heeft HVO Querido,
een maatschappelijke opvangorganisatie, voor de sinterklaasviering dit jaar
contact met Actie Pepernoot. Dit initiatief geeft kinderen die in armoede verkeren
toch een cadeautje op pakjesavond.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
X Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
x Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
Raadsaangelegenheden
Tijd 13.30 tot 17.00 uur en vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie De Boekmanzaal, Stadhuis
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ, d.d. 9
juni 2016
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de
vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar
6 _Tkn-lijst
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
8a Actualiteiten Raadsleden
9 Actualiteiten Burgemeester
10 Rondvraag
Financiën
11 De Voorjaarsnota 2016 Nr. BD2016-008974
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 12
e Behandeling tweede termijn
e _ Stukken reeds in uw bezit
Bestuurlijk Stelsel
12 Vaststellen actualisatie gebiedsagenda's Nr. BD2016-008976
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 11
e Behandeling tweede termijn
e _ Stukken reeds in uw bezit
13 Ruimte voor Maatschappelijk Initiatief AZ Nr. BD2016-008977
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
e _ Stukken reeds in uw bezit
14 Initiatiefvoorstel van het lid Groot Wassink (GL): Democratische Proeftuin Nr.
BD2016-007783
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 17 maart 2013
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunten 15 en 16
2
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
15 Bestuurlijke reactie initiatiefvoorstel Groenlinks (democratische proeftuin
Amsterdam) Nr. BD2016-005541
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 14 en 16
16 Bestuurlijke reactie initiatiefvoorstellen Groenlinks en SP over buurt-, wijk- en
stadsdeelreferendum Nr. BD2016-008114
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunten 14 en 15
Openbare Orde en Veiligheid
17 Top1000: begrotingswijziging Nr. BD2016-008191
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
e _Deleden van de raadscommissie FIN zijn hierbij uitgenodigd
18 Oud en Nieuw 2015-2016 Nr. BD2016-007805
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Van Lammeren (PvdD)
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 19
e Was Tkn 9 in de raadscommissie AZ, d.d. 3 december 2015
e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 7 januari 2016
19 Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren van 15 december
2015 over een vuurwerkverbod voor particulieren bij professionele
vuurwerkshows. Nr. BD2016-009066
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 18
20 Evaluatie experiment Crowdmanagement Sail Amsterdam 2015 Nr. BD2016-
008972
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van de leden Groot Wassink (GL) en Yesilgöz (VVD)
e Was Tkn 4 in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
3
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
21 Zorgen politievakbond over grote aantal verwarde personen in de stad. Nr.
BD2016-008160
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Yesilgöz (VVD)
22 Cameratoezicht toezegging februari 2016 Nr. BD2016-008973
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Verheul (D66)
e Was Tkn 6 in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
23 Misdaadmeter 2016 van het Algemeen Dagblad. Nr. BD2016-008979
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van de leden Yesilgöz (VVD), Shahsavari Jansen (CDA) en
Van Soest (PvdO)
e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
e _ Stukken reeds in bezit
24 Rapport Internationaal recht en cannabis Il van Professor Van Kempen over
reguleren wietteelt in het kader van mensenrechtenverdragen. Nr. BD2016-
008985
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Op verzoek van de Burgemeester uitgesteld
25 Reactie minister Koenders op brief burgemeester inzake aanhouding
sekswerkers VS Nr. BD2016-008978
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA)
e Was Tkn 14 in de raadscommissie AZ, d.d. 12 mei 2016
e _ Uitgesteld in de raadsommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
e _ Stukken reeds in uw bezit
Juridische Zaken
26 Raadsvoordracht tot wijziging van de Verordening op het burgerinitiatief, het
volksinitiatief en het referendum. Nr. BD2016-008958
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 14 september 2016)
4
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
27 Raadsvoordrachten inzake nieuwe gedragscodes voor de raad, het college, het
algemeen en het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies en een nieuwe
verordening voorzieningen collegeleden Nr. BD2016-008536
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
28 Uitvoering motie ‘Ondersteunen kleine ondernemers langs Noord Zuidlijn Nr.
BD2016-008981
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Deleden van de raadscommissies WE en ID zijn hierbij uitgenodigd
e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
e _ Stukken reeds in bezit
Algemene Zaken
29 Initiatiefvoorstel van het raadslid Ruigrok (VVD): Brugen slaan naar een
Amsterdams verleden. Nr. BD2016-008785
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 30
30 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van het raadslid mevrouw Ruigrok van
VVD, getiteld: ‘Bruggen slaan naar een Amsterdams verleden’ Nr. BD2016-
008482
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 29
31 Betalen boete op straat Wegsleep Nr. BD2016-007803
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Ruigrok (VVD)
e Was Tkn 9 in de raadscommissie AZ, d.d. 12 mei 2016
e _Deleden van de raadscommissie ID zijn hierbij uitgenodigd
32 Beantwoording vragen OV verboden Nr. BD2016-008632
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
5
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
33 Aparte klachtenregeling Boa's Nr. BD2016-008970
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Mbarki (PvdA)
e Was Tkn 1 in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
Communicatie
34 Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid Nr. BD2016-008982
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Deleden van de raadscommissies ID en FIN zijn hierbij uitgenodigd
e Aangehouden in de raadscommissie AZ, d.d. 9 juni 2016
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 35, 36, 37, 42 en
43
e _ Stukken reeds in uw bezit
e Op verzoek van de leden Van Dantzig (D66) en Van Lammeren (PvdD) geagendeerd
voor de gemeenteraad van 13/14 juli 2016
35 Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Bosman en Van Dantzig inzake
festivalterreinen Nr. BD2016-009049
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 36, 37, 42 en
43
36 Initiatiefvoorstel van raadsleden Van Dantzig (D66) en Ruigrok (VVD) getiteld,
Eén Amsterdams Festivalbeleid. Nr. BD2016-007812
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 37, 42 en
43
3/7 Initiatiefvoorstel van de leden Van Dantzig, Bosman, Alberts en Ruigrok:
Duurzame festivals Nr. BD2016-006711
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 36, 42 en
43
Raadsaangelegenheden
38 Ontwerpbegroting 2017 en gewijzigde begroting 2016 RMA Nr. BD2016-007222
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
6
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 30 juni 2016
39 Vaststellen van de rechtspositieregeling van de directeur Rekenkamer Metropool
Amsterdam Nr. BD2016-008991
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
40 jaarrekening 2015 Gemeentelijke ombudsman Nr. BD2016-008883
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
41 begroting 2017 Gemeentelijke ombudsman Nr. BD2016-008898
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 13/14 juli 2016)
TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN
Communicatie
42 Bestuurlijke reactie op initatiefvoorstel één Amsterdams festivalbeleid Nr.
BD2016-009767
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 36, 37 en
43
43 Bestuurlijke reactie initiatiefvoorstel ‘Duurzame festivals’ Nr. BD2016-009757
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met de agendapunten 34, 35, 36, 37 en
42
BESLOTEN DEEL
7
| Agenda | 7 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum
Portefeuille(s) Onderwijs
Portefeuillehouder(s): Marjolein Moorman
Behandeld door Directie Onderwijs, Jeugd & Zorg, [email protected]
Onderwerp Herstelonderzoeken betreffende de Joodse Kindergemeenschap Cheider,
primair onderwijs en voortgezet onderwijs en bestuur, Inspectie van het
Onderwijs gepubliceerd d.d. 20 januari 2022 en 16 november 2022
Geachte leden,
Op 16 november jl. heeft de Inspectie van het Onderwijs het rapport openbaar gemaakt
betreffende de herstelopdracht aan de Joodse Kindergemeenschap Cheider, een school voor
primair- en voortgezet onderwijs op orthodox Joodse grondslag in Amsterdam-Zuid. De Inspectie
komt in dit herstelonderzoek tot de conclusie dat het bestuur zich heeft verbeterd. In 2021 is door
de Inspectie herstelonderzoek gedaan op schoolniveau, waaruit al bleek dat aan een groot deel
van de herstelopdrachten was voldaan. Daarmee valt Cheider weer onder het regulier
inspectietoezicht.
Net als de minister van Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs vind ik het goed dat het
bestuur orde op zaken heeft gesteld en dat er voldoende vorderingen zijn gemaakt. In voorgaande
raadsbrieven van 17 september 2019 en 22 juni 2020 had ik aangegeven dat gesprekken met de
gemeente over nieuwe initiatieven rondom voorschool en werden gestaakt. Gezien de voldoende
beoordelingen van de herstelopdrachten kunnen deze gesprekken weer hervat worden.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Marjolein Moorman
Wethouder Onderwijs
Bijlagen:
1. Herstelonderzoek bestuur Cheider d.d. 16 november 2022
2. OCW Kamerbrief Openbaarmaking rapport herstelonderzoek Cheider d.d. 16 november 2022
3. Herstelonderzoek primair onderwijs Cheider d.d. 7 december 2021
4. Herstelonderzoek voortgezet onderwijs Cheider d.d. 7 december 2021
5. OCW Kamerbrief herstelonderzoeken Cheider d.d. 20 januari 2022
| Brief | 1 | train |
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
X Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1
X 24 november 2020
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Digitaal
Voorzitter SDC: Sarah Biddle
Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer
1. Opening
2. Actualiteiten rondom Corona
3. Mededeling
4. Vaststelling besluitenlijst SDC van 10 november 2020
5. Ingekomen stukkenlijst
6. Insprekers
7. Mondelinge vragen
8. Vuurwerkoverlast
9. Verdieping Wildemanbuurt
10. Sluiting
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via
[email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | train |
ME en Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
x Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1
x 14 september 2021
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Voorzitter SDC: Mohamed Alkaduhimi
Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer
1. Opening
2. Mededeling
3. Vaststelling besluitenlijst SDC van 31 augustus 2021
4. Ingekomen stukkenlijst
5. Insprekers
6. Mondelinge vragen
7. Adviesaanvraag: Concept Afvalstoffenverordening
8. Adviesaanvraag: Aanpassen gebiedskaart overnachtingsbeleid
g. Adviesaanvraag: Beleidskader Buurtrechten
10. Uitgangspuntennotitie Osdorperweg
11. Ongevraagd advies: Verkeerssituatie kruising Noorderakerweg de Alpen
12. Ongevraagd advies: Handhaving Afval
13. Sluiting
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via
[email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 510
Datum akkoord 10 juli 2014
Publicatiedatum 8 augustus 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.S.A. Vroege van 19 mei
2014 inzake het uitschrijven van bekeuringen door Cition.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller:
Sinds 1 februari 2014 worden extra scanauto's ingezet door Cition om
foutparkeerders te beboeten. Foutparkeerders krijgen geen bon meer achter de ruit
maar krijgen binnen 48 uur een naheffingsaanslag opgestuurd. Met de nieuwe
scanauto’s is het makkelijker om auto's te beboeten. Dit kan betekenen dat wanneer
iemand even stilstaat om te telefoneren of om iemand op te halen dat er reeds een
bekeuring uitgedeeld is. Eerder gold dit ook al als foutparkeren maar met de
scanauto’'s wordt bekeuren makkelijker.
Uit recente berichtgeving, onder andere in het Pownews van 15 mei 2014, blijkt dat
dit tot vervelende taferelen kan leiden, bijvoorbeeld een rijschoolhouder die tijdens
een instructie een bekeuring krijgt. Het probleem lijkt niet zozeer bij de scanauto te
liggen maar de opvolging. Na de scanauto moet er een scooter van Cition komen die
controleert of er inderdaad fout geparkeerd wordt. De vraag is of die scooter altijd
gaat kijken of dat op afstand een overtreding wordt toegekend.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 19 mei 2014, namens de fractie van
D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Is het aantal klachten en bezwaarschriften sinds de invoering van de scanauto's
toegenomen? Zo ja, is dit voor het college een indicatie dat de nieuwe methode
nog niet goed werkt? Graag een toelichting.
Antwoord:
Cition maakt sinds juli 2013 grootschalig gebruik van scanauto’s en -scooters. Het
bezwarenpercentage in de gemeente Amsterdam is sindsdien licht toegenomen
van ca. 9,2% naar 12,1% van het aantal naheffingsaanslagen. Dit is ondermeer
het gevolg van verplichte kentekeninvoer (tikfoutbezwaren). Sinds voorjaar 2014
is het percentage weer terug op het oorspronkelijke nivo. Het college heeft
daarmee geen indicaties dat de nieuwe methode niet goed zou werken. De
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Lo Gemeenteblad
Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, maandag 19 mei 2014
ontwikkelingen worden per kwartaal gemonitord en gerapporteerd aan het
Parkeerregieorgaan van de gemeente.
2. Is het mogelijk dat een bekeuring wordt uitgeschreven door Cition zonder dat de
scooter voor nacontrole daadwerkelijk ter plekke is geweest?
Antwoord:
Ja, dat is mogelijk indien Citionmedewerkers zich niet aan de afgesproken
werkprocessen houden. De afspraken ten aanzien van het werkproces van Cition
zijn zo ingericht dat een eerste controle op betaling van de parkeerbelasting door
de scanauto wordt uitgevoerd en als er niet betaald lijkt te zijn, een nacontrole
volgt om zeker te stellen dat er een naheffingsaanslag uitgeschreven kan worden.
De scanauto stuurt daartoe een bericht naar de opvolger (Cition-medewerker op
scooter). De opvolger controleert daarna ter plaatse of het kenteken juist is, of het
voertuig in een fiscaal vak staat en of er sprake is van direct in- of uitstappen,
laden en lossen of het kopen van een parkeerkaartje bij de automaat. De
nacontrole is met het huidige (scan)systeem noodzakelijk en er is nog geen
alternatieve werkwijze beschikbaar om met een hoog zekerheidspercentage te
beoordelen of het geen foutparkeren, in- en uitstappen of laden en lossen betreft.
3. Hoe is de bewijsvoering bij een overtreding op dit moment georganiseerd?
Antwoord:
De scanauto is uitgerust met een nauwkeurige GPS. Ook maakt de scanauto een
scan (foto) van het kenteken. De scan samen met de GPS-locatie vormen de
eerste indicatie dat een auto fiscaal geparkeerd stond. Het kenteken wordt
vervolgens naar het Nationaal Parkeerregister gestuurd om te checken of er
parkeerbelasting betaald is. Een uitdraai uit dit register toont, ook achteraf, aan of
er betaald was voor parkeren of niet.
Als er niet betaald blijkt te zijn, gaat de scan (met locatie) ter controle naar de
opvolger (zie 2). De bevestiging vormt samen met de gegevens van de scanauto
en het Nationaal Parkeer Register (NPR) het bewijs dat de aanslag terecht is.
Indien een bezwaarde dit evenwel betwist, kan hij eigen bewijsmiddelen
aanleveren, zoals het betalingsbewijs uit de parkeerautomaat of het bankafschrift.
Er wordt dan door Cition een vervolgonderzoek gestart.
4. Is het college het met de fractie van D66 eens dat bij een bekeuring de bewijslast
van de overtreding bij Cition moet liggen en niet bij de automobilist? Graag een
toelichting.
Antwoord:
De tweevoudige controle door Cition (zie 2) is de bewijsvoering die de gemeente
hanteert. De eigenaar van het voertuig kan via de reguliere bezwaarprocedure
aangeven waarom die naheffing eventueel onterecht zou zijn. Daarbij kan de
parkeerder zelf bewijs indienen om zijn zaak te bepleiten, zoals bijvoorbeeld het
betalingsbewijs uit de parkeerautomaat of het bankafschrift.
5. In het verleden kreeg men een bon achter de ruit, waardoor je als automobilist
direct kon voorbereiden op een eventueel bezwaarschrift, bijvoorbeeld door het
nemen van foto's. Nu krijgt men onverwacht een naheffingsaanslag thuis, en
wordt het moeilijker om eventueel je onschuld aan te tonen. Is dit een wenselijke
situatie?
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Lo Gemeenteblad R
Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, maandag 19 mei 2014
Antwoord:
De controle door de parkeerhandhaver is momenteel voldoende scherp om te
kunnen werken met het achteraf toezenden van een naheffingsaanslag. Wel
erkent het college dat het voor de burger kan voelen dat hij/zij met lege handen
staat omdat er geen sprake meer is van een directe melding aan de
bestuurder/eigenaar van de auto op het moment van constatering. Mede in dat
licht vindt het college het gewenst, mogelijkheden te onderzoeken om de
parkeerhandhaver foto's te laten maken van situaties waarin deze vaststelt dat er
geen parkeerbelasting is betaald. Recent is Cition gestart met het onderzoek naar
de technische en juridische (on)mogelijkheden van een dergelijke aanpak. Het
maken, bewaren en/of beschikbaar stellen van deze foto's dient, voorafgaand aan
introductie, expliciet gereglementeerd te worden om de privacy van personen in
de openbare ruimte of in aangrenzende woningen te beschermen.
6. Is het college het met fractie van D66 eens dat het moeilijk uit te leggen is dat
parkeren op de stoep, op de rijweg enz. veel minder kans op bekeuring oplevert
dan even stilstaan langs de kant van de weg?
Antwoord:
De gemeente wil optreden tegen parkeeroverlast, ondermeer door toe te zien op
de betaling van verschuldigde parkeerbelasting. Foutparkeren is één van de 15
stedelijke handhavingprioriteiten 2014 en zal ook in 2015 als prioriteit worden
aangemerkt. Er worden op jaarbasis circa 50.000 bonnen uitgeschreven voor
foutparkeren. Daarnaast worden er circa 10.000 auto's versleept. In het kader van
informatiegestuurd handhaven is de gemeente bezig om de pakkans te vergroten.
Een vergelijking met de scanauto's voor fiscaal parkeren gaat niet helemaal op.
Voor verbaliseren van foutparkeren moet een constatering van een BOA
plaatsvinden. De vraag is of een foto van de scanauto als voldoende bewijs kan
worden aangemerkt. Wel zal in het programma van eisen van de aanbesteding
Fiscale Parkeerdienstverlening de eis worden opgenomen dat inschrijvers een
systeem ontwikkelen om (niet fiscaal) foutparkeren te signaleren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 111
Ingekomen onder AZ
Ingekomen op woensdag 22 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake de nota Gendergelijkheid 2019-2022 (betrekken van
de unusual supects)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de nota Gendergelijkheid 2019-2022 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 9).
Overwegende dat:
— Eruitde nota Gendergelijkheid 2019-2022 blijkt dat het college veel lezingen,
bijeenkomsten, vieringen en symposia wil gaan organiseren;
— Het onderwerp gendergelijkheid alleen vooruit kan worden gebracht indien er
aandacht voor is bij een grote en diverse groep van Amsterdammers;
— De groep mensen die geïnteresseerd is in dit soort bijeenkomsten niet per se
overeenkomt met of representatief is voor een dergelijke grote en diverse groep.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij de lezingen, bijeenkomsten, vieringen, symposia en dergelijke die vanuit de nota
Gendergelijkheid 2019-2022 worden georganiseerd, zich nadrukkelijk te richten op
het bereiken en betrekken van de unusual suspects.
Het lid van de gemeenteraad
JSA. Vroege
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1665
Ingekomen op 16 oktober 2019
Ingekomen in raadscommissie KDD
Te behandelen op 6/7 november 2019
Onderwerp
Motie van het lid Simons inzake de Begroting 2020 (Eerst praten, dan aangifte)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2020.
Constaterende dat:
— Leegstandbeheerders die gemeentelijk vastgoed beheren vaak direct aangifte
doen wanneer een door hen beheerd pand van de gemeente wordt gekraakt;
— Krakers hierdoor worden ontruimd, soms zelfs voor leegstand, terwijl er nog niet
met hen in gesprek is gegaan.
Overwegende dat:
— Krakers historisch gezien een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling
van Amsterdam;
— Krakers ook vandaag de dag allerlei initiatieven ondernemen die aansluiten op
de culturele en maatschappelijke beleidsdoelen van de gemeente;
— Krakers vaak waardevolle praktijkkennis hebben over leegstand in de stad.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. In gesprek te gaan met leegstandbeheerders die actief zijn in Amsterdam en hen
te verzoeken om voortaan niet direct over te gaan tot aangifte als er gemeentelijk
vastgoed wordt gekraakt, maar eerst samen met de gemeente en de krakers in
gesprek te gaan;
2. Hierover te rapporteren naar de raad.
Het lid van de gemeenteraad
S.H. Simons
4
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 8 november 2023
Ingekomen onder nummer 600
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Havelaar inzake begroting 2024
Onderwerp
korting op de erfpachtvoorwaarden bij nieuwe gronduitgiften
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over begroting 2024
Constaterende dat
-__ De gemeente komende jaren de schuld moet herfinancieren en daar naar verwachting
3,4% rente of meer voor betaalt bij de Bank Nederlandse Gemeenten
-_ Het niet uitgesloten is dat de gemeente in de komende jaren ook op de kapitaalmarkt
geld moet lenen tegen hogere rentes dan 3,4%
Voorts constaterende dat
-_ De prijs die de gemeente Amsterdam in de komende jaren voor nieuw geld moet betalen
dus 3,4% of hoger is
Overwegende dat
-_ Alhetgeld dat voor minder dan 3,4% aangetrokken kan worden dus voordelig is en de be-
lastingbetaler geld bespaart
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-___2,5% korting te geven op de erfpachtvoorwaarden bij nieuwe gronduitgiften wanneer er
gekozen wordt voor afkoop in plaats van canon
-_Te onderzoeken op welke plekken de gemeente Amsterdam een dergelijke korting kan
geven wanneer rekeningen die de gemeente stuurt snel betaald worden, te denken valt
aan belastingen, leges en boetes.
Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken
Pagina 2 van 2
Indiener(s),
R.B. Havelaar
| Motie | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 60
Datum akkoord 20 januari 2014
Publicatiedatum 24 januari 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer A.H. van Drooge van
20 december 2013 inzake het halveren van het aantal boeren in Landelijk Noord in
de Toekomstvisie 2030 van het stadsdeel Noord.
Kan de GEMGEMBART
inleiding door vragensteller:
Vraag: waarom is Landelijk Noord zo’n schitterend gebied? Antwoord: de boeren.
Zonder boeren, zonder melkveehouderij, kan het prachtige cultuurlandschap van
Landelijk Noord niet blijven bestaan. In de ‘Structuurvisie Amsterdam 2040’ wordt
daarom ook terecht gesteld dat de boeren de belangrijke dragers van
het veenweidelandschap daar zijn.
Woensdag 18 december 2013 is in de deelraad Noord echter de ‘Toekomstvisie
2030’ van stadsdeel Noord aangenomen. Daaruit blijkt dat de meerderheid van de
stadsdeelraad Noord in 2030 het aantal boeren in Landelijk Noord gehalveerd wil zien
ten opzichte van 2015.” Het stadsdeel meent met het aannemen van deze visie te
moeten uitspreken dat het aantal boeren in 2030 zal zijn gedaald van 12 naar 6.
De zes overgebleven boeren zouden zich dan vooral moeten richten op
“streekproductie voor de stad, landschapsbeheer, natuur, educatie, zorg, recreatie en
verstrooiing.”
Voor gewoon eerlijk boerenwerk is dus dan weinig ruimte meer over. De fractie van
het CDA vindt dit onwenselijk, betuttelend, bevoogdend en paternalistisch. Als boeren
in Landelijk Noord zich naast hun reguliere boerenbedrijf meer willen richten op
bijvoorbeeld recreatie of educatie, is dit uiteraard prima. Maar het is aan deze boeren
om die keuze al dan niet te maken.
1 ‘Structuurvisie Amsterdam 2040’, blz. 48.
? Toekomstvisie 2013 Stadsdeel Noord’, blz. 23.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing do Gemeenteblad
Datum 24 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 20 december 2013
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 20 december 2013, namens
de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Is het college met de CDA-fractie van mening dat juist de boeren van Landelijk
Noord van cruciale betekenis zijn voor het behoud van het prachtige
veenweidelandschap daar? Dat boeren dus niet gemist kunnen worden, en dat
het beleid er juist op gericht zou moeten zijn de boeren voor Landelijk Noord
zoveel mogelijk te behouden?
Antwoord:
Ja.
2. Is het college eveneens met de CDA-fractie van mening dat het niet aan de
(gemeentelijke) overheid is hoe boeren in Landelijk Noord hun bedrijfsvoering
inrichten? Dat de gemeente er dus niet over gaat of dat boeren zich primair
richten op het reguliere boerenbedrijf, of dat zij zich meer richten op
nevenactiviteiten zoals educatie of recreatie?
Antwoord:
In principe bepalen boeren zelf hoe ze hun bedrijf willen voeren. De gemeente
stelt echter wel randvoorwaarden aan deze bedrijfsvoering, juist vanwege het
behoud van het landschap en de recreatieve benutting ervan. Deze
randvoorwaarden zijn vastgelegd in de structuurvisie Amsterdam 2040 en het
aanvullende toetsingskader “Beleidsvisie en toetsingskader stadsrandpolder
Waterland”, dat op 19 september 2012 door de raad is vastgesteld. Het initiatief
voor verandering van bedrijfsvoering ligt bij de boeren; met het toetsingskader
bepaalt de gemeente of deze veranderingen ten goede komen aan landschap,
natuur en recreatie en of ze dus wenselijk (en daarmee toegelaten) zijn of niet.
3. Hoe verhoudt deze Toekomstvisie 2030 van het stadsdeel Noord zich tot andere
gemeentelijke beleidsdocumenten zoals de Structuurvisie Amsterdam 2040,
waarin juist het belang van het behoud van het boerenbedrijf in Landelijk Noord
wordt bepleit?
Antwoord:
Natuurlijk beoogt het stadsdeel helemaal niet het aantal boeren te halveren.
En natuurlijk wil het stadsdeel hen helemaal niet voorschrijven hoe het bedrijf in te
richten. Het stadsdeel spreekt slechts een verwachting uit over hoe de
ontwikkeling op de wereldmarkt hoogstwaarschijnlijk kan uitwerken voor de
boeren in het gebied. Gezien de schaal waarop in het Waterland geboerd kan
worden met respect voor het landschap is het niet zo vreemd te veronderstellen
dat met alleen bedrijven op de huidige schaal en zonder verbreding van de
bedrijfsvoering de boeren het niet gaan redden. Schaalvergroting en verbreding
van de bedrijfsactiviteiten zullen waarschijnlijk noodzakelijk zijn. Het stadsdeel
geeft zich daar terecht rekenschap van en dat zou het CDA juist moeten
verheugen.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng do Gemeenteblad
ummer = su …
Datum 24 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 20 december 2013
4. Wat is de status van het genoemde document? In hoeverre is dit document
daadwerkelijk richtinggevend voor de toekomstige inzet van het gemeentelijke
beleid voor dit deel van Amsterdam?
Antwoord:
De structuurvisie 2040 en de beleidsvisie en toetsingskader stadsrandpolder
Waterland zijn en blijven richtinggevend voor het gemeentelijke beleid voor
Landelijk Noord.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 84
Publicatiedatum 27 februari 2013
Ingekomen onder
Ingekomen op woensdag 13 februari 2013
Behandeld op woensdag 13 februari 2013
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Shahsavari-Jansen en mevrouw Roosma inzake
het beleidsplan, getiteld: “Offensief tegen schulden’, het versterken van de financiële
zelfredzaamheid in Amsterdam: Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2013-
2015’ (benutten ‘Eigen Kracht’ bij schuldhulpverlening).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 18 december 2012 inzake het beleidsplan, getiteld: “Offensief tegen
schulden’, het versterken van de financiële zelfredzaamheid in Amsterdam:
Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2013-2015’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 55);
Overwegende dat:
— er door het toepassen van de ‘Eigen Kracht-werkwijze’ in de jeugdhulpverlening
grote verbeteringen voor cliënten en familie zijn gerealiseerd;
— de ‘Eigen Kracht-werkwijze' als principe ook toepasbaar is in andere domeinen
van hulpverlening;
— in het nieuwe ‘Beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening 2013-2015’
de mogelijkheden van ‘Eigen Kracht’ nog onvoldoende benut worden,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de ‘Eigen Kracht-werkwijze' integraal onderdeel te maken van de
schuldhulpverlening;
— de raad hiertoe een voorstel te doen.
De leden van de gemeenteraad,
M.D. Shahsavari-Jansen
F. Roosma
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 802
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 9 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie ZS
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Poorter, mevrouw Roosma en mevrouw
Shahsavari-Jansen inzake de begroting voor 2015 (faciliteren van informele
zorginitiatieven van Amsterdammers).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— de gemeente een groot appêl doet op de zelfredzaamheid van Amsterdammers;
— steeds meer Amsterdammers initiatieven ontwikkelen voor het zelf organiseren
van duurzame informele zorg, in bijvoorbeeld stadsdorpen, vrijwilligersnetwerken,
en coöperaties;
— hetfeit dat het initiatief en de uitvoering van de informele zorg bij burgers ligt niet
hoeft te betekenen dat de overheid in het geheel geen rol speelt bij het faciliteren
en ondersteunen van deze initiatieven;
— met name in de opstartfase van een nieuw initiatief behoefte is aan middelen
(stichtingskosten, website, communicatie over het initiatief);
— de behoeftes aan informele zorg verschillen per stadsdeel, en zelfs zullen
verschillen per elk van de 22 gebieden;
Constaterende dat:
— inde begroting het doel wordt gesteld om informele zorg te stimuleren, maar dat
nergens concrete bedragen worden genoemd om dit doel te bereiken.
Besluit:
— inde begroting 2015 een post 'Stimuleringsgelden Informele zorg’ op te nemen ter
hoogte van het bedrag van 2,1 miljoen euro;
— deze middelen aan te wenden voor het ondersteunen van initiatieven van
(groepen) Amsterdamse burgers voor een langlopende activiteit op het gebied van
informele zorg en welzijnsbevordering, op basis van vrijwillige inzet;
— de bestuurscommissies de regie te geven over de besteding van deze middelen in
de 22 gebieden (300.000 euro per stadsdeel);
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 802 A d t
Datum 15 oktober 2014 mendemen
— dit bedrag te dekken uit de post coalitie-ambities.
De leden van de gemeenteraad,
M.F. Poorter
F. Roosma
M.D. Shahsavari-Jansen
2
| Motie | 2 | train |
On
Ss 8 5 8 BEEEB
—. SE Ha ons
SERT 8 8 a SZ cESma 5
ese Oee SSoeSenPa @ O D »Eee
zadfsdesER ORR Edes Ss é dà Ef RSESS 9
=: n D 5 5 D 5
ED CEESRebER akg. iStbneed z 0 5 ei] > N oi
ejdstekdEEBgefddnisdEsen 8 8 2 5 29 Ba P
bhahtsteinretasdserdd den, 2 3 N83 E 3 OO
3 maan en Tr 3 = ao =. En D O5
bEherdageb EEE lg dosdn: REEN:
@) + aa Cs} _—r D DD Ì 3 a 0 s = a
aaSessesssE88s sesso 8® 5 2 D DO CL 3 0
be 2888 d D > GS. 3ofdtoöëse Do zer D >
Eri = DO 0 sd ae gE B 1 5 D: @ of o 5 z <
2Siggegtenss OD 5 soe 5 ar ö ù
“5 Ó 5 as 5 D Ln se & B. 0. o Ì a
53 CL A rt OD D= 5 © @ A 5 ú nj 0. 3
zt Ds Û FD 5 D > = 0 5 2
REEL EEE oP Se8Fesss q 8 8 2 > ‚
SôaSsistsee re ENrNEEo == @ 2 a 3
Binze8dSëszes Smspeidass ó >= " 2E
Lanze Aaen sasbekegels 0 ® IN a 8 :
Bae, ceno 0 A 5 eu Srepd 5 el _ 5 SQ
Neargdsi5ejss SnEaaigiceë ZE 2 5 & 5 »
SEgEdetoeles OronSaBeSdr 2 2 © 3 >
deense SS oa ha Dao Eu DL Ee D = P
OG E55 0 Dees g oZëSeeSnN < A = Nl
DSN Ee a Û 5 >= CL a o D 5
O5 0 > Der =rE 0 D 3 3 en, p= Dn Jo »
aoz25 DOOS Ecce ® DE & 8 = D
0 4 zr AHS ErLEEE D = ®
EDO E SC & 20 A A a5SerogG PE 5 Dd 5
oSatvoEkzi8En oDaeteg8esS 2 De d
e= Ae 0 ono SE Giezen gae Ì 0
DG == m OO jn ee FE 3 D 3
ns 5 5 Os TT mj OSE E Cn D 3
EON BENDES 8
EEE EERE BESS EnsE 5 a |
83205 SrNsREE D m Besse 6
o SEE Sm DD 2ZSos 5 Oo 5 Ei ;
Ege EsSTe 5 Starts: 5 : |
. ots Ee ov am 5 So a 5
Koe aD oes 8588358 £
Eger SPE DE SST ee |
SERZESS Sogpe Batas G |
=O Sd aZoNg CEES SEL
Dees a ® DO p ' D 3
Sede oSasg zoeLRa Ds & = ‘
5 tr OD ® Go a 0 — ' he
zi8 she örzes arfioa 58 a
Sia Elm 88588 oLSSS8 83 ‘ 5”
o zn 3 5 ac ® 5 vr PD 0 =n
Q D ® d 5 ms 0
Zg 0 3 AX o c ® ®
SES eSd SE SeENES Se À
OE oes Sed ed OO, pH N ® 3
oss EE: Sne & Sd 83 „
a 5 a SS en sSEee 35
so ® og Bars Joen 5: —
pd _ mk On,
D @ D Z D es 5 Le De 5 ®
MD D= 5
8 << @3 Seda SEAT É
: D = PE ov 2 eZ Be,
j Ze E35 we 835
Ë 3 GED 58 "3 >
® 5. od 88 C
. jen P
| Raadsadres | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 002
Behandeld op 20 januari 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 25 januari 2021
Onderwerp
Motie van het lid Ceder inzake de Gebiedsvisie Martin Luther Kingpark
(Behoud buitenbad De Mirandabad).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Gebiedsvisie Martin Luther Kingpark.
Overwegende dat:
- sportfaciliteiten in de stad bijdragen aan de gezondheid van
Amsterdammers en aan de sportcultuur van de stad;
— openlucht zwemlocaties in Amsterdam schaars zijn;
-— het buitenbad van De Mirandabad uniek is en erg wordt gewaardeerd
door zwemmers van binnen en buiten de stad!;
-— de sport- en beweegmogelijkheden in het gebied moeten worden
versterkt volgens de uitgangspunten van het gebiedsplan.
Voorts overwegende dat:
- inde voorliggende gebiedsvisie niet concreet beschreven staat dat er
een 50m buitenbad wordt (her)bestemd en zowel in de uitgangspunten
als het toetsingskader er geen buitenbad is opgenomen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Binnen de gebiedsvisie te garanderen dat het 50-meter buitenbad van het
De Mirandabad in huidige of vernieuwde vorm kan blijven bestaan.
Het lid van de gemeenteraad
D.G.M. Ceder
1 https://www.parool.nl/ps/zwemmers-komen-nu-van-heinde-en-verre-naar-het-
de-mirandabad—bdf6d8b4/?
utm campaign=shared earned&utm medium=social&utm source=copylink
1
| Motie | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1254
Publicatiedatum 15 november 2017
Ingekomen op 8 november 2017
Ingekomen onder 1190’
Behandeld op 9 november 2017
Uitslag Ingetrokken en vervangen door 1190"
Onderwerp
Motie van de leden Duijndam, Ernsting en Moorman inzake de Begroting 2018
(redding theater Oostblok voor de realisering van een vijfde cultuurhuis in
Amsterdam).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2018.
Constaterende dat:
— De tweekoppige directie van theater Oostblok per 1 januari 2018 opstapt;
— Oostblok met het vertrek van de zakelijk directeur geen aanspraak meer kan
maken op loonkostensubsidie (zogenaamde ‘Sargentini-gelden') van 25.000 euro;
— Stadsdeel Oost heeft besloten Oostblok een extra bezuiniging op te leggen ter
grootte van 13.000 euro;
— Theater Oostblok meer financiële tegenslagen heeft moeten incasseren, zoals
een korting op de exploitatiesubsidie in 2014, het stoppen van de subsidiebijdrage
uit de regeling Stichting Jeugdtheater Amsterdam (SJTA), het stoppen van de
regeling “samenhangende programmering buurtaccommodaties' van het AFK en
een afwijzing van het AFK voor het kunstenplan in de zomer van 2016;
— Ernaar wordt gestreefd om Oostblok een rol te laten vervullen bij het realiseren
van het vijfde Amsterdamse cultuurhuis (Oost), naast de Tolhuistuin (Noord), de
Meervaart (Nieuw-West), Podium Mozaïek (West) en het Bijlmer Parktheater
(Zuidoost).
Overwegende dat:
— Oostblok 120 presentaties per jaar maakt en daarmee bijna 16.000 bezoekers
bedient, met name bewoners van stadsdeel Oost en mensen die niet vaak naar
de schouwburg gaan;
— Oostblok daarmee van grote waarde is voor het cultuuraanbod in Oost;
— Het voor Oostblok moeilijk wordt om het onder deze omstandigheden financieel te
redden en stadsdeel Oost mogelijk het podium verliest;
— Hiermee de realisatie van een vijfde cultuurhuis lastiger wordt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
op korte termijn een plan te maken voor het realiseren van een vijfde cultuurhuis in
Stadsdeel Oost.
1
De leden van de gemeenteraad
P.J.M. Duijndam
Z.D. Ernsting
M. Moorman
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1455
Datum indiening 10 september
Datum akkoord 13 november 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Hammelburg inzake het Nationaal
Groeifonds
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 7 september 2020 is het Nationaal Groeifonds gelanceerd. Het kabinet trekt de
komende vijf jaar in totaal 20 miljard euro uit voor investeringen die bijdragen aan
economische groei om het verdienvermogen van Nederland te vergroten. Dit geld
gaat naar kennisontwikkeling, fysieke infrastructuur, en onderzoek, ontwikkeling en
innovatie. Ondernemers, (mkb-)bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen
krijgen een belangrijke rol bij het aandragen van investeringsvoorstellen. Een
investeringsvoorstel heeft een minimumomvang van 30 miljoen euro.
Het Nationaal Groeifonds biedt voor Amsterdam kansen. De uitdagingen in
Amsterdam en de regio zijn fors de komende jaren, temeer gezien de impact van
Covid-19: meer woningen, duurzame mobiliteit, werkgelegenheid. Gelukkig beschikt
Amsterdam over een ijzersterk netwerk van ondernemers, onderwijs en
maatschappelijke organisaties die samen met de overheid aan deze uitdagingen
kunnen en willen bijdragen
Gezien het vorenstaande heeft het lid Hammelburg, namens de fractie van D66, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders aan
het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met opzet en werking van het Nationaal Groeifonds en
heeft zij hierover al contact gehad met de twee relevante ministeries?
Antwoord:
Ja.
2. Welke kansen ziet het college om aanspraak te maken op het Groeifonds?
3. Heeft het college over het Groeifonds gesproken met ondernemers en
kennisinstellingen, en met medeoverheden in de regio Amsterdam? Zo ja, wat zijn
de conclusies van deze gesprekken?
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng Liss Gemeenteblad
Datum 13 november 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 10 september 2020
Antwoord op vragen 2 en 3:
Het college ziet volop kansen voor Amsterdam en de MRA om aanspraak te
maken op de middelen uit het Groeifonds. Voor het herstel uit de crisis is extra
publieke investeringskracht in het (duurzame) verdienvermogen van de economie
op lange termijn, van groot belang. De drie gekozen inhoudelijke prioriteiten (i)
infrastructuur (ii) onderzoek, ontwikkeling en innovatie en (iii) kennisontwikkeling
sluiten goed aan op de investeringsbehoefte van onze regio. Dat is bevestigd in
gesprekken met ondernemers, kennisinstellingen en medeoverheden.
4. Is het college voornemens één of meer Amsterdamse aanvragen in te dienen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar denkt het college aan?
Antwoord:
Ja. Voor de eerste tranche aanvragen in het Groeifonds heeft het college de
afweging gemaakt om in te zetten op één topprioriteit om daarmee de
slagingskans van deze aanvraag te optimaliseren. Het betreft het
investeringspakket voor de infrastructuur aan de Westkant van Amsterdam,
namelijk het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp en
het sluiten van de Ringlijn tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal. Deze
investering sluit aan op de investeringscriteria en geeft invulling aan de ambities
van het college op het terrein van bereikbaarheid, woningbouw, duurzaamheid en
economie. Zoals toegelicht in de brief aan de Tweede Kamer van 7 september jl.
zullen de investeringsvoorstellen voor de eerste ronde door het kabinet zelf
worden ingediend.
5. Is het college bereid om, wanneer een en ander verder is uitgewerkt, middels een
raadsbrief een verdere toelichting c.q. update te geven?
Antwoord:
Ja. Het college gaat in gesprek met ondernemers, kennisinstellingen en
medeoverheden over andere investeringsvoorstellen en zal uw raad informeren
over de uitkomsten daarvan.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | val |
|
|
Gemeente Bezoekadres |
d Amstel 1 |
Amsterdam 202 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
D amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum 23 januari 2020
Behandeld door F. van Leusden
Bijlage zi
Onderweg Uw mail van 21 september 2019 over ontslaan van ambtenaren die drugs gebruiken/
Top6oo
Geachte
Wij danken v voor uw mail d.d. 21 september 2019 aan de gemeenteraad met als onderwerp
“Ontsla ambtenaren die drugs gebruiken/Top6oo”. U vraagt de gemeente Amsterdam om een
verbod in te stellen voor het gebruiken en kopen van drugs door ambtenaren. U geeft aan dat het
lovenswaardig is dat de gemeente veel energie en tijd steekt in het project Top6oo en u vraagt zich
af of het niet raar is dat gemeenteambtenaren, en misschien wel raadsleden, het project weer
bewust saboteren door drugs te kopen van de leden van de Top6oo. Dit maakt volgens u het
project Top6oo en de betreffende ambtenaar/raadslid volstrekt ongeloofwaardig. Indien de
gemeente geen verbod wil instellen, zit er volgens v verder niets anders op dan te stoppen met het
project Top6oo.
Op 9 oktober 2019 heeft de gemeenteraad ons gevraagd om uw brief te beantwoorden.
Amsterdams drugsprogramma en de aanpak Top6oo
Zoals v waarschijnlijk weet is de stad Amsterdam een offensief gestart tegen de ontwrichtende
gevolgen van drugshandel in de stad. Samen met het gezondheidspreventieve beleid gericht op
drugsgebruik, is dit het eerste brede drugsprogramma voor de stad Amsterdam.
Het programma richt zich op het tegengaan van economische en financiële ondermijning door
drugshandel, op het verminderen van de sociale ontwrichting door drugshandel van buurten en
mensen, en op het weerbaarder maken van wijken en jongeren tegen de aantrekkingskracht van
drugs. Eén van de maatregelen in het drugsprogramma is de verbreding van de aanpak Top6oo,
waardoor naast plegers van high-impact delicten (zoals overvallen en straatroven) ook personen
die zich bezig houden met drugscriminaliteit en geweld in de aanpak Top6oo worden opgenomen.
Gemeente Amsterdam Datum 23 januari 2020
Kenmerk
‚ Pagina 2 van 2
Naast deze maatregelen is er ook aandacht voor gezondheid en preventie. Het bezit van een
geringe hoeveelheid drugs voor eigen gebruik wordt door het Openbaar Ministerie niet vervolgd
en wij beogen ook nadrukkelijk niet het criminaliseren van drugsgebruik. Handel in en het
aanwezig hebben van drugs is wel strafbaar. Amsterdam investeert in maatregelen om
gezondheidsschade door drugsgebruik te minimaliseren en de kans op verslaving te verkleinen.
Ook zal meer aandacht worden besteed aan bewustwording van de economische en sociale
effecten van drugsgebruik en aan de ‘maatschappelijke schaduwkant’ van kleinschalige en lokale
drugshandel.
Wet- en regelgeving voor ambtenaren
Voor ambtenaren gelden dezelfde rechtsregels als voor (overige) burgers, en daarnaast zijn ook
meer specifieke regels van kracht. Voor ambtenaren geldt dat zij integer moeten handelen en zij
leggen daartoe verplicht een ambtseed af. Binnen de gemeente geldt het protocol Alcohol-, |
Drugs- en Medicijngebruik, waarin is opgenomen dat het niet is toegestaan om voorafgaand aan |
of tijdens het werk alcohol en/of drugs te gebruiken en/of zichtbaar in het bezit te hebben.
Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam een gedragscode opgesteld. Die moet het handelen
van ambtenaren sturen. De ambtseed en de gedragscode horen dan ook bij elkaar. Het overtreden
van de gedragsregels wordt beschouwd als plichtsverzuim, wat een disciplinaire maatregel kan
opleveren. Afhankelijk van de soort schending (wel of niet een strafbaar feit) wordt aangifte bij de
politie gedaan. Tegelijk met het disciplinaire onderzoek kan er dan een strafrechtelijk onderzoek
volgen. Dit biedt voldoende waarborgen en maatregelen en wij zullen dan ook niet overgaan tot
het instellen van een algemeen verbod op het gebruik van drugs door ambtenaren.
De aanpak Top6oo zetten wij onverminderd voort.
Wij vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht v meer informatie wensen, |
dan verwijzen wij u naar de volgende websites: www.amsterdam.nl/bestuur- |
organisatie/college/burgemeester/persberichten/breed-drugsprogramma-start-amsterdam en |
www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisaties/organisaties/integriteit. |
|
Hoogachtend, |
name t college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, |
|
|
Femkg Hals |
burggpneester |
/
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 155
Datum akkoord 15 februari 2016
Publicatiedatum 17 februari 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vraag van het lid Duijndam van 2 december 2015 inzake
het huisvesten van statushoudende kunstenaars.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
In Amsterdam-West is enkele jaren geleden door het toenmalige stadsdeelbestuur
besloten tot opheffing van de ateliers in de Fagelstraat, ten gunste van creatieve
bedrijven. Nu het pand sinds 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid valt van de
gemeente (rve Vastgoed), is gekozen voor een ander beleidsdoel: Het (tijdelijk)
huisvesten van statushouders.
Amsterdam heeft op 14 oktober 2015 een actieplan gepresenteerd om
vluchtelingen/statushouders zo snel mogelijk te laten meedoen in de samenleving,
door ze te laten instromen in het onderwijs of op de arbeidsmarkt. In het actieplan
staan onder meer afspraken over het versnellen van het erkennen van buitenlandse
diploma's, maar ook over het zo vroeg mogelijk inventariseren van geschikte
vacatures die aansluiten op de vaardigheden en opleidingen van statushouders. Denk
aan banen in de gezondheidszorg, ICT, techniek, horeca, schoonmaak, maar ook
kunstenaars.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Duijndam op 2 december 2015, namens
de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vraag aan het college van
burgemeester en wethouder gesteld:
Is het college bereid, de mogelijkheden te onderzoeken om statushoudende
kunstenaars te huisvesten in de ateliers in de Fagelstraat die binnenkort
vrijkomen? Graag een toelichting.
Antwoord:
Het college heeft op 15 december 2015 de afweging gemaakt om het pand in
de Fagelstraat niet te bestemmen voor huisvesting van statushouders, maar om
het pand toe te wijzen aan onderwijs. Reden hiervoor is dat in de buurt geen andere
geschikte locatie beschikbaar is voor de noodzakelijke uitbreiding van onderwijs-
huisvesting (primair onderwijs), gezien de groei van het aantal basisschoolleerlingen.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neng | Gemeenteblad
Datum LO prun 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 december 2015
Het pand is hiermee niet meer beschikbaar voor het door de vragenstelster
genoemde doel. Het college vindt het evenwel een sympathiek idee en zal hier in
het kader van het actieplan vluchtelingen en werk aandacht aan besteden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
D Gemeente Amsterdam K S B
% Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie,
Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop
% Agenda, donderdag 4 oktober 2007
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven, Deelnemingen
en Inkoop
Tijd 13.30 tot 17.30 uur
Locatie 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Vragenhalfuur publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de besloten vergadering van
de Raadscommissie KSB d.d. 28.06.07
e Tekstuele wijzigingen worden vóór de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven (CommissieKSB @raadsgriffie. amsterdam.nl}
e Conceptverslag opnieuw geagendeerd door de Commissie
e Verslag reeds in uw bezit
7 Conceptverslag van de openbare vergadering van
de Raadscommissie KSB d.d. 20.09.07
e Tekstuele wijzigingen worden vóór de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven (CommissieKSB @raadsgriffie. amsterdam.nl}
e Verslag wordt nagezonden
8 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de Raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur”geldt het bovenstaande ook, met dien verstande
dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.amsterdam.nl/gemeenteraad.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam K S B
Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven,
Deelnemingen en Inkoop
Agenda, donderdag 4 oktober 2007
Bedrijven
9 Eindrapportage onderzoekscommissie HR AEB (commissie Ringeling)
© Op 26 september 2007 met de zienswijze van het college door de wethouder aan de
commissieleden aangeboden
© _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
10 GVB: Bonus en malus door Stadsregio Nr. BD2007-005850
e _Doorgeschoven van de commissie van 20.09.2007
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Deleden van commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening,
Volkshuisvesting en Monumenten zijn uitgenodigd
11 Voorgenomen besluit opsplitsing Dienst Advies en Beheer Nr. BD2007-005730
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Sport en Recreatie
12 Benoeming sportraadsleden 2007-2010 en- in afwijking op de Verordening van
de Amsterdamse Sportraad- uitbreiding van het ledental met één persoon voor
de duur van maximaal één jaar Nr. BD2007-003399
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
e __Kabinetbijlage ligt ter inzage bij de Raadsgriffie
13 Beantwoording raadsadres Nederlandse Kampeerauto Club Nr. BD2007-005849
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van Raadslid De Goede
e _Adressant is uitgenodigd
Deelnemingen en Inkoop
14 Heroverweging en beheersmatig aandacht gemeentelijke deelnemingen Nr.
BD2007-005851
e _Doorgeschoven van de commissie van 20.09.2007
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
2
Gemeente Amsterdam K S B
Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven,
Deelnemingen en Inkoop
Agenda, donderdag 4 oktober 2007
Kunst en Cultuur
15 Trendrapport 2007 Cultuureducatie Nr. BD2007-005852
e _Doorgeschoven van de commissie van 20.09.2007
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Presentatie door de directeur van Mocca, mevr. P, Brandon
e De leden van commissie Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie,
Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd
3
| Agenda | 3 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 23 december 2021
Ingekomen onder nummer 868
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het lid Flentge inzake een werk- of opleidingsplek voor lokale
jongeren
Onderwerp
Werk- of opleidingsplek voor lokale jongeren in de Lodewijk van Deysselbuurt
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Investeringsnota Lodewijk van Deysselbuurt.
Overwegende dat:
— teveel jongeren in de stad en in het stadsdeel Nieuw West werkloos zijn en dus geholpen zijn
met een baan, een opleidingsplek of een stageplek bij de contractpartners van de gemeente
bij dit grote project;
— de gemeente al afspraken maakt over social-return met haar contractpartners.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
met de contractpartners voor het project in de Lodewijk van Deysselbuurt — zoals ontwikkelaars en
de woningcorporatie — en als onderdeel van de ‘social-return afspraken’ ook afspraken te maken
voor een aanzienlijk aantal banen en/of opleidings- en stageplekken voor jongeren uit de stad en
het stadsdeel in het bijzonder.
Indiener
E.A. Flentge
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 16 juni 2021
Ingekomen onder nummer 471
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Kuiper, Boomsma, Kilig en Van Soest inzake
muziekschool in de nieuwe Meervaart.
Onderwerp
Muziekschool in de nieuwe Meervaart.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de locatie voor de nieuwe Meervaart.
Overwegende dat:
— het gebouw van de nieuwe Meervaart bedoeld is als centrale plek voor talentontwikkeling op
het gebied van kunst en cultuur voor de bewoners uit Nieuw-West;
— _ talentontwikkeling voor kunst en cultuur breder is dan theater en dans en ook muziekles hierin
thuis hoort;
— in de plannen voor het nieuwe gebouw vooralsnog veel oefenruimte wordt gepland voor aller-
lei soorten podiumkunsten maar er vooralsnog geen ruimte lijkt te zijn voor de muziekschool
die in de huidige Meervaart huist;
— _ muziek en zang, net als theater en dans, een volwaardige faciliteit verdienen met oefenruim-
tes en podia op een toegankelijke en centrale plek in Nieuw West;
— _ talentontwikkeling op het gebied van muziek en zang dus ook thuishoren in de Nieuwe Meer-
vaart;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
In de nieuw te bouwen Meervaart ook de muziekschool uit de huidige Meervaart onder te brengen.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Indieners
T. Kuiper
D.T. Boomsma
A. Kilic
W. van Soest
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 306
Publicatiedatum 21 maart 2018
Ingekomen onder E
Ingekomen op woensdag 14 maart 2018
Behandeld op woensdag 14 maart 2018
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake de ontwikkeling van een fietsparkeernorm.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de nota Parkeernormen Fiets en Scooter (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 239).
Constaterende dat:
— In veel woonstraten schaarste is aan fietsparkeerplaatsen, waardoor er vaak
hinderlijk op stoep wordt gestald;
— Veel woningen niet beschikken over een eigen fietsparkeergelegenheid;
— Het aantal fietsparkeerplekken vrij willekeurig wordt bepaald op basis van
beschikbare ruimte.
Overwegende dat:
— ledere Amsterdammer moet kunnen beschikken over een fiets.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Een fietsparkeernorm te ontwikkelen waarmee, op basis van aantal bewoners en type
woning, er per straat berekend kan worden hoeveel fietsparkeerplaatsen er nodig zijn.
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
1
| Motie | 1 | discard |
Samen werken aan
grootstedelijke
transitieopgaven
Agenda G4 Nationale Omgevingsvisie
Inhoud
2. Inleiding: Samenwerken aan de NOVI 3
2. Onze agenda: Vier speerpunten 5
3. Nieuwe uitdagingen: Vier thema’s 7
E u
1. Inleiding: Samenwerken aan de NOVI
Het Rijk werkt aan zijn eerste Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en roept partijen op tot co-creatie. m Op welke manier zijn we in staat ruimte voor
Voor de G4-steden was deze oproep aanleiding om in 2016 samen te verkennen wat de inbreng is in energietransitie en circulaire economie te
de NOVI. De steden zien grote nieuwe ruimtelijke, economische en sociale transitieopgaven op zich bewerkstelligen?
afkomen die impact hebben op veel Nederlanders. Daarom willen de G4, in het verlengde vaneerdere _m Hoe kunnen we onze leefomgeving aan de
position papers van de vier grote steden (zie referenties), met veel energie en enthousiasme ingaan klimaatverandering aanpassen?
op de uitnodiging van het Rijk, simpelweg omdat de steden fundamentele opgaven zien, die te groot m Hoe kan de nieuwe verhouding tussen stad en
en te complex zijn om alleen op te lossen. Gezien de omvang en de complexiteit van de uitdagingen land en de noodzakelijke transitie naar nieuwe
rust op het Rijk én op de vier grote steden een zware verantwoordelijkheid om voor deze ingewikkelde vormen van economie de economische positie
opgaven een strategie uit te stippelen. van stedelijke regio’s beïnvloeden?
Bij dat intensieve proces van nauwkeurige koers- zich aandienen het hoofd te bieden. Deze co-creatie _G4 maakt het onderscheid
bepaling is samenwerking van het grootste belang, doet een beroep op alle betrokkenen en betekent Met een oppervlak van bijna gooo vierkante
omdat de aanpak van deze opgaven binnen door haar ongekende urgentie tegelijk de vitvoering kilometer vormen de stedelijke agglomeraties van
afzienbare tijd mede het verdienvermogen en de van een nieuwe verantwoordelijkheid van het Rijk. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht
concurrentiepositie van Nederland bepaalt. Het een aanzienlijk deel van ons land. Die belangrijke
gaat niet om zomaar een vrijblijvende vorm van Nederland staat voor grote transitieopgaven _ positie van de G4 wordt ook weerspiegeld in het
samenwerking, maar om een vernieuwend, innova- Mondiale trends en ontwikkelingen vragen om een aantal inwoners: van de 17 miljoen Nederlanders
tief samenwerkingsverband dat in staat is grenzen brede en alom gedeelde visie. Een visie die zich wonen er ruim 7,5 miljoen in de vier grote stedelijke
te verleggen en tot verfrissende oplossingsrichtin- bovendien uitstrekt over verschillende terreinen. regio's. De verwachting is dat dit aantal rond 2024
gen te komen. Daarin is voor een breed spectrum Vijf actuele uitdagingen springen onmiddellijk in tot zon'n miljoen inwoners zal zijn gegroeid.
van belanghebbenden een rol weggelegd: het Rijk, het oog:
provincies, grote en kleinere gemeenten en alle Op een aantal punten onderscheiden de G4 zich van
andere betrokken partijen moeten in deze nieuwe m Hoe kan Nederland de systeemsprong in duur- andere gemeenten:
alliantievorm de kans krijgen hun bijdragen zo doel- zame mobiliteit ook in relatie tot de druk op de
treffend mogelijk te leveren. Alleen door op basis woningmarkt bewerkstellingen? m Doorde goede en snelle onderlinge bereik-
van gelijkwaardigheid gezamenlijk op alle niveaus m Hoeis het mogelijk de hoge leefkwaliteit in baarheid van de G4 stellen zij veel andere grote
de krachten te bundelen zijn de vraagstukken die steden te behouden? agglomeraties op wereldniveau in de schaduw.
|
= Wat betreft infrastructuur en bereikbaarheid, De expertise van de Gy ligt bij uitstek in een aantal
zouden de G4, opererend als één grootstedelijke maatschappelijke sectoren. Het gaat dan om werk
entiteit, zelfs op wereldschaal de absolute en innovatie, twee begrippen die ten nauwste met
toppositie bekleden. elkaar zijn verbonden. Het gaat om onderwijs, het
m Op het gebied van werkgelegenheid kunnen de voornemen om mensen kansen te geven zich ten
G4, nogmaals als één geheel, wedijveren met volle te kunnen ontplooien, maar ook om mensen
stedelijke agglomeraties als Londen en Parijs. die wat minder goed kunnen leren toch aan het
m Het wetenschappelijke cluster in de vier grote arbeidsproces te laten deelnemen. En het gaat om
steden gezamenlijk, waarin alle universiteiten het vermogen te experimenteren, om voortdurend
meetellen, is te vergelijken met dat van Londen, nieuwe wegen te zoeken om actuele en urgente
Boston of San Francisco. problematiek het hoofd te bieden, waarbij het soms
nodig blijkt bestaande wet- en regelgeving in een
De G4 vormen momenteel een vruchtbaar samen- andere richting om te buigen of verder aan te vul-
werkingsverband van de vier grootste gemeenten len. Dat is de toegevoegde waarde waarover de G4,
in ons land. Door hun uiteenlopende historische beschikken, een gezamenlijke kracht die zij graag
achtergronden en divers samengestelde agglome- ten dienste stellen van het samenwerkingsproces
raties, vullen zij elkaar op verschillende gebieden dat met het oog op de NOVI in gang wordt gezet.
goed aan. Het policentrische karakter van de G4
maakt de steden geschikt om de verwachte be-
volkingsgroei te kunnen opvangen. Ook daarmee
hebben de G4 een belangrijke troef in handen. Juist
hun stedelijke context fungeert als actueel labora-
torium voor het omgaan met allerlei veranderingen
die zich nv en in de naaste toekomst voordoen in
een brede waaier van maatschappelijke terreinen:
van klimaatadaptatie tot werkgelegenheid, van
energietransitie tot onderwijs. Dit maakt de G4
tot betrokken gesprekspartners voor de complexe
vitdagingen waarop de NOVI voor de komende tijd
passende antwoorden wil bieden.
|.
2. Onze agenda: vier speerpunten
De G4 werkt graag mee aan een NOVI die niet De Nationale Omgevingsvisie biedt zodoende een
alleen een Rijksvisie is, maar een breedgedragen uitgelezen kans om gezamenlijk te werken aan een
Nationale Omgevingsvisie, die ook bijdraagtaan visie op de toekomst van Nederland. Bovendien
de ontwikkeling van de Nederlandse steden en biedt het een uitgelezen mogelijkheid om de
het metropolitane netwerk die de steden onder- publieke meerwaarde te vergroten door het samen-
ling verbindt. Deze stedelijke opgaven beperken spel met andere publieke partijen een impuls te
zich niet tot de gemeentegrenzen, maar zijn van geven. Een nieuwe, nog niet eerder vertoonde vorm
nationaal belang. van co-creatie is nodig om de grote transitieopga-
ven aan te kunnen, maar ook om investeringskracht
Het proces van de NOVI biedt een kans om deze van pensioenfondsen en beleggers te verbinden
agenda inhoudelijk te verdiepen en in een vernieu- aan belangrijke maatschappelijke opgaven van
wende gezamenlijke aanpak waarin Rijk, regio en Nederlandse steden.
maatschappelijke partners samen optrekken tot
innovatieve resultaten te komen. Het biedt tevens De G4 voelen zich in hoge mate verantwoordelijk
goede mogelijkheden om de koppeling te leggen om een bijdrage te leveren aan het bieden van
tussen lopende trajecten vanuit de G4 (Werkgroep oplossingen voor de uitdagende transitieopgaven.
voor Duurzame Groei, Werkgroep Mobiliteit), Samen met het Rijk en andere betrokken partijen
lopende Rijkstrajecten (REOS, vernieuwing MIRT, willen wij op zoek gaan naar de grote opgaven van
Agenda Stad etc.) en voorstellen van de Raad de toekomst. Welk onderzoek is nodig om adequaat
Openbaar Bestuur (ROB) en Raad voor Financiële op deze opgaven te kunnen inspelen? Integrale
Verhoudingen (RFV). Andere partijen, zoals het kennisontwikkeling en -uitwisseling behoren tot de
samenwerkingsverband van plattelandsgemeenten _ concrete initiatieven die wij samen met anderen
P1o en het Stedennetwerk G32, hebben hun positie willen oppakken om passende oplossingen te
inmiddels al bepaald, of zijn daarmee bezig. vinden voor concrete vraagstukken van de steden.
|
Het gaat dan om de volgende vier speerpunten:
1. _ AANBOREN VAN INNOVATIEF VERMOGEN 3. DUURZAME ENERGIETRANSITIE
Het innovatieve vermogen van de grote steden gebruiken om richting Het creëren van ruimte voor de energietransitie die diep in de sa-
te geven aan sociale, ruimtelijke en economische vraagstukken van menleving zal ingrijpen en het tot stand brengen van een duurzame,
morgen en het behoud van de internationale concurrentiepositie van circulaire economie. Deze moeten mede met het oog op en met behulp
de Nederlandse steden. Daarbij is het zaak de ruimtelijke consequenties van innovatieve ontwikkelingen op het terrein van klimaatmitigatie en
of voorwaarden van inclusieve steden te verkennen door o.a. het ont- -adaptatie gestalte krijgen.
wikkelen van nieuwe attractieve kennis, innovatie en businessmilieus
of campussen met internationale allure.
2. _BINNENSTEDELIJKE VERDICHTING 4. _ VERNIEUWING VAN DE RELATIE TUSSEN STAD EN LAND
Het tot stand brengen van de binnenstedelijke verdichtingsopgave. Het creëren van ruimte voor een nieuwe relatie tussen stad en land,
Dit moet plaatsvinden in nauwe samenhang met de opgaven die zich met speciale aandacht voor (nieuwe vormen van) openbaar vervoer en
voordoen op het gebied van binnenstedelijke bereikbaarheidsopgave, duurzame mobiliteit en kwaliteit van het landschap.
gezondheid, verbetering van leefkwaliteit en de verduurzaming van
de stad.
IJ
Samen werken aan grootstedelijke
a transitieopgaven.
IJ 1 < Le $
dw zer 4 k Zedd _
7. GN Yv ef _ } baie
\ \ J en B ) |
_ 7, | 5): 6 >
„Ai A uurzame
Aanboren van innovatief ws BSE hj Sz) Ù energietransitie.
vermogen, OU D Nil 2 4 it la ,
ne | ) 9 Z
OP nebo DS België ‘
Senn G A
DD Ò
OO Eon 0 PS de ej
IT D a 000 Eed © 7 ES arnieuwir van de relatie
| E eh an Oan Eid anosl Er tussen stad en land,
N Z ; 8 fl Ed e zn
DT Uien UAE enen 1e
- Ò| = C) 5 ef est | Ì Er ROR VEE za (5 !
A TAM ed Af olm EEE mn ORD
| 1, 0 (72 | TE or el En PS ID
UB 75 je a) ANA EN DE SED:
IN Ief
Binnenstedelijke verdichting. Orr \ í
7
E u u u 1
3. Nieuwe uitdagingen: vier thema’s
Over de hele wereld worden steden steeds meer Veel nieuwe woningen worden gebouwd in nieuw- die vraagt wel voortdurende aandacht. Bij de
gezien als hét platform waarop nieuwe opgaven bouwprojecten, maar ook door transformatie van concurrentie tussen stedelijke regio’s neemt het
zich manifesteren. Steeds meer mensen wonen in leegstaand en leegkomend vastgoed. Behoud en belang van een goed woon- en leefklimaat en van
de stad, of stedelijke regio’s. In Nederland woont _ gebruik van cultuurhistorische waarden is vitgangs- hoogkwalitatieve vestigingslocaties toe. Stedelijke
nu al meer dan 7o procent van de bevolking in punt bij de verdichtingsopgave. Ook duurzaamheid regio’s met schone lucht, weinig milievoverlast,
stedelijk gebied. Tal van nationale en internatio- gedijt beter in hoge dichtheden: afstanden worden veel groen en ruimte voor actieve mobiliteit en
nale studies bevestigen de hernieuwde aandacht korter, autogebruik teruggedrongen, CO2-verbruik bewegen hebben de toekomst. Steden kunnen op
voor steden in de moderne netwerksamenleving gaat omlaag, de ecologische footprint wordt kleiner. deze manier ook een belangrijke bijdrage leveren
die draait om kennis en interactie. Kern van aan het beperken van CO2-uitstoot door beperking
deze studies is dat steden ankerpunten zijn waar Door de populariteit van de grote steden neemt de van het energieverbruik, efficiënt gebruik van
mensen, goederen en informatie samenkomen, druk op de woningmarkt toe. Om die ontwikkeling fossiele brandstoffen, het toepassen van duurzame
kortom: de knooppunten van economische, op te vangen is het noodzakelijk perspectieven te energie en de nadruk op de rol van fiets, voetganger
sociale en culturele interactie. De vier in het bieden aan zowel hoger als lager opgeleiden. De en openbaar vervoer. Daarnaast moeten juist de
vorige hoofdstuk genoemde speerpunten zijn toenemende bedrijvigheid in de steden verandert grote steden worden voorbereid op onontkoom-
uit te werken binnen de vier grote thema’s diede het karakter van sommige buurten in de stad. De bare temperatuurstijging door het voorkomen
opgaven voor de toekomst in grote lijnen zullen kennisintensieve en creatieve economie en de op- van hittestress, verdroging en wateroverlast, het
bepalen. komende maakeconomie nestelen zich bij voorkeur stimuleren van waterbergend vermogen en de
in hoogstedelijke interactiemilieus. De groei van doorstroming van water. Rijkswaterwegen die door
1. Next Cities deze steden gaat dan ook gepaard met enorme steden lopen zijn méér dan alleen snelwegen voor
De vier grote steden, en in steeds grotere mate ook investeringen in de stad. De G4 staan bij grote nati- schepen: ze voegen ook kwaliteit toe aan de stad.
Eindhoven, vormen gezamenlijk het kloppende hart onale en internationale investeerders goed op het
van het Nederlandse stedennetwerk. De populariteit netvlies, maar bieden ook steeds meer ruimte aan De toenemende populariteit van de stad én de
van deze steden neemt nog altijd toe. Om de groei kleine bouwers, ondernemers en particulieren die ambitie om de verblijfsfunctie van de openbare
van de steden te faciliteren én het waardevolle land- graag in de stad hun droomhuizen verwezenlijken. ruimte te versterken, maken een systeemsprong
schap te behouden staan steden voor een enorme in mobiliteit noodzakelijk. We zoeken daarbij naar
verdichtingsopgave. Door de steden compacter te Eén van de belangrijkste vestigingsfactoren van het juiste evenwicht tussen de capaciteit van de
ontwikkelen stijgt eveneens de arbeidsproductiviteit. Nederlandse steden is de hoge leefkwaliteit, maar infrastructuur en de omvang van nieuwe ruimtelijke
|,
ontwikkelingen. Ruimtelijke intensivering in deste- productie van goederen en energie dichterbij de hebben voor uiteenlopende aandachtsgebieden
den biedt kansen voor meer duurzame en efficiënte consument plaatsvindt. Anders geformuleerd: er als omgaan met energie, het in goede banen leiden
mobiliteit door een beter draagvlak voor gebruik liggen steeds meer mogelijkheden om behalve van verkeersstromen, maar ook op het gebied van
van het openbaar vervoer. Deze verbeterde vormen __ consument zelf ook producent te zijn. De Next zorg, educatie en cultuur is hiervan te profiteren.
van mobiliteit zullen eveneens een cruciale rol Economy is gebaseerd op kleinschalige en lokaal Het gaat om een veelheid van diensten ten bate van
spelen in de verdere verbetering van de verbinding georganiseerde netwerken van producenten en inwoners en hun omgeving.
tussen stad en platteland. consumenten en ontwikkelt zich het snelst in
dichtbevolkte stedelijke gebieden. 3. Next Society
2. Next Economy De Next Society brengt zoveel veranderingen met
Steden moeten slimmer worden ingericht, zodatwe _ Steden zijn dé plek waar kennis, kunde en kapitaal zich mee, dat iedereen zich daaraan moet aan-
minder afhankelijk worden van fossiele brandstof samenkomen. De vestigingsvoorwaarden voor de passen. De grote vraag is hoe steden perspectief
en veel efficiënter gebruik kunnen maken van zowel Next Economy zijn anders dan die van traditio- kunnen bieden aan een ieder om zich te ontwikke-
hernieuwbare energiebronnen, als steeds schaar- nele sectoren. Scheidslijnen tussen economische len en een bijdrage te kunnen leveren aan de Next
ser wordende grondstoffen. De Next Economy activiteiten vervagen en ook de traditionele Society. In principe zou bijscholing voor iedereen
wordt gedreven door innovaties op het gebied van scheiding van economische functies in de ruimtelijk daarom noodzakelijk zijn. Steden willen hun
nieuwe toepassingen van slimme netwerken en ordening werkt niet meer. De transitie naar de Next _ roltrapfunctie weer op gang brengen door zoveel
data science. Bovendien draait de Next Economy Economy vraagt om nieuwe spelregels, maar vooral mogelijk mensen in de gelegenheid te stellen om te
niet op fossiele brandstof, maar op hernieuwbare, ruimte voor experimenten om nieuwe combinaties profiteren van de kansen die de stad biedt. Educatie
COz2-neutrale energie. Zodoende biedt de Next van economische activiteiten mogelijk te maken. is daarin het sleutelwoord. Steden zijn succesvol
Economy kansen om de negatieve effecten op het Daarbij is de transitie van een economie die wordt als ze erin slagen alle bewoners de mogelijkheid te
milieu te verkleinen en stappen vooruit te zetten aangedreven door fossiele energie naar een eco- bieden om zich te ontplooien. Cruciaal is de opgave
in de richting van een meer duurzame economie. nomie die draait op duurzame energie een grote om mensen met een minder hoge opleiding toch bij
Voorbeelden van ontwikkelingen die reeds in gang maatschappelijke opgave. het arbeidsproces te betrekken.
zijn gezet zijn de verduurzaming van het woning-
bestand en het introduceren van een warmtenet in Technologie speelt in deze Next Economy een Het risico bestaat evenwel dat niet iedereen deze
verschillende steden. belangrijke rol. De trend die nu al in verschillende veranderingen kan bijbenen en moeite heeft om
steden in gang is gezet om te komen tot een Smart _aan te haken bij de nieuwe omstandigheden. Het
De snelheid van technologische vernieuwing is de City kan verder worden uitgewerkt. Dat betekent is met het oog daarop de vraag hoe we steden zo
afgelopen decennia enorm toegenomen. Door de dat volop gebruik wordt gemaakt van ict (in de kunnen inrichten dat een inclusieve samenleving
soms ontwrichtende kracht van deze technologi- vorm van open data en breedband) en dat de stad ook in de toekomst gewaarborgd blijft. Inwoners
sche innovaties verdwijnen veel banen en blijken zich actief ontplooit tot proeftuin voor bedrijven en _ zijn het sociaal kapitaal van de stad. Maar zoals
oude verdienmodellen niet meer te werken. Nieuwe _kennisinstellingen. De toepassingen, die de digitale gezegd profiteert niet iedereen (evenveel) van de
technologieën maken het anderzijds mogelijk dat infrastructuur overstijgen, kunnen grote gevolgen groei van de steden en technologische innovaties.
‚|
Werkloosheid, een laag opleidingsniveau, afhanke- recreatie. Ook internationaal gezien is hoger Referenties:
lijkheid van voorzieningen, gezondheidsproblemen, onderwijs een belangrijke factor. m Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de
hoge energielasten en leefbaarheidsproblemen m Tenslotte blinken steden uit in verscheidenheid, Uitnodiging
concentreren zich in mindere wijken in en rondom inwoners met diverse culturele en sociaal econo- mm G4 Investeringsstrategie
steden. Tegelijkertijd wordt wonen en leven in de mische achtergronden leven ersamen. Datgaat wm G4, Resetting Cities
stad steeds duurder. Bij veel mensen neemt de on- alleen niet vanzelf. In de stad nemen verschillen m G4, Het draait om de Steden
zekerheid toe en ze herkennen zich steeds minder tussen groepen toe en dat brengt grote risico's m Gemeente Den Haag, Central Innovation Districts
in de oplossingen die worden aangeboden door het met zich mee. Verbinden is belangrijk voor de m Roadmap to Next Economy, MRDH
politieke systeem en de traditionele instituties. veerkracht van steden. Sociale voorzieningen m Raad van Openbaar Bestuur, Maak Verschil
moeten vitnodigen om mee te doen. m Gemeente Amsterdam, Koers 2025
Steden zijn bij uitstek de plek waar sociaal eco- m Ministerie van Infrastructuur en Milieu,
nomische problemen zich concentreren en waar 4. Next Governance Bestuurlijke Notitie REOS
geëxperimenteerd moet worden om nieuwe sociale Uit het rapport Maak Verschil van de Raad van m BZK, Kamerbrief Agenda Stad
arrangementen te ontwikkelen. Vier onderdelen Openbaar Bestuur wordt één ding heel duidelijk: de wm Jaar van de Ruimte, Manifest 2040
spelen een belangrijke rol: economische en maatschappelijk opgaven, zoals m Pio Position Paper
m Allereerst zijn werk en onderwijs cruciale hier beschreven, manifesteren zich steeds nadruk- m G32, Eerste bod G32 NOA/NOVI
factoren om inwoners te laten meedoen in de kelijker in stedelijke regio’s. Het rapport maakt ook m Aanbod van de 12 provincies voor de Nationale
stad. Voldoende werkgelegenheid, goede sociale duidelijk dat stedelijke opgaven per definitie inte- Omgevingsvisie
voorzieningen en aantrekkelijk onderwijs voor graal zijn en zich niet houden aan sociaal of bestuur- _m NS, HTM, RET, GVB, Qbuzz, Contouren voor een
de meest kwetsbare inwoners voor nu en de lijk geconstrueerde grenzen. Tegelijkertijd worden nieuw Nederlands mobiliteitsplan
toekomst zijn van groot belang. opgaven steeds contextspecifieker: de aard en m G4/Randstad, Prof. G. Clark
m Vervolgens het thema gezonde stad, omdat omvang van opgaven verschillen per stad en regio. m Neprom, De nieuwe opgaven
mensen ouder worden en langer thuis willen Dat betekent dat de inrichting en werkwijze van het
blijven wonen. Vitaliteit van jong en oud krijgt openbaar bestuur voldoende adaptief moet zijn om
steeds meer aandacht. Preventie van ziekte en hier efficiënt op in te kunnen spelen. Op dit moment
gezonde voeding worden steeds belangrijker. is het openbaar bestuur nog te uniform ingericht en
Investeren in sport en groen werkt verbindend in zijn werking te weinig flexibel. Nationaal beleid,
en is tevens gezondheid bevorderend. regelgeving en bestaande financieringsmodellen zijn
m Daarvoor moet de stad aantrekkelijk zijn: veelal gestold op verouderde principes van verde-
kwaliteit van leven speelt een steeds grotere lende rechtvaardigheid. Hoe de bestuurlijke aanpak
rol in het concurrerend vermogen van steden. het beste kan worden vormgegeven, welke arran-
Daarbij gaat het onder meer om cultuur, erfgoed __gementen gemaakt dienen te worden en op welke
en goede onderwijs- en sportvoorzieningen en schaal het zwaartepunt ligt verschilt per opgave.
|.
Deze agenda is het initiatief van de G4-gemeenten en
wordt gesteund door de volgende organisaties:
X Gemeente En ee 7
% Amsterdam ei af
EAS
% Den Haag Gemeente Utrecht Gemeente Rotterdam
| Onderzoeksrapport | 12 | train |
Goudjakhalzen uitzetten als regulerende factor voor de damhertpopulatie?
Vincent van der Spek
Adviseur natuurbeheer
Waternet
m.m.v. Catherine Decanniere (jurist, Waternet) en Glenn Lelieveld (Zoogdiervereniging)
Samenvatting
Uit een verkenning naar aanleiding van de vraag van Dhr. R.J. Groen op 27 februari 2020 over de mogelijkheden
tot een experiment met Goudjakhalzen in de Amsterdamse Waterleidingduinen blijkt dat het uitzetten van
jakhalzen juridisch niet mogelijk is, ecologisch vermoedelijk niet haalbaar, en voor het reguleren van de
damhertenpopulatie niet effectief. Goudjakhalzen zijn opportunistische omnivoren, “scharrelaars” en niet zo zeer
jagers. Een dieetstudie naar Goudjakhalzen wijst uit dat knaagdieren het hoofdbestanddeel vormen, en dat
hoefdieren maar een (zeer) klein deel van het dieet uitmaken, en dat dit ook voor de Nederlandse situatie zo
voorspeld wordt. De kans dat zij de populatie damherten kunnen reguleren, wordt op basis van hun ecologie dus
als nihil ingeschat. De in de vraag opgenomen geciteerde tekst van Wolven in Nederland (die juist aangaf dat ze
in de Waterleidingduinen de hertenstand zouden kunnen reguleren), is op basis van nieuwe inzichten van de
website verwijderd (mededeling Glenn Lelieveld, Zoogdiervereniging; beheerder van de website). Een in 2018 in
opdracht van de Zoogdiervereniging uitgevoerde studie merkt de Amsterdamse Waterleidingduinen op basis van
de habitatvoorkeuren bovendien niet als geschikt leefgebied aan, wat vraagtekens zet bij de slagingskans van
een theoretische introductie. Het is onder de wet Natuurbescherming (Artikel 3.34 lid 1) tot slot verboden om
dieren in de natuur uit te zetten. Soorten die ooit in Nederland voorkwamen maar uitgestorven zijn, kunnen onder
voorwaarden teruggebracht worden, maar Goudjakhals is een nieuwkomer en valt daarom onder dit verbod. Het
uitzetten van jakhalzen is daarmee juridisch niet mogelijk.
Ecologisch
De Goudjakhals (Canis aureus) is een hondachtige die in grote delen van noordelijk Afrika, westelijk Azië en het
zuidoosten van Europa voorkomt. Er zijn 12 ondersoorten. De soort breidt zich de laatste jaren flink uit en werd in
februari 2016 voor het eerst in Nederland waargenomen (Wennink & Lelieveld, 2018). In tegenstelling tot de wolf,
die een echte vleeseter is, is de Goudjakhals een omnivoor en een opportunist. Eerder viel op Wolven in
Nederland te lezen: “In een gebied als de Amsterdamse Waterleidingduinen zouden jakhalzen dan ook een
natuurlijke rem op de damhertenpopulatie kunnen vormen, vooral ook omdat ze kleinere territoria hebben dan
wolven en dus in hogere dichtheden voor kunnen komen.” Meer kennis over de soort, o.a. door gericht
onderzoek naar de voedselkeuze (Lange, 2019) heeft tot een ander inzicht geleid. Wolven in Nederland heeft
deze passage om die reden dan ook van de website verwijderd (mededeling Glenn Lelieveld,
Zoogdiervereniging). Het stapelvoedsel (250% van het totale gewicht van hun voedsel) bestaat uit knaagdieren
(Wilson & Mittermeier, 2009; Lange, 2019), gedomesticeerde dieren staan op de tweede plaats en hoefdieren
maken maar iets meer dan 10% van het gewicht van het dieet uit (Lange 2019; Figuur 1). Dat het om gewichten
gaat, kan een misleidend beeld geven: voor 50 kg knaagdieren is op duizenden dieren gejaagd, terwijl één hert
van 10 kg een grote representatie geeft in de tabel. Het belang van knaagdieren in aantallen is dus vele malen
groter, en dat van hoefdieren juist nihil. Dus hoewel Goudjakhalzen in staat zijn om op kalveren van reeën- en
damherten te jagen, betekent dat niet dat ze een populatie reguleren: daarvoor maakt het een veel te klein deel
uit van het dieet. Er zijn elders in Europa ook geen aanwijzingen dat dit gebeurt. Het effect op damherten
schatten wij daarmee (te) laag in om regulerend te werken.
“[…]aside from the hunting of small mammals and the occasional piglet, the golden jackal can be
considered a forager rather than a hunter, mainly searching for carcasses and fruits.”
(Lange, 2019)
100.0
% 90.0
>
E 80.0
Le,
5 70.0 MLagomorphs
5 60.0
8 Plants
© 50.0
ij = Ungulates
5 40.0
u B Domestic animals
se 30.0
E Small mammals
8 20.0 =
ca
& 10.0
0.0
Spring Summer Autumn Winter
Figuur 1. Dieet van Goudjakhalzen in Europa op basis van biomassa (dus: :gegeten kilogrammen”) (uit: Lange,
2019).
Afhankelijk van het voedselaanbod zijn territoria 1,1 — 20 km? groot. Territoria bestaan doorgaans uit 1-3 dieren.
Dat is vergelijkbaar met de wolf: ze leven in roedels met jongen die, als ze groter worden, uit het territorium
gedreven worden’. In India was slechts in 20% van de gevallen sprake van territoria van >3 dieren (Wilson &
Mittermeier, 2009). Een studie naar potentieel geschikte gebieden in Nederland op basis van habitatvoorkeur van
de soort voorspelt, ook in het model met de hoogste bezetting, is de Amsterdamse Waterleidingduinen geen
sleutelgebied voor de soort (Wennink, 2018). Het gebied hoort daarmee niet tot de geschikte locaties in
Nederland.
The Netherlands mapped according to habitat suitability including core areas,
highly suitable areas and suitable areas
Nl
ud =E re ;
en : Ec B
Ss Pr ge (od
RE eene eu
Legend £ TW
EN Core areas : kene bre
WB Hiohty suitable areas NE WT RN
___ Suitable areas Ate B
: si vj 8 en is rl Er Ek
High suitabikity, Law suitabikty b ri r gee 4
25 0 25 50 75 100km gi pn
As ; ge E mh
nn ___ Arre dn ken
Ek she a Ee Fe k
labs ee Ee D
le [4 jm)
dk par. ee. re s
EES pd ern ed EEN nmr
ak en en nen
De Vin eter e, Ed
ni EE ed
$ he er 7 Pr 5 5 En pe” : s in El Ë
5 dan erk Er dt Ke ij Kl: 4 En E Ö.
Er dt 4 ee AA
Pe hd d
Eed
a
Ie
4ri
er
d f
Figuur 2. Potentieel habitat voor Goudjakhalzen in Nederland: de Amsterdamse Waterleidingduinen maken daar
geen deel van uit (uit: Wennink, 2018)
Juridisch
Uitzettingen van dieren zijn gebonden aan (strikte) juridische regels: dat mag niet zo maar. Artikel 3.34 lid 1 van
de Wet natuurbescherming stelt dat het verboden is dieren in de vrije natuur uit te zetten. Er is daarbij een
verschil tussen introduceren (bij dieren die niet van oudsher in Nederland voorkomen) en herintroduceren (bij
dieren die van oudsher in Nederland voorkomen, maar (lokaal) zijn uitgestorven; dit is dan een
natuurherstelmaatregel). Goudjakhalzen worden beschermd onder de Habitatrichtlijn en omdat sprake is van
natuurlijke (dus niet door de mens geïnitieerde) uitbreiding, zijn ze ook in Nederland beschermd. Het betreft geen
soort die in vroeger tijden voorkwam, maar een nieuwkomer, en daarmee is het geen herintroductie maar een
introductie. De beleidslijn herintroductie is dus niet van toepassing. Het introduceren van Goudjakhalzen is
daarmee juridisch niet toegestaan. Wanneer Goudjakhalzen op natuurlijke wijze de Amsterdamse
Waterleidingduinen bereiken, is dat een zeer welkom natuurlijk proces. De kans dat ze dan daadwerkelijk
regulerend op zullen treden, wordt als nihil beschouwd.
Literatuur
Lange, P.N.A.M.J.G, 2019. Diet composition prediction for the golden jackal (Canis aureus) in the Netherlands.
Zoogdiervereniging, Nijmegen/ Wageningen University, Wageningen.
Wennink J. & G. Lelieveld, 2018. Goudjakhals op weg naar Nederland. Zoogdiervereniging, Nijmegen.
Wennink, J., 2018. Habitat requirements assessment and Habitat Suitability Analysis of the golden jackal (Canis
aureus) for the Netherlands. Zoogdiervereniging, Nijmegen/ Wageningen University, Wageningen.
Wilson, D.E. & Mittermeier, R.A. 2009. Golden Jackal. Handbook to the Mammals of the World. Volume 1:
Carnivores, 417-418. Lynx Edicions, Barcelona.
Wolven in Nederland: Goudjakhals (website in beheer bij Zoogdiervereniging)
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
Termijnagenda 2013 stadsdeel Zuid DFV _ TA=Ter Advisering aan de deelraad
TB = Ter Bespreking
TK = Ter Kennisgeving
TV = Ter Vaststelling
Nr. \Agenda Onderwerp Portefeuil) Data Uigesteld, Soort Cie Data Raad Soort {Opmerkingen/motivering
lehouder {Commissie e datum |behandeli behandelin
n
Cie Migratie ICT (het betreft een stedelijke ontwikkeling) _|JB 10-apr-13 |11-dec-13 TB DFV nvt
Afgedaan met het TK-stuk
Ontwikkelingen ICT binnen
het stadsdeel in de commissie
van DF&V van 11 november.
23 Shisha lounges en blowverbod PS 12-jun-13 |11-dec-13 TK DFV nvt Het stadsdeel is afhankelijk
van informatie burgemeester
26 [Cie Koninginnedag: evaluatie PS 11-sep-13 |11-dec-13 TK DEV nvt De stedelijke evaluatie wordt
eind oktober vrijgegeven.
__|TK _\KENNISNAME nn
_ [78 BESPREKING A
_\TA ADVISERING AAN DE RAAD ee
___|TV VASTSTELLING A
mn A
4
| Agenda | 1 | train |
VN2021-004601 issi i
Wonen > 4 Gemeente vaadscommse voor oe et Or, W B
lerenwelzijn, enbare KUIMtTe en aroen, KEInigin
% Amsterdam Jp di
Voordracht voor de Commissie WB van 03 maart 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Bouwen en Wonen
Agendapunt 19
Datum besluit
Onderwerp
Opzet wijkenrapportage ‘gemengde stad’
De commissie wordt gevraagd
1. _Kenniste nemen van de opzet wijkenrapportage zoals toegezegd tijdens de vergadering
van de raadscommissie Wonen en Bouwen op 2 september 2020, bij de bespreking van het
rekenkamerrapport ‘gemengde stad’, en
2. kennis te nemen van de toelichtende brief van de wethouder bij deze opzet.
Wettelijke grondslag
Artikel 169
Bestuurlijke achtergrond
Tijdens de bespreking van het rapport in de raadscommissie Wonen en Bouwen (2 september 2020)
heeft wethouder Ivens, naar aanleiding van een vraag van de heer Hammelburg (D66), toegezegd
uit te laten zoeken of het mogelijk is om meer integraal op wijkniveau te rapporteren over diverse
aspecten die van invloed kunnen zijn op de gemengdheid. De opzet om die wijkenrapportage tot
uitvoering te brengen, leest u in de bijlage vitvoeriger met daarbij de toezegging om de informatie
over gemengdheid van wijken nog transparanter klaar te zetten in dashboards en op websites.
De wijkenrapportage zelf kunt v tegemoet zien in het derde kwartaal van 2021.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.4 1
VN2021-004601 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten,
Wonen % Amsterdam ‚ _ ‚ Oe
% Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 03 maart 2021
Ter kennisneming
AD2021-016574 Brief opzet wijkenrapportage gemengde stad.pdf (pdf)
AD2021-016569 Commissie WB Voordracht (pdf)
AD2021-016575 Opzet wijkenrapportage gemengde stad. pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Wonen, Kees Dignum, 06-83622710, [email protected]
Gegenereerd: vl.4 2
| Voordracht | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 378
Datum indiening 4 maart 2020
Datum akkoord 6 april 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden De Jong en Flentge inzake
de verkoop van sociale huurwoningen in stadsdeel Zuid
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
De gemeente Amsterdam, de woningcorporaties (verenigd in de AFWG) en
de huurderskoepels (verenigd in de FAH) hebben in november 2019
samenwerkingsafspraken voor de periode 2020 t/m 2023 vastgesteld.
Volgens deze afspraken zijn corporaties “terughoudend met woningverkopen” in
gebieden waar het percentage sociale huur (corporaties en particulier bezit) in
de woningvoorraad onder de 45% ligt of met een percentage sociale huur boven
de 45%, maar waar de ontwikkelingen in de particuliere sociale woningvoorraad een
groot effect kunnen hebben op de sociale woningvoorraad.
Alle gebieden in stadsdeel Zuid (Oud-Zuid, Buitenveldert/Zuidas en de Pijp/
Rivierenbuurt) vallen hieronder. Ook is afgesproken dat in Oud-Zuid en
Buitenveldert/Zuidas de sociale woningvoorraad minimaal gelijk blijft.
Huurdersorganisaties signaleren dat De Alliantie sinds 1 januari 2020 al 10 sociale
huurwoningen in stadsdeel Zuid in de verkoop heeft gezet.
Gezien het vorenstaande hebben de leden De Jong en Flentge, respectievelijk
namens de fracties van GroenLinks en SP, op grond van artikel 45 van
het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke
vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Klopt het dat De Alliantie in stadsdeel Zuid al 10 woningen in de verkoop heeft
gezet sinds 1 januari 2020?
Antwoord
De Alliantie heeft aangegeven dat dit klopt.
2. Hoeveel sociale huurwoningen gaat De Alliantie dit jaar toevoegen in Amsterdam
Zuid en de verschillende gebieden? Hoeveel sociale huurwoningen gaan andere
woningcorporaties dit jaar toevoegen in Amsterdam Zuid’?
Antwoord
In de Samenwerkingsafspraken 2020-2023 zijn collectieve afspraken gemaakt
over de groei van de woningvoorraad en de productie van nieuwbouwwoningen.
1 https://www.nul20.nl/huurdersverenigingen-maken-bezwaar-tegen-verkoop-sociale-
huurwoningen-amsterdam-zuid
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 6 ori 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 4 maart 2020
Er zijn geen individuele afspraken gemaakt met corporaties. Er zijn verder geen
afspraken gemaakt over jaarlijkse toevoeging in Amsterdam. In de
Samenwerkingsafspraken zijn over de ontwikkeling van de voorraad afspraken
gemaakt over de groei voor de duur van de afspraken. Deze afspraken over de
groei zijn gebaseerd op de oplevering van gemiddeld 2.500 woningen per jaar
(meerjarig gemiddelde) en zijn niet per stadsdeel vastgelegd.
3. Hoe verhouden deze verkopen zich tot de afspraken in de samenwerkings-
afspraken dat corporaties “terughoudend met woningverkopen” omgaan in onder
andere Amsterdam Zuid’?
Antwoord
Zie de beantwoording bij vraag 6.
4. Hoe verhouden deze verkopen zich tot de afspraak dat in Oud-Zuid en
Buitenveldert/Zuidas de sociale woningvoorraad minimaal gelijk blijft in de periode
2020 t/m 2023?
Antwoord
Zie de beantwoording bij vraag 6.
5. Is het college bereid vinger aan de pols te houden en te monitoren of genoeg
sociale huurwoningen bijgebouwd worden in gebieden in stadsdeel Zuid, en
daarover het gesprek aan te gaan met de woningcorporaties?
Antwoord
Zie de beantwoording bij vraag 6.
6. Watis de consequentie als het aantal sociale huurwoningen van
woningcorporaties in gebieden van stadsdeel Zuid in het eerste jaar van de
samenwerkingsafspraken (dus op 1 januari 2021) gedaald is?
Antwoord op vragen 3 t/m 6:
In de Samenwerkingsafspraken zijn voor acht gebieden afspraken vastgelegd
over het behoud van de menging in de gebieden. De afspraken gelden voor de
periode 2020-2023 en worden jaarlijks gemonitord.
Voor Oud-Zuid betekent dit dat de absolute voorraad sociale en middeldure
huurwoningen in het bezit van corporaties minimaal gelijk blijft in de periode 2020-
2023. Om dit te bereiken zijn de corporaties terughoudend met de verkoop en
zien we het als een gezamenlijke opgave om nieuwe plannen te ontwikkelen om
de voorraad sociale huurwoningen van corporaties te laten toenemen.
Het signaal dat de verkoop nu wel hard gaat, is overgebracht naar de
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWGC) en De Alliantie.
Zij benadrukken dat ze ook echt in dit gebied sociale huurwoningen willen
toevoegen en dat de AFWC de verkopen van de verschillende corporaties in deze
gebieden in de gaten houdt. Het college bewaakt dit door de afspraken jaarlijks te
monitoren. Mocht na het eerste jaar blijken dat de voorraad sociale en middeldure
huurwoningen in het bezit van corporaties is gedaald, dan dient dit in
de navolgende jaren te worden gecompenseerd.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
weing 18 Gemeenteblad
ummer - =.
Datum 6 april 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 4 maart 2020
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1108
Publicatiedatum 4 oktober 2017
Ingekomen onder AE
Ingekomen op woensdag 27 september 2017
Behandeld op woensdag 27 september 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de leden Geenen en Nuijens inzake de Investeringsnota Sluisbuurt
(geen onderscheid).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1047).
Constaterende dat:
— Erínde Sluisbuurt woningen voor studenten en jongeren gebouwd worden.
Overwegende dat:
— Het voor jongeren onwenselijk is tegen elkaar uitgespeeld te worden;
— Onderscheid tussen jongeren onwenselijk is.
Besluit:
1. Toe te voegen aan het raadsbesluit:
De volgende zinnen toe te voegen na besluit 4c:
‘Er in de toewijzing van bewoners aan de te realiseren woningen voor
studenten/jongerenwoningen geen onderscheid wordt gemaakt tussen jongeren
(al dan niet studerend of werkend)”
2. En verzoekt het college de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan te
passen.
De leden van de gemeenteraad
T.A.J. Geenen
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente
Gemeenteraad RAAD
% Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 15 september 2021
Ingekomen onder nummer 660
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden EI Ksaihi en IJmker inzake sturen op resultaten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Raadsinformatiebrief ‘Inkopen met Invloed, Leidraad Sociaal
Opdrachtgeverschap.
Constaterende dat:
— De gemeente Amsterdam jaarlijks meer 2 miljard euro aan producten en diensten
inkoopt en dat dit mogelijkheden biedt om extra maatschappelijk impact te realiseren
voor de stad en daarmee een bijdrage kan leveren aan het realiseren van de
maatschappelijke doelstellingen (sociaal en duurzaam) van de stad;
— de nota “Inkopen met Invloed” het college een handvat biedt om te sturen op het
realiseren van maatschappelijke doelen in haar inkoop beleid;
— de mogelijkheden aanzienlijk groter zijn dan de reguliere 5% social return bij inkoop
trajecten;
— de “Leidraad Sociaal Opdrachtgeverschap” concrete handvatten aan inkopers biedt
om in inkooptrajecten de sociale doelstellingen daadwerkelijk te integreren.
— _Ergoede voorbeelden zijn in de samenwerking met Pantar en bij
aanbestedingstrajecten van bijvoorbeeld de inkoop van de catering, beveiliging en
bloemen. Hier realiseren leveranciers in samenwerking met de gemeente
daadwerkelijk extra impact: meer mensen die moeilijk kunnen toetreden tot de
arbeidsmarkt een zinvolle baan. Daarmee realiseert de gemeente haar beleid om juist
deze groep te ondersteunen.
Overwegende dat:
— _ het aantal inkooptrajecten dat sociaal wordt ingevuld nog heel beperkt blijft;
— Dat daarmee nog maar zeer klein deel van de inkoop als ‘sociale inkoop’ kan worden
aangemerkt;
— Dat met kennis en ervaring van nu en de instrumenten vastgelegd in de genoemde
publicaties het mogelijk en wenselijk is om sociaal inkopen op te schalen
— Het de gemeente geen extra investeringen kost om dit te bewerkstelligen
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Voor het sociaal inkopen te gaan werken met het sturen op resultaten
— Te onderzoeken hoe er voor de raad een sturingsinstrument kan worden ingericht
met betrekking tot de jaarlijks gerealiseerde sociale inkoop
— In dit onderzoek concrete doelstellingen en eventuele pilots zwaar mee te laten
wegen
— En de raad in kwartaal 1 van 2022 te informeren over het onderzoek
Indieners
Y. el Ksaihi
E.C. IJmker
| Motie | 2 | train |
Motie
Datum raadsvergadering 13 juli 2022
Ingekomen onder nummer 282
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Kreuger inzake reservering aanleggen voor ov
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
gehoord de beraadslaging over het inkrimpen van het openbaar vervoer,
Overwegende dat:
— het cruciaal is dat Amsterdam over een hoogwaardig ov-netwerk beschikt;
— het ov een aanzienlijk financieringstekort heeft;
— de Gemeente Amsterdam aandeelhouder is van het GVB,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
in de begroting voor 2023 een reservering op te nemen die het GVB in staat stelt op go procent van
het niveau van 2019 te blijven rijden.
Indiener
K.M. Kreuger
| Motie | 1 | train |
AGENDA (concept)
Raadscommissie LEEFOMGEVING
Datum: Dinsdag 12 februari 2013
Aanvang: 20.00 uur
Zaal: Raadzaal, stadsdeelhuis Buikslotermeerplein 2000
Blok A Procedureel
‚Nr. |Onderwerp________________|Nadereïnfo |
Opening/Mededelingen
Vaststellen agenda Ter vaststelling
3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde
onderwerpen
Verslag 15 januari 2013 Ter vaststelling
Openstaande toezeggingen
L6. _ | Mededelingen portefeuillehouder(s)
Blok B Bespreking beleidsonderwerpen
‚Nr. |Onderwerp ___________________|Nadereinfo _|Reg.nr. |
Investeringsbesluit Herinrichting park De Groene Zoom - 5763
Waterlandpleinbuurt
(8. | Fietspaaltjes (n.a.v. agenderingsvoorstel GroenLinks) | Ter bespreking |
9. _|Jaarschijf wegen 2013 Terbespreking |
Evaluatie grofvuil Terbespreking | |
Blok C Algemeen
‚Nr. |Onderwerp |
Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering
zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924 of [email protected]. De raads- en
commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen.
www.noord.amsterdam.nl/deelraad
| Agenda | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1537
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 9 november 2016
Ingekomen onder AA’
Behandeld op 10 november 2016
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Soest inzake de Begroting 2017 (leeftijdsvriendelijke stad).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Constaterende dat:
— Motie 459 ingediend door raadslid Van Soest door de gemeenteraad raadsbreed
is aangenomen.
— Het college heeft besloten om een ouderenprogramma op te stellen, waarbij
aangesloten wordt op de door de Wereldgezondheidsorganisatie (VHO)
geformuleerde domeinen:
a. Buitenruimte en bebouwing;
b. Vervoer;
c. Huisvesting;
d. Sociale participatie
e. Respect en sociale inclusie
f. Maatschappelijke participatie en werk
g. Communicatie en informatie
h. Maatschappelijke ondersteuning en gezondheid
— Het college een aanvraag heeft ingediend en reeds een overeenkomst heeft
gesloten met de WHO voor de deelname van Amsterdam aan dit programma.
Overwegende dat:
— gezien de korte tijd tussen de gesloten overeenkomst en het openbaar maken
van de begroting er geen tijd was om dit reeds op te nemen in de begroting 2015.
— de kiezer van Amsterdam een ouderen partij in het college heeft gekozen om
specifiek de belangen van deze doelgroep te behartigen.
— de Partij van de Ouderen haar controlerende taak serieus neemt en het college
wil toetsen op het ingezette beleid.
— dit beleid voor een Age Friendly City op voordracht van het college is ingezet.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de voortgangsrapportage over de leeftijdsvriendelijke stad (LVS) waar mogelijk uit
te breiden met inzicht in de financiële onderdelen van het plan, zoals
de aangevraagde subsidies bij de EU of de WHO bij de begroting;
4
— de exacte wijze van presentatie in de voorjaarsnota en begroting voor te leggen
aan de raad ter bespreking en goedkeuring voor de presentatie van de
jaarrekening 2016;
— reeds rekening te houden met de wijze van presentatie in de jaarrekening 2016.
Het lid van de gemeenteraad
W. van Soest
2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 654
Datum akkoord college van b&w van 23 juni 2015
Publicatiedatum 26 juni 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.P.D. van Osselaer van
27 mei 2015 inzake de uitgifte van kavels voor huurwoningen in het vrije segment.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Van alle woningen in Amsterdam valt circa 58% in het sociale gereguleerde segment,
32% is koop en slechts 10% valt in het vrije huursegment. Dit kleine aandeel vrije
huur is een typisch Nederlands verschijnsel en wordt geweten aan de subsidiëring in
het sociale huursegment enerzijds en de subsidiëring (via de hypotheekrenteaftrek)
anderzijds.
De Amsterdamse woningvoorraad past niet bij de vraag. Een grote groep mensen is
uitgesloten van de sociale sector omdat ze te veel verdienen of achteraan een
wachtlijst staan. Ook kunnen of willen steeds meer mensen die meer verdienen dan
de inkomensgrens voor sociale huur niet kopen. Tot de eerste groep (‘niet kunnen’)
behoort bijvoorbeeld de groeiende groep van mensen met een onregelmatig inkomen,
bijvoorbeeld in de creatieve sector. Tot de tweede groep (‘niet willen’) behoren vaak
mensen die zich met een beperkte horizon in de stad vestigen, zoals buitenlandse
kenniswerkers die werken voor Nederlandse bedrijven of voor een van de vele
buitenlandse bedrijven die in Amsterdam hun Europees hoofdkantoor hebben.
Het feit dat de huur in de vrije sector in Amsterdam zo klein is zorgt ervoor dat
mensen die voldoende draagkracht hebben wel een woning kunnen vinden, maar
geen waar voor hun geld krijgen. Mensen met onvoldoende draagkracht kunnen
helemaal geen betaalbare huurwoning vinden: vrije huren onder de 900 euro vind je
steeds minder in Amsterdam. De gemiddelde huurprijs per vierkante meter ligt
inmiddels boven het niveau van voor de crisis op meer dan 20 euro. In een stad als
Utrecht bedraagt de gemiddelde prijs 14 euro, in Eindhoven 12.
Die krappe markt is slecht voor Amsterdam. Het zorgt ervoor dat de uitstroom uit
sociale woningen heel erg beperkt is en er dus weinig woningen vrij komen voor
nieuwe sociale huurders. Daarnaast maken we onze stad minder aantrekkelijk voor
nieuw talent en bedrijven, die op hun beurt weer zorgen voor banen voor
Amsterdammers. Het onderzoeksbureau Mercer zegt over het Amsterdamse
vestigingsklimaat: “Een belangrijk probleem voor internationale ondernemers zijn
vaak de hoge kosten van huisvesting”. De investeerders waar we onze burgemeester
de wereld voor over sturen, het technisch en creatief talent dat we naar de stad
proberen te trekken, de start-ups; ze hikken aan tegen onze dure huurmarkt.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing hee Gemeenteblad
Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
Ondanks het belang van een grotere vrije huurmarkt lijkt het in de planvoorraad die
het meest recent met de raad gedeeld is (d.d. oktober 2014) toch nog een
ondergeschoven kind: in de plannen moet het vrije huursegment (4793 woningen van
2014 t/m 2018) toch het sociale segment (4799, exclusief studenten- en
jongerenwoningen) en koop (7669) voor laten gaan. Volgens ditzelfde overzicht van
de planvoorraad vallen van 2015 t/m 2018 nog 2695 woningen onder de categorie
‘markt onbekend’.
Het beeld van krapte op de markt voor vrije huurkavels, wordt bevestigd in een artikel
in Nul20, het tijdschrift voor het woonbeleid in de regio Amsterdam, d.d. mei 2015.
Het artikel is getiteld: ‘Slag om bouwlocaties bedreigt middensegment huurmarkt’.
Ontwikkelaars die voldoende kapitaal achter zich hebben om duizenden vrije markt
huurwoningen te bouwen, geven aan dat de gemeente steeds minder kavels voor
vrije huur aanbiedt nu de koopmarkt aantrekt.
Inleiding door het college.
Men kan de huurmarkt op twee manieren onderscheiden. Het eerste is naar eigenaar;
onderscheiden naar corporaties en particuliere eigenaren. Het tweede onderscheid is
dat naar huurprijs waarbij een huur van € 710 per maand de waterscheiding is tussen
sociale- en markthuurwoningen. Corporaties hebben vooral maar niet uitsluitend
sociale huurwoningen en particuliere verhuurders hebben een mix van sociale
huurwoningen en markthuurwoningen.
In het navolgende hebben we het over markthuurwoningen.
Middeldure huurwoningen vormen een deel van dit markthuursegment, het betreft
woningen met een huur van € 710 tot € 941 per maand
De voorraad markthuurwoningen ontstaat op twee manieren:
- door liberalisering van de bestaande voorraad.
- door toevoeging van nieuwbouwwoningen.
De toevoeging van nieuwbouw zal de komende jaren een kleiner effect hebben op het
totaal van de markthuurwoningen dan de liberalisering op de voorraad heeft.
Het College heeft in het Actieplan Woningbouw 2014-2018 (december 2014
behandeld in de Gemeenteraad) haar zorg uitgesproken over de schaarse
woonruimte en de woningproductie. Deze zorg had ook betrekking op middeldure
huurwoningen. Er is daarom voor deze woningen een ambitie gesteld. Zie verder het
antwoord op vraag 4.
In 2014 is al een goede eerste stap gezet, er zijn in dat jaar in totaal 1.517
markthuurwoningen in aanbouw genomen. Er zijn 744 middeldure huurwoningen en
773 dure huurwoningen gestart. Met name het aantal gestarte middeldure
huurwoningen lag in 2014 vele malen hoger dan voorgaande jaren. Onderstaande
grafiek laat het verloop van de productie van vrije sector huurwoningen van 2006 t/m
2014 zien.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 26 uni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
Productie van markthuurwoningen 2006 t/m 2014
7000
6000
5000
4000 Doverige productie
3000 dure huur
B middeldure huur
2000
1000
0
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
De gemiddelde huur van alle particuliere huurwoningen in Amsterdam lag in 2013 op
€ 11,60 per vierkante meter (bron: Wonen in Amsterdam 2013). De vrijkomende
markthuurwoningen hebben een hogere huurprijs. Binnen de ring ligt de huurprijs van
een vrijkomende markthuurwoning tussen de € 12 en @0 per vierkante meter. Buiten
de ring en Amsterdam Noord (exclusief Overhoeks) is dat tussen de € 10 en €13 per
vierkante meter. Woningcorporaties die huurwoningen aanbieden in het vrije
huursegment hanteren binnen de ring lagere prijzen per vierkante meter.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 27 mei 2015, namens de fractie van
D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Deelt het college het standpunt dat een grotere voorraad vrije huurwoningen
essentieel is voor de doorstroming en het verbeteren van het vestigingsklimaat
voor talent en bedrijven?
Antwoord:
Ja.
2. Watis de actuele stand van de planvoorraad (inclusief versnellingslocaties) voor
de komende 4 jaar?
a. Hoe is de planvoorraad verdeeld over de categorieën (‘markthuur’,
‘marktkoop’, ‘sociaal’, ‘studenten en jongeren’ en ‘markt onbekend’)?
Antwoord:
In het Actieplan Woningbouw is de planvoorraad voor de periode 2014 t/m 2018
geïnventariseerd. Die bedroeg een kleine 29.000 woningen. Conform het
Actieplan Woningbouw wordt nu gewerkt aan versnellingslocaties. Deze plannen
leiden voornamelijk na 2018 tot plancapaciteit. Op dit moment is nog niet geheel
3
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing hee Gemeenteblad
Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
duidelijk welke toevoeging die locaties kunnen opleveren voor de plancapaciteit
tot en met 2018.
Per locatie zullen bij de investeringsbesluiten voorstellen worden gedaan aan de
Gemeenteraad over de programmatische verdeling.
Gelijktijdig wordt nader onderzoek gedaan naar het totale planaanbod en naar de
woningbehoefte voor o.a. markthuur (en als onderdeel daarvan de middeldure
huur) om vraag en aanbod beter in beeld te brengen. De resultaten hiervan
worden in september verwacht.
3. Voor welke plannen in de gehele planvoorraad is het programma nog
beïnvloedbaar en op welke wijze?
a. Welke categorieën zijn hierin te onderscheiden?
Antwoord:
Uit de hiervoor genoemde inventarisatie bleek dat voor de planvoorraad in het
Actieplan Woningbouw voor ongeveer 2.450 woningen geen contract was
afgesloten (peilmoment september 2014) Uitgaande van de veronderstelling dat
die contracten ook op dit moment nog niet zijn afgesloten, zijn dit locaties waar de
programmering in principe nog te beïnvloeden is. Ten aanzien van de
versnellingslocaties (die volgens de daar gedane veronderstelling vanaf 2018
bijdrage kunnen leveren aan de woningproductie) geldt dat nog niet of nauwelijks
sprake is van reeds afgesloten contracten. Momenteel wordt hard gewerkt om
deze plannen zodanig voor te bereiden dat er resp. strategie- of
investeringsbesluiten aan het gemeentebestuur worden voorgelegd voorgelegd.
Het programma van deze plannen is nog niet bekend, maar het zal om een
substantieel aantal woningen gaan die geprogrammeerd kunnen worden in de
markthuur of - desgewenst specifieker - in de middeldure huur.
4. Welke ambitie heeft het college als het gaat om het aantal bouwstarts van nieuwe
vrije huurwoningen in de periode 2015 t/m 2018?
Antwoord:
Het College heeft onder andere in het Actieplan woningbouw 2014-2018
aangegeven dat het bouwen van markthuurwoningen belangrijk is.
“Het college streeft naar de uitbreiding van de voorraad middeldure
huurwoningen. In de planvoorraad zijn ca. 5000 aan vrije sector huurwoningen
opgenomen. Dit is te weinig en bovendien is niet exact bekend hoeveel daarvan
in de categorie middensegment vallen(…) Veel partijen hebben interesse
getoond in het investeren en beleggen in middeldure huurwoningen. Het tekort
aan dit huursegment en de huidige lage rentestand maakt het voor beleggers
uiterst interessant om te investeren in middeldure huurwoningen in Amsterdam.
Het is aan de gemeente om hier nu op in te spelen met het uitgeven van nieuwe
kavels”
Hier is nog geen getalsmatige ambitie aan verbonden. Binnenkort komen we met
een notitie waarin de verdeling tussen huur en koop aan de orde komt.
Het college heeft onlangs bij de beantwoording van de moties 822 en 673 (over
grotere middeldure huurwoningen) herbevestigd dat het realiseren van
marktconforme woningen het uitgangspunt is.
4
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing hee Gemeenteblad
Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
a. En welk deel van de categorie ‘markt onbekend’ wil men uitgeven voor vrije
huur?
Antwoord vraag 4a:
Dat is nu nog niet bekend. We volgen de ontwikkelingen in de markt en we
onderzoeken de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte. Wij zien een
dynamiek in de markt en anticiperen daar continu op.
De resultaten hiervan worden gebruikt bij de uitwerking van actie 21 van het
Actieplan woningbouw: zorgen voor een optimaal en divers programma.
“Het College speelt met de gemeentelijke tenderkalender zowel in op de
woningbehoefte, de marktvraag als op de specifieke speerpunten van de
Raad. Daarvoor is het nodig dat in een vroeg stadium de diverse
woonbehoeften en het gewenste woonmilieu worden opgenomen in de te
nemen investeringsbesluiten. Het resultaat moet een optimaal programma zijn
aan marktwoningen en sociale huurwoningen.”
Op het moment dat blijkt dat er onvoldoende aanbod is in de vrije sector huur,
kunnen we als gemeente gericht bijsturen bij het in de markt zetten van
bouwkavels. Het uiteindelijk doel is te komen tot een optimaal en divers
programma. Om te kunnen bijsturen moeten we een goed beeld hebben van
de omvang van de planvoorraad. Deze wordt dan ook elke vier maanden up
to date gemaakt.
5. Kan het college een indicatie geven van het verschil in grondprijsopbrengsten
voor een vrije huurwoning en eenzelfde woning voor koop?
Antwoord:
Grondprijzen voor koopwoningen en markthuurwoningen worden verschillend
berekend, waarbij ook de vraag relevant is of het een bestaand of nieuw
erfpachtrecht betreft. Bij nieuwe uitgiften wordt de grondprijs per locatie bepaald
op basis van een actuele huurwaarde en een rendementseis voor die locatie. Dit
resulteert in een beleggingswaarde. Deze beleggingswaarde varieert met de
locatie, maar is in het algemeen lager dan de koopprijs van een vergelijkbare
woning. Naar schatting varieert de verhouding tussen deze twee tussen de 90 en
100%. De volgende tabel is indicatief en gaat uit van een beleggingswaarde van
90% van de koopprijs
indicatief verschil grondprijzen tussen bestaande en nieuwe rechten
per vierkante meter bij koop en huur op basis van gemiddelden
[Koop [Huur | Verschil
Buiten de € 179 minimale € 179 minimale n.v.t.
BE
basis van
marktwaarde
van € 2.300 per
m2
ringweg (op
basis van
marktwaarde
van € 3.200 per
m2
5
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing hee Gemeenteblad
Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
Uit vorenstaande indicatieve tabel komt naar voren dat er buiten de ringweg vaak
geen verschil is tussen de grondprijzen voor koop en huur omdat de grondprijs bij
koop al gelijk is aan de minimale grondprijs. Binnen de ringweg is er gemiddeld
sprake van een verschil van € 200 per m? (ruim 25%) tussen koop en huur. Bij de
hoogste marktwaarde (bijvoorbeeld in Centrum) is het absolute verschil (bedrag
per vierkante meter) tussen koop en huur groter dan het gemiddelde voor binnen
de ringweg.
Op dit moment krijgen wij signalen uit de markt dat beleggers bereid zijn lagere
rendementseisen te stellen. Hierdoor naderen de grondwaarde van koop- en
markthuurwoningen elkaar meer. Dit is nog niet verwerkt in het grondprijsbeleid.
6. Hoe maakt het college een afweging tussen een vrij huur- of koopprogramma
voor een kavel en welke rol speelt een eventueel verschil in grondopbrengsten
hierin?
Antwoord:
Deze afweging speelt geen rol. Per locatie wordt gekeken naar de
woningbehoefte en de differentiatie van het aanbod in de omliggende buurten.
Tevens wordt de afweging gemaakt of de tender moet worden gericht op kwaliteit
of op snelheid. Om die reden wordt in selecties een grondprijstabel opgenomen
die het mogelijk maakt om gedurende het ontwikkelproces te switchen tussen het
huur- en koopsegment om de haalbaarheid van projecten te vergroten. In
sommige selecties wordt een minimum percentage meegegeven voor het aantal
huur- of middeldure huurwoningen.
Voorts heeft vragensteller vragen over de menging van huur en koop. Voor het
merendeel van de kavels op de tenderkalender staat het programma aangeduid als
‘vrije huur en koop’. Verscheidene ontwikkelaars aangegeven dat beleggers in vrije
huurobjecten graag investeren in gebouwen met 100% vrije huurwoningen. Ook
geven veel beleggers de voorkeur aan grote projecten: hoge aantallen huurwoningen
per project.
7. Deelt het college de opvatting dat om zo veel mogelijk te bouwen in de stad en
om de beste prijs te verkrijgen voor onze grond (gegeven het programma), het de
voorkeur heeft kavels aan te bieden op een manier die het best aansluit bij de
wensen van ontwikkelaars en beleggers, tenzij een ander maatschappelijk belang
zwaarder weegt?
8. Sluit de hiervoren beschreven voorkeur van beleggers aan bij de signalen die de
gemeente hierover krijgt van ontwikkelaars en beleggers? Graag een toelichting.
Antwoord vragen 7 en 8:
Ja, met dien verstande dat de wensen van ontwikkelaars en beleggers divers zijn.
Ontwikkelaars en beleggers zijn partijen met verschillende doelstellingen.
Daarnaast geldt ook dat zowel de ontwikkelende partijen als de beleggende
partijen in hun soort divers zijn. Er zijn ontwikkelende partijen die zich geheel
richten op de potentie van beleggers, maar er zijn ook ontwikkelaars die meer
diverse investeringen aantrekken en daarmee gebaat zijn bij een diverser product.
6
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing hee Gemeenteblad
Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
Bekend is dat een institutionele belegger het liefst investeert in 100% markthuur,
waar mogelijk in grote aantallen. Maar het merendeel van de beleggers zal deze
woningen na verloop van tijd uitponden. Bij andere beleggende partijen varieert
de grootte van de investering of het gewenste woningaantal.
Om het hele scala aan investeerders een mogelijkheid te bieden en daarmee zo
veel mogelijk te bouwen, is het College voorstander van een optimaal en divers
programma. Op die manier wil het College aansluiten bij de wensen van de
verschillende ontwikkelaars en beleggers.
9. Is het college bekend met het feit dat veel huurders in gemengde complexen zich
vaak slecht vertegenwoordigd voelen in de vereniging van eigenaren en dat
menging van huur en koop in een gebouw ook vanuit de kant van bewoners vaak
niet als optimaal wordt ervaren”?
Antwoord:
Dit zijn signalen die horen bij een stad waar woningen geliberaliseerd worden en
uitgepond. Hierdoor zullen mengvormen toenemen. Er zijn (enkele) signalen dat
huurders zich niet goed vertegenwoordigd voelen in een gemengde vereniging
van eigenaren (VvE). De VvE is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud,
maar de huurders kunnen hier alleen indirect via hun verhuurder invloed op
hebben.
De vraag is of dit probleem moet worden opgelost in het vastgoed, of in de
organisatie van zeggenschap van huurders in een VvE. Vooralsnog is dit geen
aanleiding om menging van verschillende woningsegmenten te stoppen.
10. Welk belang ziet het college in het aanbieden van gemengde kavels (vrije huur en
koop)?
Antwoord:
De wijze van aanbieden van kavels is mede afhankelijk van de karakteristieken
van de kavel. Sommige kavels lenen zich er voor om aan te bieden zonder dat op
voorhand het soort woning of de mix van het programma vaststaat. Op die wijze
kan de markt het beste worden afgetast.
11. Is het college het met de fractie van D66 eens dat het in beginsel beter is kavels
aan te bieden met of een programma 100% vrije huur, of 100% koop?
Antwoord:
het College is nog niet zo ver om deze stelling zonder meer te onderschrijven. Wij
herkennen de wens van sommige partijen. Maar wij zien genoeg marktpartijen die
geïnteresseerd zijn in een gemengd programma. Op deze manier incasseert de
gemeente de meerwaarde van de woningen met een hoge verkoopwaarde.
Belangrijker is om na te gaan of de onderscheiden segmenten voldoende worden
bediend. Momenteel wordt gewerkt aan een analyse van vraag en aanbod in de
verschillende woningmarktsegmenten. Dat zou moeten leiden tot inzicht in een
optimaal en divers programma. Daaruit moet blijken of en op welke plekken/
kavels sturing nuttig (en mogelijk) is.
7
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neng hee Gemeenteblad
ummer = - .
Datum 26 juni 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 27 mei 2015
a. Zoja, welke stappen zal het college ondernemen om het beginsel van
‘gedeelde stad, uniforme kavels’ daadwerkelijk te implementeren?
Antwoord vraag 11a:
Indien er noodzaak blijkt om het uitgangspunt van een optimaal en divers
programma bij te sturen, zullen wij dit betrekken bij de programmering van
plannen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
8
| Schriftelijke Vraag | 8 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 563
Ingekomen op 19 mei 2020
Behandeld op 20 mei 2020
Status verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025
en het innovatie- en uitvoeringsprogramma circulaire economie 2020-2021 (Krimp
Schiphol naar 300.000 vluchtbewegingen in 2030)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 en het
innovatie- en uitvoeringsprogramma circulaire economie 2020-2021 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 499).
Constaterende dat:
- de coronacrisis heeft aangetoond dat de Amsterdamse economie teveel
afhankelijk is van toeristen;
- de luchtvaart in Nederland verantwoordelijk is voor 15-18% van de Nederlandse
CO2-uitstoot;
- volgens de eigen cijfers van KLM, is enkel KLM alleen al goed voor ruim
7,2 procent van de CO2-uitstoot van heel Nederland;
- er naast CO2-schade ook veel overlast is voor omwonenden;
Overwegende dat
- Amsterdam voor ongeveer 20% eigenaar is van Schiphol;
- de beste manier om circulair te zijn is het voorkomen van grondstofgebruik.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Als actief aandeelhouder op te treden en zich in te zetten voor een krimp van
Schiphol naar 300.000 vluchtbewegingen in 2030.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1435
Datum indiening 30 juni 2017
Datum akkoord 15 november 2017
Publicatiedatum 16 november 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Mbarki inzake de veiligheid van
Amsterdamse moskeeën naar aanleiding van de dreigbrief die binnen is gekomen bij
een Haagse moskee en de recente aanval op moskeebezoekers in Londen waarbij
een bezoeker is overleden en meerdere mensen gewond zijn geraakt.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 26 juni 2017 heeft de Haagse as-Soennah moskee via facebook naar buiten
gebracht dat de moskee een brief gekregen heeft waarin wordt gedreigd met een
aanslag met een vrachtauto op moskeegangers. De afzender van de brief stuurde
ook een speelgoedvrachtwagentje mee met het dreigement.
Volgens de voorzitter van deze moskee krijgen moskeeën geregeld dreigbrieven
maar wordt dat meestal niet naar buiten gebracht. “Dat zorgt onnodig voor onrust en
zou mensen op ideeën kunnen brengen." Deze keer deed het moskeebestuur dat
wel. "Wij zijn diep geschokt en ontdaan om juist in de vastenmaand ramadan, waarin
het in en om de moskeeën erg druk is, dit dreigement te ontvangen.”
Eerder reed op 19 juni 2017 in Londen een bestelbus in op bezoekers van een
moskee. Een man is daarbij omgekomen en elf mensen zijn gewond geraakt, van wie
er negen naar een ziekenhuis zijn gebracht. Burgemeester Khan sprak daarbij van
“een vreselijke terroristische aanslag, gericht op onschuldige mensen".
De site republiek allochtonie® publiceert sinds sinds maart 2010 een lijst met
(gewelds)incidenten gericht tegen moskeeën. De lijst is samengesteld op grond van
mediaberichten en eerdere blogs op Republiek Allochtonië, Frontaal Naakt (t/m 2009)
en de database van Rechtspraak.nl. Deze lijst vertoont de laatste tijd een opmerkelijk
snelle groei van het aantal incidenten.
Bovenstaande ontwikkelingen, waarbij het wat betreft de fractie van de PvdA altijd
gaat om een aanval en dreiging op al onze gedeelde waarden van tolerantie, vrijheid
en respect baart de fractie van de PvdA zorgen.
1 http://nos.nl/artikel/2180067 -haagse-as-soennah-moskee-bedreigd-met-aanslag.html
2 http://www. republiekallochtonie.nl/update-van-lijst-met-geweldsincidenten-gericht-tegen-
moskeeen-juni-2017
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1 ember 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 30 juni 2017
Gezien het vorenstaande heeft het lid Mbarkí, namens de fractie van de PvdA,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Is het college bekend met het bericht dat een moskee in Den Haag is bedreigd
middels een dreigbrief, waarbij is aangegeven dat de moskee aangevallen gaat
worden een vrachtwagen? Wat is de reactie van het college als het gaat om deze
bedreigingen en aanvallen richting een specifiek deel van de bevolking?
Antwoord:
Ja. Als vanzelfsprekend is het college van mening dat bedreigingen en aanvallen
onacceptabel zijn, ook in de richting van moskeeën. Eenieder heeft het recht op
vrijheid van godsdienstbeleving en mag daar in op generlei wijze worden beperkt.
Indien er desalniettemin sprake is van incidenten, roept het college op tot het
doen van aangifte.
2. Heeft het college soortgelijke signalen ook via andere kanalen dan de media
ontvangen (bijv. rechtstreeks via moskeeën) en hoe zorgelijk is de situatie
volgens het college”?
Antwoord:
Het college heeft geen signalen van soortgelijke strekking via andere dan media
kanalen ontvangen. Navraag bij de politie leert dat gesprekspartners van de
politienetwerken bezorgd zijn over het recente geweld tegen moskeeën en hun
bezoekers in andere EU-landen. Er is geen recente informatie bekend dat
Amsterdamse moskeeën worden bedreigd dan wel aangevallen.
3. Heeft het college naar aanleiding van dit dreigement en dreigementen in het
verleden richting moskeeën een eigen veiligheidsanalyse gemaakt met betrekking
tot risico’s voor Amsterdamse moskeeën? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, zie het antwoord op vraag 5.
4. Heeft het college contact gehad met de Amsterdamse moskeeën naar aanleiding
van deze recente gebeurtennissen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er vindt op reguliere wijze ambtelijk contact met contactpersonen van moskeeën
plaats. Daarnaast is de politie eveneens in contact getreden met moskeeën.
De moskeeën geven aan geen meldingen van bedreiging dan wel aanvallen te
hebben ontvangen. Eén moskee is zelfstandig in contact getreden met de
gemeente Amsterdam. In dit contact werd aangegeven dat het in de dagen na de
aanslag in Londen erg druk is tijdens de gebedsdienst.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Lias Gemeenteblad R
Datum 16 november 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 30 juni 2017
5. Is het college het met de fractie van de PvdA eens dat indien daar aanleiding voor
zou zijn er zichtbare en onzichtbare maatregelen getroffen moeten worden
rondom moskeeën door de overheid om de veiligheid van moskeebezoekers te
kunnen garanderen?
Antwoord:
Primair zijn moskeeën zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun bezoekers.
Indien daar, op basis van concrete informatie aanleiding toe bestaat, kan de
overheid aanvullende veiligheidsmaatregelen treffen. Naar aanleiding van de
aanslag op een moskee in het Canadese Quebec in februari 2017 heeft de
driehoek de Amsterdamse moskeebesturen uitgenodigd voor een gesprek.
Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over de impact van recente aanslagen op
moskeeën en welke maatregelen zinvol zouden kunnen zijn om de weerbaarheid
van moskeeën te verbeteren. Ook heeft de driehoek de moskeebesturen
aangeboden om een schouw van hun pand te laten verrichten zodat concreet
advies kan plaatsvinden over de treffen veiligheidsmaatregelen. In dat kader is
gewezen op de BMRI-subsidieregeling (Bedreigde Maatschappelijke en
Religieuze Instellingen). Tot op heden hebben drie moskeeën zich aangemeld
voor het laten uitvoeren van de schouw.
In navolging van de bijeenkomst met de driehoek, heeft een ambtelijke
informatiebijeenkomst plaatsgevonden waarin de politie en de gemeente meer
specifiek hebben toegelicht welke concrete maatregelen de moskeeën zelf
kunnen treffen om de weerbaarheid van hun pand te verbeteren en hoe ze
kunnen handelen bij een incident. Hierbij is gebruik gemaakt van de Handreiking
Veilige moskee die eerder dit jaar door de NCTV is opgesteld in samenwerking
met een aantal moskeekoepels. Tijdens deze bijeenkomst is ook aandacht
besteed aan de vraag of de moskeeën drempels of belemmering ervaren die hen
ervan zouden kunnen weerhouden om aangifte of melding te doen van
incidenten.
Op 26 november 2017 organiseert het Rijk in Amsterdam een bijeenkomst voor
moskeeën over veiligheid. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de gemeente
en de politie.
6. Heeft het college contact gehad met de landelijke overheid als het gaat om het
beveiligen van moskeeën en andere islamitische instellingen naar aanleiding van
de recente gebeurtenissen in Londen en Den Haag? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, binnen het huidige dreigingsbeeld past het om frequent contact te
onderhouden met de NCTV en het Ministerie van Sociale Zaken over
veiligheidsaspecten van religieuze instellingen in het algemeen, en ook specifiek
in relatie tot de Islamitische gemeenschap.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 38
Datum indiening 3 november 2017
Datum akkoord college van b&w van 16 januari 2018
Publicatiedatum 17 januari 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Ruigrok inzake meldingen van
onveiligheid door omwonenden van het Rembrandtplein.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Omwonenden van het Rembrandtplein hebben al geruime tijd te maken met overlast
door het uitgaansleven op het plein. Daarvoor zijn verschillende oplossingen bedacht,
waaronder groepsapp FIXXX, het festivalterrein Rembrandtplein’ en diverse andere
pilots.
De fractie van de VVD ontvangt desalniettemin van omwonenden signalen dat
dronken uitgaanspubliek met name in de omliggende straten van het plein voor een
intimiderend en onveilig gevoel zorgen. Dit probleem heeft ook de nadrukkelijke
aandacht van de fractie van de VVD van stadsdeel Centrum. Als omwonenden deze
mensen zelf aanspreken, zoals is afgesproken met de gemeente, kan er een
agressieve reactie volgen met bijvoorbeeld slaan tegen voordeuren tot gevolg.
Omwonenden geven zelf aan dat er een capaciteitsprobleem bij handhavers en met
name politie bestaat waardoor deze niet op tijd kunnen reageren wanneer dergelijke
intimiderende situaties ontstaan. Agenten zijn aanwezig op het plein maar zijn
onvoldoende beschikbaar om bij intimidatie van bewoners in de omgeving van het
plein op te kunnen treden.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Ruigrok, namens de fractie van de VVD,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Herkent het college bovengenoemde signalen van omwonenden?
Antwoord vraag 1:
Het college is bekend met signalen dat uitgaanspubliek in de straten om het plein
heen voor een intimiderend en onveilig gevoel zorgen. Doel van de pilot Gastvrij
en veilig Rembrandtplein is om uitgaansgeweld en overlast op en rondom het
Rembrandtplein te verminderen. Dit gebeurt door innovatieve maatregelen zoals
de inzet van host, het fietsvrij maken van het plein en lichtprojecties die de
toegangswegen markeren en aangeven dat een gebied waar mensen wonen
wordt betreden. Daarnaast wordt er sinds de start van de pilot extra handhaving
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2e januari 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 november 2017
ingezet op en met name rondom het Rembrandtplein. Signalen van overlast
kunnen direct worden doorgeven aan handhaving door middel van de
meldingsapp.
Uit de tweemeting blijkt dat de bewoners de veiligheid op en rond het plein tijdens
de weekendavonden/- en nachten met een 6.1 beoordelen (dit was tijdens de O-
meting nog een 5,5). Hoewel dit een verbetering is ten opzichte van de nulmeting,
hopen we uiteraard op een verdere stijging.
Wat betreft het niet tijdig kunnen reageren is het college bekend met een
specifiek incident waarbij een bewoner is geïntimideerd nadat deze persoon
iemand had aangesproken op overlast gevend gedrag. Deze bewoner heeft de
meldingsapp gebruikt om handhaving in te schakelen. De handhavers waren op
dat moment echter op een andere plek rond het plein bezig waardoor niet direct
kon worden gereageerd.
Dit is op een later tijdstip via de meldingsapp aan de bewoner gemeld.
Naderhand is tevens aangegeven dat, zodra de veiligheid in het geding is, niet
de overlastapp gebruikt moet worden maar dat bewoners 112 moeten bellen. Ook
op het bewonerspanel, dat kort na het incident bij elkaar kwam, is dit gemeld.
2. In hoeverre hebben handhaving en politie te kampen met een
capaciteitsprobleem op het Rembrandtplein en omliggende straten?
3. Iser op uitgaansavonden voldoende capaciteit van handhaving en politie
beschikbaar om te reageren op veiligheidsklachten van omwonenden van het
Rembrandtplein en omliggende straten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vragen 2 en 3:
Door de drukte in de binnenstad is er bij de politie over het algemeen sprake van
een capaciteitstekort. Dit is eerder ook middels een brief vanuit de driehoek aan
de minister kenbaar gemaakt.
Op het Rembrandtplein kan de politie echter wel aan de gemaakte afspraken over
capaciteit voldoen en er is op het Rembrandtplein en in de omgeving van het
Rembrandtplein geen sprake van een capaciteitstekort.
In het kader van de pilot Rembrandtplein wordt ook extra handhaving ingezet in
het Rembrandtplein gebied.
Bij de start van deze pilot is met de politie afgesproken dat de inzet van de host
niet leidt tot verminderde inzet van politie in het gebied. De politie is daarbij juist
meer aan de randen van het plein aanwezig dan op het plein zelf.
Indien bewoners te maken krijgen met bedreiging, agressie en of geweld, dan
dient men direct 112 te bellen. Vanuit de Meldkamer wordt dan de politie-inzet
bepaald en wordt gekeken welke politie eenheid het beste op de melding af kan
gaan. Naast noodhulp kunnen ook politieagenten die in het gebied surveilleren
worden ingezet door de Meldkamer.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2e januari 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 november 2017
4. Welke prioriteit wordt toegekend aan meldingen van omwonenden over
intimiderend gedrag van uitgaanspubliek na aanspreken door bewoners? Is het
college het met de VVD eens dat dergelijke meldingen een hoge prioriteit
behoeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 4:
Het college vindt het belangrijk dat de politie zo snel als mogelijk op dit soort
meldingen reageert. Welke prioriteit wordt toegekend aan een melding is
afhankelijk van het type incident en wordt door de Meldkamer van politie op basis
van landelijke protocollen bepaald.
5. In hoeverre is de bestaande handhavings- en politiecapaciteit evenredig
beschikbaar voor omliggende straten en niet alleen het Rembrandtplein zelf’?
Worden op het plein posterende agenten en handhavers ook ingezet voor
veiligheidsklachten door omwonenden in omliggende straten? Is de meldkamer
van de politie zich voldoende bewust van de aanwezigheid van agenten op het
plein, waardoor het sturen van eenheden van elders in de stad veelal onnodig is?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5:
De extra handhavingscapaciteit wordt juist ingezet om de leefbaarheid te
verhogen in de straten rondom het Rembrandtplein. Ook de politie is aanwezig op
en rondom het Rembrandtplein. Zoals hierboven al aangegeven bepaalt de
Meldkamer van politie welke politie eenheid op een melding wordt ingezet. Hierbij
wordt o.a. gekeken naar beschikbare agenten in de buurt, type en zwaarte van
het incident. Er kunnen dus agenten worden ingezet die aanwezig zijn op het
plein, er kan echter om verschillende redenen ook voor gekozen worden om een
andere politie-eenheid in te zetten.
6. Kunnen bewoners van het Rembrandtplein en omliggende straten voor meldingen
van overlast of onveiligheid ook gebruik gaan maken van de speciale horeca-
telefoon voor ondernemers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 6:
De horecatelefoon is bedoeld voor een specifieke doelgroep namelijk
horecabeveiligers en ondernemer waarmee specifieke afspraken zijn gemaakt
wat betreft het doen van meldingen. Conform landelijke protocollen is en blijft voor
burgers 112 de beste weg om te bellen in situaties waarin de veiligheid in
het geding is. De Meldkamer schakelt dan de juiste politie-eenheid in.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
Vergadering stadsdeelcommissie
Agenda
Datum 22-02-2023
Aanvang 19:30
Locatie stadsdeel
1. Welkom
19.30
2. Vaststellen agenda
19.30 - 19.32
3. Vaststellen besluitenlijst
19.32-19.35
4. Bewoners aan het woord
19.35 - 19.35
Bewoners en ondernemers krijgen de gelegenheid om iets met de stadsdeelcommissie te delen. Maximale
spreektijd is 3 minuten.
Er hebben zich geen bewoners aangemeld voor inspraak
5. Presentatie Project MER
19.35 - 20.15
6. Adviezen ter vaststelling
6.1 Ongevraagd advies Schonere lucht op de pont
20.15 -20.40
Inspreker: Roland Haffmans
6.2 Adviesaanvraag Omgevingsplan Amsterdam Basisregeling
20.40 - 20.55
6.3 Agendapunt verplaatst: Adviesaanvraag 10e herziening landelijk Noord
20.55 - 20.55
Dit agendapunt wordt besproken tijdens de volgende vergadering.
6.4 Agendapunt verplaatst: Adviesaanvraag Ontwerpwijzigingsplan Landelijk Noord 1e wijziging
20.55 - 20.55
Dit agendapunt wordt besproken tijdens de volgende vergadering.
6.5 Adviesaanvraag Voorontwerpbestemmingsplan ‘t Warderschip
20.55 - 21.10
7. Mededelingen
21.10-21.25
Afscheid Amir Nazar
8. Vragen aan het DB
21.25-21.55
9 Adviesaanvragen, adviezen en moties ter kennisname
21.55 - 22.05
9.1 Motie ‘betrek ondernemers in Amsterdam Noord meer bij de vergroeningsopgave'
Op initiatief van Silke Tijkotte
Behandeling: 8 maart
92 Adviesaanvraag voorontwerpbestemmingsplan Meidoornweg
Vaststelling: 8 maart
9.3 Adviesaanvraag Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting
Vaststelling: 22 maart
94 Adviesaanvraag Beleid fysieke leefomgeving
Vaststelling 22 maart
95 Ongevraagd advies nieuwe geluidsschermen ring A10
Behandeling: 8 maart
Op initiatief van Silke Tijkotte (D66)
9.6 Ongevraagd advies 'Een vast onderkomen voor Pancration voor nu en in de toekomst’
Behandeling: 8 maart
Op initiatief van:
Dennis Overweg (PvdO), Ayse Konuksever (DENK), Dylan Meijer (VVD), Kirsten Zimmerman
(GPB), Nicoline van der Torre (GL), Canan Uyar (PvdA), Silke Tijkotte (D66)
10. Informatie ter kennisname
22.05-22.15
10.1 Voorstel werkgroep werkwijzen inzake themabesprekingen
Bespreking: 8 maart
10.2 Adviezen Kindercommissie en Jongerenambassadeurs
10.3 Overige informatie ter kennisname
Onderwerpen
1. Uitnodiging bewonersbijeenkomst de Parlevinker
2. Uitnodging technische sessie bijzondere subsidieverordening
3. Uitnodiging technische sessie versterking financiele zeggenschap lokaal bestuur
4, Beantwoording bestuurlijke vragen over Longkanker in Noord.
5. Beantwoording bestuurlijke vragen over verkeersveiligheid op het Buikslotermeerplein.
6. Brief Floor Hallema inzake Dierenwelzijn Noord.
7. Nieuwsbericht fietsenstalling IJboulevard
8. Mail met link naar techses over financiële zeggenschap
9. Memo aanpassing voorlopig ontwerp fietsparkeren halte Noorderpark fase 1
10. Brief online informatiebijeenkomst over windenergie
11. Uitnodiging presentatie GGU 16 maart.
12. RIB Gunning Regio Deal ‘Zaanij, Groen en Meedoen’
13. Uitnodgiging technische sessie RES
14. Memo n.a.v. vragen inzake Pancration
15. Beantwoording vragen Ayse Konuksever inzake Afghaanse vereniging
16. Beantwoording vragen Kirsten Zimmerman inzake Papaverweg
11. Toezeggingenlijst
22.15-22.20
12. Termijnagenda
22.20-22.25
13. Sluiting
22.25 - 22.30
| Agenda | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 610
Ingekomen op 19 mei 2020
Behandeld op 20 mei 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Timman, Biemond en Nadif inzake de strategie Amsterdam
Circulair 2020-2025 (het recht op reparatie)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de strategie Amsterdam Circulair 2020-2025
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 499).
Overwegende dat:
= Amsterdam in 2030 50% minder primaire grondstoffen wil verbruiken en in
2050 helemaal circulair wil zijn;
- Het college aangeeft een beweging in gang te willen zetten zodat in
Amsterdam meer spullen gedeeld, hergebruikt en gerepareerd worden;
- De gemeente Amsterdam een belangrijke voorbeeldfunctie kan vervullen door
voorwaarden te stellen in haar inkoopbeleid;
- Een belangrijk onderdeel hiervan kan zijn dat de gemeente een recht op
reparatie afdwingt, waarmee ingekochte producten die kapotgaan niet
vervangen worden door nieuwe maar gerepareerd worden;
- De Europese Commissie reeds bezig is met wetgeving om per 2021 dit ‘right
to repair’ voor telefoons, tablets en laptops vast te leggen in regelgeving.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij aanbestedingen van nieuwe gebruiksartikelen voor gemeentelijk gebruik, een
uitvoeringstoets uit te voeren waarbij bepaald wordt of het recht op reparatie als
voorwaarde kan worden opgenomen.
De leden van de gemeenteraad
D. Timman
H.J.T. Biemond
|. Nadif
1
| Motie | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 797
Publicatiedatum 7 juli 2017
Ingekomen onder D
Ingekomen op woensdag 28 juni 2017
Behandeld op woensdag 28 juni 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Van Lammeren, De Heer, Boomsma en Van Soest inzake
de uitspraak van de Raad van State over vergunningen en de rondvaart en de fouten
die zijn gemaakt bij de gewogen toetreding (oplossing voor lopende aanvragen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de interpellatie van de leden De Heer, Groen, Boomsma,
Van Soest, Van Lammeren, Glaubitz, Duijndam en Poot inzake de uitspraak van de
Raad van State over vergunningen en de rondvaart en de fouten die zijn gemaakt bij
de gewogen toetreding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 754).
Overwegende dat:
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
De leden van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
A.C. de Heer
D.T. Boomsma
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2021
Nummer 129
Behandeld op 10 maart 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake wijzigen van de locatieprofielen
(Pomp de beschermde rugstreeppad niet uit de vijver)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de beraadslaging inzake wijziging van de locatieprofielen (NR.
VN2021-000707).
Constaterende dat:
- het gebruik van de vijver voor evenementen strijdig is met het
bestemmingsplan en niet in lijn is met het ingezette beleid ‘Westerpark
in balans’.
-— evenementen in het Westerpark steeds groter zijn geworden en de
gemeente extra ruimte biedt door het leegpompen van de vijver in het
Westerpark;
-— het Westerpark een kerngebied is voor de rugstreeppad en de pad de
eieren afzet in “het ondiepe sierwater van het Cultuurpark” (Nota
dierenwelzijnsbeleid Westerpark) en waargenomen wordt in het
Westerpark (Monitoring beschermde flora en fauna Westpoort, 2017);
- de gemeente het aanbieden van geschikt voortplantingswater een
vereiste vindt voor het duurzaam voortbestaan van de populatie
rugstreeppadden in Amsterdam en de aangelegde vijver in het
Westerpark noemt als plek waar rugstreeppadden zich succesvol hebben
voortgeplant (Natuurwaardenonderzoek, 2014);
-— de rugstreeppad staat op de Rode lijst geclassificeerd als ‘gevoelig’ en is
opgenomen in de Europese Habitatrichtlijn;
-— met het leegppompen van de vijver ook de waterstand van het
natuurlijke water met moerascypressen en waterplanten is drooggelegd;
Overwegende dat:
- de evenementen (Rollende Keukens en Milkshake) voorheen ook
georganiseerd konden worden zonder het gebruik van de vijver;
-— de vijver is verzakt en schade heeft ondervonden door zwaar verkeer
voor de evenementen;
— de programmaraad Westerpark heeft geadviseerd de vijver niet meer
leeg te pompen in verband met schade en ecologie (Het bijna 100
punten plan).
verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
De vijver van het Westerpark niet meer leeg te pompen voor
evenementen.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W van Lammeren
2
| Motie | 2 | discard |
VN2022-046096 issi id, Ci ire E ie, Afval
Griffe X Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en DC
Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Afval en Reiniging
Agendapunt 8
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van de voordracht ‘Amsterdammers klagen steeds meer over afvaloverlast’
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het Parool artikel ‘Amsterdammers klagen steeds meer over afvaloverlast,
Centrum spant kroon’.
https://www.parool.nl/amsterdam{/amsterdammers-klagen-steeds-meer-over-afvaloverlast-
centrum-spant-kroon-b3222593/?utm_source=link&utm_medium=app&utm _campaign=shared
%z2ocontent&utm_content=free
Wettelijke grondslag
Artikel 26 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam:
Lid 3. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van onderwerpen die niet op de
agenda staan met uitzondering van initiatiefvoorstellen. Het lid van de commissie dient het voorstel
daartoe minstens vijf werkdagen voor de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier in.
Bestuurlijke achtergrond
nvt.
Reden bespreking
Het aantal klachten over afvaloverlast steeg opnieuw in 2021. Voornamelijk in het Centrum ervaren
Amsterdammers veel overlast. De klachten van bewoners gaan vooral over kapotte containers,
grofvuil en zwerfafval. De fractie van de VVD gaat graag met de wethouder en de commissie in
gesprek om deze cijfers te duiden en vooruit te blikken op het jaar dat voor ons ligt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.6 1
VN2022-046096 __ $% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Griffie % Amsterdam Oe ‚ …
% Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Nee
Welke stukken treft v aan?
AD2022-124758 Commissie DC Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Nadere informatie bij lid Burgers (VVD), e-mail [email protected]
Gegenereerd: vl.6 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1473
Publicatiedatum 23 november 2016
Ingekomen onder AS
Ingekomen op woensdag 9 november 2016
Behandeld op woensdag 9 en woensdag 30 november 2016
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Van Lammeren inzake zienswijze “Strategische Visie
Mobiliteit voor de Amsterdamse regio" (beprijzen van verkeer)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de zienswijze “Strategische Visie Mobiliteit voor de
Amsterdamse regio”;
Constaterende dat:
— deze zienswijze op een goede manier het belang van schoon verkeer benadrukt;
— deze zienswijze op een goede manier innovatie benadrukt;
— deze zienswijze op een goede manier benadrukt dat er een versnelling dient op te
treden naar schone lucht" en “stimuleren actieve vervoerswijzen";
— deze zienswijze het extra belang benadrukt van ‘deels ongebruikelijke en mogelijk
nog onbekende oplossingen’.
Overwegende dat:
— het beprijzen van verkeer als één van de meest effectieve manieren wordt gezien
om verkeersaanbod te sturen, zoals ook onlangs bleek uit het rapport ‘Kansrijk
mobiliteitsbeleid' van 12 mei 2016 van het PBL en CBS;
— de Europese Commissie in haar mededelingen van juni 2016 de mogelijkheid van
rekeningrijden uitdrukkelijk noemt.
Besluit:
onder besluitpunt 2 de volgende zin als belangrijk punt in de zienswijze toe te voegen:
‘explicieter benadrukken van onderzoek naar het onderwerp beprijzen van verkeer als
een van de ‘deels ongebruikelijke oplossing”.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 916
Datum indiening 24 juli 2020
Datum akkoord 24 augustus 2020
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Groen inzake de Transitie Visie Warmte
Aan de gemeenteraad
Algemene Toelichting:
Op 15 mei 2020 sloot de termijn voor het indienen van visies op de Concept Transitie
Visie Warmte (TVW) Amsterdam. Naar verwachting na het zomerreces 2020
behandelt de Amsterdamse gemeenteraad de definitieve versie van de TVW, met
medeweging van de inspraak en Nota van Beantwoording.
Eerder stelde de fractie van GroenLinks over dit thema schriftelijke vragen (23 januari
2020) die beantwoord werden op 12 maart 2020 (gepubliceerd onder nr. 302.20).
Eveneens in 2020 besprak de gemeenteraad onder andere de Subsidieregeling
Gebiedsgericht Aardgasvrij en het Afwegingskader Warmte en het Bronnenboek.
Ter voorbereiding op de behandeling van de TVW in september 2020 heeft de fractie
van GroenLinks de volgende vragen. Indiener verzoekt het college beantwoording
van deze vragen te geven voorafgaand aan de behandeling van de TVW.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Groen, namens de fractie van Groenlinks, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
ALGEMEEN (VOORAFGAAND AAN BEANTWOORDING)
Een aantal van de door raadslid Groen gestelde vragen raakt ook onderwerpen die in
de toekomst ingevuld zullen worden door de nieuwe Warmtewet. Deze zomer heeft
minister Wiebes daartoe een voorstel voor de Wet Collectieve Warmtesystemen
(WEW') ter consultatie aangeboden. De gemeente heeft daar bij brief van 29 juli
2020 op gereageerd, zie bijlage. Enkele belangrijke punten in het voorstel voor de
WCW zijn:
- De WCW voorziet in een stelsel waarbij de gemeente niet langer
(privaatrechtelijke) concessies aanbesteedt, maar warmtekavels vaststelt en in
een open en transparante selectieprocedure daarvoor een warmtebedrijf aanwijst.
- Het ‘winnende’ warmtebedrijf krijgt het kavel toegewezen en krijgt integrale
ketenverantwoordelijkheid met betrekking tot de warmtelevering. De duur van de
aanwijzing is minimaal 20 en maximaal 30 jaar.
- De aanwijzingsprocedure vindt plaats op basis van een limitatieve lijst met
rangschikkingscriteria die moeten worden gehanteerd.
- _Warmtebedrijven zijn verplicht aan wettelijke vastgelegde minimum
prestatienormen voor CO2-uitstoot te voldoen. Deze normen worden over de tijd
strenger.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
De belangrijkste punten uit de Amsterdamse reactie op het wetsvoorstel zijn:
- De WCW staat de gemeente niet toe aanvullende of strengere
rangschikkingscriteria te hanteren bij de selectie van een warmteleverancier,
bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid en (verwachte) tarieven. De
gemeente wil dit wel kunnen doen.
- Het wetsvoorstel kent geen sturing op betaalbaarheid (tarieven eindgebruiker) bij
de selectie van een warmteleverancier voor een kavel. Anders dan nu in een
aanbestedingsprocedure, krijgt de gemeente dus niet de ruimte om prijs/de
verwachte tarieven en de BAK (Bijdrage aansluitkosten) als
rangschikkingscriterium mee te nemen in de aanwijzingsprocedure.
- De WCW bevat een uitputtende regeling voor de regulering van collectieve
warmtesystemen en warmtetransportnetten. Gemeenten mogen over de
onderwerpen in de WCW geen nadere regels stellen (een zogenaamd
doorkruisingsverbod). De gemeente wil de flexibiliteit om aanvullende regels te
kunnen stellen (bijvoorbeeld voor participatie).
VRAGEN EN BEANTWOORDING
Vooraf: bij de beantwoording van de vragen heeft het college de huidige Warmtewet /
situatie als uitgangspunt genomen omdat de minister de WCW na consultatie nog kan
(en hopelijk zal) bijstellen. Ook bij vaststelling van de WCW door de Eerste en
Tweede Kamer kunnen nog wijzigingen worden aangebracht. Waar relevant zal het
college in het antwoord verwijzing naar bovenstaande algemene introductie.
Toelichting vragensteller: “De Tvw wordt minimaal elke vijf jaar herijkt.”
1. Vraag: Wat voor gevolgen heeft dat voor de duur en omvang van concessies die
worden uitgegeven? Kunnen concessies bepalingen bevatten die ruimte laten
voor aanpassingen op basis van de herijking. Hoe wordt voorkomen dat nieuwe
inzichten en innovaties niet kunnen worden toegepast doordat te grote, te veel of
te restrictieve concessies zijn uitgegeven?
ANTWOORD
De Tvw gaat niet over de omvang of looptijd van concessies. Vaststellen of herijking
van de Tvw werkt dus niet (automatisch) door in concessies.
Zolang gebieden nog niet via een concessie (of straks bij de WCW via een
warmtekavel + aanwijzing warmtebedrijf) zijn uitgegeven, kan de gemeente bij een
herijking van de Tvw bijsturen op nieuwe ontwikkelingen en dit meenemen bij de
uitgifte van concessies/warmtekavels voor dat gebied.
Concessies kunnen bepalingen bevatten die ruimte laten voor aanpassing. Daarbij
moet men zich realiseren dat een warmtebedrijf haar business case baseert op de
afspraken zoals vastgelegd in de concessie. En over het algemeen heeft meer
flexibiliteit ook een keerzijde, bijvoorbeeld omdat onzekerheid over het aantal
toekomstige aansluiting prijsverhogend kan werken.
Het afstemmen van de omvang, het aantal, de omvang en de looptijd is een
vraagstuk op zich. Zie antwoord 3.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
2. Vraag: Welke eisen stellen we in concessies en contracten aan Vattenfall of
andere warmtebedrijven ten aanzien van het verduurzamen van hun bronnen?
Kunnen we daar in concessies garanties en verplichtingen over inbouwen?
ANTWOORD
Concessies kunnen bepalingen bevatten over het verduurzamen van warmtebronnen.
De oudere concessies en contracten met warmtebedrijven bevatten meestal alleen
bepalingen over de duurzaamheidsprestaties ten tijde van het opstellen en sluiten van
het contract. In nieuwere concessies zijn al wel afspraken gericht op de toekomst
gemaakt — bijvoorbeeld het streven naar openstelling van het net in de concessie
Sluisbuurt.
Zoals in de algemene alinea voorafgaand aan de vragen in dit document is gesteld,
gaat de WCW sturen op verduurzaming van bronnen.
3. Vraag: Hoe voorkomt de Tvw dat nu eerst al het ‘laaghangend fruit wordt
geplukt? M.a.w: hoe voorkomen we dat nu eerst concessies afgeven worden voor
alle (relatief) makkelijk van het aardgas af te halen wijken en dat deze met
gebruikmaking van de nu goedkoopste techniek van het gas af gaan, en er
daarna niemand meer bereid is minder courante wijken van het gas te halen
(zonder grote subsidies)? Kunnen er bij het sluiten van concessies nu al
afspraken worden gemaakt over het ook aardgasvrij maken van moeilijkere
wijken, of het verevenen van de kosten daar voor?
ANTWOORD
Vooropgesteld: de Tvw leidt niet automatisch tot het afgeven van concessies of het
bepalen van de omvang van een concessiegebied. Voorafgaand aan de
inwerkingtreding van de WCW zal waarschijnlijk hoogstens nog een enkele concessie
worden uitgegeven (denk aan Strandeiland en Amstel III). Daar zal de gemeenteraad
bij betrokken zijn.
Daarna komt het systeem van warmtekavels van de WCW en de aanwijzing van een
warmtebedrijf per kavel. Als er voldoende duidelijkheid is over de definitieve versie
van de WCW wil het college een strategie op indeling van kavels vaststellen. Wellicht
lukt dit al medio 2021; dit is afhankelijk van de snelheid waarmee het
wetgevingstraject verloopt.
Overwegingen bij het bepalen van de omvang van concessiegebieden of kavels is dat
grote gebieden meer mogelijkheden bieden om laaghangend fruit en minder courante
gebieden te combineren. Zo kan sprake zijn van het socialiseren van kosten en
ontstaat een kostenvoordeel vanwege schaalgrootte. De gemeente kan dan echter
minder toegespitst sturen. Bij een groot gebied / kavel dat nog niet volledig is
aangesloten, zal een herijking van de Tvw waarschijnlijk ook geen invloed hebben
(zie vorige vraag). Er is dan dus minder flexibiliteit en ruimte om in te spelen op
innovaties. Het college komt bij u terug over dit onderwerp.
Toelichting vragensteller: De Tvw zegt: “Het feit dat een buurt de kleur heeft van
een warmtenet, betekent niet dat elk gebouw in die buurt op een warmtenet
aangesloten wordt. Buurten zijn niet altijd homogeen en het kan dus zijn dat in delen
van een buurt andere oplossingen kostenefficiënter zijn. Zo kunnen binnen een buurt
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
oudere en nieuwere gebouwen voorkomen en zijn er vaak verschillende soorten
eigenaren in een buurt aanwezig. Voor utiliteitsgebouwen zijn bijvoorbeeld andere
oplossingen interessant dan voor woningen. De transitiekaart in deze transitievisie
warmte geeft wel een duidelijk voorkeursalternatief aan voor de buurt als geheel,
waar we als gemeente met beleid op zullen sturen. Dat doen we omdat we de totale
maatschappelijke kosten zo laag mogelijk willen houden.”
4. Vraag: De gemeente stuurt bij haar beleid toch ook op de criteria Duurzaamheid
en Toekomstbestendigheid? Hoe speelt dat een rol bij het differentiëren in de
buurt?
ANTWOORD
Ook duurzaamheid en toekomstgerichtheid zullen een rol spelen. De opdracht voor
de Tvw zoals beschreven in het Klimaatakkoord is uitgaan van de oplossing met de
laagste maatschappelijke kosten, met als uitgangspunt (nagenoeg) CO2 neutraal in
2050. De beschikbaarheid van energiebronnen en energiedragers is tevens
meegewogen in Tvw. Dit is een vorm van toekomstgericht.
Specifiek op buurten en uitzonderingen daarbinnen geldt hetzelfde — waarbij we naast
uitgangspunt CO2 neutraal, en beschikbaarheid van de bron of drager ook zullen
kijken naar wat gebouwen kunnen wat betreft ruimte en isolatiemogelijkheden
bijvoorbeeld.
Daarnaast herijken we momenteel de Wijken Aardgasvrij Maken (WAM!) procedure
zodat deze beter is aangesloten op de Tvw. Bij elk WAM!-traject worden momenteel
per buurt de randvoorwaarden en uitgangspunten bepaald waarlangs de alternatieve
warmteoplossingen in het afwegingskader objectief worden getoetst. Deze worden
afgestemd met gebouweigenaren, bewoners en gebruikers. Tevens zullen deze
getoetst worden met alle partijen in de warmteketen, van productie, transport,
distributie en levering. In de haalbaarheidsfase worden alternatieven geschaald op
basis van de kosten en investeringen, planning, techniek, draagvlak, duurzaamheid,
overlast en bereikbaarheid, en bestaande afspraken. Dit WAM!-proces wordt telkens
aangevuld en gestandaardiseerd, en staat dus open voor toevoegingen — zoals
toekomstgericht — die de afwegingen ten goede komen. De toets zal daarmee ook
opnemen in hoeverre de nieuwe warmteoplossing de mogelijkheid geeft tot het
invoeden van lokale bronnen in de toekomst, en het verlagen van de temperatuur in
het systeem. In de vijfde updatebrief aardgasvrij d.d. 29 oktober 2019 bent u
uitgebreid geïnformeerd over het gehele WAM! proces. Over de aanpassingen zult u
in Q3 2020 worden geïnformeerd bij reactie op de motie 124.20.
Toelichting vragensteller: In de uitleg over wat de keuze per wijk betekent staat te
lezen over de buurten die als eerste aan de beurt komen: “Dit zijn allemaal buurten
waar reeds op enige wijze is begonnen met de transitie. Het gaat om de zogeheten
City Deal-buurten en om buurten met particuliere initiatieven van enige schaal.
Op basis van de technisch-financiële analyse komt er voor deze buurten een
middentemperatuur warmtenet uit. Doordat deze buurten onder de City Deal vallen of
een particulier initiatief volgen kunnen zij desondanks afwijken van die warmteoptie
om ruimte te maken voor een pilot of onderzoek. De gemeente zal die afwijking
onderbouwen als en wanneer dat aan de orde is en meenemen in de herijking van de
transitievisie.”
4
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
5. Vraag: Klopt het dat hier staat dat het college en de raad nog per buurt een keuze
kunnen maken toch de voorkeur te geven aan een andere oplossing dan een MT
net? Hoe en wanneer wordt besloten welke optie wordt uitgewerkt?
ANTWOORD
Dat klopt. De gemeenteraad stuurt met de goedkeuring van een bestedingsvoorstel.
De eindkeuze wordt echter (onder huidige wetgeving en formeel) altijd gemaakt door
gebouweigenaar en energiebedrijf (of buurtcoöperatie) die de alternatieve
warmteoplossing aanlegt en uitvoert. Een uitgebreidere toelichting op dit proces is
hieronder geschetst.
De volgorde voor het maken van keuzes over warmteoplossingen in buurten is als
volgt. De Tvw geeft een voorkeursalternatief voor een buurt aan, vervolgens wordt het
WAM! -traject in gang gezet en met alle stakeholders (gebouweigenaren,
warmtebedrijven, etc.) gesproken over dit voorkeursalternatief. Ook wordt er
inzichtelijk gemaakt aan de hand van welke afwegingen dit alternatief het beste uit de
bus komt. In het antwoord bij vraag 4 worden enkele van deze indicatoren genoemd
(kosten, overlast, etc.). Samen met deze stakeholders wordt een buurtuitvoeringsplan
opgesteld. Het bestedingsvoorstel dat daaruit volgt wordt ter goedkeuring aan de raad
gepresenteerd. De raad geeft goedkeuring om een bepaald bedrag uit het
klimaatfonds te reserveren voor de overgang naar de alternatieve warmteoplossing.
Belangrijke notie is dat de gemeente een subsidie kan aanbieden, maar de
gebouweigenaar uiteindelijk het besluit neemt om wel of niet over te stappen op het
alternatief.
6. Vraag: Kan als onderdeel van de aanpak WAM en de buurtuitvoeringsplannen, en
de definitieve keuze voor een warmteoptie een stap worden ingevoerd om de
buurt zelf in een rechtspersoon als een warmtecoöperatie te laten bieden op bezit
en beheer van de warmtevoorziening (op basis van een uitgewerkte BC)?
ANTWOORD
Ja, op dit moment is daarvoor zowel beleidsmatig als juridisch (enige) ruimte.
In de toekomst voorziet de WCW in de mogelijkheid om kleine collectieve
warmtesystemen (< 500 woningen) toe te staan. Voor grotere systemen is dit ook nog
steeds mogelijk, maar moeten coöperaties/buurtinitiatieven meedingen in een
(transparant competitief) aanwijzingsproces. Aan dergelijke initiatieven en
rechtspersonen zullen daarmee dezelfde eisen worden gesteld op gebied van
duurzaamheid, toekomstbestendigheid, leveringszekerheid en ander eisen die WCW
(zal) stellen. Een ‘onderhandse’ gunning aan een coöperatie lijkt niet langer mogelijk.
De verwachting is dat voor menig coöperatie een dergelijke aanbestedingsprocedure
een uitdaging zal zijn.
Zie ook de inspraakreactie van de gemeente op het concept WCW over deze kleine
experimenteerruimte en het verzoek om dit te versoepelen t.b.v. ontwikkeling van
initiatieven.
Toelichting vragensteller: Bij het investeringsplan voor bijvoorbeeld de
Reimerswaalbuurt wordt duidelijk dat er maar liefst 3 verschillende WOSen in die
buurt zijn, die op verschillende temperaturen leveren vanaf het al aanwezige hoofd
warmtenet.
5
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
7. Vraag: Kunnen binnen een buurt verschillende woonblokken op verschillende
temperaturen warmte worden aangesloten, zelfs als voeding overal het 70 of zelfs
90 graden hoofdnet is? Kan dan ook een LT net gekozen worden voor een deel
van de woningen binnen zo’n buurt die verder op MT wordt aangesloten, met
bijvoorbeeld voeding uit TEO en het HT net als back-up?
ANTWOORD
Binnen een buurt bestaat de mogelijkheid om verschillende temperaturen te leveren.
Dit geeft de mogelijkheid een LT net te kiezen voor een deel van de woningen. De
demarcatie waarop dit mogelijk is, is het Warmte Overdracht Station (WOS). Een
WOS - afhankelijk van de grootte en capaciteit - levert doorgaans tot maximaal 350
woningen, maar op IJburg is er ook een die levert aan duizend woningen. Per WOS is
het theoretisch mogelijk om andere temperaturen te leveren. Hierbij is van hoge
temperatuur naar lage temperatuur gemakkelijker en vraagt geen of beperkte
additionele installaties. Van lagere naar hogere temperaturen vraagt om installaties
zoals gasketels of warmtepompen. Indien een buurt dus meerdere WOSen heeft dan
kan per WOS een ander temperatuurregime gelden. Ook met het MT of HT
warmtenet als back-up. Dit alles maakt het warmtenet meer complex en de
beheersbaarheid van het systeem niet gemakkelijker. Naast techniek en kosten
kunnen ook andere zaken de wenselijkheid van eventuele extra WOSsen of andere
installaties bepalen. Zo zullen zij een plek in de openbare ruimte moeten krijgen.
Aandachtpunt bij een verlaging van aanvoertemperatuur is warm tapwater, dit kan in
verband met legionella wetgeving niet direct uit het warmtenet geproduceerd worden
bij een aanvoertemperatuur onder de 65 graden“.
Toelichting vragensteller: In figuur 6 op pagina 23 wordt de CO2-uitstoot van
verschillende Warmte-opties vergeleken.
8. Vraag: Klopt de constatering dat warmtepomp waterfwater in deze vergelijking —
nu al, op basis van de huidige elektriciteitsmix — net zo duurzaam uitkomt als HT
warmtenetten? Klopt voorts de aanname dat als de elektriciteitsmix sneller
verduurzaamt dan HT warmtebronnen, dat deze optie dan duurzamer is dan HT?
ANTWOORD
De warmtepomp water/water en HT-restwarmte komen nu ongeveer gelijk uit qua
CO2-uitstoot. Bij de warmtepomp is de duurzaamheid inderdaad te herleiden tot de
duurzaamheid van de elektriciteitsmix. Er is hierbij gerekend met de huidige
gemiddelde elektriciteitsmix. Let wel, de elektriciteitsmix die beschikbaar is op het
moment dat er een warmtevraag is, is een andere mix dan de gemiddelde jaarlijkse
elektriciteitsmix.
Uit de regionale energiestrategie blijkt dat Amsterdam flink inzet op zonne-energie.
De elektriciteitsmix die bij het vraagprofiel van een warmtepomp past, is vooralsnog
lastig te verduurzamen. Denk daarbij aan koude herfst- en winterdagen wanneer er
veel vraag naar warmte is, en er weinig zon is en misschien ook wel geen wind. Juist
als de zon niet schijnt wordt het koud. Verwarmingen slaan in de winter 's ochtends
t Temperatuur op afgifteset bij de woning.
6
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
massaal aan als het nog donker is. De vraag naar warmte en het aanbod van zonne-
energie lopen dus veelal niet parallel.
Het windpatroon is minder te voorspellen — waarbij het veelal 's middags het hardst
waait en 's avonds tot de vroege ochtend het minst. In de winter kan het stormen
maar ook langdurig windstil zijn.
Indien op grote schaal warmtepompen worden toegepast, zal de piekvraag daarom
veelal (groten)deels op een andere wijze ingevuld dienen te worden. Dat gebeurt
vooralsnog met aardgas.” Op termijn kan dit mogelijk worden vervangen door
bijvoorbeeld groene waterstof, maar hetzelfde geldt voor het warmtenet. Geothermie
is voor warmtenetten ook een stabiele duurzame bron.
Het tempo van verduurzaming van elektriciteits- en warmtebronnen is kortom lastig te
voorspellen. Hierdoor is een conclusie dat all electric oplossingen sneller
verduurzamen dan een warmtenet, niet onomstotelijk te onderbouwen.
9. Vraag: Waarom is in de vergelijking de optie van een LT warmtenet (40 graden)
niet meegenomen?
ANTWOORD
In de methodologie van de Tvw is eerst gekeken naar de warmteopties met de
laagste maatschappelijke kosten per buurt, conform opdracht Klimaatakkoord.
Vervolgens zijn twee “checks” uitgevoerd: zijn die warmteopties duurzaam, en welke
mogelijkheden zijn er voor de verduurzaming van bronnen (het bronperspectief).
Voor de bestaande woningbouw zijn er grofweg twee gasvrije warmteopties die leiden
tot de laagste maatschappelijke kosten: individueel all electric en het collectieve
warmtenet (met dien verstande dat een warmtenet verschillende warmtebronnen kan
hebben). Voor de check op duurzaamheid zijn die twee warmteopties in figuur 6
inzichtelijk gemaakt.
In de Tvw is gekeken naar de beste oplossing voor de hele buurt. De warmteoptie
(collectief) LT-warmtenet heeft voor de bestaande woningbouw doorgaans niet de
laagste maatschappelijke kosten vanwege de hogere investeringen die nodig zijn in
het vastgoed®. Een LT-warmtenetkomt dus niet voor in wijken met veel bestaande
bouw. Daarom is dit ook niet meegenomen in figuur 6.
Specifiek is er beargumenteerd dat het isoleren naar een warmtevraag van 80kWh/m?
de meeste voordelen biedt, en verdergaande isolatie significant duurder wordt. Met
isolatie tot 80kWh/m? is de keuze voor een LT systeem onlogisch. Het LT systeem zal
onvoldoende comfort bieden.
Toelichting vragensteller: “Voor warm tapwater geldt dat voor het veilig kunnen
gebruiken van warm tapwater er met de huidige stand van de techniek en regelgeving
een temperatuur van minimaal 55°C bij het tappunt nodig is.” (P53). Een recent
onderzoek naar legionella wijst uit dat die 55C een functionele eis is, dat voor
legionella andere oplossingen mogelijk zijn. In eerdere antwoorden op schriftelijke
vragen van Groen (GroenLinks) meldde het college dat warmtevoorzieningen
? In de elektriciteitsmix zien we de laatste jaren een toename van gebruik van aardgas om de
variabele productie van zon en wind op te kunnen vangen.
3 Deze investeringen zijn qua isolatie, ventilatie en radiatoren vergelijkbaar met die voor individueel
all electric. Bij beide wordt op eenzelfde temperatuur warmte geleverd.
7
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng Bie Gemeenteblad
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
aanzienlijk (tot 20%) minder energie gebruiken als de eis voor de warmte van het
tapwater omlaag gaat.
10. Vraag: Zou het verlagen van de temperatuureisen aan tapwater nog verschil
maken voor de keuzes in de Tvw? Zo ja, hoe wordt dat dan verwerkt? Op welke
manier lobbyt het college op dit moment om die eisen in landelijke wetgeving
omlaag te krijgen en zo de energietransitie makkelijker te maken?
ANTWOORD
Op koude dagen moet het beoogde warmtenetwerk 70 graden of meer leveren aan
woningen met een isolatie op niveau minimum om ze voldoende comfortabel te
houden. Dit blijft ook zo als de legionellaregelgeving verandert.
Nieuwe legionellaregelgeving heeft dus geen gevolgen voor de uitkomst van diverse
warmteopties. Alle opties kunnen mogelijk wel wat goedkoper worden omdat de
warmte efficiënter geproduceerd kan worden (zowel collectieve als individuele
systemen).
Een warmtenetwerk volgt een zogenaamde ‘stooklijn’. Hierbij levert het netwerk in de
winter iets hogere temperaturen en in de zomer iets lagere. Met de huidige wetgeving
kan het warmtenet in de zomer beperkt naar beneden in temperatuur omdat het in de
zomer moet blijven voldoen aan de gestelde eisen omtrent legionella. Als deze eis
wordt versoepeld kan in de zomer de temperatuur verder worden verlaagd. Dit geldt
ook voor de toepassing van individuele warmtepompen en andere all electric
oplossingen.
Het college lobbyt momenteel niet voor aanpassing van de legionellaregelgeving,
maar zal de komende tijd onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om hier een traject
voor op te starten.
Toelichting vragensteller: De Tvw benoemt op verschillende plaatsen dat de
noodzaak van het verzwaren van het elektriciteitsnet een beperkende factor is in
keuzes voor alternatieven voor warmtenetten.
11. Vraag: Zijn de kosten van het verzwaren van het elektriciteitsnet niet (veel) lager
dan van warmtenetten? In een technische sessie werd een prijs van ca.100€ per
strekkende meter voor extra elektriciteitskabels vs 1000€ per strekkende meter
voor buizen warmtenet genoemd.
ANTWOORD
Nee, de kosten voor het verzwaren van het elektriciteitsnet zijn niet lager dan de
kosten voor een warmtenetwerk. De kostenvergelijking moet gemaakt worden op de
schaal van het netwerk en niet op basis van het prijsverschil per strekkende meter
elektriciteitskabel of warmteleiding.
Een warmtenet is lokaal, dus hoeft alleen in de wijk te worden aangelegd (en
afhankelijk van de bron mogelijk nog een transportnet). Omdat Amsterdam niet lokaal
kan voorzien in haar elektriciteitsbehoefte reikt de verzwaring van het elektriciteitsnet
veel verder: landelijk en internationaal. De impact is dus veel groter en veel
complexer.
Daarnaast is het van belang om niet alleen naar de investeringen in de infrastructuur
te kijken maar naar de hele keten van opwek tot levering van warmte — inclusief de
aanpassingen in de woning — en over een langere looptijd.
8
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
Toelichting vragensteller: Zie figuur 14 en 15 (p 65).
12. Vraag: Waarom is in de vergelijking de optie van een LT warmtenet (40 graden)
niet meegenomen? Wat zou de uitkomst voor een LT net zijn?
ANTWOORD
Figuren 14 en 15 gaan over de elektriciteitsvraag van, en de impact op het
elektriciteitsnet van diverse warmteoplossingen voor een gemiddelde bestaande
woning met minimumniveau isolatie. Dit betekent een isolatieniveau van 80kWh/m?,
waardoor LT geen haalbare optie is omdat dit onvoldoende comfort biedt. Zie voor de
argumentatie ook het antwoord op vraag 9.
Toelichting vragensteller: Zie Figuur 18: Gevoeligheidsanalyse
Warmtetransitiemodel, p 78.
13. Vraag: Waarom is hier niet ook een vergelijking in kosten gemaakt met lokale
bronnetten en met laag temperatuur netten? Wat is de uitkomst van een
dergelijke vergelijking”?
ANTWOORD
Vanwege het beoogde isolatieniveau van 80kWh/m? zijn lokale bronnetten en LT-
warmtenetten niet in de kostenvergelijking van het Warmtetransitiemodel (WTM)
meegenomen. LT en ZLT systemen bieden onvoldoende comfort bij dat
isolatieniveau. Om een laagtemperatuur warmtenet wel mogelijk te maken is er
voldoende dichtheid, voldoende isolatie en voldoende schaalgrootte nodig. In de
bestaande bouw moeten daarnaast radiatoren vervangen worden (voor bijvoorbeeld
vloerverwarming) om geschikt te zijn voor verwarmen op laagtemperatuur. Hierdoor
zijn de maatschappelijke kosten fors hoger dan bij een middentemperatuur
warmtenet. In praktijk zullen daarom buurten of wijken die geschikt zijn voor een
laagtemperatuur warmtenet nauwelijks voorkomen. Daarnaast is er relatief veel tijd
nodig voor het nemen van de (vergaande) bouwkundige maatregelen, waardoor er
met deze optie dus vaak ook niet kan worden gestart. Als er eerst een grote
isolatieslag moet worden geslagen in de stad, dan worden de doelstellingen van 2040
aardgasvrij niet gehaald. Voor de bestaande bouw komt deze optie in het WTM
daarom niet als optie met de laagst maatschappelijke kosten naar voren.
In de warmteoptiekaart komt deze warmteoptie wel voor maar dan betreft het in alle
gevallen grootschalige transformatie- en nieuwbouwgebieden. Voor nieuwbouw is
deze warmteoptie namelijk wel kostentechnisch interessant. Lokale bronnetten
eveneens, maar dan veelal voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties of enkele
nieuwbouwlocaties.
Toelichting vragensteller: P65: “De elektriciteit die nodig is voor de collectieve
warmtepompen van het warmtenet is door de toepassingsschaal eenvoudiger
duurzaam op te wekken dan voor warmtepompen die individueel zijn geplaatst in de
woning.”
9
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
14. Vraag: Waarom? De duurzame energie wordt toch gewoon (al dan niet) geleverd
via het net?
ANTWOORD
Ja, de elektriciteit wordt inderdaad geleverd door het net, echter is de duurzaamheid
daarvan niet constant. Zoals gesteld, als de wind waait of als de zon schijnt dan is het
aanbod van duurzame energie hoger dan als dit niet het geval is. De duurzaamheid
van de elektriciteit is dus afhankelijk van het vraagpatroon van de warmtepomp. De
aangehaalde zin gaat over de vergelijking tussen een collectief middentemperatuur
warmtenet met een mix van warmtebronnen versus individuele warmtepompen. Een
collectieve warmtepomp bij een collectief warmtenet levert alleen de basislast. De
pieklast zal bijvoorbeeld middels koppeling aan het HT-netwerk ingevuld worden (zie
ook vraag 7). De individuele warmtepomp zal de piek middels elektriciteit moeten
opvangen — veelal juist op de momenten dat er weinig duurzame opwek is. Daarnaast
is het warmtenet een buffer van warmte en kunnen er ook grote buffervaten geplaats
worden bij deze warmtepompen. Het vraagpatroon van de collectieve oplossing is
dus veel vlakker en beter te voorspellen dan voor individuele warmtenetpompen.
Toelichting vragensteller: “In het laagste scenario zijn de belangrijkste toekomstige
warmtebronnen voor Amsterdam aquathermie en restwarmte uit datacenters. Deze
warmtebronnen zijn relatief laagwaardig en vragen aanvullend dus relatief veel
elektriciteit.” (P69)
15. Vraag: Dat deze bronnen véél elektriciteit vragen is toch uitsluitend waar als je
aanneemt dat de bronnen moeten worden opgewaardeerd naar 70 graden (en
niet als je ze opwaardeert naar 40 graden?).
ANTWOORD
Het klopt dat de genoemde bronnen meer elektriciteit vragen als ze worden
opgewaardeerd naar 70 graden dan wanneer ze worden opgewaardeerd naar 40
graden. Zoals eerder gesteld, opwaardering naar 70 graden is noodzakelijk om de
meeste woningen in Amsterdam in de winter comfortabel te verwarmen. Bij veertig
graden is bovendien naverwarming van tapwater nodig i.v.m. legionellaregelgeving.
Toelichting vragensteller: Zie tabel 12 -17 pp 90-92.
16. Vraag: Klopt bij deze berekeningen de aanname dat als de gasprijs (en of de prijs
van GJ warmte) ook maar een beetje omhoog gaat, dat dan de optie van
basisniveau isoleren financieel veel voordeliger wordt ten opzichte van
minimumniveau isoleren?
ANTWOORD
In het algemeen geldt inderdaad: een snellere of hogere stijging van de gasprijs kan
er inderdaad voor zorgen dat het isoleren naar een hoger niveau sneller rendeert. Het
precieze antwoord hangt echter af van de huidige isolatiestaat van woningen.
Bijvoorbeeld bij de woningen 1990-2005 blijkt uit de berekeningen dat die met de
huidige prijzen beter gelijk naar basisniveau kunnen gaan. Maar hoe ouder de
woning, hoe minder snel vergaande isolatie zich terug verdient. Uit tabel 17 blijkt dat
10
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
voor woningen van voor 1920 de basisisolatie € 6.000 meer kost dan de minimale
isolatie.
In deze berekeningen is al rekening gehouden met een verhoging van de belastingen
op de aardgasprijs zoals aangekondigd in het Klimaatakkoord, die lopen tot 2026.
Naast deze belastingverhogingen is eenzelfde index aangehouden als voor elektra en
warmte, gekoppeld aan de CPI, namelijk 2%. De kale gasprijs is echter in de
afgelopen 10 jaar niet gestegen“. Het is daarom niet aannemelijk dat deze sneller zal
stijgen dan bijvoorbeeld de elektraprijzen of de kosten voor isolatiemaatregelen.
Bovendien kijken we naar een periode van 30 jaar. De meeste gebouweigenaren
hebben een veel kortere tijdhorizon. Ook is het sterk afhankelijk van het
bewonersgedrag. Belangrijk is dat minimumisolatie de eerste stappen zijn en dus niet
de isolatie naar basisniveau in de weg staan (het is dus spijtvrij / no regret). Omdat
we bij de hoogte van de investeringen uitgaan van natuurlijke momenten van
onderhoud of verbouwing is het van belang te beseffen dat er dus vooral meer tijd
nodig is om de bestaande gebouwde omgeving op het basisniveau te krijgen ten
opzichte van het minimumniveau. Ten slotte is het belangrijk om niet te vergeten dat
bij de investeringen gepresenteerd in de kolom met basis-isolatieniveau de woning
weliswaar geïsoleerd is om met LT warmte comfortabel verwarmd te worden, maar
dat er dan nog geen vloerverwarming of vergelijkbaar is geïnstalleerd. Dat is wel
gedaan in de kolom all electric.
17. Vraag: Tabel 11 van bijlage 4 geeft aan dat het verschil in investeringen om een
woning geschikt te maken voor LT warmte (basisisolatie) voor woningen uit de
periode 1950-19/5 respectievelijk 1975-1990 2800€ (14575-17375)
respectievelijk 1050€ (13525-14575 ) is. Rechtvaardigt dit kleine verschil in
investeringen in het college de vanzelfsprekende keuze voor MT warmte boven
LT oplossingen?
ANTWOORD
Deze vraag is niet te beantwoorden met de aangehaalde tabel 11. Tabel 11 laat
inderdaad de investeringskosten zien voor isolatie, ventilatie, elektrisch koken en evt.
aanpassing van radiatoren om op 70 graden te kunnen verwarmen. Echter, in tabel
11 zijn geen kosten opgenomen die nodig zijn om op 40 graden te kunnen verwarmen
— met de veel genoemde vloerverwarming als exponent daarvan.
Om de keuze voor een MT vs. LT oplossing te onderbouwen, dient daarom gekeken
te worden naar de tabellen 12 — 17. Het is bij die tabellen belangrijk om naar de twee
rechter kolommen te kijken.
e De eerste (meest linker) kolom met cijfers laat de huidige situatie zien:
aardgas met het huidige isolatieniveau.
e In de twee kolommen rechts daarvan staan de gevolgen van isoleren. De
regel woninginvestering van deze kolommen is een samenvatting van tabel
11. Let op: deze situatie gaat nog steeds uit van aardgas — maar dan dus in
een geïsoleerde woning.
e Pas in de twee rechter kolommen is de gewenste toekomst weergeven:
geïsoleerd en aardgasvrij. Het is zaak in die kolommen te kijken naar de regel
“Kosten 30 jaar”.
* https://opendata.cbs.nl/statline#/CBS/nl/dataset/81309NED/table?fromstatweb
11
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
Om de vraag over een keuze voor een warmteoplossing te beantwoorden, moet dus
gekeken naar die twee rechter kolommen, bij regel kosten 30 jaar. Voor woningen uit
1950-1975 kost een MT warmtenet vs. all electric LT € 11.250 versus € 21.000. Een
verschil van € 10.000. Het verschil bij woningen 1975-1990 is € 7.000 (13.750 vs. €
20.750). Deze verschillen zijn zo groot dat het college een keuze voor MT
gerechtvaardigd vindt.
18. Vraag: Tabel 14 laat zien dat basisisolatieniveau voor woningen van 1975-1990
financieel voordeliger is dat minimum, en voor 1950-1975 marginaal duurder.
Waarom wordt er dan niet overal voor basisisolatie gekozen?
ANTWOORD
Hou ouder de woning, hoe minder snel vergaande isolatie zich terug verdient. Uit
tabel 17 blijkt dat voor woningen van voor 1920 de basisisolatie € 6.000 meer kost
dan de minimale isolatie. Men zou denken dat een huis dat veel gas verbruikt door
matige isolatie sneller investeringen in isolatie zou terugverdienen. De berekening
wijst echter uit dat de kosten niet op wegen tegen de baten. Een gemiddelde jaarlijkse
besparing op de energierekening van € 56 voor basisisolatie in plaats van
minimumisolatie is te klein om de investeringen aantrekkelijk te maken voor de
eigenaar. Bij vraag 16 werd al duidelijk dat bij nieuwe woningen basisisolatie juist wel
goedkoper is dan minimale isolatie, doordat de investeringen kleiner zijn voor deze
woningen aangezien zij al een hoger standaard isolatieniveau hebben.
Wij gaan er van uit dat woningeigenaren goed nadenken over hun investeringen in
isolatie. Als hen duidelijk wordt dat betere isolatie zorgt voor lagere kosten, zullen zij
daar al snel voor kiezen — waarbij sommigen geremd zullen worden door eventuele
lange terugverdientijden.
Toelichting vragensteller: De conclusie van de tabellen 12-17 is: “De netto contante
kosten (30 jaar) van het minimumniveau en het basisniveau ontlopen elkaar niet veel.
Echter om met laagtemperatuur te kunnen verwarmen zullen ook de radiatoren
vervangen moeten worden door laagtemperatuur radiatoren. Hierdoor lopen de
investeringen voor de vastgoedeigenaar en de netto contante kosten (30 jaar) op ten
opzichte van de situatie met middentemperatuur verwarming. Bij een collectieve
oplossing is daarom een middentemperatuur warmtenet het meest haalbaar vanuit
kosten beschouwd.”
19. Vraag: Wat zijn de meerkosten van LT radiatoren en de bijbehorende netto
contante kosten? Hoe weegt het college deze kosten af tegen de winst in
duurzaamheid en toekomstbestendigheid van de LT oplossing?
ANTWOORD
De aangehaalde tekst had beter geschreven kunnen worden. Deze gaat aangepast
worden tot:
“De netto contante kosten (30 jaar) van isoleren tot het minimumniveau en het
basisniveau ontlopen elkaar niet veel — behalve bij oudere woningen. Echter om met
laagtemperatuur te kunnen verwarmen zullen naast isolatiemaatregelen ook de
radiatoren vervangen moeten worden door laagtemperatuur radiatoren. Hierdoor
12
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
lopen de investeringen voor de vastgoedeigenaar op, terwijl er geen sprake is van
compenserende extra energiebesparing. Hierdoor zijn de netto contante kosten (30
jaar) bij een MT warmtenet (aanzienlijk) lager dan bij LT all electric. Bij een collectieve
oplossing is daarom een middentemperatuur warmtenet het meest haalbaar vanuit
kosten beschouwd.”
Een referentiewoning (in huidige Amsterdamse netten) met standaard radiatoren
geschikt maken voor 70/40 kost ongeveer € 1650. De stap naar 65/35 voor die
woning kost tegen € 2000. De kosten voor LT-radiatoren zijn circa € 3.000- € 3.500
per woning. Investeringen in laagtemperatuur radiatoren zijn meegenomen in de
investering in all-electric. De warmtevraag gaat niet per definitie omlaag vanwege een
andere radiator — het is geen isolatiemaatregel.
Belangrijke kanttekening bij LT verwarming is wel dat het benodigd afgifte oppervlak
bij radiatoren drastisch toeneemt. Dit vertaalt zich enerzijds door in kosten, maar dus
ook in meer ruimte beslag in de woning, vanwege meer of grotere en/of dikkere
radiatoren. Bij bestaande bouw moet je ook mogelijk oak nog kosten rekenen voor
eventuele vervanging/toevoeging van leidingwerk en ligt de prijs wellicht boven
genoemde € 3500.
Er zijn andere oplossingen in de markt die zorgen dat bestaande radiatoren efficiënter
gemaakt kunnen worden en dus minder ruimte nodig is. Deze werken met
geforceerde convectie, doormiddel van het plaatsen van ventilatoren onder de
radiator. Dit hebben wij bekeken voor 65/35. De meerkosten hiervan kwamen op €
1600 boven de aanschaf van radiatoren. Hierbij komt ook nog de noodzaak voor een
stekker kijken. Systemen waarbij dit geïntegreerd is bestaan ook, maar die gaan
voorbij € 4000 voor de beschouwde referentiewoning.
De grootste winst is met name nog te behalen door de regelgeving voor warm
tapwater aan te passen (zie ook vraag 26). Hierdoor kan de temperatuur van
bijvoorbeeld een warmtenet voor een groot deel van het jaar omlaag, zonder dat er
aanpassingen in de woning gedaan hoeven te worden. Aanpassing van netwerk naar
LT kan pas als op minimaal WOS niveau de temperatuur kan worden verlaagd. Dus
als 350-1000 WEOQ allemaal deze aanpassing hebben uitgevoerd.
Toelichting vragensteller: In de Tvw wordt ervan uit gegaan dat netten die nu nog
voor 90 graden worden aangelegd, op termijn in temperatuur verlaagd zouden
kunnen worden, als alle woningen in een buurt voldoende geïsoleerd zijn.
20. Vraag: Moeten er nu bij aanleg van de warmtenetten al voorbereidingen getroffen
worden, om de temperatuur in die netten op termijn te kunnen verlagen? Kunnen
de WOS zonder verdere investeringen, zodra de woningen in een buurt allemaal
voldoende geïsoleerd zijn, gebruikt worden om een andere temperatuur te
leveren? Welke maatregelen en investeringen worden er nu getroffen om te
zorgen dat de temperatuur in de netten op termijn omlaag kan zonder hoge
meerinvesteringen?
ANTWOORD
Een lagere aanvoertemperatuur is voor de leidingen en het onderstation geen
probleem. Het temperatuurverschil tussen de aanvoer- en retourleiding (delta T)
13
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
bepaalt het vermogen dat er door een leiding. Indien de delta T omlaag gaat dan zal
de diameter groter moeten worden bij gelijk blijvende vermogensvraag. Door verder
te isoleren zal de warmtevraag en bijbehorend vermogen lager worden. Deze twee
effecten kunnen elkaar tot zekere mate opvangen.
Toelichting vragensteller: “De transitievisie warmte is geen specifieke
verduurzamingsstrategie voor warmtebronnen of voor de opwek van elektriciteit. De
Regionale Energiestrategie (RES) gaat in op de mogelijkheden om duurzame energie
op te wekken in de regio, inclusief duurzame warmte.” De RES verwijst juist naar de
Tvw als de plek waar een gemeente bepaalt hoe de bronnen worden verduurzaamd.
21. Vraag: Hoe en waar wordt nu in beleid vastgelegd hoe warmtebronnen worden
verduurzaamd”?
ANTWOORD
Het Amsterdamse bronnenboek is een inventarisatie van mogelijke warmtebronnen
voor Amsterdam. Het geeft twee scenario's: hoge en lage beschikbaarheid van
bronnen. Deze scenario's zijn overgenomen in de Tvw, zie bijlage 3 — paragraaf
3.3.3. Het overzicht van bronnen in het bronnenboek wordt uitgewerkt tot een
bronnenstrategie waarin de gemeentelijke visie staat op verduurzaming van de
warmtebronnen. In deze bronnenstrategie zal aan de hand van vier scenario's ook
vier verschillende ideale merit orders worden gepresenteerd. Bij deze merit orders is
met veel factoren die invloed hebben op de ‘prestaties’ van een bron rekening
gehouden: de duurzaamheid, seizoenscapaciteit, investeringen en
(onderhouds)kosten, schaalgrootte, en meer. Aan de hand van deze analyses kan
vervolgens bepaald worden in welke mate de gemeente kan en moet sturen,
aangezien zij niet beheerder is van de warmtenetten.
Een warmtebedrijf is namelijk verantwoordelijke voor de productie / inkoop van
warmte, en dus ook voor het contracteren en aansluiten van (duurzame)
warmtebronnen. Vattenfall heeft een strategie om in één generatie fossielvrij te
worden. Aanvullend daarop zijn in de huidige Warmtewet verduurzamingseisen
opgenomen, zodat van vrijblijvendheid geen sprake kan zijn. In de aanstaande WCW
worden verdere verduurzamingsdoelstelling opgelegd aan warmtebedrijven. Zie ook
het algemene deel voorafgaand aan deze antwoorden, en de inspraakreactie van de
gemeente waarin zij aangeeft te weinig sturing te krijgen in de WCW op
duurzaamheid/CO2. Zo is het de gemeente niet toegestaan om (aanvullende)
strengere CO2-eisen te stellen aan warmtebedrijven.
Toelichting vragensteller: Zie bijlage 1, paragraaf 2.1 ‘Besliscriteria’,
22. Vraag: Waarom is in bijlage 1 bij de besliscriteria het criterium
‘toekomstbestendig’ niet meegenomen?
ANTWOORD
Toekomstbestendigheid is (impliciet) meegenomen bij de afwegingen in de Tvw en in
de besliscriteria op verschillende niveaus. Meegewogen in de Tvw zijn:
- de beschikbaarheid van toekomstige bronnen
- de aanwezigheid van een (toekomstbestendige) infrastructuur in de buurt
14
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
- de mogelijkheden voor verduurzaming op korte termijn en in de toekomst
Besliscriteria die zijn opgehaald bij Amsterdammers en stakeholders en vastgelegd in
de Notitie van uitgangspunten, bijlage 1. Op 21 november 2019 heeft de
gemeenteraad kennis genomen van de Notitie van uitgangspunten en de
besliscriteria die daarin zijn vastgelegd.
Aanvullende vragen naar aanleiding van de beantwoording van de schriftelijke
vragen van het lid Groen van 23 januari 2020 inzake concessies voor
warmtenetten, temperatuur van warmtenetten en koeling (gepubliceerd op 12
maart 2020 onder nr. 302.20).
Toelichting vragensteller: In antwoord op vraag 6 zegt het college:
“Concessieovereenkomsten voor warmtenetten worden sinds 1 juli 2016 wettelijk
gereguleerd door de aanbestedingswet. Vóór 1 juli 2016 gold geen wettelijke
aanbestedingsverplichting voor concessies. Nieuwe warmte (en koude) voorzieningen
dienen derhalve te worden aanbesteed conform de aanbestedingswet. Het college
kan de uitvraag van een aanbesteding tot op zekere hoogte naar eigen inzicht
invullen. Zo kan er naast bijvoorbeeld duurzaamheid ook op betaalbaarheid gestuurd
worden. Eventueel kan de markt in een consultatie worden betrokken. De definitieve
concessieovereenkomst komt aldus tot stand op basis van input van de
opdrachtgever en de te selecteren partij.”
23. Vraag: Kan je in een concessie ook sturen op criteria als ‘Toekomstbestendig’
(zoals vastgelegd in het afwegingskader warmte)? Doe het college dit? Zo ja
Hoe?, Zo nee, waarom niet?
ANTWOORD
Ja, dit kan. Het is bijvoorbeeld mogelijk om eisen op te nemen in het Programma van
Eisen, onderdeel van het concessiecontract. Dat kan gaan om technische
eigenschappen die het mogelijk maken om temperatuur te verlagen in de toekomst, of
om nieuwe bronnen in te kunnen koppelen op verschillende locaties in het netwerk.
Ons college is momenteel bezig met één aanbesteding (Energiesysteem OverAmstel)
en dat zal een ZLT of LT systeem worden. Hiermee is het systeem al
toekomstbestendig.
Of en hoe de gemeente zelf kan sturen op ‘toekomstbestendig’ na inwerkingtreding
van de WCW is onduidelijk. Dit kan afhangen van de operationalisering van het
begrip en of operationele aspecten vallen onder het eerder aangehaalde
doorkruisingsbesluit. Zie ook het algemene deel van deze antwoorden.
24. Vraag: Kan het college voorafgaand aan een aanbesteding ook een
voorkeursrecht voor lokale energiefwarmtecoöperaties inbouwen? Bijvoorbeeld
voor een periode van 2 jaar om een plan te maken dat technisch en economisch
haalbaar is en draagvlak te verwerven onder de bewoners en bedrijven in het
gebied? Of kan het college anderszins eisen stellen aan mede-eigenaarschap
van lokale bewoners, dan wel medebeslisrecht?
ANTWOORD
15
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng Bie Gemeenteblad R
Datum 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
Het college kan ruimte bieden aan lokale coöperaties om plannen te maken voor een
collectieve warmtevoorziening. Dit doet het college nu in bijvoorbeeld WG-terrein en
in Middenmeer. Met subsidie, voorinvesteringen (Middenmeer Noord) en meedenken
biedt de gemeente daar ondersteuning.
Het hangt van de situatie af of er sprake zal zijn van iets als een aanbesteding. Indien
bijvoorbeeld de WG-terrein kopgroep samen met de woningeigenaren besluit daar
enig warmtesysteem aan te leggen, heeft de gemeente daar weinig over te zeggen.
Hoogstens aan eventuele subsidies kunnen voorwaarden gesteld worden.
Maar in het algemeen geldt: als de gemeente een aanbesteding houdt, kan zij
(binnen wettelijke grenzen van mededinging en staatssteun) veel zelf bepalen.
Modellen met mede-eigenaarschap van lokale bewoners dan wel medebeslisrecht
zouden inpasbaar gemaakt kunnen worden. Ook de keuze van het moment van
timing van een aanbesteding ligt bij de gemeente.
Als de WCW van kracht wordt, biedt dat het kader waarmee warmtebedrijven
geselecteerd dienen te worden. De WCW wordt momenteel herzien n.av. de
inspraakreacties van partijen en gemeenten. Hieruit zal moeten blijken wat voor
invloed de nieuwe WCW gemeenten geeft om voor lokale warmtecoöperaties iets als
een voorkeursrecht in te bouwen.
Toelichting vragensteller: In antwoord op vraag 11 zegt het college: “Gemiddeld
voor de stad Amsterdam wordt een warmtevraag van 80 kWh/m? verwacht in 2040
(label B/C) en een koudevraag van minder dan 10 kWh/m?. Voor nieuwbouw liggen
de verwachte warmte en koudevraag dichter bij elkaar (40 kWh/m? vs. meer dan 10
kWh/m?2).”
25. Vraag: Is het onderscheid tussen nieuwbouw gemiddelde bouw hier niet
onterecht? Het streven is om op termijn alle woningen vergelijkbaar goed met
nieuwbouw te isoleren. Klopt de aanname dat daarna dus voor de bestaande
bouw warmte- en koudevraag vergelijkbaar dicht bij elkaar zullen liggen als voor
nieuwbouw? En is er dan niet net zo veel reden om koudevraag mee te tellen bij
de voorkeur voor een warmteoplossing?
ANTWOORD
Het onderscheid tussen nieuwbouw en bestaande bouw is terecht. De termijn waarop
de bestaande stad een isolatieniveau bereikt vergelijkbaar met nieuwbouw is langer
dan nu wordt overzien met de Tvw. Hoewel dat erg koffiedik kijken wordt, zijn er
modellen die er van uitgaan dat de warmtevraag van de bestaande stad rond 2100 op
het niveau van nieuwbouw zitten. Deze lange termijn zorgt ervoor dat de koudevraag
momenteel niet expliciet is meegeteld.
Toelichting vragensteller: Antwoord op vraag 9a “Als de bron een WKO is of
oppervlaktewater (thermische energie uit oppervlaktewater, TEO), dan worden de
beste rendementen gehaald als een temperatuur moet worden verhoogd tot
maximaal 55°.” Een warmtenet met water op 55 graden is al voldoende om woningen
te verwarmen die geïsoleerd zijn tot label C, dan wel voor de isolatiegraad die de
gemeente toch sowieso wil halen.
16
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Amer 24 augustus 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 24 juli 2020
26. Vraag: Waarom passen we niet bij voorkeur overal warmte van 55 graden toe als
dat voldoende is voor verwarming en ook het hoogste rendement heeft bij gebruik
van duurzame bronnen als TEO?
ANTWOORD
De stelling dat een warmtenet met water op 55 graden voldoende is voor verwarming
van woningen met label C herkent het college niet. Een woning met energielabel B/C
heeft nog 70 graden nodig in de winter.
De Tvw gaat er vanuit dat de warmtevoorziening ook warm tapwater moet leveren.
De legionellawetgeving eist dat warmwater minimaal verhit wordt tot 55 graden. Om
55 graden op het tappunt te bereiken zal het warmtenet minimaal 65 graden moeten
zijn want op elk overdrachtspunt (warmtewisselaar/WOS) verlies je een aantal
graden. Met de huidige regelgeving kan de temperatuur van het warmtenet dus niet
verder omlaag.
27. Vraag: Zijn de MT netten die we nu aanleggen op termijn zonder meer investering
te gebruiken voor warmte van 55 graden?
ANTWOORD
De netwerken zijn ook te gebruiken voor warmte van 55° C. Alle woningen achter één
WOS zullen op hetzelfde moment moeten omschakelen. Tapwater en bijbehorende
legionellawetgeving is een aandachtspunt. Daarbij is van belang dat er voldoende
temperatuurverschil is tussen het water dat de woning ingaat en dat weer terug
stroomt naar het warmtenet (de delta T). Een temperatuurverschil van 20 tot 25
graden is nodig. Dus 55 graden de woning in betekent 30 à 35 graden de woning uit.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
17
| Schriftelijke Vraag | 17 | train |
Nummer _BD2017-001189
Afdeling Bestuur en 2% Gemeente Amsterdam AB
ognisaie € Stadsdeel Zuid
Voordracht voor het Algemeen Bestuur van de
x% bestuurscommissie Zuid
4 Datum: 20-12-2017
Programma 10. Bestuur en Ondersteuning
Agendapunt À
Datum besluit DB 21-11-2017
Te publiceren tekst Onderwerp
Gebiedsplannen 2018
Met deze voordracht stelt het DB het algemeen bestuur van de bestuurscommissie voor het volgende besluit te
nemen;
Te publiceren tekst De het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Stadsdeel Zuid besluit
De gebiedsplannen 2018 voor De Pijp IRivierenbuurt, Oud-Zuid en Buitenveldert / Zuidas
vast te stellen.
Wettelijke grondslag |
Bij de taken- en bevoegdhedenlijst van bestuurscommissies wordt onder algemene
werkwijze aangegeven dat bestuurscommissies instrumenten zoals gebiedsanalyses, - |
agenda's, en —plannen opstellen. |
Bestuurlijke achtergrond |
Het doel van het gebiedsplan is om bewoners, professionele partners en andere
betrokkenen te informeren over de activiteiten met verbijzonderde aandacht die de
gemeente en/of haar partners in een bepaalde buurt gaat ondernemen en de gemaakte |
afspraken vast te stellen.
De gebiedsplannen maken onderdeel uit van de stedelijke gebiedscyclus en zijn de
jaarlijkse vertaling van de gebiedsagenda's naar maatregelen en activiteiten. In de
gebiedsplannen staan de activiteiten die de gemeente in 2018 gaat uitvoeren om de
doelen te realiseren die zijn opgenomen in de gebiedsagenda's 2016-2019. Deze doelen
geven geen prioriteit weer, de volgorde is willekeurig. Er zijn alleen activiteiten
opgenomen, waarvoor concrete afspraken zijn gemaakt met uitvoerende afdelingen, rve's
en/of partners over uitvoering en waarvoor financiële dekking aanwezig is. Een deel van
de activiteiten wordt in samenwerking met of geheel door partners of bewoners
uitgevoerd,
Inbreng betrokkenen
Voor het opstellen van de jaarlijkse gebiedsplannen is de inbreng van betrokkenen
essentieel. We zien een toename in het aantal bewoners- en vrijwilligersinitiatieven, die
een grote bijdrage leveren aan de kwaliteit van de buurt. Ook betrekken we bewoners
steeds vaker bij de uitvoering van taken, bijvoorbeeld bij de herinrichting van een straat, of
werken we met bewoners samen, zoals bij de adoptie van afvalbakken.
1
Fortefpuile 7 Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid
gendapunt En AB
Afdeling bestauren Bestuurscommissie
organisatie Voordracht voor de vergadering: 20- 12- 2017
nnen nl
De gebiedsteams gaan geregeld de wijk in om meningen en ideeën te peilen bij
bewoners(groepen), ondernemers, professionals en vrijwilligers. Tijdens de bijeenkomsten
van de initiatiefgroep G250 Werkt! in 2017 zijn nieuwe thema's op tafel gekomen die
aandacht behoeven. De Dialoog in Zuid-bijeenkomsten, waarop we met bewoners praten
over zorg en welzijn, zijn ook een belangrijke informatiebron. Voor het eerst hebben we dit
jaar voor elk van de drie gebieden een aparte bijeenkomst gehouden.
Ook nieuw dit jaar was de Dag van het Gebied: tijdens deze dag houden organisaties open
huis en laten we zien wat er in de buurt allemaal is aan initiatieven en maatschappelijke
activiteiten.
We hebben ons op verschillende manieren extra ingespannen om nieuwe doelgroepen te
bereiken. Daarnaast zijn online enquêtes voorgelegd aan internationals en ondernemers.
De respons was hoog en de antwoorden hebben veel informatie opgeleverd over wat er
leeft onder deze groepen. Die informatie vindt zijn weerslag in de gebiedsplannen.
mmm
Resultaat commissiebehandeling
De voorbereidende commissie heeft in haar vergadering van 6 december 2017 besloten
het dossier ter vaststelling voor te leggen aan het algemeen bestuur.
mmm
Korte toelichting op het gevraagde besluit
Kanttekeningen en risico's De budgetbrieven, waarin de vastgestelde budgetten voor 2018 zijn opgenomen, zijn nog
niet bekend.
pmm
Gevolgen
Belanghebbenden Zoals vermeld in de gebiedsplannen.
Stadsdeelorganisatie Zoals vermeld in de gebiedsplannen.
mmm
Adviezen
Intern (binnen gemeente) De gebiedsplannen zijn in nauwe samenwerking met betrokken uit andere onderdelen van
de gemeente en de gebiedspool opgesteld. In de gebiedsplannen zijn alleen activiteiten en
maatregelen opgenomen die financieel gedekt zijn.
Extern (buiten gemeente) De gebiedsplannen zijn in nauwe samenwerking met bewoners, ondernemers, instellingen
en professionals vanuit de gemeente opgesteld en geven daarmee een weerslag van wat
er in het gebied leeft en speelt.
he
Uitkomsten inspraak en/of maatschappelijk overleg
De gebiedsplannen zijn in nauwe samenwerking met bewoners, ondernemers, instellingen
en professionals vanuit de gemeente opgesteld en geven daarmee een weerslag van wat
er in het gebied leeft en speelt.
2
eene, 5 Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid A B
gendapun Ee
Afdeling Besturen Bestuurscommissie
organisatie Voordracht voor de vergadering: 20- 12- 2017
Financiële paragraaf
In de gebiedsplannen zijn alleen activiteiten en maatregelen opgenomen die financieel
gedekt zijn.
Zijn er financiële risico'sen Nee
zo ja, hoe worden deze
beheerst?
Geheimhouding
Nvt. |
|
Publicatiefcommunicatie
De gebiedsplannen van alle stadsdelen worden digitaal gepubliceerd na vaststelling door
de algemene besturen van de bestuurscommissies en nadat alle plannen uniform zijn |
opgemaakt. Dat zal naar verwachting in januari 2018 zijn.
Op de internetpagina van de gebieden komt een samenvatting van de plannen. |
Stukken
Meegezonden 1. Gebiedsplan 2018 De Pijp/Rivierenbuurt
2. Gebiedsplan 2018 Oud-Zuid
3. Gebiedsplan 2018 Buitenveldert/Zuidas
Ter inzage gelegd De stukken liggen ter inzage op het stadsdeelkantoor (President Kennedylaan 923) en in |
de Huizen van de Wijk van het stadsdeel.
Aldus besloten,
Ì
\ |
| |
Cod Ü MIN |
WL
Lu ed res
S.T. Capel MP SEE A
5,
voorzitter secretaris
3
| Besluit | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 171
Publicatiedatum 20 maart 2019
Ingekomen onder s
Ingekomen op woensdag 13 februari 2019
Behandeld op woensdag 13 maart 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Blom en La Rose inzake het beleidskader 2019-2022 Diversiteit
en Inclusiviteit (diversiteit in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht,
Besturen en Adviesorganen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 105).
Overwegende dat:
— Het bevorderen van diversiteit en inclusiviteit binnen en buiten de gemeentelijke
organisatie prioriteit geniet van dit college;
— Daadwerkelijke emancipatie, gelijkheid en inclusiviteit ook betekent dat diversiteit
dient terug te komen in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht,
Besturen en Adviesorganen;
— Het college voornemens is in te zetten op het Leiderschapsprogramma
Ambassadeurs van Amsterdam;
— Het met de gender en etnische diversiteit aan de top van het maatschappelijk
middenveld, gezien de demografische samenstelling van de stad, problematisch
is gesteld;
— Het potentieel van hoogopgeleide vrouwen en biculturelen met bestuurlijke
ambities onvoldoende wordt benut en ook aan de top een tweedeling ontstaat.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Aanvullend of parallel aan het Leiderschapsprogramma Ambassadeurs van
Amsterdam een effectieve aanpak te ontwikkelen voor Amsterdammers met
bestuurlijke ambities (sleutelfiguren en talenten), ter bevordering van de bestuurlijke
diversiteit in het maatschappelijk middenveld.
De leden van de gemeenteraad
S.R.H. Blom
N.V.M. la Rose
1
| Motie | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 936
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 31 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer M.P. Verbeet
van 17 maart 2014 inzake het niet verlenen van de gemeentelijke monumentenstatus
in het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Amsterdam is een stad die wereldvermaard is om zowel de kwantiteit als kwaliteit van
haar erfgoed. Al vele decennia zet de stad in op behoud van haar erfgoed.
Aanvankelijk vooral de bebouwing van voor 1800 in het centrum. Tegenwoordig
kennen we net zo’n groot belang toe aan het jongere erfgoed. Het rijk heeft in de
afgelopen 20 jaar veel belangrijke panden uit 1850-1965 in de stad aangewezen tot
Rijksmonument. Ook de gemeente maakt werk van bescherming van het jonge
erfgoed, onder andere met het Gemeentelijk Monumenten Project (GMP) Jongere
Bouwkunst.
Het GMP wordt beschreven als een selectie waarmee een overzicht wordt gegeven
van de stedenbouwkundige, architectonische, maar ook typologische en
volkshuisvestingtechnische ontwikkelingen in Amsterdam in de periode 1850-1940.
In deze tijd groeide de stad snel en werden nieuwe woonwijken gebouwd waarin ook
voorzieningen kwamen als scholen, kerken en parken. In de uitbreidingswijken van de
19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40 staan ook monumentwaardige bouwwerken uit
de periode 1940-1965, die eveneens opgenomen zijn in de selectie. Ruim vijf jaar
onderzoek ging vooraf aan de selectie van circa 1500 gemeentelijk
monumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940, waarvan 1000 in de
historische binnenstad en 500 in de 19de-eeuwse Ring en Gordel '20-'40. Inmiddels
is ook de meest recente inventarisatie met waardekaarten van de naoorlogse
(na 1945) bouwperiode afgerond.
De stad is zoals bij het college bekend, geruime tijd (sinds 2007) bezig met de
concrete uitvoering (aanwijzing) van monumenten uit het GMP. Als onderdeel van dit
proces zijn verschillende stadsdelen zijn op dit moment bezig met
aanwijzingsprocedures; de stadsdelen Zuid en Centrum zijn al zo goed als klaar.
Noord komt nu pas in beweging. Duidelijk is dat dankzij het GMP veel erfgoed
eindelijk een status krijgt. De afronding wordt door het Bureau Monumentenzorg
(BMA) in 2014 verwacht.
Echter voordat dit afgerond wordt, wil de fractie van de PvdA graag duidelijkheid over
de toepassing van criteria. We kunnen constateren dat verscheidene
hooggewaardeerde objecten om onduidelijke redenen afgevallen zijn.
Als voorbeelden kunen we noemen de panden, Weesperzijde 4 t/m 15 die zijn orde 1
beoordeeld, maar nog niet aangewezen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Daarnaast heeft stadsdeel West/Westerpark ooit besloten om een groep panden
maar niet aan te wijzen, zonder dat dit toen duidelijk gemotiveerd is. Panden van
gerenommeerde architecten als De Bazel () en De Greef () en zijn niet aangewezen.
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft indertijd al tegen dit besluit
geprotesteerd.
Sinds de start van het project GMP jonge bouwkunst is de interesse in het behoud en
gebruik van architectuur en stedebouw van na 1850 alleen maar gegroeid.
Onze grote monumenten wijken uit de periode 1880-1940 dragen in grote mate bij
aan de bijzondere uitstraling en populariteit van de stad. Ook de belangstelling van
het naoorlogse erfgoed groeit. Zo is in Nieuw-West een Van Eesterenmuseum
aangewezen. De fractie van de PvdA denkt daarbij ook aan het raadsinitiatief over
de naoorlogse bouw van de raadsleden mevrouw Ruigrok, de heer Van der Ree,
de heer Mulder en de heer Verbeet.
De fractie van de PvdA is benieuwd naar de voortgang van het project en maakt zich
zorgen over de afgevallen panden en de objecten die tot op heden niet zijn
geselecteerd.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat is de huidige status van het GMP: wordt de afronding in 2014 gehaald?
Zou het college een beknopte stand van zaken (per stadsdeel) over de voortgang
willen leveren?
Antwoord:
Bijgevoegd is een overzicht van de stand van zaken van het GMP per stadsdeel.
In het stadsdeel Centrum is het GMP afgerond, zo ook in stadsdeel Zuid
(afgezien van een paar panden waarvoor de bezwaarprocedure nog loopt). In
stadsdeel Oost zijn nog enkele grote complexen in procedure, voor de rest is ook
hier het project afgerond. Stadsdeel West heeft het GMP bijna geheel afgerond.
Enkele panden en complexen zijn nog in procedure. Zij bevinden zich in
stadsvernieuwingsgebieden waarvoor de planvorming na overleg afgestemd kon
worden op de te behouden panden.
Noord is net gestart met het GMP. Gestreefd wordt om dit in 2015 af te ronden.
2. Kan het college de trage stadsdelen manen om het GMP voor hun stadsdeel echt
dit jaar af te ronden?
Antwoord:
Met de nieuwe bevoegdhedenverdeling is het algemeen bestuur van de
stadsdelen bevoegd om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De raad kan
de bestuurscommissies wél manen om haast te maken maar niet dwingen.
Zoals uit het overzicht blijkt bevindt zich het GMP, met uitzondering van Noord,
voor alle stadsdelen in een afrondende fase en zal het project voor het einde van
het jaar zijn afgerond. Stadsdeel Noord zal pas in 2015 het GMP kunnen
afsluiten.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
3. Kan het college een overzicht geven van de panden die om, wat voor reden dan
ook, wel zijn geselecteerd, maar niet door de betrokken stadsdelen zijn
aangewezen?
Antwoord:
Op het bijgevoegde overzicht is aangegeven hoeveel panden er door Bureau
Monumenten & Archeologie per stadsdeel zijn geselecteerd voor aanwijzing als
gemeentelijk monument, hoeveel daarvan er inmiddels monument zijn geworden,
voor hoeveel de aanwijzingsprocedure nog loopt en hoeveel er uiteindelijk niet als
monument worden beschermd.
Van de in totaal 1385 geselecteerde panden zijn er 1323 aangewezen of nog in
procedure. Van 24 panden moet de procedure nog gestart worden. 38 panden
zijn geen monument geworden, merendeels nadat uit onderzoek door BMA bleek
dat de panden inmiddels dusdanig waren gewijzigd dat aanwijzing niet langer
opportuun is.
4. Is het college van mening dat het wenselijk is om de bijvoorbeeld in Westerpark
bewust niet aangewezen panden nog eens te bekijken en zo wenselijk alsnog in
overleg met het stadsdeel aan te wijzen? Zo ja, kan het college dat op de korte
termijn in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In overleg met stadsdeel West is afgesproken dat Bureau Monumenten &
Archeologie de panden die door stadsdeel Westerpark in het verleden niet in
procedure zijn genomen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst,
opnieuw zal beoordelen. BMA zal het bestuur van stadsdeel West adviseren over
het eventueel alsnog in procedure nemen van deze panden.
5. Is het college met vragensteller van mening dat waardevolle panden over
het hoofd zijn gezien, zoals de Weesperzijde 4 t/m 15, en dat het goed is om dit
soort panden in beeld te brengen en (een selectie van) deze alsnog in procedure
te brengen?
Antwoord:
Ondanks dat er bij de selectie van potentiele gemeentelijke monumenten
zorgvuldig te werk is gegaan kan het zijn dat er wellicht een paar over het hoofd
zijn gezien of komen door voortschrijdend inzicht alsnog panden voor de
monumentenstatus in aanmerking.
Daarnaast heeft het GMP zich uitsluitend gericht op woonwijken, scholen, kerken
en boerderijen. Industriële complexen, waterwerken en groen zoals parken en
begraafplaatsen zijn buiten beschouwing gelaten. Panden en objecten uit deze
categorieën die voor een monumentenstatus in aanmerking zouden kunnen
komen, kunnen te allen tijde, dus buiten het GMP om, door het stadsdeel als
gemeentelijk monument worden aangewezen. In het voormalige stadsdeel Zuid
bijvoorbeeld is dit voor nog eens 12 objecten gebeurd.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Jae Gemeenteblad
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
6. Zijn de criteria nog bij de tijd sinds de start van dit veeljarig project?
Antwoord:
De criteria voor aanwijzing tot gemeentelijk monument zijn vastgelegd in de
“Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht”. Het gaat het dan
om architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische criteria en de
criteria gaafheid en zeldzaamheid. De criteria zijn nog steeds actueel en volledig
toepasbaar in de aanwijzingsprocedure.
7. Hoe ziet het college verder de aanwijzing van monumenten in de komende jaren?
Gaat de stad verder met het wederopbouwerfgoed? Wordt er al gekeken naar
het beschermen van het belangrijkste erfgoed van het brutalisme, structuralisme
en stadsvernieuwing (1965-1975)?
Antwoord:
In het verlengde van het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA “naoorlogs erfgoed in
beeld en benut”, is een prioriteit toegekend voor onderzoek naar naoorlogs
erfgoed waarbij ook het meer recente erfgoed ( structuralisme, brutalisme en
stadsvernieuwing) wordt betrokken en ook de nog niet geïnventariseerde
categorieën zoals industrieel erfgoed en groen meegenomen worden. In eerste
instantie zal het gaan over het inventariseren en beoordelen van de waarden van
deze bouwkunst. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden
of en zo ja, welke beschermingsinstrumenten worden ingezet. De raad zal over
de resultaten van deze onderzoeken op de hoogte worden gehouden.
Overigens zijn in stadsdeel Centrum nagenoeg alle panden uit de periode 1940-
1970 van een ordewaardering voorzien en opgenomen in de Waarderingskaart
Beschermd Stadsgezicht die onderdeel is van de bestemmingsplannen. Verder
heeft het voormalige stadsdeel Zuid reeds een aantal monumenten uit de
wederopbouwperiode aangewezen. Ook op de Zuidas zijn een aantal jonge
monumenten aangewezen, zoals de Kapel, het Convict en de Rechtbank.
Tot slot, BMA ontwikkelt een methode om bij de aanwijzing van nieuwe
monumenten de eigenaren en bewoners ook op andere wijze te betrekken (naast
de mogelijkheid voor het aantekenen van zienswijzen en beroep zoals geregeld is
in de Algemene wet Bestuursrecht). Het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld
het verminderen van de regeldruk en het mogelijk maken van burgerinitiatieven
kan hiermee beter bij het behouden en beschermen van erfgoed worden
betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Jae Gemeenteblad R
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Bijlage bij de beantwoording.
Overzicht stand van zaken GMP per stadsdeel.
panden panden panden
‚Centrum [95 |A \Gen |Q |
[West [44 22920
[Noord [45 6
Ad. Centrum:
In stadsdeel Centrum is het GMP in 2007 afgerond. In het najaar van 2007 is het
boek “Het Gemeentelijk Monumenten Project Amsterdam- Centrum gebouwd tussen
1850 en 1940“ verschenen met een overzicht op straatnaam van foto's (met adres,
architect en jaartal) van alle in het kader van het GMP aangewezen panden.
In de periode 2004-2007 zijn in het kader van het GMP 914 panden aangewezen als
gemeentelijk monument. Van de oorspronkelijke selectielijst uit 2000 zijn er 9 panden
of complexen die niet langer monumentwaardig zijn. Dit betreft panden die in de
periode na 2000 zodanig gewijzigd zijn dat ze niet langer voldoen aan de criteria voor
een gemeentelijk monument. Daarnaast is er één complex (Korte Prinsengracht 22-
36/Haarlemmerdijk 1-3/Vinkenstraat 4) abusievelijk op de selectielijst gekomen.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft voor deze panden een korte
motivatie geschreven waarom aanwijzing als monument niet (langer) aan de orde is.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum heeft daarom op 20 november 2007
gemotiveerd besloten om de aanwijzingsprocedure voor deze 9 panden niet te
starten.
Ad. Oost:
In de periode tussen de selectie en de aanwijzing hebben in 7 gevallen dusdanige
aanpassingen plaatsgevonden dat (op advies van BMA) het stadsdeel niet tot
aanwijzing heeft besloten.
De objecten die nog in procedure zijn betreffen grote woningbouwcomplexen.
Vanwege het grote aantal belanghebbenden dat hierbij betrokken is, is de
aanwijzingsprocedure nog gaande.
Op de GMP-selectielijst staan drie panden die gelegen zijn aan of in het Oosterpark,
te weten de panden Mauritskade 57, 58-59 en 59B-61. Met de ontwikkelaars van
deze panden is afgesproken dat bouwplanvoorstellen altijd eerst beoordeeld worden
door het stadsdeel en BMÁ. Bouwplannen worden alleen geaccordeerd na advisering
door BMA. Op die manier kan worden beoordeeld of waardevolle, monumentale
onderdelen beschermd blijven, of in ieder geval in goed overleg aangepast worden.
De aanwijzingsprocedure voor deze panden wordt pas gestart na afgifte van de
bouwvergunning. De voorbescherming gaat voor deze panden dus pas in na afgifte
van de bouwvergunning.
Ad. West:
Niet aangewezen zijn 19 panden in voormalig stadsdeel Westerpark en 1 in Bos en
Lommer . De laatste is na hernieuwde inspectie door BMA niet geplaatst.
De 9 objecten die nog in procedure zijn bevinden zich in stadsvernieuwingsgebieden.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Jae Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 31 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 17 maart 2014
Ad. Zuid
Alle panden zijn aangewezen op een na. Dit pand is niet aangewezen vanwege
verregaande bouwplannen (de Klokkenhof aan het Surinameplein). Er lopen nog
enkele bezwaarprocedures, voor het Afrikahuis loopt nog een beroepszaak tegen de
aanwijzing.
Voor de Augustinuskerk aan de Kalfjeslaan 398 vindt nog een nader onderzoek naar
het interieur plaats.
Ad. Noord:
Voor 19 panden moet de procedure nog gestart worden waaronder 14 boerderijen.
Eén boerderij is enkele jaren volledig afgebrand, is niet meer monumentwaardig en
zal niet worden aangewezen.
6
| Schriftelijke Vraag | 450 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 23 december 2021
Ingekomen onder nummer 845
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Kuiper inzake verkoop gemeentelijk vastgoed met
bestemming wonen midden in de wooncrisis
Onderwerp
Verkoop gemeentelijk vastgoed met bestemming wonen midden in de wooncrisis
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Aanscherping criteria sociaal medische urgentie Nr. VN2021-033053.
Overwegende dat:
— het zeer zorgelijk en onwenselijk is dat het niet lukt om alle sociaal medisch urgente Amster-
dammers tijdig een woning toe te kennen;
— het nietuitte leggen is dat de gemeente gemeentelijk vastgoed verkoopt waar de bestem-
ming “wonen” op zit terwijl er zo'n grote wooncrisis is die de aller kwetsbaarste groepen hard
raakt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— de verkoop van het object op de Prinsengracht 235 met een vraagprijs van 600.000 en jaar-
lijkse erfpacht van €21.500 (eenmalige afkoop: €9oo.000) op te schorten;
— _hetobject aan te wijzen en te ontwikkelen als tijdelijke locatie voor de huisvesting van kwets-
bare groepen;
— tot nader order geen gemeentelijk vastgoed te verkopen als daar de bestemming “wonen” op
zit en eventuele leegstaande locaties in te zetten voor al dan niet tijdelijke huisvesting van
kwetsbare groepen.
Indiener
T. Kuiper
| Motie | 1 | discard |
SN |
RE Zl
en G ES Ee 8
| ze } Ml ó £ =j $ id if
g pl & EE OO 3 A im Ami 4 SS All
® en md ): bn sie EAN zu gj
: É SA AN AR A EE 3 OR Aen TES
Ab sak OWedkros
à : Se 3 de Ô RE HA kl ‘ Jk bi d ie 4 3 ij a Ï
1 ee ls 8 nf 8 ek
| Re | " 8 Ton k 4 Ik, nj er
h: | Ee th me Dt Ek O5 JN PR a ik
ET EN Eise } A CEN, Ak Waak
if A gf KAA
en. is e Il a ZR á E Ll Te U Pe tE
nn en en ae é En
5 Ee
nd mm
enne ES
Inhoud
1. Inleiding 4
1.1. Context 4
1.2. Proces 4
1.3. De wijze van beantwoording 5
14. Besluitvorming 5
2. Samenvatting 6
2.1. Agenda Touringcar 6
2.2. Algemene schets zienswijzen 6
2.2.1. Diagrammen 6
2.2.2. Zienswijzen per indiener 7
2.3. Reacties en conclusie college 9
3. Beantwoording zienswijzen per onderwerp 11
3.1. Reacties waarin beleid wordt gesteund 11
3.2. Beleid gaat niet ver genoeg 11
3.3. Mate van overlast wordt overdreven, te weinig oog voor
het voordeel van touringcars 13
3.4. Amsterdam minder aantrekkelijk voor toeristen en evenementen 14
3.5. Verschillende segmenten 16
3.6. Verkeersbesluit 17
3.6.1. Meer verkeersbewegingen op minder ruimte 17
3.6.2. Gewicht versus uitstoot 18
3.6.3. Uitstel inwerkingtreding verkeersbesluit in verband met
realisatie TTR DRKO 19
3.6.4. Handhaving 20
3.6.5. Corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat 22
3.6.6. Geen verkeerskundige experimenten en/of knips op de corridor 25
3.6.7. _Halteerplekken in de zone 26
3.7. Ontheffingenbeleid 26
3.7.1. Kaders van het ontheffingenbeleid 26
3.7.2. De voorwaarden van het ontheffingenbeleid 32
3.7.3. Overlast touringcars bij Gassan Diamonds 33
3.7.4. Bereikbaarheid locaties voor ontheven groepen 35
3.7.5. Administratief arm ontheffingenbeleid 35
3.8. Alternatieven voor touringcars 37
381. Algemeen 37
3.8.2. _Halteerplekken touringcarroutes 38
3.8.3. _Bufferplekken 39
3.8.4. Parkeren 39
3.8.5. Openbaar vervoer 40
3.9. Overlast Hop On Hop Off bus 41
4. Beantwoording zienswijze specifieke vragen 43
4.1. De Beurs van Berlage 43
4.2. De Hallen Studio's 43
43. Hermitage/ Museumplusbus 44
44, Double Tree by Hilton 45
4.5. VEVAG (Vereniging van Exploitanten van Vaartuigen in de Amsterdamse
Grachten) 45
4.51. Bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt 45
4.5.2. Wandelpromenade 46
4.6. Internationaal Theater Amsterdam (ITA) 46
4.7. Tourism Group International 46
4.8. Festivalbussen.nl 47
4.9. Jaap Eden IJsbaan 47
4.10. Stromma 48
4101. Verkeersveiligheid 48
4.10.2. Bestemmingsontheffing- bijzondere omstandigheden 48
411. Gassan Diamonds 49
4111. Bedrijfsvoering 49
411.2. Onveilige situaties 50
4.11.3 Bereikbaarheid gegarandeerd 50
4114. Toevoegen straten aan corridor 51
4.12. Rederij Kooij en Rederij Plas 51
413. Royal Coster Diamonds 52
413.1. Tolpoorten 52
413.2. Bevoorrading van winkels 52
4.13.3. Opladen elektrische bussen 53
5. Bijlage 54
Tabel met alle zienswijze 54
. ®
1. Inleiding
1.1. Context
In september 2020 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Agenda Touringcar
2020-2025 vastgesteld. Touringcars zijn voor groepsreizen een handig en efficiënt
vervoermiddel. Het succes van de touringcar heeft echter ook een keerzijde. Amster-
dammers ervaren veel overlast waar grote touringcars aanwezig zijn. De gemeente
Amsterdam heeft in de Agenda acht maatregelen opgesteld om deze overlast te
bestrijden. Een van de belangrijkste einddoelen van de Agenda Touringcar is een
maximaal autoluw centrum met uitzondering van de S100 en de corridor Weesperstraat
— Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat. Om dit doel te bereiken treedt per
1 januari 2024 een verkeersbesluit in werking. Tegelijkertijd met het weren van zware
touringcars heeft de gemeenteraad aangegeven dat het centrum ten aanzien van deze
touringcars wel toegankelijk moet blijven voor ouderen, basisschoolleerlingen en
mensen met een beperking die naar een kunst-, culturele of educatieve bestemming
reizen. Dit geldt ook voor artiesten en gezelschappen die naar zo’n bestemming gaan
ten behoeve van de uitvoering van hun beroep. Een ontheffingenbeleid is nodig om
deze uitzonderingen op het verkeersbesluit mogelijk te maken.
Naast de uitwerking van het verkeersbesluit en ontheffingenbeleid werkt de gemeente
Amsterdam aan de uitvoering van de andere maatregelen uit de Agenda. Zo is de
gemeente bezig met het realiseren van een overstaplocatie touringcar-rondvaart-
riviercruise op de De Ruijterkade Oost, worden er extra halteerplekken aangelegd
langs de S100 en wordt er gewerkt aan het inrichten van een uitstootvrije zone autobus.
Over de uitwerkingen van deze maatregelen blijven we het komende jaar met diverse
belanghebbenden in gesprek. Waar mogelijk wordt in deze Nota van Beantwoording
ook de stand van zaken met betrekking tot de andere maatregelen toegelicht.
1.2. Proces
Voor u ligt de Nota van Beantwoording van de ingediende zienswijzen op het aanvullend
verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer (ZZV) en het bijbehorende ontheffingenbeleid.
Deze documenten zijn vrijgegeven voor zienswijzen in de periode van donderdag
2 februari tot en met woensdag 1 maart 2023. Zowel bewoners, bedrijven en andere
organisaties konden hun mening geven over beide besluiten.
De inspraakperiode is aangekondigd in het Parool, op de gemeentelijke website, de
touringcarnieuwsbrief en via de nieuwsbrief van Stadsdeel Centrum. In drie bijeen-
komsten voor belanghebbenden zijn o.a. de touringcarbranche, culturele en educatieve
bestemmingen binnen de S100, touroperators en de hotel- en congresbranche binnen
de S100 geïnformeerd over de uitwerking van het aanvullend verkeersbesluit ZVV en
het ontheffingenbeleid. Belanghebbenden zijn ook per mail op de hoogte gesteld over
de zienswijzeperiode. De beleidsdocumenten die voor zienswijzen zijn vrijgegeven zijn
op de gemeentelijke website geplaatst.
In de Agenda Touringcar zijn de belangrijkste kaders ten aanzien van zowel het
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 4
verkeersbesluit als het ontheffingenbeleid reeds bepaald; op deze Agenda heeft
destijds voorafgaand aan de vaststelling 2020 al inspraak plaatsgevonden. Het college
vindt het echter belangrijk om belanghebbenden tijdig nogmaals de gelegenheid te
geven om op de plannen te reageren, zodat zorgen en suggesties kunnen worden
gehoord en meegenomen. Er zijn in totaal 209 zienswijzen ingediend over het
conceptverkeersbesluit en het conceptontheffingenbeleid. Dat zijn er meer dan de
120 inspraakreacties die destijds werden ingediend bij de Agenda Touringcar.
1.3. De wijze van beantwoording
Verschillende indieners hebben zienswijzen over beide documenten ingediend.
Hierbij is niet steeds scherp te onderscheiden welke onderdelen van de zienswijzen
gaan over welk besluit. Om deze reden zijn de zienswijzen behandeld in één Nota
van Beantwoording. In deze Nota van Beantwoording reageert het college op alle
zienswijzen die zijn ingediend.
Omdat veel reacties betrekking hebben op dezelfde onderwerpen zijn ze gegroepeerd
naar onderwerp. Per onderwerp geeft het college een reactie met een toelichting op de
overwegingen. Deze reacties zijn te vinden in hoofdstuk 3. Een aantal organisaties heeft
heel specifieke vragen ingediend bij de gemeente die betrekking hebben op hun eigen
situatie/bedrijfsvoering. De reacties van het college op deze zienswijzen zijn te vinden in
hoofdstuk 4. In de bijlage (hoofdstuk 5) staat een tabel met daarin alle zienswijzen die
zijn ingediend. De zienswijzen van bewoners zijn geanonimiseerd en gekoppeld aan een
nummer.
1.4. Besluitvorming
Het college van B&W stelt het aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer, het
bebordingsplan en het bijbehorende ontheffingenbeleid vast tezamen met de Nota van
Beantwoording. Deze documenten worden vervolgens ter informatie aangeboden aan
de commissie Mobiliteit, Openbare Ruimte en Water (MOW). Omdat het een uitwerking
van de Agenda Touringcar betreft is het college bevoegd deze stukken vast te stellen.
De Agenda Touringcar 2020 - 2025 is in september 2020 door de gemeenteraad
vastgesteld. Het college van B&W behoudt zich het recht om redactionele wijzigingen
door te voeren.
Met deze Nota van Beantwoording worden ook het definitieve verkeersbesluit, het
bebordingsplan en het ontheffingenbeleid voor Touringcars per 2024 bekendgemaakt.
Het verkeersbesluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en via de website
www.amsterdam.nl/zwaarverkeer. Het ontheffingenbeleid wordt gepubliceerd in het
Gemeenteblad en is ook te raadplegen via de website www.amsterdam.nl/zwaarverkeer.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 5
.
2. Samenvatting
2.1. Agenda Touringcar
De Agenda Touringcar 2020-2025 heeft als doelstelling om de overlast van touringcars
te bestrijden en zet daarbij in op drie concrete doelen:
= Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties
stikstofdioxide (NO2 ) en fijnstof (PM10) in de stad.
= Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades.
= Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars.
Met als eindbeeld:
= Een touringcarvrij stadshart in 2024
= Een maximaal touringcarluw centrum met uitzondering van de S100, en de corridor
Weesperstraat- Valkenburgerstraat-Kattenburgerstraat en de zuidelijke IJ-oevers in
2024
= Een touringcarluw gebied tussen de S100 en de ring A10 in 2025
Met de maatregelen in de Agenda Touringcar 2020-2025 wordt een restrictieve
aanpak voorgesteld. Touringcars worden zoveel mogelijk aan de randen van de stad
opgevangen. De touringcars zijn alleen welkom in de stad als ze voldoen aan onze
strenge eisen (gewicht, uitstoot en omvang) en op specifieke routes rijden.
2.2. Algemene schets zienswijzen
2.2.1. Diagrammen
De onderstaande diagrammen geven een overzicht van de toon, onderwerpen en
indieners zoals die naar voren zijn gekomen in de zienswijzen:
toon
120
100
104
80
60
70
40 Toelichting:
positief = ondersteuning
van het beleid
20 negatief = beleid gaat
niet ver genoeg, of
0 beleid gaat juist te ver
B positief MM negatief WE neutraal
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 6
Meest voorkomende onderwerpen zienswijzen
mn gebrek aan alternatieven
B ontheffingen
corridor
B inkomsten toerisme en toerismebranche
mn klimaat, uitstoot, luchtkwaliteit
B ov
Reacties afkomstig van
M bewoners
mn touringcarbranche
mn tour operators
B culturele instellingen
M hotel- en congresbranche
M toeristenbranche
B rondvaart
mn overig
Toelichting:
Alle reacties die niet formeel namens een organisatie
zijn ingediend zijn gecategoriseerd in de categorie
bewoners. Uit een aantal van deze zienswijzen is op te
maken dat deze afkomstig zijn van medewerkers die
werken in o.a. de touringcarbranche (chauffeurs) of
toeristensector. Deze grafiek geeft daarom een iets
vertekend beeld. De categorie bewoners is naar
waarschijnlijkheid iets kleiner.
2.2.2. Zienswijzen per indiener
De inspraakreacties laten grofweg een driedeling zien tussen bewoners, vervoerders
en reisorganisaties, en bestemmingen. Hieronder volgt een algemene schets van de
zienswijzen per categorie.
Bewoners
Uit het merendeel van de reacties van bewoners blijkt dat zij instemmen en blij zijn met
het voornemen zware touringcars uit het centrum te weren. Tientallen bewoners en
bewonersgroepen roepen op om touringcars te weren uit hun straat, buurt en stad.
Velen geven tegelijk aan dat zij het beleid niet ver genoeg vinden gaan. Zij zouden
liever helemaal geen zware touringcars meer zien in het centrum van Amsterdam.
Bovendien vrezen zij in meer of mindere mate misbruik van het ontheffingenbeleid
en/of hekelen zij het principe van uitzonderingen in het algemeen. Daarnaast wijzen
zij erop dat dit beleid averechts kan werken: in hoeverre komen er straks juist meer
verkeersbewegingen als gevolg van meer kleinere touringcarbusjes?
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 7
Er klinkt daarnaast ook meer specifieke kritiek: bewoners aan de rand van de zone
vrezen een waterbedeffect. De zorgen gaan dan zowel over hogere aantallen
touringcars in het algemeen als ook over het mogelijk aanleggen van extra
halteerplekken. De Hop On Hop Off bus wordt vaak benoemd als overlastgever. Er is een
aantal locaties in de stad die eruit springen en waarvan bewoners oproepen ook daar
touringcars te weren: Nieuwe Uilenburgerstraat-Jodenbreestraat (de route naar Gassan
Diamonds), de corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat-Kattenburgerstraat en de
route van de Hop On Hop Off bus over de Nassaukade.
Vervoerders en reisorganisaties
De touringcarbranche verwijst naar de openingszin van de Agenda Touringcar 2020-
2025: “touringcars zijn voor groepsreizen handige en efficiënte vervoersmiddelen.
In hun ogen worden de voordelen van touringcars te makkelijk terzijde geschoven:
touringcars kunnen grote groepen vaak kwetsbare passagiers snel, comfortabel en veilig
naar een bestemming brengen. De branche betwijfelt in hoeverre er echt sprake is van
overlast en wijst er bovendien op dat de invoering van dit beleid gaat leiden tot meer
verkeersbewegingen en meer uitstoot.
Veel touringcaroperators waarschuwen dat dit beleid grote nadelige consequenties
zal hebben voor het toerisme in Amsterdam. Juist die toeristen die geen overlast
veroorzaken, zoals grote groepen ouderen, worden de dupe van dit beleid. Met name
buitenlandse operators wijzen op dit risico.
Een aanzienlijk deel van de reacties vanuit de branche gaat over het realiseren
van goede alternatieven voor touringcars. Dit betreft extra halteerlocaties, goede
parkeervoorzieningen en overstaplocaties op het openbaar vervoer. Veel organisaties
vragen zich af of deze alternatieven wel op tijd gerealiseerd zijn.
Diverse organisaties geven aan ergens wel te begrijpen dat de gemeente dit besluit
neemt, maar vragen de gemeente uitdrukkelijk om duidelijkheid over de alternatieven
voor touringcars. Ook vragen zij de gemeente om het verkeersbesluit pas in te voeren
als er voldoende alternatieven beschikbaar zijn.
Bestemmingen
Een aantal bestemmingen zoals hotels, congrescentra en rondvaartreders geeft aan
dat dit beleidsvoornemen een grote impact heeft op hun bedrijfsvoering. Zij maken
zich zorgen over de impact op de bereikbaarheid wanneer de maatregelen worden
ingevoerd. Verschillende hotel- en congrescentra maken zich zorgen dat door het
invoeren van deze maatregelen Amsterdam minder aantrekkelijk wordt als stad om
internationale congressen aan te trekken. Ook maakt het de congresbestemmingen
binnen de S100 een stuk minder aantrekkelijk dan bestemmingen buiten de S100. Het
openbaar vervoer is volgens hen op dit moment nog onvoldoende passend en voor
sommige congressen ongeschikt om grote groepen congresbezoekers te vervoeren.
Ook deze bestemmingen roepen op om voldoende alternatieven beschikbaar te stellen
en maken zich zorgen of deze wel tijdig gereed zijn.
Daarnaast vinden meerdere organisaties de definiëring van bestemmingen die in
aanmerking komen voor een ontheffing onduidelijk. Zij vragen zich af wat de gemeente
verstaat onder een culturele, kunstzinnige of educatieve bestemming en vragen zich af
waarom hun eigen bestemming hier niet onder valt.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 8
Culturele en/of educatieve bestemmingen roepen de gemeente op om een
gebruiksvriendelijk en administratief luw systeem in te richten voor de aanvraag
van ontheffingen. Dagontheffingen en stapeling van ontheffingen leveren hen extra
administratieve lasten en dus kosten op.
Een aantal culturele instellingen (met name aan de corridor) maakt zich zorgen dat het
straks extra druk gaat worden op de halteerplekken nabij hun bestemmingen die nog
wel toegankelijk blijven voor al het touringcarverkeer. Hier komen naar verwachting
meer touringcars die hun bezoekers dicht bij het centrum willen afzetten. Het is hier nu
al vaak erg druk. De zorg bestaat dat zij hierdoor minder goed bereikbaar zijn voor met
name kwetsbare groepen zoals ouderen en scholieren. Zij zien graag dat de gemeente
beter gaat handhaven en zorgt voor een goede doorstroming op deze locaties. Ook
geven zij aan dat de bestaande halteerplekken voor sommige bestemmingen te ver
lopen zijn voor ouderen en mensen met een beperking.
2.3. Reacties en conclusie college
Met deze Nota van Beantwoording reageert het college op alle zienswijzen die zijn
ingediend. Omdat veel reacties betrekking hebben op dezelfde onderwerpen zijn ze
gegroepeerd naar onderwerp. Per onderwerp geeft het college een reactie met een
toelichting op de overwegingen.
Samenvattend hebben de ingekomen reacties het college doen besluiten om zowel in
het verkeersbesluit als in het ontheffingenbeleid een aantal punten aan te passen of aan
te scherpen
De punten die aangepast zijn in het verkeersbesluit zijn de volgende:
a. De betreffende wegen van de corridor zijn aangewezen als Plusnet en Hoofdnet
(in het beleidskader Verkeersnetten), wegen die opgezet zijn om grote vervoers-
aantallen te verwerken. De status van de Kattenburgerstraat is onlangs gewijzigd
in het beleidskader Verkeersnetten van Plusnet naar Hoofdnet waardoor de tekst
in het verkeersbesluit om een aanpassing vroeg.
De punten die verduidelijkt en/of aangescherpt zijn in het ontheffingenbeleid zijn de
volgende:
b. In het ontheffingenbeleid is aangescherpt dat het mogelijk is om op eigen terrein
te halteren/parkeren, naast het gebruik van de door de gemeente aangelegde
halteerlocaties. Voorwaarde hierbij is wel dat dit terrein zich direct aan of langs de
verplichte route bevindt waar met een ontheffing overheen gereden mag worden.
c. De definitie van een kunstzinnige, culturele en/of educatieve bestemming die de
gemeente hanteert is aangescherpt in het ontheffingenbeleid. Inhoudelijk levert dit
geen wijzigingen op over welke organisaties wel of niet als kunstzinnige, culturele
en/of educatieve bestemming worden beschouwd.
d. Aanpassing: Aan de jaarontheffing op kenteken is de optie toegevoegd voor de
indiener om een routetoets aan te vragen om daarmee de mogelijkheid te bieden
af te wijken van de verplichte routes (breed opgezette wegen conform Zone Zwaar
Verkeer). Hieraan worden wel de onderstaande eisen gesteld:
— Toegestane gewichtsbelasting van de betreffende route
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 9
— Leefbaarheid van de omgeving betreffende de route
— Aanwezigheid van een halteer/ parkeermogelijkheid op eigen terrein van de
bestemming
e. Voor de aanvraag van een bestemmingsontheffing- bijzondere omstandigheden is
voorwaarde a (verkeersveiligheid alternatieven) geschrapt.
f. De verplichte routes voor het gebruik van een ontheffing worden niet bestuurlijk
vastgesteld, omdat dit weinig flexibiliteit geeft met betrekking tot de dagelijkse
praktijk. Voor de verplichte routes gaan we uit van de breed opgezette wegen
zoals deze ook gelden voor het onderliggende verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer.
Op deze manier kunnen we routes desgewenst aanpassen afhankelijk van de snel
wisselende actualiteit. Zo kan bij elke ontheffing toch een passende en veilige
route worden gegarandeerd. De breed opgezette wegen zijn te vinden op
www.amsterdam.nl en worden actueel bijgehouden.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 10
. . ee
3. Beantwoording zienswijzen per
onderwerp
3.1. Reacties waarin beleid wordt gesteund
34% van de reacties steunt de stappen die de gemeente zet om touringcars te weren
uit het centrum. Een bewoner geeft aan de afgelopen jaren veel ongelukken te hebben
gezien met touringcars. Bewoners maken zich zorgen over kwetsbare kademuren en
vinden de touringcars te groot voor de krappe straten in het centrum. Ook hopen
meerdere bewoners dat de luchtkwaliteit in de stad zal verbeteren door het weren
van de touringcars. Diverse bewoners geven aan uit te kijken naar een stad zonder
touringcars.
Reactie college van B&W
Het college voelt zich door deze zienswijzen gesterkt in haar voornemen om de regels
voor zware touringcars in de binnenstad aan te scherpen.
3.2. Beleid gaat niet ver genoeg
Zeventig indieners geven aan blij te zijn met de stappen die de gemeente zet om
touringcars te weren uit Amsterdam. Echter vinden meer dan twintig bewoners en
bewonersgroepen (waaronder Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo, Actiegroep
Kattenburgerstraat en bewoners van de Valkenburgerstraat) dat de maatregelen die de
gemeente treft niet ver genoeg gaan.
Een aantal bewonersgroepen uit het centrum geeft aan dat een aantal jaren geleden
werd gewerkt aan een plan om alle touringcars buiten de S100 te houden. Ook werd in
eerdere coalitieakkoorden gesproken over het weren van touringcars binnen de A10.
Zij betreuren het dat de bewoners bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar niet
zijn betrokken. Er is vooral overleg geweest met vertegenwoordigers van de branche,
lobbyisten en met bestemmingen wat volgens hen deze uitkomsten tot gevolg heeft
gehad. De plannen die er nu liggen zijn volgens een aantal bewoners duidelijk niet met
de input, kennis en ervaring van bewoners geschreven.
De achterliggende motivering van het college om touringcars te weren, geldt
volgens de bewoners van het centrum voor alle bewoners. De gemeente gebruikt als
argumentatie voor onder andere het handhaven van de corridor en de centrumring
(S100) verkeerskundige argumenten. Door deze argumenten te introduceren lijkt de
gemeente deze argumenten te stellen boven de gezondheid van de omwonenden.
Diverse bewoners vragen daarom aan de gemeente om geen touringcars meer toe te
laten tot het gehele centrum.
Een aantal indieners geeft aan dat dit ontheffingenbeleid te ruim is en dat hierdoor
alsnog een niet nader bepaald aantal bussen oneindig blijft rijden. Daarmee blijft
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 11
er overlast op het gebied van uitstoot, verkeersveiligheid en parkeeroverlast voor
omwonenden. Actiegroep Kattenburgerstraat benoemt dat er zo hard is gelobbyd
voor uitzonderingen dat straks iedere touringcar linksom of rechtsom een uitzondering
kan krijgen, met alle gevolgen van dien. Zij hebben daardoor geen enkel vertrouwen
in de terugloop van het aantal touringcars in de stad. Bewonersraad Nieuwmarkt
Groot Waterloo geeft aan dat voor de groepen waarvoor de gemeente nu een
ontheffingsmogelijk aanbiedt het openbaar vervoer ook een geschikt alternatief is.
Deze voorzieningen zijn volgens hen juist ingericht voor dergelijke doelgroepen. Een
andere indiener geeft aan dat ook kleiner vervoer een goed alternatief is voor deze
doelgroepen. Daarnaast maken verschillende indieners zich zorgen dat van dit systeem
misbruik gemaakt wordt. Een indiener benoemt de zorg dat straks op iedere bus een
gehandicapte of oudere zit. Bewonersgroepen roepen op om met een zeer strikt
uitzonderingsbeleid te werken waar niet mee gesjoemeld kan worden.
Reactie van het college van B&W
Het college betreurt het dat de bewonersgroepen zich onvoldoende gehoord hebben
gevoeld bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar in 2020. Amsterdammers
ervaren veel overlast waar grote touringcars aanwezig zijn. Ook bij de inspraakperiode
voor de Agenda Touringcar in 2020 en in deze zienswijzeperiode is het college er door
diverse bewoners op gewezen dat zij graag zien dat de gemeente touringcars weert
uit het centrum van de stad. Dat is ook de reden geweest dat het vorige college in het
coalitieakkoord de ambitie heeft opgenomen om touringcars te weren binnen de A10.
Bij de totstandkoming van deze Agenda is het college er echter door de gemeenteraad
op gewezen dat het volledig weren van touringcars binnen de A10 te veel nadelige
effecten heeft voor de bereikbaarheid van kunstzinnige, culturele en educatieve
bestemmingen. Dit geldt met name voor kinderen en kwetsbare doelgroepen zoals
mensen met een beperking en ouderen. De gemeente vindt het belangrijk dat deze
bestemmingen bereikbaar blijven voor deze groepen. Ook is gebleken dat alternatieven
zoals kleiner vervoer of openbaar vervoer voor hen geen goede alternatieven zijn,
omdat er een gebrek is aan begeleiding. Het volledig weren van touringcars binnen
de A10 gaat daarnaast volgens verkeerskundig onderzoek leiden tot een forse
toename van extra verkeersbewegingen van kleinere voertuigen zoals taxi's of kleine
busjes binnen de A10. Het volledig weren van touringcars binnen de S100 en A10
gaat daarmee naar verwachting voor bewoners extra overlast opleveren van kleinere
voertuigen. De kaders voor de touringcarvrije zone zijn daarom bij de totstandkoming
van de Agenda Touringcar in 2020 versmald.
Dat neemt niet weg dat wij nadenken over hoe we in de toekomst in Amsterdam
om willen gaan met de openbare ruimte en het verkeer. De ontwikkelingen in de
stad staan niet stil. Amsterdam groeit en het toerisme trekt na corona weer flink aan
met toenemende drukte van dien. De roep om ingrijpen door de gemeente wordt
steeds luider. Hierbij past het maken van nieuwe keuzes om de stad leefbaar te
houden voor bewoners. De kijk op mobiliteit verandert en het faciliteren van alle
vervoersbewegingen is niet zonder meer het uitgangspunt. Daarnaast geven we in
de door de gemeenteraad aangenomen Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam
2035 aan dat we de balans in met name de binnenstad moeten herstellen. Hiervoor
moeten we scherpe keuzes blijven maken. Met bewoners, ondernemers en andere
belanghebbenden blijft de gemeente graag in gesprek over hoe we de stad ook in de
toekomst leefbaar houden.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 12
3.3. Mate van overlast wordt overdreven, te weinig oog voor
het voordeel van touringcars
Verschillende organisaties, waaronder Koninklijk Vervoer Nederland (KNV), Stromma
en Koninklijke Horeca Nederland (KHN), geven aan dat zij zich afvragen in hoeverre
Amsterdammers echt overlast ervaren van touringcars. KNV verzet zich tegen het beeld
dat Amsterdammers overlast ervaren waar touringcars aanwezig zijn. Volgens het KNV
is het aantal klachten, afgezet tegen het aantal touringcars, verwaarloosbaar. Het steekt
schril af tegen het aantal klachten over bijvoorbeeld Schiphol. KHN zegt dat veel wordt
gesproken over drukte in de stad en dat daarmee een beeld wordt geschetst dat afwijkt
van de werkelijkheid. De bezoekersaantallen blijven nog steeds achter ten opzichte van
voor corona. Stromma vindt de uitspraak van de gemeente ‘Amsterdam ervaart door
de jaren heen toenemende overlast van grote autobussen’ niet goed is onderbouwd.
Er is een gevoel gemeten of omwonenden overlast ervaren, maar als je hen vraagt naar
de opbrengsten van reguliere toeristen dan ontstaat een ander beeld. Daarbij beperkt
de touringcar juist overlast elders. Zo zijn er veel klachten van Amsterdammers dat het
openbaar vervoer vaak overvol is. De touringcar beperkt deze overlast nu nog.
Verschillende brancheverenigingen, touroperators en bestemmingen onderstrepen
daarnaast dat de touringcar een efficiënt en duurzaam vervoersmiddel is om een groep
van start tot bestemming te brengen. Een touringcar kan veel mensen tegelijk vervoeren
en heeft een relatief lage uitstoot. Destination Europe benadrukt dat op het totale
aandeel bezoekers het toerisme in groepsverband maar beperkt is en
geeft hierbij ook aan dat met het begeleiden van groepen met de touringcar juist
overlast beperkt wordt. Deze groepen worden door het centrum begeleid en
veroorzaken hierdoor geen overlast. Bovendien zijn het met name groepen ouderen
die vervoerd worden per touringcar. Dit zijn volgens hen niet de toeristen die overlast
veroorzaken in de stad.
Stichting Welkom Amsterdam geeft aan dat de gemeente, in de berichtgeving die
onlangs naar buiten is gebracht, overdrijft door te stellen dat er 300-400 touringcars
per dag de stad aandoen. Volgens hen kwamen dit soort gevallen pre-corona zelfs niet
voor. Uit tellingen van de stichting blijkt dat op een drukke dag in het toeristenseizoen
ongeveer 150-200 halteringen in het centrumgebied waren inclusief Museumplein (met
enkele absolute pieken tot 250-300). Sinds 2018 (inrijdverbod stadshart) is het aantal
touringcars in het stadshart volgens hen al met meer dan 70% afgenomen. Zij verzoeken
de gemeente om minder negatieve framing. Royal Coster Diamonds vraagt zich
daarnaast af of er een nulmeting is gedaan van het aantal touringcars bij de aanvang van
de Agenda en of de gemeente heeft vastgesteld waar zij naartoe willen. Zij vragen zich
af wat een redelijk aantal touringcars is volgens de gemeente — dus hoeveel touringcars
acceptabel gevonden worden. Volgens hen is het aantal touringcars in de binnenstad de
laatste jaren al enorm teruggelopen.
Reactie college van B&W:
De overlast van touringcars is relatief groot, ondanks het beperkte aandeel in
het verkeer. Touringcars veroorzaken veel uitstoot, ze vormen een risico voor
kwetsbare kades en bruggen maar ook voor de verkeersveiligheid vanwege
hun omvang. Bewoners en bezoekers van de stad ervaren overlast van het aantal
touringcarbewegingen. De gemeente wil de overlast van touringcars bestrijden en haar
kademuren en bruggen beschermen. Daarom heeft zij een aparte beleidsagenda met
specifieke maatregelen opgesteld. Overlast van touringcars is niet nieuw. De Agenda
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 13
Touringcar 2020 - 2025 is in 2020 door de raad vastgesteld, maar in de jaren daarvoor
al tot stand gekomen op basis van signalen en monitoring. Ook daarvoor heeft de
gemeente, met onder andere het Touringcar Transitieplan, al diverse maatregelen
genomen om de overlast van touringcars te beperken. Hierdoor was in de afgelopen
jaren al een afname van het aantal touringcars te zien.
Corona heeft het toerisme natuurlijk flink teruggedrongen en als gevolg daarvan bleven
de touringcars weg. Vandaag de dag is echter te zien dat deze trend tijdelijk van aard is
gebleken. De prognoses ten aanzien van het toerisme laten wederom een toename zien.
Een ontoelaatbare groei wanneer de gemeente geen maatregelen neemt. Met de door
de raad in december 2022 aangenomen Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035
heeft de gemeente hierin onlangs een stevige stap gezet. De raad heeft aangegeven
het toerisme te willen beteugelen om de stad leefbaar te houden voor bewoners en
ondernemers. Dit betekent ook dat er voor het aanbod dat grote groepen bezoekers
faciliteert om naar de stad te komen er steeds minder plek is. Dit betekent concreet
voor het aantal touringcars dat deze moeten worden verminderd en verplaatst.
De cijfers die worden genoemd in het persbericht waar Stichting Welkom in hun
zienswijze naar refereert komen van onze afdeling verkeersonderzoek. In juni 2022
heeft deze afdeling cameratellingen uitgevoerd. Er zijn piekdagen en reguliere dagen.
Gemiddeld zijn 300-400 bewegingen per dag gemeten. Stichting Welkom heeft het
over 150-200 halteringen in het centrumgebied. Het kan zijn dat de touringcars die
de gemeente heeft geteld niet allemaal hebben gehalteerd in de binnenstad, maar er
enkel doorheen hebben gereden. Ook deze bewegingen veroorzaken overlast voor
omwonenden.
De cijfers uit het verkeersonderzoek uit 2022 zijn de meest recente cijfers die we
als gemeente hebben over het aantal touringcarbewegingen in het centrum. Als
gemeente streven we naar het minimaliseren van de overlast. Het eindbeeld daarbij is
een maximaal touringcarluw centrum. Daar hangen we geen streefcijfers aan, maar we
monitoren daarbij op onze beleidsdoelen:
= Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties
stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de stad
= Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades
= Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars
3.4. Amsterdam minder aantrekkelijk voor toeristen en evenementen
Diverse indieners vinden dat de sfeer in Amsterdam te veel tegen het toerisme is
gericht. Er worden zorgen geuit dat Amsterdam door het weren van touringcars een
minder aantrekkelijke stad wordt om te bezoeken. Een aantal Duitse reisorganisaties
(o.a. Auf Extratour Reisen GmbH en Scholkemper Reisen) geeft aan dat zij hierdoor
genoodzaakt zijn om Amsterdam uit hun reispakketten te schrappen. Zij organiseren
met name groepsreizen voor oudere reizigers, waarvoor een overstap op het
openbaar vervoer geen geschikt alternatief is. Een aantal reisorganisaties vindt ook
dat overstappen op het openbaar vervoer niet past bij een gastvrij ontvangst. Een
organisator van wandeltours door Amsterdam geeft aan dat het erop lijkt dat Amsterdam
vooral de lusten van het toerisme wil (toerismebelasting) maar niet de lasten (drukte).
Met deze maatregelen worden tours minder aantrekkelijk of niet meer betaalbaar voor
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 14
de reiziger. De toeristische sector waarschuwt de gemeente Amsterdam dat de stad op
deze manier heel veel inkomsten gaat mislopen.
NH Hotel Group benadrukt dat door dit beleid een groot deel van het centrum niet
meer goed bereikt kan worden. De kans is hierdoor groot dat evenementorganisatoren
uitwijken naar andere steden in binnen- en buitenland, omdat die locaties kunnen
aanbieden die wel goed bereikbaar zijn voor grotere groepen. Een aantal organisaties
geeft aan dat de stad hiermee ook minder aantrekkelijk wordt voor internationale
congressen, waarvoor de touringcar nu vaak wordt ingezet om congresbezoekers te
vervoeren. Dit gaat volgens hen in tegen het congressenbeleid van de gemeente.
Koninklijke Horeca Nederland (KHN) benadrukt de consequenties van dit besluit voor
de Amsterdamse ondernemers in het centrum. Veel sectoren zijn nog niet hersteld
na corona en de bezoekersaantallen blijven nog steeds achter t.o.v. 2019. NH Hotel
Group benadrukt dat dit beleid grote financiële consequenties heeft voor hun hotels
in Amsterdam. KHN benadrukt dat de juiste timing voor de invoering van dit soort
maatregelen daarom uiterst belangrijk is. Door voormalige wethouders is op dit dossier
volgens hen ook altijd toegezegd dat naar een passende invoerdatum gekeken zou
worden.
Reactie van het college van B&W
Bezoekers horen bij het internationale karakter van Amsterdam. Al zolang Amsterdam
bestaat, doen reizigers onze stad aan en verblijven hier voor korte of langere tijd. Eerst
handelslieden (zakelijke reizigers) en later de vrijetijdsbezoekers. Dit komen en gaan
van bezoekers heeft de stad de afgelopen decennia enorm veel banen, inkomsten,
hoogwaardige cultuur, goed betaalbaar openbaar vervoer en nog veel meer gebracht.
Bezoekers waren en blijven welkom in Amsterdam.
Tegelijkertijd ervaren we in toenemende mate overlast van toerisme waardoor de
leefbaarheid in bepaalde gebieden ernstig aangetast wordt. Dit is voor niemand
wenselijk. Niet voor de bewoners in de eerste plaats, maar ook niet voor ondernemers
of culturele instellingen. Al voor corona zaten we aan de max wat de stad kan verwerken
qua bezoekers. Natuurlijk gooide de coronapandemie enkele jaren alles stevig
overhoop. De toerismecijfers laten momenteel echter weer een sterk stijgende lijn zien.
Nog voor corona had de gemeente al besloten om het toerisme te gaan beteugelen
en de stad daarnaast autoluwer te maken. De Agenda Autoluw werd in januari 2020
door de raad vastgesteld. De sterk stijgende lijn vraagt om het maken van scherpe
keuzes. De raad heeft daarin in december 2022 een stevige stap gezet door de Visie
Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035 vast te stellen.
Het college richt zich echter niet enkel op het overtoerisme. Om de stad weer
leefbaarder te maken en ook voor de toekomst leefbaar te houden grijpt de gemeente
op meerdere vlakken in. De balans tussen wonen, werken en leven moet worden
hersteld. Daarnaast moet de gemeente zich ook voorbereiden op een verdere groei
van de stad qua aantallen bewoners. En als we niet ingrijpen zal er ook sprake zijn van
een stijging in aantallen voertuigen en verkeersbewegingen.
Het college onderschrijft het belang van internationale congressen voor Amsterdam.
Onze ambities voor het ontvangen van congressen zijn vastgelegd in het Meerjarenplan
Amsterdam Congresstad 2021-2024. De gemeente investeert, na een aantal jaren van
afgenomen bestuurlijke betrokkenheid, weer stevig op dit dossier om de sector vooruit
te helpen. Het college heeft echter ook de ambitie om de binnenstad te beschermen
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 15
en de uitstoot te verminderen. Deze ambities botsen wat ons betreft niet. Bij de keuze
voor een bestemming voor een internationaal congres zijn er verschillende criterium
waar deze keuze aan wordt afgewogen. Bereikbaarheid per touringcar is niet het
enige criterium dat meespeelt. Amsterdam wil een duurzame congresstad zijn, waar
ook duurzame vormen van vervoer bij passen. Wij zien ook dat duurzaamheid in de
congressector en voor zakelijke reizen een steeds belangrijkere rol inneemt.
De gemeente erkent de touringcar als efficiënt vervoersmiddel om grote groepen in te
vervoeren. Maar voor het aanbod dat grote groepen bezoekers faciliteert om naar de
stad te komen, is steeds minder plek. De overlast voor de bewoners en ondernemers
in het centrum is te groot. We verplaatsen daarom de touringcar zoveel mogelijk naar
de randen van de stad. Samen met marktpartijen in de gastvrijheidssector werken we
de komende jaren samen aan constructieve en maatschappelijk verantwoorde vormen
van toerisme — met een bijbehorend aanbod. We erkennen dat de stad altijd druk en
levendig zal blijven. Tegelijktijdig willen we ons blijven inzetten voor een leefbare stad.
En dat vraagt om het maken van scherpe keuzes en besluiten niet te lang voor ons uit
blijven schuiven.
3.5. Verschillende segmenten
Een indiener geeft aan dat de touringcarmarkt veel verschillende segmenten kent.
De nieuwe maatregelen stellen een one-size-fits-all benadering voor. De indiener
vraagt zich af of dat wel gaat passen. Elk segment vraagt om een eigen aanpak; de
dagtoeristen, de cruisepassagiers, de nachttoeristen, de partybussen en de Hop On
Hop Off bussen. Dat staat ook in de Agenda Touringcar uit 2020. Kun je dan, met
zoveel verschillende segmenten, echt stellen dat de mogelijke nadelige gevolgen die
sommige belanghebbenden van het verkeersbesluit ondervinden niet opwegen tegen
het bredere belang van de bij het verkeersbesluit gediende verkeersveiligheid en
bereikbaarheid, de bescherming van de infrastructuur, het terugdringen van de overlast
en het verbeteren van de leefbaarheid van de stad?
Reactie van het college van B&W
Voor sommige belanghebbenden hebben de maatregelen in de Agenda meer impact
dan voor andere. De gemeente vindt het niet nodig om voor elk deelsegment apart
beleid op te stellen. De maatregelen die de gemeente neemt, hebben onder andere als
doel om de (parkeer)overlast voor bewoners te verminderen. Op straat en in het verkeer
is elke touringcar een touringcar. Ongeacht herkomst of te vervoeren passagiers.
Bij het faciliteren van alternatieven voor touringcars wordt wel gekeken naar de
verschillende segmenten touringcarverkeer. Zo wordt bij de De Ruijterkade Oost
(DRKO) gewerkt aan de aanleg van een transferpunt touringcar-rondvaart (TTR) waar
dagtoeristen en cruisepassagiers kunnen overstappen op verschillende modaliteiten.
Ook wordt gesproken met de touringcarbranche en touroperators over de aansluiting
op de verschillende segmenten. Zo wordt geprobeerd de diverse segmenten touringcar-
verkeer te spreiden over de verschillende alternatieven die straks beschikbaar zijn.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 16
3.6. Verkeersbesluit
3.6.1. Meer verkeersbewegingen op minder ruimte
Verschillende organisaties (o.a. de Beurs van Berlage en Royal Coster Diamonds) geven
aan dat het besluit van de gemeente ertoe gaat leiden dat er allerlei kleinere voertuigen
ingezet gaan worden om mensen naar hun bestemming te vervoeren. De Agenda
Touringcar beperkt zich tot voertuigen boven de 7,5 ton, waardoor personen wel met
bussen lichter dan 7,5 ton vervoerd mogen worden. Verschillende touringcaroperators
hebben al aangekondigd dat zij voortaan in plaats van 1 grote bus waarschijnlijk
meerdere kleine bussen gaan inzetten. De verhouding wordt geschat van 1 op 3 tot 4
kleinere touringcars. Branchevereniging KNV geeft aan dat een touringcar het equivalent
is van dertig personenauto's en zes taxibusjes.
Een indiener benadrukt dat voor bus- en cruiseondernemers excursies een stevig
verdienmodel zijn gebaseerd op het razendsnel bezoeken van de stad (ze zijn hier
maar een paar uur) met zoveel mogelijk hoogtepunten. Deze indiener betwijfelt of zij
gaan overstappen op het openbaar vervoer. Voor ouderen is dat vaak geen oplossing.
Die willen de stad in een paar uur bekijken en zeker niet te ver lopen. De 1 miljoen
toeristen die van de zee- en riviercruiseschepen komen, zijn volgens de indiener ook
een uitdaging. In Florence gelden strenge regels voor touringcars. De bezoekers nemen
daarom nu een taxibusje. Op drukke dagen komen daar tienduizend cruisegasten. Als
die met groepjes van zes in een taxi moeten zorgt dat voor enorm veel extra busjes.
Daar is niet echt plek voor in de drukke binnenstad.
In het algemeen benadrukken organisaties dat dit besluit tot meer verkeersbewegingen
binnen de S100 gaat leiden. Dit lijkt hen onwenselijk. Ook bewoners spreken daar
hun zorgen over uit. Zij zijn bang dat er hierdoor alleen nog maar meer overlast van
voertuigen komt binnen het centrumgebied. Een bewoner oppert daarom het voorstel
om nog een grote doorgangroute toe te voegen voor touringcars in het centrum. Een
optie is de Rozengracht-Nieuwezijds Voorburgwal, met voldoende halteerplaatsen. Zo
blijft de stad beter bereikbaar zonder dat er opstoppingen op andere routes ontstaan.
Reactie van het college van B&W
Als gevolg van dit verkeersbesluit en het bijbehorende ontheffingenbeleid gaan er
straks minder zware touringcars in het centrum rijden. Tegelijkertijd blijft het mogelijk
om met kleinere bussen passagiers af te zetten en op te halen. Het is moeilijk in te
schatten hoe groot de toename van kleinere voertuigen gaat zijn. Veel touringcar-
bedrijven hebben geen eigen kleine bussen in beheer, deze moeten nog worden
aangeschaft. Met het tweejaarlijkse Telplan Amsterdam houden we in het algemeen in
de gaten wat de trends zijn in toe- en afname van verschillende vervoersmodaliteiten.
Daarnaast gaan we met de invoering van het verkeersbesluit voor het weren van grote
touringcars per 2024 het aantal vervoersbewegingen van kleinere bussen in de stad
monitoren. Mocht hier uit blijken dat er toch een knelpunt ontstaat dan gaat het college
verdere stappen nemen. Het college wil de stad leefbaar houden voor haar bewoners
en bezoekers en kijkt juist naar de touringcarbranche als een belangrijke partner om
dat samen te bereiken. Mocht het aantal kleine touringcars (en daarmee de overlast) te
groot worden dan sluiten we niet uit hier aanvullende maatregelen op in te zetten.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 17
Tegelijkertijd zetten we als gemeente in op alternatieven, waaronder op het realiseren
van overstaplocaties op het openbaar vervoer aan de randen van de stad. Een touringcar
kan dan al zijn passagiers op het openbaar vervoer over laten stappen wat bezoekers
snel in het centrum brengt.
Als gemeente erkennen we ook dat Amsterdam aantrekkelijk is en blijft om te bezoeken.
Om de stad leefbaar te houden en te voorkomen dat het vastloopt met allerlei verkeers-
bewegingen van kleinere voertuigen gaan we het overtoerisme de komende jaren
beteugelen. De gemeente zet daarbij in op maatschappelijk verantwoord en duurzaam
toerisme. Dit is vastgelegd in de Visie Bezoekerseconomie in Amsterdam 2035.
Het college is ten slotte niet voornemens om nog een grote doorgangroute voor
touringcars te realiseren. Met de maatregelen die we nemen zoeken we een balans
tussen het beperken van overlast enerzijds en het waarborgen van de bereikbaarheid.
Een extra corridor past daar niet bij. Er is voor de corridor Weesperstraat —
Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat en de S100 gekozen als routes die nog
toegankelijk blijven voor touringcars omdat hier de meeste culturele instellingen nabij
liggen. Denk aan de Hermitage en het Joods Museum. Bovendien blijft het centrum zo
nog bereikbaar voor alle doelgroepen. Ook de TTR DRKO is zo goed te bereiken.
3.6.2. Gewicht versus uitstoot
In het verlengde van de bovenstaande reactie wijzen veel indieners ook op de
botsende ambities qua gewichtsbeperking en uitstootvrij. Ten eerste zullen touringcar-
operators om hetzelfde aantal passagiers te kunnen vervoeren straks drie tot vier
kleinere bussen moeten gaan inzetten. Dat betekent in de ogen van de indieners
naast meer verkeersbewegingen ook relatief meer uitstoot. Dit is een zorg die ook
door bewoners wordt aangedragen. KNV geeft aan dat een grote touringcar per
reizigerskilometer een zeer lage uitstoot kent. Het merendeel van de touringcars is met
een emissieklasse 6 veel schoner dat het vervangende kleinere vervoer bij elkaar.
Daarbovenop komt dat uitstootvrije bussen, om het nog enigszins rendabel te houden,
waarschijnlijk vanwege het gewicht van de batterijen boven de 7,5 ton uitkomen.
Dit geldt ook voor de kleinere bussen die 20 personen kunnen vervoeren. Volgens
het verkeersbesluit ZZV mogen ze dan het centrum niet in terwijl ze wel voldoen
aan de andere ambitie van de gemeente, namelijk uitstootvrij. Nog kleinere bussen
met bijvoorbeeld slechts 8 personen aan boord zijn financieel bijna niet rond te
krijgen. En ook zorgen zij door hun aantallen voor nog meer (weliswaar uitstootvrije)
verkeersbewegingen. Stichting Welkom Amsterdam verzoekt het college om een aantal
minder kwetsbare routes in de binnenstad, zoals de hoofdradialen als Vijzelstraat en
Rozengracht, ook tot een soort corridor aan te wijzen, maar dan speciaal voor iets
zwaardere maar uitstootvrije 24 seats touringcars. Deze kleinere touringcars zijn volgens
hen een goed alternatief voor het vervoer van grotere groepen naar de hotels en
restaurants in het hogere segment en beurzen en congressen. De Beurs van Berlage
voegt daar aan toe dat als deze norm wordt gehandhaafd er straks enkel nog busjes
met acht passagiers ingezet kunnen worden voor bijvoorbeeld congressen. Dit betekent
heel veel extra vervoersstromen in de binnenstad.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 18
Reactie van het college van B&W
Het is juist dat de ambities rondom uitstoot- en gewichtsbeperking met elkaar in
botsing kunnen komen als gevolg van de benodigde zware batterijen. Deze gaan naar
verwachting zo zwaar zijn dat ook zero emissie busjes die 20 personen vervoeren
niet voldoen aan de norm van 7,5 ton. In tegenstelling tot deze busjes met een
benzinemotor. Deze 20 persoons benzinemotorbussen blijven hierdoor in eerste
instantie lucratiever.
Toch houdt het college vast aan de gewichtsbeperking van 7,5 ton. Hiervoor zijn
meerdere redenen. De kwetsbare binnenstad kan voertuigen zwaarder dan 7,5 ton niet
aan. Er wordt ook geen extra corridor toegevoegd, zie hiervoor het vorige antwoord.
Bovendien, de ambities ten aanzien van uitstootvrije mobiliteit worden idealiter
georganiseerd via uitbreiding en aanscherping van de milieuzones. Amsterdam is in
gesprek met het Rijk, gemeenten en KNV (vertegenwoordiger touringcarsector) over
de invoering van een uitstootvrije zone Autobus. Het streven hierbij is om dit jaar nog
een convenant te ondertekenen met deze partijen waarin het toegangsregime en het
maatregelenpakket staan beschreven. De ambitie is om per 2030 een uitstootvrije zone
autobus in te voeren binnen de Ring A10 inclusief overgangsregelingen. Hierbij wordt
ook nadrukkelijk gekeken naar de opgave voor voldoende laadinfrastructuur aan de
randen van de stad.
De eis in deze zone is emissievrij voor alle autobussen, klein en groot. Enkel de kleinere
varianten zullen dan nog binnen de S100 mogen komen. Conform de reactie op het
vraagstuk rondom meer verkeersbewegingen wil het college hierbij meegeven dat ook
bij die transitie een eventuele toename goed gemonitord en geëvalueerd zal worden.
Ook in dat kader werken we graag samen met de branche om tot een duurzame
oplossing te komen.
3.6.3. Uitstel inwerkingtreding verkeersbesluit in verband met realisatie TTR DRKO
Op dit moment wordt door de gemeente een overstaplocatie touringcar-rondvaart
gerealiseerd op de De Ruijterkade Oost (DRKO). Dit omdat de opstaplocaties in de
binnenstad vanaf januari 2024 door de ingang van het verkeersbesluit niet meer
bereikbaar zijn voor grote touringcars. De organisaties geven aan dat door de gemeente
altijd is toegezegd dat de halteerlocaties in de binnenstad voor de overstap rondvaart-
touringcar pas opgeheven zouden worden op het moment dat deze overstaplocatie
volledig gerealiseerd is en goed functioneert. Zij spreken daar hun zorgen over uit.
Ze hebben grote zorgen over de capaciteit van de TTR op de DRKO. Onderzoeken
hierover uit het verleden geven onvoldoende comfort. Ook geven zij aan dat is
gebleken dat het aantal beschikbare rondvaartplekken op de DRKO per januari 2024
nog niet volledig gerealiseerd is. Rederij Kooij geeft aan dat om te voorkomen dat
de rondvaart en riviercruise in de DRKO met elkaar in conflict komen door de Haven
wordt voorgesteld om met venstertijden te werken. Waarbij de overstaplocaties op
de DRKO op bepaalde tijden in de ochtend en avond niet meer beschikbaar zijn voor
de rondvaart. Dit betekent dat de touringcarafhankelijke rondvaart op deze tijden
alleen gebruik kan maken van de Zouthaven. Het is volgens hen onduidelijk of hier
dan voldoende capaciteit is. Dit is namelijk nog niet onderzocht. Zij geven daarnaast
aan dat iedereen het erover eens is dat de hoge concentratie van rondvaartboten en
touringcars op de beperkte ruimte bij de DRKO zonder aanvullende maatregelen tot
problemen gaat leiden. Daarom wordt nu door Movares een onderzoek gedaan hoe
de TTR werkend gemaakt kan worden. Dit onderzoek moet als input gaan dienen voor
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 19
een door de gemeente op te stellen exploitatieplan. Dit plan is nog niet gereed en
het is ook nog onduidelijk wie de exploitatie van de TTR DRKO voor zijn rekening gaat
nemen. Volgens Rederij Kooij is daarmee het verkeersbesluit (opnieuw) prematuur. De
organisaties verzoeken het college met klem om te zorgen voor een oplossing hiervoor.
Ofwel door het verkeersbesluit pas op Z'n vroegst per april 2024 in te laten gaan
(als er wel voldoende overstapplekken zijn gerealiseerd), ofwel door een passende
overgangsregeling met de betreffende organisaties te bespreken.
Reactie van het college van B&W
Het is juist dat de realisatie van de overstapvoorziening in de Agenda Touringcar
als randvoorwaarde is gesteld aan de datum van de inwerkingtreding van het
verkeersbesluit. Het is tevens juist dat op 1 januari 2024 niet alle rondvaartplekken
gegarandeerd beschikbaar zijn. De oplevering van de rondvaartplekken bij de DRKO
verloopt gefaseerd: de zuidelijke steiger is gereed per zomer 2023, de noordelijke
steiger zal gereed zijn per 1 maart 2024. Echter, er zijn twee TTR's operationeel per
1 januari 2024: de Zouthaven en het leeuwendeel van de DRKO. Ten aanzien van deze
laatste zijn alle touringcarplekken dan beschikbaar evenals 3 tot 4 rondvaartplekken.
Begin maart 2024 worden dan de laatste 3 rondvaartplekken bij de DRKO opgeleverd.
De bedrijfsvoering van de belanghebbenden zal naar verwachting niet in gevaar zijn
omdat het toeristische seizoen traditiegetrouw met de opening van de Keukenhof pas
medio maart (21 maart 2024) begint: dan is de haven gereed en volledig operationeel.
Het officiële vaarseizoen begint bovendien pas in april.
Ten aanzien van de zorgen over de capaciteit van de DRKO heeft de gemeente in
het verleden een stresstest laten uitvoeren op basis van data die door de branche is
aangedragen. Deze data bevatten onder meer de reserveringen touringcar-rondvaart
(waarin ook de ritjes met een touringcar zitten die in het verleden passagiers van de
riviercruise aan de achterzijde van CS specifiek en enkel naar de voorzijde van CS
brachten). Op basis van deze stresstest is in het Uitwerkingsplan Overstaplocaties
(vastgesteld door het college in 2020) bepaald dat in totaal 13 tot 14 aanmeerplekken
aan de achterzijde van CS voldoende zouden moeten zijn om het verlies aan de
voorzijde te kunnen compenseren. Tezamen met de aanmeerplekken in de TTR
Zouthaven worden deze plekken gerealiseerd en begin 2024 opgeleverd.
3.6.4. Handhaving
3.6.4.3. Handhaving op de zone
Een aantal bewoners geven aan blij te zijn met dit nieuwe beleid. De kleine binnenstad
van Amsterdam is niet geschikt voor grote touringcars. Er rijden nog steeds te veel
grote bussen. Wel benoemen zij dat dit enkel gaat werken als er ook goed wordt
gehandhaafd. Zij roepen het college op om beter te handhaven dan de afgelopen jaren.
Een andere indiener geeft aan dat door het gebrek aan handhaving de afgelopen
jaren de goedwillende bedrijven nu worden gestraft voor het ongewenst gedrag van
anderen. Sommige bussen veroorzaken veel overlast door te lang te halteren met als
resultaat dat nu alle bussen de stad uit moeten.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 20
Reactie van het college van B&W
Het college erkent het belang van goede handhaving voor elk verbod dat ingesteld
wordt. Tegelijkertijd is de capaciteit helaas beperkt. Een aanzienlijk deel van de
handhaving van dit verkeersbesluit wordt ondervangen door de inzet van camera’s aan
de randen van de zone. Touringcars die de zone binnenrijden worden op deze manier
herkend en er wordt gecontroleerd of er sprake is van een geldige ontheffing. Uitdaging
hierbij is dat deze kentekenregistratie momenteel enkel werkt voor binnenlandse
kentekens. Buitenlandse touringcars kunnen op dit moment niet automatisch worden
beboet; hiervoor is aanpassing van de Europese regelgeving nodig. De gemeente
Amsterdam werkt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk aan een
wijzigingsvoorstel zodat ook buitenlandse kentekens kunnen worden gesignaleerd en
de overtreders kunnen worden beboet. Ondertussen zet het college de beschikbare
BOA's capaciteit strategisch in: op piekmomenten en piekdagen maar vooral ook op
de buitenlandse kentekens. Het weren van touringcars sluit aan bij de reeds bestaande
Zone Zwaar Verkeer. Dat heeft als groot voordeel dat het besluit kan meeliften op de
ervaring, kennis en inzet die vanuit handhaving al bekend en beschikbaar is hierover.
3.6.4.2. Handhaving en haltemanagement op halteerplekken
Verschillende indieners wijzen op het belang van efficiënt en correct gebruik van de
halteerplekken. Stichting Welkom geeft aan dat controle en handhaving op halteer-
plekken nodig is. Zij hebben voor de gemeente van 2011 tot 2019 het stewardproject
uitgevoerd. Het algemene gevoel van de touringcarbranche is volgens hen dat met
de huidige werkwijze van de gemeente om de touringcarhaltes te reguleren, niet de
resultaten uit het verleden worden bereikt.
Ook KNV benadrukt dat veilig halteren langs de corridor en de S100 in het hoogseizoen
gewaarborgd moet zijn. Dat begint met halteerplekken op de meest logische plekken
(zodat voetgangers niet te ver hoeven te lopen) en voldoende stewards en technische
maatregelen. KNV benadrukt het belang van stewards om chauffeurs op de beschikbare
plekken in de stad te wijzen. Ook het inzetten van een tijdsklok op haltes kan een
bijdrage leveren, maar is slechts een hulpmiddel. In het verlengde hiervan is het gebrek
aan handhaving op halteerplekken voor KNV een doorn in het oog. Daarom pleiten zij
ervoor om de halteerplaatsen op de S100 en corridor exclusief gebruikt te laten worden
voor in- en uitstappen voor passagiers van touringcars en dus niet als laadlosplek voor
ander verkeer.
Diverse musea (zoals het Rembrandthuis en het Joods Museum) maken zich zorgen over
de druk op bestaande halteerplekken aan de corridor. Zij geven aan dat ze verwachten
dat de halteerplekken nabij hun bestemmingen aan de corridor straks extra druk gaan
worden met bussen die mensen zo dicht mogelijk bij het centrum willen afzetten.
Deze halteerplekken zijn volgens hen nu al vaak overbelast door geparkeerde busjes
en taxi's waardoor de omliggende musea nu al vaak niet goed bereikbaar zijn voor
bestemmingsverkeer. Zij vragen hoe de gemeente ervoor gaat zorgen dat deze plekken
straks nog beschikbaar zijn voor musea om scholieren en ouderen te ontvangen.
Een aantal indieners vraagt de gemeente of er beter gehandhaafd kan worden bij de
halte bij het Joods Museum. Daar is nu erg veel hinder door geparkeerde taxi's en
werkbusjes. De bewoonster geeft aan dat het halteren van groepen reizigers hier vaak
onveilig gebeurt. Er staan nu vaak grote groepen tegelijkertijd op het fietspad. Het baart
het Joods Museum zorgen dat hiervoor beperkte handhaving beschikbaar is.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 21
Reactie van het college van B&W
Het college erkent het belang van efficiënt haltegebruik en onderstreept dat dit
gebruik veilig en ordentelijk dient te gebeuren. De aankomende tijd zet de gemeente
stevig in op haltemanagement, vooral op de bekende plekken. Verkeersregelaars
ter plaatse en mobiele verkeersregelaars op scooters leiden de afhandeling van
touringcars en hun passagiers op deze locaties in goede banen. Daarnaast wijzen zij
chauffeurs op het verbod om daar te parkeren. Zij worden dan doorverwezen naar
de aangewezen touringcarparkeerplaatsen. Wanneer chauffeurs de aanwijzingen
van de verkeersregelaars niet opvolgen wordt handhaving erbij betrokken. Op deze
manier probeert het college de effectiviteit van de halteerplekken te optimaliseren.
Tegelijkertijd heeft de branche hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Een verbod
is een verbod — idealiter hoeft daar niet op gehandhaafd te worden.
Op de S100 houdt de gemeente het aankomende seizoen een proef met halte-
management. Deze proef is inmiddels gestart. Stewards en aftelklokken worden daar
apart en in combinatie getest. Dit om te achterhalen wat het beste werkt. Voor bijna alle
halteerplekken geldt overigens dat dit reguliere laadlosplekken zijn, waar eenieder mag
laden en lossen binnen de tijdsspanne van een kwartier. Deze plekken zijn niet specifiek
voor touringcars aangewezen. Stilstaan zonder te laden of te lossen is overigens niet
toegestaan.
Ten aanzien van de corridor geeft het college mee dat zij deze plekken nauwlettend in
de gaten wil houden. De corridor is straks open voor elke doelgroep. Iedere touringcar
mag daar zijn passagiers afzetten. Daarnaast zijn de halteerplaatsen voor openbaar
gebruik, voor elke bus met elke bestemming. Bestemmingen dichtbij zijn op deze
manier goed bereikbaar, maar dat is wat anders dan een eigen toegewezen plek. Dat
laat onverlet dat halteerplekken niet bedoeld zijn om te parkeren. De aanwezigheid van
stewards kan hier een bijdrage aan leveren.
Waar mogelijk laat het college halteerplekken ook beter inrichten qua bebording,
belijning en of andere eenvoudige fysieke ingrepen. Zo wordt bijvoorbeeld bij
het Joods Museum het fietspad duidelijker gemarkeerd, zodat het voor passagiers
die uitstappen duidelijker wordt dat zij op een fietspad staan. Echter, ook hierin
heeft de branche een rol. Chauffeurs wordt gevraagd hun passages te wijzen op
medeweggebruikers of op het gebruik van de openbare ruimte in het algemeen.
3.6.5. Corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat
3.6.5.1. Corridor
Tweeëntwintig indieners (waaronder veel bewoners langs de corridor en actiegroepen)
hebben een zienswijze ingediend waarin zij zich negatief uitlaten over het besluit van
de gemeente om de corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat
toegankelijk te maken voor zwaar touringcarverkeer.
Verschillende bewoners aan de corridor maken zich zorgen over de extra overlast
die ontstaat door touringcars op de Weesperstraat — Valkenburgerstraat en
Kattenburgerstraat. Dit zijn nu al straten waar veel uitstoot is en de luchtkwaliteit
slecht is. Met dit beleid komt er straks nog meer overlast van fijnstof en verkeer voor
de omwonenden. Bewoners die aan deze straten wonen vragen zich af waarom zij
de extra lasten moeten dragen en vragen of de gemeente de luchtkwaliteit op deze
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 22
corridor gaat monitoren om te voorkomen dat er een nog slechtere luchtkwaliteit
komt. Daarnaast wordt door diverse indieners aangegeven dat zij het argument van de
gemeente dat er aan de corridor veel culturele instellingen liggen geen goed argument
vinden ter onderbouwing van deze corridor. Culturele instellingen hoef je volgens
hen niet perse per touringcar te bezoeken. Juist deze ondernemingen liggen nabij
goede OV-voorzieningen en zijn daarmee uitstekend bereikbaar voor bezoekers. Deze
bezoekers kunnen net als alle andere touringcarbezoekers aan de rand van de stad
worden afgezet en hun reis met het openbaar vervoer vervolgen.
Daarnaast geeft bewonersraad Nieuwemarkt Groen Waterloo aan dat de gemeente
zelf in allerlei beleidsdocumenten aanhaalt dat ze zoveel mogelijk onnodige verkeers-
bewegingen willen tegengaan en geeft de gemeente in het verkeersbesluit aan dat het
steeds drukker wordt in de stad waardoor er steeds minder ruimte is voor deze grote
autobussen. Dat is voldoende motivatie om ook geen touringcars meer op de corridor
toe te laten.
3.6.5.2. Herinrichting Kattenburgerstraat
Over de touringcarroute Kattenburgerstraat zijn diverse afwijzende reacties binnen-
gekomen. Volgens bewoners is recent naar aanleiding van een motie in de gemeente-
raad besloten om van de Kattenburgerstraat een straat te maken die mensvriendelijk
is in plaats van autovriendelijk. De snelheid is teruggebracht naar 30 km/u en de straat
is versmald en vergroend. Door extra touringcars door deze straat sturen, haalt de
gemeente daarmee volgens bewoners een groot deel van deze winst weg. Actiegroep
Kattenburgerstraat vraagt zich af hoe de herinrichtingsmaatregelen compatibel zijn met
een corridor ‘om grote vervoersaantallen te verwerken’. Er is veel actie nodig geweest
om deze herinrichting voor elkaar te krijgen. Dit besluit van de gemeente is bij de
bewoners dan ook hard aangekomen. Weer dreigen zij het afvoerputje te worden
van overlast elders in de stad. Zij gaan ervanuit dat hier een fout is gemaakt en dat
de plannen worden aangepast.
Een bewoner vraagt of het niet mogelijk is om touringcars direct vanuit de Valken-
burgerstraat naar de IJ-tunnel te sturen. Een andere indiener verzoekt het college ook
om de Kattenburgerstraat van zwaar touringcar verkeer uit te sluiten. Deze indiener
verwijst naar de motie van de raadsleden Z.D. Ernsting, NT. Bakker en D.F. Boutkan, waar-
in is aangegeven dat ‘De Kattenburgerstraat per halverwege maart 2023 heringericht
moet worden en dan de status van ‘Hoofdnet Auto’ moet hebben’. Dat betekent dat de
benaming van corridor in het verkeersbesluit volgens deze indiener niet juist is. In de
definitie van ‘Beleidskader Verkeersnetten’ hoort ‘Hoofdnet Auto’ een functie te kunnen
vervullen bij stremmingen op het ‘Plusnet Auto’, maar met een lagere verkeersintensiteit
dan ‘Plusnet Auto’. Door het verkeer van zware touringcars zal de straat volgens de be-
woner de facto in een Pluscorridor veranderen. Het wensbeeld bij de inrichting van een
Plusnetcorridor is echter twee bij twee rijstroken. Kortom het voorgenomen Touringcar-
beleid gaat volgens deze bewoner in tegen een eerder ingezette richting van autoluw
beleid. De indiener hoort graag hoe de gemeente hier tegenaan kijkt.
Reactie van het college van B&W
Het college betreurt het dat de bewonersgroepen zich onvoldoende gehoord hebben
gevoeld bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar in 2020. Amsterdammers
ervaren veel overlast waar grote touringcars aanwezig zijn. Ook de bewoners aan
de betreffende straten. Het college is zich ervan bewust dat deze straten een hoge
verkeersintensiteit kennen wat voor bewoners lang niet altijd prettig is.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 23
Corridor
De corridor Weesperstraat — Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat is bij de
behandeling van de Agenda Touringcar in 2020 vastgesteld, en deze corridor vormt
voor de verdere uitvoering van deze Agenda dan ook een gegeven.
De redenen voor het instellen van deze corridor zijn destijds duidelijk naar voren
gekomen. Ten eerste zal het volledig weren van touringcars binnen de S100 — en
dus ook het niet instellen van een corridor — leiden tot een forse toename van extra
verkeersbewegingen van kleinere voertuigen in de binnenstad. Ten tweede blijft het
centrum op deze manier nog bereikbaar voor alle doelgroepen. Ten derde liggen langs
deze corridor de meeste culturele bestemmingen die zo voor alle doelgroepen goed
bereikbaar blijven. Tegelijkertijd staat het gemeentelijke beleid niet stil. Het college
denkt momenteel na over hoe we in de toekomst in Amsterdam om willen gaan met de
openbare ruimte en het verkeer. De kijk op mobiliteit verandert en het faciliteren van
alle vervoersbewegingen is meer het uitgangspunt. De gemeente is al bezig met diverse
maatregelen om meer ruimte te maken voor voetganger, fietser en openbaar vervoer
maar beseft zich terdege dat dit werk nog niet af is. Nut, noodzaak en wenselijkheid
van corridors en bepaalde verkeersintensiteiten staan hierbij nadrukkelijk op het
programma. Het college wil er echter goed voor waken dat gekozen oplossingen
duurzaam zijn.
De gemeente erkent de zorgen van bewoners over de uitstoot van fijnstof en de
luchtkwaliteit. De gemeente heeft grote ambities op het gebied van schone lucht.
Amsterdam kent momenteel zes milieuzones die de meest vervuilende oude voertuigen
weren. De milieuzones worden de komende jaren uitgebreid en strenger. Steeds
vaker worden de zones uitstootvrije gebieden. De belangrijkste mijlpaal daarbij is
2030. De gemeente Amsterdam is in gesprek met het Rijk, andere gemeenten en
KNV (vertegenwoordiger touringcarsector) over de invoering van een uitstootvrije
zone autobus. Het streven hierbij is om een convenant te ondertekenen met deze
partijen waarin het toegangsregime en het maatregelenpakket staan beschreven. De
ambitie is om een uitstootvrije zone autobus in te voeren binnen de Ring A10 inclusief
overgangsregelingen.
Herinrichting Kattenburgerstraat
De zorgen van de bewoners in de Kattenburgerstraat zijn het College goed bekend.
Deze straat heeft zojuist een herinrichting achter de rug en hierdoor is er meer ruimte
gekomen voor groen en de snelheid voor verkeer omlaag gebracht van 50 km/u naar
30 km/u. De weg is nu een Hoofdnet auto weg in plaats van een Plusnet corridor
auto weg. Over een Hoofdnet auto mogen nog steeds touringcars rijden. Met de
snelheidsbeperking rijden deze nu met een lagere verkeersintensiteit door de straat.
Het is op dit moment niet mogelijk om de Kattenburgerstraat uit de corridor te
halen. Ten eerste vervult de straat een belangrijke netwerkfunctie. De straat verbindt
de Weesperstraat, Valkenburgerstaat met de IJ-oever. Het afsluiten van de Katten-
burgerstraat voor touringcars betekent een verplaatsing van de touringcars naar de
Mauritskade, Van Diemenstraat en Piet Heinkade. Ten tweede is de Kattenburgerstraat
de aanvoerroute naar de De Ruijterkade Oost (DRKO) waar het transferpunt touringcar
rondvaart heen verplaatst is.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 24
Het verwijderen van de Kattenburgerstraat uit de corridor op basis van de categorisering
uit het Beleidskader Verkeersnetten is daarnaast niet nodig. Een Hoofdnet auto
impliceert niet dat er door deze straat geen touringcars meer zouden mogen rijden en
ook niet dat deze niet als corridor of touringcarroute aangemerkt mag worden.
Het bovenstaande laat onverlet dat de verkeersbewegingen van touringcars in deze
straat nauwlettend wordt gemonitord, net zoals de rest van de corridor. Ook hier
geldt dat de gemeente keuzes blijft maken om de stad nu en in de toekomst leefbaar
te houden. Met de bewoners van de Kattenburgerstraat blijf de gemeente graag in
gesprek over het zoveel mogelijk beperken van de overlast van touringcars.
3.6.6. Geen verkeerskundige experimenten en/of knips op de corridor
Busvervoer Nederland benadrukt dat het aantal beschikbare routes voor touringcars
in Amsterdam de afgelopen decennia gestaag is teruggelopen. Het gevolg is dat
het touringcarverkeer over steeds minder wegen geleid wordt. Verdere inperking
daarvan door het (ten dele) afsluiten van de overgebleven routes of experimenten met
de verkeerskundige knip (zoals de beoogde knip Weesperstraat) gaan volgens hen
onvermijdelijk leiden tot meer opstoppingen en hinder in de stad.
Verschillende organisaties, waaronder Gassan Diamonds, Koninklijk Vervoer Nederland
(KNV), NH Hotel Group en Koninklijke Horeca Nederland (KHN) spreken zich negatief
uit over de beoogde knip op de Weesperstraat. De Weesperstraat is volgens hen een
cruciale doorgangsweg voor touringcars. Een knip heeft dus grote gevolgen voor het
rijden op de corridor voor touringcars en gaat leiden tot veel hinder. NH Hotel Group
geeft aan dat de knip als gevolg heeft dat een rit van Schiphol naar het centrum van
Amsterdam 20 minuten langer duurt. Daardoor wordt het voor hotelgasten minder
aantrekkelijk om in het centrum van Amsterdam te verblijven. Dit heeft wederom voor
de hotels grote financiële consequenties.
Reactie van het college van B&W
Om de drukte in de stad te verminderen en om de stad verkeersveiliger te maken
koerst de gemeente Amsterdam al jaren op een autoluwe stad. De knip Weesperstraat
komt voort uit de in januari 2020 door de raad vastgestelde Agenda Autoluw. In deze
agenda wordt voorgesteld om een proef te houden. Deze proef gaat plaatsvinden
van 12 juni tot en met 23 juli. De Weesperstraat wordt dan voor zes weken overdag
afgesloten voor doorgaand verkeer om te onderzoeken wat de effecten zijn op de
bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid in de buurt. Voor touringcars geldt geen
uitzondering. Na deze proef vindt een evaluatie plaats. Eventuele negatieve gevolgen
zoals omschreven door indieners worden meegenomen in de evaluatie. Op basis van
de evaluatie van de proef wordt gekeken of een definitieve knip zal worden ingesteld
en voor welke voertuigen deze gaat gelden. Hierover de gemeente in gesprek met de
belanghebbenden.
Daarnaast voert Amsterdam eind dit jaar 30 km/u in op een groot aantal wegen voor de
leefbaarheid en de verkeersveiligheid. Deze maatregel leidt op sommige plekken tot
exploitatieverlies voor het openbaar vervoer tenzij aanvullende maatregelen worden
genomen. Dit betekent dat de auto (en dus ook de touringcar) de komende jaren meer
ruimte moeten gaan maken voor de doorstroming van het openbaar vervoer. Hier zijn
voorstellen voor uitgewerkt om op een aantal plekken te kiezen voor het afsluiten van
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 25
doorgaand auto — en touringcarverkeer. Deze passen in het beleid van de gemeente
Amsterdam zoals in de Omgevingsvisie 2050 staat. Deze maatregelen worden de
komende periode verder onderzocht middels een uitvoeringstoets. Wanneer bepaalde
maatregelen hierbij logisch, effectief en uitvoerbaar blijken, worden deze ook ter
consultatie voorgelegd aan belanghebbenden voordat eventuele invoering wordt
voorgelegd aan de gemeenteraad.
3.6.7. Halteerplekken in de zone
Een aantal organisaties (zoals de Beurs van Berlage en het Amsterdam Museum) wil
graag de garantie van de gemeente dat geen bestaande halteerplekken binnen de
S100 worden opgeheven vanaf 2024. De Beurs ziet bijvoorbeeld graag dat de halte bij
het Barbizon Palace wordt gehandhaafd. Het Amsterdam Museum verzoekt specifiek
om de halte op de Nieuwezijds Voorburgwal te behouden vanaf 2024. Deze hebben zij
hard nodig om kwetsbare groepen te blijven ontvangen na hun verbouwing. Een Duitse
reisorganisatie zou graag zien dat de huidige halteerplekken voor touringcarbussen bij
de Loverssteiger blijft bestaan. Hier kunnen gasten overstappen op de rondvaart en het
Centraal Station en Victoria Hotel als mooie halteerlocaties beschouwen.
Reactie van het college van B&W
De Agenda Touringcar stelt dat het netwerk van touringcarroutes voor grote touringcars
verder wordt ingeperkt. Zonder ontheffing mogen zware touringcars straks alleen
nog op de S100 en de corridor rijden. Voor ontheven ritten zal per ontheffing een
verplichte route worden meegegeven. Deze verplichte routes zijn gebaseerd op de
breed opgezette wegen zoals deze nu ook al gelden voor het verkeersbesluit Zone
Zwaar Verkeer voor vracht. Een garantie voor het altijd aanhouden van routes (en dus
halteerplekken, zoals de Beurs van Berlage vraagt) valt niet te geven. Simpelweg omdat
in een dynamische stad — een groene stad — altijd sprake is van voortschrijdend inzicht
en de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen wanneer een veranderde context
of situatie dat vraagt. Dat kan linksom of rechtsom zijn. Het college is hierbij wel altijd
voornemens om voortijdig in overleg te treden met belanghebbenden.
Dat gezegd hebbende blijft de halteermogelijkheid aan de voorzijde van het Barbizon
Hotel (H6) bestaan, ook na de inwerkingtreding van dit verkeersbesluit. Deze
halteerlocatie is dan echter enkel beschikbaar zijn voor ontheven ritten, dat wil zeggen
voor touringcars met groepen passagiers uit de doelgroep aan boord en voor een
bestemming waarvoor ontheffingen mogelijk zijn. Datzelfde geldt ook voor de halte
H7 aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Halte H3 bij de Loversteiger wordt opgeheven bij
de afronding van de herinrichting. Na inwerkingtreding van het verkeersbesluit is een
overstap van touringcar op rondvaart hier niet meer toegestaan.
3.7. _Ontheffingenbeleid
3.7.1. Kaders van het ontheffingenbeleid
Verschillende indieners hebben een zienswijze ingediend over de kaders van het
ontheffingenbeleid. Zij vinden deze te ruim of vragen juist om een uitbreiding van
deze kaders.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 26
3.7.1.1. Kaders zijn te ruim
Een aantal indieners geeft aan dat dit ontheffingenbeleid te ruim is in hun ogen, en dat
hierdoor alsnog een niet nader bepaald aantal bussen oneindig blijft rijden. Daarmee
blijft er overlast op het gebied van uitstoot, verkeersveiligheid en parkeeroverlast voor
omwonenden. Er is zo hard gelobbyd voor uitzonderingen dat straks iedere touringcar
linksom of rechtsom een uitzondering kan krijgen, met alle gevolgen van dien.
Bewonersgroepen roepen op om met een zeer strikt uitzonderingsbeleid te werken
waar niet mee gesjoemeld kan worden.
Reactie van het college van B&W
Het college kan zich goed voorstellen dat deze zorgen bij sommige indieners leven.
De uitzonderingen zoals die nu zijn vermeld in het ontheffingenbeleid komen voort uit
een motie (68. 18) waarin de raad specifiek de opdracht aan het college heeft gegeven
voor een touringcarvrije binnenstad waarbij vervolgens uitzonderingen kunnen worden
gemaakt voor speciaal doelgroepenvervoer.
De bovengenoemde motie is bij de behandeling van de Agenda Touringcar uiteindelijk
uitgewerkt tot specifieke doelgroepen (kinderen onder de 12 jaar, mensen met een
beperking, ouderen, artiesten en gezelschappen) die van en naar een specifieke
bestemming (kunst, cultureel educatief) worden gebracht.
Het instellen van uitzonderingen maakt het vanzelfsprekend mogelijk dat er misbruik
wordt gemaakt van deze ruimte. Wij proberen zoveel mogelijk te voorkomen dat
misbruik wordt gemaakt van het ontheffingensysteem. Er worden ANPR-camera’s en
BOA's ingezet. Het is bekend dat we in Amsterdam een gebrek hebben aan handhavers,
daarom zetten we BOA's met name in tijdens de piekperiodes en op de drukste plekken.
Met de touringcarbranche, die de ontheffingen aanvraagt, staat de gemeente in goed
contact. Het college heeft er vooralsnog voor gekozen om geen minimum te koppelen
aan het aantal kinderen of ouderen die in de bus moeten zitten. Deze groepen hebben
begeleiding nodig en het is niet voor iedere rit in te schatten om hoeveel begeleiding
dit exact gaat. De gemeente verschaft ontheffingen onder strikte voorwaarden, maar
vinden tegelijkertijd dat het systeem ook moet aansluiten bij de praktijk. We hebben
vertrouwen in de touringcarbranche dat zij hier een juiste afweging in zullen maken.
Merken we dat er misbruik wordt gemaakt van het ontheffingensysteem, dan zullen
strengere maatregelen volgen.
3.7.1.2. Uitbreiden kaders ontheffingenbeleid
Een aantal organisaties vraagt om uitbreiding van het ontheffingenbeleid en het voor
meer groepen en/of bestemmingen mogelijk te maken om in aanmerking te komen
voor een ontheffing:
= Ouderen naar bestemmingen zoals hotels en rondvaart: Verschillende Duitse en
Britste reisorganisaties vragen om het voor oudere mensen ook mogelijk te maken om
met een touringcar te worden afgezet bij een hotel of rondvaart, in plaats van alleen
bij een culturele instelling. Het zijn juist vaak oudere mensen of mensen die slecht ter
been zijn die met een georganiseerde reis met een touringcar op pad gaan. Voor
deze groepen mensen is het openbaar vervoer geen goed alternatief. Met deze
keuze stelt Amsterdam een onvriendelijk beleid in richting ouderen en mensen die
slecht ter been zijn.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 27
= Congresbezoekers: Koninklijke Horeca Nederland KHN vraagt om het ook voor
groepsvervoer van of naar een congres in de binnenstad mogelijk te maken om
een ontheffing aan te vragen. De gemeente Amsterdam heeft immers ook een
congressenbeleid vastgesteld waarmee zij de ambitie heeft om meer internationale
congressen aan te trekken. Ook de Beurs van Berlage benadrukt dat voor grote
congressen met enorm veel bezoekers het openbaar vervoer nu geen goed
alternatief is en kleiner vervoer juist leidt tot veel meer vervoersbewegingen.
= Meerdere bestemmingen op een dag: Destination Europe vraagt om een ontheffing
te verlenen voor het begeleiden van groepen tot een eindbestemming en van die
eindbestemming naar het nachtverblijf. Destination Europe geeft aan dat hotels,
restaurants, winkels, en privé musea in het centrum middels bestemmingsplannen hun
functie hebben toebedeeld gekregen, en dat de groepen waarvoor deze onder-
nemingen hun diensten aanbieden met dit nieuwe beleid niet meer naar deze
locaties gebracht kunnen worden. Zij willen dat hier een uitzondering voor komt.
= Autobussen met een museaal doel: Vereniging ESO (Exploitatieve Samenwerking
Openbaarvervoermusea) vraagt om een ontheffingsmogelijkheid voor Amsterdamse
autobussen met een museaal doel. Deze bussen zijn onderdeel van het mobiel
cultureel erfgoed. Bij de ingang van de milieuzone in 2018 hebben zij naar aanleiding
van een motie van de gemeenteraad ook de mogelijkheid gekregen om per kenteken
jaarlijks maximaal twaalf keer een dagontheffing te krijgen, voor ritten in de
binnenstad met donateurs en belangstellenden. Zo wordt enerzijds het authentieke
lokale mobiele culturele erfgoed getoond in het straatbeeld en anderzijds zorgt het
voor een bijdrage in de kosten voor het behoud van deze bussen.
Reactie van het college van B&W
Het college is niet voornemens om de kaders voor het ontheffingenbeleid verder
uitbreiden. Het gewenste eindbeeld van het college is altijd een touringcarvrije
binnenstad geweest. Bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar 2020-2025
is uit vele gesprekken met belanghebbenden gebleken dat het volledig weren
van touringcars grote gevolgen heeft voor een aantal (kwetsbare) doelgroepen,
waaronder ouderen die met initiatieven zoals de Museumplusbus de Amsterdamse
musea bezoeken en basisschoolleerlingen die met touringcars de binnenstad in of
juist uit moeten (zoals naar schooltuin of zwembad) . De gemeente vindt het belangrijk
dat kunst-, culturele en educatieve bestemmingen toegankelijk blijven voor deze
doelgroepen. Daarom is bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar 2020-
2025 uiteindelijk gekozen om voor deze groepen een ontheffing mogelijk te maken.
Het verder uitbreiden van de ontheffingsvoorwaarden zet de doelstellingen van het
college voor een maximaal touringcarluw stadscentrum te veel onder druk. Hoe meer
ontheffingen, hoe meer touringcars in het centrum blijven rijden en hoe meer de
overlast voor de bewoners blijft bestaan. Hieronder volgt per verzoek nog een nadere
toelichting:
= Ouderen naar bestemmingen zoals hotels en rondvaart: De gemeente vindt het
belangrijk dat kunst-, culturele en educatieve instellingen in het centrum toegankelijk
blijven voor kinderen, mensen met een beperking en ouderen. De gemeente begrijpt
dat het voor veel ouderen en andere mensen die slecht ter been zijn niet mogelijk is
om met het openbaar vervoer naar een bestemming te gaan. Daarom richt de
gemeente ook deze uitzondering in voor deze specifieke doelgroepen. Met
betrekking tot andere bestemmingen zijn er andere mogelijkheden voor ouderen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 28
Het is straks nog steeds mogelijk om ouderen per touringcar naar de rondvaart te
brengen. Bij de De Ruijterkade Oost wordt een overstapplek ingericht voor touringcar
op rondvaart die toegankelijk blijft voor alle touringcargroepen. Voor het bezoek aan
een hotel of restaurant voor ouderen kan gekozen worden voor een bestemming
buiten de S100 die nog bereikbaar is per touringcar of is er de mogelijkheid voor de
bestemming om te kiezen om ouderen op te halen bij de nog wel beschikbare
halteerplekken en dan verder te vervoerenmet kleinere voertuigen of met een boot in
het centrum.
= Congresbezoekers: Het college onderschrijft het belang van internationale
congressen voor Amsterdam. De gemeentelijke ambities voor het ontvangen van
congressen zijn vastgelegd in het Meerjarenplan Amsterdam Congresstad 2021-2024.
De gemeente investeert, na een aantal jaren van afgenomen bestuurlijke
betrokkenheid, weer stevig op dit dossier om de sector vooruit te helpen. Het college
heeft echter ook de ambitie om de binnenstad te beschermen en de uitstoot te
verminderen. Deze ambities hoeven zeker niet te botsen. Het college ziet graag dat
congresbezoekers in de binnenstad van Amsterdam zoveel mogelijk gebruik maken
van het openbaar vervoer. Verschillende grote congressen in Amsterdam, zoals het
IBC-congres hebben al laten zien dat dit kan door deelnemers met korting met het
GVB te laten reizen. Wij blijven als gemeente graag in gesprek met de congressector
over wat nodig is om congresbezoekers binnen de S100 zoveel mogelijk met het
openbaar vervoer te laten reizen. Verschillende organisaties in de sector spreken al
met het GVB hierover. De gemeente gaat samen met Amsterdam & Partners optrekken
om gesprekken hierover met de GVB integraler op te pakken. Het voorstel van de
Beurs van Berlage om een gesprek te initiëren tussen de GVB en belanghebbenden
wordt door de gemeente omarmd. Een eerste gesprek heeft inmiddels al
plaatsgevonden.
= Meerdere ritten op een dag: Bij de vaststelling van de Agenda Touringcar heeft de
gemeente aangegeven de voordelen van het vervoer middels grote touringcars te
kennen — grote groepen kunnen op deze manier efficiënt naar hun bestemming
worden gebracht. Echter, de overlast van met name zulke zware bussen weegt voor
de gemeente zwaarder dan het voordeel van efficiënt vervoer. De kades en
bruggenmuren in onze historische binnenstad hebben bescherming nodig. De zone
waarin straks geen zware touringcars meer mogen komen, geldt reeds anderhalf jaar
voor vrachtverkeer, vanwege diezelfde reden. Daarnaast passen zulke grote
voertuigen steeds minder goed in het straatbeeld waarin voetgangers en fietsers de
ruimte krijgen. De leefbaarheid van de stad krijgt steeds meer prioriteit. Wanneer een
organisatie te maken heeft met een groepsreis waarbij een groep ontheven
passagiers op één dag zowel ontheven als niet-ontheven bestemmingen wil
bezoeken, dan moet de betreffende operator hiervoor zelf een werkbare oplossing
zoeken waarbij de regels van het beleid worden gerespecteerd. De Agenda
Touringcar is in 2020 vastgesteld door de gemeenteraad. Daarin is ook aangegeven
dat dit beleid mogelijke consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van een aantal
organisaties. Met het tempo waarin de maatregelen worden uitgevoerd, hebben
organisaties de tijd gekregen om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe
situatie. De komende periode blijft de gemeente met organisaties in gesprek over
alternatieven en hoe hen zo goed als mogelijk te ondersteunen in aanloop naar de
nieuwe situatie. We vragen echter ook van organisaties om daar een eigen
verantwoordelijkheid in te nemen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 29
= Autobussen met een museaal doel: In 2018 is voor autobussen met een museaal doel
een ontheffingsmogelijkheid gekomen voor het rijden binnen de milieuzone.
Daarmee onderschrijft het college het belang van dit cultureel erfgoed voor de stad.
De milieuzone betreft het hele gebied binnen de A10. Het verkeersbesluit voor
touringcars richt zich enkel op het gebied binnen de S100, met uitzondering van de
corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat -Kattenburgerstraat. Daarmee blijft het
voor deze museumbussen mogelijk om te rijden op de S100, de corridor en het
gebied tussen de A10 en S100. Gezien het feit dat de gemeente de kwetsbare
bruggen en kades in het oude stadshart wil beschermen en de overlast voor bewo-
ners van grote bussen wil beperken wil het college voor deze bussen geen onthef-
fingsmogelijkheid verstrekken voor het gebied binnen de S100. Daarnaast is uit onze
administratie gebleken dat de afgelopen jaren zeer weinig gebruik is gemaakt van
deze ontheffingsmogelijkheid. In 2020 zijn er in totaal vijf dagontheffingen verstrekt.
Het college ziet daarom ook onvoldoende noodzaak om hier het ontheffingenbeleid
voor uit te breiden.
3.7.1.3. Oneerlijk en Discriminatoir
Een aantal indieners, waaronder ook organisaties zoals Destination Europe, VEVAG,
Koninklijke Horeca Nederland en enkele rondvaartredererijen, benadrukt dat het
onderscheid dat in het ontheffingenbeleid wordt gemaakt tussen bepaalde groepen
en organisaties/bestemmingen oneerlijk is en neigt naar discriminatoir beleid. Zij
vragen zich af waarom bepaalde groepen wel met een ontheffing naar een culturele
en/of educatieve bestemming mogen reizen, maar bijvoorbeeld niet naar een hotel of
naar de rondvaart. Coster Diamonds vraagt wat de juridische onderbouwing hiervoor
is. Daarnaast vragen zij zich af hoe wordt bepaald wat een culturele bestemming is en
waarom deze een zwaarwegender belang heeft dan ondernemingen zoals restaurants
of rondvaartrederijen. Destination Europe benadrukt dat de grachtengordel van
Amsterdam Unesco erfgoed is. Volgens Unesco moeten alle sites ter wereld op een
toegankelijke manier bereikbaar zijn voor iedereen. Ook vragen sommige indieners zich
af waarom het beleid alleen geldt voor basisschoolleerlingen en niet voor middelbare
scholieren die ook regelmatig musea bezoeken.
Een aantal organisaties (waaronder het Grand Hotel Amrath Amsterdam en NH Hotel
Group) draagt aan dat dit beleid een grote invloed heeft op hun bedrijfsvoering en
daarmee dus grote financiële consequenties voor hen heeft. NH Hotel Group geeft aan
dat op hun locaties regelmatig congressen en events worden georganiseerd voor heel
veel bezoekers. NH Hotel Group geeft aan dat zij door dit beleid enorm veel omzet
gaan mislopen. Niet alleen voor de verhuur van vergaderruimtes en hotelkamers, maar
ook op eten en drinken wat tijdens deze events wordt geserveerd. Grand Hotel Amrath
Amsterdam laat weten momenteel veel bezoekers te ontvangen per touringcar. Zij zijn
bang dat door dit beleid toeristen voor hotels buiten de S100 gaan kiezen. Zij vragen of
er een compensatieregeling komt voor hotels die door dit beleid veel inkomsten gaan
mislopen.
Dit beleid bevoordeelt volgens een aantal indieners bepaalde organisaties en groepen
in de samenleving boven anderen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 30
Reactie van het college van B&W
Bij de totstandkoming van de Agenda Touringcar is het college erop gewezen dat
het weren van touringcars binnen de S100 nadelige gevolgen zou hebben voor
een aantal kwetsbare doelgroepen, namelijk ouderen, mensen met een beperking
en basisschoolleerlingen. Deze doelgroepen hebben weinig tot geen geschikte
mogelijkheden voor zelfstandig vervoer en/of dienen begeleid te worden. Op het
moment dat voor hen geen uitzondering wordt gemaakt, worden zij onevenredig
hard geraakt, omdat deze doelgroepen daarmee worden uitgesloten om bepaalde
bestemmingen in Amsterdam te bezoeken. Daarmee zouden deze groepen dusdanig
nadelige gevolgen van dit besluit ondervinden en die staan volgens het college niet in
verhouding tot het doel dat beoogd wordt met dit beleid. Andere doelgroepen, zoals
bijvoorbeeld de in de zienswijze aangehaalde groep middelbare scholieren, hebben
minder tot geen begeleiding nodig om zichzelf te verplaatsen. Hierdoor zijn er voor hen
voldoende andere vervoersmogelijkheden beschikbaar om bijvoorbeeld een museum
te bezoeken. Daarnaast geldt dat het college het algemeen belang onderschrijft van
culturele en educatieve bestemmingen en het belangrijk vindt dat deze bestemmingen
voor iedereen toegankelijk zijn en blijven. Bij de voorbereiding van dit besluit zijn de
verschillende belangen zorgvuldig tegen elkaar afgewogen.
Voor de definiëring van de kunst, culturele en of educatieve bestemmingen wordt voor
kunstzinnige en culturele bestemmingen de ANBI-status gehanteerd. Voor educatieve
bestemmingen kijken we naar de inschrijving van de Kamer van Koophandel (SBI-code).
Deze twee toetsstenen zijn landelijk bekende en gehanteerde normen en worden
o.a. ook gebruikt door de Belastingdienst of verzekeringsmaatschappijen voor de
definiëring van de bedrijfsaard van een organisatie. Bij de toetsing van deze codes en
ANBI-status wordt gekeken naar waar de primaire activiteiten van de organisaties op
gericht zijn.
Zie verder ook de beantwoording hierboven ten aanzien van een ontheffings-
mogelijkheid voor ouderen.
In de Agenda Touringcar is aangegeven dat dit beleid mogelijke consequenties heeft
voor de bedrijfsvoering van een aantal organisaties. Het weren van touringcars in de
stad leidt ertoe dat een aantal bestemmingen in 2024 binnen de S100 niet meer direct
toegankelijk is per touringcar. Dit besluit is genomen in 2020. Bij de vaststelling van de
Agenda is destijds gekozen om de maatregelen gefaseerd uit te voeren. In een tempo
waarmee we de touringcarbranche en bestemmingen in het centrum voldoende de tijd
hebben gegeven om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe maatregelen.
Vanuit de gemeente faciliteren we alternatieven, zoals het uitbreiden van halteerplekken
bij de De Ruijterkade Oost en het aanleggen van extra halteerplekken langs de
S100. Ook creëren we overstaplocaties op het openbaar vervoer aan de randen van
de stad. We vragen aan ondernemers om zelf ook mee te denken over alternatieve
vervoersmogelijkheden. De komende periode blijven we hier met elkaar over in
gesprek. Er komt geen speciale compensatieregeling voor ondernemers. Omdat de
Agenda Touringcar 2020-2025 in september 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld
waren de maatregelen voorzien en hebben ondernemers voldoende de tijd gekregen
om waar nodig aanpassingen te doen in hun bedrijfsvoering.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 31
3.7.2. De voorwaarden van het ontheffingenbeleid
Verschillende indieners hebben een zienswijze ingediend over de voorwaarden van
het ontheffingenbeleid. Zij vinden deze onduidelijk en/of oneerlijk of vragen om een
administratief luwer systeem voor de aanvraag van een ontheffing.
3.7.2.1. Onduidelijkheid
Ouderen
Destination Europe geeft aan dat voor de definitie van ouderen in het ontheffingen-
beleid de AOW-leeftijd gehanteerd wordt. In veel andere Europese landen ligt deze
lager dan in Nederland. Welke AOW-leeftijd geldt dan?
Reactie van het college van B&W
Ouderen worden binnen dit beleid gekwalificeerd volgens de Nederlandse AOW
normen. Voor buitenlandse ouderen houden we ook deze AOW-leeftijd aan. Aangezien
dit het beleid is van een Nederlandse gemeente geldt hier de AOW-leeftijd zoals deze
in Nederland gehanteerd wordt.
Kunstzinnige, culturele of educatieve evenementen
De Beurs van Berlage geeft aan dat wordt gesteld dat de aard van een bezoek van
een specifieke doelgroep primair een kunst-, cultureel en/of educatieoogmerk
moet hebben. Dit is onduidelijk. Zo programmeert de Beurs van Berlage regelmatig
tentoonstellingen en concerten. Daarnaast faciliteren musea en theaters ook regelmatig
(zakelijke) evenementen. Is hier sprake van een bezoek met een cultureel oogmerk? Of
is dit pas wanneer men naast het diner een schilderij bekijkt?
Reactie van het college van B&W
De gemeente streeft naar een maximaal touringcarluw centrum. Het ontheffingenbeleid
gaat uit van het vervoer van specifieke doelgroepen ten behoeve van een bezoek
van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming. De aard van het bezoek
waarvoor ontheffing wordt verleend, dient primair een kunst-, cultuur- en/of
educatieoogmerk te hebben. Het oogmerk alleen is dus niet voldoende. Zowel zakelijke
evenementen in een culturele en/of educatieve instelling als culturele evenementen in
een commerciële instelling vallen dus niet onder het ontheffingenbeleid. Het gaat om
de combinatie doelgroep en instelling/ bestemming.
Percentage van de doelgroep
Een aantal indieners verwijst ernaar dat in het beleid wordt gesteld dat een gezelschap
‘grotendeels’ uit de genoemde specifieke doelgroep dient te bestaan. Onduidelijk is
volgens hen hoe dit wordt bepaald en welk percentage van de passagiers minimaal deel
moet uitmaken van deze doelgroepen. Een aantal bewoners benoemt hun zorgen over
dat er straks op iedere bus één gehandicapte of oudere zit.
Reactie van het college van B&W
In het ontheffingenbeleid hebben wij ervoor gekozen om geen specifiek percentage te
noemen met betrekking tot welk deel van de passagiers minimaal deel moet uitmaken
van de doelgroepen die in aanmerking komen voor een ontheffing. Wanneer we hier
percentages aan hangen gaan we namelijk een systeem creëren dat in de uitvoering
moeilijk werkbaar is voor organisaties. Basisschoolleerlingen, ouderen en mensen
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 32
met een beperking hebben namelijk begeleiding nodig en het verschilt per groep
en organisatie hoeveel begeleiding er meegaat. We verstrekken alleen ontheffingen
onder strikte voorwaarden, maar vinden tegelijkertijd dat het systeem ook moet
aansluiten bij de praktijk. We hebben vertrouwen in de touringcarbranche dat zij een
juiste en integere afweging maken bij het aanvragen van een ontheffing en deze alleen
aanvragen voor reizen die primair vallen onder het vervoeren van de betreffende
doelgroepen van en naar een culturele bestemming. Het is uiteraard niet de bedoeling
dat straks op iedere bus die een ontheffing heeft één kind of oudere zit. Wij staan
hierover in goed contact met de branche. Merken we dat er misbruik wordt gemaakt van
het ontheffingensysteem dan nemen we strengere maatregelen.
3.7.3. Overlast touringcars bij Gassan Diamonds
Er zijn diverse reacties van bewoners binnengekomen die veel overlast ervaren van
touringcars, en dan met name de Hop On Hop Off bussen in de Jodenbreestraat richting
Gassan Diamonds. Bewoners geven aan dat in het hoogseizoen soms wel 25 bussen
per uur deze route afleggen. Hierdoor ervaren omwonenden de gehele lente en zomer
overlast, met name rond feestdagen zoals Pasen en Pinksteren. Bewoners benadrukken
daarbij de gevaarlijke situaties op de kruising Jodenbreestraat en de Uilenburgersteeg.
Deze straat is de laatste jaren alleen maar drukker geworden met o.a. fietsverkeer vanuit
Noord wat steeds sneller door dit gebied heen raast. Ook ligt er een basisschool in de
wijk. De bussen die het filiaal van Gassan Diamonds in de Nieuwe Uilenburgerstraat
aanrijden, leveren veel gevaarlijke situaties op voor de kinderen van deze school.
Bewoners geven aan dat ze de afgelopen jaren heel veel klachten hebben ingediend
hierover bij de gemeente, maar dat hier naar hun beleving weinig mee is gedaan.
Zij vragen zich af of de gemeente wel een goed beeld heeft van de omvang van de
overlast van touringcars op deze locatie.
Hieronder nog enkele specifieke reacties:
= Een bewoner geeft aan dat het in de beleidsdocumenten niet duidelijk is welke
afspraken de gemeente maakt met Gassan Diamonds. En vraagt zich af of de
gemeente dit bewust heeft gedaan.
= Een andere bewoner vraagt zich af of ze met dit beleid eindelijk verlost zijn van
touringcars in deze buurt of dat Gassan een ontheffing gaat krijgen voor de Hop On
Hop Off bus.
= De Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo geeft aan dat de bestemmings-
ontheffing bijzondere omstandigheden zoals vermeld in het ontheffingenbeleid wel
erg naar bepaalde lokale organisaties (Gassan Diamonds en Artis) toegeschreven is.
Zij geven aan dat dit van een algemene regeling niet de bedoeling kan zijn. Ook voor
bedrijven met parkeerplaatsen (een voorwaarde van deze ontheffing) geldt dat er
nog steeds sprake kan zijn van overlast van bussen die hiernaartoe rijden. De
bewonersraad geeft aan dat het onwaarschijnlijk is dat een onderneming afhankelijk
is van het parkeren van touringcars voor hun deur.
= Ondernemersvereniging BIZ de Bree geeft aan dat Gassan Diamonds, dat in hun
gebied gevestigd zit, waarschijnlijk in aanmerking komt voor een bestemmings-
ontheffing. BIZ de Bree maakt bezwaar tegen het feit dat de gemeente nog steeds
touringcars toe laat in bepaalde delen van het centrum. De touringcars die reizen
van en naar Gassan Diamonds zorgen al jaren voor onveilige situaties en dit is alleen
maar toegenomen. BIZ de Bree verzoekt de gemeente de veiligheid hier goed te
monitoren.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 33
Reactie van het college van B&W
Het college is goed bekend met de zorgen rondom verkeersveiligheid en leefbaarheid
nabij het filiaal van Gassan Diamonds aan de Nieuwe Uilenburgerstraat vanwege de
toeloop van grote touringcars daar. Vooral de oversteek van fietsers bij het kruispunt
met de Jodenbreestraat vormt een zorgpunt, ook verder de Nieuwe Uilenburgerstraat
in. De fietsers zitten daar gemakkelijk in de dode hoek van een grote touringcar.
De gemeente is ook al geruime tijd voornemens om hier maatregelen te treffen. Bij
de totstandkoming van de Agenda Touringcar bleek het weren van alle touringcars
van en naar Gassan destijds niet realistisch. Het alternatief - volledig vervoer over
water - zal leiden tot stevige overlast voor omwonenden aan de achterkant van het
pand. Ook zijn er geen geschikte extra halteerplekken te realiseren voor touringcars
in de nabije omgeving van Gassan. Formele halteerplekken aanwijzen op de Valken-
burgerstraat levert daar weer overlast op voor omwonenden. Daar komt bij dat de
druk op touringcar parkeer- en halteerplaatsen elders in de stad fors toeneemt als de
touringcarparkeerplaatsen bij Gassan (20 parkeerplaatsen voor touringcars) niet meer
beschikbaar zijn. De gemeente is daarom in gesprek gegaan met Gassan Diamonds
over het verminderen van het aantal touringcarbewegingen en om een structurele
oplossing te vinden voor de verkeersoverlast. Deze intentie is ook opgenomen in de
Agenda Touringcar waarbij is aangegeven dat er met Gassan Diamonds specifieke
gesprekken worden gevoerd inzake het terugdringen van de overlast en het verbeteren
van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid hier. Voormalig wethouder De Vries
heeft in een raadsbrief in januari 2022 vervolgens aangekondigd dat afspraken
hierover zullen landen in het ontheffingenbeleid, middels de ontheffingsmogelijkheid
bestemmingsontheffing. Aan deze ontheffing worden uiteindelijk specifieke
voorwaarden gekoppeld waarmee het behalen van de hierboven genoemde doelen zal
worden nagestreefd.
Deze voorwaarden zijn het resultaat van een uitgevoerd onafhankelijk verkeers-
onderzoek waarbij verschillende maatregelen zijn getoetst. Het maximeren van het
aantal touringcars, het instellen van venstertijden en meer vervoer over water mogelijk
maken, zal naar verwachting een effectieve combinatie van maatregelen zijn om
de overlast te verminderen. Gassan Diamonds kan een ontheffing aanvragen via de
bestemmingsontheffing — bijzondere omstandigheden. Hier zijn wel voorwaarden aan
verbonden:
= Vanaf 2024 is er een halvering van het aantal touringcars op hun terrein ten opzichte
van 2019.
= Er wordt gewerkt met venstertijden. In de ochtendspits mogen er geen touringcars
richting het terrein van Gassan Diamonds rijden.
Aanvullend hierop heeft de gemeente een tijdelijke bepaling aan deze
bestemmingsontheffing gekoppeld. Dit betekent dat een organisatie na de eerste
toekenning van een jaar, de ontheffing nog maximaal drie jaar verleend kan krijgen
zonder aanvullende toetsing. Na deze vier jaar wordt een eventuele verlenging jaarlijks
getoetst op basis van de leefbaarheidscriteria, verkeersveiligheid in de omgeving en
de op dat moment geldende beleidskaders. Deze tijdelijkheid is toegevoegd omdat
de stad niet stilstaat. Het toerisme trekt na corona weer flink aan met de toenemende
drukte van dien. De kijk op toerisme en drukte verandert. Ook vanuit Verkeer en
Openbare Ruimte is een nieuwe beweging ingezet waarbij doorstroming en het
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 34
faciliteren van alle verkeersbewegingen niet zonder meer het leidende uitgangs-
punt zijn. Om de stad leefbaar te houden voor bewoners en bezoekers worden
nieuwe meer stringente beleidsmaatregelen voorgesteld. Denk hierbij aan de Visie
Bezoekerseconomie 2035.
Het hebben van een eigen parkeerplaats is een vereiste voor verstrekking van een
bestemmingsontheffing — bijzondere omstandigheden. De komende jaren worden
er meer overstaplocaties, halteerplekken en parkeergelegenheden aangelegd voor
touringcars aan de randen van de stad. Private parkeerterreinen voor touringcars in het
centrum van de stad zijn dan steeds minder nodig om de touringcardruk in de openbare
ruimte in het centrum te verlagen
3.7.4. Bereikbaarheid locaties voor ontheven groepen
Een aantal musea en theaters geeft aan dat de dichtstbijzijnde halteerplekken te ver
lopen zijn voor mensen met een beperking en ouderen. Genoemd worden het (nog te
openen) Nationaal Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg.
Reactie van het college van B&W
De verplichte routes met de daaraan gelegen halteerlocaties brengen bezoekers
inderdaad niet altijd tot vlak voor de deur, ook niet diegene die ontheven zijn. Dit kan
tot enig ongemak leiden. Het verminderen van overlast van grote touringcars heeft
echter prioriteit. Bovendien, alle bestemmingen — ook diegene die wat verder weg
liggen van de verplichte routes — zijn straks tot voor de deur bereikbaar met andere
middelen van vervoer, bijvoorbeeld kleinere bussen. Touringcaroperators kunnen deze
afweging samen met hun opdrachtgever maken.
3.7.5. Administratief arm ontheffingenbeleid
3.7.5.1. Museumplus en Cultuurbus
Een aantal vervoerders en bestemmingen (zoals Businext BV/ Museumplusbus,
Cultuurbus, het Rijksmuseum en de Hermitage) geeft aan blij te zijn dat de gemeente
het met het ontheffingenbeleid mogelijk maakt voor basisschoolleerlingen, ouderen
en mensen met een beperking om per touringcar een kunst, culturele en/of educatieve
bestemming te bezoeken. Zij geven wel aan dat zij vrezen dat het huidige beleid
voor vervoerders die alleen ontheven groepen naar ontheven bestemmingen rijden,
zoals de Museumplusbus of de Cultuurbus, veel extra administratieve lasten oplevert.
De Museumplusbus rijdt voor groepen ouderen die niet meer in staat zijn zelfstandig
een museum te bezoeken door hun leeftijd en/of lichamelijke conditie. In Amsterdam
bezoeken zij de Hermitage en het Joods Museum. De Cultuurbus biedt gratis busvervoer
voor Amsterdamse basisscholen en vso-scholen naar 18 culturele instellingen in
Amsterdam. Wanneer zij voor al hun ritjes — wat alleen ontheven ritjes zijn omdat zij
per definitie ontheven groepen van en naar ontheven bestemmingen brengen — een
dagontheffing zouden moeten aanvragen, zou dit resulteren in een bovenmatige extra
administratieve en financiële belasting.
Reactie van het college van B&W
Het college wijst op de mogelijkheid van een jaarontheffing op kenteken zoals deze is
opgenomen in het ontheffingenbeleid. Het ontheffingenbeleid biedt de mogelijkheid
in aanmerking te komen voor een jaarontheffing indien wordt aangetoond dat er
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 35
sprake is van vervoer op herhaalde vaste dag/ dagen per week en dat er sprake
is van een terugkerend patroon in het binnenrijden van de zone. Bovendien dient
een opdrachtbevestiging te worden overlegd voor het vervoer, evenals een lijst van
bestemmingen ten behoeve waarvan een ontheffing wordt aangevraagd. Er kan dan
per kenteken een jaarontheffing worden aangevraagd, voor meerdere dagen per week
mocht de opdrachtbevestiging aantonen dat het vervoer voldoet aan de voorwaarden.
De jaarontheffing geldt dan wekelijks op de in de ontheffing voorgeschreven vaste
dagen per week en uitsluitend ten behoeve van het vervoer waarvoor de ontheffing is
verleend.
3.7.5.2. Stapeling ontheffingen
Paradiso en de Melkweg geven aan te vrezen voor overmatige bureaucratie als gevolg
van het ontheffingenbeleid. Zij vrezen een stapeling van ontheffingen. Daarnaast doen
beide instellingen mee aan een pilot van de Zone Zwaar Verkeer (het vrachtverbod). Zij
zien idealiter dat deze pilot — die hen goed bevalt — wordt omgezet in staand beleid en
dat de zware touringcars hier straks ook een vaste plek in krijgen.
Reactie van het college van B&W
Het college begrijpt het verzoek van Paradiso en de Melkweg om het aantal onthef-
fingen dat zij moeten aanvragen voor het ontvangen van artiesten en instrumenten te
beperken. Er loopt momenteel een pilot vanuit de Zone Zwaar Verkeer met culturele
instellingen waar Paradiso en de Melkweg ook aan deelnemen. In deze pilot is
opgenomen dat touringcars die gebruikt worden voor het vervoer van artiesten en
podiumbenodigdheden (en waarvan dus een groot deel van de bus niet als touringcar
is ingericht) onder één ontheffing vallen. Voor deze categorie touringcars blijft deze
ontheffing gelden tot in elk geval de looptijd van de pilot. De evaluatie van deze
pilot vindt nog in 2023 plaats. Op basis van de uitkomsten wordt besloten of deze
ontheffingsmogelijkheid blijft bestaan. Onafhankelijk van de bovengenoemde pilot
komen artiesten en gezelschappen die met een grote touringcar reizen alleen in
aanmerking voor een ontheffing zoals opgenomen in het ontheffingenbeleid voor
touringcars. Als gemeente zijn we verder in een breder kader aan het kijken naar hoe
we de aanvraag van verschillende ontheffingen zo eenvoudig mogelijk kunnen inrichten
in één portaal. Hierdoor blijven de administratieve handelingen voor aanvragers die
meerdere ontheffingen nodig hebben beperkt.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 36
3.8. Alternatieven voor touringcars
3.8.1. Algemeen
Veel brancheorganisaties en reisorganisaties (o.a. MKB Amsterdam, Koninklijke Horeca
Nederland, Easyrider en Koninklijk Vervoer Nederland- Busvervoer Nederland)
benadrukken dat met de ingang van het verkeersbesluit per januari 2024 voldoende
geschikte alternatieven moeten zijn voor de branche om bezoekers af te zetten en te
ontvangen. Diverse vervoersbedrijven en touroperators geven aan begrip te hebben
voor het feit dat de gemeente het oude stadshart en dan met name de bruggen en
kademuren wil beschermen, maar benadrukken wel dat dit beleid alleen gaat werken
als er voldoende goede alternatieven komen. Koninklijke Horeca Nederland en de
Beurs van Berlage betreuren het dat zij nu alleen een zienswijze kunnen indienen op het
verkeersbesluit en ontheffingenbeleid, zonder dat zij weten welke halteerplekken er per
2024 beschikbaar komen en of dit voldoende is. Het beleid heeft nog veel open eindjes
in hun ogen, en het is voor bestemmingen en de branche op deze manier moeilijk in te
schatten welke consequenties dit beleid voor hen gaat hebben. Zij missen een complete
uitwerking om dit systeem goed werkbaar te maken en vinden het jammer dat dit geen
onderdeel is van de besluitvorming. Rederij Kooij en Coster Diamonds geven aan dat het
college in juli 2022 heeft besloten om de ingang van het verkeersbesluit een jaar uit te
stellen, omdat de flankerende maatregelen nog niet gerealiseerd waren. Volgens hen is
het verkeersbesluit (opnieuw) prematuur, omdat er nog steeds veel onduidelijkheden
zijn over de alternatieven. Coster Diamonds verzoekt het college om opnieuw tot uitstel
over te gaan totdat de flankerende maatregelen in zijn geheel genomen zijn.
Reactie van het college van B&W
Een van de belangrijkste einddoelen van de Agenda Touringcar is een maximaal
touringcarluw centrum met uitzondering van de S100 en de corridor Weesperstraat —
Valkenburgerstraat — Kattenburgerstraat. Om dit doel te bereiken treedt per 1 januari
2024 een verkeersbesluit in werking met een bijbehorend ontheffingenbeleid.
Echter, dit verkeersbesluit en ontheffingenbeleid zijn niet de enige maatregelen van de
Agenda. De gemeente begrijpt de zorgen van organisaties dat het niet beperkt moet
blijven tot het weren van touringcars uit het S100-gebied. Er wordt dan ook tegelijkertijd
gewerkt aan het uitvoeren van de andere maatregelen zoals opgenomen in de Agenda.
Het college wil graag goede alternatieven voor touringcars om hun bezoekers af te
zetten. Tegelijkertijd erkent het college ook dat dit niet overal een gemakkelijke opgave
is. De ruimte in Amsterdam is schaars en de stad heeft veel verschillende ambities; het
is soms een uitdaging om al die ambities met elkaar en tegen elkaar af te wegen. Het
college is echter voornemens hierop de komende periode harder in te zetten en zoekt
hierbij de samenwerking met de belanghebbenden nadrukkelijk op.
Hieronder volgt per alternatief een toelichting over de voortgang. Alle zienswijzen
die zijn ingediend met tips voor alternatieven worden meegenomen in de verdere
uitvoering van de maatregelen uit de Agenda Touringcar. De komende periode blijft de
gemeente ook graag in gesprek met diverse belanghebbenden over de ontwikkeling
van deze alternatieven.
Hieronder volgt per alternatief een toelichting over de voortgang. Alle zienswijzen
die zijn ingediend met tips voor alternatieven worden meegenomen in de verdere
uitvoering van de maatregelen uit de Agenda Touringcar. De komende periode
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 37
blijft de gemeente ook graag in gesprek met diverse belanghebbenden over de
ontwikkeling van deze alternatieven.
3.8.2. Halteerplekken touringcarroutes
Verschillende organisaties en touringcaroperators (o.a. MKB Amsterdam, Stromma en
Tourism Group International) geven aan dat in Agenda Touringcar is vastgelegd dat
nieuwe halteerplekken worden aangelegd op de touringcarroutes. Men wijst dan onder
andere naar de corridor maar vooral naar de S100. Zij benadrukken dat tot nu toe van
deze extra touringcarhaltes nog maar weinig terecht is gekomen en zij schetsen het
risico van te weinig beschikbare plekken. Stichting Welkom Amsterdam is van mening
dat de gemeente hier onvoldoende voortvarend mee aan de slag is gegaan en roept op
om hier meer urgentie op te hebben.
Verschillende indieners vragen aandacht voor voldoende haltemanagement op de
halteerlocaties aan de randen van de S100. Specifiek KNV vraagt om deze halteer-
plekken specifiek toe te wijzen aan touringcars. MKB Amsterdam doet voorstellen
voor nieuwe halteerplekken op drie locaties: een nieuwe halte ter hoogte van de
Jordaan/ Bloemgracht, een halte op de laadlosstrook op de Weesperstraat voor het
voormalige pand van Economische Zaken en een halte op de Valkenburgerstraat. Een
touringcarchauffeur roept daarnaast op om de expertise en kennis van chauffeurs
in te zetten bij het bedenken van geschikte alternatieven. Bewoners zitten juist niet
te wachten op extra halteerplekken langs de touringcarroutes. Bewoners van het
actiecomité Nassaukade ook Autoluw geven aan zich nadrukkelijk te verzetten tegen
het halteren of (lang) parkeren van touringcars op of rond de Nassaukade.
Reactie van het college van B&W
In de Agenda Touringcar is aangegeven dat waar nodig de aanleg van touringcarhaltes bij
de belangrijkste bestemmingen langs de verplichte touringcarroutes verkend wordt. Om
te beginnen de verkenning voor het aanleggen van touringcarhaltes in het centrum (langs
de corridor en S1oo). De gemeente heeft hierbij altijd benadrukt dat de ruimte in de stad
schaars is, zeker in het centrum. Bij de verkenning van haltes is en wordt rekening gehou-
den met verschillende vereisten zoals gemakkelijk aan- en afrijden, zo veilig mogelijke
looproutes, zo min mogelijk overlast voor omwonenden en de gevolgen van een halte
voor de doorstroming van het overige verkeer. De gemeente werkt aan deze opdracht.
Het resultaat zal naar verwachting in ieder geval zijn dat bij het begin van het seizoen
2024 er langs de S100 4 tot 6 extra buffer- en halteerplekken gerealiseerd zullen zijn.
De voorstellen voor extra halteerplekken door de branche worden in de verdere
uitvoering meegenomen. De komende periode blijven we hier graag met de branche
over in gesprek. Hier staan ook bijeenkomsten voor gepland. Bovendien streeft het
college ernaar om de reeds bestaande halteerplekken te optimaliseren, zodat ook zij
een betere bijdrage kunnen leveren aan de afwikkeling van touringcars op de S100.
Het aankomend seizoen zal worden geëxperimenteerd met al deze plekken, oud en
nieuw. De aankomende maanden zullen de buffer- en halteerplekken, in combinatie met
haltemanagement, worden getoetst of effectiviteit en efficiëntie. De inzet van stewards/
verkeersregelaars is hier nadrukkelijk een onderdeel van.
Het optimaliseren van de halteerplekken langs de S100 heeft niet alleen als doel om
de touringcars te faciliteren. Het bevorderen van de doorstroom, het tegengaan van
mogelijk stremmingen, het begeleiden van passagiers richting de juiste looproutes en
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 38
hen tevens wijzen op verkeersveiligheid en ordentelijkheid, chauffeurs erop wijzen
dat ze maximaal 15 minuten mogen blijven staan met de motor uit — al deze taken
van stewards dienen de overlast van touringcars voor omwonenden te minimaliseren.
Tot slot is wil de gemeente hier aangeven dat de door Stichting Welkom gewenste
halteerlocatie langs de Weesperstraat (H24) al bestaat. Deze was echter nog niet als
zodanig aangewezen op Tourbuzz. Dat is inmiddels hersteld.
3.8.3. _Bufferplekken
Stichting Welkom Amsterdam geeft aan dat bufferplekken onontbeerlijk zijn. Niet alleen
bij het Rhijnspoorplein zoals de gemeente nu voornemens is, maar in principe in de
buurt van alle alternatieven waar de gemeente wil dat touringcars naar toe gaan. Zowel
de gemeente als Stichting Welkom streven ernaar om openbaar vervoerstations aan de
randen van de stad geschikt te maken voor touringcars. Daar zijn dan ook bufferplekken
nodig. Ook ziet Stichting Welkom graag dat de De Ruijterkade Oost straks officieel als
bufferlocatie mag dienen. Welk halteersysteem je ook bedenkt voor de stad, dit werkt
niet zonder een goed aantal gekozen bufferlocaties.
Reactie van het college van B&W
Het college erkent het nut van bufferplekken en probeert deze te realiseren daar
waar het mogelijk is. Echter, ook voor deze ambitie geldt dat de ruimte schaars is.
Zoals hierboven aangegeven zal aankomend seizoen met bufferplaatsen worden
geëxperimenteerd worden langs de S100. Daarnaast onderzoekt de gemeente ook op
andere plekken momenteel in hoeverre bufferplekken te realiseren zijn. Bijvoorbeeld
in de buurt van overstaplocaties op de rondvaart en het openbaar vervoer.
3.8.4. Parkeren
Koninklijk Vervoer Nederland heeft de indruk dat de meeste overlast door touringcars
komt door foutief geparkeerde touringcars. Zij roepen, net als meerdere chauffeurs
en vervoersbedrijven, de gemeente op om te zorgen voor grote parkeerplaatsen
(een indiener spreekt van 100 parkeerplaatsen) waar geparkeerd kan worden tegen
een normaal tarief. Tevens zouden passagiers hun weg vanaf dat punt moeten kunnen
vervolgen via metro, pont, lijnbus of taxi. Daarnaast geeft men aan dat het van belang
is dat hier goede sanitaire voorzieningen voor passagiers zijn en mogelijkheden voor
buschauffeurs om de toiletten uit hun bus te legen. Op dit moment zijn deze faciliteiten
volgens vele indieners onvoldoende aanwezig. Hierdoor is het momenteel volgens
hen niet mogelijk om passagiers aan de randen van de stad af te zetten. Er worden ook
opties in de zienwijzen geopperd. Door chauffeurs wordt de Distelweg als voorbeeld
genoemd. Daar kunnen passagiers dan overstappen op de veerboot. Ook de RAI
en Station Noord worden genoemd door chauffeurs als een goede locatie voor een
touringcarparkeerplek. In Noord kunnen passagiers overstappen op de Noord-Zuidlijn
en is mogelijkheid om op het Buikslotermeerplein in het winkelcentrum iets te gaan
eten. Chauffeurs geven aan dat in alle grote steden goede parkeervoorzieningen zijn
voor toeristische bussen. In Amsterdam ontbreekt het daar nu aan.
Specifiek ten aanzien van parkeergarages geven indieners in het algemeen aan dat
de tarieven hen hier te hoog zijn. Van de Museumpleingarage wordt door een aantal
chauffeurs aangegeven dat de garage te krap is met grote kans op schade. Over de PTA
wordt gesteld dat deze niet altijd beschikbaar is.
Bewoners roepen op om geen parkeervoorzieningen in woonwijken aan te leggen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 39
Reactie van het college van B&W
Net als bij de extra halteerplekken langs de touringcarroutes kent het stimuleren
van het gebruik van bestaande en de realisatie van extra parkeervoorzieningen
uitdagingen. Toch neemt het college deze handschoen graag op. De winst valt vooral
te halen door slimme combinaties te maken met overstaplocaties op het openbaar
vervoer en de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen en faciliteiten. De door de
indieners geponeerde opties worden meegenomen, maar nog liever gaat de gemeente
binnenkort met de verschillende belanghebbenden het gesprek aan. Hiervoor staan
bijeenkomsten gepland.
Tegelijkertijd wijst het college de touringcarbranche op hun eigen verantwoordelijkheid:
parkeren op halteerplekken is niet toegestaan, evenmin als ‘wildparkeren’- het parkeren
van een bus waar dat niet is toegestaan. Daarnaast, schaarse ruimte in de stad betekent
dat betaald parkeren de norm is.
Met de parkeergarages Museumplein en PTA is de gemeente in gesprek om te kijken
wat er precies nodig en mogelijk is om het gebruik van deze garages te verhogen.
Betere verwijzingen en bewijzering en informatievoorziening in het algemeen, horen
hierbij. Hierbij zoeken we expliciet ook de samenwerking met de branche.
Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat deze garages in handen zijn van
commerciële partijen die zelf hun strategie ten aanzien van het gebruik van hun garage
bepalen.
Het is juist dat de PTA garage niet altijd beschikbaar is. Dat heeft te maken met de
turnarounds van de zeecruise die zo’n 10 tot 15 maal per jaar plaatsvinden, meestal op
zondagochtend. De rest van de tijd zijn er 40 plekken beschikbaar.
3.8.5. Openbaar Vervoer
Verschillende indieners — waaronder touringcarbedrijven en reisorganisaties — maken
zich zorgen of het OV voldoende is uitgerust voor het vervoeren van extra passagiers
(met bagage) en of er straks voldoende attractieve OV-overstaplocaties beschikbaar
zijn. Meer in het algemeen plaatsen touringcaroperators überhaupt vraagtekens bij
het medegebruik OV, omdat het openbaar vervoer voor het reizen met grote groepen
of specifieke groepen — zoals ouderen — niet geschikt is. Zo komt het regelmatig
voor dat de tram de deuren al heeft gesloten terwijl de helft van de groep reizigers
nog buiten staat. Ouderen zijn op hun beurt vaak slecht ter been, te slecht voor een
of zelfs meerdere overstappen . Meer in het algemeen geven operators aan dat het
medegebruik OV niet vanzelfsprekend aansluit bij de wensen van hun klanten. Een
aantal indieners geeft aan het eens te zijn met het beleid van de gemeente Amsterdam,
maar roept wel op om dan het openbaar vervoer goedkoper te maken. Dit is nu te duur
waardoor het voor veel reizigers nog geen aantrekkelijke optie is.
De Beurs van Berlage roept de gemeente op om het Gemeentelijk Vervoerbedrijf (GVB)
actief bij de uitwerking van dit beleid te betrekken en de dialoog tussen de GVB en
belanghebbenden te stimuleren. Het aanbieden van openbaar vervoer als alternatief
vraagt om aangepaste producten zoals speciale tickets, aangepaste dienstregelingen tot
zelfs exclusieve trams en metro's om het als een echt goed alternatief te laten werken.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 40
Reactie van het college van B&W
Het college begrijpt de vragen van indieners of het openbaar vervoer wel voldoende
is toegerust om al deze extra reizigersstromen op te vangen. Er wordt specifiek
gezocht naar overstapmogelijkheden tussen touringcar en het metronetwerk. Trams en
bussen zijn voor een dergelijke overstap minder geschikt. Met name de eindstations
van de metro's zijn in dezen interessant, omdat bij start- en eindpunt van een lijn
een metro nog nagenoeg leeg is wanneer de touringcarpassagiers willen instappen.
Bovendien biedt de ligging van eindpunten van metrolijnen aan de randen van de
stad hoogstwaarschijnlijk meer mogelijkheden voor het laten halteren van touringcars
en parkeren in de nabije omgeving. En ook hoeft op deze manier de chauffeur niet
in het centrum te komen met zijn of haar bus. Er wordt momenteel naar verschillende
OV-locaties gekeken — juist ook in combinatie met parkeren in de nabijheid — waarbij
het wel noodzakelijk is dat er inderdaad gehalteerd kan worden zonder dat daarbij de
dienstregeling van het openbaar vervoer te veel wordt belemmerd.
Per januari 2024 hebben we in ieder geval drie stations aan de randen van de stad
gereed voor een overstap op het openbaar vervoer. De branche wordt zo snel mogelijk
geïnformeerd over de exacte locaties. Parallel daaraan worden nog andere mogelijk-
heden voor geschikte overstaplocaties verkend voor de komende jaren. Het college
zet hierbij in op duurzame oplossingen. De GVB is ook betrokken bij het uitwerken van
deze plannen. Een eerste gesprek tussen de GVB, gemeente en belanghebbenden heeft
intussen ook plaatsgevonden.
3.9. Overlast Hop On Hop Off bus
Meerdere bewoners en bewonersgroepen (o.a. Actiecomité Nassaukade ook Autoluw
en Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo) hebben zich in hun zienswijzen negatief
uitgesproken over de Hop On Hop Off bussen. In het hoogseizoen rijden deze bussen
zo’n zes keer per uur langs voor de deur bij bewoners die op deze route wonen. Deze
bussen veroorzaken veel overlast. Zo geven bewoners van de Nassaukade aan dat de
Hop on Hop of- bussen vaak veel files veroorzaken voor het stoplicht bij het Nassauplein.
Ook staan ze vaak lang geparkeerd met draaiende motoren bij de Jacob Catskade.
Bewoners klagen dat de bussen milieuvervuilend zijn en de privacy van de bewoners
schenden. Ook zitten vaak maar erg weinig mensen in deze grote bussen. Ook bewoners
nabij de Nieuwe Uilenburgerstraat- Jodenbreestraat klagen over de vele Hop On Hop
Off bussen in hun buurt die zorgen voor onveilige verkeerssituaties. Bewoners van de
Nassaukade zien graag dat per 1 januari 2024 ook deze bus wordt geweerd uit het hele
centrum van Amsterdam, dus ook de S100 ring.
Reactie van het college van B&W
Het college is kritisch op het aanbieden van de Hop On Hop Off bus. Het levert geen
duidelijke bijdrage aan de stad en zorgt voor overlast bij veel bewoners. Naar aanleiding
van de inspraakperiode op de Agenda Touringcar en de aangenomen motie 1138 van
raadsleden Boutkan (PvdA), Bakker (SP), Ernsting (Groenlinks) en Van Lammeren (Partij
voor de Dieren) heeft het college van B&W in 2020 onafhankelijk advies ingewonnen
over het verder inperken van de Hop On Hop Off bussen in de stad. Uit het ingewonnen
advies is gebleken dat hier vanuit juridisch oogpunt geen mogelijkheden voor zijn.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 41
Alleen als (het verkeer van) Hop On Hop Off bussen een ernstige (negatieve) impact
hebben op Amsterdam (anders dan van “gewone” touringcars), is een verkeersbesluit of
een regeling in de APV mogelijk om deze bussen verder in te perken. Echter is er alleen
sprake van een ernstige impact als:
= Amsterdam overspoeld zou worden door Hop On Hop Off bussen.
= De verwachting is dat zonder verdere maatregelen het aantal Hop On Hop Off bussen
verder toeneemt tot een onacceptabel niveau.
= De bussen een sterk negatieve impact hebben op het karakter van de stad/leefbaar-
heid.
Vooralsnog ontbreken concrete aanwijzingen dat deze bussen aanzienlijk meer overlast
veroorzaken dan overige touringcars en/of een ernstiger impact hebben op Amsterdam.
Er is dan ook onvoldoende grond, en ontbreekt dus de juridische basis, om in het
touringcarbeleid onderscheid te maken tussen Hop On Hop Off bussen en overige
touringcars. Dit betekent dat op basis van het touringcarbeleid het college hier geen
specifieke beperkingen kan opleggen.
Tegelijkertijd is het aanbod van de Hop On Hop Off bus sinds 2020 gehalveerd. Stromma
is gestopt met het aanbieden van deze service. Op dit moment biedt alleen Tourism
Group International nog deze tours aan in Amsterdam.
Daarnaast zal de halte H3 aan de westzijde/ voorzijde bij Centraal Station na de her-
inrichting in 2024 worden opgeheven. Dat betekent automatisch dat de Hop On Hop Off
bussen deze locatie en deze route niet meer kunnen rijden.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 42
® @ ee
A. Beantwoording zienswijze
specifieke vragen
pecifiek 9
De reacties van organisaties zijn zoveel als mogelijk verwerkt in de gebundelde
beantwoording. Een aantal organisaties en bewonersgroepen heeft echter in hun
zienswijzen een aantal reacties gegeven die heel specifiek zijn en daardoor minder
goed passen in de gebundelde beantwoording. Op deze specifieke punten uit deze
zienswijzen heeft het college een aparte beantwoording opgesteld. Deze reacties zijn
hieronder weergegeven.
4.1. De Beurs van Berlage
De Beurs van Berlage geeft aan dat de huidige definitie van kunst-, cultuur- en of
educatiebestemming die de gemeente hanteert voor hen niet geheel duidelijk
is. De Beurs vraagt de gemeente te bevestigen dat de Beurs van Berlage in deze
context bestempeld wordt als cultuurinstelling. Niet alleen is de Beurs gericht op
de instandhouding van het Rijksmonument (zonder enige subsidie). Zij beschikt —
middels haar stichting — over een ANBI-status. Dit staat nog los van het feit dat de
programmering van tentoonstellingen en concerten deel uitmaakt van de doelstelling
van de Beurs van Berlage.
Reactie van het college van B&W
De kaders die de raad het college heeft meegegeven bij de vaststelling van de
Agenda Touringcar zijn eenduidig: Het ontheffingenbeleid gaat uit van het vervoer van
specifieke doelgroepen van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming.
Daarbij heeft de raad ook nog de opdracht meegegeven om een stringent en een
administratief arm systeem in te richten. Om te voldoen aan deze opdracht is ervoor
gekozen om enkel bestemmingen te hanteren en deze bestemmingen vervolgens te
toetsen aan de hand van hun ANBI status. Stichtingen of verenigingen als zodanig vallen
hier niet onder. Het college is ervan overtuigd dat deze categorisering het meeste in
de buurt komt van datgene dat de raad voor ogen heeft gehad met dit beleid. Alle
mogelijke evenementen of bijeenkomsten die niet in aanmerking komen voor een
ontheffing blijven bereikbaar met andere vervoersmiddelen dan een grote touringcar.
4.2. De Hallen Studio's
De Hallen Studio's in Oud-West geven aan dat zij met dit nieuwe beleid als evene-
mentenlocatie hierdoor klanten gaan verliezen. De dichtstbijzijnde halteerlocatie is
20 minuten lopen. Dit is voor internationaal publiek op zo'n grote schaal niet te doen.
Zij begrijpen dat het om milieu- en overlastredenen nodig is om maatregelen te treffen,
maar zien wel graag dat Amsterdamse hotspots buiten het centrum ook nog goed
bereikbaar blijven.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 43
Reactie van het college van B&W
De Hallen Studio's blijft bereikbaar voor grote en kleine touringcars. Het verkeersbesluit
voor touringcars geldt voor het gebied binnen de S100. Amsterdamse hotspots buiten
het centrum blijven daarmee bereikbaar voor grote touringcars.
4.3. Hermitage/ Museumplusbus
De Museumplusbus en Hermitage hebben een verzoek ingediend over de bereik-
baarheid van de Hermitage voor kwetsbare ouderen. De Museumplusbus bezoekt
de Hermitage ongeveer 25 keer per jaar. Tot op heden rijdt de Museumplusbus de
Nieuwe Keizersgracht op en laten zij de ouderen rustig uitstappen op het terrein van
de diaconie. Daarbij hoort ook het veilig uitladen van de hulpmiddelen en veilig gebruik
van de rolstoellift. Daarna rijdt de bus naar een parkeerlocatie buiten de stad. De
Museumplusbus geeft aan dat dit straks niet meer wordt toegestaan. Voor de kwetsbare
groepen die zij vervoeren is er echter geen passend alternatief. De halteerlocaties naast
het Joods Museum (500 meter) en aan de Weesperstraat (400 meter) zijn te ver en/
of hebben teveel obstakels zoals stoepjes, oneffen wegdek en verkeerslichten om de
mensen veilig uit te kunnen laten stappen. De Hermitage is nu al bijna het enige museum
in Amsterdam dat de Museumplusbus kan bezoeken met deze groepen mensen, omdat
dit een rolstoelvriendelijk museum is. Zowel de Hermitage als de Museumplusbus
vragen daarom of het mogelijk is om een ontheffing voor het stuk Nieuwe Keizersgracht
te krijgen voor de bezoeken van de Museumplusbus met kwetsbaren aan de Hermitage
of bij de achteringang van de Hermitage een nieuwe halteerplek aan te leggen.
Reactie van het college van B&W
Bussen die per 2024 met een ontheffing het gebied binnen de S100 inrijden rijden
alleen over de in de ontheffing voorgeschreven routes. Voor de te ontheffen routes
wordt primair uitgegaan van de breed opgezette wegen zoals deze ook gelden voor het
onderliggende verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer. Voor de Museumplusbus geldt dat
zij voor hun ritten met ouderen die de Hermitage bezoeken een jaarontheffing kunnen
aanvragen (zie ook eerdere toelichting onder 3.6.4. Administratief luw systeem). Voor
een jaarontheffing is er de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor routes
die afwijken van de breed opgezette wegen. Daarvoor is bij ontheffingsverlening een
routetoets noodzakelijk .De vervoerder van de Museumplusbus kan dus bij de aanvraag
van de jaarontheffing het verzoek indienen om de Nieuwe Keizersgracht op te rijden.
Dit verzoek wordt vervolgens getoetst aan de criteria die hiervoor gelden. Dit zijn: de
draagkracht van bruggen en kademuren, de leefbaarheid op deze route(s) alsmede
de aanwezigheid van door de gemeente gefaciliteerde halterings- en bufferplekken
voor specifiek autobussen danwel de aanwezigheid van een op de route gelegen eigen
parkeerterrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing wordt verleend.
Als de afwijkende route die de Museumplusbus aanvraagt voldoet aan deze criteria
en tevens aan de overige eisen voor een ontheffing wordt voldaan, is het mogelijk om
de Nieuwe Keizersgracht op te rijden en ouderen op het terrein van de diaconie uit te
laten stappen. Parkeren en/of halteren op eigen terrein dat zich bevindt op de routes
waarvoor een ontheffing is afgegeven is immers toegestaan.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 44
4.4. Double Tree by Hilton
Het Double Tree by Hilton hotel naast het Centraal Station heeft aangegeven dat dit
beleid een enorme impact heeft op hun bedrijfsvoering en omzet. En daarmee indirect
op de werkgelegenheid van de stad en in de regio. Het Hilton geeft aan dat touringcars
zonder overlast bij hen kunnen komen door van de S100 via de De Ruyterkade onder de
ODE brug naar het hotel te komen. Hierbij komen de bussen langs geen enkele woning.
Hun verzoek aan de gemeente is om voor de deur van het hotel (de Oosterdokstraat)
nog een halteerplaats toe te voegen om met name oudere gasten te ontvangen.
Reactie van het college van B&W
De gemeente legt geen halteerplaats aan voor de deur van het Double Tree by Hilton
hotel. Het verkeersbesluit voor het weren van grote touringcars binnen de S100 is
van toepassing op het hele gebied binnen de S100. Alleen voor bepaalde kwetsbare
groepen is het nog mogelijk om naar kunstzinnige en/of culturele bestemmingen te
reizen per touringcar. Voor ouderen is het straks niet meer mogelijk om per grote
touringcar voor de deur van een hotel binnen de S100 te worden afgezet, omdat er
voor hen andere mogelijkheden zijn voor een hotelbezoek. Het aanleggen van een
halteerplaats bij het Double Tree by Hilton hotel om oudere gasten te ontvangen is
daarmee niet zinvol. Vlakbij het Double Tree Hotel (op ongeveer minder dan 5 minuten
loopafstand) ligt de halteerlocatie De Ruijterkade Oost. Op deze locatie kan het Double
Tree by Hilton oudere gasten die reizen met een grote touringcar ontvangen.
4.5. VEVAG (Vereniging van Exploitanten van Vaartuigen
in de Amsterdamse Grachten)
4.5.1. Bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt
Vevag geeft aan dat in het bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt het
volgende is opgenomen: Daarmee is er geen aanleiding om in het bestemmingplan
uitbreiding van op- en afstaplocaties (in aantal en omvang) mogelijk te maken. Dit sluit
overigens aan op het voornemen van het college van B&W om naar aanleiding van
de Nota Varen geen openbare op- en afstaplocaties voor rondvaartboten naar buiten
het centrum te verplaatsen.
Vevag vraagt zich af hoe dit voornemen van het college rijmt met de plannen die nu
voorliggen.
Reactie van het college van B&W
De Agenda Touringcar spreekt zich niet uit over reguliere op- en afstapplaatsen voor
rondvaart maar alleen over die plekken waar expliciet sprake is van een overstap van
touringcar op rondvaart. In de Agenda wordt aangegeven dat als gevolg van het weren
van touringcars in het centrum juist buiten dat centrum voldoende mogelijkheden
hiervoor dienen te worden gerealiseerd. Zouden deze mogelijkheden niet worden
gerealiseerd, dan zou voortaan veel minder kunnen worden overgestapt van touringcar
op rondvaart en vice versa. Daarom wordt de TTR DRKO uitgebreid en is de TTR Zout-
haven gerealiseerd.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 45
4.5.2. Wandelpromenade
In de zienswijze van Vevag wordt verwezen naar de plannen van Stadsdeel Zuid om van
een deel van de Stadhouderskade, tussen de Ferdinand Bolstraat en de Hobbemakade,
een wandelpromenade te maken. Deze plannen lijken een deel van de door de
gemeente toegezegde halteerplaatsen te doorkruisen.
Reactie van het college van B&W
Ten aanzien van het aanleggen van extra halteerplekken verkent de gemeente de
hele (zuidelijke) S100, vanaf het Rhijnspoorplein tot aan de Jacob Catskade. Juist het
spreiden van mogelijkheden komt de afwikkeling van vervoersstromen en bezoekers
ten goede. Daarnaast is het niet uitzonderlijk dat verschillende ambities naast elkaar
bestaan en met elkaar gecombineerd worden. Zo blijven ook in het ontwerp voor de
wandelboulevard de huidige halteerplekken voor touringcars gehandhaafd en komt
er bij de Hobbemakade ook nog een extra halteerplek voor touringcars bij.
4.6. Internationaal Theater Amsterdam (ITA)
Internationaal Theater Amsterdam vraagt of het voor hen mogelijk is een ontheffing
aan te laten vragen voor artiesten die in hun theater spelen. Zij vragen de artiesten nu
altijd om uit te stappen bij het Leidsebosje en vanaf daar te lopen. Is dat vanaf 2024 nog
mogelijk?
Reactie van het college van B&W
Voor artiesten/gezelschappen die ten behoeve van de uitvoering van hun beroep
per grote touringcar naar een culturele en of educatieve bestemming moeten
afreizen binnen de S100 is het mogelijk om een ontheffing aan te vragen. De verant-
woordelijkheid voor de aanvraag van de ontheffing ligt in eerste instantie bij de
vervoerder. Hebben deze artiesten en/of het gezelschap bijvoorbeeld een eigen bus,
dan ligt de verantwoordelijkheid voor de aanvraag in principe bij het gezelschap zelf. De
gemeente zorgt voor informatie die culturele instellingen kunnen delen met hun relaties
over de aanvraag van een ontheffing. Ook voor groepen die een ontheffing krijgen
geldt dat deze binnen de S100 alleen kunnen worden afgezet op de daarvoor beschikte
touringcarhaltes. Op www.tourbuzz.nl zijn de beschikbare halteerplekken te vinden.
Halteerplekken op of buiten de S100 blijven toegankelijk zonder ontheffing. De halte bij
het Leidsebosje (H30) blijft ontheffingsvrij toegankelijk voor ITA om artiesten uit te laten
stappen.
4.7. Tourism Group International
Tourism Group International biedt onder het merk City Sightseeing Amsterdam een Hop
On Hop Off lijndienst aan. Zij geven in hun zienswijze aan te beschikken over een onthef-
fing op grond van de WP2000, waarmee deze dienst gelijkgesteld is aan het openbaar
vervoer zoals dat ook door het GVB wordt verricht. Het concept ontheffingenbeleid is
in artikel 12 duidelijk over de reikwijdte van het verkeersbesluit en de bedachte uitzon-
deringen: “Lijnbussen als bedoeld in artikel 19 jo. artikel 20 Wet personenvervoer zijn
uitgezonderd van de zonale geslotenverklaring.” Tourism Group International geeft aan
dat daarmee het verkeersbesluit niet van toepassing is op de Hop On Hop Off lijndienst.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 46
Verder geeft Tourism Group International aan dat de Jodenbreestraat en de Nieuwe
Uilenburgerstraat ontbreken in het lijstje straatnamen waarop het verkeersbesluit niet
van toepassing is (de corridor). Dit is de route naar Gassan Diamonds dat onderdeel
uitmaakt van de lijndienstroute. Ze verzoeken het college daarvan notie te nemen en
dit mee te nemen in de definitieve besluiten.
Reactie van het college van B&W
Het is juist dat de Hop On Hop Off bussen van Tourism Group International rijden
met een ontheffing op OV concessie op grond van de WP2000 verstrekt door
de Vervoerregio Amsterdam. In die zin is het ook juist dat deze bussen worden
uitgezonderd van dit beleid. Aan deze ontheffing van de vervoerregio zijn echter
voorwaarden gekoppeld over welke routes er gereden mogen worden. De Hop On Hop
Off bussen mogen dus zeker niet overal rijden. Hun routes binnen de zone zijn zelfs
beperkter dan de huidige verplichte routes voor reguliere touringcars.
Ten aanzien van de Jodenbreestraat en de Nieuwe Uilenburgerstraat meldt het college
dat zij geen onderdeel uitmaken van de corridor zoals deze gaat gelden voor zware
touringcars.
4.8. Festivalbussen.nl
Festivalbussen.nl zou graag zien dat zij voor hun busdiensten van Utrecht CS
naar Harlingen Haven nog steeds de route: Weesperstraat-Valkenburgerstraat —
Kattenburgerstraat — Piet Heinkade — De Ruijterkade — Hemweg naar de aansluiting
S101/A10 kan rijden. Dus achter het Centraal Station langs. Normaliter pikken zij mensen
op bij de KVK op de De Ruiijterkade West. Bijvoorbeeld voor het festival Oerol. Als dit
plan wordt doorgezet betekent dit volgens hen het einde van hun organisatie. Mensen
zullen dan sneller kiezen om met het openbaar vervoer naar Harlingen af te reizen.
Reactie van het college van B&W
De route die Festivalbussen.nl rijdt van Utrecht CS naar Harlingen Haven via Amsterdam
is vanaf 2024 nog steeds toegankelijk voor touringcarbussen om te rijden. Het verkeers-
besluit is niet van toepassing op deze wegen. Bij de De Ruijterkade West, tegenover
de Kamer van Koophandel, is een aantal halteerplekken waar mensen opgepikt kunnen
blijven worden door touringcars.
4.9, Jaap Eden IJsbaan
Een bewoner geeft aan het eens te zijn met dit beleid, maar geeft aan het wel belangrijk
te vinden dat het voor basisscholen nog mogelijk blijft om met een touringcar naar
een schoolreisje te gaan. Bijvoorbeeld naar de Jaap Eden IJsbaan die veel scholieren
otnvangt.
Reactie van het college van B&W
Voor basisschoolleerlingen blijft het mogelijk om per touringcar culturele en/of
educatieve bestemmingen binnen de S100 te bezoeken. Zo blijft het mogelijk om
schoolreisjes naar bijvoorbeeld een museum of Artis te organiseren. Voor deze
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 47
bezoeken kan door de vervoerder een ontheffing worden aangevraagd. Bestemmingen
buiten de S100, zoals bijvoorbeeld de Jaap Eden IJsbaan blijven toegankelijk voor grote
touringcars. Alle bezoekers kunnen deze bestemmingen blijven bezoeken per grote
touringcar.
4.10. Stromma
4.10.1. Verkeersveiligheid
Stromma vraagt zich af of touringcars daadwerkelijk zorgen voor gevaarlijke situaties op
de weg, zoals de gemeente aangeeft in de Agenda Touringcar. Met name ten aanzien
van kleiner vervoer, maar ook andere grote vervoermiddelen zoals GVB-bussen en
trams. Stromma geeft aan dat ook GVB- bussen en trams voor elk langzaam verkeer een
bedreiging vormt. Dit blijkt volgens hen uit het rapport ‘SWOV (2021).Openbaar vervoer
en spoorwegovergangen SWOV-factsheet, februari 2021. SWOV, Den Haag’. Stromma
vraagt om een cijfermatige onderbouwing van ongevallen tussen touringcars en andere
weggebruikers.
Reactie van het college van B&W
Uit het SWOV rapport waar Stromma naar verwijst in de zienswijze blijkt dat een bus
als tegenpartij veel vaker leidt tot verkeersdoden dan de auto. Er vallen 18 keer zo
veel doden onder de tegenpartij van bussen (door de bus) als onder de inzittenden
van een bus (in de bus), terwijl er gemiddeld 1,1 doden door de auto vallen ten
opzichte van één dode in de auto. Voor de verkeersveiligheid is het dus goed om
minder autobussen (touringcars) in de drukke binnenstad te laten rijden. In relatie tot
GVB-bussen en trams zijn er geen exacte cijfers bekend over verkeersongelukken in
relatie tot het autoverkeer. Het openbaar vervoer vervult daarnaast een belangrijke
maatschappelijke functie in de stad Amsterdam. Deze functie is anders dan het
vervoer met de commerciële autobus. Met het weren van touringcars binnen de S100
neemt de gemeente een belangrijke stap als het gaat om het verbeteren van de
verkeersveiligheid in dit gebied.
4.10.2. Bestemmingsontheffing- bijzondere omstandigheden
Stromma heeft een aantal opmerkingen bij de bestemmingsontheffing zoals opge-
nomen in het ontheffingenbeleid (artikel 4):
= Aantonen negatief effect op verkeersveiligheid met alternatieve vervoersmogelijk-
heden: in de bestemmingsontheffing is als voorwaarde opgenomen dat alternatieve
vervoersmogelijkheden nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid.
Volgens Stromma is deze voorwaarde vragen om moeilijkheden. Immers alternatieve
vervoersmogelijkheden zijn niet geïndiceerd. Er is geen termijn gesteld waarop deze
belangenafweging moet plaatsvinden. En evenmin wat zwaarder weegt. Bij de
toepassing van deze voorwaarde zou een weging worden gemaakt tussen verkeers-
On)veiligheid van reizen met een autobus met 50 man ten opzichte van een verder
niet genoemd alternatief. Aan welk alternatief moet dan gedacht worden? Hoe vindt
deze weging plaats?
= Continuïteit van onderneming: In deze bestemmingsontheffing wordt de continuïteit
van de onderneming als voorwaarde genomen. Stromma vraagt zich af waarom. In de
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 48
rondvaart is bijvoorbeeld al eerder gezien dat de continuïteit van ondernemingen in
het vaarbeleid weinig waarde heeft voor de gemeente (elke 2 jaar verliezen zij door
lotingen 25% van de vergunningen). Waarom is deze voorwaarde in deze ontheffing
dan wel expliciet opgenomen? En hoe is die bedreiging van de continuïteit aan te
tonen bij de aanvraag van een bestemmingsontheffing?
= Eigen parkeerterrein: In deze bestemmingsontheffing wordt het hebben van een
eigen parkeervoorziening als voorwaarde opgenomen. Stromma vraagt zich af wat
het hebben van een eigen parkeerterrein- dat dus ook in Duitsland kan zijn- te maken
heeft met de verkeersveiligheid en dus geldt als voorwaarde voor deze
bestemmingsontheffing?
Reactie van het college van B&W
= Verkeersveiligheid van alternatieve vervoersmogelijkheden: Deze vervoersmogelijk-
heden waren niet geïndiceerd in de voorwaarde omdat het aan de aanvrager is om
hier zelf bewijs voor aan te dragen bij de onderbouwing van de aanvraag. Het college
is echter tot de conclusie gekomen dat het niet mogelijk is om sluitend aan te tonen
dat alle alternatieven nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Dit
maakt deze voorwaarde naar verhouding een onredelijke voorwaarde in relatie tot dit
ontheffingenbeleid en het doel dat dit beleid beoogt. Deze voorwaarde komt daarom
te vervallen in het definitieve ontheffingenbeleid .
= Continuïteit van onderneming: De gemeente maakt in elk beleid belangenafwegingen
om de grond van beleid en ontheffingen te bepalen. Continuïteit is een goede en
meetbare grond om te bekijken of sprake is van een bijzondere omstandigheid en om
te beoordelen of er een ontheffing moet worden verleend. De eisen waaraan de
aanvraag moet voldoen zijn omschreven in het ontheffingenbeleid alsook de
beoordelingsstappen die moeten worden doorlopen om te onderbouwen dat de
continuïteit in gevaar is. Het is aan de aanvrager om deze stappen te doorlopen en
alle relevante financiële bescheiden en overige relevante stukken bij te voegen op
basis waarvan de onderneming meent aan te kunnen tonen dat de continuïteit in
gevaar is. Welke stukken daarvoor worden overlegd is aan de aanvrager. Bij de
beoordeling wordt bekeken of genoegzaam is aangetoond dat de continuïteit van de
onderneming in gevaar is en dus een ontheffing kan worden verleend (mits ook aan
de overige eisen wordt voldaan).
= Eigen parkeerterrein: De eigen parkeervoorziening moet uiteraard aanwezig zijn bij
de locatie ten behoeve waarvan een ontheffing wordt aangevraagd. Het hebben van
een eigen parkeerterrein draagt bij aan de verkeersveiligheid op die locatie omdat
mensen dan veilig op dit terrein kunnen uitstappen zonder dat er hinder wordt
ondervonden door ander verkeer.
4.11. Gassan Diamonds
A11.1. Bedrijfsvoering
Gassan Diamonds geeft in hun zienswijze aan dat de bereikbaarheid per touringcar voor
hun bedrijfsbelang essentieel is. Zij geven aan dat de banen van hun medewerkers op
het spel staan op het moment dat het bedrijf onbereikbaar wordt. Dit heeft mogelijk
ook gevolgen voor de aan Gassan Diamonds gelieerde bedrijven met ongeveer
500 medewerkers.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 49
Reactie van het college van B&W
In de Agenda Touringcar is aangegeven dat het weren van zware touringcars binnen de
S100 mogelijk consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van een aantal organisaties.
Het weren van touringcars in de stad leidt ertoe dat een aantal bestemmingen in 2024
binnen de S100 niet meer direct toegankelijk is per touringcar. Dit besluit is genomen
in 2020. Bij de vaststelling van de Agenda is destijds gekozen om de maatregelen
gefaseerd uit te voeren in een tempo waarmee de touringcarbranche en bestemmingen
in het centrum voldoende de tijd hebben gekregen om hun bedrijfsvoering aan te
passen aan de nieuwe maatregelen.
4.11.2. Onveilige situaties
Gassan Diamonds geeft daarnaast aan dat onveilige situaties kunnen ontstaan op het
moment dat hun bezoekers niet meer met een touringcar op hun terrein kunnen komen.
Zij moeten dan met gekochte goederen (diamanten, juwelen en horloges) over straat
lopen naar de dichtstbijzijnde halteerplekken. Gassan Diamonds geeft aan dat vele
(gewelddadige) straatberovingen in het bijzonder op deze goederen plaatsvinden.
Reactie van het college van B&W
De beleidskeuze om wel of geen touringcars meer toe te laten binnen de S100 is
door de gemeente niet gemaakt op basis van criminaliteit en/of veiligheid. Er zijn hier
alternatieven beschikbaar zoals andersoortig vervoer. Mocht inderdaad blijken dat het
weren van touringcars leidt tot extra criminaliteit op deze locatie dan zal onderzocht
moeten worden of dit ondervangen kan worden door extra maatregelen op het gebied
van openbare orde en veiligheid.
4.11.3 Bereikbaarheid gegarandeerd
Gassan Diamonds benadrukt in hun zienswijze dat bij de vestiging van Gassan
Diamonds op de Nieuwe Uilenburgerstraat 173-175 de bereikbaarheid de belangrijkste
voorwaarde was. Zij geven aan daarom op 23 december 1988 de Wethouder voor
Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer — M.B. van der Vlis — middels een officieel
schrijven onder nummer 88/5/350 heeft bevestigd dat als GASSAN Diamonds zich zou
vestigen aan de Nieuwe Uilenburgerstraat 173 — 175 de bereikbaarheid per autobus
altijd gegarandeerd zal blijven. Gassan Diamonds geeft aan dat de wethouder mede
bereid was om dit te doen omdat niet alleen het pand volledig was vervallen maar ook
de buurt. Gassan Diamonds heeft uiteindelijk bijgedragen aan het opleven van deze
buurt door haar positieve inspanningen. Gassan geeft dan ook aan dat zij door deze
toezegging van Wethouder van der Vlis bereikbaar moeten blijven voor touringcars. Zij
zijn het daarom ook niet eens met het besluit van de gemeente om een tijdelijkheid toe
te voegen aan de bestemmingsontheffing waar zij een beroep op willen doen, waardoor
het mogelijk is dat zij over vier jaar geen grote touringcars meer op hun terrein mogen
ontvangen. Dit levert te veel onzekerheid op voor hun organisatie. Zij beroepen zich
daarom op de toezegging uit 1988 om Gassan Diamonds bereikbaar te houden voor
touringcars.
Reactie van het college van B&W
De gemeente kan bestaande bereikbaarheid per touringcar aan Gassan Diamonds
en aan andere organisaties niet blijven garanderen. Gassan Diamonds verwijst
in haar zienswijze naar een brief van wethouder van der Vlis waarmee eeuwige
bereikbaarheid van Gassan Diamonds per touringcar gegarandeerd is. Deze brief komt
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 50
uit 1988. De verkeerssituatie en maatschappelijke omstandigheden waren destijds
vanzelfsprekend volledig anders dan nu het geval is. Een dergelijke toezegging is
35 jaar na dato niet langer actueel of houdbaar in een stad waar de verkeersintensiteit
vele malen groter is geworden en de omstandigheden substantieel zijn gewijzigd.
Amsterdam heeft zich ontwikkeld tot een van de grootste toeristische trekpleisters
van Europa. Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid voor de bewoners van de
stad. De maatregelen die de gemeente nu neemt om de kwetsbare infrastructuur te
beschermen, de verkeersveiligheid te waarborgen en de leefbaarheid te verhogen
voor bewoners in het centrum waren in de tijd van de brief van Wethouder van der Vlis
niet voorzienbaar geweest. Daarom voegt de gemeente een tijdelijkheid toe aan de
bestemmingsontheffing - bijzondere omstandigheden waar Gassan Diamonds gebruik
van wil maken. Om de leefbaarheid voor haar bewoners te blijven garanderen, moeten
de komende tijd scherpe keuzes gemaakt worden. Met deze tijdelijkheid krijgen
ondernemers die in aanmerking zouden kunnen komen voor het gebruik van deze
bestemmingsontheffing een redelijke termijn om hun bedrijfsvoering aan te passen.
Na afloop van deze termijn wil de gemeente op basis van het dan geldende beleid
heroverwegen of een dergelijke ontheffing nog wel past.
4.11.4. Toevoegen straten aan corridor
Gassan Diamonds vraagt om de Jodenbreestraat, Uilenburgersteeg en Nieuwe
Uilenburgerstraat toe te voegen aan de corridor die straks nog wel toegankelijk is
voor touringcarbussen. Door de vrijgave van de desbetreffende route hoeft ook niet
met een ontheffingensysteem voor Gassan Diamonds gewerkt te worden wat een stuk
eenvoudiger uit te voeren is.
Reactie van het college van B&W
De gemeente voegt geen extra straten toe aan de corridor. De gemeente streeft met dit
beleid naar een maximaal touringcarluw centrum. Daar draagt het toevoegen van straten
aan de corridor niet aan bij.
4.12. Rederij Kooij en Rederij Plas
Rederij Kooij en Rederij Plas geven aan dat de gemeente als alternatieve overstaplocatie
touringcar op rondvaart ook de Zouthaven noemt. Zij vragen zich echter af of de
capaciteit van de Zouthaven wel voldoende is om deze te gebruiken als overstaplocatie.
Hier is nooit eerder onderzoek naar gedaan.
Reactie van het college van B&W
Ten behoeve van de leefbaarheid van het centrum en het verminderen van de
drukte aldaar wordt er al geruime tijd gekeken naar het verplaatsen van de overstap-
mogelijkheden zoals deze van oudsher zijn gelegen in het stadshart — de meeste aan
de voorzijde van CS/ Rokin/ Damrak. Reeds in 2016/2017 is hiervoor een onderzoek
uitgevoerd, om te bekijken welke alternatieven er zijn buiten het stadshart. Daarbij
kwam de Zouthaven als eerste te realiseren alternatief naar voren. Bij de Zouthaven
zijn uiteindelijk 5 halteerplekken en 7 aanmeerplekken voor rondvaart gerealiseerd.
Momenteel wordt er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden in de omgeving van
de Zouthaven, ten behoeve van het halteren en bufferen van touringcars.
Eerder is er echter ook geconcludeerd dat de Zouthaven alleen te weinig capaciteit
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar Bi
biedt. Er is toen gekeken naar mogelijke uitbreidingsmogelijkheden waarbij de DRKO
als beste optie naar voren kwam. Het verdere onderzoek naar de mogelijkheden en
de capaciteitsbehoefte is uiteindelijk geland in het Uitwerkingsplan Overstaplocaties.
Hierin is aangegeven dat op basis van de door de reders verstrekte data de Zouthaven
en de DRKO in 95 procent van de gevallen voldoen aan de vraag. Het gaat dan expliciet
om de combinatie van beide havens.
Daarnaast is er bij de De Ruijterkade West een overstaplocaties riviercruise — rondvaart
gerealiseerd. Deze plek is niet bedoeld voor de overstap rondvaart — touringcar. Maar
het vervangt weldegelijk een deel van de oude ritjes die vroeger met een touringcar
werden gereden tussen de riviercruise aan de achterzijde van CS, en de rondvaart
aan de voorzijde van CS. Het is ook met name dat verkeer dat het college graag in de
toekomst ziet verdwijnen.
4.13. Royal Coster Diamonds
4.13.1. Tolpoorten
Royal Coster Diamonds vraagt zich af waarom er niet eerst met tolpoorten boven de
weg (zie Singapore) in kaart gebracht wordt hoeveel bussen er de stad in te gaan. Om
dan vervolgens een wensscenario uit te spreken. Zij stellen voor om eerst alle bussen
een transponder te geven, zodat goed in kaart gebracht kan worden welke routes vaak
worden gereden. Ook geven zij aan dat er misschien wel met een quotum moet worden
gewerkt.
Reactie van het college van B&W
Monitoringssystemen zoals tolpoorten vragen om een grote investering van de
gemeente. Bij deze investeringen wordt altijd gekeken naar de kosten en baten. Op
dit moment ziet de gemeente niet genoeg baten om zo’n soort systeem in te richten.
De gemeente streeft naar een maximaal touringcarluw stadshart en monitort daarbij op
de beleidsdoelen van de agenda Touringcar:
= Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties
stikstofdioxide (NO2 ) en fijnstof (PM10) in de stad
= Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades
= Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars
4.13.2. Bevoorrading van winkels
Royal Coster Diamonds vraagt zich af of het wel is toegestaan om bevoorrading van
winkels te doen met vrachtwagens zwaarder dan 7,5 ton. En zo ja, dan vragen zij zich af
of dit niet discriminatoir beleid is ten opzichte van de touringcar.
Reactie van het college van B&W
Met het zone zwaar verkeer beleid voor vrachtverkeer zwaarder dan 7,5 ton wil de
gemeente het vrachtverkeer vooral zoveel mogelijk lichter maken, reguleren en bepaald
gedrag opleggen, met name om de bruggen en kademuren te beschermen en zo
de stad leefbaar en veilig te houden. Logistiek (lees bestel- en vrachtverkeer) is van
levensbelang om de stad voor iedereen leefbaar te houden. Bevoorrading van winkels is
essentieel voor de kwaliteit van wonen, werken en verblijven in de stad.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 52
Het bevoorraden van winkels dient hiermee een ander maatschappelijk belang dan het
vervoer per commerciële autobus. Waardoor er andere regels voor gelden.
4.13.3. Opladen elektrische bussen
Royal Coster Diamonds geeft aan dat er door de gemeente geen rekening is gehouden
met het opladen van elektrische bussen. Zij vragen zich af waar dit nu en straks kan in
Amsterdam. Ook vragen zij zich af of dit niet eerst moet worden geregeld voordat er
straks alleen nog uitstootvrije touringcars de stad in mogen.
Reactie van het college van B&W
Op dit moment vinden er gesprekken plaats tussen het Rijk, de VNG en gemeenten over
uitstootvrije bussen. Het streven hierbij is om een convenant te ondertekenen met deze
partijen waarin het toegangsregime en het maatregelenpakket staan beschreven. Ook
laadinfrastructur maakt onderdeel uit van deze gesprekken. Naar verwachting wordt hier
in de tweede helft van dit kalenderjaar meer over bekend gemaakt.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 53
ee
5. Bijlage
Tabel met alle zienswijzen
De zienswijzen van bewoners zijn geanonimiseerd.
1 Ik ben het eens met de nieuwe plannen. Leuk als er toeristen komen, maar het verkeer in de stad is
echt zwaar genoeg belast.
2 Op zich goed om de binnenstad niet te veel te belasten met die grote bussen. Als mensen ergens
moeten uitstappen en naar het OV gaan, wordt het OV daar dan ook op aangepast? Het zit vaak al
bomvol.
Ontheffingen aan moeten vragen als je een uitzondering bent, moet wel heel makkelijk gemaakt
worden.
3 Ik ben het oneens met het nieuwe touringcarbeleid. De reden hiervoor is dat de Kattenburgerstraat
op dit moment versmald wordt. Tevens is het een 30km zone. Met deze 2 redenen is het niet
verstandig om van deze grote bussen door deze straat te rijden. Het is ook een straat om de stad in
en uit te rijden. Hierdoor is het al ongezond en met touringcars nog meer.
4 Amsterdam wil duidelijk alleen maar de lusten maar zo min mogelijk de lasten. Duidelijk een “rood/
groene gemeente” Wat te doen met toeristen die in Amsterdam overnachten? Hoe komen deze
mensen bij hun hotel? Zijn hier ontheffingen voor of moeten de mensen met hun koffers ook aan
de rand van de stad afgezet worden. Ik ben niet tegen het ontlasten van de stad mits er maar
voldoende mogelijkheden zijn voor touringcars zelf met voldoende faciliteiten (toiletten e.d.) maar
ook om je als toerist zo makkelijk mogelijk te kunnen verplaatsen en voldoende mogelijkheid voor
touringcarchauffeurs om daar ook te kunnen halteren. Dit zal nog weleens een dingetje worden denk
ik aangezien het gemeentebestuur hier denk ik niet veel aan zal denken. Zoveel mogelijk halen met
zo min mogelijke inspanning om ook anderen zo veel mogelijk te plezieren.
5 FL-Reizen Ik heb een E6 Touringcar aangeschaft om alle steden onbeperkt binnen te rijden en tot mijn
verbazing zie ik allemaal euro3/4/6 bussen met ontheffingen, dus had beter een E5 bus kunnen
kopen met de smoes dat ik geen E6 kan betalen en had rond kunnen hobbelen net als waar ik
vaak voor rijd taxi van dommelen? Komt er wel een ontheffing om de vliegtuig crews in de stad te
brengen, je kan piloten die moeten vliegen met hun crew eerst met het ov laten reizen neem ik aan
en waar kan ik die aanvragen om komen alle ontheffingen te vervallen net als de rolstoel bussen daar
niet eens meer een
6 Beste gemeente, willen jullie de overlast van bewoners beperken, of willen jullie eigenlijk de
bruggen beschermen wat een directe hoge kostenpost is voor jullie?
De grens van 7,5 ton is te hoog, de hoeveelheid bussen worden door dit beleid niet gereduceerd
maar zullen juist toenemen. Voorbeeld, de Riviercruises met de Keukenhof bussen. Zij gaan nu bussen
onder de 7,5 ton regelen, dat betekent dat wij in plaats van minder bussen meer bussen gaan krijgen
om dezelfde hoeveelheid personen te vervoeren. Het fijnstofgehalte pm 2.5 wat ik dagelijks in huis
meet (Westerdoksdijk) is hoger dan limieten van de WHO. Alternatief alleen elektrische bussen voor
de binnenstad. Meer vervoer over water om toeristen van binnen naar buiten de ring te vervoeren.
Riviercruises verminderen want veel bussen nodig voor aan en afvoer passagiers.
7 Helemaal mee eens. Ik vraag me wel af of de genoemde UITZONDERINGEN geen terecht verzet
zullen wekken bij andere culturele instellingen.
8 Eindelijk wordt hierop actie ondernomen.
Hopelijk gebeurt dit ook binnenkort met de vrachtwagens die almaar groter en dus ook zwaarder
worden. Zorg wel voor speciale parkeerplaatsen aan de randen van de stad.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 54
9 Het gaat mij niet ver genoeg. Laten de toeristen de stad maar verkennen per OV die in een hogere
frequentie en waar mogelijk 24/7 gaat rijden.
We hebben een stad die prima beloopbaar is wegens het ontbreken van grote hoogteverschillen.
Wie haast heeft pakt een fiets. Wie van vóór 1970 is ontvangt een permissie om een elektrische
hulpmotor in te zetten. Wie dat niet heeft, betaalt 50 - 75% méér vóór de aankoop of huur hiervan.
We moeten af van luxepaardjes die haast hebben èn in de stad erbij willen horen. Haast in de stad
hebben is namelijk tergend egoïstisch, een individu bepaalt de stress en of de snelheid alsmede de
mate van veiligheid voor anderen. Ik vind het bezopen dat we het zo ver hebben laten uitgroeien.
We moeten deze moderne zaken heel snel aan banden leggen. Onze wetgeving is opeens
reactionair geworden in plaats van progressief, wordt er nu iemand wakker of moeten we nog meer
ondermijning a la Airbnb en Uber counteren op kosten van de belastingbetalende Amsterdammer?
Ik dok genoeg voor bezoekers, ik wil niet ook nog eens benadeeld worden omdat sommigen iets
sneller reageren dan mijn gemeente en daarmee ontregelen. We mogen jonge mensen, ik reken
mijzelf hiertoe, niet behandelen als bejaarden.
Jongeren op e-fietsen maken huilende artsen in de tijden dat diabetes en hartziekten toenemen
onder jongeren. Ik vind dat Amsterdam hier een voortrekkersrol moet spelen. Omdat we als enige in
de wereld uit angst de residentie niet in de hoofdstad hebben, lopen we decennia achter de feiten
aan.
Doe hier iets mee, iedere hoofdstad innoveert omdat alles eerst in de hoofdsteden gebeurt.
10 Wat wilt u hiermee bereiken. Het ontzien van de binnenstad van de zware bussen. Echter zal de druk
niet afnemen maar toenemen. Omdat deze toeristen wel naar het centrum willen gaan en dat niet
lopend gaan doen. Met het openbaar zal vast niet lukken omdat het nu al bijna niet te doen is daar
mee.
11 Het wordt tijd om alle touringcars uit de binnenstad (binnen de binnenring Nassaukade
Stadhouderskade Mauritskade) te weigeren. De kades en bruggen staan op instorten, het is al
overvol. Laat toeristen maar wat moeite doen om in de binnenstad te komen.
12 Perfect! Nu de zware vrachtwagens nog. Ongelofelijk wat er op doordeweekse dagen alleen al in
mijn buurt op de Prinsengracht (tussen Rozengracht en Leidsestraat) voorbij dendert.
13 Zelf touringcarchauffeur en op zich prima. Je hebt in de binnenstad ook weinig te zoeken. Alleen
wat van belang is dat je op de S100 voldoende uitstap en instap haltes aanbiedt. Bijvoorbeeld achter
het centraal station. Dat wordt nu vaak afgezet met paaltjes of er staan diverse mensen geparkeerd.
Kortom, zorg hier voor een normale en goede doorstroming met handhaving! Dan is het weren
binnen de S100 geen probleem. Helemaal als de corridor wel gebruikt mag worden.
14 Prima idee. Jammer dat het verbod ook niet voor zwaar verkeer in het algemeen gaat gelden, zoals
grote vrachtwagens. En door van te voren uitzonderingen mogelijk te maken wordt het hele plan
alweer uitgehold.
15 Femke is de hele stad aan het kapot maken. Zonder touringcars geen toeristen en zonder toeristen
geen miljoenen inkomsten. Wie is hier nou gestoord? Wij niet maar Halsema zeker wel.
16 Dan moet er genoeg openbaar vervoer zijn om al de mensen naar de binnenstad te vervoeren zodat
er geen lange wachttijden zijn om in het centrum te geraken en dit zou ook gratis moeten zijn voor
de mensen die met de touringcar worden afgezet.
17 Het weren van de vervuilende en voor een binnenstad veel te grote joekelbussen is een volslagen
logisch besluit. Je stikt de moord in de buurt van zo’n bakbeest. De kwetsbare binnenstad is daar niet
op gebouwd.
18 Dit had al veel eerder moeten gebeuren!
19 Ben het helemaal eens met het nieuw te voeren touringcar beleid.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar B5
20 Amsterdam à la carte « Ik begrijp heel goed dat grote touringcars overlast bezorgen. Waar ik me wel zorgen over maak is
dat er regelmatig (oudere) toeristen naar Amsterdam komen die bijvoorbeeld een lunch hebben in
een restaurant in het centrum of een rondvaart maken of iets dergelijks. Als deze mensen moeten
uitstappen aan rand van de stad, hoe krijgen wij groepen mensen naar de binnenstad? Via het OV?
Met groepen in het OV is lastig, hoe houd je mensen bij elkaar? En als we gaan lopen, bijvoorbeeld
vanaf de Valkenburgstraat dan lopen de begeleiders/gidsen met grote groepen mensen door de
stad. Dit mag volgens de regels niet (max. 15personen). Groepen mensen laten lopen door de stad
geeft namelijk ook overlast.
Wat een goed idee zou zijn? Bijvoorbeeld achter CS of wellicht bij de RAI, kleine busjes/soort
treintjes inzetten waarmee mensen naar de stad kunnen worden gebracht. Desnoods tegen een
kleine bijdrage. Dit om te voorkomen dat gidsen met groepen door de stad gaan wandelen of het OV
(tram) overbelast wordt.
Nogmaals ik begrijp het beleid maar ik vind wel dat er een oplossing/alternatief geboden moet
worden om toeristen (nogmaals vaak oudere mensen) op een comfortable wijze naar de binnenstad
te kunnen brengen waar ze dus geld gaan besteden (musea, boot, horeca etc. ).
De horeca en hotels gaan ook last krijgen van dit verbod. Een ander probleem: Hoe komen groepjes
mensen met koffers naar bijvoorbeeld hun hotel in de stad? Ook dit zou kunnen worden opgelost
met kleine busjes/of treintjes.
Of nog beter: zou het een idee zijn om als mensen koffers hebben een uitzonder wordt gemaakt
en de bus wel in buurt van het hotel mag stoppen? (bijvoorbeeld op het Rokin). In de buurt zit
bijvoorbeeld hotel RHO, Port van Cleve, Radisson, Europe, Eden hotel etc. . Hoe moeten deze mensen
met koffers naar hun hotel als ze met een touringcar worden opgehaald vanaf Schiphol?
21 Ik vind het een heel goede ontwikkeling dat er een verbod komt. Eindelijk! Dit had al veel eerder
moeten gebeuren. Ik snap echter niet dat er een uitzondering gemaakt wordt voor de route via de
Weesperstraat. Die is al jaren een van de meest vervuilde plekken in de stad.
22 Als de bussen uit de stad moeten gratis openbaar vervoer in de stad
23 Ik vind het idee zeer begrijpelijk. Ik ben zelf touringcarchauffeur en vraag mij toch wel af waar wij
dan onze passagiers kunnen laten uitstappen en dan kunnen gaan parkeren. De plekken waar wij nu
onze passagiers laten uitstappen stelt natuurlijk niets voor als je met veel touringcars tegelijk komt.
24 Goed plan, vooral als het ook gehandhaafd wordt met sancties van betekenis. En dan graag de
kattenburgerstraat en eilandenboulevard touringcarvrij houden. Alles binnen Ado eigenlijk. En die
enorme rode dubbeldekker moet er ook uit, pas bijna niet onder de platanen door.
25 Goede zet. 17e eeuws centrum is niet gemaakt voor bussen. Ook geen ontheffing want dan zit er
plots op elke bus 1 invalide of kinderen. Dat is niet te controleren. Geef ze een kans, dan wordt die
uitgebuit, de touringcarbedrijven willen gewoon leveren, is heel begrijpelijk. Kom maar met kleinere
bus / bussen. Parkeergarage onder het Museumplein openen voor bewoners. Q park is er al voor
bezoekers. Gevolg: Minder auto’s in de wijk en nuttig gebruik van reeds bestaande infrastructuur /
garage.
Let op: Het aantal trams en ov bussen wel goed regelen rond de laad/losplaatsen. Dit kan alleen in
goed overleg met gvb.
26 In grote lijnen ben ik wel blij met dit plan. Ook zware vrachtwagens zouden geweerd moeten
worden. Al het zware vervoer zou vervangen moeten worden door lichtere elektrische voertuigen.
Maar zoals het hier beschreven staat, klopt er iets niet. Om in de Weesperstraat te komen
bijvoorbeeld zul je toch nog door heel wat andere straten moeten rijden om er te komen vanaf de
rondweg.
27 Ga zo door met die maatregelen en maak de stad helemaal maar kapot. Lang leve de fietsers en de
bekakte yuppies
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 56
28 Ik ben het helemaal eens om touringbussen uit het centrum van Amsterdam te weren. Toen ik nog
zelf autoreed, heb ik regelmatig bijna-ongelukken zien gebeuren en de zware bussen belasten de
straten en het milieu veel te zwaar. Verder meteen het centrum en de omliggende wijken autoluw en
max. 30km maken, meer ruimte voor voetgangers, fietsen en OV. Voordeliger OV, parkeertarieven
verder verhogen en BOA's laten delen in de uitgeschreven boetes. groeten van Carin
29 Heel positief! Het is een eerste stap om de toeristen te weren en naar andere steden te lokken.
Graag nog meer maatregelen om de stad te beschermen!
30 Ik vind dit een prachtig plan! Deze bussen zijn erg gevaarlijk. Ik heb vaak bijna -ngelukken gehad op
mijn fiets omdat ze de fietspaden blokkeren. hopelijk kan op een dag het hele stadscentrum autovrij
zijn!
31 Tours by Marion Weer een klap voor het toerisme. Hoe komen onze buitenlandse toeristen nu weer naar hun hotel?
Dit zijn de toeristen die u wilt! Degenen die verschillende nachten in de stad blijven en hier geld
uitgeven! Of is er een uitzondering voor bestemmingsverkeer? We kunnen echt de tours niet NOG
duurder maken, nu ze dat al zijn omdat sightseeing met touringcars dus ook niet meer mogelijk
is, en alleen wandeltours met maximaal 15 passagiers nog geoorloofd zijn. Dus we moeten al 3-4
gidsen aannemen, waar vroeger 1 voldoende was! Mijn opinie is dat we naar andere steden moeten
verhuizen die ons wel verwelkomen, maar de toeristen komen nou eenmaal graag hier. Is dat nu dus
echt voorbij?
32 Goede maatregel om de touringcars niet binnen de binnenring toe te laten.
33 Is en schande sorry overal willen ze leven van het toerisme maar we mogen er niet meer komen om
de mensen af te zetten en dit geldt niet alleen voor Nederland hè maar nog meerdere landen willen
die weg opgaan dus wij als chauffeurs vinden dit erg
34 Ok, geen touringcars in het centrum. Dus ook de planning van een nieuwe cruisehaven, bedoeld om
passagiers van cruiseschepen verder uit het centrum te laten ontschepen en ze met bussen de stad in
te brengen is alweer achterhaald. Dit is zwalkend beleid! Bezoekers van de rand van de stad met het
OV naar de binnenstad brengen lijkt me iets dat al jaren in een bureaulaatje gelegen heeft!
35 Ik vind dit een uitstekend plan. Vaak zijn het ook zeer grote bussen die traag en veel moeite hebben
in het centrum te manoeuvreren.
36 Een uitstekend idee. Ik hoop dat er geen misbruik wordt gemaakt van de ontheffingen.
Schoolklassen kunnen ook buiten de ring uitstappen. Dan lopen ze de rest van de route, is nog
gezond ook. Veel kinderen bewegen al te weinig, een win win oplossing lijkt me.
37 Helemaal prima! We moeten ervoor zorgen dat de grotere groepen en stromen mensen op een
vriendelijke en minder belastende manier de stap binnen komen en er weer uitgaan. Alleen is de
vraag wel of ze dan in meerdere kleine busjes gaan of dat er andere duurzame oplossingen zijn
38 Zeer goed besluit en heel redelijk dat een ontheffing mogelijk is voor het vervoer van bepaalde
doelgroepen.
39 Ik vind dit een zeer slecht voornemen voor zowel de bewoners van Amsterdam als de bezoekers
van de stad. Als ik zie hoe vaak er nog plaats is in de parkeergarage in de Paulus Potterstraat dan
vraag ik mij af waar die 450 touringcars dagelijks rijden. Is er onderzoek gedaan hoeveel mensen
de musea niet meer gaan bezoeken Als zij aan de rand van de stad worden afgezet en met het
openbaar vervoer naar de musea moeten. Waarom zijn er geen betere alternatieven uitgewerkt? Wat
is het verschil in gewicht tussen een geledebus van het GVB en een reguliere touringcar? Ik raad de
gemeente aan om dit voorgenomen besluit te heroverwegen.
40 Prima voorstel! Als het toelatingsbeleid voor bussen die mensen met een beperking vervoeren maar
heel streng is. Er zijn altijd mensen die daar onderuit komen. Mensen met een beperking kunnen ook
in kleine busjes worden overgeheveld enzo worden vervoerd.
41 Een uitstekend idee. Ik hoop dat er geen misbruik wordt gemaakt van de ontheffingen.
Schoolklassen kunnen ook buiten de ring uitstappen. Dan lopen ze de rest van de route, is nog
gezond ook. Veel kinderen bewegen al te weinig, een win win oplossing lijkt me.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 57
42 Reizen de Zigeuner Reizen per touringcar is een voordeel wanneer men de klanten kan brengen van punt A naar B.
Indien dit wegvalt gaan klanten per trein reizen of met eigen wagen. Deze meerwaarde verdwijnt
met dit beleid. Onze touringcarsector is steeds de dupe. Hoge parkinggelden, verbannen uit de
centra … De steden gaan voor het motto wel de lusten maar niet de lasten.
Wij investeren in milieuvriendelijke touringcars. Wij promoten in onze brochures Amsterdam,
minitrips en dagreizen. Maar het is een eenrichtingsverkeer, wij moeten alleen maar investeren en
krijgen geen positieve reactie vanwege stad Amsterdam.
43 Begrijpelijk dat er aanpassingen worden gedaan aan het touringcarbeleid in de binnenstad. Het is
zowel voor verkeersdeelnemers als touringcarchauffeurs lastig om te manoeuvreren rondom de bus
in het centrum. Mochten er dan nieuwe parkeerplekken komen aan de rand van de S100 hoop ik wel
dat er voldoende plekken beschikbaar zijn voor touringcars. Daarnaast moet er dan ook een snelle
OV-verbinding komen met het centrum (ook geschikt voor grote groepen). Wellicht kunnen jullie er
ook over nadenken om buiten de stad een grote busparking te realiseren met ook faciliteiten voor
de chauffeurs.
44 Eindelijk! Maar waarom nou weer wachten tot 2024? Hoe eerder hoe beter. En ben bang dat ze voor
een groot deel dan naar Amsterdam-Noord komen en dat willen we ook niet!
45 Geen ontheffingen meer, de stad kan het niet aan. Parkeren buiten centrum en dan met ov naar
bestemming. Hou nou eens op met halfzachte maatregelen en grijp stevig in. Een touringcar hoort
en past niet in het centrum. Bovendien maak je het centrum zo meteen minder aantrekkelijk voor
toeristen en vang je 2 vliegen in 1 klap.
46 Eindelijk gaat het gebeuren,laten we het oude erfgoed aub beschermen. Maar... dan ook geen grote
en zware vrachtwagens in de binnenring, zoals de trucks van: Albert Heijn, Jumbo enz. Kan makkelijk
met kleinere bestelbussen en ook goed voor de werkgelegenheid (sociaal gemeente bestuur toch
??). Maak bodecentrum aan de rand van de stad en overladen in kleiner bussen. Dan zijn er geen
stukgereden Kades en Bruggen meer.
47 Het nieuwe beleid is prima behalve de uitzondering voor de Weesperstraat, Valkenburgerstraat
en Kattenburgerstraat. Dit zal samen met de zogenaamde Bijenkorffile tot een enorme overlast en
luchtvervuiling leiden op deze route. Er zal ook veel misbruik van gemaakt worden door bussen die
helemaal niet bij de musea / instellingen / monumenten hoeven te zijn waarvoor de uitzondering
bedoeld is: ze kunnen er hun klanten laten uit- en in stappen en ze lopen zo het Centrum in. Deze
uitzondering dus absoluut niet, Amsterdammers sterven al eerder door de grote luchtvervuiling
verkeer, wil de Gemeente nog meer op haar geweten hebben? Nee, toch.
48 Ronduit belachelijk. Ik begrijp dat er een balans gevonden moet worden kijkend naar het aantal
toeristen en verkeersbewegingen in het centrum, maar op deze manier maken jullie de stad kapot.
Er is geen alternatief wat betreft vervoer. Dezelfde klagers pakken wel graag tijdens hun vakantie de
bus naar de centra van Berlijn, Barcelona etc
49 Ik vind het een dom idee iedere toerist wil naar amsterdam als eerste - krijgen amsterdammers dan
ook gratis vervoer van a naar b?
50 Prima maatregel,sta ik helemaal achter, ik begrijp alleen niet zo goed waarom er een uitzondering
wordt gemaakt voor Valkenburger en Kattenburgerstraat,niet bepaald brede boulevards.
niettemin,„hoop dat er een beetje rust komt zonder de touringcars.mooie beslissing.
51 Goed plan, beter voor de binnenstad en haar bewoners. Luxeprobleem
52 Lijkt me heel goed om touringcars tot aan de randen van de stad te laten komen. Groot en lomp en
eigenlijk heel erg dat speciaal bestemde parkeergarage matig wordt gebruikt.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 58
53 Ik kan er wel begrip voor opbrengen. Eigenlijk hebben we ook liever helemaal niets te zoeken met
die grote voertuigen binnen de S100.
Wat naar mijn mening nodig is:
— Heldere communicatie (social media, krant, nieuwsberichten) Maak het kenbaar.
— Bied helder aan wat dan wel… Bijvoorbeeld laden en lossen bij de Cruise Terminal (Ruijterkade)
vinden wij heel handig.
— Vang de touringcars netjes op! Zeeburg had in het begin mooie voorzieningen - toilet plaats en een
ov kaartje voor de chauffeur naar de binnenstad. Vandaag de dag kunnen we niet meer fatsoenlijk
terecht op Zeeburg met de touringcar.
54 “Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat. Hier liggen veel culturele organisaties,
zoals het Nemo, het Joods Historisch Museum, de Hermitage en de Joods Portugese Synagoge.”
En onder de Weesperstraat ligt een metrolijn die verbonden is met CS en Zuidoost. Goede opstap-
plekken voor de toeristen. Behalve het Nemo hebben al deze culturele bestemmingen een metrohal-
te vlakbij. Het Nemo niet, maar die trekt geen buitenlandse toeristen maar voornamelijk scholieren.
Hun bussen is een ontheffing toegezegd of ze komen met de cultuurbus{/boot van de gemeente zelf.
Waarom zouden de bewoners in deze straat die al zoveel te verduren krijgen wèl deze extra lasten
moeten dragen terwijl anderen dat niet hoeven? Het is juist logischer om juist deze straten te ontzien.
Dat maakt het ook makkelijker om Amsterdam autoluw te maken.
Het is veel beter te communiceren dat toeristenbussen het centrum niet in mogen. Geen uitzonde-
ringen. Communiceren met de chauffeurs van die bussen is nu al moeilijk als je ziet hoe vaak er nog
eentje op de zwakke grachten vast komt te zitten. Als ze wel tot het Mr. Visserplein mogen rijden dan
gaan ze natuurlijk gewoon doorrijden, daar kan je van op aan. Voor de chauffeurs is Amsterdam vaak
ook nieuw! Ze zijn gewend overal te kunnen rijden, behalve in de hele oude centra. Daar staat dan
een bord dat de zone begint dat ze niet verder mogen. Dat is de norm in alle oude steden in heel
Europa. Waarom daar niet op aansluiten? Alleen maar omdat we opgescheept zitten met die rottige
snelweg en IJ-tunnel midden door de stad?
Een plaatje van Amsterdam met een grote cirkel waarbij alles in het centrum rood kleurt, zoveel mak-
kelijker en duidelijker!
55 De vijandigheid jegens toeristen kent geen grenzen. Een tourleader merkte eens op dat Amsterdam
het liefst een brievenbus op Schiphol en bij de stadsgrenzen wilde plaatsen. Dan kunnen
toeristen daar hun geld in deponeren en oprotten. Voor touringcars is Amsterdam geen pretje.
Chauffeurscontroles in april, drukste tijd. Weinig parkeerplaatsen, onvriendelijke handhaving, en
vrijwel alleen de buitenkant van de stad om te laten zien. Voor gidsen een onaantrekkelijk rondje. Als
ik een cijfer mocht geven, een 1.
56 Een welkome maar ook vanzelfsprekende maatregel. Verbodsgebied svp ook doortrekken naar
Weesperstraat Valkenbrugstraat Kattenburg etc. Onbegrijpelijk dat de gemeente instemt met een
uitzondering in dat gebied. Nu al evident dat alle touringcars daar na toe gaan met hun lading. Het
wordt een ramp in die buurt. Gassan Diamonds heeft kennelijk een goede lobby bij de gemeente.
57 Ik vind het een slecht plan want je jaagt hiermee de toeristen/ dagjesmensen de stad uit. Bij de
Arena uit de bus stappen en dan verder met het OV is niet aantrekkelijk voor toeristen.
58 Goed plan, voor zware touringcars is geen plaats binnen de ring.
59 Eens, creert ook meer ontwikkeling in buurten buiten de ring.
60 Goed idee… maar wellicht daar een taxistandplaats maken voor vrije taxichauffeurs. Ik wil mijzelf niet
aansluiten bij een bestaande TTO. Ivm met.de.eisen die er gesteld worden en de zzp chauffeur alleen
maar op de kosten drijft.
Verder mag van mij ook een goede en regelmatige contoles gehouden worden op de fietsers en
scooters. 50 to 70% rijdt zonder licht. Rode stoplichten worden massaal genegeerd. Waardoor de
automobilist vogelvrij is.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 59
61 Naar aanleiding van een bericht van de gemeenste op Facebook en met name de vele reacties onder
dat bericht voelde ik het verlangen om mijn mening ook te delen. Ik vind het heel fijn dat bussen de
binnenstad niet meer in rijden. Mijn droom is een autoloze binnenstad en de rijbanen voor e-bikes,
zodat fietsers weer gewoon het fietspad hebben en de gevaarlijke situaties met heel hard rijdende
e-bikes voorkomen kunnen worden (maar dat is een ander punt). Wat ik in de berichten lees, is
de angst en de frustratie over het verplaatsen van het probleem. Zo spreekt iemand zich uit over
onsierlijke bussen die voor de deur geparkeerd staan. En dan begrijp ik dat niet zo goed. Dit is niet
het aanpakken van het probleem maar verplaatsen naar een plek waar anderen last ondervinden
van die bussen. Amsterdam is zo klein, als er voor een busparkeerplek uitgeweken wordt naar het
havengebied bijvoorbeeld, daar kraait geen haan naar. Sterker nog, naast al die bergen kolen zal
je een aantal geparkeerde bussen waarschijnlijk niet opvallen. Er kan een infrastructuur aangelegd
worden van fietspaden en zo kunnen mensen met gratis te huren fietsen en e-bikes de stad in
komen.
Heeft de gemeente dan ook nagedacht over welk probleem er gecreëerd wordt door deze regel?
En hoe dit probleem opgevangen wordt. Als ik naar de Bijenkorf fiets kan ik mijn fiets niet meer op
straat neerzetten, alles moet onder de grond anders ziet Amsterdam er niet mooi uit. Kan dit dan
alsjeblieft ook gebeuren met die lelijke bussen? Uit het zicht?
62 Ik hoop dat de bussen nog wel naar de garage onder het Museumplein mogen gaan!
63 Jullie van het communistische linkse bestuur lopen toeristen belasting mis maar het is jullie gewoonte
om dergelijk verlies op de burgers af te wentelen , vergeet niet ook U vreet van het toerisme die
miljoenen achter laten het wegpesten van de cruiseschepen was het begin IJmuiden lacht zich rot
om het uitzichtloze gedoe van Halsema en haar troep jaknikkers nu de bussen eruit kijk maar eens
of U Uw baantje kan houden want als er niemand meer komt kan U naar het steun dan moeten wij
hardwerkende Amsterdammers Uw bijstand op gaan hoesten weet dat ik niet huis ben om dat op te
hoesten
64 Ik vind het een goede ontwikkeling om de hele grote en zware touringcars uit de binnenstad te
weren. Amsterdam is kleinschalig, smallere straten met lage huizen en panden. Zo’n touringcar
(vooral een dubbeldekker) is als een rijdende flat in die omgeving. Maar bovenal vind ik de
touringcars zeer onveilig. De touringcars komen veelal uit het buitenland en de bestuurders zijn niet
gewend aan het Amsterdamse verkeer: de vele fietsers en voetgangers. Het is echt gewoon eng als
zo’n bus een bocht neemt, terwijl jij rechtdoor wilt. Ook is de gemeente heel erg bezig om auto’s
uit de binnenstad te weren (op een manier die ik persoonlijk te ver vind gaan, maar goed), maar de
touringcars blijven wel toegang krijgen, dat is krom. Daarnaast zijn de bussen vervuilend. Ook willen
we minder toeristen in de stad, dus het weren van grote groepen in de touringcars draagt daaraan
bij.
65 Ik vind het vreselijk jammer dat er geen bus meer een stuk van het centrum mag binnenrijden. Ik
vind ook dat een toeristenbus niet onbeperkt overal zou moeten rijden . Maar wat is er overgebleven
voor de bus (die veel mensen vervoert en daardoor ook het milieu spaart !) ? Alleen stukje Amstel,
Rokin, Dam en Damrak. Dat is de enige route in het historische stadsdeel. Geen bruggen, geen kades.
En dan ook nog met een snelheidsbeperking van 30 km per uur. Er wonen maar weinig mensen langs
de genoemde route. Bovendien, als de Valkenburgerstraat wel openblijft voor toeristenbussen,
zal daar nóg meer verkeer gaan doorrijden. En dat terwijl deze straat als een van de meest
vervuilende straten van Amsterdam geldt ! Dus ik hoop dat het stukje Amstel, Rokin en Damrak voor
toeristenbussen open zal blijven. Ik weet t: vaak is dit één grote file, maar NIET veroorzaakt door
bussen. Wel door personenauto's. Deze file is er echter niet altijd. Ja, tussen de kerst en nieuwjaar.
Maar daarna niet meer. Eigenlijk is het hele historische centrum voor toeristenbussen al een no-go-
area. Dus beste gemeente, lees mijn “smeekbede” nog eens goed door. Ik hoop dat ik bij u een
gehoor heb gevonden !
Dank u!
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 60
66 Taxi- en touringcar- We vinden het erg jammer dat touringcars miv 2024 Amsterdam niet meer in mogen. We vinden
bedrijf De Kock de ontheffingen voor bepaalde doelgroepen raar. Alles wel of alles niet, zou onze doelstelling zijn.
Wie gaat hierop controleren? We zorgen dat er toeristen naar uw stad komen; mensen die wat gaan
besteden in uw Gemeente. Door ons komen er geen ca. 25 / 30 auto’s Amsterdam binnen; want deze
zitten in onze touringcars. En wat gaat deze ontheffing dan weer niet kosten?
67 Prima plan, sterker nog dezelfde regels mogen gelden voor alle touringcars. Dus ook die lichter zijn
dan 7.500 kg. Behalve e-touringcars. E-touringcars zwaarder uiteraard niet. En uitzondering voor
genoemde doelgroepen als het kan ook in lichte touringcar.
68 Jaren geleden was ik in Florence met een groep reizigers voor een rondleiding in deze stad, we
reisden met de touringcar naar een treinstation in n kleine stad bij Florence, vandaar uit zijn we
vervolgens met de trein naar Florence gebracht .Het was dus niet toegestaan om met de touringcar
in Florence te komen. Het geeft aan dat dit eigenlijk in onze stad veel eerder had moeten gebeuren!
Dus conclusie: geen touringcars in de stad en liefst zo snel mogelijk!
69 De republiek Amsterdam presteert het om Amsterdam naar de knoppen te helpen Waarom dan ook
de bussen toelaten bij de Hermitage en andere toeristische attracties in het centrum
70 Zonde van dit besluit, Amsterdam wil wel de baten van de toeristen maar niet de lasten dragen. Ben
benieuwd hoeveel mensen door dit besluit hun baan in de toeristische sector verliezen want velen
zullen nu Amsterdam vermijden mede omdat het openbaar vervoer ook niet goedkoop is. Wellicht
een idee om hier een oplossing voor te zoeken zoals gratis vervoer of tegen een gereduceerd tarief
tickets aanbieden
71 Helemaal mee eens. Het zou ook voor grote vrachtwagens moeten gelden. Zware dingen kunnen ook
per boot vervoerd worden.
Ook zou t parkeren aan de rand van de stad moeten gaan gelden voor mensen die de stad
bezoeken, die niet op familiebezoek gaan. Uitzonderingen om iemand op te halen kan gemeld
worden.
72 Uitstekend plan en goed dat er een uitzondering wordt gemaakt voor mensen met een beperking
want voor hen is het vaak de enige manier om Amsterdam nog een keer te zien.
73 Compliment!
Laat het fase 1 zijn. Maar beperkt de toegang tot elektrische bussen.
Fase 2 uitwerken voor Amsterdam binnen de ring.
74 Heel belangrijk besluit. Had al veel eerder genomen moeten worden en niet alleen voor touringcars,
ook voor alle andere zware transportmiddelen. De infrastructuur kan het niet aan, dat is al tientallen
jaren bekend en nu ik ouder ben ondervind ik aan den lijve hoe gevaarlijk het verkeer is geworden
voor voetgangers en fietsers. Hoera!
75 Wat een flauwekul! Toeristen horen bij Amsterdam dus ook hun vervoer. Beter 60 mensen in 1 bus
dan 60 mensen in pakweg 15 auto’s.
76 Ik ben het er helemaal mee eens. Zou ook moeten met het vrachtverkeer voor het bevoorraden van
de horeca. Hoe eerder hoe liever. Ook dit verkeer staat op de grachten lange tijd om te lossen.
77 Wat een goed idee! Ik woon naast het Joods Historisch Museum (JHM) dus voor mij blijft het helaas
wel touringcars+inhoud ontwijken. Wat ik mis ter plaatse aan het Jonas Daniel Meijerplein: meer
ruimte voor groepen om uit te stappen. Men gaat nu vaak met de hele groep tegelijk op het fietspad/
de stoep bij de bushaven (JHM) staan, waardoor er niemand meer langskan. Ook is het handig om
net zoals op de Prins Hendrikkade van die fiets-symbooltjes op het fietspad te schilderen, zodat men
hopelijk iets beter doorheeft enorm in de weg te staan op het fietspad. Misschien zijn er nog andere
opties om de groepen wat meer aan de kant te houden, zodat het fiets- en voetgangersverkeer
gewoon door kan gaan.
78 Dit lijkt mij het verplaatsen van het probleem naar buiten de ring waar de OV verbindingen niet best
zijn. Zoals een Zaanstad waar veel bussen naar zullen uitwijken, een goed centraal gelegen busstation
bij een metrostation zou een goede oplossing zijn. Maar begin eerst met een alternatief aanbieden
en vervolgens het verbod uit te voeren. Ipv eerst het probleem verschuiven en dan een daar een
nieuw probleem te creëren waar dan weer een oplossing op bedacht moet worden.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 61
79 Waarom geen parkeerplaats buiten het centrum.en dan met gvb bussen naar het centrum gebracht
worden. Dan kunnen de bussen blijven staan tegen betaling. Net zo in italie Rome.ben zelf
touringcarchauffeur geweest. Of tegen betaling de stad in.dan verdient de gemeente ook nog geld
er aan.
80 Goed beleid! De stad moet zo veel mogelijk ontlast worden van touringcars en auto’s Touringcars
buiten de stad parkeren en de reiziger met ov naar hun bestemming brengen. Of ophaaldienst van
hotels van die hun gasten ophalen met kleine elektrische busjes.
81 Graag de restrictie uitbreiden naar de Ring en grote P+R. Nu verschuif je de druk naar andere plekken
waar een overbelasting door verkeersdruk en uitlaatgassen ontstaan. ‘Kicking the can’ dus. Succes in
ieder geval met het nog meer luw en veilig maken van de straten. Dat kan niet snel genoeg gaan.
82 Waarom nu wel bussen in de Kattenburgerstaat ? Hier is het al erg druk met bussen. Als dit ingevoerd
wordt dan is er nog meer verkeersoverlast omdat de bussen elders niet mogen rijden. Om de
toeristen overlast tegen te gaan in de binnenstad worden nu woonwijken belast. Bussen en ook
toeristen niet naar de aangrenzende woonwijken verplaatsen. Dit is geen probleem oplossen maar
het probleem verplaatsen.
83 Wat mij betreft is deze regeling geschreven door mensen die alleen met de fiets reizen. Als er
een transportmiddel is wat op een duurzame manier klanten vervoert is het wel de touringcar. Het
personeel is hoog opgeleid en heeft een scherp oog voor de situatie ter plaatse. De gasten welke
wij vervoeren worden op een deskundige, adequate en vooral klantvriendelijke wijze naar hun
bestemming gebracht. Nu zullen onze gasten en dus ook uw gasten zich moeten verplaatsen met
meerdere kleine voertuigen en dat zal de “ervaren” overlast eerder vergroten. Als Amsterdam dit een
hartelijk welkom voor zijn gasten wil noemen en deze gaat nieuwe regelgeving gaat doorzetten dan
zal de gast zeggen, sla Amsterdam maar over. Wat mij betreft maken wij vanuit de touringcarbranche
een statement en plaatsen wij hekken om het centrum van Amsterdam, dan koop ik het slot en gooi
de sleutel in het IJ.
84 Goed plan, dit betekent ook geen bussen meer bij het Museumplein? Of daar alleen in de garage. En
tevens ook niet meer bij Gassan diamantslijperij in de Uilenburgerstraat.
Ik kijk er naar uit.
85 Goed idee!
86 goed idee
87 Verstandig beleid.
Let er wel op dat scholen zonder al te veel gedoe nog kinderen kunnen vervoeren naar schoolreisjes
en sport. Onze kinderen gingen altijd schoolschaatsen op de Jaap Eden bijvoorbeeld. Ze zitten nu op
de middelbare maar ook daar moeten ze wel in kunnen stappen voor het schoolreisje.
88 Dank voor de mogelijkheid om te reageren. Aangezien Amsterdam een zeer betrouwbaar en
fijnmazig OV netwerk heeft en daar fors in geïnvesteerd is, kan ik het alleen maar aanmoedigen dat
er strengere regels voor touringcars komen. Daarnaast zijn de Hop On Hop Off bussen (die op diesel
rijden) mij ook een doorn in het oog.
Wat ik echter verwacht is dat er nu een groot aantal kleinere busjes gaan komen die onder de 7.5 ton
wegen. Zolang deze niet verplicht elektrisch zijn zal vermoedelijk de uitstoot niet verminderen door
deze maatregelen en ook de verkeershinder zal identiek zijn. Hier dient tegelijkertijd een oplossing
voor te komen.
89 Prima!
90 Is elektrische bussen misschien een oplossing?
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 62
91 The current situation with the touring coaches is already difficult (for example to bring groups
of tourists or corporate clients etc) to some hotels in the city centre). Although we understand
the situation, please also consider the practicality/logistics about how to make it easier for them
(otherwise it will become more and more difficult to fill in the hotels/restaurants/tourist attractions
etc in city centre, which rely on tourism) It would be good to compare how other cities do (why not
implementing then the possibility for coaches to reach any hotel in city centre for check in/check out
guests with luggage, like they do in Bruges?). At the moment, due to the restrictions, we sometimes
need to book extra minivans or luggage vans to bring the luggage from the clients from the coach
drop off points to some hotels which the coaches are not allowed to go to - which is a logistical issue
and brings more vehicles on the road for short distances. It is indeed not convenient and not easy for
some people/elderly etc to walk even few minutes with luggage. Also, it is often better and faster to
move a whole group (often foreigners not understanding Dutch, and even sometimes not English) all
together by coach than letting them take (and fill in) the public transports.
So please try to find practical and easy solutions for this issue. It might be an idea to ask the question
to all the concerned actors involved (tourism offices/infrastructures, coach companies, the largest
hotels in city centre etc)
92 Hoogste tijd om zware bussen te weren. Schade aan wegen bruggen huizen en kades is enorm.
Voorstel: kleine bussen elektrisch
93 Er moet ook een ontheffing komen voor touringcars die middelbare scholen vervoeren naar culturele
instellingen of naar en van het buitenland. Als docent ontvangen we ook graag buitenlandse
middelbare scholieren; die kunnen niet met al hun bagage direct het OV instappen. Hoe regel je
direct voor 90 kinderen inclusief begeleiders een OV-kaartje? Nu komt de bus bijna om de hoek van
ons Montessori Lyceum Amsterdam aan op de Ruysdaelkade/ Gerard Terborgstraat waar genoeg
ruimte is voor de bus. Wat doe je als je rond of na middernacht terugkomt van een excursie naar
het buitenland en met een grote groep leerlingen ergens afgezet wordt en je moet maar zien weer
bij je fiets (dus: bij school) terug te komen voordat je midden in de nacht naar huis toe kan? Het OV
rijdt dan al vaak niet eens meer….! Dit soort bussen kan niet eens door nauwe straatjes rijden dus dat
argument op bussen te weren is onzin, ze gebruiken altijd grote doorgangsroutes!
94 Amsterdam zal heel wat minder toeristen hebben dan, bootjes zullen stilvallen. Jullie zullen een
massa aan inkomsten missen, want veel uitstappen en reizen zullen geschrapt worden uit de
programma’s in de touringcarsector. Een slecht beleid in jullie eigen nadeel. Net hetzelfde als in
Parijs. We rijden dan veel liever gewoon naar andere steden waar we het verbod om mensen in de
stad af te zetten niet hebben. Bye bye Amsterdam.
95 Ik vind het echt een stap vooruit in het verkeersbeleid voor Amsterdam. Ik hoop ook dat er iets
gedaan kan worden aan de hop on, hop off bussen. Wederom een commerciële partij die zich de
openbare ruimte toe-eigent en de belasting betalende Amsterdammer in de weg zit. Kunnen we ook
niet meteen nog meer auto’s weren uit de binnenstad? Vooral ook iets doen aan de idiotie rondom
de Bijenkorf parkeergarage. Ik wil toch niet een aantal levensjaren inleveren voor allerlei bedrijven
die bijdragen aan slechte lucht terwijl ik ook belasting betaal voor onze openbare ruimte en die
bedrijven er met de winst vandoor gaan. Het touringcarbeleid is een stap in de goede richting. Zorg
wel voor goede parkeerplaatsen voor bussen, dus niet in en rondom woonwijken buiten het centrum.
Ga zo door!
96 Nieuwe beleid is goed. Touringcars passen niet in t centrum. Ook niet naar Gassan niet! Zsm invoeren.
Let op: niet te veel ontheffingen uitgeven.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 63
97 Alle begrip voor het touringcarbeleid wat ingaat op 1 januari 2024. Ik ben zelf touringcarchauffeur
en kom met grote regelmaat in Amsterdam. Maar toch vraag ik mij af of dit de juiste manier is. Het
rijden met een touringcar over Rokin en Damrak is goed te doen. Het probleem zit denk ik niet in de
touringcars, die deze route rijden maar in de grote hoeveelheid personenauto's en taxi's, die deze
route gebruiken. Vooral in het weekend en in de avonduren, is het hier soms file rijden en ik ben dan
vaak de enige touringcar op deze route. Overal staan taxi's geparkeerd, op halteplekken voor de
touringcars maar zeker ook op de trottoirs. Zij veroorzaken de grootste overlast. Alle andere wegen
in het centrum kunnen wat mij betreft direct afgesloten worden voor de touringcars. Uitgezonderd
de route naar Artis. Waarom geen uitzondering voor deze route via Alexanderplein en Plantage
Middenlaan? De optie om een ontheffing aan te vragen op kenteken is in de touringcarbranche zeer
lastig. Vooral in de drukke periode wordt de planning vaak op de dag voor vertrek gemaakt omdat er
vaak op het laatste moment nog wijzigingen zijn. Ook als een touringcar een technisch probleem zou
hebben, moet er vaak op het laatste moment een wijziging worden doorgevoerd. Met een ontheffing
op kenteken is deze ontheffing dan niet meer geldig en is het te laat om een nieuwe aan te vragen.
Nogmaals alle begrip voor de plannen maar neem mijn opmerkingen in overweging.
98 Ik begrijp het beleid gericht op verminderen van overlast op kwetsbare punten in de stad.
Ook op Agenda Touringcar 2020 — 2025 het Zeeburgereiland als dringend aandachtspunt naar voren
gebracht. Zeeburgereiland is absoluut ongeschikt voor extra vervoer van toeristen die met bussen
hier worden gedropt. Tram 26 is zeker voor toeristen het enige OV!! richting stad. De capaciteit schiet
nu al tekort. Capaciteit moet ook zijn: piekbelasting en alternatieven bij verstoringen. Onvoldoende:
Bewoners, scholieren (3 middelbare scholen, 2 basisscholen), sporters (USZ), studenten (Hogeschool
Inholland met 5000 studenten).
99 Rijksmuseum Beste mensen van de Gemeente Amsterdam,
Wij verzorgen als Rijksmuseum gratis busvervoer voor schoolgroepen naar het Rijksmuseum (en
musea op Museumplein). Het is voor de leerlingen (uit alle windstreken van het land) heel belangrijk
om in aanraking te komen met de kunst en de cultuur. De parkeergarage onder het Museumplein is
voor de leerlingen een veilige plek om in en uit te stappen.
De leeftijdsgrens van 12 jaar is vrij laag aangezien er ook leerlingen van het VMBO gebruik kunnen
maken van het gratis busvervoer en ook bij Speciaal Onderwijs gaat deze leeftijdsgrens vaak niet op.
Het zou toch ontzettend jammer zijn als we hierdoor minder leerlingen in aanraking kunnen laten
komen met de kunst en de cultuur van Nederland.
We hopen daarom ook dat we ontheffing kunnen krijgen voor de doelgroepen die met het door ons
geboden gratis busvervoer naar het Museumplein komen.
Groeten,
Marlijn Fleer
Team Onderwijs Rijksmuseum
101 Ik ben tegen. Bus is collective vervoer. Waarom verboden ? Ik zal zeggen prima bus kunnen reizen |
102 Holiday Travel Het is erg jammer dat we niet langer welkom zijn in deze mooie stad. Eerst wordt van ons gevraagd
om schone, euro 6 touringcars aan te schaffen en vervolgens krijgen we te horen dat we geweerd
worden.
Voor basisscholen of mensen met een beperking kan een ontheffing worden aangevraagd. We
kunnen tegenwoordig voor alle regels wel een extra persoon inhuren op kantoor. Echter kunnen we
deze kosten niet doorberekenen naar de klant.
Jammer dat deze branche zo kapot gemaakt wordt. Wij zijn dan ook diep teleurgesteld en adviseren
onze klanten overal naartoe te gaan, behalve Amsterdam.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 64
103 Ik zou alsook overwegen om het principe van Brugge te hanteren.
Bussen welke reizigers aan hotel klanten laden of lossen met bagage toelaten. De betrokken
uitvoerder dient wel een bevestigde reservatie met aankomst en vertrek van het hotel bij zich te
hebben wat bij controle dient voorgelegd te worden.
106 Overlast van touringcars wordt zo ervaren omdat deze grote groepen mensen afleveren, die overlast
geven. Niet de bus zelf. Alle bussen zijn Euro-6, dus overlast in de vorm van geluid en uitstoot is
minimaal. De gemeente A'dam faciliteert de P-plaatsen voor bussen steeds minder. Dus wild parkeren
is noodzakelijk, en dat veroorzaakt zeker overlast. 1 bus = 60 man en 1 P-plaats. (3 auto’s achter
elkaar) 60 man = 25 auto’s = (25 auto’s achter elkaar) Een OV bus rijdt ook in de stad. (en veel!) Rijden
pittiger en slordiger. Ik kan mij samen met heel veel personen niet vinden in uw beleid. Niet op
emotie, maar puur op feiten.
107 Dit hele beleid dient geen enkele goede oplossing. Hier zijn toch hoogopgeleide planologen
verantwoordelijk voor? Met een efficiëntere indeling kan het milieu technisch toch veel beter? Er
zijn legio voorbeelden wanneer je 500 meter verderop moet je ongeveer ruim 5 kilometer moet
omrijden. Goed voor de “luchtvervuiling” toch.
108 Onvoorstelbaar, het is nu al veel te lastig om met een groep op de bestemming te komen. Het zou
veel meer opengesteld moeten worden. Mensen moeten nu al heel ver lopen om ergens te komen.
Laat juist enkele doorgaande routes door of vlak langs het centrum trekken. Laat lijnbusdiensten
veel meer via trams en metro gedaan worden, dan is het gevoel van overlast van de touringcars veel
minder groot.
109 Acklams Coaches hi
If you build a coach parking on the outskirt of amsterdam and use your own service bus or tram to
take tourists into the city. That will save the coach/bus using the roads and will make it easy for the
drivers to. And have a cafe built at the coach parking for drivers and passengers.
110 Schande hoe dit stadsbestuur met deze zaken om gaat inplaats de stad optebouwen breekt het
bestuur het af al de cruiseschepen gaan naar Rotterdam veel toeristen blijfen weg door verhouding
van de belasting en parkeergelden en het zelfde als de wallen en coffeeshops. Wat was het mooi
onder de oude burgemeesters dit bestuur moet zo snel mogelijk Op rotten
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 65
111 KHN KHN Amsterdam maakt van de gelegenheid gebruik onze zienswijze kenbaar te maken m.b.t. het
touringcarbeleid, specifiek de onderdelen verkeersbesluit en ontheffingenbeleid.
We zijn verontrust over het feit dat nu alleen een verkeersbesluit en ontheffingenbeleid zijn
uitgewerkt en voor de inspraak wordt aangeboden, maar dat er geen duidelijkheid is over het
goed functioneren van een ontheffingen systeem. We missen de aspecten voor hoe touringcars uit
het buitenland worden opgevangen, hoe, waar en wanneer de extra toegezegde halteerplekken
op strategisch goede locaties worden gerealiseerd met o.a. voldoende overstaplocaties nabij OV
voorzieningen en vervoer via water. Het is niet duidelijk waar al deze instap- en uitstaplocaties
komen en of dit voldoende is. Kortom een complete uitwerking om het goed werkbaar te maken is
ons toegezegd en lijkt nu geen of beperkt onderdeel te zijn van de besluitvorming.
We vragen ons ook af of de bestemmingen met grote bezoekerscapaciteiten voldoende zijn
meegenomen in dit proces en of zij zich realiseren dat dit enorme impact op ze heeft. Neem de
verschillende musea en culturele instellingen e.d. Eerder zaten die wel aan tafel, maar na corona
zien we niet hoe die partijen betrokken zijn. Veel sectoren zijn nog niet hersteld van corona en de
bezoekersaantallen blijven nog achter t.o.v. 2019. Door de zogenaamde drukte discussie wordt er
een beeld geschetst dat afwijkt van de werkelijke situatie. We hebben nog steeds te maken met
schulden en daar bovenop enorme kostenstijgingen. De juiste timing voor invoering van dit soort
maatregelen is een belangrijk argument om rekening mee te houden en dat is door voormalige
wethouders op dit dossier aan ons toegezegd.
Tevens vinden we dat de ontheffing voor specifieke doelgroepen voor alle soorten bestemmingen
moet gelden, dus ook de commerciële bestemmingen en niet alleen als het over educatieve,
culturele en kunstinstellingen gaat. Deze bestemmingen zijn immers onderdeel van het totaal pakket
van het bezoek aan een specifiek gebied. Het zou omslachtig en wel erg gekunsteld worden als
deze ‘kwetsbare’ groepen niet nabij hun hoofdactiviteit gebruik kunnen maken van ondergeschikte,
maar relevante voorzieningen. Dit zou in elk geval mogelijk moeten worden voor de dag waarop het
bezoek aan de educatieve, culturele en kunstinstelling plaatsvindt. .
Ook is voor de zakelijke markt, waarbij de grotere venues binnen de S100 vaak een onderdeel zijn
van hun keuze voor onze stad, een belangrijk argument hoe ze zich efficiënt kunnen verplaatsen. En
groepsvervoer van en naar de locatie is daarbij een belangrijke voorwaarde. Aangezien dit college
ook in de aanpak binnenstad ervoor kiest om de congresmarkt te ondersteunen en te stimuleren
moet er wat ons betreft een ontheffingsmogelijkheid komen voor groepsvervoer voor deze
doelgroep.
Graag zijn we bereid onze zienswijze mondeling toe te lichten en mee te denken over een verdere
uitwerking op onderdelen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 66
113 Touringcars zijn voor groepsreizen handige en efficiënt. Het succes van de touringcar heeft ook een
keerzijde. Er komen veel klachten bij de gemeente binnen. Vanaf volgend jaar zijn zware touringcars
niet meer welkom in het centrum van Amsterdam, als het aan de wethouder ligt.
Meer dan 200.000 touringcars in centrum
Elke dag rijden er naar inschatting 625 touringcars het gebied binnen de S100 in. Dat zijn per jaar
circa 220.000 touringcarbewegingen binnen de S100, waarvan ongeveer 10% Hop On Hop Off-
bewegingen. De drukte is sterk seizoensgebonden vooral tijdens het ‘Keukenhofseizoen’ in april en
mei. Dan zijn er soms wel 1.000 touringcars per dag.
De nieuwe maatregelen moeten de overlast, verkeersonveiligheid en drukte verder verminderen;
300 tot 450 touringcars per dag zijn er te veel, volgens de wethouder.
Over die plannen wil ik hierbij mijn zienswijze geven.
Om de touringcars weg te houden van het centrum, wil wethouder Van der Horst dat de bussen
naar de randen van Amsterdam gaan en de toeristen vervolgens met het openbaar vervoer naar
de binnenstad reizen. Waar? Dat maakt de gemeente binnenkort bekend. Dan is het lastig om nu
al over de plannen te oordelen. Hoe zit het met de OV-bereikbaarheid van toeristische attracties?
Is er genoeg parkeerruimte voor de touringcars. En wat betekenen de vele uitzonderingen en
ontheffingen voor de verkeersstromen en bezoekersstromen?
De samenhang van de plannen met andere verkeersplannen is (opnieuw) niet duidelijk; waar is
bijvoorbeeld de evaluatie van de uitvoering van het bestaande touringcarbeleid?
Aanpak toeristische drukte
Het weren van touringcars is een volgende poging van het stadsbestuur om de toeristische overlast
voor bewoners te verlichten. De gemeente is al geruime tijd bezig om het touringcarverkeer in de
binnenstad zoveel mogelijk te weren.
De kern van het beleid bestaat uit sturing op intensief gebruik van de beschikbare ruimte in
combinatie met het ontmoedigen van touringcarverkeer dat niet per se in de binnenstad hoeft te
zijn.
Eerder besloot de gemeente om extra regels op te leggen voor rondleidingen, van vooral groepen
die met de touringcar de binnenstad in komen, in het stadshart. De afgelopen jaren is al veel
verbeterd, ook door inspanningen van de sector zelf met een geslaagd stewardproject. Desondanks
is het wel hoog tijd om nu door te pakken.
Segmenten
De touringcarmarkt kent veel verschillende segmenten. De nieuwe maatregelen stellen een one-
size-fits-all benadering voor. Gaat dat wel passen? Elk segment vraagt om een eigen aanpak; de
dagtoeristen, de cruisepassagiers, de nachttoeristen, de partybussen en natuurlijk de fameuze Hop-
On-Hop-Off bussen. Dat staat ook in het goed uitgewerkt touringcarbeleid (uit 2020).
Kun je dan, met zoveel verschillende segmenten, echt stellen dat de mogelijke nadelige gevolgen
die sommige belanghebbenden van het verkeersbesluit ondervinden niet opwegen tegen het
bredere belang van de bij het verkeersbesluit gediende verkeersveiligheid en bereikbaarheid,
de bescherming van de infrastructuur, het terugdringen van de overlast en het verbeteren van de
leefbaarheid van de stad? Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 67
» 113 Busexcursies als verdienmodel
Voor bus- en cruiseondernemers zijn excursies een stevig verdienmodel gebaseerd op het razend-
snel bezoeken van de stad (ze zijn hier maar een paar uur) met zoveel mogelijk hoogtepunten. Ik
betwijfel of de touringcartoeristen zullen overstappen op het openbaar vervoer. Voor ouderen is
dat vaak geen oplossing. Die willen de stad in een paar uur bekijken en zeker niet te ver lopen; we
are here to take pictures, not to walk. De ondernemers laten zich niet de kaas van het brood eten en
gaan andere oplossingen voor de flitstoerist bieden.
De 1 miljoen toeristen die van de zee- en riviercruiseschepen komen, zijn een uitdaging. In Florence
gelden strenge regels voor touringcars. De bezoekers nemen daarom nu een taxibusje. Op drukke
dagen komen daar tienduizend cruisegasten. Als die met groepjes van zes in een taxi moeten, zorgt
dat voor enorm veel extra busjes. Daar is niet echt plek voor in de drukke binnenstad. Wat is eigenlijk
de visie van de gemeente op het flitstoerisme?
Ontheffingen, uitzonderingen en handhaving
Bij elke regeling komen uitzondering en ontheffingen; ook hier. De vraag is welke concrete criteria
daarvoor gaan gelden.
De plannen laten veel ruimte voor vrije interpretatie.
Aanvragen voor ontheffingen voor vervoer van basisschoolleerlingen, mensen met een beperking,
ouderen en artiesten en alleen als zij van of naar educatieve, culturele en kunstinstellingen gaan zijn
niet te controleren, laat staan te handhaven. Bij elke riviercruise zijn wel passagiers met een beper-
king. Alle schoolreisjes kunnen ongemoeid de binnenstad in.
De handhaving is een lastige zaak. Ook omdat de gemeente niet klaar is met een systeem voor intel-
ligent toegangsbeheer.
De gemeente Amsterdam kan alleen op heterdaad een overtreder pakken. Het geven van bekeurin-
gen aan buitenlandse touringcars is zeker nog niet voor alle landen geregeld (net zo min als voor
auto’s en vrachtwagens). En hoe gaan de buitenlandse touringcarbedrijven de ontheffing aanvragen?
Komt er een digitaal loket in Tourbuzz?
Een probleem in het verleden was dat touringcarchauffeurs niet willen parkeren in de parkeergarages
om parkeergeld uit te sparen. Veel meldingen van overlast komen van fout geparkeerde touringcars.
Hoe gaat de gemeente hierop in de toekomst toezien? Vignetten? Waarom kiest de gemeente niet
voor een systeem met betaalde vignetten? Een vignetsysteem kan zorgen voor een duurzame en
eerlijke financiering van bijvoorbeeld de stewards. De busondernemers regelen zelf per dag, week
of maand de vergunning on line. Met een kwartje per busreiziger kan het systeem van stewards, op
meer tijdstippen en meer plekken in de stad, duurzaam worden gefinancierd. Helaas is het vignetten-
stelsel gesneuveld op de tekentafel. Vorige wethouders wilden er niet aan. Uiteraard zouden alleen
schone touringcars een vignet mogen krijgen.
Infrastructuur
De infrastructuur van de stad is kwetsbaar. Het verbod geldt ook al voor het zware vrachtverkeer, dus
is het logisch dat ook touringcars toe te passen. De vraag is wel hoeveel touringcars straks alsnog met
een ontheffing in de binnenstad mogen komen (en waarom)? Dat blijkt niet uit de plannen.
Het is prima dat de gemeente een volgende stap zet in de aanpak van touringcars in Amsterdam. Er
is in het verleden veel, en vaak, wat beloofd, maar niet altijd gerealiseerd.
Waarom wordt niet eerst het lopende touringcarbeleid geactualiseerd? Zonder samenhang met
andere maatregelen gaan de plannen niet werken.
Ook het zwak onderbouwde ‘verkeersbesluit’ (geen kwantificering of onderbouwing van de effec-
ten) om touringcars te weren moet eerst nog ongeschonden door de inspraak komen. Mijn motto is:
eerst zien dan geloven!
114 Overlast kan je eenvoudig beperken door een 1richting verkeer inte stellen voor al het verkeer.
Vervolgens duidelijke electronische borden met verplichte rijrichting. Tegelijkertijd kunnen er veel
meer “halte plaatsen” worden gecreëerd. Des te meer halte plaatsen te minder kilometers in de stad
gereden worden des te veiliger is het verkeer in de stad. Maak de stad zo auto-onvriendelijk als
mogelijk. Maar tegelijkertijd zo tourwagenvriendelijk mogelijk. Des te minder auto’s des te minder
overlast.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 68
115 Snap dat er door de gemeente een beleid op het rijden met een touringcar in Amsterdam wordt
gemaakt, echter er wordt nu een grote groep passagiers die ook naar culturele instellingen etc. gaan
vergeten te weten de leeftijd tussen 12 en ouderen. Verder is de vraag of er dan voldoende (gratis)
parkeerplaatsen zijn voor de touringcars op bij de haltes van het OV en of het OV daarop is ingesteld.
116 Jonker Travel BV. Als ik de notitie goed begrijp, mogen touringcars onder de 7.500 Kg vanaf 1d januari 2024 dus het
centrum van Amsterdam blijven bedienen, binnen de ring van de S100. Zijn deze dan gebonden aan
halteer locaties zoals nu, of moge deze overal laden en lossen? Aangezien dit momenteel nogal eens
voer voor discussie is met handhaving en de politie.
Wij bedienen momenteel veel gasten en hotels binnen de S100 ring, en willen dit ook blijven doen
binnen de verkeerswetgeving, echter willen wij onze gasten wel zover mogelijk vooruit informeren,
aangezien er nu al aanvragen zijn voor 2024.
Met uw informatie willen wij onze, en Uw gasten informeren, welke mogelijkheden er bestaan voor
vervoer van en naar hotels vanaf 1 januari.
Ik dank u hartelijk voor uw antwoord.
117 Geweldig beleid. Hoop dat de reisorganisaties massaal Amsterdam gaan mijden. Tip, laat
de boa's massaal oost Europese talen leren spreken. Ik merk al jaren dat wij als Nederlandse
touringcarchauffeur aangesproken worden en onze Oost-Europese collega’s met rust gelaten worden.
Ik wens Amsterdam heel veel minder toeristen toe.
118 Waarom komt er een verbod voordat er voldoende en goede opstapplaatsen gecreëerd zijn?
Aangezien er veel bedrijven en instellingen afhankelijk zijn van touringcar vervoer kan het toch niet
zo zijn dat er een verbod komt voordat er voldoende voorzieningen langs de S100 zijn? Op deze
manier wordt het niet een chaos maar zullen bedrijven hierdoor ook schade leiden. Een verbod kan
er pas komen NADAT er is voorzien in halte plaatsen en parkeervoorzieningen zodat de stad ook
voor personen die van een touringcar gebruik maken bereikbaar blijft. En waarom worden door de
uitzondering bepaalde bedrijven en musea bevoordeeld tov anderen? Dit vind ik echt schandalig. Als
er minimaal een 2e doorgaande route toegankelijk blijft met halteplaatsen waar alleen onmiddellijk
in- en uitstappen is toegestaan blijft de stad veel beter bereikbaar zonder dat er overmatige overlast
is. Rozengracht, Nieuwezijds Voorburgwal bijvoorbeeld. Een grote doorgaande route. Gewicht en
belasting van de weg lijkt me een nonargument op routes waar ook trams rijden.
120 Jammer dat het gebied Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat is uitgezonderd
van het touringcarbeleid. Dit gebied is vanaf het Amstelstation en de metrohaltes Wibautstraat en
Weesperplein uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer.
Waarom wordt er een uitzondering gemaakt voor dit gebied?
121 Prima, goed idee: eindelijk!
Mag ik hieruit opmaken dat wij dan ook verlost worden van de vreselijke Hop-on Hop-off bussen en
andere touringcars in de Jodenbreestraat op weg naar Gassan Diamonds?
122 Ik begrijp dat de zwakke kades en bruggen in Amsterdam moeten worden ontzien van zwaar vracht-
en touringcarverkeer. De stad moet echter ook bereikbaar blijven voor bezoekers uit binnen- en
buitenland die met touringcars van hun bestemming of van Schiphol naar de stad komen. Zij hebben
vaak bagage bij zich en moeten naar hotels. Overstappen op metro of stadsbus is voor hen die
met bagage reizen geen optie. Met name voor de bezoekers op leeftijd, die zich overigens keurig
gedragen in de stad en vaak onterecht over een kam geschoren worden met de overlastgevende
jongen buitenlandse bezoekers, is dit geen optie. Alle straten die niet aan de zwakke kades liggen
(bijvoorbeeld Van Woustraat, Weesperstraat, Nassaukade en rest binnenring) moeten toegankelijk
blijven voor touringcars. Ook hotels moeten bereikbaar blijven en evenementlocaties.
123 Uitstekend plan. Jammer dat door alle zorgvuldige afwegingen het daardoor zo lang geduurd heeft.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 69
124 Auf Extratour Reisen | Wij begrijpen zeker de bezorgdheid van de bewoners van Amsterdam, maar wij vinden het
GmbH algemene verbod op de toegang van touringcars overdreven. Amsterdam is een belangrijke
toeristische bestemming met een grote historische betekenis in Europa. De stad profiteert dus sterk
van de toestroom en de koopkracht van de bezoekers. Een infrastructuur van parkeergelegenheid
voor bussen met aansluiting op het openbaar vervoer is niet beschikbaar in de mate die nodig is om
het aantal bezoekersgroepen op bevredigende wijze te bedienen.
Wij nemen al jaren Duitse schoolgroepen mee naar Amsterdam, zetten ze in het noorden van de
stad af bij een van de veerboten naar het centraal station en gaan er dan met onze bussen op uit en
parkeren ze bijvoorbeeld op het industrieterrein. Wij proberen nu al de lasten klein te houden, maar
ervaren dat de bestaande busparkeervoorzieningen van de stad in de buitenwijken onvoldoende zijn
en niet erg praktisch voor de scholen.
Een bus vervangt een groot aantal personenauto's of minibussen, bussen met Euro 6 verbruiken veel
minder en produceren minder vervuilende emissies dan het aantal auto’s dat anders de stad in zou
rijden.
Wij betreuren het zeer, ook namens onze klanten op de scholen in NRW, dat vanaf 2024 reizen naar
Amsterdam niet meer mogelijk zijn.
Ik denk dat de geuite bezwaren u niet onbekend zijn en ik hoop dat er bij uw planning rekening mee
zal worden gehouden.
125 Easy Rider I have carefully read the information provided in regards to the new policy regarding tourist coaches
Amsterdam in Amsterdam.
Iam still missing what to me seems like the most important aspect.
Using tour buses is primarily meant for the transportation of groups.
Most groups for the purpose of their touristic activities, stay together and can not and should not be
seen as an amalgamation of individuals but as one organic group.
The policy decision makes the claim that public transportation should be used to transfer the group
of people from the tour bus stops into the centre. Unfortunately the public transport system is
completely not suitable to transport of groups.
It is not possible to “hope” that all 50 people from the group will make it up the tram and have
a place to stand with their suitcases next to them until the stop next to the hotel or restaurant or
attraction…
Deciding on the policy is good and welcome. However, it should be expected from policy makers,
that when such a measure is taken, appropriate alternatives will be provided.
Unfortunately, this is not the situation at the moment. It seems that no thought has been given to the
transportation of groups with public transport.
126 Ik ben benieuwd of dit positief uit gaat pakken of dat het drukker op de weg wordt dan eerst door
meer voertuigen. Ik heb er geen goed gevoel over, welke maatregelen worden er genomen om
meer verkeer te voorkomen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 70
127 The Travel Company My company bring thousands of travelers to Holland every year - and primarily to Amsterdam. They
spend on 4 - 5 star hotels, restaurants, shops, museums, farms, tourist attractions such as Keukenhof,
windmills - the lists goes on. Our travelers come by coach mainly because they want an organised
tours and very many of them have mobility problems. Some because they are elderly - others
because they are not in the best of health. Not being able to get into the heart of the city will make
Amsterdam an unpleasant destination for them - we always include a canal cruise with dinner so that
they can see some of the city - but they do want to walk a little bit within the old city and thus need
to be brought there by motor coach. How will those who wish to visit the Ann Frank house be able
to do so? Surely these restrictions will badly affect your inner city restaurants and shops as well as
museums. You say that EXCEPTIONS will be made for the ‘elderly’ - what is the definition of ‘elderly’?
I know 80 year olds who are very fit - and 45 year olds who can hardly walk… so we need a definition
please.
These restrictions are punitive to the elderly and less fit who will not be able to properly visit your
beautiful city - they don’t have much time there because they often come on a European trip….which
they can perhaps only afford to do once in their life!
128 Autocars Wij zijn nergens meer welkom puur geldbejag als men betaald dan is de luchtkwaliteit in orde waar
Reisgenoegens zijn wij mee bezig in ons beroep rijden & betalen ja, maar toerisme uitwerken nee laat de vliegtuigen
maar goedkoper en goedkoper vliegen wij zullen wel de keinigheden voor een aalmoesprijs
opkuisen en maar investeren en nogmaals betalen
129 Doubletree by Hilton | Het nieuwe touringcar beleid gaat ons hotel (Doubletree by Hilton Amsterdam Centraal
Amsterdam Centraal < Station) ontzettend veel omzet/business kosten en zal hierdoor indirect impact hebben op de
Station werkgelegenheid die wij de stad en regio verschaffen. Ik snap dat het grote aantal touringcars in
de binnenstad storend is maar wij liggen aan de rand van de stad en touringcars kunnen van de
S100 via de Ruyterkade zonder enige moeite of overlast onder de ODE brug naar ons hotel komen.
Hierbij komen de bussen langs geen enkele woning maar kunnen de veelal oudere gasten die ons
hotel bezoeken wel gewoon met hun koffers voor de deur worden afgezet. Daarom is ons verzoek
hierbij om voor de deur van ons hotel op de Oosterdokstraat (dus tussen het spoor en ons hotel) nog
een halteplaats toe te voegen. Hier mogen dan geen bussen parkeren maar mag er wel kort (max
10 minuten) gelaad en gelost worden. Bedankt alvast voor uw begrip en hulp.
130 Lijkt mij een perfect idee, succes met de uitvoering!
131 Festivalbussen.nl Beste, graag zouden wij zien dat onze touringcars vanuit Utrecht CS naar Harlingen Haven nog
steeds de route Weesperstraat - Valkenburgerstraat - Kattenburgerstraat - Piet Heinkade - De
Ruijterkade - Hemweg naar de aansluiting S101/A10 kunnen rijden, vv. Achter het A'dam CS langs
dus, daar hebben de inwoners geen last van. Normaliter pikken wij onze reiziger op tegenover de
KvK op de De Ruijterkade. Dit doen wij jaarlijks in Juni tijdens het Oerol Festival, dit jaar 8jun-19jun,
en het ITGWO Festival, dit jaar, 30Aug-04Sep. Op de terugweg zetten wij de mensen daar ook
weer af. Oppikken en wegwezen dus, het duurt vaak maar 10 minuten. Mijn vraag is: kan/mag dit
tzt niet meer? En/of kan/zal er voor bovenstaande een ontheffing verleend worden? Wanneer dit
plan wordt doorgezet betekent dat het einde van Festivalbussen.nl, juist bij het A'dam CS komen
al onze reizigers bij elkaar om dan vanuit daar linea recta naar Harlingen Haven te reizen. Als onze
reizigers dan eerst nog met de bus/tram of ter voet naar oppikplekken bij de Weesperstraat moet
gaan dan vervalt de tijdswinst en gemak t.ov. de trein en zal men onze Festivalbussen mijden en de
trein pakken. Wij vrezen dus het einde van onze onderneming Festivalbussen.nl als deze plannen
doorgezet worden.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 71
132 ZOYO Travel Hierbij onze opmerkingen met betrekking tot het nieuwe ‘touringcar beleid 2024’ van de gemeente
Amsterdam.
Allereerst de basis van het plan:
Goed, ik ben voorstander van minder verkeer in de stad & ik begrijp ook zeker dat touringcars met
hun gewicht en uitstoot meer overlast veroorzaken dan wenselijk is.
De oplossing vanaf 2024:
In het huidige plan zie ik heel veel ‘wat niet meer mag’ (met de bijbehorende uitzonderingen) maar
eigenlijk nog niks concreets wat er nog ‘wel’ mag. Buiten het verhaal dat dit buiten de S100 moet
plaatsvinden. Ik ben persoonlijk enigszins bang dat er onvoldoende rekening gehouden wordt
met het aantal touringcars wat vanaf 01-01-2024 een ‘ander plekje’ moet zien te vinden buiten de
S100. De Ruiterkade Oost staat op sommige momenten al vaak vol ivm laden/lossen rivercruises
en cruiseschepen. Daarnaast zijn de haltes rondom de Stadhouderskade (museumplein, Heineken
Experience) ook zeer beperkt te noemen. Kortom, hoe gaan we ervoor zorgen dat deze bezoekers
(die milieubewust per touringcar reist) alsnog zo goed mogelijk opgevangen gaat worden? Ik mis
hier een effectief antwoord.
Voor ons is het belangrijk dat:
— Er nieuwe halte locaties aangeboden worden rondom de S100 vanaf waar gasten kunnen lopen
naar het hotel en bagage wellicht in busjes vervoerd kan worden naar het desbetreffende hotel
(en/of overstappen naar rondvaart)
— Halte locaties ver buiten de ring S100 aanhouden lijkt ons niet praktisch. In dat geval zullen gasten
gaan overstappen op ander vervoer (taxi's) waardoor alsnog er extra druk ontstaat op het centrum
inzake vervoer. Dit geld natuurlijk niet voor alle bezoekers maar wel voor de bezoekers die over
het algemeen meer te besteden hebben (kwaliteitstoerist) en die je juist als stad graag wil trekken
(vaak hebben ze ook meer bagage mee omdat Amsterdam onderdeel is van een rondreis
in Europa). Ja, ook zij kunnen in het OV stappen maar zullen dit in veel gevallen niet doen. Het is
niet praktisch genoeg.
— Essentieel is dus dat we het ‘loopbaar’ maken vanaf de plekken waar een bus wel mag komen, dus
zuidelijk S100 of Noordelijk Ruijterkade Oost met de optie tot bagage vervoer (of indien nodig,
overstap op taxi die zowel op afroep als vooraf gereserveerd toegang moet hebben)
Kortom, ik ben voorstander van minder touringcars mits er wel effectief wordt meegedacht aan het
realiseren van goede locaties waardoor de ‘touringcar’ gebruiker niet zal worden afgestraft. Indien
er namelijk te weinig opties zijn zal dit resulteren in meer groei van taxi's en overige verkeersstromen
die eenvoudig de (vroegere) overlast van touringcars teniet zullen doen.
Daarnaast hoop ik dat het uiteindelijke beleid ook actief zal worden gedeeld met buitenlandse bus
organisaties (met name Duitsland, Polen, Frankrijk, België en Spanje). Om ook te zorgen dat deze
partijen zich beseffen wat de nieuwe regels zijn en hoe zich te bewegen door de stad.
Alvast bedankt voor het meenemen van de punten en hopelijk zorgen wij ervoor dat dit een
positieve ontwikkeling wordt voor zowel de stad als de bezoeker!
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 72
133 Museum Plus Bus Met interesse hebben wij kennisgenomen van het nieuwetouringcarbeleid dat op 1 januari 2024 in
zal gaan. Allereerst willen wij de betrokken afdeling hartelijk danken voor het organiseren van de
sessies en het meenemen van suggesties en aanbevelingen in de definitieve plannen.
Wel hebben wij aan de hand van de stukken en sessie nog 2 specifieke aandachtpunten:
1. Bereik van Hermitage Amsterdam. Ongeveer 25 maal per jaar bezoekt de Museum Plus Bus
museum Hermitage Amsterdam. Tot op heden wordt gedoogd dat de Museum Plus Bus de Nieuwe
Keizersgracht op rijdt en op het terrein van de diaconie de ouderen rustig uit laat stappen (plus
veilig uitladen van de hulpmiddelen en veilig gebruik van de rolstoellift). Daarna rijdt de bus naar
een parkeerlocatie buiten de stad.
Zoals wij opmaken uit de stukken wordt dit niet meer toegestaan. Voor onze kwetsbare groepen
is er echter geen passend alternatief. De halteerlocaties naast het Joods Museum (500 meter) en
aan de Weesperstraat (400 meter, ter hoogte van nummer 61) zijn te ver en/of hebben teveel
obstakels zoals stoepjes, oneffen wegdek en verkeerslichten.
Op 17-11-2020 hebben we dit aangekaart tijdens een online afspraak met Tom Groot en collega’s
en er was toen sprake dat er mogelijk een ontheffing aan te vragen is voor dit specifiek stuk. Onze
vraag is dan ook: Is het mogelijk om ontheffing voor het stuk Nieuwe Keizersgracht aan te vragen.
2. Handhaving op halteerplekken. Wij ondervinden veel hinder van geparkeerde bussen, taxi's en
werkbusjes op de halteerlocatie naast het Joods Museum. Voor onze bus en het gebruik van
buslift is het van essentieel belang dat de bus op een veilige plek kan staan. Wij voorzien dat
de drukte op halteerplekken langs de Weesperstraat-Meester Visserplein - Valkenburgerstraat-
Kattenburgerstraat zal toenemen in 2024.
In het verkeersbesluit zien wij nog geen sluitende oplossing m.b.t. handhaving. Onze vraag
is dan ook hoe wordt de handhaving op de halteerplekken langs de corridor Weesperstraat-
Valkenburgerstraat-Kattenburgerstraat vormgegeven?
Tot slot, mochten de halteerlocaties nog eens onder de loep worden genomen. Wij geven graag mee
dat er op de halteerlocatie Joods Museum een lantaarnpaal midden op de stoep staat. Dit is voor
rolstoelbussen passen en meten om gebruik te kunnen maken van de lift.
Wij zien de nota van beantwoording graag tegemoet.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 73
134 Paradiso Touringcarbeleid Gemeente Amsterdam miv. 2024 en bereikbaarheid Paradiso — zienswijze. Deze
zienswijze heeft betrekking op de bereikbaarheid voor zwaarder verkeer van Weteringschans 6-8,
het adres van Paradiso, (pop-) cultuurcentrum behorend tot de Amsterdamse Basisinfrastructuur
(A-Bis). (Voor de volledigheid eerst even: auto’s, busjes en bakwagens kunnen na de diverse
wegwerkzaamheden en aanpassingen die op dit moment plaatsvinden: aanrijden via Weteringcircuit,
Weteringschans, Zieseniskade, en terug de Weteringschans op; afrijden via Weteringschans en
Museumbrug. Dit kan zonder ontheffingen. ’s Avonds en ’s nachts is de Zieseniskade afgesloten
door middel van een Vezip die vanuit de receptie van Paradiso (en ook vanuit De Balie) kan worden
bediend.) Onder zwaar verkeer wordt verstaan: voertuigen tussen 7.5 en 30 ton gewicht en/of
10 meter of meer in lengte. Voor Paradiso betekent dit: vrachtwagens en tourbussen van (meestal
internationale) bespelers. Voor zover er bezoekers naar Paradiso komen per touringcar hanteert
Paradiso al jaren het beleid: uitstappen op een halteerplaats aan of buiten de S100. Dit laatste om
overlast voor de buurt te voorkomen. De situatie met bezoekers die per touringcar arriveren is zeer
uitzonderlijk — misschien een keer per jaar. Deze zienswijze betreft dus nadrukkelijk professioneel
vervoer van goederen en mensen. Het touringcarbeleid van de gemeente maakt echter geen
onderscheid tussen voertuigen voor bezoekers / toeristen en voertuigen voor professionals — het
gaat om het voertuig van het type autobus. Het gaat per productie in Paradiso maximaal om 2 bussen
en 1 vrachtwagen, met een frequentie van maximaal dagelijks in hoogseizoen (voorjaar en najaar) tot
minimaal een paar keer per maand (winter en zomer). Paradiso is op dit moment voor zwaar verkeer
bereikbaar met gebruikmaking van 2 ontheffingen die door Paradiso worden aangevraagd en aan de
bespelers (via tourmanagers meestal) worden doorgespeeld per e-mail:
— De Ontheffing RVV om over de trambaan naar de Paradiso laad- en losplaats te kunnen komen (dat
kan voor zwaar verkeer na de opknapbeurt van het Leidseplein alleen nog maar via trambanen).
— De Ontheffing C voor culturele instanties (zoals ook Melkweg, ITA, DelaMar, etc.) in het kader van
de pilot ontheffingen culturele instanties met betrekking tot het beleid zwaar verkeer. Als het
touringcarbeleid hier nog bij komt, met mogelijk een extra (derde) ontheffing miv. 2024 voelt
dat overcompleet. Immers, wat zijn de doelstellingen van het touringcarbeleid (tussen haakjes
daarachter de visie van Paradiso)?
— Touringcars zijn uitstootvrij en dragen niet meer bij aan te hoge concentraties stikstofdioxide en
fijnstof in de stad (dat is een goed streven, wat niet te realiseren is door Paradiso of de gemeente
Amsterdam — hiervoor zijn we afhankelijk van internationale technische ontwikkelingen en
Europese wet- en regelgeving).
— Geen grote, zware touringcars over kwetsbare bruggen en kades (hieraan voldoet Paradiso al door
gehoor te geven aan het beleid zwaar verkeer, met verplichte route).
— Minimaliseren van de (parkeer)overlast door touringcars (niet van toepassing aangezien Paradiso
zelf overslag-ruimte heeft waar de voertuigen kunnen blijven staan voor de duur van het
evenement en verminderd van toepassing omdat de verkeersbeweging van S100 naar Paradiso
van geringe afstand is). “Overcompleet” is inderdaad het woord dat zich opdringt bij een situatie
waarin 3 ontheffingen nodig zijn. De chauffeur van een bus of truck heeft op dat moment 3 A4tjes
achter zijn voorruit die in elk geval het zicht en dus de verkeersveiligheid niet zullen verbeteren.
Daar dreigt een 4e bij te komen, als miv. 2025 alleen nog “uitstootvrije” vrachtwagens de stad in
zouden mogen. Met dat laatste zou Amsterdam zwaar op de troepen vooruitlopen — op dit moment
is slechts een fractie van de vrachtwagens in Europa emissievrij, minder dan 1 procent, dat gaat niet
100% worden in 2025. Amsterdam wil in 2025 wat de Europese Commissie wil in 2040?
LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 74
»134 Paradiso Alles bij elkaar is het niet overdreven te stellen dat de bereikbaarheid van Paradiso voor
professioneel verkeer omslachtig is geworden en waarschijnlijk slechter wordt in de komende
jaren, naarmate er meer regels voortkomen uit verschillende soorten beleid. De bottomline
bij gedachtevorming hierover is: wil Amsterdam culturele instellingen in de stad, of moet alles
verhuizen naar industrieterreinen buiten de ring? Ervan uitgaande dat Amsterdam een levende
stad wil zijn, zullen de culturele instellingen goed bereikbaar moeten zijn voor zowel bezoekers als
bespelers.
In onze zienswijze voldoet Paradiso al aan de doelstellingen van het touringcarbeleid door het
aanvragen van een ontheffing i.h.k.v. de pilot zwaar verkeer & culturele instellingen (en daaraan
gekoppelde verplichte en zo kort mogelijke routes). Het beleid zwaar verkeer geldt in onze situatie
ook voor “touringcars”, waarmee het touringcarbeleid in dit geval overbodig wordt.
We pleiten hierbij dan ook voor het overwegen van de positie van Paradiso als ontvanger van
professioneel, meest internationaal verkeer. Het moet werkbaar blijven. En als er nog meer
beperkingen komen (beleid emissievrij 2025?), dan wordt het wat Paradiso betreft tijd om na
te denken over een alomvattende ontheffing gebaseerd op de locatie: een alles-in-1 Paradiso
ontheffing. Het wordt moeilijk om aan een chauffeur (meestal uit het buitenland) uit te leggen dat
hij met 3, straks misschien 4, A4tjes achter de voorruit de 300 meter vanaf de Leidsebrug, 600 meter
vanaf het Weteringcircuit, of 200 meter naar de Museumbrug moet zien af te leggen.
Als men het erover eens is dat de pilot zwaar verkeer succesvol is (aanmelden van relevante
kentekens in een digitale omgeving), dan zou de daarbij gebruikte systematiek wel eens heel
geschikt kunnen blijken te zijn voor een eenvoudige werkwijze per culturele instelling (Paradiso,
Melkweg, ITA, DelaMar, Bellevue, Carré, Opera & Ballet, etc.)
Een één-loket-systeem waar alle relevante ontheffingen kunnen worden samengebracht, dat zou
goed werkbaar kunnen zijn.
Tot nader overleg zijn we natuurlijk altijd bereid.
135 Beperken van touringcars in het centrum prima. In het beleid wordt gestreefd naar verspreid
liggende halterplaatsen. Ook prima.
Echter zorg ook voor een adequate parkeervoorzieningen met voldoende faciliteiten in de nabijheid
(eetgelegenheid en een gratis Openbaar vervoer van de Parkeergelegenheid naar de stad en Hotels
(voor de chauffeur). Thans zwerven de touringcars in de omgeving voor goede parkeervoorzieningen
met de mogelijkheid om iets te eten.
Tot slot Amsterdam staat bekend als de meest onvriendelijk stad in Europa m.b.t. touringcar-
voorzieningen en de houding tot de chauffeurs.
Handhavers en politie in Amsterdam zouden hun slogan “Waakzaam en Dienstbaar” vriendelijker en
tactischer moeten nastreven en uitvoeren. Komt regelmatig voor dat deze dienders niet de helpende
hand bieden, maar bot en weinig tactvol optreden.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 75
136 Joods Cultureel Het Joods Cultureel kwartier ondervindt veel hinder van geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes
Kwartier op de halteerlocatie naast het Joods Museum, op de Weesperstraat. Hierdoor is de halteerplek veelal
niet goed bereikbaar voor het bestemmingsverkeer, waarvoor de plek bedoeld is. Hoe zal dat straks
gaan? Er is op dit moment nog onvoldoende inzicht in de toegezegde handhaving. Bij het overleg
georganiseerd door de gemeente werd gesproken over een minimale inzet van stewards. Dat baart
ons zorgen. Een van onze doelgroepen is de Museum Plus Bus, deze bezoekt het Joods Cultureel
Kwartier jaarlijks met ca. 25 - 30 ritten. Voor de Museum Plus Bus - die gebruik maakt van een buslift
ten behoeve van de mindervalide doelgroep - is het van essentieel belang dat de bus op een veilige
plek staat en de passagiers veilig in- en uit kunnen stappen. Op de stoep voor de halteerplek staan
een lantaarnpaal en boom waardoor de feitelijke veilige parkeerruimte van de Museum Plus Bus zeer
beperkt is.
De halteerplek wordt niet alleen door de Museum Plus Bus gebruikt, maar ook door het BO en VO
onderwijs - een andere belangrijke doelgroep voor het Joods Cultureel Kwartier. Met ingang van het
nieuwe beleid in 2024 voorzien wij een toename van de drukte op ‘onze’ halteerplek.
Hoe bereiken straks de basisschoolleerlingen, ouderen, mensen met een beperking het Nationaal
Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg - twee locaties van het Joods Cultureel Kwartier
op de Plantage Middenlaan? De halteerlocaties liggen te ver weg van resp. de Plantage Middenlaan
27 en 24.
137 Businext Onze onderneming verzorgt het vervoer voor de cultuurbus amsterdam en voor de museumplus bus.
Dit houdt in dat deze bussen dagelijks met de door u bedoelde doelgroepen in Amsterdam moeten
rijden om naar de culturele instellingen te rijden. Ik zou het dan ook op prijs stellen als door de
gemeente Amsterdam voor dit vervoer jaarontheffingen per bus uit te geven. Om een elke dag een
dagontheffing aan te vragen is voor ons als onderneming een grote administratieve last.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 76
138 Vereniging ESO De Vereniging ESO [Exploitatieve Samenwerking Openbaarvervoermusea] is een koepelorganisatie
van OVmusea in Nederland die zich sterk maakt voor de belangen van eigenaren van autobussen met
een museaal doel en de belangen voor dit mobiele culturele erfgoed behartigt bij overheden.
In 2016 en 2017 is door de Vereniging ESO bij de raad gepleit voor het toegankelijk houden van de
stad voor Amsterdamse museumbussen, als authentiek hoofdstedelijk mobiel cultureel erfgoed.
Op 9 november 2017 nam de raad een motie (nr. 1397, mw. Duijndam, SP) aan waarin het college
van B&W onder meer werd verzocht: “Alsnog een mogelijkheid tot ontheffing of vrijstelling voor
de milieuzone te creëren voor Amsterdamse museumbussen […], dit in samenspraak met de
behoudsorganisaties”.
In een brief d.d. 13 maart 2018 liet B&W aan de raad weten dat de motie is uitgevoerd door
het voor Amsterdamse museumbussen1 mogelijk te maken maximaal 12 maal per jaar een dag-
ontheffing aan te vragen. Hierbij schreef het college in de ‘artikelsgewijze toelichting’: “Amsterdamse
museumbussen behoren tot het mobiele erfgoed van Amsterdam en dat maakt specifiek deze groep
voertuigen beschermingswaardig”.
1 Vigerende definitie: Onder ‘Amsterdamse museumbus’ wordt verstaan een “autobus met een DET
van 2004 of ouder die deel heeft uitgemaakt van het openbaar stads- of streekvervoer van, naar of
in de stad Amsterdam en die nu alleen museaal en niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd of ingezet
voor commercieel personenvervoer”. De kentekens van voertuigen die aan deze definitie voldoen
zijn binnen de gemeente bekend [de ESO-lijst].
De huidige milieuzone kent geen toegangsbeperking voor voertuigen die, op basis van de ‘Datum
eerste toelating’ [DET] ouder zijn dan 40 jaar. Amsterdamse museumbussen die aan dit criterium
voldoen kunnen daardoor zonder beperking rijdend getoond worden in het hoofdstedelijke
straatbeeld waarin zij thuishoren. Hiervan wordt op bescheiden schaal gebruikgemaakt.
Voor jongere museumbussen is een voortzetting van het bestaande ontheffingsbeleid zeer gewenst.
Bussen die vanaf hun aflevering zijn ingezet in het stads- en streekvervoer worden in de praktijk na
10 à 12 jaar vervangen en terzijde gesteld. Meestal volgt daarna export naar een ver buitenland of
sloop als er geen markt voor te vinden is. Hierdoor zal een bus die wordt gezien als representatief
voor het straatbeeld in de omgeving waarin die heeft gereden in de praktijk al moeten worden
veiliggesteld als deze nog maar 10 à 12 jaar oud is. Anders is de kans op een toekomst als mobiel
cultureel erfgoed al snel verkeken. Vanaf het moment van verwerving is de behoudsorganisatie
verantwoordelijk voor de kosten voor stalling, onderhoud, APK, verzekering, etc, één tot enkele
duizenden Euro's per bus per jaar. De behoudsorganisaties zijn stichtingen en verenigingen die,
zonder enige subsidie, met een doorgaans zeer beperkt budget het algemeen belang dienen met
de instandhouding van volstrekt uniek en onvervangbaar mobiel cultureel erfgoed met grote waarde
voor Amsterdam. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 77
»138 Vereniging ESO Het vigerende ontheffingenbeleid ten aanzien van Amsterdamse museumbussen biedt de ruimte om
ook met jongere museumbussen, ongeacht hun leeftijd, met dagontheffing excursies en rondritten
te rijden met donateurs en belangstellenden. Zo wordt, enerzijds, het authentieke lokale mobiele
culturele erfgoed getoond in het straatbeeld waarin het traditioneel thuishoort en wordt, anderzijds,
een recette verworven die bijdraagt in de kosten van het bewaren van deze bussen. Dit beleid
voldoet goed voor de sector en veroorzaakt geen enkele overlast voor inwoners van de stad.
Omdat verkeerskundig geen onderscheid bestaat tussen touringcars en andere autobussen, zou het
afsluiten van de stad voor touringcars het opnieuw onmogelijk maken om het Amsterdamse mobiele
erfgoed te tonen in het stadsbeeld waarin het thuishoort zoals de Erfgoedwet dit bedoelt. Dit kan
worden voorkomen door Amsterdamse museumbussen in de "Beleidsregels ontheffing zone zwaar
verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024” gelijk te stellen aan ‘Lijnbussen’ wat
bovendien recht doet aan het voertuig-type.
De Erfgoedwet schrijft voor dat: “waar er conflicten bestaan die een lokale inzet verhinderen
gestreefd zal worden naar het vinden van een oplossing”. Een algemene ontheffing voor
Amsterdamse museumbussen zou daarvoor een goede oplossing zijn.
Wij veronderstellen dat bij uw college blijvend belangstelling bestaat voor dit specifieke Amster-
damse mobiele erfgoed en dat u het bestaande beleid voor ‘Amsterdamse museumbussen’, die
hoegenaamd geen invloed heeft op dem luchtkwaliteit in Amsterdam, continueert. Wij rekenen op
uw medewerking!
139 Internationaal Fijn dat de gemeente probeert de uitstoot terug te dringen en fijn dat de verkeersveiligheid wordt
Theater Amsterdam verhoogd door minder touringcars in de binnenstad toe te laten.
Voor mijn werkgever ITA is het echter ook fijn dat we een ontheffing kunnen aanvragen zodat de
gezelschappen die in ons theater komen spelen wel nog per touringcar kunnen reizen.
We vragen ze nu de artiesten te laten uitstappen op het Leidsebosje en dan te vragen te wandelen
naar ons gebouw. Kunnen we dit blijven doen onder de nieuwe regels?
140 Wat de Gemeente maar niet wil beseffen is dat op het moment dat je een groep mensen het
onmogelijk maakt om bijvoorbeeld een museum te bezoeken, je niet alleen het museum te kort doet,
maar ook de in kunst en cultuur geïnteresseerde gast, de gids en de chauffeur! Ook de in kunst en
cultuur geïnteresseerde buitenlandse toerist wil graag met bagage bij het hotel afgezet worden,
of kan het stuk gewoon niet lopen. Ooit wel eens een groep toeristen gezien die met hun bagage
geprobeerd heeft de veel te dure tram te pakken met of zonder gids? Trams sluiten gewoon hun
deuren en laten de helft van de gasten buiten staan. Wat een fraai staaltje van gastvrijheid! Ander
ding is dat de stad bereikbaar moet blijven, voor iedereen en van alle leeftijden. Wat dacht u hiervan:
de touringcar verbieden betekent letterlijk dat er in plaats van een (1) touringcar er minstens zes (6 )
minivans voor in de plaats moeten komen voor het vervoer van de gasten met hun bagage. Wat hier
groen aan is mij geheel onduidelijk. Het toerisme in Amsterdam is een grote bron van inkomsten,
waar blijft de wethouder van toerisme? U roept: de kades, de straten en de bruggen in Amsterdam
kunnen de drukte niet aan - welk een hypocriet gebazel - de gemeente heeft jaren lang en nog
steeds als springplank gefungeerd voor een carrière hoger op in de politiek, maar onderhoud van de
stad werd even genegeerd. Ja nu om tien voor twaalf van alles roepen en klakkeloos met inperkende
plannen komen die zo contraproductief en inefficiënt zijn dat ik mij afvraag of politiek Amsterdam
niet gewoon een farce is. De korte termijn plannen waarmee de Amsterdammer en de stad om de
oren wordt gemept is tenenkrommend. Als geboren en getogen Amsterdamse werkzaam als gids
en trotse kleindochter van Piet Kramer bruggenbouwer van Amsterdam houd ik mijn hart vast want
binnenkort kan ik mijn werk niet meer uitoefenen, met dank aan het bestuur en raad van Amsterdam
141 Please plan for the fact that bus passengers in particular are predominantly senior citizens who
require strong motorised support.
142 Dit betekent in de praktijk dat alle touringcars door de Kattenburgerstraat en Valkenburgerstraat
zullen rijden om toeristen in het centrum af te zetten, eem lucratieve zaak. In de Kattenburgerstraat
kan dat ook helemaal niet meer, dat is (bijna) een nauwe 30 km weg geworden.
En het Museumplein dan? Daar opeens dan geen touringcars.
Weer alle (zeker zware) touringcars uit het centrum.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 78
143 Scholkemper Reisen Es wird schwierig sein, Gäste von Ihrer Idee zu überzeugen
Wir werden Amsterdam dann nicht mehr anbieten
144 IMKEN touristik Wir bringen Touristen mit unseren Reisebussen nach Amsterdam.
Wiefelstede Der Reisebus ist das umweltfreundlichste Verkehrsmittel mit motorisiertem Antrieb. Bei 50 Fahrgästen
ersetzen wir mindestens 25 Autos mit einem Bus.
Unsere Kunden sind meistens über 65 Jahre alt, teilweise gehbehindert und auf einen Rollator
angewiesen. Sie benutzen im fremdsprachigen Ausland nur ungerne öffentliche Verkehrsmittel.
Bitte ermöglichen Sie es uns weiterhin, unsere Kunden zu den Hotels zu bringen, zu den groôen
Museen und zu den Anlegestellen der Grachtenfahrten.
145 Goed idee !
146 Runge Reisen Diese MaBnahmen sind unnötig. Der Busverkehr ist die Lösung künftigen Mobilität und nicht die
Ursache der Klimakatastrophe. Die Klimadiskussion ist eine Halbwahrheit!
147 Bölck Reisen Ich kann es kaum glauben. Warum wird ein umweltfreundliches Verkehrsmittel ausgesperrt? Die
Busse sind leise, haben Euro6 und ermöglichen auch älteren Menschen das Reisen. Unsere Gäste sind
65 + Oft haben wir Gäste, die können nicht gut laufen und benötigen Rollatoren. Diese Gäste werden
nicht mit der Tram oder U-Bahn in die City fahren. Vielleicht möchte man in Amsterdam ja keine
älteren oder von der Bewegung eingeschränkten Menschen.
148 Weingart Reisen Ik vind het geplande touringcarverbod ronduit schandalig. Waarom is het verboden om te reizen met
het meest klimaatvriendelijke vervoermiddel, de “touringcar”? Iedereen zou moeten overstappen
op bussen en treinen … Het spijt me, maar daarmee kunnen we Amsterdam mogelijk niet meer aan
onze reisroute toevoegen. Ik zou erg teleurgesteld zijn als u de drastische afwijzing van de coach in
Amsterdam introduceert. Zo'n verbod heeft niets te maken met klimaatbescherming!
149 Neulewiner Busreisen ‚ Met verbijstering hebben wij het nieuws vernomen dat Amsterdam wordt gesloten voor touringcars.
De bus is het meest klimaatvriendelijke vervoermiddel en onze senioren zijn ervan afhankelijk dat zij
dicht bij de stad worden afgezet. De angst om de bus later niet meer te kunnen vinden speelt hierbij
een enorme rol.
Door de veranderingen van de laatste jaren (toegangsbeperkingen) hebben we al onze
stadsrondritten uit het programma gehaald. Als u de beperkingen verder opvoert, schrappen wij
Amsterdam volledig uit ons reisschema.
Sinds Corona zijn wij, busondernemers in Duitsland, zeer goed op de hoogte van de uitsluiting van
busreizen door sommige steden.
De algemene teneur hiervan is om deze steden dan niet meer te bezoeken. In eerste instantie zult u
daar in uw stad waarschijnlijk weinig van merken, maar als de reisgolf zich weer in andere richtingen
beweegt, dan kan de belangstelling voor Amsterdam niet zo snel worden hersteld.
Het huidige drop-off en pick-up point voor Lovers tours heeft de afgelopen jaren zijn waarde
bewezen. Van daaruit konden de gasten het centraal station en het Victoria Hotel als belangrijke
oriëntatiepunten worden getoond en was iedereen tevreden.
Daarom willen wij u vragen deze beslissing te heroverwegen.
150 Buscontact GmbH Vooral gesloten groepen toeristen willen niet zoals treinreizigers hun koffers naar het hotel brengen,
maar rijden met de bus naar het hotel. Juist het groepstoerisme zorgt voor hotelbezetting. Wij
kunnen niet accepteren dat onze oudere gasten plotseling enkele kilometers moeten lopen met
hun koffers. Onmogelijk, reizen naar Amsterdam worden dan waarschijnlijk minder geboekt! Gelieve
Tropoff stops en aankomst/vertrekvergunningen voor de hotels te organiseren.
151 De Hallen Studios Wij verliezen als onderneming klanten aan het nieuwe beleid. Als evenementenlocatie in De Hallen in
Oud-West merken wij dat we hierdoor echt klanten mislopen. De dichtsbijzijnde halteer locatie is 20
minuten lopen, dit is voor internationaal zakelijk publiek op grote schaal echt niet te doen. Natuurlijk
begrijpelijk dat om milieu- en overlast redenen een nieuw beleid moet komen. Maar zou toch fijn zijn
als Amsterdam hotspots buiten het centrum ook nog goed te bereiken zijn! :)
152 Beurs van Berlage zie bijlage
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 79
153 Actiecomité Wat een goed plan! Zware touringcars vanaf 2024 niet langer toelaten in het centrum van Amsterdam.
Nassaukade óók Echt een prima voornemen.
Autoluw Maar, we hebben toch nog een opmerking en een vraag.
De opmerking is dat in uw persbericht staat dat ‘Rond de Centrumring wordt gekeken naar extra op-
en afstapplekken (…)’.
Dat zinnetje verontrust ons, bewoners van de Nassaukade/centrumring, en daarom geven we nu
alvast aan dat we ons nadrukkelijk zullen verzetten tegen het (lang) parkeren van touringcars op of
rond de Nassaukade.
Onze vraag betreft touringcars (bussen die toeristen vervoeren): al jaren rijden met enige regelmaat
zogenaamde hop on/hop off-bussen hun ronde over, onder andere, de Nassaukade. Nu u terecht
stevig ingrijpt als het gaat om touringcars in het centrum verzoeken wij u ook een eind te maken aan
de milieuvervuilende en privacy schendende ritten van de met dieselmotoren uitgeruste hop on/hop
off-bussen.
We constateren dat ook in het hoogseizoen deze bussen 6 x per uur vrijwel altijd zo goed als leeg
rondrijden, al dieselend parkeren ter hoogte van de Jacob Catskade en, door de bottleneck op de
Nassaukade, files veroorzaken voor het stoplicht bij het Nassauplein.
Om een lang verhaal kort te maken: verbied per 1 januari 2024 deze bussen nog langer hun
milieuvervuilende rondjes te rijden.
We zijn benieuwd naar uw reactie.
154 Rederij Kooij en Namens Rederij Kooij en Rederij Plas een zienswijze naar voren ten aanzien van het concept ontwerp
Rederij Plas verkeersbesluit touringcar 31 januari 2023.
Aanvankelijk was het de bedoeling om dit besluit per 1 januari 2023 in werking te laten treden. Dit
besluit is een jaar uitgesteld omdat hiervoor meer voorbereiding noodzakelijk was, maar ook omdat
de voor het besluit benodigde flankerende maatregelen niet tijdig gerealiseerd konden worden.
Daarbij gaat het onder andere om de aanleg van nieuwe halteerlocaties buiten de S100, maar ook om
het realiseren van een goed functionerende alternatieve overstaplocatie voor touringcarafhankelijke
rondvaart. Ik verwijs hiervoor naar uw Raadsinformatiebrief van 22 juli 2022.
Uw college is nu voornemens het verkeersbesluit op 1 januari 2024 in werking te laten treden, echter
nog altijd zijn de noodzakelijke flankerende maatregelen niet gerealiseerd.
= Het is onduidelijk waar de nieuwe touringcarhaltes aan en buiten de S100 gaan komen, laat staan of
deze ook op 1 januari 2024 gerealiseerd zullen zijn.
= Er is weliswaar een nieuwe steiger aangelegd ten behoeve van de TTR aan de De Ruijterkade Oost,
maar wij hebben grote zorgen of de capaciteit van de TTR (met slechts 4 nieuwe afmeerplekken
voor touringcarafhankelijke rondvaart) tijdens de piekperiodes werkelijk voldoende zal zijn om
het grote aantal touringcars en rondvaartboten tijdens het hoogseizoen te kunnen verwerken. De
onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd bieden daarvoor onvoldoende comfort. Hierover
zijn wij nog met het Programma Touringcar in gesprek.
= Om te voorkomen dat rondvaart en riviercruise in de De Ruijterkade Oost met elkaar in conflict
komen wordt door de Haven voorgesteld om met venstertijden te gaan werken, waarbij de
overstaplocaties op de De Ruijterkade Oost op bepaalde tijden in de ochtend en avond niet
beschikbaar zijn voor de rondvaart. Dit betekent dat touringcarafhankelijke rondvaart op deze
tijden alleen gebruik kan maken van de overstaplocaties in de Zouthaven. Het is onduidelijk of hier
voldoende capaciteit is, dit is namelijk nog niet onderzocht. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 80
»154 Rederij Kooij en = Iedereen is het erover eens dat de hoge concentratie van rondvaartboten en touringcars op de
Rederij Plas beperkte ruimte in de De Ruijterkade Oost zonder aanvullende maatregelen tot problemen zal
leiden. Daarom wordt nu door Movares een onderzoek gedaan hoe de TTR werkend gemaakt
moet worden. Dit onderzoek moet als input gaan dienen voor een door de gemeente op te stellen
exploitatieplan. Dit plan is dus nog niet gereed en het is ook nog onduidelijk wie de exploitatie van
de TTR voor zijn rekening moet gaan nemen.
Kortom, het verkeersbesluit is (opnieuw) prematuur. Op grond van het Uitwerkingsplan overstap-
locaties zal eerst aan de voorwaarde voldaan moeten worden van een goed functionerend alternatief
voor de huidige 17 touringcarhaltes en verschillende afmeerplekken in de binnenstad. Ten opzichte
van de situatie op 22 juli 2022 is er op dit moment nog weinig veranderd.
De verplaatsing van touringcars uit de binnenstad is een ingrijpende operatie. Tot nu toe is deze
transitie altijd in goed overleg met de branche (touringcar en rondvaart) voorbereid. Daarom
verbaast het ons dat wij verrast werden door het ontwerp verkeersbesluit en hierover via de media
moesten vernemen. De branche heeft altijd aangegeven dat zij in principe bereid is om aan de
transitie mee te werken, mits er wel (eerst) voorzien wordt in een volwaardig alternatief. Dat is nog
steeds ons standpunt. We roepen het college dan ook op om deze afspraak te eerbiedigen en het
verkeersbesluit alleen in goed overleg met de branche te nemen.
155 Niet in dit gebied waar de overlast van zoveel zaken enorm is. Het is een woonbuurt, met scholen,
relatief veel ouderen en dit gebied is niet geschikt. Aan de rand van de stad. GEEN uitzondering!.
156 U spreekt van over vele culturele instellingen langs de route Weesperstraat-Valkenburgerstraat-
Kattenburgerstraat. Zoals u weet maakt de Hermitage en de Nemo geen gebruik van toeristische
bussen en wat ik mis in u verhaal en misschien wel bewust weggelaten zijn de bussen voor de Firma
Gassan op de Uilenburgerstraat dat zijn er in het zomerseizoen p.l.m. 25 per uur waarbij sommige
bussen na het bezoek bij de firma Gassan rechts af de Nieuwe Uilenburgerstraat in rijden en dan
aan het einde van de Peperstraat over de stoep de Prins Hendrikkade op rijden. En dan hebben wij
de bewoners van het eiland Uilenburg het nog niet eens over de overlast welke de Hop On Hop Off
bussen geven met name bij de afslag Weesperstraat- Jodenbreestraat. Zoals wij bewoners het nu
zien wordt er door u met twee maten gemeten en voor de bewoners weinig tot niets gedaan tegen
de overlast. Dit zijn wij natuurlijk al gewent de afgelopen jaren wij zijn namelijk het onder geschoven
kindje van de rekening. Mocht er toch n van u zijn die denkt die mensen hebben toch wel veel
overlast in hun buurt neem dan eens de moeite om in u lunchtijd door de buurt te lopen zodat u weet
waar u over praat. Ik ben ten alle tijden bereidt om bovenstaand verhaal namens de bewoners toe te
lichten.
157 Prima dat de touringcar niet meer de binnenstad in mogen. Maar ? Mijn benieuwen of Gassan
Diamonds weer geen ontheffing krijgt voor de hop on hop of bussen, touringcar vol toeristen de
hele zomer overlast en met pasen en pinksteren helemaal een gekke huis. (economie daar gaat het
meestal over die moet blijven draaien ).
158 I understand that you want to keep your City free from heavy transportation vehicles, 1 personally
think that you will losse massif tourists because they're not used to be dropped off outside the city
and then find themselves the way to the hotel with public transportation, especially older people!
Driver's can't be with them at that moment, they'll have to park the coach…. Amsterdam's Hotels
wont’ be happy
159 ik ben tourincarchauffeur bij de Belgische firma International Tours uit het West Vlaamse Oostende,
voor ons zou het zeer goed zijn dat wij met onze autocars nog steeds het centrum van amsterdam
mogen binnen rijden. Gewoon het principe van “u zet de klanten af aan eenrandparking en de klant
kan dan binnen komen in amsterdam met het openbaar vervoer” dat betekent dus een meerkost
voor de klant, en dit zal niet aanvaard worden maar waarom mogen de bussen van het openbaar
vervoer wel binnen en de autocars niet 292?
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 81
160 Dat er een beperking komt voor grote touringcars in de stad is niet zo'n probleem. Tis alleen jammer
dat bet bestuur die dit bedenken geen idee hebben waar we mee op pad zijn. (Toeristen ouderen en
meer) het faciliteren van grote groepen het parkeren van bussen (betaalbaar) en evt wat te kunnen
eten in de directe omgeving. Hoe gaan ze groepen van 200pers opvangen in het openbaar vervoer.
Zijn maar 4 touringcars. Ik hoop dat de gemeente het beter gaan regelen dan dat ze nu doen.
161 Cenex Group De gemeente Amsterdam is ambitieus als het gaat om uitstootvrije mobiliteit. En dat is mooi om
te zien en iets om als inwoner trots op te zijn. De ambitie omzetten in beleid en vervolgens ook in
concrete actie blijkt soms nog moeilijk. Mijn handen jeuken om daarbij te helpen. Vanuit mijn ervaring
bij de Vervoerregio weet ik alles over de elektrificatie van stadsbussen. Ik kan beleid schrijven,
helpen bij vlootverduurzaming, gesprekken met stakeholders (touringcar operators) voeren. Naast
inwoner van Amsterdam ben ik werkzaam bij een non-for-profit Cenex Nederland, van waaruit ik
deze klus meteen morgen al op zou kunnen pakken. Graag ga ik verder met jullie in gesprek hierover.
162 Tourism Group Op 1 februari j.l. heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd:
International — Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende
regels over ontheffing artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van het
bord C21 in het kader van de zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam
2024 (beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam
2024);
— Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor
autobussen voor het rijden op de corridor- Amsterdam 2024 (“aanvullend verkeersbesluit zone
zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024”).
U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 1-3-2023. Gedurende deze periode kunnen
zienswijzen worden ingediend. Tourism Group International (TGI) maakt hier tijdig gebruik
van. TGI biedt in Amsterdam een aantal activiteiten aan, waarbij het gebruik van touringcars en
autobussen een element vormen. Het gaat hierbij om:
1. Dagtochten stad-uit Het betreft touringcars tbv. dagtochten met bestemmingen buiten
Amsterdam, o.a. de Keukenhof, Volendam, Giethoorn, Rotterdam, Den Haag en Brugge.
Ten aanzien van deze categorie heeft reeds een aanzienlijke en ogenschijnlijk geruisloos verlopen
transitie plaatsgevonden. Dit heeft kunnen gebeuren op basis van vrijwilligheid vanuit onze
organisatie in combinatie met bereidwilligheid van gemeente én TGI om samen tot goed functio-
nerende en duurzame oplossingen te komen. In de vele gesprekken die hierover de laatste jaren
tussen de gemeente en TGI zijn gevoerd, is het belang van de continuïteit van onze operaties altijd
onderkend en is getracht hier ook daadwerkelijk recht aan te doen. Dit heeft geresulteerd in een
structureel en goed overleg over duurzame oplossingen, waarbij het uitgangspunt steeds was om het
eerst eens te worden over geschikte alternatieven voordat een gewenste of noodzakelijke transitie
plaatsvond.
Tot tien jaar terug vertrokken de dagtochten stad-uit nog vanaf het Damrak en daarna een aantal
jaren vanaf de Prins Hendrikkade Oost (Barbizon-hotel). Vanaf laatstgenoemde locaties in het
stadscentrum heeft een succesvolle en vrijwillige transitie plaatsgevonden naar het buiten het
stadscentrum gesitueerde Busplatform IJzijde. Na een relatief korte periode naar volle tevredenheid
gebruik van deze locatie te hebben gemaakt bleek per medio 2022 het busplatform geen
ruimte meer te bieden voor onze dagtochten operatie en zijn wij het eens geworden over een
nieuwe vertrekbasis ter hoogte van de De Ruijterkade Oost (DRKO). Ondanks de werkzaamheden
(aanvankelijk i.v.m. de nieuwbouw van Booking.com en momenteel i.v.m. kadeherstel en inrichting
rondvaarthaventje) is deze locatie een werkbaar alternatief voor onze dagtochten operatie. Met de
realisatie van het Transferpunt Touringcar Rondvaart (TTR) op de DRKO zal de gebruiksintensiteit van
de DRKO aanzienlijk gaan toenemen. Wij doen nadrukkelijk een appel op het college om op deze
locatie blijvend rekening te houden met het bieden van voldoende ruimte t.b.v. de dagtochten stad-
uit van TGI. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 82
»162 Tourism Group 2. Rondvaarten Rederij Lovers is reeds sinds de jaren 1950 gevestigd in de westkom van het Open
International Havenfront. Een aanzienlijk deel van de rondvaartpassagiers bereikt de rederij per touringcar waarbij
gehalteerd wordt op een van de zeven touringcarplekken langs de Prins Hendrikkade West. De Prins
Hendrikkade West bevindt zich binnen de zone die door het college middels het ontwerp verkeers-
besluit is aangewezen en het is duidelijk dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor onze rondvaart-
activiteiten.
De datum waarop het verkeersbesluit in werking zou moeten treden, namelijk per 1-1-2024, baart ons
zorgen. De realisatie van het TTR als alternatief heeft diverse malen vertraging opgelopen, een vertra-
ging die ons en de sector niet kan worden toegerekend. De meest actuele planning van de realisatie
van het TTR gaat uit van een oplevering niet eerder dan ergens in maart 2024; pas op dat moment is
ook het geplande rondvaarthaventje geschikt voor zes tot zeven vaartuigen.
Als alternatief voor touringcar gerelateerde rondvaart wordt een TTR ingericht bij de DRKO. Pas zodra
dit TTR volledig is gerealiseerd en goed functioneert, zouden bestaande halteerlocaties in de binnen-
stad fysiek worden opgeheven of middels een verkeersbesluit onbereikbaar worden gemaakt. Het
belang hiervan is reeds lange tijd terug door het college onderkend en heeft geleid tot een klip en
klare toezegging door het college. Daarna hebben wij en de sector deze afspraak aan alle mogelijke
overlegtafels herhaald, waarbij deze steeds vanuit de zijde van de gemeente is beaamd. Het voorne-
men om het verkeersbesluit reeds per 1-1-2024 in te laten gaan is niet in lijn met de gedane toezeg-
ging. Wij tekenen hier dan ook bezwaar tegen aan en verzoeken het college met klem om te zorgen
voor een oplossing hiervoor; ofwel door het verkeersbesluit op zijn vroegst pas in april 2024 in te laten
gaan, ofwel door tot dit moment een passende overgangsregeling met ons te bespreken.
Overigens hebben wij geconstateerd dat kunst-, cultuur en/of educatiebestemmingen op grond van
het concept ontheffingenbeleid wel een ontheffing kunnen aanvragen, maar dat deze mogelijkheid
niet wordt geboden voor het kunnen maken van een rondvaart. Los van het gegeven dat een rondvaart
onmiskenbaar elementen van cultuur en educatie omvat (niet in de laatste plaats omdat wij onze passa-
giers kennis laten maken met het Unesco werelderfgoed), komt het gemaakte onderscheid ons arbitrair
over. Wij verzoeken het college om de lijst van bestemmingen waarvoor ontheffing verleend kan
worden uit te breiden met in ieder geval de rondvaartrederijen. Mocht het college niet op dit verzoek
ingaan dan vernemen wij graag op grond waarvan het college meent dit onderscheid te mogen maken.
3. Hop on-Hop off (hoho) Onze organisatie biedt onder het merk CitySightseeing Amsterdam een
hoho-lijndienst aan. Hiertoe beschikken wij over een ontheffing op grond van de WP2000, waarmee
deze dienst gelijkgesteld is aan het openbaar vervoer zoals dat ook door het GVB wordt verricht. Het
concept ontheffingenbeleid is in artikel 12 duidelijk over de reikwijdte van het verkeersbesluit en de
bedachte uitzonderingen: “Lijnbussen als bedoeld in artikel 19 jo. artikel 20 Wet personenvervoer zijn
uitgezonderd van de zonale geslotenverklaring.” Het verkeersbesluit is daarmee niet van toepassing op
onze hoholijndienst.
Verder bevat het verkeersbesluit als uitzondering op de zonale geslotenverklaring het volgende: “Van
het verbod met een autobus zwaarder dan 7,5 ton de zone in te rijden zijn uitgezonderd de wegen van
de corridor Weesperstraat, Valkenburgerstraat, Foeliestraat, Nieuwe Foeliestraat, Prins Hendrikkade
(vanaf kruising Foeliestraat tot Kattenburgerstraat), Kattenburgerstraat, IJtunnel, Nieuwe Leeuwar-
derweg.” Wij wijzen het college er op dat in deze opsomming (delen van) de Jodenbreestraat en de
Nieuwe Uilenburgerstraat ontbreken, dit met het oog op de bereikbaarheid van Gassan Diamonds, dat
tevens onderdeel van onze lijndienstroute uitmaakt. Wij verzoeken het college hiervan notie te nemen
en dit mee te nemen in de definitieve besluiten.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 83
163 Uiteraard moeten touringcars worden geweerd uit het stadscentrum. Het is bizar om te zien hoeveel
bussen er nog over de Amstel rijden om de passagiers, voornamelijk toeristen, voor de deur van
het hotel of attractie af te zetten. De gemeente heeft inmiddels al een paar jaar geleden borden
geplaatst dat het niet toegestaan is via Waterlooplein, Amstel, Rokin richting Dam te rijden. Maar
borden alleen hebben echt geen zin. Vele chauffeurs hebben daar maling aan en rijden toch richting
het Damrak. Dat is hetzelfde als het plaatsen van bordjes dat brommers niet zijn toegelaten op
fietspaden. Geen brommerrijder die zich daar aan houdt. Dus als de gemeente echt wat wil doen
aan het toeristenvervoer met touringcars dan moet er ook worden gehandhaafd!!! Er zijn voldoende
technische oplossingen om dit ongewenst inrijden te voorkomen. Touringcars hebben niets te
zoeken in de kleine binnenstad waar min of meer alles op loopafstand ligt en waar het openbaar
vervoer, bijvoorbeeld de noord-zuidlijn, buitengewoon goed geregeld is. Dus gemeente doe
eindelijk iets! Maar blijkbaar moet in Amsterdam altijd de wal het schip keren.
164 Rijksmuseum Gelukkig blijft het Museumplein op dit moment toegankelijk voor leerlingen uit alle leeftijds-
categorieën, zonder dat er een ontheffing moet worden aangevraagd door de busmaatschappij.
Mocht dit gebied ooit vergroot worden, dan is het voor ons belangrijk dat ook leerlingen tussen de
13 en 18 jaar oud de musea kunnen blijven bezoeken (wij bereiken dankzij het gratis busvervoer
immers niet alleen leerlingen uit het PO of SO, maar ook leerlingen uit het VSO, VMBO, VO etc).
Echter is het voor busmaatschappijen ondoenlijk om per dag per kenteken een ontheffing aan te
vragen, dus hopen we dat er tegen die tijd toch iets van een algemene ontheffing mogelijk is voor
leerlingenvervoer naar het Rijksmuseum, Van Gogh Museum of Stedelijk Museum Amsterdam. Maar
dat zijn zorgen voor later. Voor nu benadrukken wij graag alleen, dat we hopen dat de Qpark bus-
garage op het Museumplein voor ons vrij toegankelijk blijft, en dat we niet de dupe worden van
extra drukte rondom de S100/te veel andere bussen die de garage willen gaan gebruiken. Ter info,
gedurende de dag hebben wij minstens 15 bussen die gebruik maken van deze garage.
165 Weingartner Reisen Mocht het gebeuren dat wij met onze bussen niet meer de binnenstad in mogen - ondanks Euro 6 -
dan kunnen wij niet meer verantwoordelijk zijn voor en garant staan voor de verkoop van onze
Amsterdam tours. Met onze groepen, als dagtocht naar Amsterdam of met een hotel in Amsterdam, is
dit niet meer haalbaar. Alleen met Park & Ride bussen naar de binnenstad is niet meer verkoopbaar.
Wij hopen van harte dat u dit zult heroverwegen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 84
Bedrijfsnaam Uw inspraakreactie
166 Stromma Per mail van 1 februari 2023 heeft u belanghebbenden en anderen uitgenodigd om een zienswijze
te geven op uw beleid rond touringcars onder de aanhef ‘Wat vindt u van het touringcarbeleid?’ met
een verwijzing naar stukken op de website. Dat op diezelfde pagina al staat ‘het nieuwe beleid gaat
in op 1 januari 2024’ en wat dan nog de waarde van het indienen van zienswijzen is, stelt ons niet
gerust, daarover verder meer.
Stromma Nederland maakt mede namens de gelieerde vennootschappen gebruik van de door u
geboden gelegenheid om tot en met 1 maart 2023 een zienswijze in te dienen, onder handhaving
van wat wij al eerder in sporadische overleggen sinds 2015 hebben ingebracht.
Op dit moment gaat het om de volgende stukken:
1. Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam
2024. [hierna: het verkeersbesluit],
2. Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende
beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer —autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024)
[hierna: de beleidsregels] met als onderlegger:
3. Het Touringcarbeleid 2020-2025
Primair stellen wij vast dat met de inbreng tijdens voorgaande overleggen door getroffen partijen
èn andere belanghebbenden weinig tot niets is gedaan. Dit leidt tot gaten in het beleid, die bij een
zorgvuldiger belangenafweging voorkomen kunnen worden. Er wordt, net als bij andere maatregelen
rond toerisme en toeristische dienstverlening, een aantal (onomkeerbare en voor bezwaar vatbare)
maatregelen genomen, zonder de samenhang van het geheel erin te betrekken. Uiteraard zullen wij
dat onderbouwen.
Motivering tav. 1. Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer etc.
— In de preambule staat opgenomen ‘De reden voor deze uitzondering is dat zich specifiek langs
of in de onmiddellijke omgeving van deze corridor veel culturele instellingen bevinden. De
bereikbaarheid van deze culturele instellingen wordt op deze wijze gewaarborgd voor alle
doelgroepen”
Hier wordt een onrechtmatig en niet gemotiveerd onderscheid gemaakt: wat zijn culturele
instellingen en waarom hebben zij een zwaarwegender belang dan ondernemingen als rondvaart-
rederijen of restaurants? En ook binnen de culturele instellingen is dan een onderscheid gemaakt:
musea die de gehele dag open zijn en schouwburgen.
Wij refereren net als u aan de Belastingdienst over ANBI, maar dan volledig: culturele instellingen zijn
“actief in beeldende kunst, bouwkunst, erfgoed (musea, archieven, archeologie, monumentenzorg),
dans, film, letteren, (pop)muziek, (muziek)theater of vormgeving. Hieronder vallen bijvoorbeeld
theatergroepen, schouwburgen, bibliotheken, filmhuizen, (pop)podia, letteren-, pop- en filmfestivals
en architectuurcentra.” Het grootste deel hiervan heeft u niet opgenomen onder uw definiëring, waar
overigens dan ook de Stopera onder zou vallen. Als hier een grond onder ligt, anders dan dat dit
grotendeels gesubsidieerde overheidsinstellingen zijn, dan zien wij die graag tegemoet. Indien geen
of onvoldoende onderbouwing voorhanden is, kan sprake zijn van discriminatoire regelgeving, en
die is niet toegestaan. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA »»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 85
» 166 Stromma - Ad Aanleiding
U stelt ‘Amsterdam ervaart door de jaren heen toenemende overlast van grote autobussen’, dat is in
andere overzichten matig onderbouwd. Wel is een gevoel gemeten of omwonenden overlast ervaren,
maar als een persoon gevraagd wordt naar de opbrengsten van reguliere (dus niet de zuiptoeristen)
toeristen voor de stad, die voor een aanzienlijk deel de voorzieningen financieren, dan ontstaat
een ander beeld. En tenslotte op dit punt: één bus neemt 50 passagiers mee, dat is hetzelfde als 20
personenauto's bij een bezetting van 2,5. En het OV is p vele momenten al overvol, wat tot regelmatig
e klachten leidt, dus met redelijk beperkte middelen wordt overlast elders verminderd.
— In het deel ‘Verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer’ staat een aantal doorgaande wegen (w.o.
Stadhouderskade) genoemd als onderbouwing van ‘oude bruggen en kademuren’. Dat gaat voor
een aanzienlijk deel dat genoemd is niet op, en voor het andere deel bestaat al een verbod. Een
verdere inperking op grond van dit gegeven, treft dan ook geen doel. Wij onderschrijven dat
met Touringcars, of dus ook GVB-bussen, de kans op (verdere) schade zo beperkt mogelijk moet
blijven.
— Landelijk en Europees zijn normen vastgesteld voorwegverkeer. Als ‘uitstoot’ als enige criterium
genomen wordt,dan miskent dat de enorme toename aan gewicht vooremissievrije bussen. Voorts,
met deze argumentatie zouden laag-emissie (groen gas, CNG, waterstof) bussen wel toegang
moeten kunnen krijgen.
— Wij zien geen afname van noch maatregelen voor het aantal GVB-bussen en trams, dat voor elk
langzaam verkeer een bedreiging vormt. Het u vast bekende rapport ‘SWOV (2021). Openbaar
vervoer en spoorwegovergangen SWOV-factsheet februari 2021. SWOV, Den Haag’ geeft aan
dat ongevallen mèt OV regelmatig voorkomen, die blijven buiten beschouwing. Een cijfermatige
onderbouwing van ongevallen tussentouringcars en andere weggebruikers ontbreekt en zien wij
graag tegemoet. Tenslotte wijst u op hinder, maar die wordt ook veroorzaakt door open bruggen
en werkzaamheden van de Gemeente.
— Halteer-mogelijkheden: in de tekst staat ‘een leefbare en toegankelijke stad’, maar dat geldt
kennelijk alleen voor de inkomende reizigers (werkenden en toeristen) die gebruik maken van
vervoer dat de Gemeente welgevallig is. De vele toeristen die geld achterlaten, en binnenkomen
met het vliegtuig via Schiphol, en Amsterdam met 50 man tegelijk per bus bezoeken, zijn
kennelijk minder gewenst, ook al zit daar een relatief groot aantal ouderen en minder makkelijk
bewegenden tussen.
Het streven ven beperking van ‘overlast’ zoals geschreven staat, op de manier die uw Gemeente nu
voorstaat, leidt tot minder toegankelijkheid voor de toerist die alleen met de bus kan of wil komen,
en geen overlast veroorzaakt. Als zij allemaal met eigen vervoer of met de trein zouden komen,
dan ontstaat elders drukte. Regulering van autobusverkeer is terecht, zo sterk beperken is niet
onderbouwd noch noodzakelijk. Als de Gemeente zelf stelt ‘in- en uitstappen van grote groepen
mensen op plaatsen die daar niet geschikt voor zijn’, dan moet de Gemeente niet de aantallen
beperken, maar er aan werken dat die in- en uitstapplaatsen sterk verbeteren.
— Tenslotte, ten aanzien van dit onderdeel: de motivering is onvolledig of steunt deels op verkeerde
gronden, en vele van de punten en aanbevelingen die in overleggen over de TTR (Transferpunten
Touringcar en Rondvaart) zijn aangebracht, en die tot toezeggingen van de Gemeente leiden, zijn
niet verwerkt noch opgenomen. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 86
» 166 Stromma Ten aanzien van het (Concept-)Besluit onder 2. (houdende beleidsregels ontheffing zone zwaar
verkeer), brengen wij graag als zienswijze in:
— Onder specifieke doelgroepen wordt door het hanteren van òf tussen de onderdelen een niet-
toegestaan discriminatoire scheiding aangebracht: gehandicapte kinderen vallen zo buiten de
ontheffing, en waarom de leeftijdsgrens van 12 jaar? Is een kind van 13 voldoende in staat om
met een schoolreis het zelf maar uit te zoeken? En dan nog geldt de ontheffing uitsluitend als zij
naar één van de door de Gemeente uitgekozen plaatsen gaan (zie de beperkte opsomming onder
Kunst- en cultuur, etc’.
— Artikel 4, onder 2 a) is vragen om moeilijkheden, omdat het nauwelijks aantoonbaar is. Immers,
‘alternatieve vervoersmogelijkheden’ is niet geïndiceerd, er is geen termijn gesteld waarin deze
belangenafweging moet plaatsvinden en evenmin wat zwaarder weegt. Bij toepassing van dit
adagium zou een weging komen tussen de verkeers-(on)veiligheid als gereisd wordt met de
autobus met 50 passagiers en het verder niet genoemde alternatief. Is dat alternatief in- en uit-
stappen van 50 mensen in de WAO-leeftijd in een tram, waar al anderen zitten? Hoe vindt deze
weging dan wel plaats?
In de rondvaart is al gezien dat de continuïteit van ondernemingen in het vaarbeleid weinig waarde
heeft voor de Gemeente (elke 2 jaar door lotingen 25% van de vergunningen kunnen verliezen,
naast beperkte vergunningen voor ligplaatsen en rechten op afmeerplaatsen). De expliciete vraag is
waarom dit hier als grond voor ontheffing wordt gemeld?
Voorts wordt hier een nevenschikking (@n/èn) ingevoegd, die niet juist is. Wat heeft het hebben van
een eigen parkeervoorziening op eigen terrein, dat dus ook in Duitsland kan zijn, te maken met de
verkeersveiligheid? En hoe is die bedreiging van de continuïteit aan te tonen bij de aanvraag van
een bestemmings-ontheffing die wellicht maar enkele keren nodig is? Wij verzoeken u expliciet in te
gaan op deze nevenschikking en de rechtsgronden daaronder.
Hetgeen gesteld onder 3. lijkt onrechtmatig: het gaat om ter inzagelegging van een concept en het
aanvangen van werkzaamheden. Dat zijn twee verschillende zaken, waarbij een terinzagelegging
van een concept geen rechtsgrond oplevert waarop die afwijzing zou kunnen steunen. En voorts is 6
onder e een vreemde aanvulling van en inbreuk op de verkeerswetgeving: waarom alleen bij zware
voertuigen en wat zijn objecten op de rijbaan? Een vluchtheuvel moet op <5 meter gepasseerd
kunnen worden.
Tenslotte op dit punt: er wordt uitgegaan van één-stops-busplezier voor alles wat Amsterdam te
bieden heeft. Maar wat nu als er een tentoonstelling in het Rijksmuseum is, en de buspassagiers
willen daarna naar de Middenkom voor een afvaart, of meevaren met de ALF vanaf Centraal. Moeten
er dan voor de 50 passagiers 7 busjes komen? 12 taxi's? Let wel, het gaat hier om passagiers en
bezoekers die goed geld naar Amsterdam brengen, en geen overlast (drank, blowen, lawaai,
nachtelijke onrust) veroorzaken, maar komen voor het moois dat Amsterdam (deels gesubsidieerd)
der wereld te bieden heeft.
Dan is er nog de samenhang met de stappen die toegezegd zijn in het kader van de TTR DRKO
(zie hiervoor): een deel van de verkeersbewegingen de stad in zou worden opgevangen door de
plannen ten aanzien van het transferium (TTR) en de ontwikkelingen bij de Zouthaven. Daarin zijn
stappen besproken, aangekondigd en (nog) niet uitgevoerd. Er is sprake van een voorzienbaar forse
stagnatie in de DRKO (Dijksgracht Oost), en dit proces loopt al sinds vóór de Watervisie van 2015.
LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINAD)
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 87
» 166 Stromma Hoe kan deze Zienswijze worden voorgelegd, als dit deel nog in kinderschoentjes zal gaan staan,
maar zelfs dat nog niet doet? Inmiddels is het definitief ontwerp voor de TTR DRKO bijna gereed.
De vraag of de capaciteit van de TTR DRKO wel groot genoeg is om alle bus-boot transfers te kunnen
opvangen is echter nooit meer beantwoord. De resultaten van de stresstest geven voldoende reden
voor twijfel. Voordat het project TTR DRKO kan worden afgerond dienen de onderzoeksvragen die
op 20 april 2018 zijn geformuleerd alsnog beantwoord te worden. Daarnaast is een exploitatie-
plan essentieel om de TTR goed te laten functioneren, inclusief adequate signalering en buffer-
mogelijkheid bij vertrek van de riviercruise.
Voorts, de brief van 22 juli 2022 van het College over de voortgang van de Agenda Touringcar. Er
wordt door het College gewezen op ‘flankerende maatregelen’, maar die zijn nog in voorbereiding,
in het geheel niet genomen of niet mogelijk. Daarmee ontvalt de gepretendeerde samenhang van
maatregelen, en zijn de voorgelegde maatregelen nog niet voldoende uitgewerkt om in te voeren.
Dus zowel in de TTR als de in de brief van juli 2022 aangekondigde stappen, zijn deels niet gezet.
Invoering daarvan is dus niet mogelijk.
Afsluitend. Dit is een Zienswijze als bedoeld op de website van de Gemeente onder ’Wat vindt u
van het touringcarbeleid? — Gemeente Amsterdam’. Graag verzoeken wij u kennis te nemen van
de gegeven argumenten en vooral om het overleg met de sector zelf voort te zetten. Er zijn, en in
gesprekken zijn uw medewerkers het daar wel mee eens, te weinig stappen gezet in het flankerende
beleid en zit een aantal weeffouten in de voorgelegde besluiten, waardoor deze niet ongewijzigd
ingevoerd kunnen worden.
167 Arnold Reisen Since so many years we — a touroperator from Germany — bring groups with our coaches to
Amsterdam. One in March, one in December. Most of our clients are elderly people, but some are
midages. We stay in Amsterdam in a good hotel and bring so much money to your city. We visit a
museums, A'DAM Lookout and do a cruise. It is not possible to bring our guests with public transport
into the city because it is too difficult to keep them close: 50 persons, some walking slow, some fast.
Ihave one suggestion: Groups, staying in a hotel, can drive to the city by their own coach, bringing
the groups to Lovers for example.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 88
168 MKB Amsterdam, Graag maken zowel MKB-Amsterdam als de Stichting Welkom Amsterdam gebruik van de
Stichting Welkom gelegenheid om hun zienswijze te geven op bovengenoemde concepten. We spreken onze
Amsterdam waardering uit voor de wijze waarop u ons en diverse andere stakeholders de afgelopen periode
hierbij heeft betrokken. Desalniettemin maken we ons toch zorgen over de impact die de uitwerking
van het touringcarbeleid gaat hebben op de bereikbaarheid van de binnenstad voor grotere
groepen bezoekers en gasten.
Touringcaragenda
Daar het nu aan de orde zijnde verkeersbesluit een uitwerking van de Touringcaragenda is, waartoe
reeds is besloten, willen we ons vooral richten op de mogelijkheden uw besluit een zachte landing te
geven. Dat wil zeggen dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om de gasten voor de hotels,
restaurant, musea, attracties en andere bestemmingen, zo goed mogelijke alternatieven te bieden.
Maar voordat we hierover uitweiden, het volgende.
Toonzetting communicatie
In recente gemeentelijke communicatie over het vrijgeven van bovengenoemde concepten staat
niets over het grote belang van het touringcarvervoer voor de stad. Onomstotelijk staat vast dat dit
vervoer voor grotere groepen bezoekers de schoonste, veiligste en meest efficiënte manier van
zich verplaatsen is. Het doet de touringcarbranche dan ook pijn als u dit voordeel niet benoemt en
overdrijft met het aangeven van 300-400 touringcars per dag die de stad aandoen. Zelfs pre-Corona
kwamen dit soort getallen niet voor. Uit de zeer langdurige en nauwkeurige tellingen van de stichting
blijkt dat er op een drukke dag in het toeristenseizoen ca. 150-200 halteringen in het centrumgebied
incl. Museumplein waren (met enkele absolute pieken tot 250-300). Sinds 2018 (inrijdverbod
stadshart) is het aantal touringcars in het stadshart al met meer dan 70% afgenomen. We verzoeken
om uw aandacht hiervoor en om minder negatieve framing.
Nieuwe haltes bij ingaan touringcarverbod 2024
In de Touringcaragenda en ook nu weer in uw communicatie worden als compensatie voor
het instellen van een touringcarverbod voor het Centrum nieuwe TC-haltes op de route S100,
Weesperstraat en Valkenburgerstraat aangekondigd. Hoe voortvarend de gemeente aan de weer
is gegaan met het voorbereiden van het inrijdverbod, in combinatie met het uitwerken van de
ontheffingsvoorwaarden, hoe schrijnend is het om te zien dat het met die ‘extra touringcarhalten’
niet opschiet. Een van de redenen is dat de stadsdelen niet staan te springen om die extra halten.
De stichting vindt dat de Centrale Stad hier zijn verantwoordelijkheid moet nemen: je kan niet het
ene doen en dan het andere nalaten (of pas veel later gaan regelen en realiseren). We missen het
gevoel voor urgentie bij de gemeente. Afspraak is afspraak.
Per saldo is er van die ‘extra touringcarhalten’ nog maar weinig terecht gekomen, los van de grote
haltelocatie op de Ruyterkade Oost die al tientallen jaren geleden is aangelegd en nog ruim voor de
vaststelling van de huidige Touringcaragenda was uitgebreid en geoptimaliseerd. De halte bij het
Rijksmuseum wordt uitgebreid, de halte bij het einde van de Overtoom (tegenover de Leidsegracht),
die nu onbruikbaar is, wordt op zijn best in de omgeving verplaatst en de voormalige informele
touringcarlocatie en daarna bufferstrook voor vrachtvoertuigen voor de Noord/Zuidlijn op het
Rijnspoorplein, wordt mogelijk ingericht als bufferplaats in combinatie met een halte. Deze zaken zijn
zeker positief te noemen, maar komen bij lange na niet voldoende tegemoet aan de toezeggingen in
de Touringcaragenda. Lees vERDER OP VOLGENDE PAGINA »
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 89
» 168 MKB Amsterdam, Wij hebben eerder de volgende voorstellen gedaan:
Stichting Welkom a. Een nieuwe halte ter hoogte van de Jordaan / Bloemgracht. Dit ter vervanging van de halte
Amsterdam Westermarkt die alleen nog voor ontheffinghouders bereikbaar zal zijn. Bestemd voor Anne
Frankhuis (1,3 miljoen bezoekers per jaar) en rondleidingen door de Jordaan. Tussen de
gesloten halteplaats Overtoom en halte H17 Nassaukade zit nu zo’n 3 kilometer zonder halte.
Vanuit de nieuwe halte kunnen bezoekers voor het Anne Frankhuis via de Bloemgracht naar het
museumlopen (uitdrukkelijke wens Anne Frankhuis ook).
b. Weesperstraat op de laad- en losstrook voor het voormalige pand van Economische Zaken. Deze
L&L-strook kan prima voor zowel laden en lossen als touringcarhalte worden gebruikt. Gebeurt nu
al informeel, maar staat nog niet benoemd als officiële halte op de website van de gemeente.
c. Valkenburgerstraat richting stad-uit (zo dicht mogelijk bij het Mr. Visserplein). In alle beleids-
stukken en ook nu weer in uw communicatie wordt gememoreerd dat deze touringcarcorridor in
het leven wordt geroepen om ook alle ‘attracties’ rond het Mr. Visserplein te bedienen, zoals Joods
Museum, Joods Portugese Synagoge, Bibliotheek Ets Haim, Hortus, Gassan, Mozes en Aaronkerk,
Waterloopleinmarkt en Rembrandtplein. Maar je kan er nergens uit- of instappen richting IJ-tunnel.
Op de Valkenburgerstraat (richting IJ-tunnel) halteren al regelmatig touringcars informeel. Wij
adviseren van een van de L&L-plaatsen een gemengde touringcarhalte te maken.
NB: in de tegenovergestelde richting bevindt zich al een touringcarhalte bij het Joodsmuseum die
goed voldoet.
Bufferlocaties en handhaving
U kunt nog zoveel extra touringcarhaltes aanleggen, maar als aan twee voorwaarden niet is voldaan,
dan gaan deze niet functioneren in het beoogde touringcarbeleid:
1. Bufferplaatsen zijn onontbeerlijk, niet alleen bij het Rijnspoorplein, maar in de buurt van alle
alternatieven waar u de touringcars uit de binnenstad liefst naartoe zou willen leiden. Dit laatste
betreft bijvoorbeeld ons gezamenlijk streven om een aantal OV-stations aan de rand van de stad
geschikt te maken voor medegebruik door touringcars. Ook zien we graag dat de Ruyterkade Oost
straks officieel ook als bufferlocatie mag dienen. Welk halteersysteem je ook bedenkt voor de
stad, zonder een aantal goed gekozen bufferlocaties gaat het niet werken.
2. Controle en handhaving blijven altijd nodig voor een efficiënt gebruik van de halten. Zoals
u weet heeft de stichting Welkom Amsterdam van 2011 — 2019 het door haar geïnitieerde
‘stewardproject voor touringcars’ uitgevoerd. In de jaren 2017 en 2018 hebben we samen met
u geëxperimenteerd met een mobiel scooterteam en in 2019 heeft u het project in zijn geheel
van de stichting overgenomen. Het algemene gevoel van de touringcarbranche is dat u met uw
huidige werkwijze om de touringcarhaltes te reguleren, niet de resultaten uit het verleden bereikt,
maar dit eerste echt post-Coronajaar zal dat moeten uitwijzen. We verwijzen u graag naar de
evaluaties van de stichting over de periode 2011-2018.
Kleine elektrische touringcars (24-seaters)
Het steekt ons dat u als gemeente enerzijds een transitie van alle gemotoriseerde vervoers-
modaliteiten naar elektrisch stimuleert, maar anderzijds weigert een uitzondering te maken voor
elektrische 24-seaters in de 7,5-tons zone. Deze kleinere touringcars zouden een goed alternatief
kunnen vormen voor het vervoer van grotere groepen naar de hotels en restaurants in het hogere
segment en beurzen en CONGYressen. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 90
» 168 MKB Amsterdam, Het probleem is u bekend: vanwege de nog zware accupakketten komen deze 24-seaters boven
Stichting Welkom de 7,5 ton uit en u kiest ervoor strikt vast te houden de richtlijnen voor de 7,5-tonszone en geen
Amsterdam ontheffing hiervoor te verlenen in verband met de kwetsbare kademuren en bruggen. Wij roepen u
op dit alsnog te doen voor de minder kwetsbare routes in de binnenstad, zoals de hoofdradialen als
Vijzelstraat en Rozengracht en de as- Rokin — Damrak. Graag iets meer maatwerk dus.
Het ontheffingenbeleid
Wij hebben uw gedachten achter het beoogde algemene ontheffingenbeleid goed begrepen. In
de door de gemeenteraad aangenomen Touringcaragenda is hierop al ruimschoots voorgesorteerd.
De tijd zal moeten uitwijzen of het straks voldoende duidelijk wordt wie zich tot de uitverkoren
bestemmingen mag rekenen en of de huidige categorieën voldoende duidelijk en handhaafbaar
zijn. Wij steunen uw voorstel om de verantwoordelijkheid bij de touringcarondernemers te leggen en
een zo eenvoudig en makkelijk mogelijk registratiesysteem op te zetten. In uw conceptbeleid is ook
enige ruimte voor maatwerk. Wij roepen u op om dit instrument ruimhartig in te zetten, zeker in de
gewenningsperiode.
169 Blue White Tours Ich finde es mehr als blöde, ein sauberes umweltfreundliches Transportmittel auszusperren,. Schon
mal darüber nachgedacht, dass viele ältere Menschen eure Stadt besuchen, die auch viel Geld da
lassen. Die möchten gerne in die Stadt mit ihren Bus und nicht in öffentliche Verkehrsmittel. Noch ein
Denkanstof3!l Ein Bus mit 60 Personen ersetzt mind. 30 Pkw ‘s und das bei nur 14 m länge !!! Sollte
das Fahrverbot kommen, streichen wir Amsterdam komplett als Reiseziel!!!
170 GASSAN Diamonds Op 1 februari jl. heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd:
= Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende
regels over ontheffing artikel 87 van het Reglement Verkeersregelaars en Verkeerstekens van het
bord C21 in het kader van de zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam
(beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024);
= Ontwerp — aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor
autobussen voor het rijden op de corridor — Amsterdam 2024 (“aanvullend verkeersbesluit zone
zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam 2024).
GASSAN Diamonds maakt graag gebruik van de mogelijkheid om haar zienswijze in te dienen op de
stukken die ter inzage gelegd zijn tot en met 1 maart 2023.
GASSAN Diamonds is gehuisvest in een historische diamantslijperij gevestigd aan de Nieuwe
Uilenburgerstraat te Amsterdam. De diamantslijperij is eind negentiende eeuw gebouwd in
opdracht van de toenmalige eigenaren, de familie Boas. De diamantslijperij werd destijds volledig
aangedreven door stoommachines. Het was in die tijd de modernste in haar soort en volop in
werking. Amsterdam staat wereldwijd bekend als “City of Diamonds” en dat was ook in die tijd al.
Helaas door de Tweede Wereldoorlog is de toenmalige diamantslijperij ter ziele gegaan. De
voornamelijk Joodse slijpers en medewerkers werden gedeporteerd en velen hebben de oorlog niet
overleefd.
Samuel Gassan — de oprichter van GASSAN Diamonds — heeft met diamant in de hakken van zijn
schoenen kunnen vluchten naar Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen hij terugkeerde
eind 1945 in het bevrijde Nederland is hij het bedrijf GASSAN Diamonds begonnen in de
Amsterdamse Diamantbeurs en vervolgens aan de Nieuwe Achtergracht. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA )»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 91
» 170 GASSAN Diamonds Omstreeks 1988 moest GASSAN op zoek naar een nieuwe locatie omdat er gebouwd moest worden
op haar parkeerplaats. Dit werd de historische diamantslijperij aan de Nieuwe Uilenburgerstraat, de
diamantslijperij waar Samuel Gassan het ambacht diamantslijpen had geleerd voor het uitbreken van
de Tweede Wereldoorlog. Voor de verhuizing gaf GASSAN Diamonds al met veel passie uitleg aan
haar bezoekers over de achtergrond van diamant en het bewerken daarvan. De bezoeker werd toen
ook al in de gelegenheid gesteld om een bijzondere aankoop te doen wat zij nu nog met veel plezier
doen in Amsterdam “The City of Diamonds”.
De Gemeente Amsterdam was dan ook maar wat blij als GASSAN zich zou vestigen aan de Nieuwe
Uilenburgerstraat en de volledig vervallen diamantslijperij in ere zou herstellen. Voor GASSAN was
het ook een goede locatie door de combinatie van historische diamantslijperij, de locatie waar
Samuel het vak heeft geleerd en de mogelijkheid tot het parkeren van auto’s en bussen én het
aanmeren van boten aan de achterzijde van het pand. Bereikbaarheid was namelijk de belangrijkste
vestigingsvoorwaarde voor GASSAN Diamonds.
Wegens de bereikbaarheid als belangrijkste vestigingsvoorwaarde heeft op 23 december 1988 de
Wethouder voor Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer — M.B. van der Vlis — middels een officieel
schrijven onder nummer 88/5/350 bevestigd dat als GASSAN Diamonds zich zou vestigen aan de
Nieuwe Uilenburgerstraat 173 — 175 de bereikbaarheid per autobus altijd gegarandeerd zal blijven.
De Wethouder was mede bereid dit te doen omdat niet alleen het pand volledig vervallen was maar
ook de buurt. GASSAN Diamonds heeft — zoals destijds de verwachting was van Wethouder van der
Vlis — uiteindelijk bijgedragen door al haar positieve inspanningen aan het opleven van de buurt.
Vanaf het begin kwamen er vele autobussen wat uiteindelijk heeft gezorgd voor een jaarlijkse
bezoekersstroom van driehonderd- tot vierhonderdduizend toeristen op jaarbasis. De stad
Amsterdam was het bedrijf GASSAN Diamonds en Benno Leeser — kleinzoon van Samuel Gassan
die in 1983 het stokje van zijn grootvader had overgenomen — zeer erkentelijk en dankbaar voor
alle inspanningen die bijgedragen hadden tot de promotie van de Gemeente Amsterdam. Benno
Leeser heeft hiervoor uit handen van de toenmalige Burgermeester van der Laan namens ook alle
Wethouders de “Andreas Penning” uitgereikt gekregen in 2014. Tevens is hij in 2016 benoemd tot
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau namens zijne Majesteit de Koning. Dit alles voor al het positieve
wat GASSAN Diamonds en Benno Leeser heeft bijgedragen aan onze stad Amsterdam.
Nu zitten we in de situatie dat men voornemens is om het busvervoer aan banden te leggen en er
geen touringcar meer mag afwijken van bepaalde hoofdroutes. Dit houdt in dat GASSAN Diamonds
niet meer bereikbaar is wat tegen de gestelde garantie van Wethouder van der Vlis ingaat. Door de
onbereikbaarheid van GASSAN Diamonds staan de banen voor meer dan tweehonderd werknemers
op de tocht en daarmee ook het onderhoud van ongeveer een gelijk aantal gezinnen.
Hierin zijn dan nog niet de verdere gevolgen meegenomen voor de aan GASSAN Diamonds gelieerde
bedrijven met ongeveer vijfhonderd werknemers.
Om één en ander te verduidelijken willen wij naast voorgenoemde ook nog het volgende
benadrukken:
= Het voornemen is om bij verkeersbesluit voor de categorie autobussen een uitzondering te maken
op de zonale geslotenverklaring Zone Zwaar Verkeer voor het rijden op de corridor in de zone.
Bij de benoeming van de corridor wordt niet meegenomen de Jodenbreestraat, Uilenburgersteeg
en Nieuwe Uilenburgerstraat. Dit zal aangepast moeten worden om aan de in 1988 toegezegde
garantie door Wethouder M.B. van de Klis te blijven voldoen.
= Door uitbreiding van de corridor zal geen extra overlast ontstaan doordat er sprake is van een
eigen halteer- en parkeerruimte bij GASSAN Diamonds voor de deur.
= Eris slechts een afwijking van 240 meter op de huidige corridor waardoor deze minimale
uitbreiding van de corridor ook minimale gevolgen heeft voor Actieplan Schone Lucht.
LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >)
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 92
» 170 GASSAN Diamonds = Op het parkeerterrein van GASSAN Diamonds wordt permanent toezicht gehouden op de
touringcars waarbij het ten strengste verboden is om de motor van de touringcar onnodig te laten
draaien. Dit is zeker niet het geval bij publieke halteerplekken. De uiteindelijke uitstoot zal door
GASSAN Diamonds’ strenge toezicht hierdoor verminderen.
= Er zullen geen onveilige situaties ontstaan dat toeristen met aangekochte goederen (diamant,
juwelen en horloges) over straat moeten lopen naar mogelijke halteerplekken. De vele
(gewelddadige) straatberovingen vinden in het bijzonder op deze goederen plaats.
= Het toelaten van autobussen bij GASSAN Diamonds zal ook voor een betere doorstroming zorgen
voor het uiteindelijke “Uitwerkingsplan Overstaplocaties Touringcar Rondvaart”.
= Een ontheffing autobus zal in bijzondere gevallen verleend worden aan kunst-, cultuur en/
of educatiebestemming. Mede gezien het feit dat GASSAN Diamonds ook gezien kan worden
als een cultuur en/of educatiebestemming is het eenvoudiger om met een vrijgave van de
desbetreffende route te werken dan met een ontheffingssysteem. Dit geldt overigens ook voor
de bestemmingsontheffing.
= Aan de ontheffingen worden verschillende tijdsduren verbonden. Het invoeren van tijdelijk
karakter aan één van de ontheffingen geeft te veel onzekerheid aan organisaties en in het
bijzonder aan GASSAN Diamonds.
= Er wordt nog steeds gesproken over een toekomstige knip in de Weesperstraat. De Weesperstraat
is een cruciale doorgangsweg voor touringcars voor de stad Amsterdam als deze maatregel
wordt ingevoerd. Onduidelijkheid over “de Knip” betekent ook onduidelijkheid voor langere
termijngevolgen voor het rijden op de corridor in de zone.
= Het zal vanaf 2024 niet meer mogelijk zijn om met een touringcar bezoekers door de gehele stad
te verplaatsen. Er mag uitsluitend van de “hoofdwegen” afgeweken worden door voertuigen met
een maximumgewicht van 7,5 ton. Dit gaat veel problemen geven:
— Er bestaan nog geen uitstootvrije bussen voor groepsvervoer van 18 tot 20 man onder een
gewicht van 7,5 ton;
— Het gedwongen verdelen van bezoekers over meerdere bussen brengt vele extra kosten met
zich mee (extra chauffeurskosten, gidskosten) waardoor Amsterdam als stad voor haar bezoekers
nog onbetaalbaarder wordt;
— Het gedwongen verdelen van bezoekers over meerdere bussen brengt vele extra verkeers-
stromen met zich mee.
= In de Raadsbrief van 22 juli 2022 schrijft de Wethouder —kort samenvattend — dat er nog niet
genoeg maatregelen genomen zijn om deze zoals eerder gewenst vanuit Gemeente per 1 januari
2023 in te voeren. Het bijzondere is dat deze maatregelen nog steeds niet zijn genomen en nog
steeds de gelijke conclusie getrokken kan worden:
— Er zijn niet voldoende halteerplaatsen langs of rond de S100.
— Er is geen rekening gehouden met het inladen van passagiers over de kleinere bussen. Zolang
de locaties — binnen redelijke bereikbaarheid — hiervan nog niet bekend zijn, is het praktisch
onuitvoerbaar.
Samenvattend komt het erop neer dat het in GASSAN Diamonds’ bedrijfsbelang essentieel is dat
zij bereikbaar blijft voor touringcars. Op basis van de garantie van Wethouder van der Vlis heeft
GASSAN Diamonds zich in de Nieuwe Uilenburgerstraat gevestigd.
Ook wij vinden dat alles in goede banen geleid moet worden en zijn hier continu mee bezig. Niet
alleen voor het bedrijf GASSAN Diamonds maar zeker ook voor onze buurt en stad Amsterdam.
Daarom zijn wij zo actief mogelijk betrokken bij alle buurtvergaderingen, gemeentelijke overleggen
en zijn wij tijdens deze bijeenkomsten altijd volledig transparant, meewerkend en oplossingsgericht.
Wij verzoeken het college notitie te nemen van voorgenoemde in haar definitieve besluiten.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 93
171 Hermitage Hermitage Amsterdam ondervindt veel hinder van geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes op
de dichtbijzijnste halteerlocatie vlakbij het Joods Museum, op de Weesperstraat. De halteerplek is
helaas heel vaak bezet. Dit baart ons zorgen en graag hiervoor uw goede aandacht.
Voor een van onze allerbelangrijkste partners, de MuseumPlusBus is bovendien deze plek echter
ronduit veel te ver en gevaarlijk met teveel obstakels zoals stoepjes en een oneffen trottoir.
De MuseumPlusBus rijdt iedere twee weken voor groepen (kwestbare) ouderen die niet meer
zelfstandig een museum kunnen bezoeken. Juist de Hermitage (let wel: in het museum zijn nergens
trapjes of drempels en juist veel liften) is een van de weinige musea waar ze goed terecht kunnen. De
toegang vanaf de Weesperstraat via de Nieuwe Keizersgracht naar de bussen-entree van Hermitage
(Nieuwe Keizersgracht 1) is hiervoor onmisbaar. Hier is bij de verbouwing in 2009 een groot vlak
stuk klinkerstraat gerealiseerd waar met name de speciale MuseumPlusBus invalidenlift veilig (want
waterpas) kan worden gebruikt. Het korte stukje Nieuwe Keizersgracht van Weesperstraat naar
Amstel is met paaltjes afgesloten voor gewoon verkeer. En wordt weinig gebruikt door regulier
verkeer. Het is onmisbaar stukje gracht om kwetsbare groepen veilig te ontvangen. Wij vragen met
nadruk om blijvend gebruik van dit kleine stukje (verder niet belast dankzij de paaltjes) gracht.
U kunt ons helpen om deze kwetsbare groep ouderen veilig teblijven kunnen ontvangen:
1) Namelijk door een extra halteerplek aan de achteringang van de Hermitage toe te wijzen;
2) Door de Nieuwe Keizersgracht tussen Weesperstraat en Amstel open de houden voor bussen:
3) Toezicht op de halteerplek bij het Joods Museum tegen oneigenlijk gebruik.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 94
172 Destination Europe We bieden pakketreizen aan in het hogere segment. Een belangrijk element van het aanbod zijn
bestemming begeleiding naar museum, hotels en restaurants in het Amsterdamse centrumgebied.
Echter, recent heeft het college bekengemaakt dat per 1 januari 2024 extra nieuwe maatregelen
zullen worden ingevoerd voor bestemmingsverkeer met touringcar boven 7,5 tonen in het gehele
centrumgebied.
Op 1 februari heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd:
( Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende
beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer —autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024)
[hierna: de beleidsregels]
(ii) Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam
2024. [hierna: het verkeersbesluit]
U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 28 februari 2023. Gedurende deze periode kunnen
zienswijzen worden ingediend. Destination Europe maakt hier tijdig gebruik van.
Omdat ik met, en mij de hele branche, zorgen maak over de maatregelen die u voornemens bent te
implementeren betreffende de toerisme sector treft u hieronder puntsgewijs onze bezwaren, visie en
ons verzoek aangaande de voorgenomen maatregelen onder verkeersbesluit touringcars 2024.
De overige regelgeving
De gemeente wordt erop gewezen dat ze ervoor gekozen heeft om in het centrum van Amsterdam
en op andere locaties restaurants, hotels, winkels, museum toe te staan via het vaststellen van
bestemmingsplannen. Naar onze mening dient dan ook terughoudend te worden opgetreden met
het beperken van de mogelijkheden om via de openbare weg kennis te nemen van deze functie.
Naar onze mening geldt dat juist als gevolg van het begeleiden van groepen met touringcar sprake
is van groter toezicht op het voorkomen van overlast. Hierbij geldt dat gelet op de bestaande
functies en het positief bestemd zijn van deze functies in het centrum. Het verder beperken van de
mogelijkheden voor toeristische dienstverleners om actief te zijn in het centrum op basis van de
stelling dat nog steeds sprake is van overlast en het beschermen van bruggen en kaden, geldt dan
ook als een te beperkte onderbouwing en doet geen recht aan de functie van het centrum.
Bovendien geldt dat door het begeleiden van groepen met touringcar de overlast juist beperkt
wordt. Zonder deze mogelijkheid zal het bezoek aan het centrum geschieden door groepen zonder
enige vorm van begeleiding met de daaruit voortvloeiende overlast.
Het mag duidelijk zijn dat de file naar de Bijenkorf niet wordt veroorzaakt door de touringcars. Deze
groepen worden efficiënt en snel afgehandeld. De file voor het Bijenkorf worden juist veroorzaakt
door de individuele bezoekers die met de auto’s naar Amsterdam komen.
Personen die in aanmerking komen voor een ontheffing
We kunnen de gemeente niet volgen met de stelling dat touringcars die naar een culturele instelling
gaan met mensen op AOW leeftijd kunnen een ontheffing krijgen. Waarom niet naar een hotel? We
zijn van mening dat dat de beleidsregels zijn discriminatoir. In sommige EU-landen ontvangt u uw
pensioen pas vanaf een jongere leeftijd dan in Nederland. De gemeente door de AOV Nederlandse
leeftijd te willen hanteren discrimineert andere Europese burgers. Er is geen limitatieve lijst van
educatieve, culturele en kunstinstellingen. Valt bijvoorbeeld de diamant museum/slijperij hier ook
onder? Hoeveel AOW’ers, invaliden, kinderen onder de 12 jaar oud moeten er in een bus zitten om
voor een ontheffing in aanmerking te komen? Is een paar voldoende en wie gaat dit controleren en
op welke manier? We denken dat het is niet te controleren, handhaffen en er is een grote kans op
fraude. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 95
»172 Destination Europe Daarnaast, valt de grachtengordel van Amsterdam onder Unesco en volgens Unesco moeten alle
de Unesco sites overal ter wereld op een gelijkwaardige manier toegankelijk zijn voor iedereen.
Vallen de grachten niet onder educatie en cultuur dan? Dit belang wordt ook veroorzaakt door de
omstandigheid dat de gemeente heeft aangegeven dat ook het begeleiden van groepen met een
touringcar naar een eindbestemming en van een eindbestemming (bestemmingsverkeer), moet
reizen met het openbaar vervoer. Wie betaald de openbaar en waar kunnen de bussen parkeren? Er
is geen duidelijk plan en niet genoeg parkeerhalte. De gemeente heeft nog niet gesproken met de
bewoners over de parkeerhaltes. Dat betekent dat de bestaande afspraken met hotels, restaurants,
winkels, privé museum in het centrum niet kunnen worden nagekomen, aangezien de groepen
waarvoor deze ondernemingen hun diensten aanbieden niet meer gebracht mogen worden naar de
betreffende locatie. In ieder geval dient zorggedragen te worden dat de beperkingen die opgelegd
worden, alleen gelden voor rondleidingen en niet gelden voor bestemmingsverkeer.
De georganiseerde toerisme sector heeft groot bezwaar tegen de touringcar verbod.
Er dient bedacht te worden dat een groot deel van de functies in Amsterdam, waar ook de lokale
bevolking gebruik van maakt, bestaat en bestaansrecht heeft door het toerisme (waaronder
dagjesmensen die in Nederland wonen).
Het toerisme genereert voor veel functies in Amsterdam het extra inkomen dat ervoor zorgt dat deze
functies bestaansrecht hebben. Hierbij dient gedacht te worden aan functies zoals het restaurant
Eerste Klas, de Bijenkorf en bijzondere culturele functies zoals het Amsterdamse Historische
Museum, de Nieuwe kerk en het Koninklijk paleis. Dit betekent dat het toerisme niet alleen nadelen
oplevert, maar ook voordelen oplevert. Een beperkt deel van dit toerisme wordt in groepsverband
afgehandeld. Dat deel van het toerisme veroorzaakt in de regel geen overlast.
Bestemmingsverkeer
Er dient te worden geconcludeerd dat het van groot belang is dat het verbod niet verder wordt
uitgebreid. Ik dien dan ook het standpunt in te nemen dat sprake is van het opleggen van grote
beperkingen zonder enige noodzaak en zonder deugdelijk onderzoek en bovendien het belasten
van activiteiten bestaande uit het effectueren van bestemmingsverkeer, met een verbod van
touringcar boven 7,5 ton zonder dat daarvoor enige noodzaak bestaat.
In dezen dient niet vergeten te worden dat Amsterdam een centrumfunctie heeft voor de regio
en dat ook een groot aantal voorzieningen waar de mensen uit Amsterdam gebruik van maken,
uitsluitend in stand kunnen blijven doordat Amsterdam bezocht wordt door mensen van buiten
Amsterdam en toeristen. Er wordt dan ook verzocht om af te zien van de wijziging van het beleid
bestemmingsverkeer en te komen tot het verrichten van nader onderzoek naar de verdere gevolgen
van het aangekondigde beleid.
Voorts wordt verzocht om vast te stellen dat het merendeel van de groepen die al georganiseerd
naar Amsterdam komen via een inkomende tour operator zoals Destination Europe uit te sluiten van
het verbod dan wel deze groepen een generieke ontheffing te geven voor bestemmingsverkeer.
In ieder geval wordt verzocht om een langere periode om de gevolgen van eventueel gewijzigd
beleid te kunnen verdisconteren in de reeds bestaande afspraken en te bevestigen dat het
begeleiden van groepen met touringcar tot een eindbestemming en van die eindbestemming naar
het nachtverblijf, niet valt onder het bereik van het verbod.
Aangezien steeds meer mensen hun vakantie ver vooruit hebben geboekt, zullen we op zeer korte
termijn onze productaanbod voor het jaar 2024 moeten gaan aanpassen. Het is voor onze bedrijfs-
voering van groot belang dat wij zo spoedig mogelijk duidelijkheid verkrijgen ten aanzien van de
eisen waaraan wij in 2024 dienen te voldoen.
We zouden we graag op korte termijn het gesprek met u aangaan. Graag zouden we van u vernemen
of daar gelegenheid toe is en, zo ja, wanneer.
Graag vernemen we uw reactie.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 96
173 Bewonersraad Hieronder treft u de reactie aan van de Bewonersraad Nieuwmarkt Groot Waterloo, samen met
Nieuwmarkt bewoners Valkenburgerstraat, bewoners Anne Frankstraat, bewoners De Halve Wereld, bewoners
Groot Waterloo Weesperstraat en BC Ceres op de vrijgave van het Concept beleid beschreven in het Concept
ontwerp verkeersbesluit Touringcar 31 januari 2023 en Concept ontheffingenbeleid Touringcar
31 januari 2023.
De gestelde vraag “Of u het er mee eens bent?” kunnen wij kort beantwoorden met nee. Wij steunen
de uitgangspunten, maar zeker NIET de uitwerking.
Het motto van het touringcarbeleid in de Agenda Touringcar 2020-2025 is, wij citeren: “Touringcars
blijven welkom, maar wel op onze voorwaarden.” Het is dan ook een goed plan, om de overlast
van touringcars, met name in het centrum te beëindigen. Deze uitgangspunten van het college
worden volledig onderschreven door bewoners op en rond in onze buurten, wij citeren: “waar
de leefbaarheid en luchtkwaliteit nog steeds te verbeteren is en de kwetsbare bruggen en kades
beschermd moeten worden. Zodat Amsterdam voor iedereen een toegankelijke en leefbare stad
blijft. Nu én in de toekomst.” Wij omarmen dus deze woorden van het College. En vullen aan dat in
deze woonomgeving veel verkeersONveiligheid is.
Met een dergelijke motivering zijn dus stevige maatregelen mogelijk en nodig. Het geeft dan geen
enkele pas om uitzonderingen te regelen. De redenen daarvoor zijn:
— De uitzonderingen betreffen wederom de zwaarst belaste straten met verkeer en luchtvervuiling
zoals de Weesperstraat, Valkenburgerstraat en Kattenburgerstraat.
Hoe zo ver gekomen met bewoners
— In de agenda van de Agenda Touringcar 2020-2025 staat het uitgangspunt dat de mogelijkheid
voor deur-tot-deurvervoer voor groepen in grote touringcars binnen de S100 wordt beperkt. Nu
de motivering is verscherpt, staat verbieden van touringcars in heel het centrum niets in de weg.
Zie ook de opmerkingen op pagina 20 over de verkeerskundige impact. Daarom zijn bewoners in
onze buurten ook tegen het rijden, halteren en / of parkeren van touringcars op de hoofdroutes,
want juist dat zijn de meest vervuilde straten en is het vervuilende verkeer niet gewenst. Niet alleen
vanwege de stationair draaiende motoren, maar ook vooral vanwege het draaiend houden van
de airco's op die bussen, die zich aan geen enkele emissiestandaard (Euronorm classe) hoeven te
houden.
— Ten tijde van het stadsdeelbestuur met Boudewijn Oranje en Jeanine van Pinxteren was er een
“Touringcaroverleg” waarin bewoners met touringcarondernemers en culturele instellingen
in gesprek waren over de touringcarproblematiek. Dat had een belangrijke functie en sterkte
het begrip tussen bewoners en touringcarondernemers. Dat overleg heeft ook iets positiefs
opgeleverd, o.a. de stewardspilot van Guido Frankfurther. Totdat wethouder Litjens met een
nieuw plan alles overhoop gooide met het Touringcartransitieplan. In het Touringcaroverleg werd
namelijk op dat moment gewerkt aan een plan om ALLE touringcars buiten de S100 te houden. Dat
plan werd door alle partijen in het overleg ondersteund. Het huidige voorstel kiest nu niet voor die
mogelijkheid, terwijl de ondernemers en bewoners daarvoor samen draagvlak hebben gecreëerd.
In een eerder stadium van de agenda Tourincar is door bewoners gevraagd om dat Touringcar-
overleg wederom op te starten. Het is dan treurig om te lezen dat de gemeente voor deze regeling
alleen overleg heeft gevoerd met, wij citeren: “vertegenwoordigers van de (touringcar-) branche
en bestemmingen” en zijn zelfs “één-op-één gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van
de branche en de belangrijkste touringcarbestemmingen in de stad,” maar absoluut niet met
bewoners. De uitkomst zou dan ook veel anders zijn geweest, nu overeenstemming over het weren
van al het touringcarverkeer gewoon mogelijk is. Zonder enige uitzondering op doelgroep en/of
bestemming! LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >)
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 97
» 173 Bewonersraad — Bezoekers van Amsterdam moeten juist gebruik maken van het veilige en schone OV met de
Nieuwmarkt erkende voorzieningen voor minder bedeelden.
Groot Waterloo — Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer etc. noemt als reden voor ontheffing,
wij citeren: “dat zich specifiek langs of in de onmiddellijke omgeving van deze corridor veel
culturele instellingen bevinden”. Alsof Cultuur bezoeken per se met de bus moet. Echter die
culturele en educatieve instellingen en ondernemingen liggen allen in de nabijheid van goede OV-
voorzieningen. OV- voorzieningen die maakt dat, wij citeren (uit de tekst uit dit voornemen): “het
stadshart absoluut binnen redelijke (loop-)afstand bereikbaar blijft voor groepen reizigers, zonder
dat enige touringcar de stad in hoeft” (ongeacht minder, 7,5 ton of meer). De bedoelde culturele
voorzieningen, instellingen en ondernemingen zijn daarmee uitstekend bereikbaar voor bezoekers,
en die kunnen net zoals alle andere bezoekers die met een touringcar gaan aan de rand van de
stad uitstappen om hun weg in Amsterdam vervolgen met het OV.
— Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc. motiveert dat de corridor als Plusnet (in
het beleidskader Verkeersnetten) is aangewezen, echter op die wegen worden al grote
vervoersaantallen verwerkt (24.000 per 24/7). Veelal doorgaand verkeer (40-60%!) dat er niet
hoeft te zijn (kentekenonderzoek S100 uit 2016 en weldra het nieuwe kentekenonderzoek 2022).
Door verkeerskundige argumenten te introduceren en boven het argument van de gezondheid
te plaatsen, wij citeren de eigen woorden van het college: “sterven bewoners in en rond de
uitgezonderde straten maanden eerder dan andere Amsterdammers”. Dat kan toch niet de
bedoeling zijn en daarom dienen ook die touringcars net als alle andere touringcars gewoon aan
de rand van de stad hun cliënten te laten overstappen op OV.
— Het College brengt zelf naar voren dat, wij citeren: “het inperken van de overlast door de grote
(verkeers-)drukte in de stad het doel is van diverse beleidsagenda’s, waaronder: Actieplan Schone
Lucht, Actieplan Bruggen en Kademuren, Uitwerkingsplan Overstaplocaties Touringcar Rondvaart,
Agenda Amsterdam Autoluw, Stad in Balans (vanaf 2022 samengevoegd met Aanpak Binnenstad)”.
Daarmee pleit het College andermaal om extra onnodige vervoersbewegingen niet toe te staan,
zeker als er een goed alternatief als het OV voorhanden is. Juist op en rond die bewuste corridor is
het toestaan van touringcars dan ontoelaatbaar, nu dat alternatief ruimschoots voorhanden is.
— Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc. motiveert touringcars te weren met, wij citeren:
“om overlast te verminderen van touringcars te maken heeft met de omvang en het gewicht van
dergelijke autobussen, de uitstoot die zij veroorzaken, verkeersveiligheid, en halteer-/parkeer- en
omgevingsoverlast”. Overlast die door de geformuleerde uitzondering eigenlijk ongewenst is en
rond de corridor dan onbegrijpelijk toch zou mogen.
— In het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc, zegt het college het zelf, wij citeren:“Het wordt
steeds drukker in de stad en daarmee ontstaat steeds minder ruimte voor dergelijke autobussen.”
De noodzaak om touringcars dan toch toe te staan in onze woonstraten ontbreekt dan ook volledig.
Ook in de bewuste corridor. Ook daar wonen Amsterdammers, die ernstig benadeeld worden door
die voorgestelde uitzondering. Alsof voor hen die overlast er niet toe doet!
— De verschillende snelheden in de straten van de corridors waar de bussen zouden mogen komen:
30-50-30-50 km per uur voedt wederom uitstoot en onveiligheid, voor medeverkeersdeelnemers
en voetgangers.
— Het Ontwerp- aanvullend verkeersbesluit etc, beoogt de uitstoot te verminderen. Wij citeren:
“Door zonale geslotenverklaring wordt immers de totale schadelijke uitstoot van autobussen
teruggedrongen. Voor zowel rijdende als halterende voertuigen. En minder uitstoot komt de
leefbaarheid van de stad ten goede. Dit sluit aan bij de ambitie uit het Actieplan Schone Lucht”.
Dan is het echt onlogisch en onjuist om extra verkeer toe te staan in onze woonstraten zoals de
Anne Frankstraat, Valkenburgerstraat en Weesperstraat, daar waar de uitstootwaarden weer
richting boven de wettelijke norm gaan. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 98
»173 Bewonersraad — Vele onderzoeken zijn er die aangeven dat vervuiling door het verkeer bij uitstootwaarden zelfs
Nieuwmarkt (veel) lager dan de wettelijke norm al enorme gezondheidsschade toebrengt aan bewoners. Dat
Groot Waterloo meldt GGD GHOR Nederland. Zie: https://ggdghor.nl/thema/luchtverontreiniging/ Dus in de al
zwaarbelaste straten extra verkeer toestaan is heel erg kwalijk.
— Het verkeer in de stad neemt weer vormen van voor Corona aan kopt het Parool en daarmee ook
de overlast, de vervuiling en de herrie: Lees: https://www.parool.nl/amsterdam/autoverkeer-in-
amsterdam-staat-weer-even-vaak-vast-als-voor-corona-b13c589fc/?referrer=https%3A%2F%2Fw
ww.google.com%2F Dan is extra vervuilend verkeer andermaal niet op zijn plek en slaat de geuite
ambitie helemaal dood.
— Het ligt op de weg van de (lokale) overheid en dus ook dit college om eerder en voortvarender om
te gaan met het sneller weren van vervuilend verkeer.
— Bovendien: Amsterdam doet het van alle steden het slechtst op het gebied van milieu en
buitenruimte, kopt het Parool: https://www.parool.nl/nederland/amsterdam-scoort-van-alle-steden-
het-slechtst-op-het-gebied-van-milieu-bf6173d5/
— Ruimhartig “ontheffen” getuigt dan ook van weinig ambitie om de gezondheidsschade door
luchtvervuiling nú tegen te gaan.
— Bovendien zijn de WHO-normen aangescherpt en bracht het RIVM een rapport uit met
maatregelen. Die zien wij niet terug in dit beleid.
— Er zijn geen legitieme redenen om de gezondheid en veiligheid van burgers niet te beschermen.
— Bewoners moeten voorgaan voor het economisch belang van enkele culturele instellingen en
ondernemingen, die niet duurzaam bezig zijn en slechts aan hun belangen denken en die van
hun bezoekers, maar niet aan de bewoners in hun omgeving, althans daar ligt duidelijk niet hun
voorkeur als buurtgenoot!
— Daargelaten de nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid dat touringcars toch worden
toegestaan, vermelden wij dat het gebruik van touringcars juist niet veiligheidsbevorderend zijn in
onze buurten, getuige de vele ongelukken met voetgangers etc.
De uitzonderingen en te veel ruimte voor interpretatie
— Het Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023, ziet toe op het toch toestaan van
vervoer van specifieke doelgroepen met touringcars. Ook voor die doelgroepen geldt, dat het OV
een geschikt alternatief biedt. Dat is juist ingericht met voorzieningen voor dergelijk doelgroepen.
Daarom zijn die specifieke gronden voor ontheffing te ruim gesteld.
Wij zijn er zeer beducht dat straks te makkelijk bejaarden, slecht ter been zijnden, of jeugdigen
als legitiem aangemerkt gaan worden om de ontheffing te verstrekken. Handhaving in Amsterdam
komt altijd op de laatste plaats, waardoor misbruik van de ontheffing in de hand gewerkt wordt.
Daarmee krijg je hetzelfde effect als bij de huidige regeling “Bussen geen doorgang. Alleen voor
bestemmingsverkeer” (o.a. een bord in de Valkenburgerstraat). Chauffeurs vatten dit altijd heel
ruim op. In deze ontheffingsregeling worden ook dergelijke containerwoorden gebruikt waardoor
alle bussen manieren gaan vinden zich toch op deze routes en daarbuiten te gaan begeven.
Wij begrijpen dat een touringcar met een lagere schoolklas, met eigenlijk te weinig begeleiding,
de voorkeur heeft om de passagiertjes uit te laden voor de deur. Dat lijkt voor ons een uitzondering
te zijn. Zo'n eenmalige vervoersopdracht moet ook dan geborgd worden.
Daarbij zou het de voorkeur genieten om dergelijke toegestane touringcars uitsluitend uitstoot vrij
te laten zijn. Daarom kan er volgens ons ook geen sprake zijn van een duurvergunning zoals artikel
6 lid b beschrijft. Dergelijke vervoersopdrachten kunnen echt anders georganiseerd worden.
LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 99
» 173 Bewonersraad Daarbij zou het de voorkeur genieten om dergelijke toegestane touringcars uitsluitend uitstoot vrij
Nieuwmarkt te laten zijn. Daarom kan er volgens ons ook geen sprake zijn van een duurvergunning zoals artikel
Groot Waterloo 6 lid b beschrijft. Dergelijke vervoersopdrachten kunnen echt anders georganiseerd worden.
— Het Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023, geeft daarnaast de mogelijkheid om
bij bijzondere omstandigheden het gebruik van touringcars toch mogelijk te maken. De vermelde
bijzonder omstandigheden zijn wel erg naar de lokale ondernemingen toegeschreven. De
bedrijven met een eigen parkeerplek zijn zelfs te duiden in onze buurt (Artis, Gassan, of een ruimte
voor de deur zoals bij Amstel 1, zie de PS). Dat kan van een algemene regeling niet de bedoeling
zijn.
Ook voor bedrijven met parkeerplaatsen geldt dat die parkeerplaats dan maar niet meer gebruikt
wordt voor stalling van touringcars en dat de bezoekers van die instellingen, net als alle andere
bezoekers vervoerd met een touringcar aan de rand van de stad kunnen overstappen op OV. En
ook bij het geïntroduceerde begrip continuïteit, is het onwaarschijnlijk dat een onderneming
afhankelijk is van het parkeren van touringcars voor hun deur. Immers de motivering van het
college van het weren van die touringcars staat buiten kijf.
— Zo worden ook het rondjes rijden van bussen bestreden. Het slechts droppen en ophalen en
verder het parkeergeld uit te sparen, als aanvulling op het inkomen van de buschauffeur. Onnodige
verkeersbewegingen blijven dan ook uit.
— Het Concept ontheffingenbeleid Touringcar 31 januari 2023 geeft dan ook geen pas, is niet
vernieuwend en biedt alleen maar ruimte tot misbruik. Want zoals bewoners en ondernemers heel
goed weten, kan de gemeente Amsterdam geen handhaving garanderen.
Wij vatten samen.
Wij zijn het niet eens met de gepresenteerde plannen. Het zijn plannen die duidelijk niet met
de input, kennis en ervaring van bewoners zijn geschreven. Eerdere plannen om touringcars te
weren die wel met bewoners zijn geschreven, leverden een door alle partijen (touringcarbranche,
instellingen/ondernemers en bewoners) gedragen totaalverbod van touringcars binnen de S100.
De motivering van het College om Touringcars te weren geldt immers voor alle bewoners aan alle
straten binnen de S100. Het College staat ervoor om extra onnodige vervoersbewegingen niet toe
te staan. De nu gegeven argumenten om van die hoofdregel af te wijken zijn met een selecte groep
belangebben tot stand gekomen en gelet op onze bovenstaande argumenten onhoudbaar.
Bewoners zijn niet tegen strikte uitzonderingen: bejaarden, jeugd, zieken. Het is de manier waarop
deze uitzonderingen nu gesteld worden dat er veel te veel ruimte wordt geschapen en voor
‘misbruik’ (opzettelijke misinterpretatie) van de regels. We zijn hierop beducht uit ervaring (denk aan
Hop-on Hop-Off bussen met 5 passagiers), vooral ook omdat er NOOIT handhaving is.
Daarnaast: dit college staat voor een gezonde stad, met schone lucht en veiligheid op straat, een
autoluwe stad en duurzaam! Om de gezondheid en veiligheid van burgers te beschermen. Maar
de voorgenomen uitzonderingen op de wegen die buurten al doormidden splijten staan lijnrecht
tegenover de doelen en koers van dit college. Bewonersbelangen moeten voorop staan.
Dus: houd het simpel: geen touringcars in heel het centrum met een heel strikt uitzonderingsbeleid
waar niet mee gesjoemeld kan worden. Dan is er ook geen probleem met de overlast, handhaving,
luchtvervuiling etc.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 100
174 Museum Museum Rembrandthuis wil naar aanleiding van het nieuwe touringcarbeleid, graag de volgende
Rembrandthuis zorg delen:
De haltes Mr Visserplein (H10) en Hermitage (H23) blijven beide bestaan in 2024. Beide haltes
liggen op de corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat. Deze corridor blijft ook
in 2024 toegankelijk voor touringcars zwaarder dan 7,5 ton en hier hoeft geen ontheffing voor te
worden aangevraagd. Dit lijkt goed nieuws voor ons, we blijven goed bereikbaar, maar onze zorg is,
of deze haltes nu niet ‘misbruikt’ gaan worden door andere partijen om hun passagiers zo centraal
mogelijk af te zetten.
Opmerking hierbij is ook dat de halte Mr Visserplein (H10) op dit moment al vaak overbelast is door
geparkeerde bussen, taxi's en werkbusjes, waardoor Museum Rembrandthuis, maar ook het Joods
Cultureel Kwartier veelal niet goed bereikbaar zijn voor bestemmingsverkeer voor onze musea.
Mijn vraag is, hoe wordt er toezicht gehouden op de halteerplek Mr Visserplein tegen oneigenlijk
gebruik? Dit is echt nodig, willen onze locaties bereikbaar blijven voor scholen en ouderen.
175 Busvervoer De branchevereniging Busvervoer Nederland (BVN) heeft in 2019 al haar zienswijze op het vigerende
Nederland touringcarbeleid (Touringcaragenda 2021-2025) kenbaar gemaakt. Daarom volstaan wij thans met
een korte reactie die aansluit op onze eerdere stellingname.
De touringcar is en blijft een van de meest efficiënte manieren om groepen mensen naar de stad te
vervoeren. Daarbij heeft een touringcar per reizigerskilometer een zeer lage uitstoot. BVN begrijpt
dat daar tegenover staat dat Amsterdamse kades en bruggen beschermd moeten worden en dat
er dus op enig moment toegangseisen gesteld worden aan zwaar verkeer in de centrumzone. Het
voorkomen van schade aan bruggen in de oude binnenstad is een valide argument om de zwaardere
bussen te weren. We verzetten ons echter tegen het beeld dat “Amsterdammers veel overlast ervaren
waar grote touringcars zijn.” Het aantal klachten afgezet tegen het aantal touringcars dat Amsterdam
aandoet is te verwaarlozen klein. Het steekt in ieder geval schril af tegen het aantal klachten over
bijvoorbeeld buren of over Schiphol. Het afsluiten van de S-100 voor touringcar heeft tot gevolg dat
er meer voertuigbewegingen in en naar de binnenstad gaan plaatsvinden. Hoeveel meer valt niet te
voorspellen, maar een touringcar is het equivalent van zes taxibusjes. Het gaat daarmee ook extra
druk geven op de publieke ruimte voor- of nabij bestemmingen die nu eenmaal groepen blijven
ontvangen.
Het verkeersbesluit zal voor een deel van het touringcarverkeer weinig problemen opleveren. Maar
het beleid heeft alleen in de praktijk kans van slagen als de gemeente zorgdraagt voor de volgende
randvoorwaarden en flankerend beleid.
Voldoende halteer, buffer- en parkeerfaciliteiten / handhaving
Veilig halteren langs de corridor en de route aan de stadsring moet ook in het drukke touringcar-
seizoen geborgd zijn. Dat begint met halteplekken op de meest logische plaatsen waar groepen
veilig kunnen in- en uitstappen.
Voldoende stewards en technische maatregelen De inzet van stewards helpt enorm om chauffeurs
te wijzen op beschikbare plekken en het touringcarverkeer in de stad in brede zin te faciliteren. Het
inzetten van een tijdsklok op haltes kan daarnaast een bijdrage leveren aan het efficiënte gebruik van
de haltes maar is slechts een hulpmiddel. Lees veRDER OP VOLGENDE PAGINA >
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 101
»175 Busvervoer Geen knip of experimenten op de corridor en/of de ring
Nederland
Het aantal beschikbare routes voor touringcars in en naar de stad is de afgelopen decennia gestaag
teruggelopen. Het gevolg is dat het touringcarverkeer over steeds minder wegen geleid wordt.
Verdere inperking daarvan door het (ten dele) afsluiten van de overblijvende routes of experimenten
met verkeerskundige knip (zoals beoogd op de Weesperstraat) zullen onvermijdelijk leiden tot
forse opstoppingen en hinder in de stad. Effecten die nog eens versterkt zullen worden als dit soort
verstoringen tijdens het touringcarseizoen plaatsvinden.
Slimme handhaving
Het gebrek aan handhaving van het touringcarbeleid is BVN altijd een doorn in het oog geweest.
Het zou daarom goed zijn als de halteerplaatsen aan de S-100 en de corridor vrij worden gehouden
van overig verkeer en daarmee exclusief gebruikt kunnen worden voor in- en uitstappen van
passagiers van touringcars. Voldoende capaciteit voor halteren achter CS De huidige mogelijkheden
voor touringcars om passagiers af te zetten achter CS aan de Ruiterkade, de Westerdoksdijk en de
Zouthaven moeten behouden en ‘bijgehouden’ blijven.
Parkeren en bufferen
Veel van de ervaren overlast is naar onze indruk het gevolg van foutief geparkeerde touringcars.
De gemeente moet daarom zorgdragen voor gratis parkeren voor bezoekende touringcars aan
de randen van de stad met voldoende faciliteiten voor chauffeurs. Op die manier kan voorkomen
worden dat men nodeloos rondjes gaat rijden tot een groep weer kan worden opgehaald.
BVN is ten slotte bereid een rol te spelen bij de communicatie richting de eigen achterban en die
van onze buitenlandse zusterorganisaties. Daarnaast blijven wij graag aangesloten op de verdere
uitwerking van de Agenda Touringcar.
176 De Kock Tours AMSTERDAM MOET TOURINGCARS NIET WEREN MAAR FACTILITEREN !
177 FL-Reizen Als u een begint met alle ontheffingen die nu worden vertrekt voor de niet euro 6 bussen dan zal
de lucht nog schoner worden want die ontheffingen en vergunningen zijn voor de ondernemers die
wel in euro 6 dubbeldekkers hebben geinvesteerd een doorn in het oog, en als wij de toeristen niet
meer in de stad kunnen brengen gaan we wel naar een andere stad want een Amerikaan gaat niet
met koffers lopen en als je dat wel blijft proberen maak dan goede infra structuur met grote gratis
parkeerplaatsen waar dan ook voorzieningen zijn zoals water en een goede metro verbinding…
178 Langs deze weg wil ik mijn ongenoegen uiten over het voornemen om de Kattenburgerstraat als
‘corridor’ te bestemmend voor zware Touringscars.
De Kattenburgerstraat zal ongeveer per half maart 2023 heringericht zijn en volgens een
aangenomen motie van Z.D. Ernsting, NT. Bakker en D.F. Boutkan, dan de status van ‘Hoofdnet
Auto’ hebben. Dat betekent dat de in de agenda Touringcar genoemde benaming, ‘corridor’
Weesperstraat-Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat, niet juist is.
De volgende onjuistheid is de vermelding van de Kattenburgerstraat op https://maps.amsterdam.nl/
plushoofdnetten als ‘Plusnet corridor auto’. Het zou nu al ‘Plusnet auto’ moeten zijn en over enkelen
weken ‘Hoofdnet auto’.
In de definitie van ‘Beleidskader Verkeersnetten’ wordt ‘Hoofdnet Auto’ een functie te kunnen
vervullen bij stremmingen op het ‘Plusnet Auto’, maar met een lagere verkeersintensiteit dan ‘Plusnet
Auto’.
Volgens een gangbare definitie betekent ‘stremming’ plaatselijk verkeer geblokkeerd als gevolg van
een incident, dus een overloop als het ware, niet voortkomend uit een structureel gebruik.
Door het verkeerd van zware touringcars zal de straat de facto in een Pluscorridor veranderen. Het
wensbeeld bij de inrichting van een Plusnetcorridor is echter 2x2 rijstroken.
Kortom het voorgenomen Touringcarbeleid beleid gaat ten enen male in tegen een eerder ingezette
richting en autoluw beleid.
Ik verzoek u de Kattenburgerstraat van zwaar touringcar verkeer uit te sluiten.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 102
179 Amsterdam Museum … Hierbij maak ik namens het Amsterdam Museum onze zienswijze kenbaar met betrekking tot het
verkeersbesluit “touringcarbeleid vanaf 1 januari 2024”.
Praktische informatie:
Het Amsterdam Museum is gevestigd tussen de Kalverstraat 92 en de Nieuwezijdsvoorburgwal 359.
Het Amsterdam Museum is momenteel gesloten op bovenstaande locatie in verband met een groot-
scheepse renovatie/verbouwing die een aantal jaren in beslag zal nemen. Momenteel zijn wij met
onze collectie te bezichtigen in een deel van de Hermitage.
Zienswijze:
Ik kan u laten weten dat we het zeker eens zijn met het besluit het centrum van Amsterdam vanaf
2024 toegankelijk te houden voor een grote touringcar voor bepaalde doelgroepen met een
specifieke bestemming. De bepaalde doelgroepen waar u aan refereert in de notulen van 3 februari
2023, “Programma touringcar” zijn namelijk vaste (niet weg te denken) bezoekers aan ons museum.
Onze vraag die hieruit voortvloeit is of wij er van uit kunnen gaan dat de halteerlocatie (tevens
laad- en los locatie) die momenteel gevestigd is op de Nieuwezijdsvoorburgwal ter hoogte van
huisnummer 293 hier definitief gevestigd zal blijven. Wij vragen hier specifiek om omdat in de
notulen de volgende zinssnede is opgenomen: Naar verwachting worden er geen halteerplaatsen
opgeheven”. Wij willen er dan ook voor pleiten deze halteerlocatie te handhaven ook na 1 januari
2024.
Indien deze halteerplaats zou komen te vervallen of verder vanaf onze locatie verwijderd zal
worden dan heeft dat een erg nadelige invloed op de toegankelijkheid voor de aangegeven
bezoekersgroepen aan ons museum. Dat is tevens volledig in strijd met ons diversiteitsbeleid en
kunnen wij onze doelstelling niet waarmaken om 100% toegankelijk te zijn voor alle doelgroepen.
Deze groepen zullen dan waarschijnlijk voor een andere, makkelijker te bereiken, culturele
instelling kiezen waardoor een groot deel van onze doelgroepen de mogelijkheid wordt ontzegd
om ons stadsmuseum, waar zowel de geschiedenis als de verbinding met het heden zichtbaar en
bespreekbaar is, te bezoeken.
Indien u enige vorm van toelichting op bovenstaande wenst dan hoor ik dat graag.
Ik ga ervan uit dat u mij van het verdere verloop van de procedure op de hoogte houdt.
Ook hoor ik graag of de benoemde halteerlocatie ook ruim na 2024 gevestigd blijft aan de Nieuwe-
zijdsvoorburgwal t‚h.v. huisnummer 293 zodat wij ook na onze verbouwing de bewuste doelgroepen
kunnen blijven ontvangen.
180 Als er een goed alternatief wordt geregeld dan wel!!
181 Het is voor de touringcar niet te doen. Je mag niks. Je word weg gestuurd regel dat er een mooie
plek komt of dat er een mooie knappe route door der de stad komt.
182 Ik begrijp dat een stad als Amsterdam, touringcars wil weren.
Maar zorg voor voldoende parkeerplaatsen van waaruit de passagiers voor een klein bedrag met
het openbaar vervoer kunnen reizen. Bereken eventueel het geld in de parkeerkosten.
Zorg ook voor voldoende toilet gelegenheid op deze parkeerplaatsen en eventueel eet mogelijk-
heden voor chauffeurs. Succes met jullie opgave.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 103
183 Het eerste deel van het beleid is toe te juichen en gaat uit van verbetering van luchtkwaliteit en
vermindering van overlast en milieubelasting en belasting kademuren/kwetsbare gebieden.
Waar ik het NIET mee eens ben is dat de gemeente vervolgens meteen een ander beleid voorstelt
om ontheffing mogelijk te maken. Grote touringcars, inclusief de vervuilende, die basisschool-
leerlingen, ouderen, mensen met een beperking of artiesten naar bepaalde educatieve of culturele
locaties rijden, kunnen zo’n ontheffing aanvragen zodat ze toch binnen de Centrumring kunnen
komen. Een niet nader bepaald oneindig aantal bussen blijft dus mogelijk en blijft dus de overlast in
omvang en gewicht van dergelijke autobussen, de uitstoot die zij veroorzaken, verkeersonveiligheid,
en halteer /parkeer- en omgevingsoverlast en overbelasting voor de kwetsbare kademuren die op
veel plekken aan het verzakken zijn, zoals op de Geldersekade, beide zijden!
Apart van die doelgroepen wordt ook nog een uitzondering gemaakt voor de route Weesperstraat-
Valkenburgerstraat- Kattenburgerstraat, om mi. een absolute kulreden, namelijk de grote hoeveel-
heid interessante instellingen. Juist DIE zijn met het OV heel goed bereikbaar! En zouden juist NIET
met touringcars bereikt moeten worden. Of is dit om commerciële zaken, zoals Gassan, die er goed
voor betaalt, te blijven plezieren??
184 in de eerste plaats juich ik toe dat de toegang van touringcars tot het centrum wordt beperkt. Wat
ik jammer vind dat er een uitzondering wordt gemaakt voor de Weesperstraat, Valkenburgestraat
en Kattenburgerstraat. Gevolg zal zijn dat de touringscars zich in die straten gaan verzamelen, wat
de leefomgeving daar negatief beinvloedt. Het argument dat er belangrijke culturele voorzieningen
aan de genoemde straten liggen gaat niet op. Alle voorzieningen zijn goed bereikbaar met OV. In
het bijzonder maak ik mij als buurtbewoner zorgen om de Kattenburgerstraat. Recent is besloten om
daar een juist een straat van te maken die mensvriendelijk is in plaats van autovriendelijk, waardoor
de leefomgeving sterk wordt verbeterd. De snelheid wordt beperkt en de straat versmald en
vergroend. Extra touringscars door deze straat sturen haalt een belangrijk deel van de winst weg. Als
er dan toch per se een doorgaande route door het centrum moet komen dan ligt het veel meer voor
de hand de touringcars vanuit de Valkenburgerstraat de IJ-tunnel in te sturen. Daar hebben dan veel
minder mensen last van.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 104
185 Melkweg Op 31 januari 2023 heeft het college een concept ontwerp verkeersbesluit & een concept onthef-
fingenbeleid touringcar vastgesteld. Stichting Melkweg, gevestigd op de Lijnbaansgracht 234A,
heeft ernstige bezwaren over dit voorgestelde beleid, en zal uiteenzetten waarom.
Vooropgesteld is de Melkweg een culturele instelling (ook wel multidisciplinair podium) waar
verschillende kunstvormen geëtaleerd worden. De Melkweg — gehuisvest in een oude Melkfabriek —
biedt een podium aan zowel jong talent, alsook aan internationaal toerende ‘bekende’ artiesten. In
het gebouw zijn een bioscoopzaal, drie concertzalen, een café en een galerie gehuisvest.
Aantal ontheffingen zwaar verkeer
Veel artiesten & kunstenaars komen naar de Melkweg met zware en/of complexe apparatuur (licht,
geluid, podiumdelen, special effects, etc). Volgens uw voorgestelde beleid zullen artiesten die met
een tourbus en/of vrachtwagen toeren gaan vallen onder de noemer ‘zwaar verkeer’. Op het moment
van schrijven gebruiken wij hiervoor dagelijks reeds de zogeheten ‘ontheffing C’ voor culturele
instanties van de pilot ontheffingen culturele instanties.
Vanaf 2024 komt hier een extra aan te vragen ontheffing bij. U stelt immers dat de procedure gaat
gelden voor:
‘doelgroepen waarvoor ontheffing wordt verleend, dienen primair een kunst-, cultuur-, en/of
educatieoogmerk te hebben! Deze definitie betreft onze gehele programmering — 7 dagen per
week, 365 dagen per jaar, meerdere programma’s per dag.
Wij voorzien veel extra werk bij het aanvragen van meerdere ontheffingen. Immers kan het zo zijn
dat we per dag, per programma meerdere ontheffingen aan dienen te vragen, naast de ontheffingen
die we nu al aan moeten vragen.
Bovendien is deze situatie buitenproportioneel complex voor internationale artiesten en kunstenaars.
Volgens het voorgestelde beleid moeten wij dus meerdere vergunningen voor meerdere situaties
aanvragen; een wat ons betreft onwenselijke situatie. Wij willen u dan ook vragen om één
allesomvattende ontheffing te realiseren voor tourende (internationale) artiesten en kunstenaars die
op een centrale plek (het liefst digitaal) kan worden aangevraagd.
Controle ontheffingen per voertuig
Op dit moment moeten de kunstenaars/ artiesten reeds meerdere geprinte documenten over-
handigen bij een eventuele controle. Hier komt bovengenoemde ontheffing nog bij. Dit maakt
de Melkweg — en meer generiek de stad Amsterdam — er niet gastvrijer op. Bovendien is de
werkwijze totaal niet praktisch. Immers moet er een wildgroei aan documenten geprint en getoond
kunnen worden. Wij willen u dan ook vragen om eventuele controles op geldende/aangevraagde
ontheffingen digitaal & aan de hand van het kenteken uit te laten voeren. Kentekens zijn immers
bekend bij de gemeente en worden door ons doorgegeven bij het aanvragen van een ontheffing.
Wij gaan ervan uit dat u onze zienswijze meeneemt in het proces om van de concepten tot een
verkeersbesluit & ontheffingenbeleid touringcar te komen.
Uiteraard zijn wij bereid om onze zienswijze verder toe te lichten.
186 Ik vind dat we met touringcar niet door Amsterdam centrum heen mogen gaan
Dan wel grote bus parkeerplaats
Waar zeker minimaal 100 stuks kunnen staan
Liefst meer dan mensen gratis met shuttelbus
Naar centrum kan gaan dan om 10 min
Omdat we veel met scholen naar museum gaan enz
En Waar je wc kan legen en vullen en chauffeurs hok waar je kunt zitten en koffie en thee kan pakken
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 105
187 Grand Hotel Amrath Namens het Grand Hotel Amrath Amsterdam laat ik u weten het niet eens te zijn met de plannen en
Amsterdam maak bezwaar. Onze gasten maken gebruik van touringcars om bij ons hotel te komen. Onze gasten
zijn de 5* hotelgast die we graag blijven verwelkomen in de stad. Zij maken graag gebruik van de
touringcar om naar ons hotel te komen. Juist omdat ons hotel zo goed bereikbaar is langs de Prins
Hendrikkade. Er moeten nu extra kosten worden gemaakt en moeite om de gasten alsnog in het
hotel te krijgen. Dit beleid is willekeurig, want grote bussen blijven wel voor het Grand Hotel Amrath
Amsterdam langs rijden en stoppen bij de bushalte. Wij zullen behoorlijk omzet verlies hebben, is
daar een compensatieregeling voor? Ons hotel doet het juist goed bij groepen die kiezen voor een
Toruringcar, vanwege de ligging van het hotel.
188 Het tourisme wordt door de gemeente Amsterdam compleet om zeep geholpen met het weigeren
van touringcars. Maak nette halteplaatsen op diverse punten en zorg voor een goede parkeerplaats
om de touringcar te stallen als de mensen zijn afgezet. Daarna kunnen mensen met een speciale
busdienst, in het leven geroepen door de gemeente, naar de parkeerplaats gebracht worden
waardoor er minder overlast is. Bij de kerstmarkt in bv. Keulen werkt dit ook zo en functioneert.
189 Aanvulling deel 1
Dus deel2……
Bus parkeerplaats minimaal 100 bussen of meer
Meerdere locaties rand van Amsterdam!!!
Komen zoveel touringcars dat zeker meer plekken nodig heb!!
Dat we zeker plek hebben kwa parkeren
EN NIET VAN DIKKE PRIJZEN VRAGEN!
En waar je wc kan lege!!
Dat kan nergens en verbinding rechtstreeks met het centrum en museum en
GRATIS
Ook aan ons als chauffeurs denken om schonen wc kunnen gaan en schoon wordt gemaakt!
en chauffeurs grote hok met koffie en thee enz
190 Het blijft bijzonder dat wanneer je bereid bent te betalen je Amsterdam wel binnen kunt met een
vervuilend voertuig
191 BIZ de Bree Namens BIZ de Bree willen wij graag bezwaar indienen tegen het feit dat de gemeente heeft
besloten om geen grote touringcars (7,5 ton) meer in het centrum van Amsterdam binnen de ring
S100 toe te laten maar dat daar wel een uitzondering voor wordt gemaakt in en rondom ons gebied,
namelijk de corridor (Weesperstraat - Valkenburgerstraat - Kattenburgerstraat). Hier mogen dus alle
touringcars zonder ontheffing het gebied in- en uitrijden en hun klanten afzetten.
Dat betekent dat we in dit gebied, nog meer dan al gebruikelijk, overlast blijven houden van de
schadelijke uitstoot en overlast van fijnstof etc. aangezien we kunnen verwachten dat er door de
touringcars nog meer gebruik van dit gebied zal worden gemaakt. Hoe dragen we er zorg voor dat
dit voorkomen wordt? Wordt de luchtkwaliteit bijvoorbeeld gemonitord?
Daarnaast hebben is er ook een bijzondere categorie opgenomen onder art. 4 dat bestemmingen
met parkeervoorzieningen op eigen terrein een ontheffing kunnen krijgen (wat in de praktijk alleen
Artis en Gassan betreft). Zo krijgt vanuit ons gebied Gassan een ontheffing voor zijn eigen bussen en
de Hopp On Hopp Off bussen. Dus op basis daarvan zullen nog steeds bussen van en naar Gassan
rijden — ook zonder mindervaliden en basisscholieren -, in de Jodenbreestraat met alle gevolgen
van dien. Deze bussen zorgen voor onveilige situaties bij de kruising Jodenbreestraat en de Nieuwe
Uilenburgerstraat. Deze straat is de laatste jaren alleen maar drukker geworden door o.a. het
fietsverkeer vanuit Noord wat steeds sneller door dit gebied heen raast en waar het zebrapad al bijna
geen doeltreffende functie meer blijkt te hebben. We maken ons daar al jaren zorgen om en dat zal
alleen maar toenemen met dit besluit. Wordt er gehandhaafd op overtredingen in het gebied en of
gemonitord dat de veiligheid niet verder in het gedrang komt?
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 106
192 Ik snap dat het centrum te klein is voor al die touringcars.
Maar zorg dan voor grote parkeerplaatsen waar we kunnen parkeren voor een normaal tarief, waar
we de mensen op een boot, een metro, een lijnbus, een taxi, of wat dan ook, kunnen zetten. Zodat ze
niet zo veel moeten lopen.
En waar schone wc's zijn voor de passagiers.
Bijvoorbeeld aan de distelweg, passagiers kunnen dan op de veerboot die smeriger is dan de
touringcar qua uitstoot.
Maar als het zo door gaat, gaan heel veel toeristen Amsterdam vermijden. Dat wilt U toch ook niet.
193 Ik betreur het feit dat er geen of te weinig handhaving is geweest bij de uitstaphaltes. Waardoor
diverse bussen er te lang staan en overlast bezorgen. Met als resultaat dat de goedwillende bestraft
worden en niet meer welkom zijn. In de stad zijn veel bedrijven die draaien op toerisme, waar
moeten we nu die mensen laten uitstappen? Allemaal op 1 plek? Wordt 1 grote chaos!! Waarom
wordt er geen ervaren chauffeurs gevraagd voor passende oplossingen? Zogenaamde adviesbureaus
zitten er alleen maar om centen te vangen en komen vaak met onwerkbare ideeën. Ik hou mijn hart
vast…
194 De Avonturier Absurd!
Juist de Touringcar is de meest efficiënte manier om een groep vanaf start tot bestemming te
brengen. Het openbaar vervoer brengt je van waar je niet ben, naar waar je niet wilt wezen
op een tijdstip dat je niet past, terwijl een touringcar dat wel allemaal doet. 1 Touringcar =
30 personenauto's. En een moderne Euro 6 Touringcar heeft nauwelijks uitstoot.
Ik zie niet in hoe ik een bus met bejaarden op een rondvaart (de grootste toeristische attractie van
ons land) moet krijgen als ik de stad niet meer in mag. Of een groep leerlingen uit een Twentse
dorpsschool bij een museum.
Wat de zaak nog absurder maakt is dat er zelfs aan de rand nergens een fatsoenlijke plaats is om
reizigers het laatste stukje op het OV te zetten of te parkeren.
195 Kansloos beleid… denk aan de oude mensen en hoe ga je al die toeristen vanaf de rand naar de stad
brengen… En parkeren van de bussen?
196 Minimaal parkeerplaats voor 100.touringcars
Meerdere plekken waar wc geleegd kan worden, gewoon triest dat dit in zo grote stad zo slecht voor
elkaar is.
Gewoon lage tarieven of geen tarieven vragen, anders is het niet meer aantrekkelijk.
Goede verbinding met openbaar vervoer.
197 Het is belachelijk dat een stad met een groen links minister de meest milieuvriendelijke manier
van toeristenvervoer en scholen de stad uit jaagt. Als u dit al doet, zorg dan voor voldoende grote
parkeerplaatsen op redelijke afstand.
Distelweg was prima, RAI en Museumplein van vroeger ook. Maar u heeft liever parkeergeld van al
die personenauto’s die wel de binnenstad vervuilen! Bah
198 De vraag is natuurlijk of bussen (ook OV) de oorzaak zijn van de overlast.
Als de toerist weg blijft omdat het centrum alleen met OV te bereiken is zal het zeker rustiger worden
wat weer voor de ondernemers in en rond Amsterdam nadelig is.
De vaste routes blijken inmiddels een goede oplossing te zijn.
Nu nog goede parkeergelegenheden en weg is de overlast!
199 Is er. Over nagedacht waar de mensen afgezet gaan worden we rijden veel inkomend toerisme
(Chinezen) deze gaan de stad echt niet meer in als ze niet in het centrum uit mogen stappen
Denk dat de stad Amsterdam veel geld gaat mislopen hier door
200 In grote delen mee eens maar er zou voor sommige straten een uitzondering mogelijk moeten zijn.
Mensen gaan met een touringcar naar Amsterdam. Zorg er dan voor dat ze gratis of
voor bijvoorbeeld 5 euro met het openbaar vervoer kunnen
201 Belachelijk. Toeristen die geld spenderen in de stad de toegang ontzeggen. Hoe zie je het voor om
30 toeristen met koffers in de stad te krijgen. Amsterdam schiet zichzelf keihard in de voet
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 107
202 De Dagtochten In eerste instantie is het een goed plan. De regel om geen touringcars in de binnenstad toe te laten is
Specialist op zich geen probleem. Door de maatregelen van de afgelopen jaren is het praktisch onmogelijk om
nog ergens te komen. Een punt van kritiek is wel dat er in of om de stad geen goede parkeerplaats is.
Nu staan er op de meest onmogelijke plaatsen touringcars, te wachten om weggestuurd te worden.
Chauffeurs hebben een rijtijden besluit waarin staat dat er rust genoten dient te worden. Als men
ergens staat waar het “kan” maar niet mag, kun je niet spreken van een goede rust. Bij de aanleg van
de noord-zuid lijn is er even sprake geweest van een busparkeerplaats bij het Noord station. Dat zou
waarlijk het ei van Columbus geweest zijn. De passagiers met de metro de stad in, de bus op de juiste
plaats (hoeft niet gratis ) en voor de chauffeurs een mogelijkheid om op het buikslotermeerplein
in het winkelcentrum iets te eten. Helaas zijn beide parkeerplaatsen ingericht voor auto’s en is het
idee van busparking verdwenen. De bestaande garages zijn niet praktisch. Museumplein is erg krap
met grote kans op schades en de pta is niet altijd beschikbaar. Wat overblijft is “illegaal” parkeren
waar een mogelijkheid is. Ik begrijp dat grond in Amsterdam erg duur is en dit te gelde gemaakt
moet worden. Maar met alleen regels opleggen maar niets te regelen is geen oplossing. Ik rij sinds
1980 door Amsterdam en ver daarbuiten. In alle touristensteden is iets geregeld voor bussen. Grote
steden op diverse plaatsen. Amsterdam is in oppervlak geen grote stad en zou met een strategisch
punt, een groot probleem kunnen oplossen. Ik heb deel uitgemaakt van de gespreksgroep
touringcar Amsterdam en daar konden wij aanhoren wat er besloten was. Ik hoop dat met dit
inspraakmedium meer gedaan wordt dan met de inbreng in het touringcar overleg.
203 Taxi van Huisman Waardeloos idee om geen touringcars meer in de stad te laten, hoe moeten wij de klanten van
bepaalde leeftijd nog naar de rondvaartuigen en andere leuke attracties krijgen,
204 Vevag - Vereniging Op 1 februari heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd:
van Exploitanten ( Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende
van Vaartuigen in beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer — autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024)
de Amsterdamse [hierna: de beleidsregels]
Grachten (ii) Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam
2024. [hierna: het verkeersbesluit]
U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 28 februari 2023. Gedurende deze periode
kunnen zienswijzen worden ingediend. De Vereniging van Vaartuigen in de Amsterdamse Grachten
[hierna:de Vevag] maakt hier tijdig gebruik van.
De zienswijze van de Vevag richten zich gecombineerd tegen de onder (î) en (ii) genoemde stukken
en bestaan uit de volgende onderdelen:
1. De flankerende maatregelen uit de Agenda touringcar die zien op alternatieve halteer en
overstaplaatsen voor touringcars binnen de S100 Ring zijn niet of niet volledig genomen.
2. De beleidsregels zijn discriminatoir
De Vevag licht dit toe:
In de Raadsbrief van 22 juli 2022 [hierna: de brief] schrijft de wethouder onder meer:
De totstandkoming van het bovengenoemde verkeersbesluit en het bijbehorende ontheffingen-
beleid, compleet met een goed functionerend ontheffingenportaal en effectieve handhaving, vraagt
een gedegen voorbereiding, afstemming, ontwikkel- en uitvoeringstijd. Hetzelfde geldt voor de
flankerende maatregelen. Denk hierbij aan de fysieke aanpassingen in de openbare ruimte (onder
andere de aanleg van nieuwe halteerlocaties buiten de S100) of het faciliteren van medegebruik OV-
stations, maar ook aan het realiseren van een goed functionerende alternatieve overstaplocatie voor
touringcarafhankelijke rondvaart. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 108
» 204 Vevag - Vereniging De conclusie van de brief was, dat aan de gememoreerde randvoorwaarden (nog) niet kon worden
van Exploitanten voldaan en dat daarom de beleidsregels en het verkeersbesluit niet ingevoerd konden worden per
van Vaartuigen in 1 januari 2023. Op dit moment lijken er in de ontwikkeling van de randvoorwaarden geen tot weinig
de Amsterdamse stappen te zijn gezet; er is geen voortgang in het medegebruik van OV-faciliteiten en er is geen
Grachten voortgang geboekt in het realiseren van nieuwe halteerplaatsen buiten of aan de S100. Zo schrijft het
Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuid bij Hoofdstuk 5.5.27 van het Bestemmingsplan Museumkwartier
& Valeriusbuurt:
Daarmee is er geen aanleiding om in het bestemmingplan uitbreiding van op- en afstaplocaties
(in aantal en omvang) mogelijk te maken. Dit sluit overigens aan op het voornemen van het
college van B&W om naar aanleiding van de Nota Varen geen openbare op- en afstaplocaties voor
rondvaartboten naar buiten het centrum te verplaatsen.
Ook de plannen van Stadsdeel Zuid om de Stadhouderskade tussen de Ferdinand Bolstraat en
Hobbemakade te veranderen in een wandelpromenade lijken een uitbreiding van het aantal
halteerplaatsen te doorkruisen.
Ook de goed functionerende alternatieve overstaplocatie is nog niet gereed. Weliswaar wordt
momenteel aan het TTR-DRKO* gewerkt maar daar deze overstaplocatie slechts over 4 plekken
beschikt voor de overstap touringcar/rondvaartboot waar deze 17 van dergelijke plekken zou
moeten vervangen, kan van een volwaardig, goed functionerend alternatief geen sprake zijn.
Concluderend kan dus gesteld worden dat situatie in februari 2023 niet wezenlijk anders is dan in juli
2022. Onduidelijk is waarom uw college thans wel genoeg gronden ziet om de beleidsregels en het
verkeersbesluit door te voeren daar waar zij daar eerder, bij gelijke omstandigheden, geen gronden
voor zag. Althans, uw college geeft dat niet aan.
In het verkeersbesluit schrijft het college:
Amsterdam ervaart door de jaren heen daarnaast toenemende overlast van grote autobussen,
met name in het centrumgebied. De overlast heeft te maken met de omvang en het gewicht
van dergelijke autobussen, de uitstoot die zij veroorzaken, verkeersveiligheid, en halteer-/
parkeerplaatsen en omgevingsoverlast. Het wordt steeds drukker in de stad en daarmee ontstaat
steeds minder ruimte voor dergelijke autobussen.
Het college lijkt dus een punt te hebben als zij autobussen uit het stadscentrum wil weren; kart en
goed zou je kunnen stellen dat een autobus te groot is voor het centrum van de stad. Klaarblijkelijk
echter ervaart Amsterdam al deze opgesomde overlast niet als de touringcar kwetsbare doelgroepen
vervoert. Het college beschouwt de volgende groepen als kwetsbaar: (ì) gehandicapten, (ii) kinderen
tot 12 jaar en (iii) ouderen vanaf de AOW leeftijd. Deze doelgroepen, althans, de autobus die hen
vervoert, kunnen een ontheffing krijgen om toch door het stadscentrum in te rijden. “Het volledig
weren van autobussen zou voor deze doelgroepen grate consequenties hebben.” Aldus het college.
De ontheffing kan echter uitsluitend verleend worden indien de kwetsbare doelgroep naar een
kunst-, cultuur, en/of educatieve bestemming wordt vervoerd. Met andere woorden: Gehandicapten
die niet meer in staat zijn zelfstandig te reizen mogen nog wel met de Museum Plus Bus met
ontheffing naar musea in Amsterdam. Gehandicapten die niet meer in staat zijn zelfstandig te reizen
mogen niet met een autobus van de Zonnebloem naar een rondvaartrederij om daar een rondvaart te
maken. LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 109
» 204 Vevag - Vereniging Schoolkinderen tot 12 jaar kunnen met een autobus met ontheffing naar Artis. Willen diezelfde
van Exploitanten kinderen een rondvaart maken, dan kan geen ontheffing aangevraagd worden en moet de
van Vaartuigen in klas opgedeeld en verspreid worden over kleinere voertuigen. Daar waar het college dit voor
de Amsterdamse zwemlesbezoek nog als praktisch onuitvoerbaar achtte, is dit wel degelijk praktisch uitvoerbaar
Grachten indien de school besluit een rondvaart te maken. Althans, in de visie van het college.
En ook voor ouderen vanaf de AOW leeftijd is het voor het college dus van belang wat de eind-
bestemming is; wel naar een culturele instelling met een Kamer van Koophandel inschrijving; niet
naar het Victoria Hotel voor een bijeenkomst van Omroep Max.
Kortom: de overlast die veroorzaakt wordt, lijkt allemaal wel mee te vallen voor het college indien de
passagiers van de autobus, behorende tot de kwetsbare doelgroepen, door die bus naar een door
het college goedgekeurde eindbestemming worden gebracht. Waarom het college een onderscheid
maakt tussen de diverse bestemmingen en er niet voor heeft gekozen alle kwetsbare doelgroepen
een ontheffing te verlenen, onderbouwt zij niet. De keuze lijkt willekeurig te zijn gemaakt.
Overigens laat het college in het midden hoe zij omgaat met aanvragen voor een ontheffing van
een touringcar die een kwetsbare doelgroep eerst naar een museum brengt en na het museumboek
verder brengt naar een rondvaartrederij. Is het de bedoeling van het college dat zij voor de transfer
van het museum naar de rederij de touringcar inruilen voor 8 minibusjes?
Het is vanzelfsprekend toe te juichen dat kwetsbare doelgroepen op zich een ontheffing kunnen
krijgen om met een touringcar door het centrum van de stad te rijden maar het is niet te begrijpen,
althans, het college geeft geen uitleg, waarom een kwetsbare doelgroep met een culturele
eindbestemming wel, en kwetsbare doelgroep met een andere eindbestemming geen ontheffing
kan krijgen. Daarnaast onderbouwt het college niet waarom andere bestemmingen in het S100
gebied zoals hotels of rondvaartrederijen niet als bestemming waarvoor een ontheffing kan worden
verleend worden gezien. Zonder nadere onderbouwing door het college van deze keuze, zijn de
beleidsregels discriminatoir.
De Vevag rondt af:
De door het college toegezegde flankerende maatregelen die benodigd zijn om het verkeersbesluit
in te voeren zijn niet of nog niet volledig ingevoerd waarbij de omvang van het TTR-DRKO de
grootste zorg is. Naar mening van de Vevag is er weinig tot niets veranderd sinds het college in juli
2022 besloot de invoering van het verkeersbesluit uit te stellen en zij verzoekt het college dan ook
opnieuw tot uitstel over te gaan zodat de flankerende maatregelen in zijn geheel zijn genomen.
De Vevag acht de huidige onderbouwing van de onderscheidende criteria om al dan niet een
ontheffing voor de kwetsbare doelgroepen af te geven onvoldoende en verzoekt het college met
een nadere onderbouwing te komen. Daarnaast verzoekt zij het college de lijst van bestemmingen
waarvoor ontheffing verleend kan worden uit te breiden met in ieder geval rondvaartrederijen. Dit
niet in de laatste plaats omdat de rondvaart door het Unesco werelderfgoed voert en alleen daarom
al als culturele bestemming kan worden beschouwd.
1 Touringcar Transfer Point De Ruyterkade Oost
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 110
205 Bewonerscomissie Hierbij zend ik u de Zienswijze met Bijlagen van de Bewonerscommissie Groot Kattenburg op het
Groot Kattenburg Ontwerp-aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor
autobussen voor het rijden op de corridor-Amsterdam 2024 (aanvullend verkeersbesluit zone zwaar
verkeer-vrije corridor autobussen Amsterdam 2024”)
BEWONERSCOMMISSIE GROOT KATTENBURG
Zienswijze op het Ontwerp-aanvullend verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer - vrije corridor
Amsterdam 2024.
Het Ontwerp Aanvullend Verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer - vrije corridor Amsterdam 2024 hangt
nauw samen met de in september 2020 door de gemeenteraad vastgestelde Agenda Touringcar
2020-2025 en heeft tot doel voor de categorie touringcars een uitzondering te maken op de zonale
geslotenverklaring Zone Zwaar Verkeer.
Hiertoe ligt nu het Ontwerp Aanvullend Zone Zwaar Verkeer op tafel, waarin de gemeente
voornemens is een zogenoemde corridor in te richten, waarbij de touringcars/autobussen
toestemming krijgen op deze corridor het stadshart binnen te rijden. Op deze corridor, bestaande
uit Weesperstraat-Valkenburgerstraat, Foelistraat, Nieuwe Foelistraat, Prins Hendrikkade (vanaf
kruising Foelistraat tot Kattenburgerstraat), Kattenburgerstraat, IJtunnel, Nieuwe Leeuwarderweg, zijn
autobussen met 7,5 ton en meer toegestaan.
In de voorbereiding en de uitwerking op dit Ontwerp Aanvullend Verkeersbesluit heeft de
gemeente een aantal bijeenkomsten georganiseerd met belanghebbenden op wie het ontwerp naar
mening van de gemeente het grootste effect heeft. De gemeente heeft tien werksessies, een-op-
een gesprekken en een aantal klankbordbijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van
verschillende brancheorganisatie en touringcar-bestemmingen.
Echter, de gemeente heeft verzuimd de groep op welke het Ontwerp minstens een even groot effect
heeft, namelijk de bewoners die aan deze corridor wonen, te informeren en uit te nodigen voor
overleg. De bewoners zijn op geen enkele wijze betrokken geweest.
Voor deze bewoners zal door de concentratie van (zware) touringcars door hun straten opnieuw
een toename betekenen van geluidsoverlast, stank en luchtvervuiling. Deze straten, met name
de Valkenburgerstraat, behoren nu al tot de vuilste straten van Amsterdam met de meeste
verkeersoverlast.
Een van de straten die in het corridor genoemd wordt, is de Kattenburgerstraat. Wij als bewoners van
Kattenburg hebben jarenlang gestreden tegen de verkeersoverlast en luchtvervuiling van het verkeer
en in het bijzonder van de touringcars die door deze woonstraat rijden en halten. Wij gingen de
straat op tegen meer verkeer, lawaai, vervuiling en overlast. Wij hebben gestreden voor een leefbare
wijk met schone lucht en meer sociale veiligheid.
Wij zijn daarom blij en dankbaar dat de gemeenteraad onze noodkreet heeft gehoord. De raad heeft
in januari 2020 een motie aangenomen die de leefbaarheid van onze buurt verbetert, waaronder de
invoering van een maximumsnelheid van 30 km/uur en afwaardering van de categorie Plusnetcorridor
Auto naar Plusnet Auto, met de toevoeging na de herinrichting van de Kattenburgerstraat deze
verder of te waarderen tot Hoofdnet Auto. De gemeente heeft deze motie uitgevoerd en besloten tot
een belangrijke herinrichting van de Kattenburgerstraat met als doel het substantieel terugdringen
en ontmoedigen van het verkeer door deze straat en het verhogen van de verkeersveiligheid en
leefbaarheid door het aanbrengen van onder meer brede stroken groen en drempels.
LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 111
» 205 « Bewonerscomissie Vanaf begin januari 2023 wordt er gewerkt aan de herinrichting van de Kattenburgerstraat. In maart
Groot Kattenburg a.s. zijn de werkzaamheden afgerond. Het resultaat:
— De rijweg is versmald door het aanbrengen van brede middenbermen met groene planten tussen
de twee rijbanen.
— Het gemeentevervoer (bus) stopt op de rijweg en niet meer bij een speciaal ingerichte stopstrook.
— Brom- en snorfietsen gaan naar de rijbaan en niet meer op het fietspad.
— Er is een verhoogd verkeersplateau aangebracht op de rijbaan bij de ingang naar het Marineterrein
— Er zijn drempels aangelegd.
— Invoering van de maximumsnelheid van 30 km/u vanaf het Kattenburgerplein tot aan de Piet
Heinkade.
— Afwaardering van de categorie Plusnet Auto naar Hoofdnet Auto.
Gezien de nieuwe herinrichting van de Kattenburgerstraat, de doelen die aan deze herinrichting
verbonden zijn en de invoering van een maximumsnelheid van 30 km/u, maken dat de
Kattenburgerstraat geen deel kan uitmaken van de Corridor. Wij verwachten dan ook dat de
benoeming van deze straat tot Corridor herzien dient te worden. Het handhaven van de benoeming
tot Corridor zal betekenen dat er in de Kattenburgerstraat onveilige situaties ontstaan met
betrekking tot de verkeersveiligheid (brom/snorfietsen, files) en aanslag op de leefbaarheid in deze
straat. De doelen van de herinrichting van de straat en de toezeggingen van de Gemeente aan de
buurt (minder verkeer, lawaai, stank en overlast, verhoging van de leefbaarheid) worden dan te niet
gedaan en de bewoners van Kattenburg zijn weer terug bij AF.
NAMENS DE BEWONERSCOMMISSIE GROOT KATTENBURG Amsterdam, 27-02-2023
Bijlagen:
1. Motie Gemeenteraad met betrekking tot afwaardering Kattenburgerstraat
2. Besluit Gemeente Amsterdam (1-02-2023) met betrekking tot de invoering van 30km/uur en
snorfietsen op de rijbaan.
3. Informatie van de gemeente (10-01-2023) met betrekking tot de uitvoering van de herinrichting
van de Kattenburgerstraat.
206 Als bewoner van de Kattenburgerstraat las ik met verbijstering, verbazing en teleurstelling
bovengenoemd ontwerp voor de touringcar-corridor. Uw bestuurlijke ambitie waarin u er naar zegt
te streven de bewoners centraal te stellen, vind ik hier bepaald niet in terug.
Immers, uw overleg met de belanghebbenden heeft de mensen die wonen aan de beoogde
corridors, waaronder de straat waar ik zelf woon, helaas niet als belanghebbenden willen benoemen
of benaderen
Zoals u ongetwijfeld nog weet hebben wij als buurt en als bewoners lang en heftig gestreden voor
een veilige straat, minder overlast en minder fijnstof.
Momenteel wordt aan het versmallen en verleggen van de Kattenburgerstraat gewerkt. Een brede
groenstrook, max.30 km en het halteren van de lijnbussen (lijn 22 en 43) op de rijweg met de
belofte om onze straat of te waarderen tot hoofdnet auto , staan in schril contrast met uw plan om
zwaar autoverkeer zoals touringcars te laten halteren en rijden in deze straat. Terwijl het feit dat
de lijnbussen die door de Kattenburgerstraat rijden en halteren regelmatig tot opstoppingen en
filevorming zullen leiden. Dat zal dus in 2024 een lange, roetende vervoersstroom worden.
In feite is de straat ongeschikt als de door u voorgestelde corridor. De groene middenberm zie ik als
een troostprijs voor deze komende verslechtering en in feite functioneert die in mijn ogen vooral als
een groene schaamlap.
Ik onderschrijf tevens van harte de zienswijze van Bewonerscommissie Groot Kattenburg,
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 112
207 Actiegroep Hierbij zend ik u de Zienswijze van de Actiegroep Kattenburgerstraat op het Ontwerp-aanvullend
Kattenburgerstraat verkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het
rijden op de corridor-Amsterdam 2024 (aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer-vrije corridor
autobussen Amsterdam 2024”)
Zienswijze op ontwerp-aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer - uitzondering corridor
autobussen Amsterdam 2024.
Omwonenden van de Kattenburgerstraat zijn geschokt en verbijsterd door de plannen van het
college van B&W om alle zware en vervuilende touringcars vanaf 2024 door onze woonwijk te sturen.
“Amsterdammers ervaren veel overlast waar grote touringcars zijn,” zo luidt de inleidende tekst van
dit voorstel op de site van de gemeente. Dat lijkt ons een goede reden om ze te weren uit het gehele
centrum (en het liefst zelfs alles binnen de ring) in plaats de overlast te concentreren in enkele
straten. Zeker als die straten helemaal niet geschikt zijn als uitvalsroute voor honderden touringcars
per dag - heen en weer.
Op 22 januari 2020 nam de gemeenteraad, volgens onze Grondwet toch het hoogste orgaan van de
gemeente, de volgende motie aan bij besluitvorming over de Agenda Autoluw. Motie 51.20, letterlijk
citaat:
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Nual de Kattenburgerstraat in het Beleidskader Verkeersnetten of te waarderen van plusnet-
corridor auto naar plusnet auto;
2. Na volledige herinrichting van de Kattenburgerstraat de straat in het Beleidskader Verkeersnetten
verder of te waarderen tot hoofdnet auto; Dan in de Kattenburgerstraat de maximumsnelheid
te verlagen van 50 naar 30 km/u mits dit niet leidt tot extra congestie of problemen voor
hulpdiensten;
3. In de Kattenburgerstraat en op de Oostenburgergracht dan de snorfiets op de rijbaan te laten
rijden, mits op een verkeersveilige manier.”
Sindsdien is zowel de raad als bewoners verzekerd dat het college hier uitvoering aan geeft. Op dit
moment wordt de Kattenburgerstraat ingericht als 30 km-weg met onder meer versmalde rijwegen,
verkeersdrempels, lijnbussen die op de rijweg stoppen en brom- en snorfietsen die van het fietspad
naar de rijbaan gaan. Daarmee is ook de laatste horde genomen voor afwaardering van de Katten-
burgerstraat tot hoofdnet auto.
Uitgerekend nu komt het college met de volgende rechtvaardiging om zware, vervuilende en
overlastgevende touringcars door de Kattenburgerstraat te sturen:
“De betreffende wegen zijn voorts aangewezen als Plusnet (in het beleidskader Verkeersnetten),
wegen die opgezet zijn om grote vervoersaantallen te verwerken.”
Wat gaat hier mis?
Is het college per ongeluk uitgegaan van de oude papieren werkelijkheid waarin de Kattenburger-
straat nog niet is heringericht en afgewaardeerd? Hoe zijn deze herinrichtingsmaatregelen
compatibel met een weg die opgezet moet zijn ‘om grote vervoersaantallen te verwerken”?
Hoe is dit plan in lijn met de nadrukkelijke wens van de gemeenteraad om het verkeer in de
Kattenburgerstraat te beperken? Lees veRDER OP VOLGENDE PAGINA >
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 113
»207 Actiegroep Acht het college het veilig om zo veel zware touringcars bewust door deze woonwijk te sturen, door
Kattenburgerstraat een 30 km-weg met versmalde wegen, brom- en snorfietsen op de rijbaan en direct daarnaast veel
geparkeerde auto’s met in- en uitstappende ouderen en gezinnen met jonge kinderen? Hoeveel
ongelukken zijn acceptabel?
Deze evidente fout was eenvoudig te voorkomen als de gemeente bij het opstellen van dit beleid
niet alleen tien werksessies, een-op-een gesprekken en klankbordbijeenkomsten had georganiseerd
voor alle mogelijke vervuilers, branches en lobbyisten. Maar in plaats daarvan ook vanaf het begin
de belangrijkste groep bij het proces had betrokken die alle overlast dagelijks voor z'n kiezen krijgt:
bewoners.
Waarom zijn bewoners niet veel eerder uitgenodigd? Waarom wordt iedereen betrokken bij het
opstellen van de plannen behalve zij die het hardst worden geraakt? Hoe wil de gemeente dat bij
deze en toekomstige trajecten beter doen?
Het lijkt er bovendien op dat er zo hard is gelobbyd voor uitzonderingen dat straks elke touringcar
linksom of rechtsom een uitzondering kan krijgen, met alle gevolgen van dien. Ook daardoor hebben
we geen enkel vertrouwen in terugloop van het aantal touringcars in de stad.
Als vergeten volksbuurt hebben we (helaas) keihard moeten strijden voor een leefbare wijk met
schone lucht en meer sociale veiligheid. Drie keer lieten honderden bewoners van zich horen tijdens
een grote protestactie: iedereen deed mee en alle groepen waren vertegenwoordigd. Wat waren we
blij en dankbaar dat we eindelijk gehoord werden door de gemeenteraad.
Juist dat maakt dat dit bizarre plan extra hard aankomt in de wijk. Opnieuw dreigt onze woonwijk in
plannen van de gemeente het afvoerputje te worden van overlast elders in de stad.
We gaan ervanuit dat hier een fout is gemaakt en dat het college de plannen aanpast. En anders zijn
we strijdbaar. Want dat Amsterdammers veel overlast ervaren waar grote touringcars zijn, mag nooit
een rechtvaardiging zijn om al die touringcars dan maar collectief door de 30 km-straat van een
kwetsbare woonwijk te sturen.
208 NH Hotel Group NH Hotel Group ({NH”) heeft kennis genomen van het ontwerpverkeersbesluit Zone Zwaar Verkeer
ten behoeve van de uitzondering voor autobussen voor het rijden op de corridor- Amsterdam
2024 (het “Ontwerpverkeersbesluit”) vanaf 2 februari tot en met 1 maart ter inzage, gedurende
welke periode eenieder daartegen zienswijzen kan indienen bij het college van burgemeester
en wethouders van Amsterdam (het “College”). NH exploiteert de volgende hotels die binnen de
begrensde zone van het Ontwerpverkeersbesluit zijn gelegen:
= Anantara Grand Hotel Krasnapolsky Amsterdam
= NH Collection Amsterdam Barbizon Palace
= NH Collection Doelen
= NH Collection Flower Market
= NH City Centre
= NH Schiller
= NH Caransa (de “Hotels”)
NH dient de volgende zienswijze in.
1. Zienswijze NH
1.1 Impact op de Hotels
Touringcars zijn van groot belang voor de bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van de Hotels. In
de Hotels worden veelvoudig events en congressen georganiseerd voor grote groepen bezoekers.
Zo zijn er in Anantara Grand Hotel Krasnapolsky bijvoorbeeld geregeld events tot 1700 bezoekers.
Bezoekers kunnen in het hotel slapen waar het event plaatsvindt, maar slapen veelvoudig ook in
andere hotels in Amsterdam of komen direct van Schiphol. Events in de Hotels worden in de meeste
gevallen bereikt via touringcars of via het openbaar vervoer. Lees VERDER OP VOLGENDE PAGINA >»
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 114
» 208 NH Hotel Group Op basis van het Ontwerpverkeersbesluit kunnen touringcars niet meer de zone zwaar verkeer
tert-2021-24726 ) (de “Zone”) betreden. Het Ontwerpverkeersbesluit zal grote gevolgen hebben
voor de bereikbaarheid van de Hotels. De Hotels bevinden zich met name in het hart van de Zone.
Hierdoor kunnen touringcars niet op een redelijke afstand van de Hotels stoppen. Als gevolg zullen
hotelgasten genoodzaakt zijn ofwel een flink stuk te voet of te leggen ofwel het openbaar vervoer
te gebruiken. Dit maakt de Hotels een stuk minder interessant om events of congressen in te
organiseren of om als overnachtingslocatie te kunnen dienen voor events en congressen die buiten
de Zonegrens plaatsvinden. Niet alleen zal omzet worden gemist ten aanzien van het afhuren van
ruimtes en/of kamers in de Hotels, maar ook ten aanzien van drank en eten dat tijdens events wordt
geserveerd.
Gelet op het voorgaande zal het Ontwerpverkeersbesluit dan ook serieuze financiele consequenties
voor NH hebben. Voor NH is het dan ook met name van belang dat de Hotels goed bereikbaar
blijven voor eventbezoekers zodat eventorganisatoren niet uitwijken naar concurrerende hotel-
exploitanten in Amsterdam of daarbuiten die zich dichterbij of buiten de Zone bevinden. Het
Ontwerpverkeersbesluit dan wel de gemeente Amsterdam voorziet ook niet in een alternatieve
oplossing voor het wegvallen van de toegang door middel van touringcars. Indien de gemeente
touringcars de toegang tot de Zone zou willen ontzeggen, dan zou zij toch op zijn minst met een
goed werkende alternatieve oplossing moeten komen.
1.2 Plannen de Knip
Naast het Ontwerpverkeersbesluit liggen er nog steeds plannen tot (tijdelijke) afsluiting van de
Weesperstraat (de “Knip”) waardoor er geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk is tussen de
Nieuwe Keizersgracht en de Nieuwe Herengracht. De Knip zal tot gevolg hebben dat de meest
gebruikte en snelste weg van Schiphol naar het hart van Amsterdam per auto of taxi gemiddeld
20 minuten langer zal duren. Doordat de bereikbaarheid naar de Hotels op deze manier zal
worden bemoeilijkt, zal het voor hotelgasten minder aantrekkelijk zijn in het hart van Amsterdam te
overnachten. Met inachtneming van de mogelijke invoering van de Knip, zullen de Hotels financieel
extra hard getroffen worden als ook het Ontwerpverkeersbesluit wordt aangenomen. Niet blijkt uit
het
Ontwerpverkeersbesluit dat de gemeente Amsterdam rekening houdt met de Knip en de daaruit-
volgende grote financiele consequenties voor de Hotels.
1.3 Gevolgen voor de stad Amsterdam
Doordat een groot gedeelte van het centrum van Amsterdam niet door touringcars kan worden
bereikt, zullen eventorganisatoren minder geneigd zijn om events te houden in Amsterdam. De kans
is hierdoor groot dat eventorganisatoren uitwijken naar andere steden in binnen- en buitenland
omdat die locaties kunnen aanbieden die wel goed bereikbaar zijn voor grotere groepen. Dit
raakt niet alleen belastinginkomsten voor de stad Amsterdam, maar zal zich ook reflecteren in de
werkgelegenheid. Bovendien ondersteunt een gemiddeld eventbezoeker buiten het event de
Amsterdamse economie. Ook deze inkomsten worden gemist.
2. Conclusie
NH verzoekt uw College om bovenstaande zienswijze gegrond te verklaren en daarmee het
Ontwerpverkeersbesluit aan te passen. Indien wenselijk, houdt NH zich beschikbaar voor een nadere
toelichting danwel overleg.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 115
209 Royal Coster Op 1 februari heeft uw college de volgende stukken ter inzage gelegd:
Diamonds BV. ( Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende
beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer —autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024)
[hierna: de beleidsregels]
(ii) Ontwerp aanvullend verkeersbesluit zone zwaar verkeer — vrije corridor autobussen Amsterdam
2024. [hierna: het verkeersbesluit] U heeft de stukken ter inzage gelegd tot en met 28 februari 2023.
Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Royal Coster Diamonds [hierna:
RCD] maakt hier tijdig gebruik van.
De zienswijze van RCD richten zich gecombineerd tegen de onder (î) en (ii) genoemde stukken en
bestaan uit de volgende onderdelen:
1. De flankerende maatregelen uit de Agenda touringcar die zien op alternatieve halteer en
overstaplaatsen voor touringcars binnen de S100 Ring zijn niet of niet volledig genomen.
2. De beleidsregels zijn discriminatoir
RCD licht dit toe:
In de Raadsbrief van 22 juli 2022 [hierna: de brief] schrijft de wethouder onder meer:
De totstandkoming van het bovengenoemde verkeersbesluit en het bijbehorende ontheffingen-
beleid, compleet met een goed functionerend ontheffingenportaal en effectieve handhaving, vraagt
een gedegen voorbereiding, afstemming, ontwikkel- en uitvoeringstijd. Hetzelfde geldt voor de
flankerende maatregelen. Denk hierbij aan de fysieke aanpassingen in de openbare ruimte (onder
andere de aanleg van nieuwe halteerlocaties buiten de 5100) of het faciliteren van medegebruik
OV-stations, maar ook aan het realiseren van een goed functionerende alternatieve overstaplocatie
voor touringcarafhankelijke rondvaart.
De conclusie van de brief was, dat aan de gememoreerde randvoorwaarden (nog) niet kon worden
voldaan en dat daarom de beleidsregels en het verkeersbesluit niet ingevoerd konden worden per
1 januari 2023.
Volgens RCD is de situatie nu niet anders dan tijdens het schrijven van de brief en kan in redelijkheid
nog niet een dergelijk verkeersbesluit worden genomen en wel om de hiernavolgende redenen.
= Er is geen limitatieve lijst van educatieve, culturele en kunstinstellingen. Valt bijvoorbeeld de
bloemenmearkt hier ook onder of het museum red-light secrets of Body worlds? Waar ligt de grens?
= Hoeveel AOW'ers moeten er in een bus zitten om voor een ontheffing in aanmerking te komen. Is 1
voldoende en wie gaat dit controleren en op welke manier? Grote kans op fraude.
= Zolang er niet meer halterplaatsen langs of rond de S100 bijkomen is het onverantwoord beleid
omdat er eerst een maatregel wordt genomen zonder een goed of voldoende alternatief te bieden.
= Wat is de juridische onderbouwing dat een bus wel naar een culturele instelling mag maar niet naar
een hotel?
= Is er een nulmeting gedaan en waar wil men eventueel naar toe? Wat is een redelijk aantal
touringcars wat wel acceptabel is want volgens ons is het aantal in de binnenstad de laatste jaren
enorm teruggelopen.
= Waarom wordt er niet eerst met tolpoorten boven de weg (zie Singapore) in kaart gebracht hoeveel
bussen uberhaupt de stad in gaan om vervolgens een wens scenario uit te spreken en misschien
valt het nu wel meer. Geef alle bussen eerst een transponder zodat goed in kaart gebracht kan
worden wat de routes zijn en welke men echt niet meer wilt. Misschien moet er met een quotum
worden gewerkt.
= Mag bevoorrading van winkels wel met vrachtwagens zwaarder dan 7,5 ton en is dit niet
discriminatoir?
= Er is onvoldoende rekening gehouden met de elektrificeren van bussen. Nu passen er nog
20 mensen in de bus van 7,0 ton maar straks met een zwaar accupakket slechts 8 en dat heeft
weer tot gevolg dat er meer minibussen bij gaan komen met alle gevolgen van dien.
LEES VERDER OP VOLGENDE PAGINA >>
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 116
» 209 Royal Coster = Ook is er geen rekening gehouden met het opladen van bussen. Waar kan dit nu en straks in
Diamonds BV. Amsterdam? Moet dit niet eerst worden geregeld?
= Touringcar EURO 6 zijn schoner dan menige stadsbussen en zeker niet meer vervuilend.
= Als er slecht 1 of maximaal twee doorgaande routes door Amsterdam bij zouden komen voor
touringcars met een halterplaats in de stad waar mensen in en uit kunnen stappen zal het hele
probleem zijn opgelost. Een door de Rozengracht naar de dam en de ander door de Vijzelstraat en
bij het Centraal er weer uit.
De door het college toegezegde flankerende maatregelen die benodigd zijn om het verkeersbesluit
in te voeren zijn niet of nog niet volledig ingevoerd waarbij de omvang van het TTR-DRKO de grootste
zorg is. Naar mening van RCD is er weinig tot niets veranderd sinds het college in juli 2022 besloot de
invoering van het verkeersbesluit uit te stellen en zij verzoekt het college dan ook opnieuw tot uitstel
over te gaan zodat de flankerende maatregelen in zijn geheel zijn genomen.
Nota van Beantwoording — Verkeersbesluit en Ontheffingenbeleid Touringcar 117
| Onderzoeksrapport | 118 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 26 januari 2022
Ingekomen onder nummer 51
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Yilmaz en Veldhuyzen inzake pilot buurtcoaches
Onderwerp
Een pilot buurtcoaches te starten in de Wildemanbuurt
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de raadsinformatiebrief over de uitkomsten van het onderzoek naar lo-
kale en bovenlokale criminele structuren in de Wildemanbuurt
Constaterende dat:
— De Wildemanbuurt verwaarloosd is geweest, waardoor bewoners een afstand ervaren tot de
overheid en in die ruimte criminelen wortel konden schieten;
— De overheid weer ‘terug’ moet de wijken in en zichtbaar zijn;
— Er momenteel al wel straatcoaches actief zijn, maar die houden zich voornamelijk bezig met
het signaleren en observeren van (overlastgevende) jongeren;
— In achtergestelde wijken zoals Wildemanbuurt, men de neiging heeft om minder snel verloe-
dering in de wijk aan te geven bij de gemeente;
— _Dezestraatcoaches ook breder ingezet kunnen worden om wijkproblemen te signaleren (bijv.
kapotte ramen, niet opgehaald afval, burenconflicten, enzovoort) om zo wijkverloedering c.q.
verscheidene voorkomende problematiek sneller tegen te gaan;
— _Eendergelijke proef kan uitwijzen of een bredere inzet van straat- naar buurtcoaches een po-
sitief effect heeft op de leefbaarheid en de sociale cohesie in de Wildemanbuurt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Een pilot ‘buurtcoaches' te starten door de straatcoaches breder in te zetten om óók andere pro-
blematiek in de wijk te signaleren; met name die een negatief effect hebben op de leefbaarheid en
sociale cohesie.
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 2
Indieners
N. Yilmaz
J.A. Veldhuyzen
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023
Ingekomen onder nummer 247
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Burgers inzake extra taakstellingen Rijk t.o.v.
beschikbare middelen.
Onderwerp
Extra taakstellingen Rijksoverheid t.o.v. beschikbare middelen.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Voorjaarsnota 2023.
Constaterende dat:
-_De wethouder financiën in een interview in Het Parool van 11 mei 2023 aangeeft zorgen te
hebben over het voornemen van de Rijksoverheid om vanaf 2027 aan Amsterdam minder
geld beschikbaar te stellen via het gemeentefonds “terwijl het de afgelopen jaren veel
meer taken bij ons over de schutting heeft gegooid”*.
Overwegende dat:
-__In antwoorden op technische vragen bij de Voorjaarsnota 2023 ambtenaren niet kunnen
aangeven welke taakstellingen de Rijksoverheid recentelijk exact heeft afgestaan aan ge-
meenten en hoeveel de Gemeente Amsterdam aan deze taakstellingen zou hebben be-
steed?;
-_ Inzicht ineen mogelijk gat tussen extra taakstellingen en beschikbare middelen vanuit het
Rijk belangrijk is voor gezond financieel gemeentelijk beleid.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht te geven inzicht te verschaffen in de extra taakstel-
lingen die de Rijksoverheid recentelijk aan de gemeente Amsterdam heeft afgestaan en de be-
schikbare middelen, zowel financieel, materieel als anderszins, die daarvoor beschikbaar zijn ge-
steld, en hierover te rapporteren aan de raad.
+ https://www.parool.nl/nieuws/wethouder-van-buren-als-het-rijk-niet-met-geld-over-de-brug-komt-voorzie-ik-grote-problemen-voor-
amsterdam-b78as56gd/
? Zie antwoord vraag 52 en vraag 53: https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/12826172/1/Beantwoording+technische+vra-
gen+VJN2023
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Indiener,
H.C. Burgers
| Motie | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 239
Datum akkoord college van b&w van 4 maart 2014
Publicatiedatum 7 maart 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.C.G. Poot van
10 december 2013 inzake fraude met toeslagen.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
Op 9 december 2013 berichtte RTL Nieuws dat Nederlanders massaal frauderen met
toeslagen. Door het opgeven van een vals adres bij de gemeente kan men een hogere
zorg-, huur- of kinderopvangtoeslag ontvangen. Volgens de Nederlandse Vereniging van
Burgerzaken komt dit type fraude overal in Nederland veelvuldig voor.
In de Tweede Kamer heeft een meerderheid zich uitgesproken voor maatregelen op
korte termijn waarbij wordt gepleit voor een samenwerking tussen de Gemeentelijke
Basisadministratie (GBA) en de Belastingdienst. Staatssecretaris Weekers van
Financiën heeft toegezegd zo snel mogelijk met een plan van aanpak te komen.
In antwoorden op de schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw Poot en de heer
Van der Ree van 17 juli 2013, namens de fractie van de VVD, is het college specifiek
ingegaan op de bestrijding van bijstandsfraude en fraude met kwijtscheldingen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 674). De recente berichtgeving omtrent het frauderen met
toeslagen door het opgeven van valse adressen belicht een nieuw aspect van fraude
waarbij misbruik wordt gemaakt van regelingen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en
kindgebonden budget.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 10 december 2013, namens de fractie
van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Hoeveel gevallen van fraude met toeslagen in Amsterdam in de afgelopen periode
zijn bij het college bekend? Zit er een stijgende of dalende lijn in het aantal fraudes”?
Hoe verhoudt dit aantal zich procentueel ten opzichte van het totaalaantal verstrekte
toeslagen”?
Antwoord:
De toeslagen die worden genoemd (zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden
budget) zijn toeslagen welke door de rijksbelastingdienst worden uitgekeerd.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Dimmer Sart 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 december 2013
2. Welke maatregelen neemt het college momenteel om fraude met toeslagen op te
sporen en te voorkomen? Zijn deze maatregelen volgens het college adequaat?
Antwoord:
De fraude betreft fraude met Rijksbelastinggeld. Omdat het effect echter ook voor
Amsterdamse burgers en daarmee voor de gemeente merkbaar is, bijvoorbeeld door
toename van het aantal aanvragen voor schuldsanering of extra claims op het
armoedebudget heeft het college gekozen voor een proactieve benadering door het
gedachtegoed van het burgerinitiatief één overheid te omarmen en samen met
andere overheidspartners enkele pilots te starten in een zogenaamd ‘actiecentrum
één overheid’ in RIEC/RCF-verband. Zie voor een meer uitgebreide toelichting de
brief van College aan de Gemeenteraad d.d. 12 februari 2014.
3. Hoe wordt momenteel gecheckt of bij de aanvraag van een toeslag het juiste adres
wordt opgegeven? Wordt in Amsterdam momenteel samengewerkt tussen de GBA
en de Belastingdienst? Is het college het met VVD Amsterdam eens dat de
uitwisseling van informatie op voorhand toeslagenfraude kan voorkomen? Kan het
college het antwoord motiveren?
Antwoord:
Landelijke bestuursorganen die toeslagen uitkeren, zoals de Rijksbelastingdienst,
hebben toegang tot de gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Personen
(BRP)FÌ Wijzigingen in adresgegevens worden automatisch aan hen doorgegeven
en zij ontvangen ook automatisch een signaal als de gemeente een onderzoek instelt
naar de juistheid van het adres in de BRP. Omdat de informatie-systemen van de
Belastingsdienst Toeslagen dit signaal nog niet automatisch kunnen verwerken,
zendt de gemeente (tijdelijk) elke maand een overzicht van alle burgers waarvan de
persoonsgegevens in onderzoek zijn aan de Rijksbelastingdienst. Per 1 januari 2014
is de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit van kracht. Deze wet geeft de
Rijksbelastingdienst de bevoegdheid om in geval van twijfel aan het adres de
uitbetaling van toeslagen of belastingteruggaven op te schorten.
4. Kan het college aangeven of naar aanleiding van de recente berichtgeving omtrent
de toeslagenfraude nog extra maatregelen zullen worden genomen? Zo ja, welke”?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 2. Het College heeft grote verwachtingen van de pilots
die in de samenwerkingsverbanden van het Regionale Informatie en Expertise
Centrum (RIEC) en het Regionaal Centrum Fraudebestrijding uitgevoerd gaan
worden en zal de Raad na afloop van de pilots graag over de uitkomst informeren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
Sinds 6 januari 2014 heet de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA): Basisregistratie Personen
(BRP).
2
|
Bezoekadres 2x Gemeente Amsterdam |
Stadhuis, Amstel 1 Bestuursdienst
1011 PN Amsterdam |
2x Directie Stedelijke Bestuursadvisering |
Postbus 202 Afdeling Sociaal Domein |
1000 AE Amsterdam 2x |
Telefoon 020 552 9111 |
oester Retouradres: BDA, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam |
Gemeenteraad van Amsterdam
Datum 12 februari 2014
Ons kenmerk
Behandeld door R. IJzelendoorn, H. Bruining
Doorkiesnummer 020 552 3213
E-mail [email protected]
Bijlage Brief Kabinet |
Onderwerp Initiatief &&n Overheid |
Geachte gemeenteraad, |
Fraude staat hoog op veel agenda's. Private en overheidsinstanties zijn actief met het
aanpakken van fraude. Veel organisaties kiezen daarbij vooralsnog voor een eigen
aanpak, binnen de eigen koker en mogelijkheden. Er wordt echter nog steeds voor
aanzienlijke bedragen gefraudeerd. Fraudeurs werken namelijk over kokers heen. Het
is daarom van belang dat de verkokerde aanpak van fraude wordt vervangen door een |
werkwijze waarbij partijen samenwerken opdat zij fraudeurs een slag voor kunnen zijn |
en daarmee fraude kunnen stoppen of voorkomen.
Een recent voorbeeld van effectief samenwerken is toen medewerkers van de
Belastingdienst Teruggave Omzetbelasting indicaties hadden dat teruggavenaanvragen op |
bepaalde adressen niet zuiver waren. Zij informeerden bij de Amsterdamse Dienst Basis |
Informatie (DBI) welke indicaties deze dienst op de betreffende adressen had. Ook bij DBI |
bleek men vanuit het eigen werkproces twijfels over de realiteit van de inschrijvingen te
hebben. Daarop besloten de medewerkers van Teruggave Omzetbelasting gebruik te |
maken van de mogelijkheid om aanvullende informatie op te vragen en niet direct tot
uitkering van de bedragen over te gaan. Resultaat: er kwam geen enkele reactie van de
kant van de aanvragers. Daarmee werd voorkomen dat € 20 miljoen werd uitgekeerd.
Het College wil samen met andere overheidspartners experimenteren met nieuwe
werkwijzen en wil de gemeenteraad hierover met deze brief informeren.
Afgelopen jaren — en afgelopen weken in het bijzonder- zijn er talloze publicaties
verschenen, documentaires uitgezonden en Kamervragen gesteld over verschillende
vormen van fraude. Ook de Amsterdamse gemeenteraad heeft verschillende keren
aandacht aan fraude besteed, zoals blijkt uit de schriftelijke vragen van 17 juli 2013
over de bestrijding van bijstandsfraude en fraude met kwijtscheldingen (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 674) en de schriftelijke vragen op 10 december 2013 naar aanleiding van
een uitzending van RTL Nieuws over fraude met toeslagen (Gemeenteblad afd. 1, nr
263).
Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 2 van 18
Een andere interessante casus is het aantal kamers dat via de website Kamernet in
Amsterdam voor verhuur wordt aangeboden waarbij de huurder zich niet op het adres mag |
inschrijven. Op 3 februari, een willekeurige datum, waren dit 285 kamers'. Stel dat een |
kwart van de officiële bewoners een bijstandsuitkering ontvangt, dan is hiermee alleen
al voor de gemeente Amsterdam, nog los van eventuele toeslagen, € 588.000 euro
per jaar gemoeid”. Omdat de kans reëel is dat ook hier door fraudeurs over kokers
heen wordt gewerkt is het waarschijnlijk dat ook voor de rijksoverheid substantiële
bedragen aan de orde zijn (inkomstenbelasting, huuropbrengst, toeslagen,
studiefinanciering).
Met de bezuinigingen waar de overheid, zoals de gemeente Amsterdam, mee te
maken heeft is het extra noodzakelijk geworden om als overheden de krachten te
bundelen en gezamenlijk tegen fraude op te treden, als waren wij één overheid.
Door effectief in te grijpen op het moment dat de fraude optreedt, of de fraudeur zelfs
een slag voor te zijn en fraude niet meer mogelijk te maken, valt er voor de overheid
geld te besparen en geloofwaardigheid als overheid te winnen. Daarnaast heeft fraude
bij de ene overheidspartij regelmatig effect op andere overheidspartij. Voorbeeld is de
fraude met door de Rijksbelastingdienst uitgekeerde toeslag voor de kinderopvang in
Amsterdam Zuid Oost (Parool, 11-02-2013) voor een bedrag van naar schatting
€ 6 min. Dit bedrag moet terugbetaald worden. De tussenpersoon is al met een groot
deel van het geld vertrokken. Veel gezinnen hebben de ontvangen gelden al |
uitgegeven. Een substantieel aantal gezinnen kan dus niet terugbetalen, waardoor zij
in de schuldsanering belanden. Schuldsaneringtrajecten kosten de gemeente geld.
Exacte fraudebedragen van fraude door Amsterdammers, richting gemeente of |
Rijksoverheid zijn niet bekend. Dat maakt het des te interessanter om te
experimenteren met nieuwe methodieken waarbij meer zicht ontstaat op de concrete
effecten voor de gemeente Amsterdam en de mogelijkheden om fraude te voorkomen.
Afgelopen jaar heeft een landelijk opererende groep burgers® onder de naam ‘Initiatief
1 Overheid/ | één O' het College overtuigd om samen met andere overheidspartijen te
bezien op welke manier overheden door nog meer samen te werken effectiever
kunnen worden. De door hen voorgestelde werkwijze richt zich in het bijzonder op het
detecteren en dichten van lekken in systemen en werkwijzen die mogelijk maken dat
fraudeurs in het bezit komen van niet aan hen toekomende bedragen. Het gaat hen
daarbij dus niet primair om het verhogen van het aantal aanhoudingen (repressie),
maar vooral het goed toepassen van methoden waardoor het misplaatst toekennen
van bijvoorbeeld toeslagen en uitkeringen wordt voorkomen. Ook gaat het daarbij om
een aanpak aanvullend op datgene wat de gemeente Amsterdam, alleen of met
andere overheidspartners, al onderneemt.
d Op 3 febr. 2014 was het aanbod: 45 pagina's, met 15 kamers per pagina. Na toepassing van het vinkje
‘inschrijven toegestaan’ beleven er 28 pagina's. Dit betekent dus dat van de 675 kamers die te huur waren in
Amsterdam er bij 255 adressen geen inschrijving mogelijk was. Kamers in Amsterdam Zuid Oost worden apart
aangeboden. Dat levert 5 pagina's met kamers op. Na plaatsing van het vinkje ‘inschrijven toegestaan’ blijven er
3 pagina's over. Dus nog 30 kamers extra waar geen inschrijving mogelijk is.
2 25% van 285= 70 bijstandsuitkeringen, alleenstaanden ontvangen 50% van het minimum loon, betekent
€ 49.000 euro per maand en € 588.000 euro per jaar.
* hoogleraren, advocaten, politiemensen, informatiekundigen, fiscalisten en (voormalig) ambtenaren
2
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 3 van 18
Het Initiatief 1 Overheid (|l één O) schrijft over fraude: ‘Fraude is een maatschappelijk
fenomeen dat schade berokkent voor de binding van de samenleving en de onderlinge
solidariteit. De impact en de omvang van de schade als gevolg van fraude kan worden
uitgedrukt in harde euro's. De maatschappelijke schade is naar schatting minstens
€ 11 miljard euro op jaarbasis (omgerekend € 600,- per hoofd van de bevolking). De
overheid is de grootste benadeelde met een fraudeomvang van minstens € 7,3 miljard.
De fraude tussen burgers en bedrijven onderling bedraagt € 3,7 miljard.”
Onder gastheerschap van de burgemeester heeft op 10 september 2013 een
oriënterend ambtswoninggesprek plaatsgevonden over de wijze waarop fraude
effectiever voorkomen kan worden. Deelnemers waren bewindspersonen en
ambtenaren van de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Financiën, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische
Zaken, de gemeente Amsterdam en leden van het ‘burgerinitiatief’.
Tijdens de bijeenkomst heeft het ‘| één O' de aanpak die zij voorstaat gepresenteerd
en zijn mogelijkheden verkend om concrete initiatieven of pilots te starten. Voorstel
was om als Rijk en lokale overheden/ diensten in een gezamenlijke aanpak te komen |
tot het effectief dichten van lekken in systemen en werkwijzen.
In de klassieke fraudeaanpak wordt gewerkt met risicoprofielen. De voorgestelde
werkwijze gaat uit van enkele kleinschalige, afgebakende en aansprekende
experimenten op basis van concrete casuïstiek. Deze is gebaseerd op verdachte
situaties, zoals overbewoning op een adres, of juist veel administratieve leegstand in
een populaire wijk of casuïstiek van andere overheidspartners, zoals een signaal dat
er wel erg veel bedrijven staan ingeschreven op 1 specifiek adres.
Het gaat daarbij om detectie van signalen, bepaalde handelingen die mogelijk wijzen
op fraude. Aan de signalen en casuïstiek kunnen de handelingspatronen van fraude
worden ontleend. Door analyse van de verrijkte informatie ontstaat een beeld en
kunnen fraudepatronen, gelegenheden en belangen worden onderkend. Op basis
hiervan kan vervolgens een effectieve en efficiënte fraudeaanpak worden opgesteld.
Een belangrijke voorwaarde voor de uitvoering van de fraudeaanpak is de
mogelijkheid om kokeroverstijgend te kunnen handelen.
De afgelopen maanden hebben Amsterdamse ambtenaren zich verder in de
systematiek verdiept. Een van de constateringen is dat veel overheidspartijen
inderdaad met zogenaamde risicoprofielen werken, maar dat deze vaak nog niet
buiten de eigen organisatie worden gedeeld. Ook is vaak niet vastgesteld welk effect
een risicoprofiel op ketenpartners heeft. Risicoprofielen worden over het algemeen
gebruikt voor opsporing en repressie in plaats van het voorkomen van fraude.
In de voorgestelde werkwijze voor de pilots is dit anders. Daarbij wordt de fraudeur
centraal gesteld en wordt er case-gewijs met de signalen van de verschillende
partners zoveel mogelijk het totale fraudegedrag van deze persoon (en/of relaties
zoals medebewoners of familie) in kaart gebracht. Dit totaalbeeld van een case geeft
inzicht in de belangen van fraudeurs en de gelegenheden waar zij gebruik van maken.
Op basis van dit inzicht kunnen voorstellen worden gedaan om fraude te voorkomen.
4 Price Waterhouse Coopers, in Nieuwsuur d.d. 18 december 2013
3 |
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 4 van 18
Daarnaast zijn er veel voorbeelden van baliemedewerkers die op intuïtie handelen.
Aan de orde is de vraag: is deze intuïtie nu te vertalen naar het herkennen bij welk
type signalen welke patronen horen en welke vervolgactie daarop moet volgen om tot
een effectieve preventie te komen? Zo lijken er verbanden te zijn die te maken hebben
met huurcontracten en eigenaren, inkomen en leeftijd (is het aannemelijk dat iemand |
van die leeftijd een dergelijk hoog of laag inkomen heeft?), wat valt op aan het |
verzamelinkomen? |
Op basis van de verkennende gesprekken is aan het College geadviseerd om
daadwerkelijk enkele pilots te gaan oppakken. Experimenteren met deze pilots biedt |
de gelegenheid om aanvullend op bestaande Amsterdamse projecten, zoals in het |
verleden met bijvoorbeeld Zoeklicht’ en Schoon Schip°, ervaring op te doen met het |
voorkomen en sneller detecteren van fraude.
Op 3 juli 2013’ heeft minister Opstelten, als coördinerend bewindspersoon binnen het
kabinet voor de fraudeaanpak, aan de Tweede Kamer aangekondigd dat het kabinet in
het najaar een actieplan zou presenteren met aanvullende maatregelen ter versterking
van de aanpak van fraude met publieke middelen. Op 20 december 2013 heeft de
minister, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de
minister van Economische Zaken, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, |
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister voor Wonen |
en Rijksdienst, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de
staatssecretaris van Financiën, die toezegging met een brief gestand gedaan |
(bijgaand). |
De brief bevat een reeks maatregelen om fraude met publieke middelen te voorkomen
en effectiever te bestrijden. Recente ervaringen met fraude met toeslagen en andere
inkomensvoorzieningen voor burgers tonen volgens het Kabinet het belang van een
stevige aanpak aan. Het kabinet heeft in de rijksbrede anti-fraudestrategie gezocht
naar een goede balans tussen gerechtvaardigd vertrouwen, goede dienstverlening en
fraudebestrijding. Het Kabinet streeft naar een brede en integrale benadering waarbij
de rijksoverheid ook zal samenwerken met gemeenten en private partijen, zoals
banken en curatoren. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van goede ideeën uit de
praktijk en ervaringen waaronder het Initiatief 1 Overheid.
In de op 20 december door het Kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden brief
wordt een aantal initiatieven genoemd waar de gemeente Amsterdam in participeert of
bij kan aansluiten. Zo zijn er extra mogelijkheden ontstaan met de Wet Fraudeaanpak.
Hierdoor is per 1 januari de wettelijke basis gelegd voor het instrument Systeem Risico
Inventarisatie (SyrRi). Een andere in de brief genoemde mogelijkheid om als
> Zoeklicht betreft een project waarbij de gemeente met verhuurders samen optrekt om onderhuur |
en doorverhuur van vooral sociale huurwoningen op te sporen. |
$ Schoon Schip betreft een project van gemeente, UWV, SVB en Rijksbelastingdienst waarbij de
werkgeversadressen uit de zogenaamde ‘polisadministratie’ naast de Gemeentelijke Basis
Administratie (GBA) wordt gelegd met als doel de GBA actueler te maken en fraude met
inschrijvingen te voorkomen.
7 Kamerstukken II 2012/13, 29 911, nr. 82
A
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 5 van 18
|
Amsterdam met het Rijk samen te werken is het initiatief om met het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UVVV), de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) en gemeenten de bestaande voorlichting tegen het licht te houden en te kijken
waar deze begrijpelijker, inzichtelijker en eenvoudiger kan. En ook het initiatief om te
komen tot onderzoek en de afspraken tussen gemeenten, Belastingdienst en
Binnenlandse Zaken naar risico’s in de keten biedt mogelijkheden om als overheden
gezamenlijk fraude verder te voorkomen en aan te pakken.
Door de bewindspersonen is op 10 september 2013 de ambitie uitgesproken om
samen met Amsterdam enkele pilots te initiëren volgens het gedachtegoed van
Initiatief één Overheid. Rijksambtenaren en Amsterdamse ambtenaren voeren |
hierover verkennende gesprekken. Vooruitlopend op de start van pilots heeft Amsterdam |
via de Ambtelijke Stuurgroep van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) in |
haar convenant het bestaande handhavingknelpunt ‘Woonfraude’ uitgebreid naar ‘Fraude’ |
waardoor het mogelijk wordt om op hele korte termijn daadwerkelijk te starten met drie
(kleinschalige) pilots. De mogelijkheden worden momenteel geïnventariseerd. Mogelijke
pilots richten zich op GBA-gerelateerde® fraude, risicoadressen® en faillissementsfraude ®.
Het College wil de systematiek van het Initiatief 1 Overheid in de gemeentelijke
organisatie incorporeren opdat Amsterdam op de kortst mogelijke termijn ervaring kan
opdoen met de door het 110 gesuggereerde werkwijze. De meest geëigende wijze is
een actiecentrum te starten binnen de Bestuursdienst/ Openbare Orde en Veiligheid-
organisatie, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de samenwerkingsconvenanten
van de structuren van de Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEG) en
Regionaal Centrum fraudebestrijding (RCF) structuur. Op die manier is direct een
groot aantal relevante overheidspartijen betrokken. De keuze voor deze beide
structuren is mede ingegeven door opmerkingen van het Ministerie van Veiligheid en |
Justitie, de Rijksbelastingdienst en het UWV om bij de bestaande RIEC en RCF |
structuur aan te sluiten. Daarmee is gewaarborgd dat informatie tussen de betrokken |
diensten gemakkelijk kan worden uitgewisseld op basis van daarvoor al uitgewerkte |
en beproefde juridische kaders en convenanten voor gegevensuitwisseling. Door daar |
gehoor aan te geven staat de deur richting departementen open om ook daadwerkelijk |
te participeren.
De komende periode zullen enkele experimenten plaatsvinden. Begin mei vindt een
vervolgbespreking met bewindspersonen, rijksambtenaren en andere betrokken
overheidspartners, zoals het Openbaar Ministerie, Politie, maar ook partners als het
UWV en de Kamer van Koophandel plaats. Dan wordt besproken of de pilots goede
® Bij GBA gerelateerde fraude betreft het manipuleren van de inschrijving met als doel financieel of materieel
voordeel te krijgen. Ook verschuilen burgers zich voor de overheid door zich niet of elders in te
schrijven.
® Een risicoadres is een adres waar de gemeente vanuit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens,
GBA) een vermoeden hebben dat iemand zich daar wil inschrijven terwijl dat niet de bedoeling is. Sinds 6 januari
2014 heet de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA): Basisregistratie Personen (BRP).
0 Bij faillissementsfraude maakt een fraudeur gebruik van de mogelijkheid om met een Besloten
Vennootschap schulden aan te gaan, zichzelf te verrijken en vervolgens de BV failliet te laten gaan. Vaak zijn
zowel overheid als particulieren of andere bedrijven slachtoffer.
5
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 6 van 18
aanknopingspunten bieden voor nieuwe experimenten en mogelijke verdere uitrol
binnen de Rijksoverheid, met andere (semi)overheidspartners en andere Nederlandse
gemeenten en / of dat structurele aanpassing van werkwijzen of wet- en regelgeving
wenselijk zijn.
Het College zal u rond de zomer nader over de voortgang informeren. |
|
Hoogachtend, |
urg ester en wethouders van Amsterdam,
gek |
- Pd |
setrétar burgemeester |
r-AH.P\ van Gils mr. E.E. van der Laan |
ij
|
6
|
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 7 van 18
Bijlage 1: werkwijze pilots |
Inleiding
De kern van aanpak zit in de constatering dat een verkokerde, repressieve aanpak |
niet werkt, omdat fraudeurs zich richten op de zwakke verbindingen tussen de |
kolommen en zo snel bewegen dat ze al gevlogen zijn, voordat de repressie ze te
pakken heeft.
Om fraude aan te pakken, moet je horizontale verbanden aanleggen, die zich richten
op preventieve interventies. Daarvoor heb je ‘administratief rechtelijke burenhulp'
nodig: de ene overheidsdienst doet een interventie, die niet direct in eigen belang is,
maar die het optreden van andere overheden effectief maakt. Voorbeelden hiervan
kennen we, zoals de ANPR (Automatic NumberPlate Recognition) controles, waar de
politie veel energie in stopt, maar waar Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en |
Rijksbelastingdienst het meest van profiteren. Lokaal werkt het beter om verkrotte |
woningen van asociale verhuurders door de brandweer, binnen 24 uur, te laten |
dichttimmeren, dan met aanschrijvingen van bouw en woningtoezicht aan de slag te |
gaan.
Dat betekent dus ook dat je niet met risicoprofielen moet werken, maar met
handelingspatronen: de wetenschap dat als iemand bepaalde handelingen verricht, je
een grote kans hebt dat hij fraude gaat plegen. Dus een aandeelhouder van een
besloten vennootschap, die een VOW-er (‘vertrokken onbekend waarheen’) als |
directeur aanstelt en dan ook nog plotseling stijgende omzet meldt bij belastingdienst,
dat is een patroon, waarvan je weet dat hij naar grote waarschijnlijkheid aanstuurt op
faillissement.
|
Voor deze aanpak geldt elke keer een aantal stappen die standaard doorlopen kunnen |
worden: |
Stap 1 Ken de patronen |
Fraude gebeurt niet in de administratieve systemen, maar in de ‘werkelijke wereld’.
Het zijn gewone mensen die handelingen verrichten. Ze innen btw teruggave zonder
werkelijke omzet gedraaid te hebben, ze verkopen arbeidscontracten en innen daar
geld voor, of verhuren veelvuldig bedrijfsruimten die niet geschikt zijn voor de
‘vestiging’, of ze slikken bolletjes en leveren die af in een ander land.
Waar het elke keer om gaat, is dat je met experts van een bepaalde soort fraude, het
gedragspatroon, of een aantal gedragingen in de werkelijke wereld kent, en beschrijft.
Voorbeeld: bolletjesslikkers willen wel graag een uitkering, in verband met een
ziektekostenverzekering, maar het bedrag van de uitkering is niet genoeg voor hun
levensstijl. Dus verdienen ze bij, door bolletjesslikkend tussen Zuid-Amerika en
Nederland te reizen. Maar omdat er dan stempels in hun paspoort komen, gooien ze
dat paspoort weg, voordat ze zich melden voor een heronderzoek bij de Dienst Werk
en Inkomen. Daarmee voorkomen zij vragen hoe zij de reizen überhaupt hebben
kunnen betalen. Ze doen aangifte van vermissing van hun paspoort, krijgen een
schoon paspoort en gaan daarmee naar de Dienst Werk en Inkomen voor verlening
van de uitkering.
d
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam |
Kenmerk Bestuursdienst |
Pagina 8 van 18 |
|
Signalen: digital footprints
Het mooie is, dat als je de patronen van een fraudeur kent, je ook signalen kunt gaan
opsporen. Door de sterke digitalisering laten fraudeurs toch digital footprints achter. Zo |
bleek in Rotterdam dat slechts 1 procent van de gemiddelde burgers tot driemaal toe |
een nieuw paspoort aanvroeg. Van de bijstandsklanten in Rotterdam was dat al drie
procent. Voor sommige deelpopulaties was dat zes procent, maar voor sommige
mensen uit bepaalde herkomstlanden met een bijstandsuitkering was dat 54 procent. |
Een kleine check bij de marechaussee leerde dat deze specifieke groep klanten
meerdere reizen naar Zuid Amerika had gemaakt, iets wat niet kan van een uitkering,
en wat ze ook niet gemeld hadden. Reden voor een stopzetting van de uitkering. Het
voordeel van denken in patronen is het voorkomen van discriminatie. Met profielen
werkt men toch vooral met kenmerken van de populatie, zoals sexe, leeftijd, afkomst.
Met patronen richt je je op feitelijk gedrag: een uitkering hebben en meer dan drie keer
een nieuw paspoort aanvragen. Dat is het signaal, waarop je de start van je onderzoek
baseert.
Stap 2: Triggers |
De volgende stap die gezet moet worden, is het identificeren van de relevante triggers.
Anders dan bij de profiel-benadering, waarbij je bestanden vergelijkt en van alles op
een zeef gooit, in de hoop dat er iets op de zeef blijft liggen (wat in het kader van de
privacy als ontoelaatbaar wordt geacht) ga je bij de patroonbenadering uit van
individueel gedrag.
Bijvoorbeeld: pas bij de derde aanvraag voor een nieuw paspoort binnen vijf jaar, start
je het onderzoek. De derde aanvraag is dan een trigger. Elke fraudevorm heeft zijn
eigen triggers. Bij faillissementsfraude zou dat de melding van een gestegen omzet
kunnen zijn, bij een Besloten Vennootschap met een bestuurder die VOW (vertrokken
Onbekend Waarheen) is. Bij een risicoadres gaat het bijvoorbeeld om 20 personen die
ingeschreven zijn op een woonruimte van 25m2.
Het is belangrijk om te denken in triggers, omdat het individuele handelingen zijn, die
in de actualiteit plaatsvinden, de fraude kan mogelijk nog worden voorkomen. Bij
profielen vind je vooral historische informatie en hol je al gauw achter de feiten aan. |
Stap 3: Verrijking |
Een trigger is aanleiding voor het starten van het onderzoek, maar of je ook een |
interventie moet plegen, is iets anders. Daarvoor is informatieverrijking nodig.
Zoals gezegd, de fraudeurs zoeken het vooral in de verbindingen, in de horizontale |
aspecten, omdat fraude binnen een koker inmiddels wel aangepakt wordt. Daarom |
moet er, nadat een trigger is afgegaan, in een aantal andere systemen gekeken |
worden. 'Is degene die voor de derde keer een paspoort aanvraagt, ook een |
uitkeringsgerechtigde?' Heeft een verdachte Besloten Vennootschap, die in de
jaarstukken een omzet stijging meldt, ook extra personeel gemeld bij het UWV en
extra btw en premies afgedragen bij de Rijksbelastingdienst? Als dat laatste niet het
geval is, en de Besloten Vennootschap is ook nog op een verdacht adres gevestigd,
dan is de kans op fraude groot, en is een preventieve interventie nodig.
8
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 9 van 18
Stap 4: Interventie
De interventie moet vooral ‘administratiefrechtelijke burenhulp' zijn. Bij een verdachte
Besloten Vennootschap moet je niet aan de Kamer van Koophandel vragen een nader
onderzoek in te stellen. Zij heeft noch de juridische instrumenten, noch de capaciteit |
om inschrijvingen zelfstandig tegen te houden.
Wat wel kan werken, is een aanpak waarbij de UWV een onaangekondigde
boekencontrole doet bij de verdachte Besloten Vennootschap, of de
Rijksbelastingdienst, die de gelegenheidsgever, de verhuurder van de locatie, een
aanslag oplegt in verband met niet gemelde huurinkomsten.
Ook kan het helpen om aan alle huurders van een verdacht adres een brief te
schrijven waarin je een controle aankondigt en hen oproept aanwezig te zijn op één en
dezelfde datum voor alle Besloten Vennootschappen die op dat adres gevestigd zijn.
Bij een inschrijving van 20 personen op één adres van 25 m2 kan het heel effectief zijn
om de Brandweer een toets op Brandveiligheid te laten uitvoeren. Een andere, zeer
eenvoudige, methode is om, binnen de ruimte die de wet biedt, aan een verdachte
aanvrager van een toeslag een vraag om aanvullende informatie te stellen. Echte
fraudeurs blijken op dat moment af te haken, waarmee wordt voorkomen dat bedragen
ten onrechte worden uitbetaald en teruggevorderd moeten worden.
Stap 5: Uitrol / implementatie
Als de interventie beproefd en geslaagd blijkt, kan de aanpak landelijk ingevoerd |
worden. Daarmee is de preventieve borging mogelijk.
Daarnaast kunnen aanbevelingen worden geformuleerd voor wijziging van wet- en
regelgeving.
Vastlegging
Bij aanvang van elke pilot wordt ten behoeve van maandelijkse monitoring en de
eindevaluatie volgens een vast stramien verschillende zaken vastgelegd zoals
Geldend convenant, aan- en inleiding, visie en richting, te ondernemen activiteiten,
werkwijze en planning. De resultaten worden vastgelegd in output en outcome
(financieel en maatschappelijk) en een advies ten aanzien van wijzing van de
werkwijze of wet- en regelgeving.
Opbrengst van deze aanpak
Omdat deze aanpak persoonsgericht is, wordt de informatieverzameling en het
informatie-hergebruik effectiever en efficiënter. Voorwaarde is wel dat de
‘behandelaar’ het recht krijgt om op te treden op alle relevante domeinen. Hijfzij moet
meerdere taken tegelijkertijd mogen uitvoeren. Natuurlijk kan dit in teams (meervoudig
kijken), maar kern is dat degenen die de constateringen doen, ook degenen zijn die
mogen optreden. De dossiers moeten niet van het projectteam overgedragen worden
aan een ‘staande organisatie’, want dat leidt tot overdrachtsverlies en dus
effectiviteitsverlies.
Er zijn twee soorten opbrengsten: materiële en immateriële. Materieel is de opbrengst
van het fraudebedrag over de verschillende middelen heen (hypotheek-fraude,
zorgtoeslag-fraude, uitkeringsfraude, btw-fraude, etc.). Doordat de kennis van de
fraudepleger wordt hergebruikt, zijn de kosten van verwerving lager, en de
opbrengsten hoger. Dat betekent dat veel fraudezaken nu bedrijfseconomisch
9
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 10 van 18
|
verantwoord opgepakt kunnen worden, terwijl dat niet lukt als je de zaak mono- |
disciplinair oppakt. Belangrijker zijn echter de immateriële opbrengsten: hier komt ook |
de politiek-bestuurlijke sturing om de hoek: het gaat erom dat bepaalde vormen van
criminaliteit, die ook veel onveiligheid met zich meebrengen, effectiever worden
aangepakt. Niet alleen wordt op die manier het leven van criminelen onprettiger, ook
wordt de ‘aantrekkelijkheid van een criminele carrière beperkt’. Belangrijke boodschap
van het Openbaar Bestuur: norm-overtredend handelen loont niet, je houden aan de |
norm loont wel. Nu is dat voor bepaalde groepen precies andersom.
|
10
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst |
Pagina 11 van 18 |
|
|
Bijlage 2: bestaande structuren met bijbehorende partners
_____ JStretur_ |
Convenantpartner Regionale Regionaal
Informatie en Centrum
oen,
EE (RCF)
|
|
Gemeente Amstelveen, V
en ||
Ouder Amstel
KMAR
UW IN
SMB IN |
[DVOSA_
|
|
11
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 12 van 18
|
|
Bijlage 3: Nr. 263 Schriftelijke vragen van raadslid mevrouw Poot (VVD) inzake
fraude met toeslagen.
Amsterdam, 10 december 2013
Aan het college van burgemeester en wethouders |
Inleiding.
Op 9 december jl. berichtte RTL Nieuws dat Nederlanders massaal frauderen met
toeslagen. Door het opgeven van een vals adres bij de gemeente kan men een hogere
zorg-, huur- of kinderopvangtoeslag ontvangen. Volgens de Nederlandse Vereniging
van Burgerzaken komt dit type fraude overal in Nederland veelvuldig voor.
In de Tweede Kamer heeft een meerderheid zich uitgesproken voor maatregelen op |
korte termijn waarbij wordt gepleit voor een samenwerking tussen de Gemeentelijke
Basisadministratie (GBA) en de Belastingdienst. Staatssecretaris Weekers van |
Financiën heeft toegezegd zo snel mogelijk met een plan van aanpak te komen. |
In antwoorden op de schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw Poot en de heer
Van der Ree van 17 juli 2013, namens de fractie van de VVD, is het college specifiek
ingegaan op de bestrijding van bijstandsfraude en fraude met kwijtscheldingen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 674). De recente berichtgeving omtrent het frauderen met
toeslagen door het opgeven van valse adressen belicht een nieuw aspect van fraude
waarbij misbruik wordt gemaakt van regelingen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en
kindgebonden budget.
Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van de |
VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van |
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:
1. Hoeveel gevallen van fraude met toeslagen in Amsterdam in de afgelopen periode |
zijn bij het college bekend? Zit er een stijgende of dalende lijn in het aantal
fraudes? Hoe verhoudt dit aantal zich procentueel ten opzichte van het totaal
aantal verstrekte toeslagen?
Antwoord
De toeslagen die worden genoemd (zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en
kindgebonden budget) zijn toeslagen welke door de rijksbelastingdienst worden
uitgekeerd.
2. Welke maatregelen neemt het college momenteel om fraude met toeslagen op te
sporen en te voorkomen? Zijn deze maatregelen volgens het college adequaat?
Antwoord: de fraude betreft fraude met Rijksbelastinggeld. Omdat het effect echter
ook voor Amsterdamse burgers en daarmee voor de gemeente merkbaar is,
bijvoorbeeld door toename van het aantal aanvragen voor schuldsanering of extra
claims op het armoedebudget heeft het college gekozen voor een proactieve
benadering door het gedachtegoed van het burgerinitiatief één overheid te
omarmen en samen met andere overheidspartners enkele pilots te starten in een
12
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 13 van 18
zogenaamd ‘actiecentrum één overheid’ in RIEC/RCF-verband. Zie voor een meer
uitgebreide toelichting de brief van College aan de Gemeenteraad d.d. 12 februari
3. Hoe wordt momenteel gecheckt of bij de aanvraag van een toeslag het juiste
adres wordt opgegeven? Wordt in Amsterdam momenteel samengewerkt tussen
de GBA en de Belastingdienst? Is het college het met VVD Amsterdam eens dat
de uitwisseling van informatie op voorhand toeslagenfraude kan voorkomen? |
Graag met motivatie.
Antwoord: Landelijke bestuursorganen die toeslagen uitkeren, zoals de |
Rijksbelastingdienst, hebben toegang tot de gegevens uit de gemeentelijke
Basisregistratie Personen (BRP)ÍÌ. Wijzigingen in adresgegevens worden
automatisch aan hen doorgegeven en zij ontvangen ook automatisch een signaal
als de gemeente een onderzoek instelt naar de juistheid van het adres in de BRP.
Omdat de informatiesystemen van de Belastingsdienst Toeslagen dit signaal nog
niet automatisch kunnen verwerken, zendt de gemeente (tijdelijk) elke maand een
overzicht van alle burgers waarvan de persoonsgegevens in onderzoek zijn aan
de Rijksbelastingdienst. Per 1 januari 2014 is de Wet aanpak fraude toeslagen en |
fiscaliteit van kracht. Deze wet geeft de Rijksbelastingdienst de bevoegdheid om in |
geval van twijfel aan het adres de uitbetaling van toeslagen of belastingteruggaven |
op fe schorten. |
4. Kan het college aangeven of naar aanleiding van de recente berichtgeving omtrent |
de toeslagenfraude nog extra maatregelen zullen worden genomen? Zo ja, welke? |
Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie antwoord bij vraag 2. Het College heeft grote verwachtingen van de pilots die
in de samenwerkingsverbanden van het Regionale Informatie en Expertise
Centrum (RIEC) en het Regionaal Centrum Fraudebestrijding uitgevoerd gaan
worden en zal de Raad na afloop van de pilots graag over de uitkomst informeren.
Het lid van de gemeenteraad,
M.C.G. Poot
Sinds 6 januari 2014 heet de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA): Basisregistratie
Personen (BRP).
13
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 14 van 18
Bijlage 4: voorbeeld casuïstiek |
Nota bene: onderstaande casuïstiek is bedoeld als voorbeeld van hoe mechanismen |
werken. De genoemde voorbeelden geven niet per definitie een actuele weergave van
de huidige situatie in Amsterdam. Daar waar op basis van onderstaande voorbeelden
al actie ondernomen kon worden is dat gedaan; voorstel van het College is middels
pilots volgens de onderstaand beschreven kijkrichting te onderzoeken welke
fraudevormen in Amsterdam daadwerkelijk voorkomen en daarop samen met andere |
overheidspartners op te treden. |
Fraude met Zorgtoeslag |
Slimme vergelijking van gegevens laat zien dat er ook fraude is op het gebeid van |
zorg. Veel mensen ontvangen momenteel zorgtoeslag, maar niet alle recipiënten zijn |
in het geval van oneigenlijke ontvangst voornemens deze toeslag terug te betalen. |
Waar wonen deze fraudeurs eigenlijk? Het geval van Janeck werkt verhelderend. |
Janeck heeft een schuld van ongeveer 4000,- euro opgebouwd. Niet vanwege boetes
of achterstallige belastingen, maar vanwege onterecht ontvangen zorgtoeslag. Janeck
schreef zich netjes in en deed een verzoek tot voorschot. Zoals gebruikelijk boekte de
rijksbelastingdienst het bedrag maandelijks over op zijn rekening. Gebruikelijke gang
van zaken? Jawel, afgezien van het feit dat Janeck al lang niet meer in Nederland
woonde. Wanneer de zorgverzekeraar hem een verzoek tot premie betalen toestuurt
blijft deze zonder respons. Terug in eigen land vertelt Janeck mooie verhalen over de
uitstekende behandeling van klachten aan zijn knie in de Nederlandse zorg, en de
bonus die hij op de koop toe ontving van de Nederlandse belastingdienst.
Dubbele Hypotheekrenteaftrek
Een groot deel van Nederland ontvangt hypotheekrenteaftrek. Maar niet in alle
gevallen is dit terecht. Ben en Clara vertellen op verjaardagen honderduit over hoe zij
de rijksbelastingdienst voor het lapje houden.
‘sinds vorige week hebben we weer een nieuwe huurder op de Flierbesweg’, laat
Clara nonchalant vallen. Aan die straat ligt het huis waarop Clara officieel staat
ingeschreven in het GBA. ‘Ja’, buldert Bert, ‘die stakker betaalt 1500,- per maand voor
die woning met wat meubels erin’. Een neef van Clara wil weten hoe het stel dit met
hun hypotheekrenteaftrek heeft geregeld. ‘Heel simpel’, legt Berf uit. We spreken met
de huurder af dat hij niet bij de gemeente inschrijft. Daardoor is Clara officieel nog
steeds de bewoner. Dat is dus dubbele hypotheekrenteaftrek voor ons!’ Gevraagd
naar de kans op ontdekking trekt Clara een grimas. ‘De gemeente komt er toch nooit
achter zolang de onderhuurder zich niet probeert in te schrijven’.
Het stel uit dit voorbeeld zou tegen de lamp lopen wanneer de overheid informatie uit
Atlas zou vergelijken met de GBA inschrijving en de huwelijkse staat van personen.
Licht allereerst de particuliere eigenaren uit het bestand. Selecteer vervolgens de
stellen met huwelijkse staat ‘getrouwd’ en kijk of ze gescheiden ingeschreven staan.
Deze aanpak kan landelijk ingezet worden bij de bestrijding van hypotheekfraude,
fraude met uitkeringen volgens de Algemene ouderdomswet (AOW) en fraude met
bijstandsuitkeringen. Hoeveel mensen hebben bijvoorbeeld een zelfstandige AOW
uitkering en zijn toch gehuwd? Een start zou zijn om aan de Sociale Verzekerings
Bank (SVB) een bestand te vragen met alle gehuwden met zelfstandige AOW '
14
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 15 van 18
uitkering. Wat voor acties onderneemt SVB al om te voorkomen dat sprake is van |
bovenstaande fraude? |
|
Studiebeurs-carrousel |
De uitwonende beurs was ooit bedoeld voor studerenden die niet langer in het |
ouderlijk huis woonden. Veel studenten aan een Middelbare Beroeps Opleiding (MBO)
maken nu eenzelfde verhuisbeweging waarmee recht op een uitwonende beurs
ontstaat. Op de controles die de dienst handhaving in Amsterdam uitvoerde, op basis
van door Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) uitgereikte risicoprofielen, bleek een
groot gedeelte niet te kloppen. De familie Loukili laat zien hoe makkelijk misbruik
binnen dit systeem is. |
Ahmed, Aicha, Fahroud, Abdel, Abbes, Badria, Basma, Chadia en Charifa zijn neefjes
en nichtjes van elkaar en groeiden op in Amsterdam Slotervaart. Zij zijn het deel van |
de familie dat onderwijs aan een Amsterdams MBO volgt, op 10 minuten lopen van de |
wijk waarin zij zijn opgegroeid en tot voorheen woonden. Nu zij studeren wonen zij |
echter op kamers. Maar niet in een studentenhuis: |
Ahmed woont bij zijn tante, de moeder van Aicha. Aicha woont bij de zus van Fahroud. |
Fahroud woont bij zijn broer. Abel woont bij de vader van Abbes. Abbes woont bij de
ouders van Badriía in, terwijl Badria zich samen met Basma en Chadia heeft |
ingeschreven bij de zus van Charifa. Charifa zelf woont bij haar oom, de vader van |
Ahmed. |
Hoewel... wonen? Zij staan ingeschreven in het GBA. In werkelijkheid wonen allen nog
in dezelfde wijk als waar zij opgroeiden en onderwijs volgden. Sommigen wonen nog
in dezelfde straat, sommigen nog in dezelfde flat en sommigen wonen zelfs nog op
dezelfde verdieping als hun ouderlijk huis. Zij komen allemaal in aanmerking voor een
uitwonende studiebeurs. |
Energie |
Niet alleen in de relatie tussen burger en overheid komt fraude voor. Ook de
semioverheid ziet zich met deze problematiek geconfronteerd. Vaak vervullen deze
deels private organisaties tegelijkertijd een publieke taak. Zo heffen
energieleveranciers energiebelasting voor de overheid. Maar in sommige gevallen valt
deze belasting niet te heffen, omdat de belastingplichtige alweer vertrokken is naar
een onbekende bestemming.
Karel snapt dit als geen ander. Hij bewoont in Amstelveen een tussenwoning.
Administratief staat deze woning overigens leeg. Karel staat in de GBA niet op dit
adres ingeschreven. Dat is wel zo makkelijk, want het scheelt hem een slok op een
borrel in de gemeentebelastingen. Bovendien zit hij er deze winter daarom zowel
financieel als qua temperatuur warmpjes bij. Want de netbeheerder en
energieleverancier voorzien hem zonder probleem van stroom. Aansluitingen worden
immers niet tegen het GBA aangehouden. |
Bovenstaande fraudevorm is eenvoudig op te lossen met een GBA vergelijking. Er zijn |
adressen genoeg waar wel gebruik is, maar geen inschrijving. Na enkele onbetaalde |
rekeningen is het haasje gevlogen. Rechtsmiddelen om de schuld te verhalen lopen
stuk vanwege de ontbrekende GBA inschrijving. Niet alleen de energieleveranciers
zijn hiervan de dupe. Ook overheden worden hierdoor geraakt in hun
inkomstenderving door misgelopen belastinginkomsten. |
15
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 16 van 18
|
|
Crimineel woninggebruik
Amsterdam telt ruim 16.000 adressen waarop langer dan één jaar geen GBA
inschrijving is. Mogelijk is hier wel sprake van bewoning. Soms is er echter ook sprake
van een buitensporig groot aantal mutaties binnen een pand over een relatief korte
periode. Dit betreft deels pied-à-terre of te koop staande woningen. Vermoedelijk is |
een deel van deze woningen echter in gebruik door zware criminelen.
Oudezijdse Draaiburgwal 3 lijkt een heel gewoon huis. Maar sommige panden zijn |
minder gewoon dan anderen. De huizen rondom nummer 3 kennen gemiddeld eens in |
de 8 jaar nieuwe bewoners. Voor dit omgebouwde pakhuis op nummers 3 gelden |
andere getallen. In de afgelopen drie jaar vonden er 30 mutaties plaats op de
bewoning van het pand. ledere keer waren de bewoners Pakistanen, dan wel Oost-
Europeanen. Het GBA geeft van deze vreemde gang van zaken geen automatische
melding. Zonder dat de overheid leert wat er echter deze vreemde administratieve |
wijzigingen schuilt, is het daarom ook mogelijk dat bepaalde fraudevormen nog |
compleet buiten beeld zijn.
Witwassen
Stichtingen zijn een nuttige wettelijke constructie. Echter niet iedereen gebruikt deze
rechtsvorm voor het verenigen van duivenfokkers of de plaatselijke toneelvereniging.
Zoals sommigen postzegels sparen, spaart Jaap stichtingen. Jaap weet namelijk als
geen ander dat het stichtingenregister niet wordt vergeleken met de gegevens van de |
GBA, de belastingdienst, Kamer van Koophandel (KvK). Ook heeft de Financial
Intelligence Unit van de recherche, belast met het opsporen van ongebruikelijke en
verdachte transacties, geen zicht op deze ‘black-boxes. Dit komt Jaap ‘wel goed uit’,
Het wil namelijk wel eens voorkomen dat hij inkomsten die het daglicht niet kunnen
verdragen wit wil wassen. Doordat de overheid de beschikbare informatie niet op een
slimme manier vergelijkt legt zij Jaap in ieder geval geen strobreed in de weg.
Het draait in hoge mate om de integriteit van de registraties. Deze moet betrouwbaar
zijn. Door matching van adres-, bedrijfs-, inkomens- en persoonsnaam gegevens is te
zien wat er niet klopt in deze registraties en komt enorm veel potentiële ondermijning
boven water.
Criminele Netwerken
Opsporing werkt vanuit een incident naar een dossier met een verdachte en een feit
toe. Deze benadering is niet gericht op het in beeld krijgen van het integrale plaatje.
De criminele ondermijnende constructies komen daardoor slechts sporadisch en
moeizaam in beeld. Sommige multinationals hebben de volledige ‘supply-chain’ van
hun product in handen. Van grondstof tot eindproduct. Criminele netwerken blijven in
de informatiesamenleving niet achter bij hun commerciële spiegelbeeld.
Het West-Afrikaanse criminele netwerk ‘Airegin’ beschikt in Nederland over
huisvesting, bedrijven, stichtingen, werkgeversverklaringen, identiteiten, vergunningen
en contacten met internationale componenten. Zo heeft de organisatie alle
faciliterende onderdelen voor crimineel handelen in eigen hand. Wel zo efficiënt.
Bijkomend voordeel is dat het voor opsporingsinstanties vrijwel onmogelijk is om de
rode draad in deze fraude te ontwarren. Airegin maakt dankbaar gebruik van het feit
dat iedere opsporingsinstantie in Nederland de activiteiten beperkt tot het eigen
beleidsterrein.
16
|
|
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam |
Kenmerk Bestuursdienst |
Pagina 17 van 18 ij
Zoals toen de organisatie ter ore kwam dat een team van 12 rechercheurs, 1 analist
en 2 financieel experts trachtte middels arbeidsintensieve vorderingen de vasfgoed- |
en bedrijfsposities van het netwerk bloot te leggen. Vanuit het oogpunt van
beheersbaarheid koos de recherche uiteindelijk voor een eenvoudige aanktacht: |
drugshandel en oplichting in geïsoleerde gevallen. De werkelijke criminele structuur
bleef hierdoor buiten beeld.
Naderhand toverde een geautomatiseerde scan van het Vastgoed Intelligence
Center in 2 dagen een completer beeld van de situatie en de verdachten tevoorschijn
dan het team handmatig bij elkaar wist te rechercheren. Een verdachte uit de
zijlijn van het onderzoek bleek plotseling de grootste hypotheekfraudeur van
Amsterdam Zuid-Oost. Wanneer de rechercheurs vooraf op een slimme wijze van
informatie gebruik hadden kunnen maken was de capaciteit anders ingezet met een
groter effect tot gevolg.
Katvangers in de horeca.
Amsterdam heeft indertijd het probleem van katvangers in de horeca (personen die
over de vereiste horecapapieren beschikken en voor een eenmalige vergoeding de
horecavergunning op hun naam zetten) onder controle gekregen door samen met het
toenmalige Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) na te gaan of er
premieafdracht plaatsvond. Er zullen immers maar weinig personen zijn die als
vrijwilliger in een horecaonderneming als bedrijfsleider gaan werken. De eigenaren
van de horeca inrichtingen die geen premie hadden afgedragen kregen een aanslag
met terugwerkende kracht. Het was gauw gedaan met het fenomeen van
horecakatvangers.
GBA-fraude
In de GBA van Amsterdam staat een persoon van circa 50, die een huis bezit,
waarvoor hij hypotheek-rente-aftrekt geniet. Hij staat daar ingeschreven, maar op dat
adres zien we ook drie studentes ingeschreven, die gemiddeld 1-2 jaar daar wonen. Af
en toe duikt er ook een VOW-er' op: iemand die meestens onvindbaar is voor de
overheid (vertrokken onbekend waarheen), maar die af en toe ‘opduikt’. Meestal
omdat hij/zij een paspoort of ID-bewijs nodig heeft, of een auto op zijn naam wil zetten.
Deze persoon ‘verdwijnt’ na verloop van tijd weer van de overheids-radar.
Wat wij voorstellen is het volgende. Begin niet met de regeling, maar met de persoon.
De man in kwestie woont niet op dat adres, hij verhuurt het aan studentes. Maar
administratief woont hij daar wel. Feitelijk woont hij samen, maar dan wel met iemand
die een uitkering heeft. Dat ‘kost’ hem/haar de uitkering, vandaar dat ze ‘sjoemelen’.
Tegelijkertijd wordt de hypotheekrente ten onrechte genoten (scheelt de rijksoverheid
tot 10.000 euro per jaar), worden de huuropbrengsten verzwegen (mogelijk ook
10.000 euro p.j.), wordt er ten onrechte een uitkering genoten (15.000 euro per jaar)
en is de kans groot (vanwege norm-vervaagd optreden) dat beide personen ook zwart
geld verdienen.
Het voorstel van Initiatief één Overheid is om een dergelijk persoon in alle facetten van
frauderend optreden tegelijkertijd aan te pakken. En tegelijk alle personen die
17
12 februari 2014 Gemeente Amsterdam
Kenmerk Bestuursdienst
Pagina 18 van 18
hetzelfde gedrag vertonen (vandaar patroon, in plaats van profiel) aanpakken. Vanuit |
de GBA is een dergelijk patroon vrij snel te detecteren.
Polisadministratie
In de Polisadministratie (alle werkgevers melden elke maand salaris- en werk-
gegevens van al hun medewerkers, elektronisch) van het UWV is te zien dat sommige
bedrijven mensen voor 2 uur per dag in dienst hebben, 5 dagen per week. Een
concreet praktijkvoorbeeld was een verhuisbedrijf gevestigd in Den Haag met
verhuizingen in Zwolle. Met een dienstverband van 2 uur per dag is dat praktisch
onmogelijk. Het patroon dat hier achter zit is het volgende: je geniet een uitkering voor
75% van je werktijd. Officieel werk je 25%, verdeeld over 2 uur per dag. Jouw baas
betaalt jou zwart, hij verzwijgt de inkomsten (btw mislopen, winstbelasting mislopen) |
en jij verzwijgt het zwarte werk. Het voorstel van Initiatief één Overheid luidt: pak niet |
alleen de ene persoon aan, die dit ten onrechte doet, maar zoek gelijk alle personen |
die deze ‘truc’ uithalen. Richt je ook op de werkgever, en pak deze fiscaal en premie- |
technisch aan. Controleer ook op adres-niveau wat hier aan de hand is. |
Vergelijkbare aanpakken zijn mogelijk rond coffeeshops (waar de enorme omvang van
zwart geld circuit bepaald negatieve effecten heeft op ondernemers die zich wel
houden aan de wet), rond illegale onderhuur (een derde deel van de Amsterdamse
kamers op Kamernet wordt geadverteerd met ‘inschrijving in GBA niet toegestaan’).
Maar ook rond allerlei ongewenste, economische activiteiten (zwarte handel in
bepaalde buurten), is dezelfde aanpak denkbaar.
Paspoort-signalering
Ook rond paspoort-signalering zien we dat het overheidsoptreden niet zo effectief is |
als gewenst wordt. Allereerst blijkt de effectieve paspoort-signalering maar
mondjesmaat voor te komen. Van de 50.000 veroordeelden, die nog niet in de |
gevangenis terecht zijn gekomen, zijn er 1566 zodanig veroordeeld dat zij voor
‘paspoort-signalering’ in aanmerking zouden komen. Door zeer strikte interpretatie van
het Openbaar Ministerie (OM) staan er uiteindelijk maar 217 gesignaleerd. Initiatief
één Overheid stelt voor Hier is ons voorstel om uit te zoeken welke van de 50.000
veroordeelden problematisch gedrag voor de gemeente Amsterdam veroorzaken.
Vervolgens is uit te zoeken in hoeverre deze personen bij andere
overheidsorganisaties wel bekend zijn. Genieten zij een uitkering, hebben zij een
paspoort aangevraagd, werken zij (via UWV), hebben zij een bedrijf, hebben ze
actieve relatie met belastingdienst (40.000 die bij de GBA als VOW bekend staan,
hebben actieve relatie met belastingdienst, 6003 mensen wonen daarvan in
Amsterdam, (postcodes 1000 t/m 1040 en 1091 t/m 1108)….), hebben zij
rekeningnummers, etc.
Ook hier geldt: pak de personen (waarvan je vindt dat zij negatief gedrag vertonen ten
aanzien van de rechtsorde) op alle terreinen tegelijkertijd aan, en maak het ze |
onmogelijk om ‘tussen de naden van de publieke organisaties door weg te glippen’. Zo
wordt normafwijkend gedrag moeilijker gemaakt, en indirect norm-volgend gedrag
beloond.
18
Ministerie van Veiligheid en Justitie
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Directoraat-Generaal
der Staten-Generaal Rachtsplegmg en o
Postbus 20018 Directie Rechtshandhaving en
2500 EA DEN HAAG Criminaliteitsbestrijding
DRC
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
www.rijksoverheid.nl/venj
Ons kenmerk
Datum 20 december 2013 432544
Onderwerp Rijkbrede aanpak van fraude Bij beantwoording de datum
en ons kenmerk vermelden.
Wilt u slechts één zaak in uw
brief behandelen.
Inleiding
In mijn brief van 3 juli jl.* heb ik aangekondigd dat het kabinet in het najaar een
actieplan zou presenteren met aanvullende maatregelen ter versterking van de
aanpak van fraude met publieke middelen. Mede namens de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Economische Zaken, de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de minister voor Wonen en Rijksdienst, de minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Financiën, doe ik
die toezegging met deze brief gestand. Deze brief is tevens een reactie op het
verzoek van uw Kamer in de regeling van werkzaamheden van 19 december 2013
om te reageren op de uitzending over fraude van Nieuwsuur van 18 december
jongstleden?
Naar een nieuwe balans tussen vertrouwen, dienstverlening en fraudebestrijding
Het afgelopen jaar is in de diverse debatten over fraude met
overheidsvoorzieningen aan de orde gekomen dat bij het toekennen van
toeslagen en andere inkomensvoorzieningen aan burgers, het opereren op basis
van vertrouwen en goede dienstverlening belangrijke uitgangspunten zijn.
Tegelijkertijd is gebleken dat een handhavingsstrategie die daar te veel op
gebaseerd is, niet altijd voldoende is ingericht om fraudeurs te kunnen weren. Dit
levert een zekere spanning op tussen enerzijds de ambitie om als een
dienstverlenende overheid op te treden en daarbij uit te gaan van vertrouwen, en
anderzijds de noodzaak om scherper in te zetten op maatregelen tegen fraude.
Het kabinet presenteert vandaag een pakket maatregelen, waarbij het oog heeft
voor een goede balans tussen gerechtvaardigd vertrouwen, goede dienstverlening
en fraudebestrijding. Daarbij is het de inzet van het kabinet niet alleen om
1 Kamerstukken II 2012/13, 29 911, nr. 82
2 Het kabinet heeft kennis genomen van de door PWC in de uitzending gepresenteerde
inschatting van de omvang van fraude. Naar eigen zeggen heeft PWC geen verder
onderzoek gedaan ter onderbouwing van deze informatie en is dit bedoeld als een indicatie.
Wat de zorgfraude betreft wordt verwezen naar de voortgangsrapportage die de Minister
van VWS 19 december 2013 aan uw Kamer heeft gestuurd.
Pagina 1 van 21
fraudeurs aan te pakken, maar ook om zo veel mogelijk te voorkomen dat
goedwillenden lijden onder de kwaadwillenden. Het beginsel van proportionaliteit
in de reactie van de overheid op fraude of misbruik is hierbij cruciaal.
Fraude is niet acceptabel
De effecten van fraude met publieke middelen reiken verder dan alleen de directe
financiële schade voor de overheid. Fraude ondermijnt de integriteit van het
economisch stelsel, het vertrouwen in de financiële instellingen, tast de
betaalbaarheid van voorzieningen aan en kan leiden tot een vermindering van het
maatschappelijke draagvlak voor sociale voorzieningen en tot aantasting van het
rechtsgevoel. Zowel de overheid als burgers en ondernemingen zijn hierbij
slachtoffer. Fraudeurs zoeken continu naar zwakke plekken in regelingen of
systemen om daarmee financieel of economisch voordeel te behalen. Dit kabinet
wil fraude zoveel mogelijk voorkomen en waar fraude ondanks alle maatregelen
toch nog heeft plaatsgevonden, zo effectief mogelijk bestrijden. Dat vraagt om
een brede en integrale benadering waarbij de rijksoverheid ook zal samenwerken
met gemeenten en private partijen, zoals banken en curatoren. Hierbij wordt
uiteraard gebruik gemaakt van goede ideeën uit de praktijk en ervaringen op
lokaal niveau, waaronder die van het Amsterdamse burgerinitiatief tegen fraude,
‘Een Overheid’. Bij de nadere uitwerking van de versterkte aanpak van fraude
oriënteert het kabinet zich daarnaast op goede ervaringen in ons omringende
landen, zoals België en het Verenigd Koninkrijk.
Definitie en afbakening
Met fraude wordt bedoeld het opzettelijk opgeven van een onjuiste voorstelling
van zaken, om hieruit wederrechtelijk voordeel te verkrijgen. In de context van
deze brief omvat de rijksbrede fraudeaanpak ook het bredere begrip misbruik en
het oneigenlijk gebruik van regelingen. Van dit laatste is sprake als er niet tegen
de letter, maar wel tegen de geest van bepaalde wet- of regelgeving wordt
gehandeld. Daarnaast kan er sprake zijn van vergissingen, die ook door
goedwillende burgers en bedrijven kunnen worden begaan. Het is zaak deze
gevallen te detecteren en er op gepaste wijze op te reageren.
De focus van de in deze brief gepresenteerde Rijksbrede aanpak ligt op fraude
met publieke middelen. Tegelijkertijd versterkt een groot aantal van de
maatregelen tegen deze categorie van fraude ook de aanpak van fraude tegen
burgers en bedrijfsleven. De aanpak richt zich immers voor een belangrijk deel op
het wegnemen van het instrumentarium van fraudeurs en het weren van
beroepsfraudeurs. Deze categorie criminelen maakt geen onderscheid tussen
publieke of private gelden.
Rijksbrede anti-fraudestrategie
De recente ervaringen met fraude met diverse regelingen op het gebied van
individuele inkomensoverdrachten en subsidies, gecombineerd met het inzicht dat
een sluitende aanpak ervan alleen in gezamenlijkheid kan worden gerealiseerd,
heeft geleid tot de ontwikkeling van een rijksbrede anti-fraudestrategie. Door
middel van risico-analyses is in de afgelopen periode op de belangrijkste
beleidsdomeinen van de Rijksoverheid in beeld gebracht welke aanvullende
maatregelen nodig zijn. De bijlage bij deze brief bevat een overzicht van de
belangrijkste maatregelen die recent binnen de specifieke beleidsdomeinen zijn
getroffen of binnenkort in gang worden gezet. Het overzicht beperkt zich tot de
hoofdlijnen, omdat het een groot aantal maatregelen betreft, waarover uw Kamer
veelal al is geïnformeerd.
In aanvulling hierop treft het kabinet een pakket met domeinoverstijgende
Pagina 2 van 21
maatregelen. Het gaat hierbij om maatregelen die verschillende
overheidsdiensten gezamenlijk moeten nemen, omdat er sprake is van
wederzijdse afhankelijkheid. De praktijk laat zien dat deze onmisbaar zijn om te
komen tot een sluitende anti-fraudestrategie. De vier hoofdlijnen van deze
aanpak licht ik hieronder toe:
1. Fraudebestendige regelgeving
2. Goed functionerende basisregistraties en een verbeterde informatiepositie
3. De bestrijding van faciliterende fraudefenomenen
4, Een gerichte aanpak van fraudeurs
1. Fraudebestendige regelgeving staat voorop
Het vertrekpunt bij de bestrijding van fraude is het wegnemen van gelegenheden
om fraude te kunnen plegen. Dat vergt allereerst dat bij het opstellen en
aanpassen van wet- en regelgeving een goede inschatting wordt gemaakt van
potentiële zwakke plekken of frauderisico’s, zodat deze zoveel mogelijk kunnen
worden beperkt. De dynamiek van fraudefenomenen en de vindingrijkheid van
beroepsfraudeurs vraagt daarnaast om het voortdurend leren en bijsturen, op
basis van actuele kennis van betrokken overheidsdiensten over fraudepatronen,
fraudeurs en hun werkwijzen. Binnen de verschillende beleidsdomeinen zijn er al
belangrijke stappen gezet en aangekondigd om gebleken frauderisico’s weg te
nemen, maar het kabinet treft aanvullende maatregelen om wet- en regelgeving
structureel en bestendig te blijven toetsen op frauderisico’s.
Fraudebestendigheidstoets nieuwe wet- en regelgeving
Sinds 2011 is het kabinetsbeleid dat bij de voorbereiding en toetsing van beleid
en regelgeving het zogenaamde Integraal Afwegingskader voor beleid en
regelgeving (IAK) structureel wordt toegepast. Hierbij wordt getoetst op alle
relevante kwaliteitsaspecten die bij een bepaald voorstel een rol kunnen spelen.
Vooralsnog maakt fraudebestendigheid hier niet als zodanig deel van uit. Het IAK
zal uiterlijk medio 2014 worden aangescherpt, zodat het meer gericht aandacht
besteedt aan de fraudebestendigheid van wet- en regelgeving. Daarbij wordt er
gebruik gemaakt van inzichten uit de ontwikkeling van een nieuwe fraudetoets,
die momenteel wordt ontwikkeld specifiek voor wet- en regelgeving op het
zorgdomein. Deze is door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
toegezegd.” Het streven is dat de toets eind 2013 gereed is, Doel is dat de
beoogde uitvoerders en handhavers tijdig en meer dan voorheen worden
betrokken bij het in kaart brengen van de mogelijke frauderisico’s.
Producten:
e Ontwikkeling fraudetoets specifiek voor wet- en regelgeving op het
zorgdomein (gereed eind 2013).
e _Aanscherping Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)
op frauderisico’s (gereed eind 2014).
Periodieke fouten- en misbruiksignalering
De uitvoering van de regelingen betreffende heffingen, uitkeringen en subsidies is
in meerdere of mindere mate gevoelig voor fouten (in de uitvoering of bij de
aanvrager/ontvanger}) en misbruik (oneigenlijk gebruik of fraude). Daarbij gaat
het om uitvoering van regelingen die complex zijn en daarom het risico lopen fout
te worden gebruikt, of om regelgeving die niet misbruikbestendig is. Het is
noodzakelijk dat bij bestaande regels, en na invoering van nieuwe wet- en
3 Kamerstukken II 2012/13, 28 828, nr. 50
Pagina 3 van 21
regelgeving, bekeken wordt in hoeverre deze feitelijk gevoelig is voor fouten en
misbruik.
Hiervoor worden de volgende aanvullende acties voorgesteld:
e Dat zowel bij bestaande wetgeving, als bij de invoering van nieuwe
wetgeving die [a] substantiële geldstromen in het financiële verkeer
tussen rijksoverheid en burger betreft en [b] waarbij wordt getaxeerd dat
er risico’s zijn voor fouten- en misbruik, het verantwoordelijke
departement daarover periodiek gericht en systematisch signalen
uitvraagt. Deze interne en externe signalen, vanuit de uitvoering, maar
ook vanuit het domein van de opsporing en toezicht, worden bijeen
gebracht en ter beschikking gesteld aan de verantwoordelijke minister.
e In het kader van handhavings- en opsporingsactiviteiten stuiten
betrokken instanties op situaties die wijzen op een kennelijke
kwetsbaarheid voor misbruik. Dat leidt bijvoorbeeld sinds een aantal jaren
al tot zgn. bestuurlijke dossiers die verstrekt worden aan de politiek-
bestuurlijke verantwoordelijke. Zowel de kwaliteit van deze dossiers als
het proces van opstellen, verspreiden en opvolgen worden
geprofessionaliseerd.
Uiterlijk eind 2014 is binnen alle betrokken ministeries een dergelijke systematiek
ingericht. Bovendien wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de jaarverslagen
van de ministeries over 2013 expliciet aandacht besteed aan de onderkende
frauderisico’s en de maatregelen die zijn of worden ingezet om deze risico’s te
beheersen.
2. Basisregistraties en informatiepositie op orde
Uitvoeringsdiensten dienen er op ingericht te zijn om fraude te kunnen signaleren
en op te sporen. Het kabinet gaat daarom door met het verbeteren van de
beschikbaarheid, juistheid en kennisverspreiding over de inzetbaarheid van de
informatie in basisregistraties, zodat beoordelende instanties aanvragen zoveel
mogelijk aan de hand van informatie uit een of meerdere basisregistraties kunnen
verifiëren en controleren. Vanwege dit gebruik van de basisgegevens in de
verschillende ketens en domeinen wordt het steeds essentiëler om bij het
ontwerp van wetgeving rekening te houden met het hergebruik van gegevens op
verschillende plaatsen in verschillende ketens. Er is daarom blijvende bestuurlijke
aandacht voor het oplossen van aan het gebruik van basisgegevens verbonden
vraagstukken. Ervaringen uit pilots bieden een goede basis voor de meer
structurele oplossingen die de komende jaren gevonden moeten worden.
Vanzelfsprekend worden in alle gevallen de wettelijke kaders ter bescherming van
de persoonsgegevens in acht genomen.
Bij de uitoefening van het toezicht op regelingen zullen de inzet van risicoprofielen
en efficiënte gegevensuitwisseling tussen diensten meer mogelijkheden opleveren
om vroegtijdig in te kunnen grijpen bij gevallen van fraude, waarbij
vanzelfsprekend de wettelijke kaders ter bescherming van persoonsgegevens
gelden. De bronhouders van de verschillende basisregistraties hebben steeds
meer aandacht voor analyse en signalering om fraude te voorkomen. Zo werken
bijvoorbeeld gemeenten en Kadaster samen door bij de aanvraag van uitkeringen
te controleren welk vastgoed de persoon op naam heeft, en levert het Kadaster
gegevens aan Bureau Financieel Toezicht dat integraal toezicht houdt op het
notariaat. Ook participeert het Kadaster in een interdepartementale stuurgroep
‘aanpak misbruik vastgoed’, waarin het zichtbaar maken van ‘stromannen’ in
vastgoedtransacties een speerpunt is. Daarnaast levert de basisregistratie
Pagina 4 van 21
adressen en gebouwen (BAG) waardevolle mogelijkheden bij het uitvoeren van
logische controles. Zo gebruiken gemeenten steeds vaker informatie over een
woning bij de inschrijving op een adres, waardoor men inzicht heeft in een
eventueel disproportionele verhouding tussen het aantal bewoners en de omvang
van een pand.
Verbetering kwaliteit Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)
In de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
staatssecretaris van Financiën van 12 december 2013 is ingegaan op de kwaliteit
van de GBA. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de GBA is belegd bij
gemeenten en zij nemen deze taak serieus. Zo is de betrouwbaarheid van de
gegevens in de GBA door verbeteracties vanuit gemeenten en
uitvoeringsinstanties steeds hoger geworden. De gegevens die niet frequent
veranderen —de burgerlijke staat gegevens bijvoorbeeld- zijn nagenoeg 100%
betrouwbaar. Voor de gegevens die meer aan verandering onderhevig zijn —-de
adresgegevens- blijkt uit de laatste meting van april 2013 dat 97,7% van de
personen correct staat geregistreerd op een adres.
Het kabinet heeft onlangs 1 miljoen euro extra geld in opleidingen en examens
van 1200 gemeentelijke burgerzaken-ambtenaren geïnvesteerd gericht op het
bestrijden van fraude. In het kader van ruim 5.000 adresbezoeken zijn
risicoprofielen ontwikkeld en actief gedeeld met alle gemeenten. Deze profielen
worden thans gebruikt bij nieuwe adresonderzoeken bij gemeenten, ruim 90
gemeenten hebben reeds aangegeven hiermee aan de slag te gaan. Gemeenten
hebben inmiddels inzage in adresgegevens van werknemers bij het UWV, de
zogenaamde Suwi-inkijk, en inmiddels maakten 184 gemeenten daar 19.500 keer
gebruik van. Het evaluatie-instrument waarmee gemeenten de inhoudelijke
kwaliteit van de GBA en de processen toetsen wordt met de inwerkingtreding van
de wet BRP verplicht voor gemeenten; gemeenten moeten daarmee hun wijze
van bijhouding van de GBA controleren.
Naast de eigenstandige verbeteracties is er meer samenwerking in de keten van
afnemers van de GBA door het inrichten van een centrale monitoringsfunctie. Om
verdachte patronen van in- en uitschrijvingen te kunnen herkennen en zijn er
risicoprofielen ontwikkeld. Deze laatste worden gebruikt bij 6000 extra
huisbezoeken voor adrescontrole door gemeenten. Dat zal ook weer een nieuwe
meting van de kwaliteit van de GBA opleveren. De intensivering van het beleid
rondom de juistheid van het adres heeft geleid tot een sterke verhoging van het
aantal adressen dat in onderzoek gezet is, zie hiervoor ook de eerdergenoemde
brief van 12 december jl.. Daarnaast zijn gegevens uit de GBA gecombineerd met
actief DigiD-gebruik en signalen van mogelijke fraude in de keten. Dat heeft in
6000 gevallen al geleid tot vermoedens van fraude en tot het uiteindelijk actief
afsluiten van 500 DigiD's. Recent zijn ook aanhoudingen verricht in een DigiD-
fraudezaak.
In de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) werken Belastingdienst,
Inspectie SZW, UWV, Gemeenten, SVB, Politie en Openbaar Ministerie samen met
als doel belasting- en premiefraude, uitkeringsfraude en illegale tewerkstelling
aan te pakken. Adresfraude is één van de thema’s waar de LSI in 2014 op in gaat
zetten. Het vaststellen van adresfraude kan leiden tot correcties van heffingen
van (gemeentelijke) belastingen en van verleende toeslagen, uitkeringen en
studiefinanciering. De samenwerking krijgt projectmatig vorm in zogenaamde
interventieteams. In interventie-teamverband wordt adresfraude gezamenlijk
aangepakt door kennis en informatie met elkaar te delen en samen op te trekken
bij daadwerkelijk in te stellen (fysieke) controles. Daarnaast werkt de
Pagina 5 van 21
Belastingdienst samen met een aantal grote gemeenten om zogenoemde
verwonderadressen uit te wisselen. Het gaat hierbij om adressen met opvallende
huishoudensamenstellingen of waar opvallende geldstromen naar toe gaan.
Per 1 januari 2014 treedt een wijziging van de Wet SUWI in werking waarin wordt
geregeld dat het UWV de uitkering opschort van personen met de status
Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW) in de GBA*, Dit gaat ook gelden voor het
uitbetalen van toeslagenvoorschotten en zorgt ervoor dat personen zich niet
onvindbaar kunnen maken voor de overheid terwijl ze wel een uitkering van UWV
of een toeslag van de Belastingdienst ontvangen. Gemeenten waarvan signalen
bestaan dat zij hun processen onvoldoende op orde hebben, zullen door het
ministerie van Binnenlandse zaken actief begeleid worden totdat de processen op
orde zijn. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) is toezichthouder op
de gemeenten voor de uitvoering van de wet GBA en kan een last onder
dwangsom opleggen. Daarnaast zal in 2014 het inzage- en correctierecht van de
burger ondersteund worden via MijnOverheid. Getoond zal ook worden welke
gegevens over burgers aan welke instanties verstrekt worden.
De campagne ‘Voorkom gedoe kijk het na’ wijst burgers op het belang van een
goede GBA registratie en de gevolgen van niet correcte registratie. Als gevolg van
deze campagne hebben 72.052 mensen de landingspagina
(www.voorkomgedoe.nl) reeds bezocht. Dat betekent dat er bij deze burgers
bewustwording op gang is gekomen m.b.t. het belang van het checken van de
GBA gegevens. Gemiddeld 17% van de bezoekers van landingspagina van de
campagne klikken door naar mijn.overheid.nl. Inmiddels gebruiken 112
gemeenten de middelen uit de toolkit die is gemaakt om ook vanuit gemeenten
burgers te informeren over het belang van een juiste registratie in de GBA. Tot
slot komt er met het invoeren van de Wet BRP de mogelijkheid tot het opleggen
van een bestuurlijke boete als de burger in gebreke blijft of opzettelijk verkeerde
gegevens registreert. Gemeenten worden via een handreiking geadviseerd hoe ze
een boete kunnen opleggen. De handreiking beoogt gemeenten enige
standaardisatie te bieden in de uitvoering van het sanctiebeleid.
Instelling van een centraal aandeelhoudersregister
Rechtspersonen zijn onmisbaar in het handelsverkeer, maar worden ook gebruikt
en misbruikt om illegale activiteiten te verhullen of crimineel vermogen wit te
wassen. Dit kan grote maatschappelijke schade veroorzaken. Om hier effectief
tegen op te treden moeten toezichthoudende en handhavende instanties kunnen
beschikken over zoveel mogelijk relevante informatie. Dit heeft geleid tot het
kabinetsbesluit tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit
heeft betrekking op de registratie van aandelen op naam in besloten of niet-
beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Het register biedt geautoriseerde
publieke diensten de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de
aandeelhouders van een BV zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen)
bepaalde personen hebben.
Inrichting van een verwijzingsportaal bankrekeningen
Bij het opsporen van fraude en het afpakken van criminele winsten is het
essentieel dat bankgegevens van fraudeurs tijdig, volledig en op een direct
verwerkbare digitale wijze bij de politie en de Bijzondere Opsporingsdiensten
beschikbaar zijn. Het gaat hier immers om sporen van verdachten in de systemen
van banken. Er worden momenteel al stappen gezet in de digitale uitwisseling van
financiële informatie tussen banken en opsporingsdiensten. Dat levert aan beide
* Kamerstukken II 2012/13, 33 579
Pagina 6 van 21
kanten een enorme besparing in tijd en geld op. Wat nog ontbreekt is een
verwijzingsportaal waarmee in het kader van het toezicht en de opsporing kan
worden nagegaan welke bankrekeningen een persoon op zijn naam heeft staan.
Op dit moment moeten bij financiële onderzoeken en rechtshulpverzoeken alle
banken aangeschreven worden om na te kunnen gaan bij welke instellingen een
persoon bankrekeningen heeft. Een dergelijke faciliteit is ook van belang voor de
verificatie door de Belastingdienst bij het koppelen van een BSN aan één
bankrekeningnummer. In het voorjaar van 2014 zal op basis van een onderzoek
naar de technische aspecten en het juridisch en financieel kader worden besloten
over het al dan niet inrichten van het verwijzingsportaal bankrekeningen.
Gegevensuitwisseling
Een belangrijke manier om fraude te voorkomen, ontdekken en bestraffen is het
delen van gegevens of indicatoren voor mogelijke fraude die de overheid of
andere organisaties beschikbaar hebben. Het is cruciaal om (realtime) informatie
te kunnen uitwisselen en in te kunnen grijpen. Het delen van gegevens heeft ook
een preventieve functie. In veel gevallen kunnen verdachte gegevens worden
gesignaleerd en kan een overtreding al ‘aan de digitale poort’ worden voorkomen.
Dit geldt zowel voor individuele overheidspartijen als voor de gehele keten van
instanties. Het is daarom zaak de mogelijkheden van gegevensuitwisseling en
daarmee controle vooraf optimaal te benutten.
Er wordt ingezet op verdere verbetering van de mogelijkheden voor
gegevensuitwisseling. Hierbij worden twee sporen gevolgd:
e Ten eerste wordt van een viertal casussen (gefingeerde dienstverbanden,
faillissementsfraude, identiteitsfraude en notoire
fraudeurs/subjectgerichte fraudebestrijding) geïnventariseerd aan welke
gegevensuitwisseling behoefte is. Deze inventarisatie is in het voorjaar
van 2014 gereed. Op basis daarvan worden waar mogelijk en opportuun
belemmeringen weggenomen, zo nodig met wettelijke maatregelen.
Daarbij worden ook de best practices betrokken die in de vorm van
privacyprotocollen en daarmee vergelijkbare arrangementen voor al
bestaande vormen van gegevensuitwisseling in bijvoorbeeld
samenwerkingsverbanden zijn ontwikkeld.
e Ten tweede wordt voor generieke knelpunten waarvan wordt vastgesteld
dat die alleen met wetgeving zijn op te lossen een verkenning uitgevoerd
naar een kaderwet voor de gegevensuitwisseling op het bredere terrein
van fraudebestrijding, in plaats van de noodzakelijke maar steeds
afzonderlijke wijzigingen van specifieke wetten. Deze verkenning is najaar
2014 gereed. Het kan hierbij gaan om zowel toezicht, handhaving als
opsporing, inclusief de mogelijkheden om op verkennende wijze
fraudepatronen te onderkennen. Daarbij worden ook de opgedane
ervaringen betrokken bij wetgeving die op dit punt al tot stand is
gekomen, zoals de Wet tot wijziging van de Wet Suwi en andere wetten
aangaande gegevensuitwisseling en het effectief gebruik van binnen de
overheid bekend zijnde gegevens’.
Geheimhoudingsplicht en fraudebestrijding
Bij strafrechtelijk onderzoek naar fraude, witwassen en omkoping stuiten
opsporingsdiensten geregeld op correspondentie tussen verdachten van strafbare
5 Kamerstukken II 2012/13, 33 579, nr. 2
Pagina 7 van 21
feiten, en advocaten en notarissen. De vraag die zich dan voordoet is of, en zo ja
onder welke voorwaarden, deze stukken in beslag kunnen worden genomen. In
mijn brief van 8 april 2011 is de positie van bijzondere geheimhouders, in het
bijzonder advocaten en notarissen, bij strafrechtelijk onderzoek naar financieel-
economische delicten nader uiteengezet. In die brief zijn ook enkele maatregelen
aangekondigd om onnodige belemmeringen weg te nemen. Zo is inmiddels de
Wet informatieplicht derdengeldenrekening notariaat in werking getreden op
grond waarvan de geheimhoudingsplicht van notarissen zich niet meer uitstrekt
tot hun derdengeldenrekening. In overleg met de Koninklijke Notariële
Beroepsorganisatie (KNB) zal worden bezien of zich in de praktijk nog
belemmeringen voordoen en hoe deze kunnen worden weggenomen.
Daarnaast bevat het wetsvoorstel verruiming mogelijkheden bestrijding
financieel-economische criminaliteit” — thans in behandeling bij de Tweede
Kamer — de introductie van beslistermijnen voor rechtbank en Hoge Raad om de
tijd die nu gemoeid is met toetsing van een beroep op het verschoningsrecht tot
aanvaardbaar tijdsbestek terug te brengen. In de praktijk moet immers worden
vastgesteld dat het soms meer dan een jaar duurt voordat duidelijkheid ontstaat
over de vraag of bepaalde stukken in beslag kunnen worden genomen, hetgeen
het opsporingsproces ernstig bemoeilijkt
Een nauw met de geschetste problematiek samenhangend vraagstuk dat in dit
verband moet worden genoemd, is het gegeven dat de dienstverlening van
advocaten en notarissen zich over een steeds breder terrein uitstrekt, waardoor
ook het domein dat wordt bestreken door het sectorale beroepsgeheim zich
verder verbreedt. Hierdoor wordt het spanningsveld dat bestaat tussen de
geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht
enerzijds en het belang van voortvarende opsporing en vervolging anderzijds,
vergroot. De vraag naar de wenselijkheid van dit laatste behoeft aandacht, in de
eerste plaats van de beroepsgroepen zelf.
3. Versteviging bestrijding van onderliggende fraudefenomenen
De meeste fraudefenomenen bevinden zich binnen de beleidsterreinen van de
afzonderlijke departementen, en hebben betrekking op bijvoorbeeld een bepaalde
regeling, toeslag of voorziening. Een aantal fraudefenomenen is faciliterend van
aard: deze maken het mogelijk dat misbruik of fraude wordt gepleegd met
collectieve voorzieningen, of zijn soms zelfs onmisbaar voor het kunnen plegen
van dergelijke vormen van fraude. Ook individuele burgers en bedrijven kunnen
hiervan de dupe worden. Met het steviger aanpakken van deze onderliggende
fraudetypen worden twee doelen gediend: het wordt moeilijker om fraude met
collectieve voorzieningen te plegen en tegelijkertijd wordt fraude ten nadele van
burgers en bedrijven ermee bestreden. Het gaat in het bijzonder om ‘gefingeerde
dienstbetrekkingen’, ‘identiteitsfraude’ en faillissementsfraude.
Gefingeerde dienstbetrekkingen
Rechtspersonen worden misbruikt om gefingeerde dienstbetrekkingen te creëren
en daarmee op verschillende manieren frauduleus te handelen. Hoofddoel is het
misbruik maken van voorzieningen waar iemand met een dienstbetrekking recht
op heeft. Veelal zitten achter deze vorm van fraude facilitators die de fraude
organiseren en mogelijk maken. Bij verschillende overheidsorganisaties liggen er
kansen voor het opwerpen van barrières en verscherpte risicodetectie. Cruciaal is
6 Kamerstukken II 2010/11, 32 250, nr. 12
” Kamerstukken II 2012/13, 33 685, nr. 2
Pagina 8 van 21
het zo spoedig mogelijk, liefst realtime uitwisselen van informatie en
mogelijkheden om aan de hand daarvan in te grijpen. Een scala aan maatregelen
tegen dit fenomeen is in voorbereiding of wordt onderzocht. Hieronder vallen:
e Aanpassing van verschillende werkprocessen bij Belastingdienst en UWV
wordt onderzocht: aangescherpte risicodetectie bij bestuurders- en
aandeelhouderswisselingen; mutatiemogelijkheid in polisadministratie bij
geconstateerde fraude; analyseren gebeurtenisberichten van KvK op
vermoedelijke fraude met gefingeerde dienstbetrekkingen;
e Introductie van weigeringsgronden voor inschrijving bij de KvK;
e De introductie van een civielrechtelijk bestuursverbod voor notoire
fraudeurs, zoals hieronder toegelicht bij de aanpak van
faillissementsfraude.
Identiteitsfraude
Identiteitsfraude maakt andere illegale en criminele activiteiten mogelijk zoals
illegale grenspassage, illegale arbeid, mensensmokkel, drugshandel, terrorisme
en het witwassen van geld. Daders zijn ongrijpbaar en dit kost behalve de
overheid ook burgers en bedrijven veel geld. De stijgende waarde van
identiteitsgegevens en het groeiende aantal mogelijkheden om
identiteitsgegevens van anderen te bemachtigen maken identiteitsfraude
aantrekkelijker voor criminelen. Vooral identiteitsfraude via internet groeit.
Veel organisaties en sectoren nemen afzonderlijk maatregelen tegen
identiteitsfraude. Die maatregelen variëren van publieksvoorlichting tot training
van personeel tot de introductie van nieuwe technieken en systemen. Ook wordt
er binnen diverse sectoren en ketens ingezet op uitwisseling van kennis en
informatie om snel te kunnen reageren en liefst anticiperen op het handelen van
fraudeurs.
Met de maatregelen in de verschillende sectoren worden veel problemen
aangepakt. Maar de optelsom van afzonderlijke maatregelen is niet voldoende
tegenover de geraffineerde werkwijzen van fraudeurs en de veelheid aan
kwetsbare plekken waar zij kunnen toeslaan. Een effectieve aanpak van
identiteitsfraude vraagt om een gecoördineerde inspanning van overheid,
bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De impact van
initiatieven in diverse sectoren en ketens wordt groter door afstemming in een
landelijk netwerk en aansluiting op internationale ontwikkelingen. In de eerste
plaats gaat het om het beter en breder benutten van bestaande kennis,
technieken en methoden. In de tweede plaats gaat het om het beter op elkaar
afstemmen van nieuwe maatregelen die door diverse partijen in publieke en
private sector getroffen worden. In de derde plaats gaat het om het afspreken
van een gezamenlijke richting voor ontwikkelingen op de lange termijn.
Zoals reeds aangekondigd ontvangt u eind 2013 een aparte visie van het kabinet
op de aanpak van identiteitsfraude, in aanvulling op deze brief,
Faillissementsfraude
De mogelijkheid om faillissement aan te vragen is een onmisbaar instrument
binnen het economische stelsel. Fraude bij faillissementen is een vorm van
criminaliteit die datzelfde stelsel ondermijnt. Van wezenlijk belang voor het
bedrijfsleven, voor werknemers en voor de belastingbetaler, is dat bij
faillissementen zoveel mogelijk middelen in de boedel blijven. Schuldeisers,
waaronder leveranciers en de Belastingdienst maar ook voormalige werknemers
van failliete ondernemingen, worden slachtoffer als fraudeurs er in slagen
Pagina 9 van 21
middelen aan de boedel van failliete rechtspersonen te onttrekken.
Faillissementsfraude is daarmee een fraudefenomeen dat bij uitstek zowel de
overheid als burgers en bedrijfsleven raakt. Daarbij komt dat faillissementsfraude
vaak samengaat met andere vormen van fraude, zoals gefingeerde
dienstbetrekkingen, uitkeringsfraude en subsidiefraude.
Recent zijn er al meerdere maatregelen getroffen om faillissementsfraude
integraal aan te pakken, waaronder de uitbreiding en verbetering van de
Garantstellingsregeling Faillissementscuratoren en de inrichting van een centraal
meldpunt faillissementsfraude bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
(FIOD). Hier wordt onder meer nog aan toegevoegd:
e Een wetgevingsprogramma met drie fraudeonderdelen:
a) het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod dat in november is
aangeboden aan de Raad van State. Met dit nieuwe instrument kan worden
voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen
kunnen blijven voortzetten.
b) het wetsvoorstel herziening strafrechtelijk faillissementsrecht, waarvan de
consultatie in oktober is afgerond. Hiermee worden de bepalingen inzake
faillissementsfraude gemoderniseerd met het oog op verbetering van de
effectiviteit en adequate toepassing van het strafrecht. Voor de
opsporingspraktijk ontstaat hiermee een steviger handvat om op te treden
tegen faillissementsfraude.
c) het wetsvoorstel versterking positie curator dat dit najaar in consultatie zal
worden gebracht. Fraudebestrijding wordt een wettelijke taak van de curator
en de informatiepositie van de curator wordt versterkt doordat de failliet een
algemene informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator krijgt, met
inbegrip van de verplichting om de curator medewerking te verlenen bij het
verkrijgen van toegang tot eventuele buitenlandse banktegoeden en/of
versleutelde digitale bestanden.
In verband met dit wetgevingsprogramma worden verschillende
financieringsmodaliteiten nader onderzocht, zoals de mogelijkheid van een
boedelafdracht?.
e Landelijke uitrol van de succesvolle Haagse pilot faillissementsfraude die
bestaat uit een fraudespreekuur voor curatoren bij een rechter-commissaris
(R-C) en vrijgemaakte politie- en vervolgingscapaciteit. Dit tot onder meer tot
de opsporing van een aanzienlijk aantal relatief eenvoudige
faillissementsfraudezaken die op themazittingen worden afgedaan. Het
Functioneel Parket ondersteunt de regioparketten bij de regionale aanpak van
faillissementsfraude door best practices regionaal onder de aandacht te
brengen. Inmiddels is een start gemaakt met de opzet van een dergelijke
aanpak in de regio’s Midden Nederland en Amsterdam. Het streven is om in
2014 een landelijke uitrol te hebben bereikt.
e Versterken van het systeem van Toezicht op Rechtspersonen (TRACK bij
Justis) door een vroegtijdige signaleringsfunctie en meer verfijnde
risicoprofielen. Het gebruik van risicomeldingen en terugmelding door
afnemers wordt afgestemd en curatoren worden snel en vraaggericht bediend.
4. Gerichte aanpak fraudeurs
8 Kamerstukken II 2012/13, 29 911, nr. 74
Pagina 10 van 21
Een effectieve en gerichte aanpak van fraudeurs vraagt om een verbinding tussen
het strafrecht en andere vormen van handhaving, toezicht en
nalevingsbevordering, zodat het strafrecht niet geïsoleerd wordt ingezet wanneer
andere maatregelen niet helpen Cultimum remedium’), maar als inzet die is
afgestemd met de acties van anderen in de handhavingsketen (optimum
remedium’). Op die manier is er sprake van meer afgestemde en integrale
handhaving waarin het strafrecht tijdig en situationeel wordt ingezet. Dit vertaalt
zich onder andere in onderstaande maatregelen.
Subjectgerichte aanpak
Waar gelegenheidsfraude voor een groot deel kan worden voorkomen door in te
zetten op preventie, is voor de aanpak van beroepsfraudeurs een andere strategie
gewenst. Deze groep maakt zich schuldig aan verschillende vormen van fraude,
beschikt over de vaardigheden en posities om fraude te plegen en is actief op
zoek naar nieuwe mogelijkheden. Het combineren en analyseren van
verschillende gegevensbronnen is nodig om bloot te leggen dat een bepaalde
frauduleuze handeling onderdeel is van een breder handelingspatroon, en om
zicht te krijgen op de groep personen die met verschillende regelingen fraude
pleegt. Ook hier gaat het, in aansluiting op wat bij gegevensuitwisseling is
opgemerkt, om verkenning van de mogelijkheden om dergelijke analyses en
verkenningen te kunnen uitvoeren. Aan de hand hiervan kan gericht worden
opgetreden, zowel in toezicht als op het terrein van opsporing en vervolging. Deze
subjectgerichte aanpak wordt in samenwerking tussen onder meer
Belastingdienst, politie, de bijzondere opsporingsdiensten en Openbaar Ministerie
opgezet. Om de facilitators van systeemfraude integraal te kunnen aanpakken is
recent een combiteam aanpak facilitators binnen de Belastingdienst ingericht.
In aanvulling hierop zal de mogelijkheid worden bezien om in ieder geval ten
aanzien van het verstrekken van rijkssubsidies in bepaalde gevallen fraudeurs of
recidivisten hier voor een bepaalde periode van uit te sluiten, in plaats van of
naast het opleggen van boetes,
Afpakken, terugvorderen en terughalen
Fraude en andere vormen van criminaliteit mogen niet lonen, en geld dat langs
illegale of onregelmatige weg is verkregen moet worden teruggevorderd en
teruggehaald. In mijn brief van 3 juli 2013 heb ik de resultaten die in 2012
rijksbreed met terughalen en afpakken in ruimste zin gepresenteerd. Het kabinet
bouwt voort op het in die brief uiteengezette beleid, onder meer door integrale
samenwerking van betrokken overheidsdiensten, een verbetering van het
instrumentarium voor ontneming, en een versterkte inzet op terugvorderen en
terughalen in het buitenland. Hierbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat er als
één overheid wordt opgetreden; per geval wordt bekeken welke (opsporing)dienst
het beste is toegerust om op te treden en de opbrengsten komen ten goede aan
de overheid.
a) Integrale samenwerking
Bij het terugvorderen en afpakken wordt opgetreden als één overheid. In Brabant
is ruim anderhalf jaar geleden een pilot gestart om dit “integraal afpakken” te
versterken, in de vorm van een integraal afpakteam, waarin politie,
Belastingdienst, FIOD en Openbaar Ministerie samenwerken. Dit team heeft daar
zijn meerwaarde laten zien en de Brabantse pilot zal dan ook de komende jaren
worden voortgezet. Een andere belangrijke ontwikkeling waarmee het afpakken
wordt versterkt is het lopende Ketenprogramma Afpakken van OM en politie. In
dit programma wordt 20 miljoen Euro in de strafrechtketen geïnvesteerd met als
Pagina 11 van 21
doel om —in een oplopende reeks- vanaf 2018 jaarlijks ruim 100 miljoen Euro af
te pakken. Het incassoresultaat is de afgelopen 6 jaar bijna verdrievoudigd van
31 min. naar een verwachte opbrengst van 91,7 min. in 2013.
Vanaf 2014 wordt met behulp van de reeds opgebouwde expertise en opgedane
ervaringen het integraal afpakken verder versterkt en verbreed met als doel dit
tot een structureel onderdeel van de aanpak te maken. Dit wordt vormgegeven
via maatwerk per regio, in samenwerking met OM, politie, Belastingdienst,
bijzondere opsporingsdiensten en het lokaal bestuur. Daarbij zal zoveel mogelijk
worden aangesloten bij bestaande initiatieven en structuren in de regio, zoals het
Ketenprogramma Afpakken van het OM en de politie, de RIEC-structuur en de
Landelijke Stuurgroep Interventieteams.
b) Verbetering instrumentarium ontneming
Het is van belang dat het instrumentarium voor terugvorderen en terughalen van
illegaal verkregen voordeel zo efficiënt en breed mogelijk kan worden ingezet.
Een blijvende inspanning om te streven naar verbeteringen in dit instrumentarium
is onontbeerlijk. Er wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om ten behoeve
van het terugvorderen en terughalen de bestuurlijke boete met een
ontnemingscomponent ruimer in te zetten. In samenspraak met de Rechtspraak
wordt bezien hoe in het kader van de mogelijkheden die de nieuwe
gebiedsindeling van de rechtspraak biedt een snelle en specialistische behandeling
van de complexere ontnemingszaken kan worden bereikt. De komende maanden
vindt er een inventarisatie en nadere uitwerking plaats van mogelijke
verbetermaatregelen. In het voorjaar van 2014 zullen trajecten worden gestart
om de verbetermaatregelen te kunnen implementeren.
c) Terugvorderen en terughalen in het buitenland
Een belangrijk aspect bij de aanpak van fraude is het terugvorderen en
terughalen van financiële middelen uit het buitenland. Met meer kracht en
snelheid zal worden opgetreden tegen fraudeurs en wanbetalers die in het
buitenland gevestigd zijn, naar het buitenland vertrekken of middelen naar het
buitenland verplaatsen. Per type vordering (straf- of bestuursrechtelijke boetes of
maatregelen, misbruik van overheidsgelden, langs criminele weg verkregen
vermogen, belasting- en studieschulden) zal worden bezien welke maatregelen er
zijn om effectief in het buitenland op te treden. Hiertoe worden de verschillende
maatregelen van de verschillende departementen in kaart gebracht en
vergeleken. Daarbij wordt bezien of de juridische basis voor invordering in het
buitenland moet worden versterkt. Vervolgens wordt bezien in hoeverre
maatregelen breder of effectiever kunnen worden toegepast. Deze verkenning is
eind eerste kwartaal 2014 gereed. De afzonderlijke overheden gaan beter
samenwerken bij het opsporen van personen in het buitenland, onder meer door
uitwisseling van (adres)gegevens. Is de persoon gevonden, dan worden de
krachten waar zinvol gebundeld, bijvoorbeeld door de afzonderlijke vorderingen te
bundelen en gezamenlijke (juridische) stappen te ondernemen. Voorts zal worden
onderzocht hoe gezamenlijk kan worden aangejaagd dat het buitenland waar
wenselijk wetswijzigingen of procesmatige wijzigingen overweegt.
Aanpak fraude tegen burgers en bedrijven (horizontale fraude)
In het Inrichtingsplan van de Nationale Politie is een totale capaciteit voor
financieel-economische criminaliteit (FinEC) voorzien van 1.156 fte. De opsporing
van financieel-economische criminaliteit is belegd zowel op regionaal als landelijk
niveau. Een deel van deze capaciteit wordt gericht ingezet ten behoeve van de
Pagina 12 van 21
fraudebestrijding. Binnen de Dienst Regionale Recherche van de eenheden van
het korps worden separate FinEC / fraudeteams ingericht. Kerntaak van deze
teams is in ieder geval het zelfstandig uitvoeren van onderzoeken naar vormen
van horizontale fraude. Met de inrichting van deze teams wordt de inzet op het
thema fraude op regionaal niveau gewaarborgd. Het landelijk niveau kent ook een
uitvoeringsteam dat is belast met zeer complexe fraudezaken. Voor de aanpak
van (complexe) fraudezaken kan aan de specialistische fraude-expertise
generieke en specialistische capaciteit toegevoegd worden (bijv. digitale
expertise).
In de huidige landelijke prioriteiten is voor de aanpak van criminele
samenwerkingsverbanden afgesproken dat standaard de mogelijkheid tot
financieel rechercheren en de bestuurlijke aanpak moet worden onderzocht. Dit
om het terugvorderen van crimineel verkregen vermogen te borgen binnen de
aanpak van criminele samenwerkingsverbanden.
Er zijn voor 2014 op regionaal niveau afspraken gemaakt tussen het Openbaar
Ministerie en de politie over de aanpak van horizontale fraude, waaronder
faillissementsfraude. Het gaat hierbij om minimumafspraken over aantallen te
behandelen fraudezaken tussen de parketten van het OM en de eenheden van de
politie. In 2014 worden ook de landelijke prioriteiten en de bijbehorende
resultaatafspraken van de politie vastgesteld voor de periode 2015 tot en met
2018. Dit zal gebeuren op basis van de afspraken over 2014, een recent door
politie en OM uitgevoerde inventarisatie van de huidige inspanningen op gebied
van horizontale fraudebestrijding en de inzichten uit het nationaal dreigingsbeeld
Georganiseerde Criminaliteit’.
AFM, BFT en fraudebestrijding
Tijdens de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie heb ik naar
aanleiding van een vraag van het lid Oskam toegezegd om in te gaan op de rol
van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) bij de aanpak van fraude. Het BFT valt primair onder mijn
verantwoordelijkheid en is belast met het toezicht op onder andere advocaten,
notarissen en belastingadviseurs. De AFM is gedragstoezichthouder op de
financiële markten, zoals bedrijven of personen die werkzaam zijn bij financiële
dienstverleners (zoals accountants), banken en beleggingsinstellingen. Beide
organisaties spelen een belangrijke rol bij het voorkomen, signaleren en
bestrijden van fraude, in die zin dat zij toezicht houden op beroepsgroepen, zoals
notarissen en accountants, die in het kader van hun taakuitoefening een cruciale
rol kunnen spelen. Voor BFT zowel als AFM geldt dat regelgeving tot stand is
gekomen om hen daartoe (nog) beter in staat te stellen. Zo is met ingang van 1
januari jl. is de wettelijke toezichtstaak van het Bureau Financieel Toezicht (BET)
op het notariaat uitgebreid, met een uitbreiding van de inzagebevoegdheden ten
aanzien van de dossiers van de notaris, waardoor eventuele onregelmatigheden,
zoals het plegen van fraude, eerder aan het licht kunnen komen. Daarnaast
besteedt het BFT in 2014 het grootste deel van zijn onderzoekscapaciteit aan
risicogerichte onderzoeken, met als belangrijkste doelen het bevorderen van de
integriteit van het financiële stelsel en van de informatiepositie van de
opsporingsinstanties.
9 Dit mede ter uitvoering van de motie van het lid Gesthuizen (SP) over streefpercentages
ten aanzien van de vervolging in fraudezaken (33750-VI-45)
Pagina 13 van 21
Voor de AFM geldt dat de nadruk van de belangrijkste toezichtthema’s voor 2014
onder meer ligt op de kwaliteit van de governance en de accountantscontrole, het
verminderen van het schadelijk gedrag op de financiële markt en het bestrijden
van financiële criminaliteit. Met ingang van 1 januari a.s. is bovendien de Wet
financieel toezicht gewijzigd waardoor de informatie uitwisseling tussen AFM en
een groot aantal toezichts- en opsporingsdiensten in het kader van de borging
van een integere financiële sector wordt geoptimaliseerd. Deze samenwerking en
informatie-uitwisseling vindt vooral plaats binnen het (permanente)
samenwerkingsverband Financieel Expertise Centrum (FEC), dat speciaal is
opgezet voor de versterking van de integriteit van de financiële sector. Op basis
van het bovenstaande ben ik van oordeel dat beide organisaties fraude op de
juiste wijze prioriteren en goed zijn toegerust om preventief toezicht te houden,
repressief op te treden en zo nodig signalen van onregelmatigheden te melden
voor eventuele strafrechtelijke vervolging.
Budgettaire consequenties
De maatregelen die in dit actieplan worden aangekondigd, zijn door de
betreffende departementen van dekking voorzien. Voor zover maatregelen nog
onderwerp zijn van nader onderzoek, zullen bij dit onderzoek ook de financiële
effecten in beeld gebracht worden, waar nodig via business cases.
Tot slot
Fraude zal nooit volledig uitgebannen kunnen worden, maar het kabinet wil de
mogelijkheden tot fraude zo veel mogelijk beperken, de fraudebestendigheid van
beleid en regelgeving vergroten en het gezamenlijke optreden van
overheidsdiensten bij fraudegevallen flink verstevigen. Ik ben ervan overtuigd dat
deze doelstellingen met het hierboven beschreven pakket aan maatregelen een
forse nieuwe impuls kunnen krijgen.
De voortgang en resultaten van de maatregelen zullen goed worden gemonitord.
De diverse bewindslieden zullen de Kamer op de gebruikelijke manier —-via de
departementale jaarverslagen en andere reguliere rapportages- informeren over
de stand van zaken op de onderscheiden beleidsdomeinen. Daarnaast zal de
Kamer eenmaal per jaar worden geïnformeerd over de voortgang en de stand van
zaken van de rijksbrede anti-fraudestrategie.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
LW, Opstelten
Pagina 14 van 21
Bijlage
1. Sociale voorzieningen
Het draagvlak voor onze sociale zekerheid brokkelt af als fraude en misbruik
onbestraft blijven. Solidariteit impliceert dat alleen een beroep wordt gedaan op
publieke middelen en de sociale zekerheid als dat strikt noodzakelijk is. Per 1
januari 2013 is de Fraudewet!? van kracht. Daarmee is in gang gezet dat
onrechtmatig verkregen voordeel en boetes altijd moeten worden (terug)betaald.
Bovendien zijn de boetes verhoogd. Hier gaat niet alleen een preventieve werking
vanuit, maar dit bevestigt ook de lijn dat fraude niet loont.
Op 4 oktober jl. is uw Kamer reeds geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die
de minister en staatssecretaris van SZW nemen op het terrein van fraude,
handhaving en naleving. ** Het bestrijden van fraude en het niet naleven van
regels berust op opsporing, strikte handhaving, preventie en fraudebewustzijn. De
maatregelen op het terrein van opsporing en strikte handhaving zijn gericht op
het intensiveren van de handhaving door de inzet van meer mensen bij UWV, de
SVB en Inspectie SZW, het koppelen van gegevens, het beter samenwerken in de
keten en het verhogen van de (gepercipieerde) pakkans. Dit leidt tot een snellere
en efficiënte aanpak van fraude. De maatregelen op het terrein van preventie van
fraude en misbruik zijn gericht op het vereenvoudigen en begrijpelijk maken van
de regels, het voorlichten over de plicht van uitkeringsgerechtigden om zich in te
spannen om werk te vinden en te houden en een cultuuromslag bij professionals,
waardoor fraude en misbruik sneller worden herkend en voorkomen.
Intensivering handhaving
e Inzet van meer mensen bij UWV, de SVB en Inspectie SZW. De capaciteit
bij UWV, de SVB en Inspectie SZW wordt de komende vier jaar
uitgebreid met 260 fte., waarvoor cumulatief 100 miljoen euro
beschikbaar wordt gesteld. De verwachte opbrengst van deze uitbreiding
is naast een eerlijker systeem (misbruik wordt bestraft), een financiële
netto opbrengst van naar verwachting 189 miljoen euro.
e De Wet Fraudeaanpak door bestandskoppelingen!? die op 1 januari 2014
in werking treedt, legt de wettelijke basis voor het instrument Systeem
Risico Inventarisatie (SyRI). Hiermee kunnen, in het kader van integraal
overheidsoptreden in een samenwerkingsverband, bestanden van
gemeenten, UWV, SVB, Inspectie SZW en Belastingdienst worden
gekoppeld. Zo kan op basis van risicoanalyses worden bepaald bij welke
personen of bedrijven het grootste risico op regelovertreding aanwezig
is. Daarnaast zijn een aantal nieuwe bestandskoppelingen mogelijk. Zo
wordt onder meer geregeld dat het ministerie van Buitenlandse Zaken
gegevens over gedetineerden in het buitenland mag verstrekken aan
uitvoerders in de sociale zekerheid, Daarnaast wordt geregeld dat
informatie over gastouders gekoppeld kan worden aan
bijstandsgegevens.
Betere ketensamenwerking en verhogen pakkans
10 Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving.
1 Kamerstukken II 2013/14, 17 050, nr. 439
12 Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet SUWI en enige andere wetten in verband met
fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid
bekend zijnde gegevens (33 579).
Pagina 15 van 21
e Inzet interventieteams op landelijke thema’s met hoog frauderisico.
Hierin werken Belastingdienst, Inspectie SZW, UWV, VNG, Divosa, SVB,
politie en Openbaar Ministerie samen met als doel belasting- en
premiefraude, uitkeringsfraude en illegale tewerkstelling aan te pakken.
e Begin 2012 is het Programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus aan uw
Kamer aangeboden. Daarover is in de Voortgangsbrief ‘Aanpak malafide
uitzendbureaus’ d.d. 15 oktober 2013 aan uw Kamer gerapporteerd. De
aanpak van malafide uitzendbureaus wordt via twee sporen
georganiseerd. Ten eerste wordt de handhaving en opsporing versterkt.
Ten tweede wordt ingezet op het vergroten van transparantie van de
uitzendbranche. Een gezamenlijke aanpak met de sector is hierbij van
groot belang. Ook is in het wetsvoorstel aanpak fraude toeslagen en
fiscaliteit een depotplicht voor inleners van niet-gecertificeerde
uitzendbureaus ingevoerd. De boetes voor het niet voldoen zijn fors
verhoogd. Voor de niet-gecertificeerde uitlener bedraagt de boete €
19.500 en voor de inlener € 7.800.
e Uw Kamer is op 11 april 2013 het actieplan Bestrijden van
schijnconstructies aangeboden !*. Op dit moment werken wij door
samenwerking in de keten met betrokken partijen, waaronder sociale
partners, Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), Kamer van
Koophandel, Openbaar Ministerie, IND en Regionale Centra
Fraudebestrijding, UWV, Inspectie SZW, Belastingdienst en andere
ministeries aan de aanpak van schijnconstructies. Op 26 november jl.
heeft uw Kamer informatie over de voortgang ontvangen?®.
Preventie
e Samen met UWV, SVB en gemeenten wordt de bestaande voorlichting
tegen het licht gehouden en wordt gekeken waar deze begrijpelijker,
inzichtelijker en eenvoudiger kan.
e De campagne ‘Voorkom problemen. Weet hoe het zit’ wijst burgers en
werkgevers op hun rechten en plichten. Deze campagne wordt verbreed.
Er zal ook worden voorgelicht over het naleven van de arbeids- en re-
integratieverplichtingen (de zogenaamde inspanningsplicht: de plicht om
je in te spannen om werk te vinden, te aanvaarden en te behouden).
e Ter bevordering van het zelfreinigend vermogen en toezicht van
branches is een registratieplicht ingevoerd bij de Kamer van Koophandel
voor ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen. De
Inspectie SZW heeft daarnaast in samenwerking met brancheorganisaties
‘zelfinspectie tools’ ontwikkeld.
e Handhaving staat of valt met vakbekwaamheid van de uitvoerders. Met
het in 2012 ingezette project Impuls vakmanschap wordt op het verder
professionaliseren van de klantmanagers bij gemeenten ingezet door het
ontwikkelen van competenties en het vergroten van kennis en
vaardigheden.
3 Kamerstukken II 2013/2014, 17 050, nr. 442
4 Kamerstukken II 2012/2013, 17 050, nr. 428
15 Kamerstukken II 2013/2014, 17 050, nr. 447
Pagina 16 van 21
2. Toeslagen en fiscaliteit
Bij brief van 10 mei 2013 heeft de staatssecretaris van Financiën, mede namens
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van
Veiligheid en Justitie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Wonen en
Rijksdienst diverse aanvullende maatregelen aangekondigd om systeemfraude
met toeslagen tegen te gaan. De aard van deze maatregelen is zoveel mogelijk
preventief, Zij grijpen in een zo vroeg mogelijk stadium aan vanuit de overweging
dat fraude en criminaliteit niet mogen lonen. Als er geen sprake is van
gerechtvaardigd vertrouwen zal fraudebestrijding adequaat worden opgepakt. Het
betreft hier zowel zorg-, huur- als kinderopvangtoeslagfraude.
Overzicht maatregelen:
-De beslistermijn voor het toekennen van toeslagen om aanvragen met een
verhoogd fraude-risico te kunnen behandelen wordt verlengd.
-De weigeringsgronden voor het uitbetalen van voorschotten worden
uitgebreid, bijvoorbeeld voor gevallen waarbij er onvoldoende gegevens
bekend zijn of waarbij er twijfel is over iemands adres.
- Twee categorieën van aanvragers worden uitgezonderd van de
mogelijkheid een voorschot te krijgen: a) aanvragers aan wie in een
periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag door de Belastingdienst
een vergrijpboete is opgelegd of een strafrechtelijke sanctie
onherroepelijk is geworden; b) aanvragers die pas na afloop van het
toeslagjaar een aanvraag indienen.
- Binnenkort kan bij medeplichtigen, doen plegers en ook een bestuurlijke
boete worden opgelegd bij fraude met toeslagen.
-Uitbreiding van aansprakelijkheidsstelling bij uitbetaling van toeslagen aan
derden.
- Uitbreiding mogelijkheden inzet ANPR naar toeslagschulden.
-Om onder meer carrouselfraude te bestrijden, wordt het opzettelijk niet
betalen op aangifte strafbaar gesteld.
- Ook komt er een vergrijpboete voor het opzettelijk indienen van een
onjuiste voorlopige teruggave Inkomstenbelasting.
- Geen voorlopige aanslag of tot een lager bedrag opleggen indien een
vergrijpboete op grond van de AWR of Awir is opgelegd of sprake is van
een strafrechtelijke veroordeling voor een daaraan soortgelijk misdrijf.
- Geen voorlopige aanslag of tot een lager bedrag opleggen indien niet of
niet binnen de gestelde termijn is voldaan aan de aangifteplicht voor de
inkomstenbelasting.
- Depotplicht voor niet-gecertificeerde uitzendbureaus+ stortingsplicht
inlener i.c.m. forse boetes bij niet naleving en aansprakelijkheid.
- Aansprakelijkheid van derde op wiens bankrekening teruggaaf IB/OB is
uitbetaald.
- Om de facilitators van systeemfraude integraal te kunnen aanpakken is
recent een combiteam aanpak facilitators binnen de Belastingdienst
ingericht.
- Versterking inzet risicoprofielen door gemeenten (BZK).
- Onderzoek en afspraken gemeente, Belastingdienst en BZK naar risico's in
de keten.
- Bij de Douane zijn twee fraudeteams geformeerd op het gebied van
Pagina 17 van 21
3. Studiefinanciering
Fraude in de studiefinanciering wordt zoveel mogelijk voorkomen en waar nodig
actief bestreden. Bij het bestrijden wordt door DUO een mix van maatregelen
ingezet, waarbij door een gelaagde inzet een maximaal resultaat wordt bereikt.
De eerste aanzet is het via voorlichting en communicatie beïnvloeden van de
doelgroep om compliance te stimuleren. De volgende stap is het treffen van
feitelijke maatregelen om misbruik en fraude te onderkennen, te corrigeren en te
sanctioneren.
Om de mogelijkheden tot fraude en misbruik zoveel mogelijk te beperken, bestaat
er een uitgebreid controlesysteem. Per onderdeel van de studiefinanciering voert
de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) controles voorafgaand aan de toekenning
uit, controles tijdens de toekenningsperiode en controles achteraf. Voor het
bepalen van het recht op studiefinanciering wordt zoveel mogelijk uitgegaan van
gegevens verstrekt door overheidsinstanties en onderwijsinstellingen
(basisregistraties). Wanneer deze gegevens niet voor de volledige 100%
betrouwbaar zijn, wordt fraude en misbruik ‘geïmporteerd’. Wanneer gegevens
niet beschikbaar zijn bij overheidsbronnen, worden de gegevens bij de burger zelf
opgevraagd.
De werking van het controlesysteem wordt bewaakt. Indien daar aanleiding toe
is, worden de specifieke controles aangepast. Daarnaast is er ook aandacht voor
het voorlichtingsbeleid (preventieve werking) en sanctiebeleid (repressie). In het
jaarverslag van OCW wordt gerapporteerd over de risico's met een financieel
beslag van meer dan € 2,5 miljoen.
Overzicht belangrijkste maatregelen:
De afgelopen periode is of wordt de aanpak op een aantal onderdelen versterkt,
waarvan de belangrijkste hieronder worden genoemd.
-Aanpak misbruik uitwonendenbeurs. DUO voert sinds 2010 huisbezoeken uit
om te controleren of een student inderdaad op het door hem opgegeven
GBA-adres woont. Studenten worden geselecteerd op basis van een
risicoprofiel. In 2012 en 2013 blijkt circa 50 procent van de
gecontroleerde studenten niet op het aangegeven adres te wonen.
- Eenoudertoeslag. Er wordt intensiever gecontroleerd of er sprake is van
een eenoudergezin (eenoudertoeslag) of dat er toch een partner is.
-Meeneembare studiefinanciering. Met Nederlandse studiefinanciering kan er
in het buitenland worden gestudeerd. Naar aanleiding van enkele recente
fraudegevallen met gefingeerde inschrijvingen bij instellingen in het
buitenland worden de controles uitgebreid.
-Debiteuren in het buitenland. Oud-studenten die hun studieschuld niet
terugbetalen en zich (in het buitenland) onzichtbaar houden voor de
Nederlandse overheid worden opgespoord en tot betaling aangezet.
Pagina 18 van 21
Maatregelen zijn getroffen!®.
- Fraude door EU-studenten. EU-studenten kunnen Nederlandse
studiefinanciering ontvangen wanneer ze migrerend werknemer zijn.
Soms wordt er niet daadwerkelijk gewerkt en is men in dienst bij fake-
bedrijfjes (gefingeerd werknemerschap). De controle hierop wordt in
samenwerking met andere overheidsorganisaties aangescherpt.
4. Zorg
Algemeen
Fraude en oneigenlijk gebruik in de zorg tasten de betaalbaarheid van ons
zorgstelsel aan en bedreigen de solidariteit. Bestrijding van fraude en de aanpak
van oneigenlijk gebruik van zorg zijn daarom een prioriteit in het beleid. Zowel op
het gebied van de curatieve zorg, als de langdurige zorg en de maatschappelijke
ondersteuning zijn en worden veel acties in gang gezet om fraude en oneigenlijk
gebruik terug te dringen of te voorkomen. De maatregelen zijn gericht op het
voorkomen en het opsporen en bestrijden van fraude en oneigenlijk gebruik,
zodat de financiële middelen die voor de zorg bestemd zijn ook komen waar ze
horen, namelijk bij de zorg voor de patiënt of cliënt die deze zorg nodig heeft. Dit
vergt een sluitende keten waarbij de samenhang tussen preventie, toezicht,
opsporing en strafrechtelijke vervolging geborgd is door een intensieve
samenwerking tussen alle betrokken partijen. Een intensivering van de opsporing
alleen zal onvoldoende bijdragen aan een effectieve bestrijding van oneigenlijk
gebruik en fraude in de zorg. De minister en staatssecretaris van VWS hebben op
16 september 2013 aan uw Kamer hun plan van aanpak voor fraudebestrijding in
de zorg gestuurd!’. Daarin zijn de volgende maatregelen aangekondigd:
e Het uitbreiden van de opsporingsfunctie van de ISZW naar de curatieve zorg.
e Het versterken toezichts- en opsporingsfunctie in de zorg door extra fte vanaf
2014.
e De start van een Expertisecentrum Zorgfraude Bestrijding ( samenwerking
tussen Belastingdienst, CIZ, ZN, FIOD, OM, IGZ, VWS, I-SZW, NZa) per 1
oktober 2013, dat zich in ieder geval richt op medisch specialistische zorg en
geestelijke gezondheidszorg.
e Het aanscherpen wettelijke bevoegdheden en sanctiemogelijkheden van
toezichthouders in wet- en regelgeving. Hierbij wordt waar nodig ook gekeken
naar mogelijkheden van het doorbreken van het medisch beroepsgeheim bij
(ernstige) vermoedens van fraude.
e Het toetsen van nieuwe wet- en regelgeving en bekostigingssystemen op
fraudegevoeligheid voordat deze worden ingevoerd. Voor de invoering van het
nieuwe bekostigingsysteem voor de basis-ggz is recent een toets uitgevoerd.
e Het vergroten van transparantie bij aanbieders, onder andere door vergroten
bewustwording en verbeteren administratieve organisatie en interne controle
(AO/IC).
e Onderzoek naar omvang van fraude en witte vlekken in het systeem door de
NZa.
In december 2013 wordt een tweede voortgangsrapportage aan de Tweede
Kamer toegezonden. Daarin worden onder meer de volgende resultaten gemeld:
Curatieve zorg
16 Kamerstukken II 2012/13, 24 724, nr. 119
7 Kamerstukken II 2012/13, 28 828, nr. 50
Pagina 19 van 21
e Aanbieders van ziekenhuiszorg (NVZ en NFU) hebben diverse acties
afgesproken om elke twijfel over de rechtmatige inzet van bureaus die
ondersteunen bij de administratieve en declaratieprocessen bij ziekenhuizen
weg te nemen, waaronder het vooraf toetsen of de software die wordt
gebruikt resultaat levert dat conform wet-en regelgeving is.
e Zorgverzekeraars zijn gestart met het programma ‘zinnige zorg, zuivere
rekening’. Een van de onderdelen van dit programma is het onderzoeken van
prikkels die een positief effect kunnen hebben op zorgaanbieders om alleen
gepaste zorg te leveren en deze vervolgens correct te declareren.
e Ook voor zorgverleners wordt de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep
voor het kostenbewustzijn en het bestrijden van fraude meer benadrukt. De
opleidingen verdienen hierbij extra aandacht?®. Daarom zijn, binnen het brede
kader van de agendering van het thema ‘betaalbaarheid van de zorg,’
gesprekken gevoerd met de zorgopleidingen over de rol van de
zorgopleidingen bij kostenbewustzijn in de zorg. Deze gespreken zijn gevoerd
met zowel het HBO (sectoraal adviescollege hoger gezondheidszorgonderwijs)
als het WO (opleidingsdirecteuren geneeskunde).
Langdurige zorg
e Naar aanleiding van het onderzoek naar de omvang van upcoding bij
gemandateerde instellingen wordt per uiterlijk per 1 januari 2014 een
aantal maatregelen geïmplementeerd, waaronder het uitvoeren van een
hoger aantal toetsen op door zorgaanbieders uitgevoerde indicaties.
e Vanaf 2015 zal het niet meer mogelijk zal zijn om een (her}indicatie aan
te vragen zonder expliciete toestemming van de cliënt (of zijn/haar
vertegenwoordiger). Vanaf dat moment zullen alle indicatiestellingen via
het CIZ dienen te lopen. Gemandateerd indiceren komt dan te vervallen.
e Eris een pilot gestart voor het invoeren van trekkingsrechten voor pgb.
De budgethouder krijgt wel zeggenschap over het eigen pgb, maar
betalingen worden gedaan door de Sociale Verzekeringsbank (met ingang
van 2015). Dit maakt het pgb minder aantrekkelijk voor fraudeurs.
5. Subsidies en inkomensoverdrachten Economische Zaken
Agentschap NL
Binnen Agentschap NL wordt thans risicogericht handhaven uitgerold. Het
systeem van eerste- en tweedelijns handhaving is reeds vergaand operationeel.
In de tweede lijn, waar onderzoek naar misbruik en fraude plaatsvindt, en bij de
fraudecoördinator is de schakel met het OM belegd. Een ICT-tool zal in dit kader
zorgen voor steekproefselectie, registratie van onderzoeksresultaten en inzicht bij
bedrijfsbezoeken. Medewerkers hebben een training gehad voor effectiever
uitvoeren van controlebezoeken. Periodiek worden de risico’s en resultaten van de
handhavingsmaatregelen geëvalueerd en, indien nodig, bijgesteld. Door
risicoanalyse en handhaving komen de belangrijkste risico’s in beeld. Door
permanente evaluatie wordt de handhaving steeds gerichter.
Nederlandse voedsel- en warenautoriteit
Wederzijdse afspraken over de opsporing, prioriteiten en de afhandeling van
opsporingsonderzoeken tussen het FP van het OM, EZ en VWS en de NVWA-
Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) zijn opgenomen in een
handhavingsarrangement. Op basis van risicoanalyses die worden uitgevoerd op
de verschillende beleidsdomeinen van de NVWA, worden thema’s afgeleid die in
18 Kamerstukken II 2013/14, 28 828, nr. 28
Pagina 20 van 21
het handhavingsarrangement worden benoemd. Fraude met (EU-) subsidies is in
2012 aangemerkt als een meerjarige prioriteit van de NVWA-IOD. In vervolg
hierop wordt onderzoek naar geldstromen en financiële fraude, waaronder
subsidiefraude, in 2013 en 2014 meegenomen in de verdere ontwikkeling van het
Domein Gericht Inwinnen. Dit is een thematische, geïntegreerde en cyclische
aanpak met een doorlopende inspanning op de verschillende domeinen met als
doel een permanent en actueel beeld van (fraude)risico’s op de beleidsterreinen
van de NVWA, waaronder ook (EU})subsidies.
Om een effectievere en meer geïntegreerde aanpak van fraude op de
verschillende vakgebieden te realiseren is al in 2012 de samenwerking op het
gebied van afpakken tussen de IOD en andere BOD-en geïntensiveerd. Hiermee
wordt ook uitvoering gegeven aan het principe dat misdaad niet mag lonen. BOD-
breed wordt ingezet op intensivering van afpakken. Dit levert een jaarlijks
groeiend resultaat op. In 2012 is gestart met samenwerking vanuit een
expertpool, waarin specialisten op het gebied van afpakken vanuit alle BOD-en en
het FP zijn verenigd. Deze samenwerking is in 2013 verder geïntensiveerd. Door
versterking van de samenwerking van met het toezicht in de vorm van
assistentie, begeleiding en coaching, wordt ook zoveel mogelijk crimineel voordeel
afgepakt in inspectieonderzoeken en bij de bestuurlijke handhaving. Tot slot spant
de IOD zich in om waar mogelijk vermogensbestanddelen in een zo vroeg
mogelijk stadium te detecteren en veilig te stellen ten behoeve van afpakken en
vooral ten behoeve van de belangen van slachtoffers.
Dienst Regelingen
Voor de Europese subsidies is in EU-regelgeving nauwkeurig vastgelegd welke
werkzaamheden in dit kader door DR moeten worden verricht en op welke wijze
dit dient te gebeuren. Voor de uitvoering van andere taken wordt ingezet op
programmatisch handhaven. NVWA voert administratieve nacontroles uit bij
ondernemingen die verrekeningen hebben ontvangen uit het Europees
Landbouwgarantiefonds (ELGF). Gesignaleerde risico’s worden afgedekt door
100% administratieve controles op alle ontvangen steunaanvragen. Deze
controles dienen ter vaststelling dat aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden is
voldaan. Daarnaast worden aan de hand van een steekproef (deels aselect en
deels risicoanalyse) op een percentage van de aanvragen of totaalbedrag voor
steun controles ter plaatse uitgevoerd. Dit percentage wordt verhoogd als
belangrijke onregelmatigheden worden geconstateerd. Onregelmatigheden
((on)opzettelijke handelingen die leiden tot negatieve gevolgen voor Europese
fondsen) moeten worden vastgelegd in een onregelmatigheidsregister.
Onregelmatigheden vanaf € 10.000 moeten worden gemeld bij de Europese
Commissie (EC). Omdat de EU-verordeningen voldoende mogelijkheden bieden
om misbruik aan te pakken is slechts in een beperkt aantal gevallen aanleiding
voor een strafrechtelijk vervolg.
Pagina 21 van 21
| Schriftelijke Vraag | 41 | train |
E23 01504 X Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, S O
tuurs-
management df Amsterdam Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord
Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Aanpak Noord
Masterplan Zuidoost (12)
Masterplan Nieuw-West (18)
Agendapunt 5
Datum besluit Commissie Stadsontwikkeling, 5 juli 2023
Onderwerp
Bestedingsplannen 2023 van Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw- West en
Aanpak Noord.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de bestedingsplannen 2023 van
Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw-West en Aanpak Noord.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
In het Amsterdams coalitieakkoord 2022-2026 is aangegeven dat de komende 25 jaar
wordt gewerkt aan een structurele verbetering van de leefbaarheid en veiligheid met de
Masterplannen Nieuw-West en Zuidoost en Aanpak Noord. In het Amsterdams
coalitieakkoord is hiervoor € 60 miljoen uitgetrokken.
Op 30 november 2022 heeft de gemeenteraad bij de 1e begrotingswijziging 2023 budget
toegevoegd aan de begroting 2023 om enerzijds de programmaorganisaties te
bekostigen en anderzijds als opstart- / vliegwielgeld meer geld te genereren en
inhoudelijke doorbraken te bekostigen. Voor de inhoudelijke onderbouwing van dit
werkbudget hebben de programmaorganisaties samen met de gemeente
bestedingsplannen opgesteld ter voorbereiding op de Voorjaarsnota 2023. Met deze
informatiebrief ontvangt de raad meer in detail informatie over de voorgenomen
bestedingen in Nieuw-West, Zuidoost en Noord.
Reden bespreking
O.v.v. de leden Hendriks (Volt) en Bilgin (FvD).
De fractie van Volt: De financiering van de plannen is cruciaal voor het succes. We gaan daarover
graag in gesprek met de commissie.
De fractie van FvD: Ambities en bestedingsplannen bespreken
Uitkomsten extern advies
De voorstellen in de bestedingsplannen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de
Gegenereerd: vl.9 1
VN2023-018041 % Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West,
Bestuurs- en % Amsterdam
Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord
managementadviserir2€
Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
programmaorganisaties van de aanpakken.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-060476 Bijlage Bestedingsplannen integrale aanpakken (pdf)
AD2023-060474 Commissie SO Voordracht (pdf)
Raadsinformatiebrief bestedingsplannen inclusief Aanpak Noord getekend
AD2023-060475
def.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Sjoukje Alta, 0683632195, [email protected]
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | train |
Amsterdam, 22 december 2021
Geachte raadsleden,
In de Telegraaf van woensdag 22 december vernamen wij dat de heer C. van Dijk, directeur van de
Otten-groep en voorzitter van de Biz Burgwallen een raadsadres heeft ingediend waarin hij stelt dat
het Wallengebied niet is meegenomen als mogelijke locatie voor een Erotisch Centrum. Naast de
vele feitelijke onjuistheden stelt de indiener dat hij tevens namens bewoners spreekt.
Stichting Stop de Gekte neemt in de meest krachtige bewoordingen afstand van deze claim. Als
grootste bewonersorganisatie van de Wallen, gesteund door 1200 bewoners die onze petitie over
de leefbaarheid van het Wallengebied hebben ondertekend, zijn wij niet gekend in dit raadsadres.
Tevens zijn wij van mening dat de Wallen momenteel een toxische mix van functies heeft die de
leefbaarheid en nachtrust voor bewoners ernstig aantast. De oorspronkelijke vier scenario’s van juli
2019 omvatten ook de mogelijkheid om alles bij het oude te laten, maar deze optie is gedurende het
proces afgevallen.
De enige oplossing is voor ons als bewonersvertegenwoordiging is het ontmantelen van deze mix,
het wegnemen van de magneten als de ramen en coffeehops en het verminderen van de
monocultuur en de schreeuwerige lichtreclames. Dit is tevens in lijn met de drie doelstellingen die
de burgemeester heeft geformuleerd (verbetering positie sekswerkers, tegengaan ondermijning en
verminderen van overlast door drukte Wallen).
Wij ontvangen graag uw reactie.
Met hoopvolle groeten,
Olav Ulrich
Els Iping
Teun van Hellenberg Hubar
Arjan Welles
Bestuur Stichting Stop de Gekte
| Raadsadres | 1 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
D Actualiteit stadsdeelcommissie Zuid
Datum
Onderwerp
Actualiteit van het lid Meijer PvBL inzake radicalisering Extinction Rebellion
Toelichting:
Wijkraad Zuid West Amsterdam heeft bij schrijven van voorzitter Rabbijn Bornstijn d.d. 25 februari
2023 in niet mis te verstane bewoordingen het ongenoegen en de zorgen geuit inzake de demon-
straties van klimaatactivisten extinction rebellion, waarvan de meest recente het wederom blok-
keren van de Azo op 24 februari 2024,
Indiener kan zich vergaand vinden in bovenstaande uitgezonderd inzake de aanpak van handha-
ving door de politie. Het is namelijk reeds de zoveelste keer dat indiener vaststelt dat er duidelijk
met 2 maten wordt gemeten, wederom was er sprake van zeer geduldig en coulant optreden, vol-
ledig, en stuitend anders dan indiener zelf aan den lijve heeft mogen ondervinden tijdens andere
demonstraties waarbij er nota bene geen enkel gevaar was voor de gemeenschap.
Het onderwerp is zeer actueel vanwege de recente blokkade en vanwege het gegeven dat er op 3
maart 2024 wederom een klimaatconferentie wordt gehouden en de vrees bestaat dat er daarom
wederom uiterst gevaarlijke blokkades van snelwegen zullen plaatsvinden van snelwegen, en we-
zeer waarschijnlijk wederom de Azo.
Indiener zou graag weten:
1) Waarom er toch steeds weer zo een significant verschil in de handhaving is
2) Wanneer de burgemeester haar onpartijdigheid eens ondubbelzinnig demonstreert door
Extinction Rebellion in niet mis te verstane termen duidelijk maakt dat blokkades van
snelwegen verboden zijn en de handhaving, onder het motto “gelijke monniken, gelijke
kappen” zal geschieden met rake klappen met de wapenstok en een waterkanon op volle
kracht.
Bijlage: Brief Rabbijn Bornstein van 25 februari 2024.
Indiener(s),
W. Meijer, PvBL
| Actualiteit | 1 | train |
Nummer _BD2012-000667 x Gemeente Amsterdam KSZ
Dreche directie sb Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Sport en Recreatie, Zorg en Welzijn,
lenst god % Monumenten en Lokale Media
% Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 8 februari 2012
Portefeuille 21
Agendapunt TKN 4
Datum besluit B&W <vrije tekst>
Onderwerp
Tweede raadsadres cannabisbijsluiter
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
De beantwoording van het raadsadres inzake cannabisbijsluiter
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Betrokkene heeft een tweede brief gestuurd aan de gemeenteraad naar aanleiding
van de reactie van B&W op een eerdere brief. Deze brief is op de raadsagenda
geplaatst met als opdracht de afdoening in handen van B&W te stellen en een
afschrift van het antwoord aan de leden van de Raadscommissie KSZ te zenden.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd - Raadsvraag verplichting cannabisbijsluiter
- Beantwoording raadsadres
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Madeline van Riemsdijk, GGD Amsterdam, tel.5555198,
[email protected]
1
| Raadsadres | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 639
Datum indiening 21 februari 2020
Datum akkoord 28 mei 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid N.T. Bakker inzake Grand Café
Genieten in Oost.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Binnenkort vindt er een interne verbouwing plaats bij stadsdeelkantoor Oost.
De plek waar nu Grand Café Genieten gevestigd is moet een flexplek worden voor
ambtenaren. De ouderen die nu gebruikmaken van het café raken hierdoor hun
uitvalbasis voor hun activiteiten kwijt. In ieder geval kunnen zij er straks als de
plannen doorgang vinden overdag niet meer terecht. De plek is dan voorbehouden
aan de ambtenaren. Niet alleen ouderen, maar ook andere buurtbewoners maken
graag gebruik van het café, het is een geliefde ontmoetingsplek voor de buurt met
een sociaal karakter.
In de berichtgeving lijkt het erop dat niemand echt gelukkig is met het besluit om van
het grand café flexplekken voor ambtenaren te maken ten koste van de
buurtbewoners en de Ouderadviesraad (OAR). De plannen voor de verbouwing
zouden niettemin al in kannen en kruiken zijn en niet meer teruggedraaid kunnen
worden. De fractie van de SP vraagt zich af waarom dit niet voorkomen kan worden.
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat er wederom een geliefde plek voor
buurtbewoners en ouderen uit de buurt verdwijnt, dit nadat er al de nodige plekken
zijn verdwenen.
Gezien het vorenstaande stelt lid N.T. Bakker, namens de fractie van de SP, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders:
1. Kan het college aangeven wanneer Grand Café Genieten verbouwd wordt?
Antwoord:
De oorspronkelijke startdatum was gepland op 15 juni. Vanwege de coronacrisis
werd stadsdeelkantoor Oost buiten gebruik gesteld en daarom is de verbouwing
begonnen op 27 april. Naar verwachting zullen de werkzaamheden op 10 juli zijn
afgerond.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng ao Gemeenteblad
Datum 28 mei 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 21 februari 2020
2. Kan het college toelichten waarom er voor gekozen is nu juist in deze ruimte flex-
en concentratieplekken voor ambtenaren te realiseren? Graag een toelichting.
Antwoord:
Het gemeentelijke huisvestingsbeleid gaat uit van efficiënte
ambtenarenhuisvesting (flexwerken), inclusief een plaza in plaats van een
bedrijfsrestaurant. In deze plaza's overleggen ambtenaren met externen en is
catering beschikbaar. Een efficiënt gebruik van kantoorruimte leidt er toe dat er
minder kantoorruimte nodig is en dat minder kantoorpanden nodig zijn.
De ambtenarenplaza is een onderdeel van de huisvestingsvisie. Volgens die visie
worden er minder vergaderkamers gebouwd en moeten meer collega’s voor
overleg gebruik maken van een plaza. Als er geen plaza beschikbaar is kunnen er
minder medewerkers in een pand werken. De te huisvesten gemeentelijke
directies passen nu precies in het stadsdeelkantoor. Indien de plaza minder
ingezet kan worden, dan kan één van de directies niet meer geheel gehuisvest
worden. En aangezien de kantoorpanden van gemeentelijke huisvesting allemaal
vol zijn, zou er dan kantoorruimte bij gehuurd moeten worden.
Mede uit overwegingen van goed werkgeverschap heeft de gemeente een
huisvestingsvisie opgesteld, waarin de behoeften van gebruikers van
gemeentelijke kantoorlocaties zijn vertaald in fysieke voorzieningen. In
huisvestingsvisie is beschreven dat in ieder stadsdeelkantoor een plaza aanwezig
is. Bij het vaststellen van Businesscase 4 (Optimaliseren ambtenarenhuisvesting)
heeft de raad hiervan op 9 november 2016 kennis genomen.
3. Is de verbouwing van het café een wet van Meden en Perzen of is het nog
mogelijk een alternatieve plek voor de ambtenaren te realiseren, zodat het café
gewoon in zijn huidige vorm kan voortbestaan? Graag een toelichting.
Antwoord:
Het uitgangspunt in is altijd geweest dat de functie van Grand Café Genieten
behouden blijft en deze functie zal dan ook blijven bestaan. De berichtgevingen in
sommige media waarin het tegendeel werd vermeld, zijn onjuist. Het café gaat
alleen dicht voor de verbouwingswerkzaamheden. Daarna wordt de ruimte
overdag tot 17:00 uur een ambtenarenplaza. Na 17.00 uur en in het weekend
wordt de ruimte gebruikt door Grand Café Genieten. De keuken blijft beschikbaar,
ook voor 17:00 uur om maaltijden voor te bereiden. Alle activiteiten die na 17.00
uur plaatsvinden, blijven behouden (waaronder Resto van Harte en muziekcafé
Oost, een plek voor ontmoetingen en feesten).
De verplichtingen voor de verbouwing zijn na jaren voorbereiding en een intensief
traject van bestuurlijke besluitvorming al aangegaan. De voorbereidingen voor de
verbouwing zijn in volle gang.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ee 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 21 februari 2020
4. Is het wellicht mogelijk de nieuw te bouwen ruimte zo in te richten dat zowel de
ambtenaren als de buurt en de ouderen overdag gebruik kunnen maken van de
ruimte? Graag een toelichting.
Antwoord:
De Ouderen Advies Raad (OAR) en de bridgeclub zijn de weinige vaste
gebruikers overdag. Met hen vinden we een oplossing: de raadszaal in hetzelfde
pand en de kantine van sporthal Wethouder Verheij (20 meter verderop) zijn
hiervoor beschikbaar.
Toelichting door vragensteller:
Het college zet in op het bestrijden van eenzaamheid en het versterken van de
sociale binding in de buurt.
5. Deelt het college de mening van de SP-fractie dat het in het licht van deze
ambities — het bestrijden van eenzaamheid en het versterken van de sociale
binding in de buurt - niet uit te leggen valt dat nu een geliefd buurtcafé als Grand
Café Genieten voor de buurt verloren dreigt te gaan? Zo nee, waarom niet?
Graag een toelichting.
Antwoord:
Het college deelt de mening van de SP-fractie. Vandaar dat wij het behoud van
Grand Café Genieten en de activiteiten die daar plaatsvinden hebben
bewerkstelligd.
6. Indien het college deze mening deelt, welke stappen gaat het college zetten om
dit te voorkomen? Graag een toelichting.
Antwoord:
De stappen om Grand Café Genieten en haar activiteiten te behouden zijn reeds
gezet, zie beantwoording van vraag 3.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
N Gemeente Amsterdam
ap Stadsdeel Amsterdam-Noord
x
% AB verg :
we Reg.nr. :
Datum :16 april 2014
CONCEPT-AGENDA
Openbare vergadering Algemeen Bestuur
bestuurscommissie Amsterdam-Noord
woensdag 16 april 2014
in de grote vergaderzaal van het Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000
aanvang 20.00 uur
Agendapunt Nadereinformatie ______|Regm.
PROCEDUREEL
1)_opering
2)_ Mededelingen
3)_ vaststellen agenda
BELEIDSVOORSTELLEN
ALGEMEEN
| Agenda | 1 | test |
VN2022-040765 N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA
Zo Jeugd en % Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 14 december 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Jeugd({zorg)
Onderwijs (9)
Agendapunt 7
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ter afdoening van moties specialistische jeugdhulp
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over specialistische jeugdhulp.
2. Kennis te nemen van de afhandeling van:
* Motie o11 Ontwikkelen van een app voor jeugdhulp (TA2021-000158)
e Motie 458 Cultuursensitiviteit, inclusie en diversiteit toevoegen aan de gunningscriteria
(TA2020-000473)
e Motie 456 Versterken samenwerking strategische partners en kleinere ketenpartners
(TÀA2020-000471)
* Motie 479 Kleinere aanbieders specialistische jeugdzorg (TA2020-000474,)
e Motie 455 Stedelijke visie dagbesteding (TA2020-000470)
* Motie 457 Wachttijden jeugdhulp (TA2020-000472)
« Motie 2091 Budgetplafonds op jeugdzorg (TA2019-001668)
e Motie 1718 Oplopende wachttijden voor specialistische jeugdhulp (TA2019-001481)
Wettelijke grondslag
Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet.
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam Artikel 79 en 80.
Bestuurlijke achtergrond
Maart 2021: Uitkomst gunning specialistische jeugdhulp.
April 2020: Hoofdlijnen specialistische jeugdhulp worden vastgesteld in de gemeenteraad.
Reden bespreking
o.v.v. de leden Van der Veen (GroenLinks) en Wijmenga (CDA).
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.6 1
VN2022-040765 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA
ij msterdam
Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 14 december 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Hiermee worden acht moties afgedaan die vermeld staan op de termijnagenda van Jeugd.
Welke stukken treft v aan?
1 Raadsinformatiebrief afdoening van moties inzake specialistische
AD2022-112565 ‚
jugdhulp.pdf (pdf)
AD2022-112566 2 Motie TA2021-000158 app voor jeugdhulp oa. pdf (pdf)
AD2022-112567 3 Motie TA2020-000473 cultuursensitiviteit 458.pdf (pdf)
AD2022-112568 4 Motie TA2020-000471 versterken samenwerking 456.pdf (pdf)
AD2022-112569 5 Motie TA2020-000474 kleinere aanbieders 479. pdf (pdf)
AD2022-112570 6 Motie TA2020-000470 dagbesteding 455. pdf (pdf)
AD2022-112571 7 Motie TA2020-000472 wachttijden jeugdhulp 457.pdf (pdf)
AD2022-112572 8 Motie TA2019-001668 Budgetplafonds 2091.pdf (pdf)
AD2022-112573 g Motie TA2019-001481 oplopende wachttijden 1718.pdf (pdf)
AD2022-112574 Commissie OZA (2) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Onderwijs Jeugd, Zorg en Diversiteit, Petra Helderman, [email protected], 06-53246439
Gegenereerd: vl.6 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 300
Publicatiedatum 8 april 2016
Ingekomen onder X
Ingekomen op 30 maart 2016
Behandeld op 30 maart 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Van Soest en Duijndam inzake de uitgangspunten voor
de Ambulante ondersteuning, Dagbesteding, Kortdurend verblijf en Hulp bij
het huishouden 2017 tot en met 2020 ten behoeve van de inkoopprocedure.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de uitgangspunten voor de Ambulante ondersteuning,
Dagbesteding, Kortdurend verblijf en Hulp bij het huishouden 2017 tot en met 2020
ten behoeve van de inkoopprocedure (Gemeenteblad afd. 1, nr. 245).
Overwegende dat senioren overspoeld worden met aanbiedingen voor diensten thuis
in Amsterdam, zoals:
— boodschappen doen;
— schoonmaken;
— ramen lappen;
— wassen en strijken enz.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
te onderzoeken in hoeverre hier sprake is van gedwongen winkelnering of
belangenverstrengeling.
De leden van de gemeenteraad
W. van Soest
P.J.M. Duijndam
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 409
Publicatiedatum 29 april 2016
Ingekomen onder AR
Ingekomen op donderdag 21 april 2016
Behandeld op donderdag 21 april 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het lid Van Lammeren inzake de Agenda Dieren (maatschappelijk
draagvlak geen voorwaarde).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Dieren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 261).
Overwegende dat:
— maatschappelijk draagvlak geen voorwaarde zou moeten zijn voor het aanpakken
van dierenleed.
Besluit:
de volgende tekst op pagina 15:
"Indien de gemeente bevoegdheden heeft binnen het kader van dierenwelzijn en er is
voldoende maatschappelijk draagvlak voor het treffen van een maatregel dan kan de
gemeente de uitvoering van die maatregel overwegen”,
te wijzigen in:
"Indien de gemeente bevoegdheden heeft binnen het kader van dierenwelzijn en er
zijn mogelijkheden voor het treffen van een maatregel dan kan de gemeente de
uitvoering van die maatregel overwegen.”
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres
> Gemeente b
mstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 28 mei 2020
Ons kenmerk
Behandeld door E. Meijburg (e.meijburg@®amsterdam.nl)
Bijlage
Onderwerp Reactie op de motie 1877 van raadslid Vroege inzake exploitatievergunningen voor
passagiersvaart (proefindiening)
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief wordt toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan de motie 1877, die in de
raadsvergadering van 7 november 2019 is aangenomen. Met deze motie is gevraagd om een
proefsessie te organiseren zodat de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen zo
soepel mogelijk zal verlopen.
Raadsvergadering 7 november 2019 en motie 1877
In de raadsvergadering van 7 november 2019 bij de behandeling van agendapunt 26 heeft raadslid
Vroege motie 1877 ingediend inzake ‘proefindiening’, waarin het college wordt verzocht:
“Een proefinschrijving of simulatie te organiseren ten einde de eigen en interne processen door te
lichten en te optimaliseren, zodat de omzetting exploitatievergunningen passagiersvaart zo
soepel mogelijk zal verlopen.”
Ik heb in die raadsvergadering over deze motie gezegd geen bezwaar te hebben tegen aannemen
van deze motie, maar wel gevraagd deze zo te mogen uitleggen dat het een interne simulatie zou
worden, zonder daar de vergunninghouders bij te betrekken.
Motie 1877 is vervolgens door de gemeenteraad aangenomen.
Proefsessies
Aan de motie om een proefinschrijving te organiseren zodat de omzetting zo soepel mogelijk zal
verlopen is door het college ruimer uitvoering gegeven. Er is besloten om — mede gelet op de
overwegingen die aan het verzoek ten grondslag liggen — drie proefsessies te organiseren:
-__een proefsessie voor de omzetting van de bestaande exploitatievergunningen;
-__ een proefsessie voor de aanvraagperiode van de nieuwe exploitatievergunningen;
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 25 mei 2020
Kenmerk
Pagina 2 van 3
-__een proefsessie voor de aanpak van de loting en beoordeling van de aanvragen van de
nieuwe exploitatievergunningen.
De proefsessies zijn op drie verschillende momenten gehouden en worden hierna nader
toegelicht.
Proefsessie omzetting bestaande exploitatievergunningen
Op 4 december 2019 is een proefsessie gehouden voor de omzetting van de bestaande
exploitatievergunningen. Tijdens deze proefsessie is stap voor stap bepaald hoe op basis van de
Beleidsregels omzetting vergunning passagiersvaart (hierna: de Beleidsregels) de omzetting van
de bestaande exploitatievergunningen dient te verlopen. Naar aanleiding van de proefsessie is
besloten een stappenplan te schrijven, waarin stap voor stap wordt beschreven hoe de omzetting
praktisch gezien plaatsvindt. Daarnaast is besloten om het resultaat van elke stap van de
omzetting van de vergunningen vast te leggen in een toelichting. Zowel het stappenplan als de
toelichting zijn gelijktijdig met de verzending van de voornemens tot omzetting van de
vergunningen gepubliceerd.
Proefsessie aanvraagperiode nieuwe exploitatievergunningen
In januari 2020 is een proefsessie georganiseerd waarbij is geoefend met het indienen en
beoordelen van aanvragen voor de nieuwe exploitatievergunningen. Tijdens deze proefsessie zijn
drie proefaanvragen ingediend en beoordeeld. Daarbij is gebruik gemaakt van het nieuwe
papieren aanvraagformulier. De digitale aanvraagmodule wordt in april 2020 getest en is
beschikbaar vanaf 1 juli 2020. Tijdens de proefsessie zijn de eisen die aan een aanvraag worden
gesteld en de wijze waarop die eisen beoordeeld moeten worden getest middels
‘proefinschrijvingen’, waarbij door medewerkers van het programma varen volledige ‘aanvragen’
zijn gedaan.
Naar aanleiding van de proefsessie zijn sommige eisen aan de aanvraag nader toegelicht in de
handleiding bij de Regeling op het binnenwater 2020 (hierna: de ROB). Zo is meer informatie
opgenomen over hoe bij de aanvraag aangetoond moet worden dat over het vaartuig kan worden
beschikt en zijn voorbeelden opgenomen van hoe de bedrijfsstructuur van de aanvrager
aangeleverd moet worden. Verder is in de proefsessie kritisch gekeken naar de administratieve
lasten die de aanvraagprocedure voor de reders oplevert. Daarom wordt bijvoorbeeld niet langer
gevraagd de lopende exploitatievergunning bij de aanvraag te voegen, maar is het vermelden van
het kenmerk van die vergunning voldoende. Daarmee heeft de proefsessie dus ook geleid tot
enkele wijzigingen in de ROB zodat eisen aan de aanvraag duidelijker en eenvoudiger zijn
geworden.
Proefsessie aanpak loting en beoordeling aanvragen nieuwe exploitatievergunningen
Op 3 maart 2020 is de laatste proefsessie georganiseerd over de aanpak van de loting en de
beoordeling van de aanvragen van de nieuwe exploitatievergunningen. In deze proefsessie is in
kaart gebracht hoe op basis van de ROB de ingediende aanvragen geloot en vervolgens
inhoudelijk beoordeeld moeten worden. De te nemen stappen na sluiting van de aanvraagperiode
zijn geoefend zodat straks dit proces voortvarend en op de juiste wijze doorlopen kan worden. De
ervaringen uit de proefsessie zullen worden verwerkt in het interne proces voor de beoordeling van
de aanvragen.
Gemeente Amsterdam Datum 25 mei 2020
Kenmerk
Pagina 3 van 3
Het college stelt voor motie 1877 hiermee als uitgevoerd te beschouwen.
Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
enn
LEEN Ed
vin el
può
/
ge
Sharon A.M. Dijksma
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
| Motie | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 649
Datum indiening 10 april 2018
Datum akkoord college van b&w van 17 juli 2018
Publicatiedatum 18 juli 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Naoum Néhmé inzake de uitvoering
van de overstapregeling naar eeuwigdurende erfpacht.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Vanaf 1 oktober 2017 kunnen erfpachters overstappen naar eeuwigdurende erfpacht.
Vanaf 1 november 2017 kunnen door de gemeente aanbiedingen voor de overstap
worden verstrekt, waarna een erfpachter drie maanden de tijd heeft deze te
accepteren en vervolgens bij de notaris kan laten passeren.
Over de uitvoering van deze overstapregeling spelen al geruime tijd vragen en
problemen, onder andere met de ICT en de afhandeling van aangevraagde
aanbiedingen. Met name over de wijze van afhandeling van aanvragen wil de VVD
snel duidelijkheid zodat erfpachters zekerheid kan worden geboden ten aanzien van
hun overstap naar eeuwigdurende erfpacht.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Naoum Néhmé, namens de fractie van de VVD,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Wat is de stand van zaken van de ICT waarmee het overstapportaal
ondersteund wordt? Wat is de reden dat in alle door de raad ontvangen
voortgangsrapportages melding wordt gemaakt van onverwachte fouten en
technische storingen? Acht het college het waarschijnlijk dat het systeem
op korte termijn storingvrij en stabiel zal kunnen functioneren? Zo nee
waarom niet?
Antwoord:
De stand van zaken van de ICT is sinds de vierde rapportage d.d. 27 maart 2018
onveranderd. In alle door de raad ontvangen voortgangsrapportages wordt
melding gemaakt van onverwachte fouten en technische storingen, doordat het
Overstapportaal gekoppeld is aan meerdere systemen en databestanden en deze
systemen in een keten werken. Als een koppeling of systeem uitvalt, heeft het
Overstapportaal last van deze storing in de keten.
Het Overstapportaal zal altijd enige gevoeligheid voor storingen houden, juist
vanwege de hoeveelheid aan onderlinge koppelingen van systemen. Een 100%
storingsvrij systeem is moeilijk te realiseren. Het 24x7 en storingsvrij beschikbaar
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng bio Gemeenteblad
Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
stellen en beheren van een dergelijk systeemlandschap omvat ingrijpende
veranderingen die vragen om een aanzienlijke extra investering en inspanning.
In juni 2018 is er een nieuwe release van het Overstapportaal in werking treden
die verruimde mogelijkheden biedt tot het indienen van aanvragen. Wat deze
verruimde mogelijkheden inhouden kunt u teruglezen in bijlage 1. De belangrijkste
zijn:
e Een groot deel van de erfpachters van een woning met aanhorigheden
(parkeerplaatsen, bergingen etc.) kan via het Overstapportaal een aanvraag
tot overstap in te dienen.
Erfpachtrechten waarvan geen WOZ-waarde of BSQ bekend is, kunnen ook
via het Overstapportaal een aanvraag indienen.
e Erfpachters met meer dan tien erfpachtrechten kunnen al hun rechten inzien
en een aanvraag indienen in het Overstapportaal. Voorheen was het inzien en
de aanvraag van de overstap in het Overstapportaal beperkt tot maximaal tien
erfpachtrechten.
e Erheeft ook een aanzienlijke procesverbetering plaatsgevonden, waardoor
aanvragen efficiënter behandeld kunnen worden.
2. Wat vindt het college van de mededeling, zoals gedaan in de 4e
uitvoeringsrapportage, dat ‘met de verschillende netwerkschakels de kans
op verstoringen groter is en dat de oorzaak erg moeilijk te achterhalen is’?
En waarom is een oplossing hiervan, zoals gemeld in diezelfde rapportage,
alleen op de langere termijn mogelijk?
Antwoord:
Het digitale overstapproces is afhankelijk van data uit verschillende bestanden
van verschillende bronnen. Structurele verbetering in het geautomatiseerde
proces is alleen op langere termijn mogelijk, omdat de oplossingen voor de
knelpunten gepland en gecoördineerd moet worden uitgevoerd en er meerdere
partijen binnen en buiten de gemeente bij betrokken zijn. Naar verwachting
worden structurele verbeteringen in het geautomatiseerde proces op zijn vroegst
eind 2018 doorgevoerd.
3. Wat is de reden dat technische verbeteringen van het systeem
(procesbeheersing) en second opinion van de externe adviseur (zoals
gemeld in 4e uitvoeringsrapportage) verbetering pas na de zomer mogelijk
is?
Antwoord:
Erfpacht en Uitgifte is met diverse partijen bezig om het Overstapportaal en het
overstapproces te verbeteren. Hiervoor zijn een aantal trajecten gestart:
e Een nieuwe release van het Overstapportaal zodat het voor meer erfpachters
mogelijk is om over te stappen via het Overstapportaal. De release is in juni
2018 uitgevoerd.
e Erfpacht en Uitgifte heeft een procesbegeleider voor het Overstapportaal
aangetrokken. Het zwaartepunt van de opdracht ligt op het gebied van het
verbeteren van de datakwaliteit en het (beter) laten aansluiten van de
verschillende bedrijfsprocessen. De opdracht is gestart op 1 mei 2018.
Erfpacht en Uitgifte verwacht dat dat het voorstel voor procesverbeteringen in
het najaar van 2018 gereed zal zijn.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng bio Gemeenteblad R
Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
e Grond en Ontwikkeling heeft een externe adviseur aangesteld als dwarskijker
die een second opinion uitvoert op het Overstapportaal. Deze adviseur zal
binnenkort zijn aanbevelingen op te leveren.
4. Wat is de stand van zaken rondom de ontbrekende WOZ-, Kadaster- en
andere gegevens in de gemeenteadministratie? Hoe kan het dat in alle door
de gemeenteraad ontvangen voortgangsrapportages melding wordt
gemaakt van het regelmatig ontbreken van voor overstap essentiële
gegevens? Wanneer denkt het college dat het systeem alle benodigde
gegevens zal hebben om aanvragen sneller te verwerken?
Antwoord:
De gemeente beschikt over nagenoeg alle relevante WOZ-gegevens met
prijspeil 2014 en 2015. Daar waar de gemeente niet beschikt over WOZ-
gegevens of wanneer de beschikbare WOZ-gegevens niet bruikbaar zijn
(bijvoorbeeld bij relatief nieuwe woningen waarbij WOZ-gegevens soms zien op
half afgebouwde woningen) bepaalt de gemeente de zogenaamde onbezwaarde
waarde. Indien voor een woning geen BSQ beschikbaar is wordt deze conform
het grondprijsbeleid alsnog bepaald.
Het is echter ook mogelijk dat essentiële gegevens ontbreken, zoals de WOZ-
waarde, de BSQ, het BSN-nummer, pandgegevens en/of kadastrale gegevens.
Daarnaast kan het zijn dat de WOZ-waarde wel bekend is, maar deze gesplitst
moet worden voor de berekening van de overstapkosten van een woning en een
parkeerplaats of berging dat een los erfpachtrecht heeft.
G&O is met de Dienst Gemeentebelastingen in overleg om de aanlevering en de
kwaliteit van de WOZ-gegevens te verbeteren.
5. Is het college het met de VVD eens dat al deze problemen en haperingen het
vertrouwen van de erfpachters in het overstapsysteem schaadt?
Antwoord:
Op 28 juni 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met het collegebesluit tot
vaststelling van de Overstapregeling. Het college is van mening dat erfpachters
kunnen vertrouwen in de Overstapregeling en het overstapproces. Zoals
aangegeven wordt er hard gewerkt aan het oplossen van de technische
haperingen in het Overstapportaal en zijn de eerste verbeteringen in juni 2018
doorgevoerd. Erfpachters kunnen erop vertrouwen dat aanvragen gedaan vóór
1 januari 2020 een aanbieding zullen krijgen onder de voorwaarden waar
de gemeenteraad mee heeft ingestemd op 28 juni 2017.
6. Wanneer zal de uitbreiding van Team Overstap, te bestaan uit 30 fte, precies
aanvangen waardoor de Team operationeel op volle kracht kan
functioneren?
Antwoord:
Team Overstap is begonnen als team van 15 fte. Dit is nu uitgebreid naar 23 fte.
Het inwerken van nieuwe collega’s vergt veel tijd en daarom gaat de uitbreiding
naar 30 fte geleidelijk. Ook ondersteuning vanuit andere onderdelen van de
gemeente zoals P&O en facilitair moet het uitbreidingstempo bij kunnen houden.
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng bio Gemeenteblad
Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
Verwacht wordt dat in het najaar van 2018 het Team Overstap operationeel op
volle kracht functioneert.
7. Denkt het college dat uitbreiding van Team Overstap naar 30 fte voldoende
zal zijn om alle erfpachters die willen overstappen, zo snel mogelijk te
helpen?
Antwoord:
Dat hangt er van af. Ook met meer personele inzet blijft er een afhankelijkheid
van (inhoud van) de digitale systemen. 30 fte is voldoende als de data meer op
orde is, de databestanden onderling beter op elkaar aansluiten en er technische
oplossingen komen zodat meer erfpachters automatisch via het Overstapportaal
kunnen overstappen. Zoals aangegeven is er in juni 2018 een nieuwe release van
het Overstapportaal geweest waardoor verbeteringen in het proces hebben
plaatsgevonden. Structurele verbeteringen in de (data)verbindingen zijn echter
alleen op langere termijn te verwachten. Team Overstap verwerkt zoveel
aanvragen als mogelijk. Afhankelijk van de uitkomsten van de bevindingen van
externe adviseur en procesbegeleider (zie vraag 3), zullen extra maatregelen
genomen worden.
8. In de 1e voortgangsrapportage meldde het college dat Team Overstap
heringericht zal worden zodat “overstappen effectiever en efficiënter zal
verlopen”. Is dat inmiddels gebeurd? Wat hield de herinrichting precies in?
Antwoord:
Dit is inderdaad gebeurd. Team Overstap is heringericht op basis van de
principes van het Operationeel Werken. Op basis hiervan is Team Overstap
opgedeeld in vier ‘subgroepen’, met elk een eigen verantwoordelijkheid:
klantvragen, automatische en semi-automatische aanvragen, handmatige
aanvragen en CHET -gerelateerde overstapaanvragen. Door het team in
subgroepen in te delen is het voor medewerkers mogelijk om zich te richten op
het uitvoeren en optimaliseren van één werkproces, wat ten goede komt aan de
kwaliteit en de snelheid van het behandelen van dossiers.
9. Worden aanvragen voor aanbiedingen zoals afgesproken behandeld
volgens het principe First-in-First-out? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zoals in de voortgangsrapportages van de (voormalige) wethouder Grondzaken
aan de raadscommissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken is aangegeven
wordt inderdaad het principe first-in-first-out gehanteerd. Daarbij is tevens
vermeld dat het door de verschillen in de procedure voor kan komen dat een
latere aanvraag toch eerder een aanbieding ontvangt. Een erfpachter die een
aanbieding aan kan vragen via het Overstapportaal komt in het automatische
proces terecht. Een aantal erfpachters zal echter handmatig een aanvraag
moeten doen, waardoor zij in het handmatige proces terecht komen. Doordat de
handmatige afhandeling meer tijd vergt dan de automatische afhandeling is het
mogelijk dat een latere aanvraag in het automatische proces toch eerder een
aanbieding ontvangt dan een eerdere aanvraag in het handmatige proces.
4
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng bio Gemeenteblad R
Datum 18 juli 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
10. Het college schrijft dat “de eerste aanvragers niet de eerste zijn die een
aanbieding kunnen verwachten”. Wat betekent dit precies? En wat is hier de
reden van?
Antwoord:
Vanaf 1 oktober 2017 konden erfpachters een voorbereidingsformulier invullen
omdat het Overstapportaal nog niet gereed was. Dit voorbereidingsformulier telt
als een aanvraag. Onder deze aanvragers zijn er dossiers die compleet zijn,
nader door team Overstap moeten worden gecontroleerd en/of aangevuld (zoals
de bestemming) en door een ander team moet worden gecontroleerd en/of
aangevuld (zoals de WOZ-waarde). De eerste aanvragers wiens dossier niet
compleet is, hebben een langere behandeltermijn dan latere aanvragers wiens
dossier wel compleet is. Hierdoor kan het voorkomen dat niet alle eerste
aanvragers de eerste zijn die een aanbieding ontvangen.
11. Welke (aanvullende) criteria worden gehanteerd voor het bepalen of een
aanvraag handmatig of automatisch wordt afgehandeld?
Antwoord:
Het is op dit moment nog niet mogelijk om alle aanvragen automatisch te
behandelen. Met de release van juni 2018 kunnen meer uitzonderingsgevallen
wel een aanvraag via het Overstapportaal kunnen indienen. Een overzicht
daarvan is te vinden in bijlage 1.
12. De voortgang die tussen de 2e en 3e voortgangsrapportage is geboekt,
betreft slechts een aanvraag die handmatig kon worden afgehandeld.
Waarom verloopt de voortgang in de handmatig afgehandelde aanvragen
zo traag?
Antwoord:
Er is een aantal redenen waardoor de afhandeling van handmatige aanbiedingen
langzamer gaat dan de afhandeling van automatische aanbiedingen. Een
erfpachtaanbieding vergt veel uitzoekwerk, zorgvuldigheid en financiële en
juridische kennis. Diverse scenario’s zijn mogelijk; het is geen standaardwerk
maar veelal maatwerk.
De eerste reden is dat de WOZ-waarde, BSQ of andere gegevens bij
erfpachtrechten ontbreken. Er wordt dan een onbezwaarde waarde en een BSQ
berekend. Dit gebeurt op basis van vergelijkbare woningen in de buurt die wel
over een WOZ-waarde beschikken. Dit kost tijd, waardoor het langer duurt
voordat handmatige aanbiedingen verstuurd kunnen worden.
Daarnaast is het bij handmatige aanbiedingen vaak het geval dat de erfpachter
met de woning en aanhorigheid (garage, berging, parkeerplaats) wil overstappen
naar eeuwigdurende erfpacht. In het geval van één erfpachtrecht kan dit via het
Overstapportaal en wordt de aanbieding sneller verstuurd. In het geval van twee
erfpachtrechten (één voor de woning en één voor de aanhorigheid) moet de
WOZ-waarde die over beide erfpachtrechten gaat, gesplitst worden over deze
twee rechten. Er ontstaan dan twee onbezwaarde waardes. Voordat de
handmatige aanbieding verstuurd wordt, moeten de onbezwaarde waardes
ontvangen zijn. Dit kost meer tijd dan automatische aanbiedingen.
5
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ui 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
Vrijwel alle openstaande klantvragen zijn overigens inmiddels beantwoord. Het
aantal openstaande klantvragen is afgenomen van enkele duizenden naar een
tiental klantvragen. Door deze afname kan een aantal medewerkers (fte) dat de
klantvragen behandelde, nu deels ingezet worden voor de behandeling van
handmatige aanbiedingen.
13. Het college schrijft in de 3de rapportage dat “de aanbiedingen die nu
verzonden zijn, zijn relatief gemakkelijke dossiers.” Wat wordt hiermee
bedoeld? Wanneer is een dossier ‘gemakkelijk’? En in hoeverre wordt
hiermee de volgordelijkheid van de binnengekomen aanvragen verstoord”?
Antwoord:
Met relatief gemakkelijke dossiers wordt gedoeld op dossiers die compleet zijn
aangeleverd en verder niet veel uitzoekwerk en financieel en juridisch denkwerk
vergen, door het Overstapportaal kunnen en door Team Overstap zelf kunnen
worden gecontroleerd en/of aangevuld. Handmatige dossiers vallen hier niet
onder. De aanbiedingen die tot nu toe verstuurd zijn, zijn voor het overgrote deel
dus aanbiedingen die via het Overstapportaal verstuurd zijn.
14. Waarom moeten de erfpachters met een aanhorigheid bij de woning (bv
berging of parkeerplaats) zo lang in onzekerheid blijven voor ze via het
overstapportaal konden overstappen?
Antwoord:
Die aanvragen moesten tot de release van juni 2018 handmatig worden
afgehandeld. Het Overstapportaal was nog niet gereed voor aanvragen van
woningen met aanhorigheden. In de nieuwe release van juni 2018 is dit opgelost.
15. Het college schrijft dat erfpachters met een aanhorigheid bij de woning pas
in de eerste helft van 2018, bij de nieuwe release van het overstapportaal,
kunnen overstappen. Is dat inmiddels al gebeurd? Zo ja, zijn signalen
bekend, van technische dan wel anderszins van aard, van moeilijkheden bij
het aanvragen van een aanbieding door erfpachters met een aanhorigheid?
Antwoord:
De nieuwe release van het Overstapportaal heeft in juni 2018 plaatsgevonden en
functioneert over het algemeen zoals verwacht.
16. Is de verwachting dat per mei 2018 een nieuwe versie van het
overstapportaal online zal zijn waarmee woningen met aanhorigheden ook
via het portaal kunnen overstappen nog reëel? Zo nee, wat is de nieuwe
planning?
Antwoord:
De nieuwe release van het Overstapportaal heeft in juni 2018 plaatsgevonden en
functioneert over het algemeen zoals verwacht.
6
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ui 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
17. Wat is de reden voor de terugval, zoals te zien in de 4e uitvoerings-
rapportage, in het aantal aanbiedingen die klaar staan om gecontroleerd te
worden (van 1806 naar 1627)?
Antwoord:
Het aantal te controleren aanbiedingen is gedaald, omdat gecontroleerde
aanbiedingen uiteindelijk worden verzonden aan de aanvragers. Deze worden
dan weergegeven in het aantal verzonden aanbiedingen en tellen niet meer mee
bij de aanbiedingen die klaar staan.
18. Ervaart het college de 1140 aanbiedingen die volgens de 4e rapportage
inmiddels verzonden zijn als veel of weinig? Waarom?
Antwoord:
Gezien de (technische) problemen die het Overstapportaal in de eerste maanden
heeft gehad was het aantal verzonden aanbiedingen het maximaal haalbare.
Met de nieuwe release van juni 2018 alsmede de uitbreiding van de personele
capaciteit wordt verwacht dat er meer aanbiedingen — waarvan een groot deel
volledig geautomatiseerd - kunnen worden gegenereerd en verstuurd.
19. Kan het college de raad een op buurtniveau uitgesplitst overzicht van de
1140 verzonden aanbiedingen doen toekomen?
Antwoord:
Dit overzicht is als bijlage 2 bijgevoegd.
20. Kan het college de raad een op bouwjaar uitgesplitst overzicht van de 1140
verzonden aanbiedingen doen toekomen?
Antwoord:
Dit overzicht is als bijlage 3 bijgevoegd.
Toelichting door vragenstelster:
De VVD heeft signalen ontvangen dat ook relatief eenvoudige woningen die bekend
staan als ‘woning met berging’ direct handmatig worden afgehandeld, ook al is er
geen sprake van een apart erfpachtrecht voor deze berging.
21. Kan het college deze signalen bevestigen? Zo nee, is het college het met
de VVD eens dat dit tot nodeloze vertraging leidt aangezien dergelijke
bestemmingen in vrijwel alle gevallen ook al in het lopende erfpachtcontract
staan?
Antwoord:
Als de woning met bijvoorbeeld parkeerplaats in hetzelfde erfpachtrecht zit, kon
dit al via het Overstapportaal. Het Overstapportaal kon (nog) niet meerdere
dossiers van één erfpachter gezamenlijk behandelen. Met de nieuwe release
kunnen deze erfpachters wel een aanvraag indienen in het Overstapportaal.
7
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ui 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 10 april 2018
22. Erfpachters die willen overstappen en waarbij zij naast hun woning ook een
garagebox hebben, kunnen alleen overstappen wanneer ze dat voor beide
tegelijkertijd doen. Op de overstapsite staat dat overstappen voor woningen
met een garage alleen mogelijk is via het mailadres, niet via het portaal. Het
is echter niet helder aangegeven dat overstap van woning en aanhorigheid
gelijktijdig moet gebeuren. Is het college bereid deze opheldering zo
spoedig mogelijk op de overstapsite toe te voegen? Zo nee waarom niet?
Antwoord:
De tekst in het Overstapportaal is inmiddels aangepast. De erfpachter krijgt op dit
moment de volgende tekst te zien:
‘Als u een los erfpachtrecht heeft voor berging, tuinuitbreiding, garage of
parkeerplaats, dan kunt u deze ‘aanhorigheden’ meenemen bij het overstappen.
Let op: het is niet mogelijk om alléén met de aanhorigheid over te stappen. Ook is
het niet mogelijk om eerst alleen met de woning over te stappen en later met de
berging, tuinuitbreiding, garage of parkeerplaats.”
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
8
| Schriftelijke Vraag | 8 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 10 november 2022
Ingekomen onder nummer 512
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Ahmadi inzake inzet maatschappelijke organisaties in
AZC's en noodopvang
Onderwerp
Inzet maatschappelijke organisaties in AZC's en noodopvang
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad, Gehoord de discussie over 25 Kennisnemen van de raadsinformatiebrief ‘Gevolgen
oorlog in Oekraïne voor Amsterdam’ VN2022-036039
Door de instroom van Oekraïense vluchtelingen zijn alle locaties overvol en speelt zich een ramp af
in Ter Apel waar het enige aanmeldcentrum voor asielzoekers zich bevindt. Ten gevolge hiervan
zijn door het land heen, en vooral in Amsterdam, noodopvanglocaties in gebruik.
De inzet van noodopvang en algemene opvang van nieuwkomers is niet zonder risico’s, zo meldt
het Parool van 21 oktober dat ruim 200 kinderen in Amsterdamse opvanglocaties geen toegang
tot het onderwijs waar zij recht op hebben verkrijgen.
Het is te verwachten dat de problematiek rondom humane en menswaardige opvang zich voort zal
zetten. Het is daarom des te meer van belang dat alle mogelijke bronnen van ondersteuning benut
worden.
In Amsterdam bevinden zich vele vrijwilligers en organisaties die ondersteuning zouden kunnen
bieden in de vorm van dagbesteding, onderwijs en taalles. Daarnaast zijn deze contacten van
groot belang voor nieuwkomers in de stad.
+ https://www.parool.nl/amsterdam/onderwijs-is-voor-asielkinderen-in-amsterdam-niet-gegarandeerd-b7ec3dd4/
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— De mogelijkheid te onderzoeken om een netwerk op te tuigen van organisaties en vrijwilligers
die dagbesteding, onderwijs en ondersteuning kunnen bieden bij de (nood)opvang van nieuw-
komers.
— Hierover te rapporteren naar de Raad.
Indiener
N. Ahmadi
| Motie | 2 | train |
Van:
Verzonden: dinsdag 18 februari 2020 10:19
Aan: Info gemeenteraad
Onderwerp: preventief fouilleren
Amsterdam 17-2-2020
Geachte gemeenteraad,
in Amsterdam heeft politiechef Frank Paauw dezer dagen een pleidooi gehouden voor
meer preventief fouilleren ter bestrijding van oneigenlijk gebruik van objecten voor
oneigenlijke doeleinden.
De politie heeft in Amsterdam sinds 2002 de mogelijkheid om preventieve
fouilleeracties te houden. Het idee erachter is dat inwoners in bepaalde buurten het zo
wel uit hun hoofd laten om met wapens over straat te lopen en dat het veiligheidsgevoel
onder de bewoners vergroot wordt vanwege de zichtbaarheid van de politie. Een kleine
20 jaar later kunnen vraagtekens geplaatst worden achter dit openbare orde-beleid.
De discussie over het fenomeen wordt in Amsterdam -zoals bij veel discussies,
bijvoorbeeld ook over het Zwarte Piet-fenomeen- toegespitst op het mogelijk etnisch
profileren … Het woord racisme ligt bij veel waarnemers voor in de mond en hiermee
dreigt die discussie beperkt te worden tot het berijden van verschillende stokpaardjes.
Terwijl het bij het preventief fouilleren om een veel algemenere, fundamentele
problematiek gaat; men kan zelfs zeggen om de basis van het rechtssysteem in
Nederland.
Ik gebruik als lichtend voorbeeld de recente geschiedenis van Italie.
Hiermee wordt de discussie onmiddellijk in een breder kader geplaatst, breder dan in de
gebruikelijke, typisch Amsterdamse atmosfeer het geval is.
Over mijzelf nog het volgende:
ik ben onder meer de schrijver van het boek “Het Italiaanse Complex”, publieksuitgave
van mijn proefschrift over de jaren zeventig in Italie.
Met vriendelijke groeten
P.S. het boek is sinds enige tijd te consulteren en down te loaden op de site van de
Universiteitsbibliotheek van de UvA op
https://dare.uva.nl/search?field 1=dai; value 1=304369462:;docsPerPage=l;startDoc=|
| Raadsadres | 1 | train |
Stadsdeelcommissie Oost
Agenda
Datum 05-09-2023
Aanvang 19:30
Locatie Oranje-Vrijstaatplein 2
Overlegvergadering stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur
Bij deze vergadering is ondertiteling beschikbaar. U kunt deze aanzetten door in de balk onderaan de videoplayer op "CC"
te klikken.
ALGEMEEN DEEL
1 Opening en vaststelling agenda
2 Mededelingen
3 Vaststellen van de conceptbesluitenlijst van de vergadering van 18 juli 2023
4 TKN-lijst
5 Mededelingen van de ingekomen stukken
INHOUDELIJK DEEL
6 Het woord aan bewoners, ondernemers en instellingen
7 Actualiteiten
11 Strategische huisvestingplannen: 1} Jeugd, zorg en basisvoorzieningen, 2) Sport en bewegen, en 3) Kunst en
cultuur
Bespreekpunten besluitvormend
Geen aanmelding ontvangen.
Bespreekpunten voorbereidend
8 Paarse vrijdag op basisscholen in Oost
9 Concept-ontwerpbestemmingsplan IJburg 1e fase, kavel 124 Il versie 2
10 Actualisatie Beleidskader Pueccinimethode
12 Hoofdlijnen Kunst & Cultuur 2025-2028
ALGEMEEN
13 Vooruitblik
5/9: Termijnagenda en MAT-lijst toegevoegd.
29/8: Termijnagenda en MAT-lijst worden gepubliceerd op de dag van de vergadering.
14 Rondvraag en sluiten vergadering
TKN-lijst
TKN 1 Ingekomen adviesaanvraag college aan stadsdeel over Verkenningsgebied Sprong over het IJ
TKN2 Informatiebrief ter afhandeling van moties 46 t/m 51 over Betondorp
TKN3 Informatiebrief ter afhandeling van moties 120 t/m 123 over afvalplan stadsdeel Oost
TKN 4 Raadsinformatiebrief ter afhandeling van toezegging 59 over Omgevingsplan Amsterdam (basisregeling)
TKN5 Ingekomen adviesaanvraag college aan stadsdeel over Concept-Uitvoeringsprogramma VTH Bouw & Gebruik
2023
TKN6 Nota van beantwoording inzake plan-MER Programma Windenergie Amsterdam
TKN 7 Ingekomen adviesaanvraag college aan stadsdeel over aanscherping milieuzone personenauto en invoering nul-
emissiezone bedrijfs- en vrachtauto’s en brom- en snorfietsen
TKN8 Nota van beantwoording en wijzigingsbesluit inzake (concept)verordening tot wijziging van bijlage 2 (taken) en 3
(bevoegdheden) behorende bij de Verordening op de stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 in verband met
de inwerkingtreding van de Omgevingswet
TKN9 Conceptbesluit van het dagelijks bestuur over instemmen met advies aan B en W voor vaststelling naamgeving
openbare ruimte: Caroline Herschelbrug
TKN 10 Aanbiedingsbrief van Groengebied Amstelland over gewijzigde gemeenschappelijke regeling en gewijzigde
verordening financieel beheer recreatieschap GGA
TKN 11 Brief aan bewoners over vergroenen Brigantijnkade
Ingekomen stukken
Geen aanmelding ontvangen.
1 Inspreeknotitie dhr. Vlug over Strategisch Huisvestingsplan Sporten en Bewegen 2023-2027
Voorgesteld wordt, de inspreeknotitie voor kennisgeving aan te nemen en desgewenst te betrekken bij de
behandeling va agendapunt 11,
2 Bericht van Vrienden van het Diemerpark over tijdelijk sportpark op het Strandeiland
Voorgesteld wordt, het bericht voor kennisgeving aan te nemen,
Insprekerslijst
De definitieve lijst met insprekers wordt gepubliceerd op de dag van de vergadering.
Besluitenlijst
Informatie
Locatie en opnamen
Dit overleg met de stadsdeelcommissieleden en het dagelijks bestuur vindt plaats in de Raadszaal van Stadsloket
Oost. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeld- en geluidsopnamen
gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina.
Inspreken en daarvoor aanmelden
Inspreken kan live ter vergadering - fysiek of virtueel - of schriftelijk.
Aanmelden voor inspreken kan tot uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering via het online
aanmeldformulier: htips://www.amsterdam.nl/@338353/inspreken-commissievergaderingen/
| Agenda | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1163
Publicatiedatum 10 december 2014
Ingekomen onder AB
Ingekomen op woensdag 26 november 2014
Behandeld op woensdag 26 november 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Poot, de heer Guldemond, mevrouw De Heer,
de heer Peters en de heer Groen inzake een overgangsregeling voor het verkrijgen
van een ligplaatsvergunning en exploitatievergunning voor passagiersvaartuigen.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van het raadslid mevrouw Poot van
24 november 2014 inzake een overgangsregeling voor het verkrijgen van een
ligplaatsvergunning en exploitatievergunning voor passagiersvaartuigen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1130);
Constaterende dat:
— in 2013 de Nota's Varen in Amsterdam 2.0 en 2.1 zijn aangenomen en
ondergetekende het beleid uit deze nota's ondersteunt;
— inde Nota Varen in Amsterdam 2.1 op blz. 24-25, inzake de uitgifteronde 2014,
staat: “Wanneer een aanvrager als uitkomst van de vergunningenronde in
aanmerking komt voor een exploitatievergunning krijgt deze ondernemer een jaar
de gelegenheid om een ligplaats te vinden. [….] Wanneer na een jaar geen
ligplaats is gevonden, vervalt het recht op de exploitatievergunning”;
Overwegende dat:
— inde nota Varen 2.1 ondernemers een eigen verantwoordelijkheid hebben om een
ligplaats te hebben of anders te realiseren;
— maar dat in de nota Varen 2.1 erkend wordt dat er een tekort is aan ligplaatsen
voor vergunde passagiersvaartuigen mede door de lange duur van de ruimtelijke
procedures die nu nodig zijn om nieuwe ligplaatsen te realiseren;
— veel ondernemers in de passagiersvaart aangeven de dupe dreigen te worden van
dit tekort en daardoor niet voor 1 januari 2015 aan de eis voor een
igplaatsvergunning kunnen voldoen;
— hierdoor per 1 januari 2015 het recht op de exploitatievergunning van hen die op
dat moment nog geen ligplaatsvergunning hebben, dreigt te vervallen;
— het wat betreft ondergetekende niet zo zou moeten zijn dat een groot deel van de
ondernemers, die veelal forse investeringen hebben gedaan, door een tekort aan
ligplaatsen per 1 januari hun recht op een exploitatievergunning verliezen,
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1163 Moti
Datum _ 10december2014 “ene
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de raad begin 2015 een plan voor te leggen over hoe voldoende ligplaatsen
gevonden en/of gecreëerd kunnen worden;
— de termijn voor het vinden van een ligplaats en het verkrijgen van een
igplaatsvergunning in het kader van het behoud van het recht op een
exploitatievergunning vanaf 1 januari 2015 met een redelijke termijn te verruimen.
De leden van de gemeenteraad,
M.C.G. Poot
PV. Guldemond
A.C. de Heer
D.W.S. Peters
R.J. Groen
2
| Motie | 2 | discard |
Vne2n 022407 X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW
% Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 14
Datum besluit College van B en W 6 juli 2021 17 augustus 2021
‘Onderwerp
Kennisnemen van het inspiratiedocument Parkeervrije Hoofdgracht
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het inspiratiedocument 'Parkeervrije Hoofdgracht - Inspiratiedocument voor
een nieuwe kijk op de grachten’, met als belangrijkste punten:
1. Het is met nadruk een inspiratiedocument opgesteld n.a.v. motie 56.20 bij de Agenda
Amsterdam Autoluw (Ernsting, Bakker, Vroege, Boutkan), dat discussie mogelijk maakt
over ruimtegebruik op de grachten en de mogelijkheden die er liggen. Nadere studies over
haalbaarheid (zowel bovengronds als ondergronds) zijn nodig.
2. Het parkeervrij maken van een hoofdgracht is een impuls voor de kwaliteit van het
werelderfgoed, voor de leefbaarheid van de binnenstad en voor de vergroening van de stad
en het biedt kansen voor meer transport over water.
3. In het document werken we drie modellen vit voor een parkeervrije gracht. Als voorbeeld
dient de Herengracht, omdat dit de kortste is van de drie hoofdgrachten en deze aan beide
zijden min of meer gelijk is:
3.1. Het uitgaan van bestaande verkaveling (model A: stoep, rijbaan, servicestrook) is qua
implementatie het minst bewerkelijk, leidt tot een verbetering van de ruimte voor
de voetganger, maar zorgt voor beperkte kansen voor vervoer over water en verdere
vergroening.
3.2. In model B verkavelen we de weg en de kade anders, waardoor er een vorm van
gedeelde ruimte ontstaat. Dit leidt tot meer ruimte voor de voetganger en biedt
grotere kansen voor vervoer over water, maar is qua voorwaarden (stevige reductie
rijdende auto en fiets) lastiger te behalen.
3.3. In model C veranderen we tegelijkertijd de locatie van de bomenrij, waardoor er meer
groeirvimte voor bomen ontstaat en er een looproute langs het water komt. Qua
implementatie is deze het meest bewerkelijk.
4. Voor alle varianten geldt dat de parkeerbalans op dit moment niet zodanig is dat een
hele hoofdgracht volledig parkeervrij kan worden gemaakt. Voor het vrijmaken van de
Herengracht is een negatieve balans (tekort) van 607 plekken.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 Gemeentewet
1. Hetcollege en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over
het door het college gevoerde bestuur.
2. Zijgeven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft.
3. Zijgeven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
4. Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld
in artikel 160, eerste lid, ondere, f‚ gen h, indien de raad daarom verzoekt of indien de
uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt
het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en
bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Gegenereerd: vl.15 1
VN2021-022407 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Verkeer en or % Amsterdam M LW
%
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f‚ geen
uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk
inlichtingen over de vitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.
Bestuurlijke achtergrond
Op 23 januari 2020 is bij de vaststelling van de Agenda Amsterdam Autoluw motie 56.20 (Ernsting,
Bakker, Vroege en Boutkan) aangenomen, waarin wordt gevraagd een stedenbouwkundige studie te
laten doen naar het volledig parkeervrij maken van een van de hoofdgrachten en in kaart te brengen
wat daarvoor nodig is, wat de kansen zijn voor vervoer over het water en hoe je noodzakelijke af- en
toevoer van goederen kunt garanderen of zelfs verbeteren.
In april 2020 is de gemeenteraad op de hoogte gebracht van de uitvoering van deze motie: “Het
college [kijkt] naar de mogelijke baten, de mogelijke inrichting met laad- en losfaciliteiten op land en
water en naar de eventuele uitstraaleffecten van de parkeerproblematiek in omliggende gebieden.
Het college verwacht de raad over de resultaten van deze studie begin 2021 te kunnen informeren.
De mogelijkheden voor een parkeervrije gracht worden overigens sterk bepaald door de opgave
rond de kademuren in de stad.”
Op 11 augustus 2021 zijn bijgaande brief en de studie 'Parkeervrije Hoofdgracht - Inspiratiedocument
voor een nieuwe kijk op de grachten’ via de Dagmail aangeboden.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Op 23 januari 2020 is bij de vaststelling van de Agenda Amsterdam Autoluw motie 56.20 (Ernsting,
Bakker, Vroege en Boutkan) aangenomen, waarin wordt gevraagd een stedenbouwkundige studie te
laten doen naar het volledig parkeervrij maken van een van de hoofdgrachten en in kaart te brengen
wat daarvoor nodig is, wat de kansen zijn voor vervoer over het water en hoe je noodzakelijke af-
en toevoer van goederen kunt garanderen of zelfs verbeteren. Met deze studie wordt deze motie
afgedaan.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.15 2
VN2021-022407 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Verkeer en or % Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
AD2021-083718 Aanbiedingsbrief Parkeervrije hoofdgracht_ondertekend.pdf (pdf)
AD2021-083706 Commissie MLW Voordracht (pdf)
AD2021-083719 Inspiratiedocument Parkeervrije Hoofdgracht. pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ven OR, Wiard Kuné, o6 5159 8069, w.kune @Qamsterdam.nl
Gegenereerd: vl.15 3
| Voordracht | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 8 november 2023
Ingekomen onder nummer 611
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Havelaar en Veldhuyzen inzake Begroting 2024.
Onderwerp
Maatschappelijke gevolgen autoluw beleid.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2024,
Constaterende dat:
-__De gemeente Amsterdam de Agenda Autoluw uitvoert;
-__ Zij op verschillende manieren vervoersbewegingen en parkeren voor auto’s beperkt of van
plan is te beperken;
Overwegende dat:
-__De auto niet voor alle Amsterdammers een luxe is, maar soms noodzakelijk is vanwege
een lichamelijke beperking, leeftijd, vracht of gebrekkige alternatieven;
-_Het autoluw beleid waarschijnlijk grote impact heeft op lokale ondernemers, het ontvan-
gen van (familiebezoek, mobiliteit voor kwetsbare Amsterdammers, gezinnen, ouderen
en mindervaliden;
-_ Verschillen in bevolkingsdichtheid en afstand tot ov-knooppunten voor grote verschillen
leiden in autobezit en -gebruik tussen stadsdelen;
-_Het belangrijk is voor Amsterdammers om hun bezoek te kunnen blijven ontvangen, om
zowel eenzaamheid te bestrijden als sociale banden te onderhouden;
-_ Het onwenselijk is als de stad wordt ingericht voor een uniforme groep Amsterdammers,
voor wie de gevolgen van autoluw beleid nihil zijn;
+ https://www.cbs.nl{nl-nl/maatschappij/verkeer-en-vervoer/ov-monitor/hoe-bereikbaar-is-het-ov/afstand-tot-treinstation-autobezit-per-
wijk
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-__Een onderzoek te initiëren naar de maatschappelijke impact van het autoluwe beleid in
Amsterdam;
-_ Hierbij bij voorkeur te betrekken:
o De impact op kwetsbare groepen;
o De sociale contacten van bewoners;
o De eventuele verschillen tussen stadsdelen;
o De sociaaleconomische status van betreffende bewoners;
-__ Het onderzoeksvoorstel binnen zes maanden aan de gemeenteraad voor te leggen.
Indiener,
R.B. Havelaar
J.A. Veldhuyzen
| Motie | 2 | discard |
VN2022-018738 idelij issi
Onderwijs, Jeugd en > 4 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Zorg % Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Publ Gezondheid, Preventie en Maatschappelijke Ontwikkeling
Agendapunt 47
Datum besluit College van B&W, 31 mei 2022
Onderwerp
Kennisnemen van de bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam
De commissie wordt gevraagd
1. _Kenniste nemen van de Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning
Amsterdam waarin tevens de motie (nr 699 accent) van de leden Van Pijpen en La Rose
inzake de begroting Zorg en basisvoorzieningen 2022 wordt afgedaan.
2. Kennis te nemen van de raadsbrief waarin de belangrijkste punten zijn:
e Positieve ontwikkelingen in 2021;
e De gevolgen van de coronacrisis op de uitvoering van de Wmo in 2021;
e De intrekking van de inkoop voor enkele Wmo-voorzieningen in 2021.
Wettelijke grondslag
* Artikel 2.5.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, inzake de jaarlijkse rapportage aan
de gemeenteraad over resultaten die in het voorafgaande jaar zijn behaald op basis van het
beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2, zesde lid, Wmo 2015.
* Artikel 169, Gemeentewet: actief informeren van de gemeenteraad door het college.
Bestuurlijke achtergrond
De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo) in Amsterdam. De missie daarbij is het helpen van kwetsbare Amsterdammers om zo lang
mogelijk zelfstandig en veilig te leven en te participeren in de samenleving. Over deze uitvoering
worden op verzoek van de gemeenteraad sinds 2015 bestuursrapportages opgesteld om de
ontwikkelingen in de maatschappelijke ondersteuning in de transitie- en de daaropvolgende
transformatiefase goed te kunnen monitoren. In de voorliggende rapportage wordt teruggeblikt op
heel 2021. De rapportage bevat de belangrijkste feiten en cijfers. Waar mogelijk is een vergelijking
opgenomen met de voorgaande jaren om een beeld te geven van mogelijke trends.
Nieuw in deze Bestuursrapportage zijn twee onderwerpen: de sociale basis naar aanleiding van
de motie van mw Van Pijpen en mw La Rose en toezicht op de Wmo naar aanleiding van een
toezegging wethouder. De sociale basis is opgenomen in de bestuursrapportage naar aanleiding
van motie 699 ‘Begroting 2022 Resultaatmonitor Sociale Basis’. Hiermee kan deze motie worden
afgedaan. Toezicht op de Wmo is aan de bestuursrapportage toegevoegd naar aanleiding van de
toezegging van de wethouder welke is gedaan in de raadscommissie Zorg, Jeugd & Sport op 2
september 2021.
Verder zijn de cijfers van het aantal klachten per Wmo-voorziening dit jaar niet beschikbaar, voor
dit jaar zijn enkel de cijfers van het totale aantal klachten beschikbaar. Eris vorig jaar een nieuw
systeem binnen de gemeente geïntroduceerd waardoor de klachtencijfers per voorziening niet
uitgedraaid kunnen worden. Er zijn verbetervoorstellen zodat het ook met dit systeem mogelijk zal
zijn en deze cijfers volgend jaar beschikbaar zijn.
De bestuurlijke besluitvorming inzake bestuursrapportages Zorg en Jeugd verloopt normaliter
gelijktijdig. Dit jaar zal de bestuursrapportage Jeugd later aangeleverd worden en zal deze daarnaast
Gegenereerd: vl.12 1
VN2022-018738 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Onderwijs, Jeugd en 9 Amsterdam Je TAR
Zorg %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022
Ter kennisneming
een beknoptere versie worden. Om deze reden wordt de bestuursrapportage van Zorg welke
klaarligt en hetzelfde format van voorgaande jaren aanhoudt, alvast ingebracht.
In 2021 zijn de Buurtteams van start gegaan. De coronamaatregelen hielden dit niet tegen doordat
de Buurtteams op een creatieve manier alsnog diensten hebben kunnen verlenen, waaronder inloop
op afspraak. Ook is 2021 het jaar geweest waarin de aanbesteding is ingetrokken voor aanvullende
individuele ondersteuning, maatschappelijke opvang en beschermd wonen, dagbesteding en hulp
bij huishouden.
De coronacrisis gecombineerd met maatregelen heeft ook in 2021 invloed gehad op de uitvoering
van de Wmo. Zo is het gebruik van het aanvullend openbaar vervoer weliswaar licht gestegen
ten opzichte van 2020, maar is dit alsnog een forse daling ten opzichte van voor de coronacrisis.
Dagbesteding was in 2021 toegankelijk maar inlooplocaties moesten soms toch tijdelijk sluiten
wegens de maatregelen. De pandemie leidde in 2021 tot een verhoogde druk voor mantelzorgers,
maar ondersteuningsactiviteiten en -aanbod konden deels online en deels fysiek worden
georganiseerd. Waar logeeropvang de mantelzorger moet ontlasten en in de afgelopen jaren
groeide, waren bepaalde opvanglocaties niet meer of beperkt beschikbaar wegens covid-19. De
aanvang van de pandemie en maatregelen leidde tot een toename van maatschappelijke aandacht
voor eenzaamheid, wat positief is gezien de kwetsbare Amsterdammers vaker te maken hebben
met eenzaamheid en hierin een stijgende lijn is onder zowel jongeren als ouderen. Bij hulp bij
huishouden is er een groei geweest van de wachtlijst en in de tweede helft zien we effecten van
krapte op de arbeidsmarkt.
Dak- en thuislozen werden opgevangen tijdens lockdowns. Het aantal wachtenden voor
maatschappelijke opvang en beschermd wonen is licht afgenomen dankzij een toename in
geleverde woningen. De meldingen bij Veilig Thuis namen af en de vraag om advies verdubbelde.
Daarentegen nam de vraag naar vrouwenopvang toe in coronatijd.
Waar er landelijk sprake is van een stijging is het aantal meldingen van onbegrepen gedrag in
Amsterdam in het afgelopen jaar gedaald.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Reactie stedelijke Wmo-Adviesraad en Cliëntenbelang Amsterdam
De stedelijke Wmo-Adviesraad en Cliëntenbelang Amsterdam hebben het concept van de
Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam ontvangen. Het concept
isop 21 april 2021 met de Wmo-Adviesraad besproken en uitgebreid toegelicht. De Wmo-
Adviesraad heeft enkele algemene vragen gesteld evenals vragen bij specifieke onderdelen in
Bestuursrapportage 2021:
Zo is als algemene vraag gesteld of Bestuursrapportage 2021 een kennisgeving is of dat er zaken
zijn mee te nemen naar 2022, daar het integraal werken in 2022 een vitgangspunt is. Verder
zijn er bij de onderdelen buurtteams, aanvullende individuele ondersteuning, huiselijk geweld
en kindermishandeling, dagbesteding en hulp bij huishouden ter toelichting vragen gesteld.
Zo vraagt de Wmo-Adviesraad bij de buurtteams hoe deze meer herkenbaar zullen worden en
werden de wachttijden benoemd. Bij huiselijk geweld werd onder andere gevraagd naar de oorzaak
van de stijging bij Veilig Thuis en waardoor er nu een sterkere samenwerking is in de keten bij
huiselijk geweld en kindermishandeling. De vragen van de Wmo-adviesraad zijn beantwoord.
Hulp bij huishouden en dagbesteding zijn mondeling toegelicht tijdens de bespreking van de
Gegenereerd: vl.12 2
VN2022-018738 G idelij issi
Onderwijs, Jeugd en % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Zorg %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022
Ter kennisneming
bestuursrapportage met de Wmo-Adviesraad. De schriftelijke en mondelinge vragen zijn naar
tevredenheid van de Wmo-Adviesraad beantwoord.
Cliëntenbelang Amsterdam geeft in diens reactie aan: van mening te zijn dat naast een overzicht van
cijfers en trends, een bestuursrapportage ook meer inzicht zou moeten geven in knelpunten in het
beleid of in de uitvoering waarin verbetering nodig is en welke ongewenste effecten beleidskeuzes
of de vitvoeringspraktijk voor Amsterdammers hebben. Verder heeft Cliëntenbelang Amsterdam
eveneens bij specifieke onderdelen in de rapportage vragen gesteld of op-/aanmerkingen gegeven:
Zo is bij hulp bij huishouden de vraag gesteld wat er met Amsterdammers gebeurde welke op de
wachtlijst stonden met een wachttijd van één jaar, ten tijde van de wachttijd. Inzake aanvullend
openbaar vervoer vindt Cliëntenbelang Amsterdam het relevant dat bij de vitgangspunten van de
toekomstvisie Sociaal vervoer vermeld wordt dat de doelstellingen alleen kunnen worden behaald
als de randvoorwaarde substantiële verbeteringen in het openbaar vervoer wordt gerealiseerd
en dat hier nog een grote opgave ligt. Dit zodat meer mensen met het OV zullen reizen. Bij het
onderdeel buurtteams benadrukt Cliëntenbelang eveneens de benoeming van de wachttijden in
2021 en de uitdaging in de overdracht door zorgaanbieders waardoor de verandering voor cliënten
soms moeilijk verliep. Verder werden bij het onderdeel eenzaamheid, vervoersvoorzieningen, de
sociale basis, toezicht op de Wmo, bezwaar en beroep, klachten, en het indicatie adviesbureau
vragen ter toelichting gesteld of opmerkingen gegeven. De reactie van Cliëntenbelang wordt
beantwoord.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
« Motie 699 accent, ingediend door het lid van Pijpen en voormalig lid La Rose op 11 november
2021, wordt hiermee afgedaan nu aan het verzoek in deze motie is voldaan om de Sociale
Basis integraal als onderdeel op te nemen in Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke
ondersteuning Amsterdam. Hiermee wordt de motie beschouwd als afgedaan.
e Tevens wordt de toezegging welke door wethouder Kukenheim is gedaan tijdens de
raadscommissie Zorg, Jeugd & Sport op 2 september 2021 bij agendapunt 8 ‘Kennisnemen
van de bestuursrapportage Maatschappelijke Ondersteuning 2020 (ZD2021-006455)'
door middel van Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteuning Amsterdam
afgedaan nu Toezicht op de Wmo door de GGD (toezichthoudende instantie) als onderdeel is
opgenomen in deze rapportage.
‘Welke stukken treft vaan?
Gegenereerd: vl. 12 3
VN2022-018738 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam
Zorg %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022
Ter kennisneming
1 Raadsinformatiebrief Bestuursrapportage Maatschappelijke
AD2022-059637 ‚
ondersteuning Amsterdam 2021.pdf (pdf)
2 Bestuursrapportage 2021 Maatschappelijke ondersteunin
AD2022-059638 PP 3 PPE 9
Amsterdam.pdf (pdf)
3 Motie 6ggaccent.21 lid Van Pijpen c.s. resultaatmonitor Sociale Basis.pdf
AD2022-059639
(pdf)
AD2022-059614 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Onderwijs, Jeugd en Zorg, Tmnit Tuguabo, tmnit.tugvabo@®amsterdam.nl, 06-28249494 en Tessa
Stout, t.stout@®amsterdam.nl, 06-48513412
Gegenereerd: vl.12 4
| Voordracht | 4 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1029
Publicatiedatum 9 oktober 2015
Ingekomen op 8 oktober 2015
Ingekomen in raadscommissie ID
Te behandelen op 4/5 november 2015
Onderwerp
Motie van de leden Ruigrok en Torn inzake de Begroting 2016 (meer handen,
bezems en wagens op straat).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Constaterende dat:
— het college aan de raad voorstelt om een bedrag van € 3,15 miljoen, waarvan
€ 0,8 miljoen voor schoonmaak na evenementen, aan te wenden voor minder
afval in de stad;
— uit de begroting niet geheel duidelijk wordt waar de overige € 2,35 miljoen aan
besteed gaat worden;
— investeringen in minder afval in de stad breed geïnterpreteerd kunnen worden;
Overwegende dat:
— het van groot belang is dat het geld dat wordt ingezet voor een schone stad
daadwerkelijk leidt tot een zichtbaar schonere openbare ruimte;
— uitde begroting niet valt op te maken of dit met de huidige plannen het geval is;
— investeringen in samenwerkingen, afval- en buurtcoaches geen garantie bieden
voor een direct zichtbaar schonere openbare ruimte;
— gerichte investeringen in de schoonmaakdienst direct resulteren in een schonere
openbare ruimte voor Amsterdammers.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de £ 2,35 miljoen gereserveerd voor minder afval in de stad direct te investeren in
het vergroten van de capaciteit van de schoonmaakdiensten zodat de openbare
ruimte zichtbaar en terstond schoner wordt;
— hiervoor zo spoedig mogelijk een plan aan de gemeenteraad voor te leggen.
De leden van de gemeenteraad
M.H. Ruigrok
R.K. Torn
1
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 20 september 2023
Ingekomen onder nummer 527
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Moeskops, Minderhoud, Van der Veen, Broersen en
Kabamba inzake Nachtcultuur opnemen in de stadspas.
Onderwerp
Nachtcultuur op de stadspas
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Uitvoeringsagenda Nachtcultuur
Constaterende dat:
e Kunsten cultuur van grote waarde is voor onze stad omdat het bijdraagt aan de ontwikke-
ling van onze samenleving en van het individu.
e De stadspas ervoor zorgt dat ook Amsterdammers met een kleine beurs gebruik kunnen
maken van o.a. het prachtige kunst- en cultuuraanbod dat onze stad te bieden heeft;
e Momenteel veel culturele dagactiviteiten, zoals het bezoek aan musea, (bijna) gratis te
bezoeken zijn voor stadspashouders.
e Meer dan 122.000 Amsterdamse minima een stadspas hebben;
Overwegende dat
e _Nachtcultuur van hetzelfde belang is als dagcultuur. Nachtlocaties bieden een plek waar
makers hun artistieke creativiteit kwijt kunnen en waar bezoekers een vrijheid om jezelf te
kunnen zijn vinden die overdag niet lijkt te bestaan;
e _Nachtactiviteiten- en evenementen bijdragen aan de sociale cohesie van de stad omdat
het een plek biedt waar Amsterdammers uit alle verschillende groepen elkaar kunnen ont-
moeten.
e _Entreegeld deze plekken ontoegankelijk kan maken voor Amsterdamse minima.
e _Eenkleine beurs niet de reden mag zijn om geen toegang te vinden tot het aanbod van de
Amsterdamse nachtcultuur.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Te verkennen of en hoe nachtcultuur kan worden opgenomen in het aanbod van de stadspas.
Indiener(s),
E. D.M. Moeskops
B.M.H. Minderhoud
K.S‚N. van der Veen
J. Broersen
C.K.E. Kabamba
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1650
Datum akkoord college van b&w van 17 mei 2016 en tkn in cie WE op 7 december 2016
Publicatiedatum 7 december 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot van 22 januari 2016 inzake
het opstellen van een zwarte lijst voor bijstandsfraudeurs binnen de G4.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Bijstandsfraude, in welke vorm dan ook, ondermijnt het draagvlak voor de solidariteit
waarop het stelsel van sociale zekerheid en bijstand is gebaseerd. De VVD gaat de
bestrijding van bijstandsfraude daarom aan het hart. Wat de VVD betreft moet het niet
alleen potentiële, maar ook reeds bewezen bijstandsfraudeurs zo moeilijk mogelijk
worden gemaakt om een bijstandsuitkering aan te vragen, bijvoorbeeld als iemand
reeds in een andere Nederlandse gemeente wegens fraude geen uitkering heeft
gekregen of deze is stopgezet.
Recent zijn er door de VVD signalen ontvangen dat er door fraudeurs een vorm van
uitkeringstoerisme wordt beoefend, waarbij van gemeente naar gemeente wordt
‘gehopt’ met een aanvraag voor een bijstandsuitkering. In april vorig jaar verscheen
bovendien een rapport van het Landelijk Contact Sociaal Rechercheurs waarin wordt
beschreven dat het voor fraudeurs makkelijk is om na fraude bij een andere
gemeente opnieuw een uitkering aan te vragen. Binnen de Europese Unie bestaat dit
probleem al langer, waarbij in verschillende landen aanvragen worden ingediend,
vooral in het land waarvan wordt verondersteld dat het verkrijgen van een uitkering
eenvoudig zou zijn. Ook binnen de Nederlandse landgrenzen komt het voor dat in
verschillende gemeenten aanvragen worden gedaan. De VVD pleit daarom voor het
opstellen van een zwarte lijst van bijstandsfraudeurs, zodat de gemeente extra alert
kan zijn bij een aanvraag van een op de lijst genoemd individu. De zwarte lijst kan
bestaan uit mensen waarvan reeds in (om te beginnen) een andere G4 gemeente
wegens fraude hun uitkering is stopgezet.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neng 650 Gemeenteblad R
Datum 7 december 2016 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 januari 2016
1. Kan het college aangeven of er op dit moment geen zwarte lijst bestaat van
bijstandsfraudeurs, bijvoorbeeld binnen de G4? Werkt de gemeente
Amsterdam intern met een dergelijke zwarte lijst?
Antwoord:
Er bestaat geen zwarte lijst van bijstandsfraudeurs binnen de G4. Het gebruik van
een dergelijke lijst binnen andere gemeenten is niet bekend. Intern werkt de
gemeente Amsterdam niet met een dergelijke lijst.
ledere bijstandsaanvraag wordt individueel beoordeeld. Hierbij worden diverse
bronnen geraadpleegd zoals de registratie in het Register Burger Personen (het
bevolkingsregister) en SUWlI-net. Via SUWI-net wordt ook het frauderegister
geraadpleegd. Uit de registratie in dat register valt op te maken of een aanvrager
van bijstand al eerder een bestuurlijke boete heeft gekregen naar aanleiding van
verwijtbare gedragingen ten aanzien van de informatieplicht.
Indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat het recht op uitkering op basis van
de beschikbare gegevens (nog) niet is vast te stellen, worden aanvullende
gegevens van de aanvrager gevraagd. Indien dan nog gerede twijfel bestaat
omtrent de juistheid van de door de aanvrager gedane opgave wordt de afdeling
Handhaving Werk en Inkomen gevraagd een rechtmatigheidsonderzoek te doen.
Een huisbezoek kan onderdeel zijn van een dergelijke rechtmatigheidsonderzoek
2. Indien er op dit moment geen zwarte lijst van bijstandsfraudeurs binnen de
G4 bestaat, is het college het dan met de VVD eens dat deze moet worden
opgericht? Zo ja, welke stappen is het college op korte termijn voornemens
te doen om tot een dergelijke lijst te komen, waaronder in overleg treden
met de G4 om tot oprichting te komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De Participatiewet vormt de grondslag voor het doen van
rechtmatigheidsonderzoeken.
Op grond van de huidige werkwijze bij aanvragen om bijstand is een rechtmatige
beoordeling van bijstandsaanvragen reeds geborgd. Bij de beoordeling van het
recht op bijstand wordt, indien de situatie daarom vraagt, reeds in individuele
gevallen contact opgenomen met de gemeente waaruit de aanvrager vertrokken
is. Deze bevoegdheid is geregeld in de Participatiewet (artikel 64).
Deze informatie kan leiden tot nader onderzoek, bijvoorbeeld door de afdeling
Handhaving Werk en Inkomen.
Er is geen waarneembare trend waaruit is op te maken dat er een toename is van
frauderende burgers die na het beëindigen van het recht op bijstand op grond van
geconstateerde onrechtmatigheid in de ene gemeente, bijstand aanvraagt in
Amsterdam.
Een aparte aanpak van burgers die blijkens bestaande registraties eerder een
fout hebben gemaakt met betrekking tot het naleven van de inlichtingenplicht is
onnodig temeer daar de registratie in het frauderegister al inzicht geeft in
verwijtbare gedragingen ten aanzien van de informatieplicht in het verleden.
Het college is daarom van mening dat een dergelijke zwarte lijst niet moet worden
opgericht.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
weing 650 Gemeenteblad
Datum 7 december 2016 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 januari 2016
3. Kan het college aangeven welke knelpunten mogelijkerwijs bestaan om tot
de oprichting van een zwarte lijst te komen?
Antwoord:
Het opstellen van een zwarte lijst van bijstandsfraudeurs naast de registratie die
nu al in SUWl-net plaatsvindt. zou in samenwerking moeten gebeuren met de
Autoriteit van Persoonsgegevens. Onderzocht moet dan worden of er niet een
minder belastend systeem mogelijk is dan het oprichten van een zwarte lijst.
De wijze waarop de borging van de rechtmatigheid van bijstandsaanvragen
momenteel is ingericht, is een dergelijk minder belastend systeem.
Er is gekozen voor een systeem dat zo min mogelijk belastend is voor de burger
en zoveel als mogelijk gebaseerd op bestaande gegevens zoals de ter
beschikking gestelde bronbestanden zoals de Basisregistratie Personen en
SUWI-net.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1479
Publicatiedatum 27 september 2019
Ingekomen onder R
Ingekomen op donderdag 19 september 2019
Behandeld op donderdag 19 september 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Yilmaz inzake de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’
(bevoegdheidseis voor docenten Burgerschap)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1431).
Constaterende dat:
— Het vak Burgerschap steeds meer een prominentere rol krijgt in de algemene
ontwikkeling van studenten;
— Er momenteel geen bevoegdheidseis bestaat voor het doceren van het vak
Burgerschap;
— Hiermee is het erg afhankelijk van de individuele leraar hoe het onderwijs is
ingericht en blijven er kansen liggen.
Overwegende dat:
— Het instellen van een bevoegdheidseis noodzakelijk is voor het waarborgen van
de onderwijskwaliteit;
— Ook de Onderwijsinspectie vraagt om verbetering van het
burgerschapsonderwijs".
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij de minister van OCW er met klem op aan te dringen voor het instellen van een
bevoegdheidseis voor docenten Burgerschap en uitbreiding en/of verbreding van
het huidige aanbod van docentenopleidingen voor de maatschappijvakken.
Het lid van de gemeenteraad
N. Yilmaz
1 https://www.onderwilsinspectie.nl/actueel/nieuws/2017/02/07/burgerschapsonderwiis-
vraagt-verbetering
1
| Motie | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1877
Ingekomen onder AR
Ingekomen op donderdag 7 november 2019
Behandeld op donderdag 7 november 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake exploitatievergunningen voor passagiersvaart
(Proefindiening)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de concept beleidsregels voor het omzetten van
exploitatievergunningen voor passagiersvaart en de conceptwijziging van de Regeling
op het binnenwater 2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1798).
Overwegende dat:
— In 2020 de eerste inschrijving voor de loting van de exploitatievergunningen
passagiersvaart zal plaatsvinden;
— Voor veel ondernemers dit een belangrijk proces is voor de toekomst van hun
bedrijf;
— De procedure daarom vlot en netjes moet plaatsvinden en iedere onnodige
vertraging moet worden voorkomen;
— De gemeente er niet om bekend staat dit soort nieuwe procedures in een keer
goed te kunnen organiseren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Een proefinschrijving of simulatie te organiseren teneinde de eigen en interne
processen door te lichten en te optimaliseren, zodat de omzetting
exploitatievergunningen passagiersvaart zo soepel mogelijk zal verlopen.
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente
Amsterdam
ì $ Motie
Datum raadsvergadering 28 juni 2023
Ingekomen onder nummer 417
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Garmy, Bakker en Burgers inzake advies Binnenlandse
Zaken volgen
Onderwerp
Advies Binnenlandse Zaken volgen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over voortgang uiten van wensen en bedenkingen inzake de beoogde
verkoop van het 100% belang in AEB Holding N.V
Constaterende dat:
-__De wethouder heeft toegezegd voor de verkoop van het AEB advies te vragen aan het
ministerie van Binnenlandse Zaken;
-_ AEB gekocht kan worden door partijen buiten de Europese Unie;
Overwegende dat:
-__Het voor de continuïteit van afvalverwerking, energieleverantie en klimaatdoelstellingen
belangrijk is dat het AEB in de handen van een betrouwbare nieuwe eigenaar terecht
komt;
-_In de ‘Quickscan nationale veiligheid bij inkoop en aanbesteden’ zowel het beschermen
van vitale infrastructuur (zoals energieopwekking) als ‘strategische afhankelijkheid’
genoemd worden en AEB daar onder kan vallen“;
-__De Europese Unie inzet op meer strategische autonomiteit en daarbij specifiek de
energieopwekking en levering prioriteert?;
* https://www.pianoo.nl/sites/default/files/media/documents/Quickscan-nationale-veiligheid-bij-
inkoop-en-aanbesteden-aprilzo19.pdf
2 https://ec.evropa.eu/commission{presscorner/detail/en/lP_22 6238
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 1
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Om in het proces van de verkoop van AEB, het mogelijk verkoopadvies van het ministerie van
Binnenlandse Zaken op te volgen, zelfs als dat de mogelijkheden tot verkoop aan bepaalde
partijen beperkt.
Indiener(s),
|. Garmy
A.L. Bakker
H.C. Burgers
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam J l F
% Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
% Agenda, woensdag 14 september 2011
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Tijd 13:30 tot 17:00 uur en zonodig van 19.30 tot 22.30
Locatie De Rooszaal 0239
Procedureel deel (13.30 — 13.45)
1 __ Opening procedureel gedeelte
2 _ Huishoudelijke mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Conceptverslagen AZF (30.06.2011 en 07.07.2011), OZK (06.07.2011,
07.07.2011 en 13.07.2011) en EZP (06.07.2011).
e Ter informatie zijn verslagen meegezonden die betrekking hebben op commissies
waar portefeuilles voorheen werden behandeld.
5 Termijnagenda, openstaande toezeggingen en schriftelijke vragen
6 TKN-lijst
Inhoudelijk deel (13.45 — 17.00)
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam J l F
Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Agenda, woensdag 14 september 2011
Educatie
11 Beschikbaarstellen rendabel krediet revalidatieruimte in nieuwbouw Mytyl-
Tyltylschool Nr. BD2011-003224
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
12 Project Vreedzame Wijk Nr. BD2011-006643
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP).
Jeugdzaken
13 Brief Lodewijk Asscher stand van zaken Ouder- en Kindcentra Nr. BD2011-
007644
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Poorter (PvdA).
14 Stand van zaken Amsterdams Jongerenwerk Nieuwe Stijl en Integrale aanpak
kwetsbare meisjes en jonge vrouwen Nr. BD2011-007643
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Poorter (PvdA).
15 Voortgangsrapportage jeugdparticipatie 2011 Nr. BD2011-007687
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Poorter (PvdA).
16 Vrijgeven voor consultatie van de conceptvisie Veranderingen Jeugddomein Nr.
BD2011-007918
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
2
| Agenda | 2 | discard |
Gemeente
Amsterdam
Armoede in beeld 5
Stadsdeelfactsheet Nieuw-West
% Inhoudsopgave
x Inhoud Pagina Inleiding
> < Met het verschijnen van de Armoedemonitor
Toelichting 3 2022 en de daarbij behorende tabellenrapportage
voor de stadsdelen van Onderzoek en Statistiek
Deel 12: Minimahuishoudens 4 (O&S), kan er weer een nieuwe stand van zaken
gegeven worden van de omvang van de armoede
Definities 5 en het bereik van de armoedevoorzieningen.
Minimahuishoudens per stadsdeel, gebied, wijk en buurt 6 Team Onderzoek Stadsdelen heeft voor alle
nn stadsdelen en stadsgebied Weesp een analyse
Langdurige minima 9 gemaakt van de gegevens uit de
Minimahuishoud ink b tabellenrapportage. Hiermee wordt voorzien in de
inimahuishoudens en inkomstenbron 10 behoefte binnen de stadsdelen om een beeld te
. krij | ieki
Minimahuishoudens en huishoudtype 12 gem van de armoedeproblematiek in de
gebieden, wijken en buurten van een stadsdeel.
Minima naar leeftijdsgroep 14
Deze factsheet bestaat uit twee delen. Het eerste
Minimajongeren 16 deel gaat over de minima. Hoe groot is die groep
en wat zijn de kenmerken van deze groep?
Deel 2: Bereik armoedevoorzieningen 17
Deel twee gaat over het bereik van de
Toelichting armoedevoorzieningen 18 armoedevoorzieningen. Welke voorzieningen
zijn er voor de minima en hoe is het bereik
Bereik armoedevoorzieningen per stadsdeel, wijk en buurt 19 daarvan?
Methode om minima te bereiken per voorziening 21
% Toelichting
Armoedemonitor
Alle cijfers over armoede in dit document zijn afkomstig van de Armoedemonitor van Amsterdam 2022*.
De jaarlijkse Armoedemonitor is gebaseerd op het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) van het
CBS. De cijfers van de Armoedemonitor gaan over het jaar 2021. Dat is het meest recente jaar dat het CBS
levert. De bereikcijfers van de armoedevoorzieningen gaan over 2022 en zijn afkomstig van het WPI.
Definities laag inkomen en minimahuishouden
In de Armoedemonitor wordt gekeken naar de huishoudens met een laag inkomen. Een huishouden is een
minimahuishouden wanneer er naast een laag inkomen ook weinig vermogen is. De grens voor een laag
inkomen ligt in Amsterdam sinds 1 janvari 2023 op 130% van het sociaal minimum (SM). In de Armoedemonitor
en in de tabellenrapportage wordt voor alle gegevens vanaf 2011 deze nieuwe inkomensgrens van 130% SM
gehanteerd. Om deze reden komen de gegevens niet overeen met gegevens uit de vorige edities van de
Armoedemonitor. Er zijn dus meer mensen die door het opschuiven van de grens onder een laag inkomen
vallen. In heel Amsterdam gaat het in vergelijking met het aantal mensen met een laag inkomen die onder de
120% SM grens vielen in 2020 om ongeveer 11.550 meer huishoudens.
Doelpopulatie Armoedemonitor
De gegevens in de Armoedemonitor gaan over Amsterdamse huishoudens van wie het inkomen over het
betreffende jaar bekend is. Huishoudens die exclusief uit studenten of instituutbewoners bestaan worden
buiten beschouwing gelaten. Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met weinig minima niet alle
gegevens beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 20 huishoudens of personen.
In de Armoedemonitor 2022 zijn de cijfers nog gepubliceerd in de oude gebiedsindeling van 2015.
*Het rapport is te vinden via Armoedemonitor 2022 | Website Onderzoek en Statistiek (amsterdam.nl)
Gemeente
Amsterdam
Minimahuishoudens
% Definiti
Armoedegrens = 130% van het wettelijk minimum loon en weinig vermogen*
Normbedragen belastbaar jaarloon 2021 van de lage inkomensgrens Tot de grens voor de bijstand
gemeente Amsterdam, naar leeftijd en type huishouden, voor recht op
minimaregelingen in 2022 (€) Op 1 janvari 2022 is het maximaal toegestane vermogen
€ 6.505 voor een alleenstaande en € 13.010 voor paren en
gezin alleenstaande ouders.
(met of zonder kinderen) 26.454 27.087 . .
eenoudergezin 26.097 24.904 Daarnaast mag de overwaarde van een eigen woning
alleenstaande 20.878 19.765 maximaal € 54.900 zijn.
bron: WPI
* Definities komen uit de Amsterdamse Armoedemonitor 2022: https://onderzoek.amsterdam.nl{publicatie/armoedemonitor-2022
> < % minimahuishoudens (2021)
On Van alle stadsdelen heeft Zuidoost het grootste aandeel
> < Oe minimahuishoudens van de stad, gevolgd door Noord en
Ze Nieuw-West. In aantallen gezien hebben de stadsdelen
Dd
r Nieuw-West en West de meeste minimahuishoudens.
1
AN In stadsdeel Nieuw-West behoort 19,7% van alle
NN huishoudens tot de minima. Dat ligt 2,7 procentpunten
6,5 IN boven het gemiddelde van Amsterdam (17%). In totaal zijn
IN dat 13.454 huishoudens in 2020. Sinds 2013 ligt het aantal
jaarlijks rond de 13.000.
8,8
Amsterdam 17,0
rn Na
: en Aantal minimahuishoudens (2011-2021)
bron: CBS/ bewerking O&S
18.000
16.000
14.000 13-454
3.281
12.000
10.954
10.000 9.348
9.186
8.000
aoe TT an
4.000
2.000
mmm 79
0
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
—=Centrum —=West ——=Nieuw-West —==Zuid =—==Oost —==Noord =—==Zuidoost —=Weesp
26 Minimahuishoud bied
> < % minimahuishoudens (2021) Aantal minimahuishoudens (2021)
997
8,6
bron: CBS/ bewerking O&S â
Van de 4 gebieden in Nieuw-West heeft Geuzenveld, Slotermeer* het grootste aandeel (25,2%) en aantal
minimahuishoudens (4.947). Daarna volgen Osdorp (22,1 % {aantal 3.827) en Slotervaart (18,7% /aantal 3.683).
DASNS ligt met een aandeel van 8,6% (aantal 997) ver onder het stedelijk gemiddelde.
* Nieuw-West heeft per 24 maart 2022 vijf gebieden. Sloterdijk Nieuw-West is vanaf dat moment ook formeel een GGW-gebied. Omdat het aantal
huishoudens t/m 2020 ‘maar’ rond de 3% uitmaakt van het ‘oude’ gebied Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken, spreken we vanwege de leesbaarheid
in het vervolg van de tekst alleen over Geuzenveld, Slotermeer. Dus voor het feitelijke gebied Geuzenveld, Slotermeer kunnen de percentages licht
afwijken en zullen de aantallen iets lager liggen, omdat in deze factsheet ook de aantallen van Sloterdijken bij het gebied zijn opgeteld.
> < % minimahuishoudens per wijk en buurt
> < % minimahuishoudens wijken (2021) % minimahuishoudens buurten (2021)
4 ' 8 EN 4
_ i 7 SE Be 16, |
5 î
bron: CBS/ bewerking O&S
Op wijkniveau behoren in Geuzenveld, Slotermeer 3 van de 4 wijken rond een kwart van de huishoudens tot de minima, het
betreffen Slotermeer-Noordoost, Slotermeer-Zuidwest en Geuzenveld. Ook de wijken Sloterdijk, Osdorp-Midden, Osdorp-
Oost, Slotervaart-Noord en Slotervaart-Zuid kennen een aandeel van boven de 20% minimahuishouden.
Eris een achttal buurten dat een aandeel dan 30% of hoger minimahuishoudens kent. Hiervan zijn er vijf noemenswaardig.
Het betreffen Johan Jongkindbuurt, Reimerswaal, Wildeman, Lodewijk van Deysselbuurt en Slotermeer Zuid (Dichters- en
Couperusbuurt). Voor de overige drie met een aandeel boven de 30% is enige relativering op zijn plaats, doordat ze (zeer)
weinig inwoners hebben en/of vooral door studenten en jonge statushouders worden bevolkt buurten (Sloterdijk II West,
Riekerhaven, Medisch Centrum Slotervaart).
De Aantal personen dat langdurig minima is
x% Aantal langdurige minima in leeftijdsgroepen (2022) Personen in een minimahuishouden die langer dan 3 jaar tot de
minima behoren zijn langdurig minima. Van de stadsdelen
> < 2265 heeft Nieuw-West de meeste personen die langdurig minima
3.482 664 zijn (in totaal 15.822). Deze oververtegenwoordiging geldt voor
saas Dn 455 m18-65 elke leeftijdsgroep. In Nieuw-West valt 10,8% onder de
8.258 m o-17 langdurige minima, stedelijk is dat 9,4%.
ie 2.685 Van de gebieden in Nieuw-West heeft Geuzenveld, Slotermeer
ze ne Jk zowel het grootste aandeel als het grootse aantal langdurige
oe ze minima. Dan volgen respectievelijk Osdorp en Slotervaart.
2409 2207 / a 2.166 mn DASNS steekt met een laag aandeel en een laag aantal en
Nieuw-West _ West Oost Zuidoost Noord Zuid Centrum _ Weesp gunstig af ten opzichte van de andere 3 gebieden.
% langdurige minima per gebied (2021) Aantal personen dat langdurig minima is per gebied (2021)
3,7 7 1.000 d
bron: CBS/ bewerking O&S
2% Iinimahuishoudens naar inkomstenbron
M huishoud k tenb
> < Aantal minimahuishoudens naar inkomstenbron, Het aantal minimahuishoudens met
5.000 per gebied (2022) de bijstand als inkomstenbron is in de
gebieden Geuzenveld, Slotermeer,
+008 Osdorp en Slotervaart het grootst.
3000 EN: m loondienst Daarnais de groep gepensioneerden
RE ne sien bedrijf het grootst in deze 3 gebieden,
2,000 _ gevolgd door werkenden. In DASNS is
ee hs EC 200 Ee . ee juist de groep gepensioneerden het
009 8 9 5 anders grootst en is het aantal met bijstand
5 202 relatief laag.
Geuzenveld- Osdorp De Aker, Sloten Slotervaart
Slotermeer- en Nieuw Sloten Inde verdeling van de
verden bron: CB5/ bewerking 085 minimahuishoudens naar
inkomstenbron, zijn in 5 wijken de
% verdeling minimahuishoudens naar inkomstenbron, per wijk (2022) minimahuishoudens met bijstand ruim
zo0% in de meerderheid. Het betreffen
20% nn nn B ennn EE 7 Slotermeer-Noordoost en -Zuidwest,
zo En Geuzenveld, Westlandgracht en
70% EM z5 Er Slotervaart Zuid. In de andere wijken
zo ke is het aandeel minima met een
2 pensioen (bijna) gelijk aan die met een
40% 2 37 5 5 37 5 bijstand of vormen ze een ruime
zo a meerderheid (zoals
en Sloter/Riekerpolder, De Punt en
7 A A A ai Mi Ä A A | mi mi Middenveldsche Akerpolder).
0% …. …. .
& S É ® E & É ee S s £ ® E N e £ Er 7) ne 8 ee wi ken wa 2 r relatief veel
55 4 8 > S £ & & SE Fi £ Se £ & werkende (loon ienst o
S & & & £ c? Bà ral s & Ne, E ss © ondernemers) huishoudens het
& Ra 5 $ Ei 8 os 9 aandeel van de minima vormt. Het
& 5 & gaat met name om Westlandgracht
B loondienst eigen bedrijf mbijstand m pensioen anders en Overtoomseveld
2% Hieronder staat de verdeling van de minimahuishoudens per inkomstenbron. In de stad behoort gemiddeld 90% van de huishoudens met
> < bijstand ook tot de minima. In Nieuw-West is op wijkniveau te zien dat de meeste wijken op of onder het gemiddelde zitten.
Bij huishoudens met een pensioen behoort in Amsterdam gemiddeld 27% tot de minima. In een aantal wijken in Nieuw-West ligt dit beduidend
hoger. Dit zijn respectievelijk de wijken Overtoomse Veld, Osdorp-Midden en de wijken van Geuzenveld, Slotermeer (exclusief Eendracht).
Bij werkende (loondienst of ondernemers) huishoudens behoort in de stad gemiddeld 12% tot de minima (4%+8%). In veel wijken in Nieuw-
West ligt het percentage minimahuishoudens met een eigen bedrijf (veel) hoger. De wijken Westlandgracht, Slotervaart/Zuid en De Punt vallen
in dit opzicht op.
% minimahuishoudens per inkomstenbron, per wijk (2021)
40
1 o 9 8 9 6 6 B 6
1
28 9 a
8 1
5
Me! ENEN ER
à à oP 5 é dz £ S Ë è oP 5 É Ò £
5 s° £ Nú MS E & & ri £ Pa Ë ” E
Ri se È os A ot de Kal & S 2 ee s°
& « & ë Ks of s s of Ae & Ri as
& 9 & & 9 &°
He 5 \À KR
N
bron: CBS/ bewerking O&S m loondienst eigen bedrijf mbijstand wm pensioen anders
> < Minimahuishoud huishoudt
> < Aantal minimahuishoudens naar huishoudtype per gebied In de vier gebieden in Nieuw-
5.000 (zo22) West zijn in aantallen veruit de
meeste minimahuishoudens
4-000 alleenstaand. Voor de overige
2.915 huishoudtypen lijkt het in de
3.000 . … …
ea Dn m alleenstaande gebieden redelijk gelijk verdeeld
m paar zonder kinderen te zijn.
2.000
635 m paar met kinderen
EE „Bo A5 m eenoudergezin In de verdeling van de
1.000
pr À . . .
7 in EET ee overig minimahuishoudens naar
55 434 8 zen
En, = EN 109 93 h . … . .
o 70 273 vishoudtype op wijkniveau, is
geuzenveld Osdorp 2e eneen Slotervaart het aandeel minima dat
Sloterdijken alleenstaand is vooral in De Punt
en Westlandgracht voor Nieuw-
West maatstaven hoog. Beide
% verdeling minimahuishoudens naar huishoudtype, per wijk (2021) wijken Overtooms overigens niet
100% 5 s n veel af van het stedelijk
kN . . .
90% a a EE Ie AR KE pe 4 7 wi gemiddelde. In de overige wijken
Bad 11 7 7 : : :
° AP Rm NE E 5 in Nieuw-West ligt het aandeel
zen MN 7 ee alleenstaande minima juist onder
60% LE ied Ee . .
ze id dit gemiddelde.
50% overig
40% 68 ” Rm eenoudergezn In deze wijken is echter het
5
20% nn El 58 5 dd B m paar met kinderen aandeel minimahuishoudens met
20% m paar zonder kinderen kinderen en huishoudens zonder
% - 3
De m alleenstaande kinderen bijna overal hoger dan
0% … . …
EO A OD OE OE OE OE EE Ò Dd < het stedelijk gemiddelde. Bij
RE EP We PP A LP AP PG : : …
ER SE SÉ A & huishoudens met kinderen zijn
ú @ @ 5
& J £ EE OE Kà B ® S 2 & r zowel de éénoudergezinnen als
4 e & < Oo Ò xe S 4 N° .
& Ee N. ee 5 Ni 9 tweeoudergezinnen
K ö G \/ 3e
sq ge :
26 Minimahuishoud huishoudt
[ | Hieronder staat de verdeling van de minimahuishoudens per huishoudtype. Vooral onder éénoudergezinnen in Nieuw-West is het
aandeel minima hoog: in veel wijken behoort meer dan 45% van de eenoudergezinnen tot de minimahuishoudens, in Slotermeer
Noordoost zelfs 55%, terwijl dit in Amsterdam gemiddeld 35% is. Ook onder de andere huishoudenstypen (alleenstaande, paar zonder
kinderen en paar met kinderen) zien we in de meeste wijken in Nieuw-West dat het aandeel minima bovengemiddeld is. Alleen de
twee wijken in DASNS (Sloten/Nieuw-Sloten en De Aker) en de Eendracht in Geuzenveld, Slotermeer scoren gunstiger ten opzichte
van het stedelijke gemiddelde.
50 % minimahuishoudens per huishoudtype per wijk (2021)
go
40
30
5 5
20 ie)
34
Fl]
10 PT er Nr 20 [20
12 13 11 Ee 3 2 Ee E 8 8 Ë 9 E 8
3 E 3 -
0
5 É È & & Ra Ka Ra Ni & Rs & Ni 1e &
& ® 1e ® dr 3 En led S x & fen ES £ Ea
2e Me ® <7 e id 3 A Á & E „È ® &
& e” a C° A e & Re Re & ® ®
& < & Ö & ö ze ® À ee
RK & NG „9 & Ö &
Sr de Na ® &
5 KS
&
Balleenstaande B paarzonderkinderen Mpaarmetkinderen meenoudergezin = overig bron: CBS/ bewerking O&S
2% Aantal en aandeel minima* naar leeftijdsgroep
* Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens
> < Aantal minima naar leeftijdsgroep per gebied (2022) Van de gebieden heeft
Geuzenveld, Slotermeer
verreweg de meeste kinderen die
Geuzenveld-Slotermeer- ie ee.
Sloterdijken 5.324 behoren tot de minima. Dat
et geldt ook voor de
1.753 leeftijdscategorie 18-65 jaar.
Osdorp 3.736 J 9 >)
1.426 o-1
355 7 Bij 66-plussers is het aantal in dit
De Aker, Sloten en Nieuw Sloten mn 930 m 18-65 gebied ook hoger, maar de
466 m 66+ verschillen met de andere 3
Ss; 1779 gebieden zijn in aantallen minder
otervaart . … .
nn 224 groot. In DASNS zijn er, als enig
gebied in Nieuw-West, meer
minimaouderen dan -kinderen.
% Verdeling van personen in minimahuishoudens naar leeftijd per wijk (202) In de verdeling van de minima
8 naar leeftijd op wijkniveau is het
100%
aandeel kinderen dat minima is,
go id EEN a] 23 . … . .
en, in een aantal wijken in Nieuw-
0/0
% West hoger dan het stedelijk
70%
on gemiddelde. Het gaat vooral om
070 ….
7 A E AN EB de wijken van Geuzenveld,
50 : .
° zi m 66 jaar of ouder Slotermeer (uitgezonderd
40% .
’ m 18-65 jaar Eendracht), Slotervaart
30% . .
' 0-17 jaar (uitgezonderd Westlandgracht)
20% … .
on 2 u # a 2 EE B ze … en om de wijk Osdorp-Midden.
0 20 en
5 26 In de wijken van Geuzenveld,
2 Slotermeer (uitgezonderd
EE PE EE EE LP EE LL £ wItg
PE EE EO EE EE EE Rl Eendracht)is het aandeel
en A2 Sr & o sd Ss 9 vw & ® È É Z & . .
SS © CAP EPS AE ES ouderen dat minima is,
Fan G a e
S & s 9 5 ss of * s cl daarentegen lager dan
“5 NS N . :
ot x Na bron: CBS/ bewerking O&S gemiddeld in de stad.
N
u a ke na
Aantal en aandeel minima* per leeftijdsgroep
> < * Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens.
Hieronder staat de verdeling van de minimahuishoudens per leeftijdsgroep. Vooral onder 66-plussers is het aandeel minima in Nieuw-West
groot. Overtoomse Veld, Osdorp-Midden, Geuzenveld en Slotermeer-Noordoost en -Zuidwest zijn uitschieters. Onder kinderen liggen de
hoogste aandelen rond een kwart. In de wijk Slotermeer-Noordoost is het aandeel minima onder kinderen met 22% het grootst.
Bij de leeftijdscategorie 18-65 jaar hebben de wijken in Geuzenveld-Slotermeer (exclusief Eendracht) en de wijken Slotervaart-Zuid en
Osdorp-Oost het hoogste aandeel.
% Minima per leeftijdsgroep per wijk (2021)
40
35
30
EL: )
25
El
20
ER:]
15
10
| EF
a
X Ke ò x Á à- 5 & A ò sÒ & A zò £&
Ni 5 ® © E : & o° & 25 5 Ss A & 9 45 &
SÉ ò 3 ES DOE O£ 5
SE EE s
& ? Ce ö 2 se & se # £ gs Y
& S & Ö sr \ö of & & 5
& de > è 5 ó
es 5 © È 9
NS,
Ho-17jaar WM18-65sjaar WM66 jaar of ouder bron: CBS/ bewerking O&S
x M | |
> < Aantal minimajongeren naar huishouden per gebied In de wijken van Geuzenveld, Slotermeer,
1600 (2021) uitgezonderd Eendracht, behoort tussen de 50
1400 en 60% van de kinderen uit een
„300 1344 eenoudergezin tot de minima. In de wijken
van Osdorp, vitgezonderd De Punt, en
„000 kh 983 575 Slotervaart is het aandeel kinderen in een
Boo 7 minima eenoudergezin rond de 50%. Het gaat
600 Wis ne om in totaal ruim 2.774 kinderen. In DASNS
ligt het aandeel kinderen in een minima
400 .
eenoudergezin veel lager dan het stedelijke
200 gemiddelde.
a
Geuzenveld- Osdorp De Aker, Sloten en Slotervaart
Slotermeer- Nieuw Sloten
Sloterdijken meenoudergezin = overig
% minimajongeren in eenoudergezin per wijk (2021) % minimajongeren in overig huishoudtype per wijk (2021)
| 4
2e 6
15 4 ’ 3 4
bron: CBS/ bewerking O&S
Gemeente
Amsterdam
sII
armoedevoorzieningen
Stadspas
Collectieve zorgverzekering
Gratis OV Tes en/of TAOV Verzamelbereik*
Scholierenvergoeding
Khattabi “Aandeel doelgroephuishoudens met één of meer van de volgende
minimavoorzieningen: Stadspas, Collectieve Zorgverzekering,
Verzamelbereik kindvoorzieningen, TAOV/Gratis OV 65+, tegemoetkoming OV voor
kindvoorzieningen minima mantelzorgers (TOVM).
Het bereik van de armoedevoorzieningen wordt berekend door het aantal huishoudens dat een voorziening kreeg toegekend, te
delen door het aantal rechthebbende huishoudens (de minima).
De Stadspas is voor alle Amsterdamse minima. Sinds 2020 wordt het Kindtegoed op de Stadspas gezet voor kinderen van 0-14 jaar.
Hiermee kunnen ouders o.a. kleding, schoenen, een tas en schoolspullen kopen voor hun kind. De Collectieve zorgverzekering is voor
alle Amsterdamse minima vanaf 18 jaar. De Scholierenvergoeding is voor alle Amsterdamse minimahuishoudens met schoolgaande
kinderen tot 18 jaar. Gratis OV en/of Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer (TAOV) is voor Amsterdamse minima met de
AOW-gerechtigde leeftijd. Voor TAOV is er een pas voor aanvullend vervoer nodig. In het Verzamelbereik kindvoorzieningen zit het
aandeel doelgroephuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar met één of meer van de volgende kindregelingen: Stadspas,
Scholierenvergoeding voor kinderen in basis- of voortgezet onderwijs en/of een PC-regeling. Over de Tegemoetkoming OV voor
minima mantelzorgers zijn geen cijfers opgenomen in de stadsdeelrapportage van de Armoedemonitor.
Meer informatie over wat de gemeente doet om de minima te bereiken met de voorzieningen is te vinden op pagina 22 van deze
factsheet.
> < Bereik armoedevoorzieningen
> < % verzamelbereik armoedevoorzieningen per stadsdeel (2022)
In de stadsdelen Noord (79%), Zuidoost, West en Oost (alle
> < ie drie 78%) worden de minimahuishoudens het best bereikt
À met minimavoorzieningen. In Nieuw-West is dat 76%.
PÁ Stadsdeel Centrum heeft een laag bereik van de
| armoedevoorzieningen onder de minimahuishoudens (67%).
Á Dee \ In alle stadsdelen geldt dat het bereik van de
| as DN kindvoorzieningen het hoogst is. Voor Nieuw-West is dat
| L N bereikpercentage 86%.
zE Je f In Nieuw West is het bereik van de individuele voorzieningen
| zoals Scholierenvergoeding, gratis OV voor 65 plussers en/of
65 de Stadspas ongeveer gelijk aan het gemiddelde bereik van
Amsterdam 76 die voorziening in Amsterdam.
ro mA
Lo it
% bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per stadsdeel (2022)
Stadspas Scholieren- efo)|Kei (A= Gratis OV 65+ Verzamelbereik Verzamelbereik alle
vergoeding zorgverzekering kindvoorzieningen voorzieningen
Centrum 61
Nieuw-West 74 73 53 66 86 76
Zuid 71 61 73
Oost 76 74 56 67 89 78
Noord 77 78 55 92 79
Zuidoost 76 77 52 91 78
Weesp
Amsterdam
* In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde.
NX Bereik armoedevoorzieningen buurten
2x % verzamelbereik armoedevoorzieningen onder doelgroepen per buurt (2022)
Het verzamelbereik van de voorzieningen
op buurtniveau laat zien dat de wijken waar
veel minimahuishoudens wonen het
bereikpercentage relatief hoog is. In o.a.
Johan Jongkindbuurt, Wildeman, Lodewijk
van Deysselbuurt en Slotermeer Zuid is er
een hoog bereik. In buurten met een lager
aandeel minimahuishoudens is het
7 bereikpercentage vaak ook lager. Dit geldt
niet voor alle buurten. Op bijvoorbeeld het
Belgiëpleine.o. en in Overtoomse Veld
Noorden Caland-/Lelylaan is ondanks een
relatief laag aandeel minimahuishoudens
wel een relatief hoog bereik.
ee In lijn met bovenstaande is in wijken waar
veel minima leven het bereik van
mn voorzieningen onder de doelgroepen
af relatief hoog(zie schema volgende sheet).
u Het bereik is in de wijken Slotermeer
Noord-Oost en -Zuidwest en de wijken
Overtoomse Veld en Osdorp-Midden en
ER -Oost het hoogst.
> < Bereik armoedevoorzieningen wijken
% bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per wijk (2022)*
Stadspas Scholieren- eo) |F feNLe Gratis OV 65+ _ Verzamelbereik Cp ater
vergoeding zorgverzekering kindvoorzieningen alle voorzieningen
Bedrijventerrein Sloterdijk |
Slotermeer-Noordoost 81 56 71 93 82
Slotermeer-Zuidwest 77 56 66 91 79
Geuzenveld 75 71 56 70 85 77
Eendracht 71
Lutkemeer/Ookmeer
Osdorp-Midden 75 76 54 62 88 77
De Punt 61
Middelveldsche Akerpolder 60
Westlandgracht 75 70 85
Sloter-/Riekerpolder
Amsterdam 74 74 52 63 88 76
* In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde.
Methode om minima te bereiken per voorziening
2x Armoedevoorziening | Methode om minima te bereiken
De Stadspas wordt jaarlijks automatisch verstrekt aan alle bij WPI bekende
minimahuishoudens (inkomen bekend bij WPI). Huidige Stadspashouders van wie
het inkomen niet bij WPI bekend is kunnen de Stadspas jaarlijks opnieuw
Stadspas aanvragen. Zij krijgen een verkort aanvraagformulier toegestuurd dat ze kunnen
ondertekenen en kosteloos naar de gemeente terugsturen. Nieuwe gebruikers
kunnen de Stadspas aanvragen via een online formulier of papieren
aanvraagformulier. Advertenties voor de Stadspas worden onder andere
geplaatst in lokale kranten, de krant van Amsterdam, AT5 en sociale media om zo
de bekendheid te vergroten.
Collectieve zorgverzekering Mailing naar alle klanten van Werk, Participatie en Inkomen (WPI) en bekende
minimahuishoudens. Daarnaast worden in een jaarlijkse campagne nieuwe
klanten geworven.
Gratis OV 65+ en/of TAOV Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie
en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen.
Voor TAOV (Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer) voert WPI een
ambtshalve toekenningsronde vit onder rechthebbenden die bij de gemeente
bekend zijn. Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen via een
papieren of online aanvraagformulier.
Scholierenvergoeding Rechthebbenden die bij WPI bekend zijn ontvangen automatisch bericht van
Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, maar wel in
aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen.
bron: Armoedemonitor
DRT
ME
RoR le
egel
de
SOME
Ed
Pr
| Factsheet | 23 | test |
A js Kant A terd
stand van zaken per 1 januari 2020
Bouwen voor de vraag
Kantorenvoorraad (m2? bvo) Netto toename kantorenvoorraad (m? bvo)
8.500.000 | 2019 — 2026: 1.108.000 m? bvo
„
8.000.000 z
-Â
[ - 7
ziele 223.000
7.500.000 rd 205.000
Pas
7.000.000 ï 171.000
i 149.000
6.500.000 102.000 135.000
6.000.000 63.000 60.000
|
5.500.000 \
0
EE EE
2019 _ 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026
Kantooropleveringen (2019-2026)
Zuidas 60% 5% ) Amstelstation
ArenAPoort 30% Amstel III 7% 102%
Sloterdijk rs _ EA Noord za 69% )
B opgeleverd of in uitvoering Voorbereiding uitvoering L] Ih verkenning
. . 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026
Monitoring e eee eee ee eee eee ee
Kantorenvoorraad 6.98 7,05 270.000 275.000
{miljoen m? bvo) ‘ : 236.000 230.000
, » Oplevering 193.000 205.000
ildatum 1 januari :
pel ’ kantoorruimte 150.000 135.000
{(m? bvo)
Kantorenleegstand (%) 8,8% 9,1% peildatum 1 januari 2020
peildatum 1 januari ee inl. leegstaande kantoren in verbouwing
cBRE 4,6% Onttrekking
3,5% kantoorruimte
JL 44% 2,9% (m? bvo)
9%
hs peildatum 1 januari 2020
2
Planvoorraad (m bvo) 970.000 B opgeleverd of in uitvoering Definitieve onttrekking
peildatum 1 januari 2017 Verwachte opleveringen Tijdelijke onttrekking (tijdens verbouwing)
Toekomstbestendige ka ntoren 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026
ett
149
BREEAM-gecertificeerde kantoren 125
peildatum per 1 januari
1,6% 39,5% 9,2% 14,2% 6,9% 5,3% 5,5% 17,8%
E ielabel peildatum 1 mei 2019
nergielabels
9 ama c > FR peildatum 1 januari 2020
1,5% 41,7% 8,7% 15,2% 6,5% 4,9% 4,9% 16,7%
januari 2020: 67%
Energielabel C of hoger CL
mei 2019: 64%
%
%
%
Inhoudsopgave Conclusies
Inleiding en conclusies 2 De oplevering van 195.000 m? nieuwe of gerenoveerde
Bouwen voor de vraag 3 kantoorruimte in 2019 staat tegenover een tijdelijke
Economische ontwikkeling 3 danwel definitieve onttrekking van 130.000 m?. De
Kantorenvoorraad 4 toename van de kantorenvoorraad met 65.000 m? ligt
opvevering en ontrekdng : daarmee onder de netto uitbreidingsvraag van 125.000
Gemeentelijke gronduitgifte 6 m? per jaar. De kantorenvoorraad kan tot en met 2026
Kantoorontwikkelingen 7 groeien met 1,1 miljoen m2. De onttrekkingen zorgen
Type kantoorontwikkelingen 8 voor transformatie naar woningbouw, herontwikkeling
Streefgetallen kantorenlocaties 8 naar toekomstbestendig, kwalitatief kantoor of
Monitoring 9 gemengde ontwikkelingen. In 2019 was de definitieve
Toekomstbestendige kantoren 10 onttrekking 70.000 m? ten behoeve van transformatie
Energielabels 10 naar voornamelijk woningbouw.
De kantorenleegstand wordt op verschillende
Colofon manieren gemeten. Het leegstandspercentage van
Kantorenmonitor BV komt als gevolg van het opnemen
van voorverhuurde kantoren en verbouwingen een stuk
Deze monitor is opgesteld door: hoger uit, dan de feitelijk beschikbare kantoorruimte
Eline Oort ([email protected]) die volgens de makelaarskantoren op de markt wordt
Planning en Structurering, Projectmanagementbureau aangeboden. Volgens Kantorenmonitor BV is in 2019 de
Pieter Habets ([email protected]) leegstand van 8,8% naar 9,1% gestegen, terwijl CBRE
Kantorenloods, Grond en Ontwikkeling en JLL met respectievelijk 3,5% en 2,9% een historisch
Svenja de Rijk ([email protected]) lage kantorenleegstand laten zien. Het teruglopen van
Regie en Advies, Grond en Ontwikkeling transacties, de voorverhuringen en de verbouwingen
geven de druk op de kantorenmarkt en de vraag naar
. kwalitatieve en toekomstbestendige kantoorruimte
Inleiding weer.
Het doel van het Kantorenplan 2019 — 2026 Het aantal plannen voor kantoorontwikkelingen door
(d.d. 24 september 2019) is een op regionale schaal marktpartijen neemt toe, waarmee op termijn wordt
uitgebalanceerde en toekomstbestendige kantoren- voldaan aan de uitbreidingsvraag. Veel marktpartijen
markt. Een markt waarin op korte en middellange hebben bij de gemeente aangegeven de wens of de
termijn voldoende kwalitatieve woon-werkmilieus mogelijkheid te zien voor een kantoorontwikkeling of
beschikbaar komen voor de uitbreidingsvraag van uitbreiding. De gemeente behandelt deze aanvragen,
125.000 m? per jaar en tegelijkertijd de leegstand onder waarbij de uitgangspunten uit het kantorenplan zijn
controle wordt gehouden. In het kantorenplan zijn vijf kantoren op OV goed bereikbare knooppunten en in
voorstellen gedaan om aan deze doelstelling te kunnen gemengde woon-werkmilieus.
voldoen. Met de monitor wordt de voortgang van de
voorstellen in beeld gebracht: Het aantal kantoren met energielabel C of hoger
1. Bouwen voor de vraag (p. 4, 7 en 8) is toegenomen van 64% naar 67%. Er ligt nog een
2. Faciliteren van eindgebruikers (p. 3 en 6) opgave om 33% van de kantoren vóór 1 januari 2023
3. Toekomstbestendige en duurzame kantoren (p. 10) te verduurzamen om aan de label C-verplichting te
4. Samenwerking met de regio (p. 3) voldoen.
5. Monitoring van de leegstand (p. 5)
De leegstand van de regio wordt opgenomen in de Ee je
monitor Plabeka. Daarnaast wordt met de regio gewerkt mn me NE H
aan een Economisch Ontwikkelingsperspectief MRA, ; E
waar kantoren een onderdeel van uitmaken. me , hef
es - «| Hi
De monitor is opgesteld op basis van gegevens van nnen
begin 2020; hierin zijn geen effecten van het COVID-19 ij, fi pee Ard
virus meegenomen. De gevolgen van de coronacrisis > Bee en
zullen een effect hebben op de kantorenmarkt. Trans- Ds tend ae
acties voor huurcontracten en investeringen in kantoren EN = EE ze 7
zijn sterk teruggelopen, dit heeft een effect op de E 5 dT
huidige kantoorontwikkelingen. Bij een kleine dip van Foto 1. Cedar, nieuwe hoofdkantoor ING in Zuidoost (Cumulus Park)
een paar maanden zal de zoekvraag naar kantoorruimte
tijdelijk worden opgeschort, daarmee is deze vraag voor Disclaimer: De Monitor Kantoren Amsterdam is gebaseerd op de huidige
veel ondernemingen niet verdwenen. Als de markt eind kantoorontwikkelingen geïnitieerd door de markt en de gemeente; mogelijk
dit jaar weer aantrekt, zorgt de lage leegstand dat de Sannen er plannen bijkomen of afvallen. Als bron is gebruik gemaakt van
onitor Plabeka, Kantorenmonitor BV en projectplanningen van Gemeente
vraag naar kantoorontwikkelingen blijft. Amsterdam.
MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 2
%
%
X Bouwen voor de vraag
Economische ontwikkeling
Economische resultaten* van het afgelopen jaar 2. Groei en uitbreiding gevestigde ondernemingen
bevestigen de nut en noodzaak van de ambitie van In 2019 hebben 29 internationale ondernemingen die
het Amsterdamse kantorenplan om de productie reeds in de MRA gevestigd zijn gezorgd voor 2.957
van kantoorruimte op te voeren. De economie van nieuwe arbeidsplaatsen. Hier zitten onder andere een
Amsterdam en de MRA blijft het goed doen. aantal scale-ups tussen die na aanvankelijk gestart te
De economische groei van de MRA wordt voor 2019 zijn met een kleine vestiging in Amsterdam, inmiddels
geschat op 2,8%, de werkgelegenheid blijft toenemen hard groeien. Op de Amsterdamse kantorenmarkt is
en de werkloosheid blijft zeer laag, naar verwachting deze uitbreidingsgroei o.a. zichtbaar bij:
4% in 2020. In de vestiging- en acquisitietrends = Het bericht dat Uber zich gaat vestigen in
ziet Amsterdam het afgelopen jaar drie significante Tripolis in Zuidas waar de komende jaren ook het
ontwikkelingen: kantoormetrage wordt uitgebreid.
= Het bericht dat Netflix in Amsterdam nu een
1. Meer internationale ondernemingen kiezen voor derde pand in gebruik heeft genomen (achter het
Amsterdam Olympisch Kwartier), om de verwachte groei de
De economische sterke positie, in combinatie met het komende jaren op te vangen.
goede vestigingsklimaat, hebben in 2019 gezorgd voor Incourante kantoorgebouwen worden voor deze
een recordaantal nieuwe buitenlandse ondernemingen. ondernemingen herontwikkeld tot kwalitatieve en
In 2019 hebben 161 nieuwe buitenlandse toekomstbestendige kantoorruimte, waardoor de
ondernemingen zich gevestigd in de MRA, en dat is Amsterdamse kantorenvoorraad verbetert.
daarmee het hoogste resultaat van de afgelopen 10
jaar. Van al deze nieuwe ondernemingen vestigden 3. Inzet op spreiding heeft effect
130 zich in Amsterdam. Deze ondernemingen hebben De inzet van Amsterdam In Business op spreiding
aangegeven in totaal 2.853 arbeidsplaatsen te creëren van ondernemingen binnen de MRA heeft effect: het
in de komende drie jaar. Zakelijke dienstverlening is in aantal nieuwe ondernemingen dat zich in de MRA
2019, dankzij de Brexit, de dominante sector; direct buiten Amsterdam heeft gevestigd is ten opzichte
gevolgd door Transport en Logisitiek, Life Science en van de afgelopen jaren sterk gestegen. De regionale
Health, en de creatieve sector. verdeling is 81% van de ondernemingen met 85%
van de arbeidsplaatsen vestigden zich in Amsterdam;
000 dus 19% van de ondernemingen met 15% van de
4.000 IA arbeidsplaatsen in de rest van de MRA. Ter vergelijking:
zoe Ae in 2018 lag het aandeel MRA op 12% ondernemingen
2000 nose 2200 2359 4, oi en 4% arbeidsplaatsen. De aangekondigde verhuizing
2000 van McDonald's van Amstel Ill naar Utrecht Central Park
EA „a laat de kansen zien van spreiding binnen de MRA en
daarbuiten. Vanuit Amsterdams of Randstad perspectief
17 a is een verhuizing van een grote onderneming van
150 On Amsterdam naar Utrecht geen probleem. Het is goed
122 126 139 _ 140 :
125 dat het economisch succes van Amsterdam overloopt
00 ie 115 naar andere G4-steden.
° 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 De economische resultaten van het afgelopen jaar
bevestigen nogmaals de ambitie van het Amsterdamse
——— Aantal banen nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA kantorenplan om de productie van kantoorruimte op te
— Aantal nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA voeren. Recente vestigingstrends wijzen op schaarste
‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ aan kantoorruimte binnen Amsterdam. Inzet op
Grafiek 1. Nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA per jaar. a . …
Bron: Amsterdam InBusiness, 2019 spreiding van kantoren binnen de MRA lijkt succesvol
via de werving van internationale ondernemingen. In
overleg met de regio wordt gekeken hoe kwalitatieve
en hoogwaardige vestigingslocaties kunnen worden
zen gerealiseerd, zodat ook ondernemingen die niet langer
. Azië: 40 in Amsterdam willen of kunnen blijven zich in de regio
Noord Amerika: 62 (371 banen) willen vestigen.
(1.659 banen) in
ds 54
(722 banen)
Brazilië: 2
Go Australië: 3 ‚ ‚
* Deze paragraaf is opgesteld op basis van de recente rapportage en
(61 banen) gegevens van Amsterdam InBusiness en gaat in op de groei van werving
van internationale ondernemingen naar Amsterdam en regio. Op dit
moment zijn er nog geen nieuwe cijfers vanuit OIS, Lisa of CPB. Bij de
volgende monitor (per 1 juli 2020) worden deze (nieuwe) cijfers gebruikt
Kaart 1. 161 nieuwe buitenlandse ondernemingen in MRA in 2019 naar om een compleet beeld te geven van de werkgelegenheidsontwikkeling in
herkomst. Bron: Amsterdam InBusiness, 2019 Amsterdam.
3
Kantorenvoorraad
Door 125.000 m? netto kantoorruimte per jaar toe te Naast de opleveringen vinden er tijdelijke en definitieve
voegen kan de kantorenvoorraad gestaag toenemen onttrekkingen van kantoren plaats. De huidige kantoor-
om daarmee te voldoen aan de uitbreidingsvraag. opleveringen minus de onttrekkingen lijken op termijn
Deze toevoeging aan de kantorenvoorraad is niet voldoende om aan de netto uitbreidingsvraag van
lineair, gezien deze afhankelijk is van de feitelijke 125.000 m? kantoorruimte per jaar te voldoen. De
kantoorontwikkelingen door marktpartijen. potentie van kantoorontwikkelingen bij marktpartijen
Een gemiddelde kantoorontwikkeling duurt van biedt voldoende mogelijkheden om de gewenste groei
planvorming tot oplevering zeker vier jaar, met een in kantorenvoorraad te bewerkstelligen.
uitzondering als een EMA daargelaten.
8.500.000 \
|
8.000.000 ! z oe
| „ee
1 44°
| /e
I „7
7.500.000 T „7
| RD
Lee?
ent
7.000.000 |
|
|
|
6.500.000
|
|
|
6.000.000
|
|
|
5.500.000
|
|
|
0
SSS ESE EL
mmm Kantorenvoorraad 1999 — 2020 (per 1 januari)
====- Prognose ontwikkeling kantorenvoorraad 2019 — 2026 (peildatum 1 juli 2019)
== Bandbreedte ontwikkeling kantorenvoorraad 2020 — 2026 (peildatum 1 januari 2020)
veesee _ Netto uitbreidingsvraag 125.000 m? bvo per jaar
Grafiek 2. Ontwikkeling kantorenvoorraad Amsterdam (in m? bvo). Bronnen: Kantorenmonitor BV en projectplanningen
Oplevering en onttrekking
236.000
270.000 275.000
Met 195.000 m? aan oplevering van kantoorruimte in 230.000 205.000
2019 is een forse bijdrage geleverd aan de gewenste 193.000 ,
kwalitatieve en toekomstbestendige kantoren. 130.000 135.000
De grootste opleveringen in 2019 zijn ING Campus
(nieuwbouw), EMA (nieuwbouw) en de Oliphant
(uitbreiding).
De onttrekking van 130.000 m? kantoorruimte in
2019 was ook fors, maar zal op termijn zorgen voor 59.000 52.000
nieuwe en betere kantoren. In 2019 was de definitieve 71.000
onttrekking 70.000 m? ten behoeve van transformatie 430.000 434.000 -120.000
naar voornamelijk woningbouw, onder andere De
Hoge Karspel en een groot aantal transformaties 2019 2020 20M 2022 2023 204 2035 2026
van kleinere kantoren in de stadsdelen. In plaats TEN ongeleverd ofin vivoer
van definitieve onttrekkingen zullen er steeds meer pge'everd Or In Wvoerng
tijdelijke onttrekkingen plaatsvinden, waarbij door [5 Verwachte opleveringen
sloop-nieuwbouw gemengde woon-werkwijken worden CT B Definitieve onttrekking
gerealiseerd. Tijdelijke onttrekking (tijdens verbouwing)
. … . MI] [21 Peildatum: [1] 1 juli 2019
De verwachtingen voor 2020 zijn een oplevering van [2] 1 januari 2020
235.000 m? tegen een onttrekking van 135.000 m?.
Grafiek 3. Opleveringen en onttrekkingen 2019 — 2026 (in m? bvo).
Bron: Projectplanningen (peildatum 1 juli 2019 en 1 januari 2020)
MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 4
Kantorenleegstand
Kantorenleegstand Gezonde kantorenmarkt
Voor het eerst sinds 2015 is de leegstand volgens Voor een gezonde kantorenmarkt gaat de gemeente
de gemeentelijke bron toegenomen; met circa uit van een maximale frictieleegstand van 8%.
27.000 m?, van 616.000 m? naar 643.000 m?. De De gemeente neemt bij het in beeld brengen van de
leegstand is van 10,8% in 2018, 8,8% in 2019 en leegstand alle kantoorruimte mee die niet in gebruik is
naar 9,1% in 2020 gegaan. Dit percentage vergt een en waar niet op de peildatum wordt gesloopt. Hierdoor
toelichting, omdat hiervan 150.000 m? kantoorruimte maken ook incourante, geplande sloop-nieuwbouw,
in verbouwing is en daardoor niet bruikbaar is. Deze verbouwingen en voorverhuurde leegstand onderdeel
herontwikkelingen en uitbreidingen zorgen voor uit van het leegstandspercentage.
gewilde en toekomstbestendige kantoorruimte en zijn
veelal voorverhuurd. Door verbouwingen, zoals EDGE Vastgoedmakelaars gaan uit van een ander, lager
Amsterdam West, staat het leegstandspercentage leegstandscijfer, waarbij ze alleen de verhuurbare
in Sloterdijk op 18%. Het leegstandspercentage zou kantoormeters meenemen en vaak met een
zonder deze verbouwingen op 6,8% uitkomen. ondergrens van 500 m?. In dit leegstandscijfer zijn niet
meegenomen: lege kantoren die al zijn voorverhuurd
De makelaarskantoren geven aan dat de kantoren- en ook geen lege kantoren die niet meer aan de markt
leegstand nog veel lager ligt. Zo geven CBRE en JLL aangeboden worden, omdat ze bijvoorbeeld op de
respectievelijk verhuurbare leegstandspercentages van nominatie staan om te transformeren of omdat de
3,5% en 2,9%. De vraag naar kwalitatief goed kantoren eigenaar geen nieuwe huurder zoekt.
is groot en die vraag zal volgens deze partijen de
komende jaren niet kleiner worden.
1.400.000 20%
18%
1.200.000 16%
1.000.000 14%
12%
800.000
10%
600.000 gu Ld NE
400.000 6%
4%
200.000 JLL 2% JLL
0 0%
£ S S S 5 Ss S S S Ss SN $ 8 & Ss SS s S ® & S S S S S S S S S S s & $ & s s s EN & s Ria
Grafiek 4. Kantorenleegstand per 1 januari (in m? bvo). Grafiek 5. Leegstandspercentage per 1 januari en frictieleegstand (8%).
Bron: Kantorenmonitor BV, JLL Bron: Kantorenmonitor BV, JLL
‚En Kalk ER .
7 vR OP $ NN pied \/ B
1 Westpoort JS Brand y
1 Sloterdijk X
4 EN rn Noord
} 15,7 Í West Ee En EN Dl _
8 13,4 k L “L ai
| Ô et Centrum zo je} |
“ Ken ES ht „>, Oost B
he ® E Zuidas @D ratten SS Aa
Riekerpolder 7 © 4 nd
Name EN ree NR É RN
ie AEN daa NO
Zuid & LA Ì
Amstel [IL L
N / Zuidoost
nn Leegstandspercentage > frictieleegstand 8%
nn Leegstandspercentage < frictieleegstand 8%
Kaart 2. Ontwikkeling leegstandspercentage in de stadsdelen (peildatum vlnr. 1 januari 2017, 2018, 2019 en 2020) en kantorenlocaties
(peildatum 1 januari 2020). Bron: Kantorenmonitor BV
5
%
%
%
Gemeentelijke gronduitgifte
Kantoortenders en 1-op-1 uitgiften t/m 2020
Meer dan 80% van de kantoorontwikkelingen wordt
ontwikkeld op al uitgegeven erfpachtgronden of 1. Urban Interactive District (UID)
op locaties waar Amsterdam geen grondeigenaar ArenAPoort, Zuidoost
is. Deze kantoorontwikkelingen vinden plaats door kantoorprogramma: 40.000 m?
marktpartijen die inzetten op nieuwbouw, uitbreiding 1-op-1 gronduitgifte in 2018
of herontwikkeling van een kantoor. De uitgeefbare
gronden in Amsterdam voor kantoorontwikkeling zijn 2. Kavel 2a
schaars. Kenniskwartier, Zuidas
kantoorprogramma: 36.000 m?
tender: Q4 2018
Aees 3. Kavel 15
ArenAPoort, Zuidoost
kantoorprogramma: 10.000 m?
1-op-1 gronduitgifte in 2019 aan JC ArenA
4. Kavel K
Kop Zuidas, Zuidas
82% kantoorprogramma: 20.000 m?
7 tender: 2020
5. Omval-Weespertrekvaart
kantoorprogramma: max. 2.100 m?
nn Gemeentelijke gronduitgifte tender: 2020
Kantoorontwikkelingen op reeds uitgegeven erfpachtgronden
of op locaties waar Amsterdam geen grondeigenaar is
Grafiek 6. Aandeel gemeentelijke gronduitgifte in de periode 2019 — 2026
op totale kantoorontwikkeling met oplevering in de periode 2019 — 2026.
Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020)
Gronduitgiften na 2020
Buikslotermeerplein
In nieuwe plannen, zowel gebiedsontwikkeling ® er
als transformatie, wordt naast wonen ook werk N
meegenomen. Deze plannen moeten nog verder _ Dkehen
worden uitgewerkt en in veel gevallen zijn er nog geen |
concrete tenders. In de volgende gebieden worden
vanaf 2021 kantoren (en daarmee tenders) in de
plannen opgenomen:
2 Lelylaan
= Amstelstation: kavel A
kantoorprogramma: 10.000 - 40.000 m? Ee OTN
tender of 1-op-1 gronduitgifte: 2023 ©
= Buiksloterham Il
kantoorprogramma nader uit te werken
. . Zuidas
= Buikslotermeerplein
kantoorprogramma nader uit te werken
= Lelylaan: Schijfgebouw @
kantoorprogramma: 5.000 - 10.000 m? Oe
= Zuidas: Kenniskwartier, westelijk ontwikkelveld
(waarschijnlijk diverse tenders)
= Zuidas: Parnas, zuidwest kavel
= Zuidas: Ravel (waarschijnlijk diverse tenders)
= Zuidas: Vivaldi, kavel 13
kantoorprogramma: 20.000 - 30.000 m2 © Gronduitgiften in 2019 — 2020
tender: 2021 nm Gronduitgiften na 2020
Kaart 3. Kantoorontwikkelingen door gemeentelijke gronduitgifte
MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 6
Kantoorontwikkelingen
CD One
® Noords
B10 E B9-3
® Moermansk 400 @ Pulse
Moermansk 500 @ i i
Moermansk 600 ® ® Awarehouse ® Kavel 3D @ Buikslotermeerplein
EDGE Amsterdam West ® KOIVISTO60 ® Factory Plot
Mediahui \ Basi 10a'(tijdelijk) @ MARK
lediahuis @ se asisweg 10a\(tijdelijk) ® Kop G
Radarport @ _ f ® Entreegebouw On
a Sloterdijk | Zuid Y-Point @ ® Asterweg
E Max & M
Naritaweg 14 @ Gatwickstraat 1 @ De Walvi ek id
Lovely Rita Ee VAE
Floating Gardens Tussen de Bogen 71 @
Booking.com
® ® Pakhuis Amsterdam
Herenstaete @
INIT
Oostenburg » e
Kasbank @ Van Gendthallen ®
. Hoogte Kadijk 401 ®
® Postjesweg 175 ® Mai D rt
® T-Point ® Marius Bauerstraat 30 hart ved 8
West Beat _ Kalenderpakhuizen @ ® Capital C
St SEAL 5 Ringparkgebouw _
8 Huidekoper @ — DNB
. ® Berghausplaza
Lewenstein @ » Werc ® Matrix |
® De Lairesse
@ Kantoor De Nijs Stelle College / London Toren
: @ Kavel A
B The Olympic Amsterdam
® The Core @ Parnassus Tower Leeuwenburg @
A-Factorij ® Verdi ® Rechtbank samsterdam Tooropgebouw @
IEM Tripolis 100 > Parnas à 5 B Wrc
Tripolis 200-300 ® 8 ® Terrace Tower . @ Bijlmerkwartier blok 2
nt 8 e 8 CrossOver 3 Overamstel q kantoor to. ORATO Offiéas
Infinity @ e Valley aib ® Kop Zuidas kavel K ® ORATO Offices
De Puls . |
Hourglass | Vivaldi kavel 13
Metropolitan ® The Joan (Gemeente Ouder-Amstel)
ING Cedar (hoofdkantoor)
ING Financial Plaza
Laanderpoort | De Flier
Kavel 15 e® e M-+N gebouw
0 Zandkasteel
Dreeftoren m aë ak oh
Centerpoint @ Oliphant
B Opgeleverd Europlaza
Hettenheuvelweg 26 © SPOT KARSP
B_ Oplevering in (voorbereiding) uitvoering Hettenheuvelweg 50 @ Karspeldreef 14-16
B Onttrokken RU
Paalbergweg 1-3 __@ Paasheuvelweg 5
Onttrekking in voorbereiding Paasheuvelweg 17
B De Hoge Karspel
Paalbergweg 2-4 9
AMC Medical Business Park @
Kaart 4. De grote kantoorontwikkelingen in de periode 2019 - 2026. Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020)
© Onttrekking © Oplevering ee Netto toename
Nieuwbouw 0 649.000 649.000
Sloop-nieuwbouw -109.000 272.000 163.000
Uitbreiding en herontwikkeling -277.000 753.000 476.000
Transformatie -180.000 500 -180.000
TOTAAL -566.000 1.674.000 1.108.000
Grafiek 7. Onttrekking, oplevering en netto toename kantorenvoorraad in de periode 2019 — 2026 (in m? bvo).
Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020)
7
Type kantoorontwikkelingen
Nieuwbouw Sloop-nieuwbouw
Nieuwbouw vindt plaats door een gronduitgifte Bij sloop-nieuwbouw wordt een bestaand kantoor
in de vorm van een tender of 1-op-1, of door een gesloopt; dit leidt tot een tijdelijke onttrekking.
kantoorontwikkeling van een marktpartij met een Hierna wordt er nieuwbouw van kantoor en mogelijk
grondpositie (in eigendom of erfpacht). andere functies (wonen en voorzieningen) gerealiseerd.
© 642.000 mr? @ 109-000 mr: © 272000m _@ 163.000 m°
34% zoe 34%
> 25%
15% 21%
13%
14%
9 5%
0% 2% 0% 0% 0%
Oo mm 0 Se
„Ne de > „No $ …
4 ee S SS N 1e & & € N
JS de & © È @ ZS Ed & È & &
we 5 Pl Ei ® d° ® & e ® ® &
& ö & m ö
vw %
Uitbreiding en herontwikkeling Transformatie
Een bestaand (kantoor)gebouw wordt uitgebreid Een functiewijziging van een kantoorgebouw door
en/of verbouwd tot eigentijdse kantoorruimte. Een gebouwtransformatie of sloop.
functiewijziging van een gebouw naar kantoor leidt ook
« A « - . 2 2 = . 2
tot een toename van kantoorruimte. Herontwikkeling © 1eoooo © zoon © 180000 m
kan ook leiden tot een afname van de kantoorruimte.
$ 5
@ 277 000 n° O 753ooon: OD 276.000 m? » e & EN
De & 5
ha KS Se 6
45% en en en en
©,
14% 13% 16% 2 oe 2%
oo
% 9% 14% 13%
3% 9
> 0% 25%
Rt X n LE
ES ee & 5 NS ò
AS D $ ©,
Ra EN 2 É Aj 4 40%
& Ö
w
Grafiek 8. Verspreiding type kantoorontwikkelingen in de periode 2019 — 2026 (in m? bvo). Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020)
Streefgetallen kantorenlocaties
Onderstaande grafiek laat zien dat de streefgetallen Naast deze kantoorlocaties vinden er overige
voor de belangrijkste kantorenlocaties conform kantoorontwikkelingen plaats in de rest van de stad,
het Kantorenplan 2019 — 2026 worden gehaald. zoals hierboven bij type kantoorontwikkelingen is
Sloterdijk kent zelfs een sterke toename van kantoor- aangegeven. Deze ontwikkelingen vinden veelal plaats
ontwikkelingen, als gevolg van de herontwikkeling van in gemengde woon-werkmilieus, zoals in het centrum
EDGE Amsterdam West en andere uitbreidingen aan de Booking.com en Oostenburg.
noordzijde van Sloterdijk Centrum.
nn Opgeleverd of in uitvoering
264.000
Voorbereiding uitvoering (investeringsbesluit of afsprakenbrief)
56.000
so | | ke i
210.000 Lj n verkenning
10.000 Streefgetal
135.000 150.000
LL |
PN 100.000 149.000 100.000 100.000
| 22.000 | 70.000 |
156.000
127.000
50.000 86.000 40.000
AR EEN 20.000 40.000
20.000
10.000 mn | Kr
2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026 2019-2022 2023 - 2026
Zuidas ArenAPoort Sloterdijk Amstelstation Amstel II Noord
Grafiek 9. Streefgetallen en verwachte opleveringen (in m? bvo). Bron: Projectplanningen (peildatum 1 januari 2020)
MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 8
% Monitoring
Ontwikkeling kantorenvoorraad Oplevering en onttrekking
De kantorenvoorraad per 1 januari 2020 is 7,05 miljoen In 2019 is er circa 193.000 m? kantoorruimte
m?. Een jaar eerder was de voorraad 6,98 miljoen m2; opgeleverd. Dit is aanzienlijk meer dan in 2018,
de voorraad is in 2019 gegroeid met circa 63.000 m?. toen er circa 103.000 m? werd opgeleverd.
De groei van de voorraad die in 2018 is ingezet, heeft In 2019 is 130.000 m? aan kantoorruimte tijdelijk of
zich het afgelopen jaar verder doorgezet. definitief onttrokken.
7.600.000
en 7.500.000
(Las an 7.400.000
ds KE ES 7.300.000
Gj TT En 7.200.000
z le af TL IEEE ms … 7.100.000
Te ie nt 7.000.000
TIL, Te _ 006
iik TL olst te Ek Er 6.900.000
BT onbe KL oen RL En
de ge self ET el dele E KAn 23
TEE SI lj [ Hit AT slaa E s
TU nnn See AN: 1.300.000
ii nel Be Fet eer “oo
pee + Te A WEE Pf 1.200.000
zn 1.100.000
Pr ME 1.000.000
. . 900.000
Foto 2. Moermansk 400 en 500 (opgeleverde nieuwbouw in 2019) 800.000
700.000
600.000 600.000
500.000
300.000
193.000
400.000 200.000
100.000
300.000 0
-100.000
200.000
200.000 -130.000
100.000 -300.000
63.000
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
0 5.600
m— Kantorenvoorraad
100.000 mmm Kantorenleegstand (zie pagina 9)
-200.000 „156.000 nn Opleveringen
8 S S S © S S $ S S & 8 $ 8 8 s 8 & & $ nn Onttrekkingen
Grafiek 10. Ontwikkeling kantorenvoorraad (in m? bvo). Grafiek 11. Kantorenvoorraad, leegstand, opleveringen en onttrekkingen
Bron: Kantorenmonitor BV en projectplanningen (in m? bvo). Bron: Kantorenmonitor BV en projectplanningen
Kantorenvoorraad per gebied Transformatie
In 2019 is circa 70.000 m? kantoorruimte definitief
Sloterdijk onttrokken voor transformatie, steeds meer door sloop-
Amstelstation nieuwbouw en voornamelijk met een functiewijziging
ì 3% . .
EN n % naar wonen. Een jaar eerder werd er circa 97.000 m?
nn Dn TT kantoorruimte getransformeerd.
/ _ _ ay a \
en ll | Noord \
n est Centrum e Dad
Ie er 19,5% 4%
E A Oost
U EA N | PE ,
EN LL} 22% IJ | gs jk A 0,5% eN
lang ES | B, .
í Ü Dí a, nl
! ! Atie lerend a j kels a
! | WK 4
Riekerpolder LA 71%
2% | \ Á
Zuidas ! /
12% En
ArenAPoor: 2018 2019
Amstel III
9%
En wonen HE hotel En detailhandel kinderopvang overige
Kaart 5. Aandeel kantorenvoorraad per stadsdeel of kantorenlocatie op de
totale Amsterdamse kantorenvoorraad van circa 7,05 miljoen m? bvo Grafiek 12. Transformatie kantoorruimte in 2018 en 2019 naar functie-
(peildatum 1 januari 2020). Bron: Kantorenmonitor BV wijziging. Bron: Kantorenmonitor BV en projectplanningen
9
X% Toekomstbestendige kantoren
Energielabels
Vanaf 1 januari 2023 geldt conform het Bouwbesluit de De kaart linksonder laat zien dat de kantoren met
verplichting voor alle kantoren (groter dan 100 m2) om een zeer goed energielabel (A+ of hoger) vooral in
energielabel C of hoger te hebben (Energie-Index van de afgelopen paar jaar zijn gerealiseerd. De kaart
1,3 of beter). Dit geldt niet voor kantoren die binnen 2 rechtsonder maakt duidelijk dat er voor de hele stad
jaar worden gesloopt, getransformeerd of onteigend. nog een opgave ligt om de kantoren van betere
Op 1 januari 2020 had 67% van de kantoren in energielabels te voorzien.
Amsterdam een energielabel van C of hoger. Op
1 mei 2019 was dit nog 64%. Van de Nederlandse In het kader van het Energieakkoord zijn afspraken
kantorenvoorraad voldeed 56% eind 2018 aan de gemaakt om te komen tot een energieneutrale
toekomstige eis (bron: Kadaster). Sinds 1 mei 2019 gebouwde omgeving in 2050. Een tussenstap is de
is van 396 kantoren het energielabel geregistreerd. ambitie dat alle gebouwen in 2030 gemiddeld ten
Hiervan heeft 90% een label C of hoger. minste label A hebben.
nun EE
1,5% 41,7% 8,7% 15,2% 6,5% 4,9% 49% 16,7%
de. f 5 e
. . . DER
. si 5 ®, 8 .
en : „ - Je 8
es res le . " ad a e ., 2 £é 8 en
DE] bn Res „À Ets Koe
. tie . ek he … ER en Se, s
ee Á. es Ker” . * dr . 6 .
Tk « . Ee soe ER .s vel = t
nv iNA er 4
EA mee en seg ie ve, 5
Oe it Ai ge Ee
sien inlet, Te pk een
ee tet, MD DN Ee
* 4. „tee Pee kee rj ele td be
Ir serre gt en et
… ° ete vetpe Wi is te Ee
En «
es ASS er el et tn Bee rt ON teen e eehe
eet, , ee Oet il AZ De . f.
SAN rt AIA vn zits dn D,
Nr Kh 18: - ief 5 =
' nl Oe Bea AE
4 "er pr 8
Eee $ Ter Se
eme *:8* te
8 sg
…
A
oe RE. ien
Re ee
Ae %
Ae
te.
bh Set
B Atttt À mm ' \ vS B D
. À m-- te mn:
ie m-- JE m-
5 en
ed m- AE, m -
Ô DV aden . / Ae ij zet Heen) Ì zee g s :
ee
Kaart 6. Energielabels kantoorgebouwen in Amsterdam. Bron: RVO energielabels utiliteitsbouw met kantoorfunctie (peildatum 1 januari 2020).
NB. De bron bevat informatie over 4.003 kantoren.
MONITOR KANTOREN AMSTERDAM 10
| Onderzoeksrapport | 10 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 424
Publicatiedatum 20 juni 2014
Ingekomen onder A
Ingekomen op woensdag 11 juni 2014
Behandeld op woensdag 11 juni 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Timman, mevrouw Poot en mevrouw Van der Pligt
inzake de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam (voorgestelde dekking
voor de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam
(Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 396);
Constaterende dat:
— erin 2013 een overbesteding is van € 1,5 miljoen op het onderdeel
Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA);
— tevens wordt voorgesteld om in de nieuw in te stellen reserve centralisatie
onderwijs, € 1,9 miljoen te reserveren om de kosten te dekken voor het
programma KBA in 2014;
Overwegende dat::
— de KBA de Amsterdamse scholen heeft aangespoord de kwaliteit van het
onderwijs te verbeteren en dat het aantal zwakke scholen de afgelopen jaren al
flink is teruggedrongen;
— kwaliteitsverbetering op basisscholen vanuit de organisatie en de leraar zelf
gedragen moet worden,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
het in de reserve centralisatie onderwijs bedoelde bedrag van € 1,9 miljoen niet aan
te wenden ter dekking van nieuwe verplichtingen binnen de huidige KBA.
De leden van de gemeenteraad,
D. Timman
M.C.G. Poot
M.M. van der Pligt
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
X Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1124
Behandeld op 30 september 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Timman inzake Transitievisie warmte (Betrek het Amsterdamse
onderwijs bij de Transitievisie warmte)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Transitievisie warmte (hierna: Tvw), de nota van
beantwoording op de inspraakreacties en de adviezen van de stadsdelen.
Overwegende dat:
= De energietransitie naast een technische- ook een sociale- en
maatschappelijke transformatie is;
= Het finaal doel van deze transitie is de leefbaarheid van de aarde veilig te
stellen voor de komende generaties;
1" De toekomstige generaties dus direct belanghebbenden zijn bij deze
transformatie;
= Onderwijs, kennis opdoen en innovatie belangrijke factoren zijn in het slagen
van de energietransitie
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Het Amsterdamse onderwijs integraal te betrekken bij de energietransitie en
onderwijsinstellingen op te nemen in de Green New Deal;
2. Bij deze energietransitie de uitvoering van de Green New Deal te betrekken,
zodat jongeren worden gestimuleerd om te kiezen voor de richting Techniek
en het MBO-onderwijs goed aansluit op de veranderende behoefte aan
arbeidskrachten als gevolg van de klimaat- en duurzaamheidsambities.
3. Tevens het netwerk van onderwijs, overheid en brancheorganisaties in de bouw
en techniek te betrekken met als doel de zij-instroom richting bouw en techniek
specifiek voor beroepen gerelateerd aan de klimaat- en duurzaamheidsambities
te stimuleren en faciliteren.
Het lid van de gemeenteraad
D. Timman
1
| Motie | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
Stadsdeelcommissie Oost
Voordracht en besluit SC
Registratienummer Z-18-40625 / INT-18-14235
Afdeling Bestuur en Organisatie
Onderwerp
Reglement van Orde
Datum stadsdeelcommissie 10 april 2018
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Joep Timmermans
020 253 BOOG
[email protected]
*ZOO4621DEGA* Pagina 1 van4
De stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost,
Gelet op artikel 29 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam;
Besluit vast te stellen het Reglement van orde voor vergaderingen van de
stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost,
besluit vast te stellen het:
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de
stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. verordening: de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam;
b. voorzitter: voorzitter van de stadsdeelcommissie of diens plaatsvervanger bedoeld in
artikel 32 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam;
c. _commissiesecretaris: de secretaris als bedoeld in artikel 34 van de Verordening op het
lokaal bestuur in Amsterdam;
d. schriftelijk: op papier of digitaal;
e. dagelijks bestuur: bestuurscommissie als bedoeld in artikel 2 van de verordening op het
lokaal bestuur.
Artikel 2. De voorzitter
1. De stadsdeelcommissie besluit hoe het voorzitterschap wordt ingevuld. Varianten
kunnen zijn: per vergadering roulerend voorzitterschap; voorzitterschap voor een
bepaalde periode; voorzitterschap voor een onbepaalde periode.
2. De stadsdeelcommissie kiest uit zijn midden een voorzitter.
3. De voorzitter is belast met het leiden van de vergaderingen en het doen naleven van dit
reglement.
Artikel 3. De commissiesecretaris
1. De commissiesecretaris is aanwezig bij vergaderingen.
2. De commissiesecretaris kan zich laten vervangen door een plaatsvervanger.
Artikel ,. Beëdiging nieuwe commissieleden
1. Bij de benoeming van nieuwe leden stelt de stadsdeelcommissie uit zijn midden een
commissie in bestaande uit drie leden.
2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en brengt advies vit aan de stadsdeelcommissie
over de toelating van de nieuw te benoemen leden.
Artikel 5. Vergaderingen van de stadsdeelcommissie
1. Ten minste twee keer per maand schrijft het dagelijks bestuur een vergadering uit
tussen stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur. Deze vergaderingen zijn openbaar.
2. Naast de vergaderingen uit het eerste lid kan de stadsdeelcommissie zelf
vergaderingen uitschrijven. De stadsdeelcommissie kan ervoor kiezen om dit reglement
niet van toepassing te verklaren op deze vergaderingen.
3. Op andere bijeenkomsten van de stadsdeelcommissie is dit reglement van orde niet van
toepassing (bijvoorbeeld buurtavonden, werkbezoeken en themabijeenkomsten).
Artikel 6. Agenda van de vergadering
1. Leden van de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur dienen agendapunten
schriftelijk in bij de voorzitter en commissiesecretaris.
2. Deze agendapunten worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst,
tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de
agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.
3. De voorlopige agenda en daarbij behorende stukken worden 7 dagen voor de
Pagina 2 van 4
vergadering gepubliceerd op de website van de gemeente.
4. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter tot 48 vur voor de vergadering een
aanvullende agenda opstellen en daarbij behorende stukken publiceren.
5. _Alsop documenten op grond van artikel 86 van de Gemeentewet geheimhouding is
opgelegd, worden deze documenten niet gepubliceerd op de website van de gemeente.
De commissiesecretaris verleent leden op verzoek inzage in deze documenten.
Artikel 7. Orde van de vergadering
1. Bij aanvang van de vergadering stelt de stadsdeelcommissie de agenda vast.
2. De commissiesecretaris houdt de presentielijst van de vergadering bij.
3. Aanwezigen die geen lid zijn van de stadsdeelcommissie kunnen deelnemen aan de
discussie, tenzij de stadsdeelcommissie anders beslist.
Artikel 8. Beslissing
1. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is
besproken, tenzij de stadsdeelcommissie anders beslist.
2. De voorzitter formuleert het voorstel voor het uit te brengen advies en vraagt de leden
of zij stemming verlangen. Indien geen van de leden stemming verlangt, is het voorstel
zonder stemming aangenomen.
3. Deleden stemmen door hun hand op te steken.
4. Eenlid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem
rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is
betrokken.
Artikel g. Stemming over personen
1. Voor een beslissing over personen wordt de meerderheid vereist van hen die een stem
hebben uitgebracht.
2. De aanwezige leden zijn verplicht een stembriefje bij de commissiesecretaris in te
leveren.
3. Indien geen van de kandidaten bij de stemming de meerderheid behaalt, wordt een
tweede stemming gehouden tussen de twee kandidaten die in de eerste ronde de
meeste stemmen hebben behaald.
4. Staken de stemmen bij de tweede stemming, dan wordt er geloot.
Artikel 10. Besluitenlijst
1. De commissiesecretaris stelt de besluitenlijst op van de vergadering.
2. Een besluitenlijst bevat in ieder geval de namen van de aanwezige leden en een
vermelding van de vastgestelde adviezen.
3. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de
website waarop de vergaderstukken worden gepubliceerd.
Artikel 12. Ingekomen stukken
1. Bij de stadsdeelcommissie ingekomen stukken worden gepubliceerd op de website
waarop de vergaderstukken worden gepubliceerd.
2. De voorzitter legt een afdoeningsvoorstel aan de stadsdeelcommissie voor.
Artikel 13. Besloten vergaderingen
1. Op besloten vergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor
zover dat niet strijdig is met het besloten karakter.
2. Besluitenlijsten van besloten vergaderingen worden niet openbaar gemaakt, maar
uitsluitend voor de leden ter inzage gelegd bij de commissiesecretaris.
Artikel 14. Geluid- en beeldregistraties
Degenen die van een vergadering geluid of beeldregistraties willen maken, delen dit mee
aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.
Artikel 15. Uitleg reglement
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het
reglement, beslist de stadsdeelcommissie op voorstel van de voorzitter.
Pagina 3 van 4
Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel
1. Dit reglement treedt in werking op 10 april 2018
2. Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor vergaderingen en
andere werkzaamheden van de stadsdeelcommissie van het stadsdeel Oost.
Ondertekening
De stadsdeelcommissie van stadsdeel Oost,
secretaris voorzitter
Pagina 4 van 4
| Besluit | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 493
Publicatiedatum 17 mei 2019
Ingekomen onder AA
Ingekomen op donderdag 9 mei 2019
Behandeld op donderdag 9 mei 2019
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Bloemberg-lssa, Naoum Néhmé, Ceder, Kilig, Simons en
Boomsma inzake het Vergunningenbeleid Wabo 2e helft 2018-2019 (informatie
over omgevingsvergunningen direct digitaal inzichtbaar)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Vergunningenbeleid Wabo 2e helft 2018-2019
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 431).
Constaterende dat:
— het van groot belang is dat omwonenden tijdig en gemakkelijk informatie
rondom omgevingsvergunningen kunnen inzien om te weten welke plannen er
zijn in hun omgeving.
Overwegende dat:
— er ontevredenheid is bij Amsterdammers over de toegankelijkheid van
informatie over besluiten op omgevingsvergunningen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
omgevingsvergunningen en bijbehorende documenten direct te publiceren op de
website zodat deze direct inzichtelijk zijn en niet opgevraagd hoeven te worden.
De leden van de gemeenteraad
J.F. Bloemberg-lssa
H. Naoum Néhmé
D.G.M. Ceder
A. Kilig
S.H. Simons
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
VN2023-021147 Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit
Kunst en Cultuur x Gemeente bras . . . FKD
en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol),
% Amsterdam en en
Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening,
% Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale
media, ICT en digitale stad, Evenementen
Voordracht voor de Commissie FKD van 23 november 2023
Portefeuille Tekkkennisdiertiindusief Buurtmedia)
Agendapunt 9
Datum besluit NVT
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de verschillende stappen in het aanwijzingsproces
van een lokale publieke omroep
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van bijgaande raadsinformatiebrief over de verschillende stappen in het
aanwijzingsproces van een lokale publieke omroep, de rol en taak van de gemeente en een
bijgestelde planning en in de bijlage de nota Aanwijzing lokale publieke omroep concessieperiode
2024-2029
Wettelijke grondslag
Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet
Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren.
Art 169 Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak
nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3).
Bestuurlijke achtergrond
Op grond van de Mediawet (2008) wijst het Commissariaat elke vijf jaar de lokale publieke omroep
aan op advies van de gemeenteraad.
Op 7 maart 2023 heeft het Commissariaat voor de Media de procedure opengesteld om voor de
nieuwe concessieperiode (2024-2029) een lokale publieke omroep voor de gemeente Amsterdam
aan te wijzen.
Op 20 september jl. bent v geïnformeerd door het Commissariaat over de ingediende aanvraag voor
een lokale publieke omroep voor de gemeente Amsterdam
Bijgaande brief is v reeds via de dagmail van 6 november 2023 toegezonden
Reden bespreking
NVT
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.9 1
VN2023-021147 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit F K D
K I msterdam
unst en Cultuur % en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol),
Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening,
Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale
media, ICT en digitale stad, Evenementen
Voordracht voor de Commissie FKD van 23 november 2023
Aeykennisneming
Geheimhouding
NVT
Uitgenodigde andere raadscommissies
NVT
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
nee
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. | Naam
AD2023-072442 Commissie FKD Voordracht (pdf)
Nota Aanwijzing lokale publieke omroep concessieperiode 2024-2029.pdf
AD2023-082571
(pdf)
RIB_Aanwijzingsprocedure van een lokale publieke omroep voor de
AD2023-082711
gemeente Amsterdam.pdf (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
EZC, Kunst en Cultuur, Merel Oord, Beleidsadviseur Lokale Media [email protected]
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | discard |
VN2021-004788 issi itei
thor X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MLW van 25 maart 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Handhaving en Toezicht
Agendapunt 1/7
Datum besluit n.v.t. n.v.t.
Onderwerp
Kennisneming beantwoording Motie 1713 van raadslid Vroege D66 getiteld: scannen
foutparkeerders
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de antwoordbrief van de burgemeester op de motie scannen foutparkeerders.
Wettelijke grondslag
Artikel 180 gemeentewet.
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 7 november 2019 heeft uw raad bij de behandelingvan
de begroting 2020 motie 1713 van raadslid Vroege van D66 aangenomen, waarin het
collegegevraagd wordt om te onderzoeken of het mogelijk is om ook buiten de straten en
tijdstippen metbetaald parkeren scanauto's in te zetten op foutparkeren.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Motie scannen foutparkerders ook aangeboden ter kennis name aan de commissie Algemene
Zaken.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.5 1
VN2021-004788 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
thor % Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie MLW van 25 maart 2021
Ter kennisneming
AD2021-017187 1713.19 motie Vroege.pdf (pdf)
AD2021-017188 2020 12 10 beantwoording motie Vroege nr 1713.pdf (pdf)
AD2021-017183 Commissie MLW Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Roelof Seinen, o6 1093 6790, [email protected]
Gegenereerd: vl.5 2
| Voordracht | 2 | train |
Agenda van de Raadscommissie Algemene Zaken
van 24 juni 2013
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
Algemene Zaken
Datum: maandag 24 juni 2013
Aanvang: 13:30 uur tot 17:30 uur
Locatie: De Rooszaal (0239), stadhuis
1. Opening
2. Mededelingen
3. Expertmeeting Aanbestedingsbeleid en opdrachtgeverschap
1
| Agenda | 1 | discard |
A4 | : | | Ì
IR ® A
Nn
m > 4E N : |
Í RE ES « JS ‘ 8
7 en « k fi = . |
4 AEN / DW 4. A
A | sl Ep =S
max. 2 , 7 \
zl
RE: EN zE
. 4 fd |
hi
° Ten
| hi
| Vervoerregio
Amsterdam
Voorwoord
PM
Inhoudsopgave
Een nieuwe koers 4
Richting geven aan ambities 4
Status 4
Leeswijzer 4
Veranderingen in de mobiliteit 6
Groei van de bevolking, economie en toerisme 6
Technologische veranderingen rond mobiliteit 6
Van aanbod naar vraaggericht vervoer 7
Toenemende druk op de mobiliteitsnetwerken 7
Reisbeleving belangrijker 8
Stijging van het aantal verkeersgewonden 8
Duurzaamheid 8
Veranderende rol van de overheid 9
Conclusie 9
Vijf strategische opgaven voor de vervoerregio Amsterdam 10
Strategische opgave 1: van modaliteit naar mobiliteit 10
Strategische opgave 2: naar een CO» - neutraal mobiliteitsysteem 12
Strategische opgave 3: veilig en prettig van deur tot deur 13
Strategische opgave 4: mobiliteit en omgeving passen bij elkaar 15
Strategische opgave 5: nabijheid van dagelijkse activiteiten 17
Mobiliteit per gebied 20
Van beleidskader naar uitwerking 22
Werkwijze van de Vervoervoerregio 22
Rollen van de Vervoerregio 24
Hoe wordt het beleidskader toegepast in de activiteiten van de Vervoerregio? 25
E I |
De Vervoerregio Amsterdam verbindt gemeenten en werkt aan een regio waar mensen vlot hun
bestemming bereiken. De gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen,
Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn,
Waterland, Wormerland en Zaanstad vormen samen de Vervoerregio Amsterdam.
Deze vijftien gemeenten hebben tijdens de Regioraad van 16 december 2016 de Strategische Visie
Mobiliteit vastgesteld. Daarin zijn drie ambities en vijf strategische opgaven vastgelegd, die als
uitgangspunt dienen voor alle activiteiten van de Vervoerregio in de komende jaren:
AMBITIES
st AES ZEN) A
«, e
\ sd p
. . “Mt
eo, Ze
e le PN an
é *
8
Economische en sociale Leefkwaliteit Duurzaamheid
ontwikkeling
RICHTING GEVEN AAN AMBITIES
Het Beleidskader Mobiliteit gaat over het beleid dat we met elkaar nodig hebben om deze ambities
te realiseren. Wat gaan we doen, waar gaan we wat doen en hoe gaan we dat doen? Dit wordt
aangegeven op basis van actuele ontwikkelingen zoals de veranderende mobiliteit en de duurzaam-
heidsopgave. De concrete vertaling van dit Beleidskader vindt vervolgens plaats in de concessies,
projecten, investeringsagenda’s, uitvoeringsplannen en monitorings-
programma’s. Het Beleidskader kan daarbij worden gebruikt als leidraad voor prioritering, fasering
en financiering van projecten. In de investeringsagenda’s worden indicatoren geconcretiseerd,
samen met onze partners.
Het uiteindelijke doel van het beleid is richting geven, ambities waarmaken en inspelen op de
veranderingen binnen de wettelijke taken van de Vervoerregio. We blijven investeren In een goede
bereikbaarheid. Wel veranderen de criteria en komen er andere accenten. We respecteren daarbij de
afspraken met onze partners over de lopende projecten. Ook blijven we samenwerken met de MRA-
partners en het Rijk. Met deze nieuwe koers houden we de regio Amsterdam economisch sterk en
aantrekkelijk voor haar inwoners en bezoekers.
4
Beemster
Edam-Volendam
(EE
ee
Zaanstad Waterland
Amsterdam
Haarlemmermeer od
STATUS
ne - De inhoudelijke basis van de Strategische Visie Mobiliteit
à . «
Hiká ii nanne wordt door de Provincie Noord-Holland en de gemeenten
) e overgenomen In de Omgevingsvisies. Zolang de Planwet
Verkeer en Vervoer geldt, heeft dit Beleidskader de status
van een Regionaal Verkeer- en Vervoerplan. Als de
Omgevingswet van kracht wordt, geldt het Beleidskader als
het door de Regioraad vastgestelde kader om de BDU-
gelden te besteden en de beschikbare capaciteit in te
zetten.
BELEIDSKADER
LEESWIJZER
OO In hoofdstuk twee worden de belangrijkste ontwikkelingen
PROJECTEN beschreven en waarom het noodzakelijk is om ons beleid
MONITORINGSPROGRAMMA’S aan te passen. Dit wordt in hoofdstuk drie vertaald naar de
vijf strategische regionale opgaven, onze inzet en ambitie.
“a In hoofdstuk vier wordt specifiek ingegaan op de gebieds-
Se typen en op welke wijze het beleid afgestemd wordt op
’ deze verschillende gebieden. Tot slot wordt in hoofdstuk
„ 7 } EN vijf ingegaan op de werkwijze van de Vervoerregio.
« en = es 1
MR. Î ee
Vier Se
5
Veranderingen in de mobiliteit
In dit hoofdstuk worden de verschillende ontwikkelingen beschreven die van invloed zijn op de
noodzaak om het beleid van de Vervoerregio aan te scherpen.
GROEI VAN DE BEVOLKING, ECONOMIE EN
TOERISME
De vervoerregio Amsterdam groeit, de economie trekt aan en
de regio is zeer aantrekkelijk om in te wonen, te werken en
te verblijven. Zo groeit het aantal inwoners in de vervoer-
regio van 1,51 miljoen in 2017 naar 1,8 miljoen inwoners in
2040 (circa 9,3%). In de vervoerregio staan op dit moment
718.608 woningen? Net als het aantal Inwoners neemt dit
aantal toe, alleen al de gemeente Amsterdam heeft op
middellange termijn (2025) behoefte aan meer dan 50.000
nieuwe woningen. Door onder andere de aantrekkende
economie en de groei van Schiphol met 2% tot 3% per jaar
groeit het aantal arbeidsplaatsen. Ook groeit het aantal
toeristen (>7,8% landelijke groei in 2015°) waarvan er veel de
regio bezoeken.
TECHNOLOGISCHE VERANDERINGEN ROND
MOBILITEIT AS 0
Een belangrijke trend is de opkomst van nieuwe ICT-toe-
passingen, die het mogelijk maken om vraag en aanbod van
allerlei diensten directer aan elkaar te koppelen en slimmer
te organiseren. De toenemende beschikbaarheid van data
zorgt voor meer real-time informatie en betere voor-
spellingen. Daardoor kan er steeds beter op bepaalde
ontwikkelingen worden ingespeeld. De digitalisering van de
mobiliteit, Smart Mobility, zorgt voor nieuwe mogelijkheden
zoals betere benutting van de capaciteit van de wegen en
veiliger rijgedrag. Voertuigen kunnen op termijn steeds meer
taken zelfstandig uitvoeren. De Vervoerregio speelt hierop in.
1. CBS, publicatie Amsterdam in cijfers 2017
2. CBS, publicatie Amsterdam in cijfers 2017
3. NBTC Holland Marketing 2016
6
VAN AANBOD NAAR VRAAGGERICHT VERVOER f
De scheidslijn tussen de traditionele vervoerwijzen auto,
openbaar vervoer en fiets vervaagt door de opkomst van
‘Mobility as a Service’ (MaaS). Daarbij nemen gebruikers 8
diensten af van mobiliteitsaanbieders en kiezen per reis de
combinatie van vervoerwijzen met de meeste voordelen.
Naar verwachting verschuift het zwaartepunt van aanbod-
gericht naar vraaggericht vervoer, en van bezit naar delen
van vervoermiddelen. Knooppunten, de plekken waar
vervoerwijzen en reizigers bij elkaar komen, krijgen daardoor
een steeds belangrijkere rol In en tussen de verschillende
vervoernetwerken. 5
TOENEMENDE DRUK OP DE MOBILITEITS-
NETWERKEN
De groei van het aantal verplaatsingen en kilometers tekent
zich af in meer auto- en openbaar vervoergebruik, vooral Á/
van de trein en de metro. Het gebruik van de fiets neemt ook n LS
toe, zowel In het voor- en natransport van het openbaar *
vervoer als voor de lange afstanden door de populariteit van ’
de elektrische fiets. Dit zien we terug in de beschikbare „5 ‚° EO
capaciteit van de verschillende netwerken. De wegen naar ‚…” ‚… ,
de economische centra staan regelmatig vast en het is druk _ „…*” „…” „…
in het openbaar vervoer en op de fietspaden. Er wordt al „…” ……*
flink geïnvesteerd in doorstromingsmaatregelen voor de „… …” 7
auto en het hoogwaardig openbaar vervoernetwerk wordt ma"
uitgebreid met R-net lijnen, de Amstelveenlijn, de Uithoorn-
lijn en de komst van de Noord/Zuidlijn. De groei blijft in de
toekomst naar verwachting doorzetten* waardoor de
urgentie voor scherpe keuzes toeneemt. Uitbreiding van de
infrastructuur is niet altijd de aangewezen oplossing.
4. Venom 2016
7
BELEVING BELANGRIJKER
Naast snelheid wordt ook de beleving van de reis steeds
belangrijker. Een mobiliteitsnetwerk met goed voor- en
natransport (lopen en fietsen), korte wachttijden, prettig LT > n
wachten en goede aansluiting op fijnmazig vervoer wordt
hoger gewaardeerd. Veel fietsers kiezen liever voor een
langere reistijd via een aantrekkelijke autoluwe route dan Ka
voor een kortere reistijd via een fietsroute langs een drukke
hoofdweg’. De acceptatie door omwonenden en bezoekers
van de negatieve effecten van het verkeer neemt af. A
VERKEERSVEILIGHEID BLIJVEND AANDACHTSPUNT
De gewenste afname van het aantal verkeersdoden stagneert. Dit
aantal ligt in de vervoerregio al jaren rond de 30 per jaar. Het aantal
ernstige verkeersgewonden fluctueert. Daarbij vallen de meeste
ernstig gewonden onder fietsers en gemotoriseerde tweewielersé,
Blijvende aandacht voor verkeersveiligheid is nodig.
DUURZAAMHEID
De uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen leidt wereldwijd
tot klimaatproblemen, zoals extreme weersomstandigheden
en de impact daarvan op stedelijke gebieden en ecosystemen.
Daarnaast leiden emissies tot slechte luchtkwaliteit en
gezondheidsproblemen. Dit betekent dat we moeten
overschakelen van fossiele naar uitstootvrije energie. De
transitie naar zero emissie wordt in de concessies in gang
gezet. Voor personenauto's en met name het zware vracht-
verkeer zijn nog extra inspanningen nodig. De duurzame
energievoorziening is daarbij een zorgpunt.
5. Hagen, M. van, Govers, B., Robuust sturen op keuzegedrag van mobilisten. 2012
6. Vervoerregio Amsterdam, Investeringsagenda’s 2016, monitor en voortgang
8
VERANDERENDE ROL VAN DE OVERHEID
Vanuit het Rijk is er steeds minder budget beschikbaar. Ten
opzichte van de verwachting die er in 2006 was met betrek-
king tot de ontwikkeling van de BDU vanuit de Nota Á\
Mobiliteit is de BDU-bijdrage in 2016 met 40% gedaald. al Á 8
Hierdoor moeten we anders naar de mobiliteitsopgave N |
kijken. De rol van inwoners en bedrijven wordt hierin | IN
prominenter. Steeds meer bereikbaarheidsinitiatieven
komen van de inwoners en bedrijven zelf. Bijvoorbeeld
werknemers die hun medewerkers stimuleren om buiten de
spits te rijden of bedrijven die bijdragen aan projectont-
wikkeling. Dit verandert de rol van de overheid en vraagt om
een nadere blik op wet- en regelgeving. Samenwerking is
noodzakelijk, ook rond de Omgevingswet.
CONCLUSIE
De groei in de vervoerregio leidt tot meer mobiliteit. Wanneer mensen zich op dezelfde manier als
nu van en naar Amsterdam en in de regio blijven verplaatsen, heeft dit tot gevolg dat de bereik-
baarheid, leefkwaliteit en aantrekkelijkheid van het gebied onder druk komen te staan en daarmee
ook de economische ontwikkeling. Tegelijkertijd zijn er kansen om met onder andere slimme
ICT-toepassingen en duurzamere voertuigen slimmer in te spelen op de groei en gebruik te maken
van nieuwe ontwikkelingen.
9
Vijf strategische opgaven voor de
Vervoerregio Amsterdam
In dit hoofdstuk worden de vijf strategische opgaven beschreven waar de Vervoerregio de komende
jaren op inzet.
STRATEGISCHE OPGAVE 1:
Er komt een verschuiving naar één integraal mobiliteitssysteem. De modaliteiten (vervoerwijzen)
openbaar vervoer, auto, fiets en voetganger worden in samenhang bekeken. Reizen van deur tot
deur gebeurt in steeds grotere mate met een combinatie van vervoerwijzen. OV, auto en fiets vullen
elkaar daarbij zo goed mogelijk aan.
Dit biedt kansen om, afhankelijk van het type gebied, keuzes te maken voor bepaalde vervoer-
wijzen die het beste passen in de omgeving (zie hoofdstuk 4). Het uitgangspunt daarbij is: hoe
stedelijker het gebied, hoe meer focus op grote stromen reizigers, op collectief vervoer, schoon, stil
en beperkt vervoer of dubbel ruimtegebruik. Hier heeft de auto geen prioriteit. In een minder
stedelijk gebied wordt sterker ingezet op individueel, flexibel en kleinschalig vervoer, zoals de auto,
de (elektrische) fiets en doelgroepenvervoer dat op knooppunten aansluit. Collectief en gebundeld
vervoer worden slim en efficiënt ingezet.
Belangrijke voorwaarde voor het optimaal functioneren van dit mobiliteitssysteem is dat de
verschillende verkeersnetwerken sterk met elkaar worden verbonden, zowel fysiek op knooppunten
als op het gebied van data, informatie, en betaal- en abonnementsvormen.
INZET VERVOERREGIO
We blijven ons inzetten op het optimaliseren van het regionale fietsverkeer, het hoogwaardig
openbaar vervoer (R-net), het verbeteren van de betrouwbaarheid (de kans dat de reis verloopt,
zoals vooraf bedacht), reisbeleving en de doorstroming van het autoverkeer. Daarbij richten we ons
op de samenhang met de ruimtelijke ordening, mobiliteitsmanagement, efficiëntere vervoerwijzen
en een slimme herinrichting van de infrastructuur. Onderzocht wordt wat de effecten zijn van
bestaande en mogelijke nieuwe financiële prikkels. Daarbij wordt ook het effect op verschillende
doelgroepen in ogenschouw genomen.
HL |
Ve
r en
10
Bij de afweging kijken we naar de bereikbaarheid van deur tot deur, daar waar de netwerken elkaar
versterken en naar het slim combineren van modaliteiten.
e Het gebruik van relevante data voor de ontwikkeling van het mobiliteitssysteem, zowel voor
onderzoek als het openstellen van data voor reisinformatie of betaaldiensten. De Vervoerregio
heeft hierin de rol als opdrachtgever van het openbaar vervoer, coördinator, partner of financier
van bijvoorbeeld het genereren van verkeersdata en datawarehouses.
e Het faciliteren van overstapvoorzieningen voor de reizigers, het makkelijker maken van overstap-
pen en prettig wachten. Hier hebben ook vervoerders en wegbeheerders een belangrijke rol.
e Het verbeteren van de ‘first en last mile’, (het eerste en laatste deel van een reis) samen met de
wegbeheerders. Hier wordt ook gekeken naar nieuwe vormen van mobiliteit, zoals deelfiets-
systemen. De Vervoerregio coördineert de inbreng van de betrokken partijen, zet vanuit de
regionale opgave nieuwe initiatieven in gang en levert financiële bijdragen aan maatregelen en
projecten.
© De openbaar vervoerconcessies worden steeds meer mobiliteitsconcessies. Fiets, (deel) auto en
vraagafhankelijk vervoer worden meer geïntegreerd en daarmee voor de reiziger gemakkelijker te
gebruiken. Als opdrachtgever van het openbaar vervoer heeft de Vervoerregio hier een belang-
rijke rol. De vervoerder zorgt voor de samenhang met bijvoorbeeld het doelgroepenvervoer of
aanbieders van mobiliteitsdiensten.
INDICATOR
REISTIJD VAN DEUR TOT DEUR
AMBITIE
Een acceptabele en betrouwbare reistijd van deur tot deur, ongeacht de vervoerwijze. Welke reistijd
we acceptabel vinden, is afhankelijk van de reisafstand en het reismotief (zie grafiek hieronder).
Onder betrouwbaarheid verstaan we een maximale spreidingsfactor van 1,2 uit het MIRT onderzoek
Stedelijke Bereikbaarheid. (De spreidingsfactor is gedefinieerd als: (reistijd + standaard deviatie)/
reistijd.) Dit houdt in dat op een reis van gemiddeld 30 minuten, we maximaal 6 minuten afwijking
accepteren.
In de grafiek is als voorbeeld voor drie REISTIJD VAN DEUR TOT DEUR
verschillende reismotieven aangegeven hoe »
de acceptabele reistijd afhankelijk is van de ee woon-werk
reisafstand. We accepteren voor bezoekers oo — onderwijs
dus een hogere reistijd en voor onderwijs 2 50 7 — bezoekers
gerelateerde verplaatsingen is de korte £ 5
afstand het belangrijkste. Voor een 5
woon-werkreis van 25 kilometer is de 7
acceptabele reistijd bijvoorbeeld 30 E20
minuten, ongeacht de mobiliteitskeuze. n
0
5 15 25 35 45 55 65
Reisafstand in kilometer
1
STRATEGISCHE OPGAVE 2:
NAAR EEN CO, - NEUTRAAL MOBILITEITSYSTEEM
Een grote opgave is het verminderen van de CO» uitstoot. Het toepassen van de zogenaamde trias
mobilica (het verminderen van vervuilende mobiliteit, veranderen en verduurzamen) helpt om de
opgave te structureren. Door compact te blijven bouwen in en rond de stedelijke gebieden en een
hoge mate van functiemenging, beperken we de gemiddelde reisafstanden. Dit helpt om fietsen,
lopen en het openbaar vervoer voor meer mensen tot een aantrekkelijke manier van reizen te
maken. Daarnaast stimuleren we het gebruik van schone voertuigen.
INZET VERVOERREGIO
© Het regionaal openbaar vervoer (bus, tram en metro) wordt zero emissie. De Vervoerregio heeft
hierop direct invloed als opdrachtgever van de concessies.
e De Vervoerregio neemt de regie om energiesystemen op elkaar te laten aansluiten. We investeren
in laadinfrastructuur op strategische locaties, zoals knooppunten die gunstig liggen ten opzichte
van het energienetwerk. Daardoor kunnen de laadsystemen voor het openbaar vervoer bijvoor-
beeld opengesteld worden voor het opladen van andere vervoermiddelen en zo optimaal worden
benut. Hier is nader onderzoek voor nodig.
© Voertuigen in de regio, waaronder personen- en vrachtauto’s, worden zero emissie en rijden
indien mogelijk 100% op uitstootvrije energie. De Vervoerregio levert hier een bijdrage door:
o Het stimuleren van innovatie en technologische ontwikkeling. De Vervoerregio faciliteert deze
ontwikkelingen door kennis en ervaring op te doen en te delen.
o De markt in staat te stellen de benodigde producten en voorzieningen aan te bieden. De
Vervoerregio kan marktbelemmeringen wegnemen door samen met andere overheden te
zorgen voor duidelijk en stabiel beleid en het subsidiëren en uitvoeren van pilots.
e Waar dit kan wordt rondom het regionaal mobiliteitssysteem duurzame energie opgewekt en
opgeslagen. In samenwerking met wegbeheerders en andere partners kan de Vervoerregio hier
als regisseur of facilitator een rol bij spelen.
e De Vervoerregio kijkt als financier bij het verlenen van subsidies expliciet naar duurzaamheids-
maatregelen (zoals LED-verlichting of zonnepanelen) en stelt daarvoor mogelijk bijdragen
beschikbaar.
e Nader onderzoek naar de technische mogelijkheden, het effect van bovenstaande maatregelen
en de rol van de Vervoerregio is nodig.
INDICATOR
CO, BALANS VAN HET MOBILITEITSSYSTEEM
AMBITIE
Een COz-neutraal mobiliteitssysteem vanaf 2050.
COz-neutraal regionaal openbaar vervoer vanaf 2030.
12
STRATEGISCHE OPGAVE 3:
Reizen van deur tot deur moet veilig, prettig en vanzelfsprekend zijn. De mate van beleving van de
reis, bijvoorbeeld het kunnen lezen van een boek of nog even werken, wordt steeds bepalender bij
het maken van een keuze voor één of een combinatie van verschillende vervoerwijzen. Zeker nu we
ons meer richten op êên mobiliteitssysteem, worden knooppunten belangrijker en wisselen
reizigers gemakkelijker tussen auto, openbaar vervoer of deelfiets.
Knooppunten worden steeds meer zogenaamde ‘hubs’, waar de verschillende vervoernetwerken
samenkomen, evenals mobiliteitsdiensten, reisinformatieloketten of P+R's. Ook kunnen allerlei
andere voorzieningen en diensten gerealiseerd worden, zoals een oplaadplek voor de elektrische
fiets, een pakket ophaalpunt of vergaderlocaties. Al deze mogelijkheden dragen eraan bij dat
reizigers het mobiliteitssysteem makkelijk en intuïtief kunnen gebruiken. Daarom stimuleert de
Vervoerregio dat alle vervoerwijzen, mobiliteitsdiensten en aanvullende diensten zoveel mogelijk
op hetzelfde (IT-) platform aansluiten, zodat data en betaalwijzen ongeacht de dienst of vervoer-
wijze op een laagdrempelige manier aangeboden kunnen worden.
INZET VERVOERREGIO
De Vervoerregio zet zich in voor een veilig mobiliteitssysteem dat makkelijk te gebruiken is door
alle reizigers. Dit doen we door:
e Het vergroten van de verkeersveiligheid door het verbeteren
van de infrastructuur (Duurzaam Veilig), verkeerseducatie en
gedragsbeïnvloeding. Dit in onze rol als financier en regisseur.
e Vanuit de Wet lokaal spoor erop toezien dat de veiligheid
op, en de aanleg en het beheer van het lokale spoor, naar
behoren wordt uitgevoerd.
© Inzetten op sociale veiligheid in het openbaar vervoer.
© Inzetten op de beleving van de hele reis, met aandacht voor e fr ©
sociale veiligheid, ketenvoorzieningen, haltes, het
verbeteren van de reisinformatie en de kwaliteit van de Pi
omgeving.
© Zorgdragen voor een mobiliteitsnetwerk met logische
knooppunten en goede voorzieningen.
© Beschikbaar stellen van reisinformatie via de concessies en
het stimuleren van open data van de gehele reis. Daarmee wr
kunnen marktpartijen reisinformatiediensten aanbieden die
aansluiten bij de behoefte van de reiziger.
© Betalen voor mobiliteit wordt gemakkelijker voor de reiziger.
De komende jaren worden nieuwe, laagdrempelige betaal-
wijzen in het openbaar vervoer geïntroduceerd. Daarnaast
krijgen MaaS aanbieders de mogelijkheid om de reiziger
mobiliteit aan te bieden.
13
INDICATOR
BELEVING VAN DE DEUR-TOT-DEUR REIS VOOR HET HELE REGIONALE
MOBILITEITSSYSTEEM
AMBITIE
Het algemene gebruiksoordeel voor de van-deur-tot-deur-reis voor alle vervoerwijzen wordt
minimaal gewaardeerd op een 7,5. De verschillende deelonderwerpen en definities daarvan
worden nog uitgewerkt.
INDICATOR
AANTAL ERNSTIGE VERKEERSSLACHTOFFERS
AMBITIE
Reductie van het aantal verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden conform de landelijke
doelstelling. Een daling van 25% in 2020 t.o.v. 2010.
INDICATOR
RAILVEILIGHEID
AMBITIE
Het hanteren van het stand-still principe (de veiligheid mag niet verslechteren) en het ARLAP
principe (als op een redelijke wijze en tegen redelijke kosten significante veiligheidsverbeteringen
zijn te bereiken dan moeten deze worden uitgevoerd).
INDICATOR
SOCIALE VEILIGHEID IN HET OPENBAAR VERVOER
AMBITIE
De veiligheid op haltes en in voertuigen mag niet slechter zijn dan in de openbare ruimte.
14
STRATEGISCHE OPGAVE 4:
In de (metropolitaan) centrumstedelijke gebieden en de mainports zijn ruimtegebrek en ruimtelijke
kwaliteit bepalende factoren voor de inrichting van het mobiliteitssysteem. In de minder stedelijke
en de landelijke woon- en werkgebieden ligt dat anders. In alle situaties is het van belang dat
ontwerp en inpassing van het mobiliteitssysteem en de omgeving op elkaar afgestemd worden.
Daarbij moet rekening worden gehouden met de leefkwaliteit (onder andere met de luchtkwaliteit,
stikstofoxiden en fijnstof), geluid én de kwaliteitseisen aan het mobiliteitssysteem. Afhankelijk van
het gebiedstype, de vervoerwijze en het belang van de verbinding in het regionale netwerk, worden
prioriteiten gesteld. In hoofdstuk vier wordt specifiek ingegaan op de vervoerkeuzes die per
gebiedstype gemaakt worden.
INZET VERVOERREGIO
e Per gebiedstype keuzes maken tussen de vervoerwijzen waarmee een gebied het beste ontsloten
kan worden (zie hoofdstuk vier) en waarmee de leefkwaliteit het meest gediend is.
© Aandacht voor de ruimtelijke inpassing van de infrastructuur, zoals dubbel ruimtegebruik en het
combineren van vervoerwijzen.
© Integraal naar mobiliteitsoplossingen kijken, evenals naar de mogelijkheid om werk met werk te
maken.
B.
\ NRE zg
8 NN eg
nin Ï ne d B;
m8 Tent
get 4 é a s d Pp
U dE ii
Dn ne 2
S nn B \ Je { ul u - e Ì re KE
Er nn CE
a [foe 1 ne n 1 Cn yd (0
Ven Ni Ni fl ©. 1
wl % 5 Pe
ES f En u
8 Pen nerd
eze e ee Nn gp ree E 4
3 F
ae zr Br
7
15
INDICATOR
RUIMTEGEBRUIK MOBILITEITSSYSTEEM
AMBITIE
Het ruimtegebruik van het mobiliteitssysteem is efficiënt. Dit geldt zowel voor verbindingen als
voor knooppunten en parkeervoorzieningen. In grootstedelijk gebied geven we de voorkeur aan
vervoer dat de meeste mobiliteitswaarde heeft in relatie tot de ruimte dat het inneemt.
INDICATOR
INPASSING MOBILITEITSSYSTEEM
AMBITIE
© Omgeving en mobiliteitssysteem passen bij elkaar.
e Het mobiliteitssysteem is goed ingepast in de omgeving. Dit geldt zowel voor de snelheid en de
functionaliteit als voor de uitstraling en het materiaalgebruik.
16
STRATEGISCHE OPGAVE 5:
De toenemende druk op de ruimte maakt het noodzakelijk om ruimtelijke plannen direct aan de
mobiliteitsopgaven te koppelen. Daarbij is het van belang dat inwoners van de regio, zowel In
stedelijk als in landelijk gebied, hun dagelijkse activiteiten (werk, school, winkels, sport en
dergelijke) eenvoudig en snel kunnen bereiken. Verdichting, functiemenging, knooppuntontwik-
keling en een goede verkeersstructuur in wijken zijn hierbij een aandachtspunt. Waar dit binnen de
mogelijkheden ligt, kan de Vervoerregio de gemeenten ondersteunen. Ook wordt samengewerkt In
MRA-verband. Verder is het bij ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk om bij de financiering van
de mobiliteit na te gaan of andere financieringsvormen mogelijk zijn, bijvoorbeeld publiek-private
samenwerking, voor zowel de aanleg van infrastructuur als voor de exploitatie en het beheer en
onderhoud.
© Bij het opstellen van ruimtelijke plannen werkt de Vervoerregio in een vroegtijdig stadium
intensief samen met de partners en brengt haar kennis in om de plannen goed af te stemmen en
de nabijheid van activiteiten en functiemenging te stimuleren.
© Bij de samenwerking wordt ook vroegtijdig een link gelegd tussen de mobiliteitsopgave en de
financiering.
INDICATOR
NABIJHEID
AMBITIE
Ruimtelijke ontwikkelingen dragen bij aan een efficiënter mobiliteitssysteem met behulp van
verdichting, functiemenging, knooppuntontwikkeling en verkeersstructuren.
Steeds meer mensen bereiken hun dagelijkse activiteiten op loop- en fietsafstand.
17
VING p
GE As,
DAGELIJKse „© Sy
“ ®
” 4, &
Cx A J
> ZL È z
3 & 3
2 5 o
2 z z D
Se Uijn
Sl Co
U\
Ë &
[ad ml
mi
3 CO») * ere oe,
xt / > JN
m Op È
9 / 5
© Ga 0 @
al
> A 5 8 5
kend
4 7 = me -
ZS
In, pi
UIR il
UN Haf)
UIT
Nn 75 hage Algol 5
Un sss Ni ìí or
Nn gn ty AEL Ì A
NA ef, A í
EN © ver Ne
an ELERNE Na ha, ® Sg
Nin SEEN 5e Ii Shy, od gef SS
Na Pk \ y y üm Nh gl RNN
a Sen df Nin Sil 4 z
Nar Ae’ 5 KN ì f heg fi tuf
Nn s” @ A ns ®
< 1 d re Pap / le ®
SL Te 6 NN T gid
LL le a we ND # An sf Rn
ES Ren ER OE
‘ << Un, es. : AN es en
SZ in Kunin alge & 5, ú br Sep jd
dy in see í
ej SZ t an, Wen, a an we S
18 ®__ujnn wl 4 Ps ,
=p UN Û ait (0 p Lg
4 8 U gl gl ln SH
É Un Aalt ER Rn Ì
Ma Ng Co Ap
í IF ld 0 ® 4
nn \ dE S
N Te Ai É
u ‘ A ue
Nf 5
ae)!
\ lee 5 BA
18
19
Mobiliteit per gebied
In de Strategische Visie Mobiliteit worden vijf gebiedstypen dS a)
. . . SW G
onderscheiden, met elk hun eigen opgaven. In dit hoofdstuk Ni De: Ne, q
. aren Nep. N À U
wordt per gebiedstype de mobiliteitsopgave benoemd. tan, est SE é Nan
hj RN
tad Re A
Wijk Un Âz Ô
Nait Ait 8 * En En
GEE Drek lit
METROPOLITAAN CENTRUMSTEDELIJK GEBIED ch ti bo RSD 5
St Ai Dad Un «
Dit zijn de binnenstad van Amsterdam en de Zuidas. Kenmerk is En Sn, Pe Á Á 9
hier het gebrek aan ruimte en de zeer hoge mobiliteitsdruk. De é SE SER Té EG. ie
opgave is het realiseren van een prettig woon- en vestigings- EN NER EREN rt tn j
. . e. … A N L Ld 8 :
klimaat voor inwoners en bedrijven en het gastvrij ontvangen Et: UTR AEN 1 Sn
van bezoekers. En Wij 1
© Vanwege het gebrek aan ruimte Inzetten op het beter NS en
benutten van de aanwezige infrastructuur, een efficiënte RN Renn
logistiek en stadsbevoorrading, en het stimuleren van het Een
openbaar vervoer. en:
© Aandacht voor de grote stromen reizigers. Naarmate de
beschikbare ruimte minder groot is, zetten we meer in op het
openbaar vervoer en op vervoerwijzen die minimale hinder ’
vormen voor de omgeving, zoals de fiets en de voetganger. EN ®
Aanpassingen aan de verkeerscirculatie of dubbel ruimte- EF a
gebruik zijn daarbij een optie. NN Tj ® .
tn EE 0 Cn SBS
HERPA PL KA SS
wi © ot Aa 5
ji Lû SS
CENTRUMSTEDELIJK GEBIED U ® u Wz
- k 5
Se OO Em, is”, et
De opgave voor de centrumstedelijke gebieden is het verster- A ' NN 5 ian GEN 1
ken van aantrekkelijke en multifunctionele milieus voor A ot OT en
Re . . Dr Re AN NN Ô
wonen, werken en voorzieningen in hoge dichtheden. In zowel he se en bijt tid
oude als nieuwe centra is de verkeersdruk hoog vanwege het EN , 8 es je Stann
. . h 1 En il
vele herkomst- als bestemmingsverkeer en de interne SSN Ne a 5 En RR Ge
verplaatsingen. Cn à iS en el
u 8 Rn
© Zorgen voor een goede samenhang tussen de verschillende k Mei: 8
vervoersnetwerken en de knooppunten. k An
e Balans vinden tussen wonen, werken, recreêren en de
verkeersstromen die deze teweeg brengen.
STEDELIJK WOON- EN WERKGEBIED SN °
ee 8 Kin ®
Hier Is de opgave het versterken van de vitaliteit van het Fi 4 ne Nr $ ®
gebied. Mogelijkheden voor functiemenging en verdichting ps ME ui NS
moeten worden benut en de interne en externe verbindingen NN Ö ii Rn bl SE
moeten goed zijn. Door herstructurering kunnen voorzieningen An o ij u En Ne n S
zoals winkels, basisschool, sport, gezondheidszorg en groen és an 1 ur 4 NS Ran En bf
zorgen voor een aantrekkelijk leefklimaat. De nabijheid van NS d en in Es 5 8
deze voorzieningen zorgt voor een efficiënte mobiliteit. E agt En WS He a pi 8
An \ 9 N jl
Dn sg EN ee tn fl
ES Zer eu NN
Er ’ 1 vS S, Nin 1
Den Ma: Der PLO
en la an En . N
20
e De verbindingen met de andere gebieden zijn hoogwaardig,
direct, hebben een vlotte doorstroming en bieden een
comfortabele reis.
© Meer aandacht voor de first and last mile, zoals vervoer op
afroep naar knooppunten en haltes. En
e Verdere verbetering van de verschillende vervoernetwerken NE B 5 De
en knooppunten. Ed N
« 98
SS
. £ En
LANDELIJK WONEN EN RECREEREN Ee
Voor landelijke gebieden zijn de opgaven het beschermen van Sp Ps Ä an 8
de openheid van het landschap en het versterken van de FS er pe â 9 /
vitaliteit en de leefbaarheid. Uitbreiding van het verkeers- << Zi <= Li na
areaal heeft in deze gebieden al gauw een negatieve impact Kn te " n° en tiend
op landschappelijke waarden. Indien nodig zoeken we dan ook Ene, W mr On OL LN
vooral naar het beter benutten van de bestaande infrastruc- Rn Nn ne nn S Gn
tuur en voorzieningen. nn Ne En
Er Un ‘ SE Ì
Dn \ 5
Door de lagere dichtheden is het autogebruik in deze Gn. E tre
gebieden relatief hoog en dat van fiets en openbaar vervoer en af :
lager. Door relatief weinig inwoners en lage bebouwings- Rn 8
dichtheden ligt het aanbieden van traditioneel openbaar :
vervoer niet voor de hand.
e Een belangrijke rol voor de fiets en de auto, in combinatie
met P+R op de knooppunten. er
ee
e Het aanbieden van vraagafhankelijk vervoer van en naar ' &
OV-haltes of knooppunten. il 5 pr
es SS Ee Nd
En El les ee
MAINPORTS EN GREENPORT pe lk RT ef
De” DS KN af
In deze gebieden liggen de luchthavens, zeehavens en de Ger m4 ld d %
bloemenveiling. De opgaven zijn het versterken van het 2 ne
internationale vestigingsklimaat en de bereikbaarheid, evenals 5 7
het gastvrij opvangen van bezoekers. Kenmerken zijn de a
internationale vervoersnetwerken over de weg en het spoor, Ea
de forensenstromen en de reizigers. Het aantal werknemers en e
bezoekers verschilt sterk. Gebieden met een hoog aantal
bezoekers en werknemers zoals Schiphol vereisen andere
oplossingen dan Westpoort met een lage arbeidsdichtheid.
© Goede doorstroming van goederenvervoer.
© De 24-uurs economie stelt extra eisen aan slim openbaar
vervoer en sociale veiligheid.
21
Van beleidskad itwerking
In dit hoofdstuk wordt de werkwijze van de Vervoerregio beschreven en de manier waarop we
invulling geven aan de strategische opgaven, zoals beschreven in hoofdstuk drie.
WERKWIJZE VAN DE VERVOERVOERREGIO
Inno
De Vervoerregio Amsterdam werkt aan het verbeteren van verbindingen en het We faciliteren slim
optimaliseren van de bereikbaarheid met als ambitie de best bereikbare oplossingen voor n
stedelijke regio van Nederland te worden. We werken daarbij vanuit een Sman mopEy
aantal kernwaarden, die richting geven aan de strategische opgaven, bedrijfsleven. In on
de uitvoering en de handelswijze van de organisatie. De onder- > bestadine ene
scheidende kernwaarden zijn: verbindend, innovatief, effectief en 4
richtinggevend. 5 NN l
Sr =|Ë
je
ST Verbindend -
VERBINDEND KS Met onze expertise en ons
ES netwerk helpen we gemeenten
Als regisseur van het regionale verkeer en vervoer je …__en werken we aan het
Dn realiseren en verbeteren van
dragen we bij aan goede verbindingen, zodat mensen dur regionale verkeer- en
zich per openbaar vervoer, fiets of auto snel, veilig AS vervoerverbindingen. |
en comfortabel kunnen verplaatsen. Daarvoor ",
bundelen we met vijftien gemeenten onze kennis en 'e,
bestuurlijke kracht. 'e,
We zoeken ook de verbinding met onze partners en Flexibel
werken gezamenlijk aan de verbetering van het We spelen op een
mobiliteitssysteem. Omdat de mobiliteits- flexibele manier in
1 op nieuwe
opgave de komende jaren complexer wordt, ontwikkelingen. % WV AA
wordt ook samengewerkt op andere beleids- We doen aan
terreinen, zoals ruimte, economie en duurzaam- adaptieve TT
. . . . planvorming. Vervoerreaic
heid. Door innovaties komen er nieuwe spelers g
op de markt, waar we eveneens samenwerking
mee zoeken. Voorbeelden van onze samenwer- Ki
kingspartners zijn: gemeenten, de partners uit &) Ri
de Metropoolregio Amsterdam, de vervoerders, © Ke
mobiliteitsaanbieders, het Rijk, NS, Prorail, maat- ml °
schappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennis- E |
instellingen. ä
Resultaatgericht
We werken op efficiënte wijze Id
aan resultaten voor onze %
deelnemende gemeenten en
de reizigers.
Profes:
We zijn een team v:
zich inzet voor de
vijftien gemeer
verbeteren va
bereikb
22
INNOVATIEF
De Vervoerregio faciliteert relevante innovaties die een oplossing kunnen bieden voor
mobiliteitsproblemen. De technologische ontwikkelingen en innovaties op het gebied
van mobiliteit gaan snel, met name door de grote toename van mogelijkheden
jatief op het gebied van ICT en telecommunicatie. Op het gebied van data inwin-
me technologische ning en koppeling is steeds meer mogelijk. De mobiliteit gaat door deze
obiliteitsproblemen ontwikkelingen veranderen en zal steeds ‘slimmer’ worden. ICT-
meenen hat ontwikkelingen zorgen ook voor nieuwe vervoerconcepten waardoor
ze werkwijze passen gebruikers op een andere manier met mobiliteit om kunnen
nen van financiering, gaan. Als Vervoerregio faciliteren we innovatieve, slimme
tract toe. . . .
onkractvorming toe oplossingen en zoeken we samenwerking met nieuwe
Í 1 partijen. Ook bieden we ruimte voor experimenten en
z |— pilots die kunnen bijdragen aan onze opgaven.
sj .
> Effectief
We werken resultaatgericht
met een efficiënte inzet van EFFECTIEF
{ 9 beschikbare overheidsmiddelen.
d Pun: We doen dat voor de gemeenten . .
van de Vervoerregio ka houden Als Ve rvoerregio we rken we resu ltaatgericht met
é daarbij scherp oog voor het een efficiënte inzet van beschikbare overheids-
Kl maatschappelijk rendement. middelen. Daarbij besteden we extra aandacht
. .
Kh aan ‘werk met werk maken’, oftewel projecten zo
Kh efficiënt mogelijk en in samenhang met andere
werkzaamheden uitvoeren. Verder zoeken we
Richtinggevend naar medefinanciering voor projecten, werken
" We zorgen ervoor dat de we aan slimmer en duurzamer beheer en
Amsterdamse regio optimaal onderhoud en bekijken we welke innovaties
kan functioneren op het ….
veccesceve gebied van verkeer en kostenbesparend kunnen zijn.
vervoer. Daarbij houden
ee we rekening met de
belangen van de
Amsterdam verschilende RICHTINGGEVEND
gemeenten.
’, De Vervoerregio geeft richting aan de bereik-
'e, @ baarheid van de Amsterdamse regio en houdt
*e, ® Ne daarbij rekening met de belangen van de
J Me fl (ee verschillende gemeenten. Dit wordt onder meer
Ye N pN vertaald in het opdrachtgeverschap van het
Ke openbaar vervoer, het beheer van de concessies, de
d
. ee eN diverse investeringsagenda’s en de uitvoering van al
Bestuurlijk sensitief onze programma’s en projecten.
We werken aan gezamenlijke
doelstellingen. We bewaken de pN
democratische kwaliteit van de eN
) besluitvorming en de belangen es
van zowel stad als regio. Ò
sioneel Dy
an professionals dat —
samenwerking van
ten en voor het
n de regionale
aarheid.
23
ROLLEN VAN DE VERVOERREGIO
De Vervoerregio heeft verschillende rollen. Deze zijn:
BELEIDSMAKER OPDRACHTGEVER
De Vervoerregio maakt beleid op het gebied van De Vervoerregio geeft opdracht voor de uitvoering
verkeer en vervoer, In afstemming met andere van het regionaal openbaar vervoer, de realisatie
overheden en andere beleidsterreinen. van maatregelen en infrastructuurprojecten en
geeft invulling aan de zorgplicht voor het beheer,
onderhoud en aanleg van de lokale railinfra-
structuur vanuit de Wet lokaal spoor.
FINANCIER BELANGENBEHARTIGER
De Vervoerregio levert een financiële bijdrage aan De Vervoerregio vertegenwoordigt de belangen van
projecten die aantoonbaar op kosteneffectieve het verkeer en vervoer en van de Amsterdamse
wijze bijdragen aan de doelstellingen van de regio aan de verschillende overlegtafels.
Vervoerregio en de kwaliteitseisen uit het
Beleidskader Mobiliteit.
REGISSEUR FACILITATOR
De Vervoerregio brengt partijen bij elkaar om De Vervoerregio deelt kennis en informatie met
regionale verkeer en vervoeropgaven op te betrokken partijen om ontwikkeling op het
pakken. Dat gebeurt onder meer door het gebied van verkeer en vervoer mogelijk te
initiëren en trekken van verkenningen en maken.
planstudies voor regionale infrastructuur-
projecten en bereikbaarheidsmaatregelen, het
delen van kennis en ervaring om vernieuwing en
innovatie te stimuleren en het coördineren van
de regionale plannen richting het Rijk.
24
HOE WORDT HET BELEIDSKADER TOEGEPAST IN DE ACTIVITEITEN VAN DE
VERVOERREGIO?
De strategische opgaven uit hoofdstuk drie en de beleidsuitgangspunten worden in samenhang
vertaald naar maatregelen en projecten in de verschillende programma’s van de Vervoerregio
Amsterdam. De beleidsuitgangspunten bieden de basis voor:
e De nieuwe openbaar vervoerconcessies, waarbij aandacht is voor de hele reis en de duurzaam-
heidsopgave.
@ De nieuwe investeringsagenda’s of gebiedsagenda'’s, waar maatregelen In samenhang bekeken
worden. Hiervoor wordt ook bezien of de huidige toetsingscriteria nog volstaan. Voor vaststelling
hiervan worden de reguliere procedures gevolgd.
© De convenanten en afspraken over het beheer, onderhoud en activa.
VERTALING VAN BELEID NAAR MIDDELEN
Visie STRATEGISCHE VISIE MOBILITEIT JURIDISCH:
Verordening BDU
Infrastructuur
1 1
1 1
Beleid BELEIDSKADER MOBILITEIT PROCEDURE:
Spelregels Projecten
es
, Se ® 1
’ « « :
id << “
» \ ah Yv
Uitwerking beleidskader OV/MOBILITEITS- BEHEER EN ONDERHOUD INVESTERINGS-
op tactisch en CONCESSIES RAILINFRASTRUCTUUR PROGRAMMA'S
operationeel niveau MEERJARIG VERVANGINGS-
eel ND
Ï I I
Integrale afweging PROGRAMMABEGROTING
inzet en investeringen
Dit is een cyclisch proces: we toetsen aan de doelen en ambities uit het Beleidskader en sturen waar nodig bij.
25
UITWERKING IN VERSCHILLENDE PROGRAMMA'S
Sommige thema's en opgaven worden nader uitgewerkt in programma’s en visies, waaronder:
e Het transitieprogramma voor Zero-Emissie mobiliteit, inclusief de duurzame energievoorziening.
© Samen met het Rijk en de MRA-partners werken we aan een schaalsprong voor het openbaar
vervoer. Daarbij wordt vanuit het totale mobiliteitssysteem gekeken naar alle netwerken en
voorstellen voor verbetering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (zowel bus, light
rail als trein).
© Het programma Smart Mobility, waar de kansen door ICT oplossingen en innovaties vertaald
worden naar concrete opgaven.
@ De mate waarin openbaar vervoer en vraagafhankelijk vervoer beter geïntegreerd kunnen
worden.
MONITORING EN ONDERZOEK
Binnen de Vervoerregio wordt gewerkt aan het efficiënt, trans-
parant, toegankelijk, gecoördineerd en vraaggericht inrichten en
ontsluiten van alle regionale mobiliteitsgegevens. De uitkomsten
van de verschillende onderzoeken en monitoringsprogramma’s
worden gebruikt om de werkzaamheden continu te verbeteren.
Û VERORDENING WP2000
== De basis voor de subsidies voor de concessies en de convenanten
—— BORI, Strategische Activa GVB en de OV-gerelateerde projecten is
de Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000 en Convenant
MVP metro.
SPELREGELS PROJECTEN
= Op basis van het Beleidskader Mobiliteit, worden de criteria voor
TT de inzet van de Vervoerregio voor de realisatie van maatregelen
Te en projecten bijgesteld. De procedure om de inzet van de
Vervoerregio te bepalen, is vastgelegd in de Spelregels Projecten
(werkwijze Sneller naar een Beter Resultaat). De Spelregels
Projecten gaan over de projectfasering, planning, financiële
bijdragen, organisatie en de samenwerking met de partners in de
regio. Dit is juridisch vastgelegd in de subsidieverordening BDU
Infrastructuur.
26
COLOFON
Vormgeving & illustratie:
ZTIENI
Fotografie:
Wiebke Wilting
| Onderzoeksrapport | 27 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1111
Publicatiedatum 4 oktober 2017
Ingekomen onder AH
Ingekomen op woensdag 27 september 2017
Behandeld op woensdag 27 september 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van de leden Geenen en Nuijens inzake de Investeringsnota Sluisbuurt
(eeuwig middensegment).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1047).
Overwegende dat:
— Erook over 25 jaar nog een middensegment nodig is in Amsterdam.
Besluit:
Toe te voegen aan het raadsbesluit, als besluit na besluit 4c:
“Alle in het middensegment te realiseren huurwoningen in de Sluisbuurt komen onder
tendervoorwaarden te vallen waarbij deze woningen voor eeuwig tot het
middensegment behoren.”
En verzoekt het college de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan te
passen.
De leden van de gemeenteraad
T.A.J. Geenen
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
Xx Gemeente Amsterdam RO
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht)
% Agenda, woensdag 25 maart 2015
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht)
Tijd 13.30 uur tot 17.00 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie De Rooszaal, 0239, stadhuis
Algemeen
1 __ Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie RO
d.d. 4 maart 2015
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieRO@raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren.
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht)
Agenda, woensdag 25 maart 2015
6 _Tkn-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
MIDDAGDEEL
Ruimtelijke Ordening
11 Notitie over J.P. Heijestraat inzake het Piet Hein project t.b.v. commissie RO Nr.
BD2015-003747
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Deleden van de Raadscommissie voor Wonen zijn hierbij uitgenodigd.
, Een vertegenwoordiger van het bestuur van het stadsdeel West is bij de bespreking
uitgenodigd.
12 Initiatiefvoorstel dd 14-10-2014 getiteld: Amsterdam en de Internationale
Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) van de raadsleden Vink (D66), Van der
Ree (VVD), Bakker (SP) en Ernsting (GrLi). Nr. BD2015-003795
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de raadsleden Vink (D66), Van der Ree (VVD), Bakker
(SP) en Ernsting (GrLí).
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 13.
e _Na afloop van de bespreking zullen indieners aangeven of behandeling in de raad
gewenst is.
e _ Uitgesteld in de Commissievergaderingen van 4 februari en van 4 maart 2015.
2
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht)
Agenda, woensdag 25 maart 2015
13 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel Amsterdam en de Internationale
Architectuur Biennale Rotterdam Nr. BD2015-003796
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 12,
e _ Uitgesteld in de Commissievergaderingen van 4 februari en van 4 maart 2015.
Grondzaken
14 Definitief Startdocument Eeuwigdurende erfpacht Nr. BD2015-003934
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 4 maart 2015.
15 Kennisnemen van Eindejaarsrapportage Fondsbeheer 2014 en vaststellen
technische spelregels inzet vereveningsruimte en actuele kasstroomsaldi van de
actieve grondexploitaties onder het Vereveningsfonds Nr. BD2015-002034
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 1 april 2015).
3
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht)
Agenda, woensdag 25 maart 2015
AVONDDEEL
Ruimtelijke Ordening
16 Vaststellen van het bestemmingsplan Amsteldijk 220 Nr. BD2015-001753
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 1 april 2015).
e Eenniet- geanonimiseerde versie van de stukken ligt voor de commissieleden in de
leeskamerraad.
17 Vaststellen van het bestemmingsplan ringweg A10 en omgeving Nr. BD2015-
002334
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 1 april 2015).
18 Vaststellen van het bestemmingsplan Food Center Amsterdam Nr. BD2015-
000981
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 1 april 2015).
e Eenniet- geanonimiseerde versie van de stukken ligt voor de commissieleden in de
leeskamerraad.
19 Vaststellen bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan IJburg
1e fase CS (Centrale Stad) Nr. BD2015-002735
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 1 april 2015).
4
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht)
Agenda, woensdag 25 maart 2015
20 Vrijgeven voor tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Eerste
herziening Kop Zuidas Nr. BD2015-003793
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Abid (PvdA).
e Was TKN 10 in de Commissievergadering RO van 4 maart 2015.
21 Bevoegdheid van wethouder inzake wijziging groentype in Diemerpark Nr.
BD2015-003791
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het lid Van Raan (PvdD).
e Was TKN 4 in de Commissievergadering RO van 4 maart 2015.
22 Bestuursopdracht Ruimte voor de Stad - Ontwikkelstrategie Amsterdam 2025 Nr.
BD2015-002393
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _Deleden van de Raadscommissie voor Infrastructuur en Duurzaamheid, alsmede de
leden van de Raadscommissie voor Wonen zijn hierbij uitgenodigd.
, Teruggenomen door de wethouder voor agendering op 15 april 2015.
23 Discussienota Ruimtelijke ambitie en spelregels, governance en leefbaarheid in
de Schipholregio van het lid Vink (D66) Nr. BD2015-003986
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het lid Vink (D66).
e Deleden van de Raadscommissie voor Werk en Economie zijn hierbij uitgenodigd.
5
| Agenda | 5 | val |
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
X Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1
X 10 november 2020
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Digitaal
Voorzitter SDC: Sarah Biddle
Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer
1. Opening
2. Actualiteiten rondom Corona
3. Mededeling
4. Vaststelling besluitenlijst SDC van 27 oktober 2020
5. Ingekomen stukkenlijst
6. Insprekers
7. Mondelinge vragen
8. Nieuw-West Forum
g. Ongevraagd advies Actieplan communicatie
10. Brief verkeerssituatie Sloterweg + Ongevraagd advies Sloterweg
11. Ongevraagd advies gevolgen Corona bezuiniging OBA Nieuw-West
12. Sluiting
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via
[email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 200
Publicatiedatum 16 maart 2016
Ingekomen onder E
Ingekomen op 9 maart 2016
Behandeld op 9 maart 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Nuijens en Boutkan inzake de voortgangsrapportage Stad in
Balans.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voortgangsrapportage Stad in Balans (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 170).
Overwegende dat:
— de oprichting, inrichting en taakstelling van Amsterdam Marketing tot stand kwam
— onder een totaal ander economisch gesternte;
— de economische en ruimtelijke omstandigheden waarbinnen Amsterdam
gemarket wordt inmiddels veranderd zijn;
Voorts overwegende dat:
— de toenemende druk van bezoekers op steeds grotere delen van Amsterdam de
— authenticiteit en de leefbaarheid van de stad bedreigen;
— Amsterdam Marketing haar activiteiten op die realiteit niet of nauwelijks lijkt te
— hebben aangepast.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
niet later dan de Voorjaarsnota 2016 te komen met een visie op de vraag of het
voortbestaan van Amsterdam Marketing nog gewenst is, en zo ja, wat de actuele
taakstelling van Amsterdam Marketing zou moeten zijn, en welke rol zij kan spelen in
het herstellen van de Balans in de Stad.
De leden van de gemeenteraad
J.W. Nuijens
D.F. Boutkan
1
| Motie | 1 | discard |
EN ke
FTE
TEEN
ENE A Un
msterdam IPL
Î Er ne î 4-5 Zj B A B
i Ed WEZANNG:
N LN
hk a ate EN
me eN IR
ne ch
4 P 7 z } Nak EE 5
Dj dk kk | , Et, ef pr FE |
is pe ari e, B el
N ie AAE
Aere jedek zis He
ee AAN RT
EN el RE ex co BORE Ace
Ti
Amt 2
| | - Seer ke De
mj ij NK en ‚E fi Y N P E "
LE en en Men tE Va ET EK
tad, 7 SE hee si =t Ns
EE | geer
AE 7 or
J_ 1 5. en
oen gm rr 7 B f
ER p- ne = gp
á í hemme. ee Ni en B.
es em dd | GSB
Originele versie vastgesteld door het college van B en W op 6 oktober 2020
Geactualiseerde versie vastgesteld door het college van B en W op 21 maart 2023
EE Tandridge
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 4
Inleiding 3 Omgevingsmanagement en communicatie 17
1.1 Doel pilot knip Weesperstraat 4 4.1 Omgevingsmanagement 18
1.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden 4 4.2 Communicatiestrategie en -aanpak 18
1.3 Scope 4 4.3 Aandachtspunten in beeld 20
1.4 Corona 5 4.4 Initiatieven tijdens de pilot 20
1.5 Leeswijzer 6 4.5 Omgevingsprojecten (en andere raakvlakken) 20
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 5
Locatie tijdelijke knip Weesperstraat 7 Monitoring en Evaluatie 22
2.1 Knip Weesperstraat 8 5.1 Monitoring 23
2.2 Aanvullende knip Anne Frankstraat 9 5.2 Evaluatie 25
2.3 Aanvullende knip Hoogte Kadijk 10
2.4 Aanvullende knip Kattenburgergracht 10
2.5 Afgevallen varianten 10 Hoofdstuk 6
Planning, organisatie, risico's en kosten 26
Hoofdstuk 3 6.1 Planning 27
Verkeerskundige aanpak 12 6.2 Organisatie en risico’s 27
6.3 Kosten 28
3.1 Uitgangspunten verkeer 13
3.2 Verkeersontwerp 14
3.3 Verkeersmanagement 15
3.4 Verwachte effecten op verkeer 16
KOE
Op 23 januari 2020 heeft de gemeenteraad de Agenda 1.2 Doel pilot Weesperstraat
Amsterdam Autoluw vastgesteld. Doel van de agenda
is een leefbare en toegankelijke stad, waarbij meer Het doel van de pilot Weesperstraat is tweeledig:
ruimte wordt gecreëerd voor voetgangers, fietsers, m Hetin de praktijk onderzoeken van de positieve
openbaar vervoer, groen, voorzieningen en verblijven en negatieve effecten van een afsluiting van een
in de stad. Hiervoor zijn in de Agenda 27 voorstellen doorgaande route voor gemotoriseerd verkeer;
voor maatregelen opgenomen, waaronder maatregel = Om te kunnen bepalen of een definitieve
13, pilot Weesperstraat. Dit plan van aanpak beschrijft afsluiting van de Weesperstraat straks of later
hoe en wanneer de pilot Weesperstraat wordt mogelijk is en past binnen de ambities van een
uitgevoerd. autoluwe stad.
In de stad wordt al langer nagedacht over manieren om
1.1 Waarom een geactualiseerd plan van aanpak? het (doorgaande) gemotoriseerd verkeer op de
Wibautas (Valkenburgerstraat — Weesperstraat —
Gezien de ontwikkelingen sinds de vaststelling van het Wibautstraat) te verminderen. In 2018 zijn hiervoor
originele plan van aanpak voor de pilot Weesperstraat is verschillende varianten onderzocht. Minder
een actualisatie van het plan van aanpak noodzakelijk. gemotoriseerd verkeer op deze corridor is zeer gewenst
Hoewel de kern van de pilot Weesperstraat in al die vanwege:
jaren niet veranderd is, zijn een aantal zaken die van m Verbetering van de leefbaarheid en ruimtelijke
invloed zijn op de uitvoering dat wel. Grofweg gaat het kwaliteit in dit gebied;
over de volgende aanpassingen: m Verbetering van de luchtkwaliteit;
m De planning: de pilot Weesperstraat vindt plaats m Meer ruimte en doorstroming voor fietsers,
van 12 juni tot 23 juli. vooral op het Mr. Visserplein en de binnenring,
m De uitvoering: en een betere doorstroming van het OV,
m De pilot Weesperstraat duurt 6 in plaats van = Meer verblijfsruimte en comfortabele
8 weken conform motie 1525.20 voetgangersroutes;
m De knip en aanvullende knips worden m Verbetering van de verkeersveiligheid;
opengesteld in de nacht (tussen 23:00 en m Een andere mobiliteitsmix met minder nadruk
06:00) conform motie 1526.20 op gemotoriseerd verkeer, die beter past bij de
m De O-meting van het kentekenonderzoek van omgeving, namelijk een hoogstedelijk gebied,
de pilot Weesperstraat is afgerond voordat onderdeel van de binnenstad van Amsterdam.
de 1-meting start (motie 17.22 en 34.22).
m De Verkenning Oostelijke Binnenstad (motie
55.20) is reeds afgerond, vastgesteld en hier te 1.3 Uitgangspunten en randvoorwaarden
vinden, deze wordt niet meer aangekondigd in
dit plan van aanpak. De Verkenning Oostelijke Belangrijk bij de aanpak van de pilot Weesperstraat:
Binnenstad geeft een impressie van de ruimtelijke m Een gedegen voorbereiding met een
kansen die gerealiseerd kunnen worden wanneer verkeerskundig plan, een knelpuntenanalyse
het gemotoriseerd verkeer op de Weesperstraat vooraf, maatwerk per kniplocatie en een
en Valkenburgerstraat afneemt. draaiboek voor eventuele calamiteiten;
rn
m Zorgvuldig omgevingsmanagement (conform m Gele gebied: vanuit gele gebied naar de
motie 55.20), waarbij vooraf met alle binnenstad en vice versa kunnen routes
relevante stakeholders is gesproken dan wel veranderen afhankelijk van welk deel van de
dat stakeholders op andere manieren zijn binnenstad; route via S100 of A10;
geïnformeerd; m Grijze gebied (Noord): binnenstad bereikbaar via
m Een uitgebreid communicatietraject (conform IJ-tunnel, naar andere delen binnenstad via S100
motie 55.20) dat zowel lokaal, regionaal als of A10;
nationaal gericht is en waarbij gebruik wordt nm Blauwe gebied: verkeerssituatatie wijzigt niet,
gemaakt van verschillende online en offline doorgaand gemotoriseerd verkeer is hier al
communicatiemiddelen voorafgaand aan, tijdens teruggedrongen door maatregelen Munt en
èn na de pilot. nieuwe hoofdroutes;
m Doel van de communicatie is gebruikers te m Groene gebied: bereikbaar via
informeren over het doel, de inhoud en de Valkenburgerstraat (via IJ-tunnel of S100),
aangepaste routes tijdens de pilot; uitrijden via Valkenburgerstraat of Amstel-
m Invoering gedurende een periode van zes Rokin-Damrak naar S100. Geen doorgaand
weken, waarbij de eerste vier weken gelden gemotoriseerd verkeer;
als gewenningsfase en in de weken daarna de m Paarse gebied: bereikbaar via S100 en meerdere
verkeerseffecten kunnen worden gemeten; ‘inprikkers’ waaronder de Weesperstraat, maar
=m Openstelling van de knip én aanvullende knips in geen doorgaand gemotoriseerd verkeer.
de nacht (tussen 23:00 en 06:00 uur); en
m Doorgang (24/7) voor nood- en hulpdiensten en lp EA
zo min mogelijk hinder voor het OV, Á El EN
m Effectieve monitoring, zowel de positieve Vd De
effecten van de knip op leefbaarheid, veiligheid, fe : 5 ES
verblijfskwaliteit en milieu, als op de verplaatsingen JA Ë Le 5 & NN
en de effecten daarvan. Dit laatste met een k eN soi | EL IN
kentekenonderzoek voor en tijdens de pilot; EU an | nk JN
m Na de pilot wordt de oude situatie weer E so ki | Tren 3 A
teruggebracht. 5 ij 4 f ZN "5 B ANS \
escape DR /
: jn /
Invloedsgebied | B \ /
De pilot Weesperstraat heeft niet alleen gevolgen voor de | WN 9/4
direct aan de Wibautas gelegen woningen en bedrijven | Ene $109 hp
en andere instellingen, maar ook op de mobiliteit van ef AE ENE SEON WE
bewoners, bedrijven en bezoekers uit nagenoeg de hele ze a NSDBEN NE
stad. In figuur 1 is met kleuren aangegeven welke Overzicht van het invloedsgebied van de pilot.
gebieden hierbij zijn te onderscheiden. De groene
nummers geven de locaties van de knips aan.
Werkzaamheden
De scope van het project is het uitvoeren van de pilot
Weesperstraat met tijdelijke verkeersmaatregelen,
het doen van monitoringsonderzoek, het herstellen
van de oude verkeerssituatie na afloop van de pilot,
het opstellen van een evaluatierapport. N.B. Het
project betreft niet het herinrichten van straten of
het doorvoeren van definitieve verkeersmaatregelen.
1.5 Leeswijzer
Het voorliggende plan van aanpak is opgedeeld in
zes hoofdstukken.
=m In hoofdstuk 1 staat de basis van de pilot
Weesperstraat omschreven, zoals het doel,
de uitgangspunten, de randvoorwaarden en
de scope.
m In hoofdstuk 2 vindt u een toelichting op de
locatie van de knip (en aanvullende knips)
alsmede de knip-varianten die zijn afgevallen.
=m Hoofdstuk 3 bevat de verkeerskundige aanpak
die aan de basis staat van de pilot, inclusief
de uitgangspunten verkeer, verkeersontwerp,
verkeersmanagement en verwachte effecten.
=m In hoofdstuk 4 wordt toegelicht hoe het
omgevingsmanagement en communicatie voor,
tijdens en na de pilot worden georganiseerd.
Hierbij is aandacht voor de strategie, aanpak,
aandachtspunten, initiatieven tijdens de pilot
en een overzicht van de raakvlakprojecten.
=m In hoofdstuk 5 staat beschreven op welke manier
de monitoring en evaluatie van de pilot
is opgezet.
m Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan
op de planning, organisatie, risico's en kosten
van de pilot Weesperstraat.
m In de bijlage zijn twee kaarten opgenomen met
daarin de kniplocaties.
6 |
mdk
tijdelijke knip
Een knip op de Weesperstraat kan op meerdere Met drie aanvullende knips tegen sluipverkeer,
plekken in de straat worden doorgevoerd. In 2018 is aansluitend bij de bestaande knips op Amstel en
naar aanleiding van een motie! van de gemeenteraad Plantage Middenlaan, wordt het (doorgaande)
een aantal mogelijke varianten onderzocht om gemotoriseerd verkeer naar S100 en A10 geleid terwijl
gemotoriseerd verkeer op de Wibautas te verminderen. alle bestemmingen langs de route bereikbaar blijven.
De variant waarbij de knip zo ver mogelijk richting het Het Mr. Visserplein wordt hierdoor rustiger en beter te
Mr. Visserplein wordt geplaatst, kwam hierbij als reguleren en de Weesperstraat wordt een ‘inprikker’
beste variant naar boven. Een knip in de Weesper- vergelijkbaar met de Vijzelstraat sinds de afsluiting van
straat dichtbij het Mr. Visserplein biedt de meeste de Munt. In bijgaande kaart is dit weergegeven.
baten in ruimtelijke zin en qua verkeer, namelijk:
m Potentiële ruimtewinst en meer ruimtelijke Concreet betekent dit een tijdelijke afsluiting van de
kwaliteit dicht bij het centrum, rondom het Weesperstraat tussen Nieuwe Herengracht en Nieuwe
Mr. Visserplein en de culturele instellingen daar; Keizersgracht, met daarnaast tijdelijke knips in de Anne
m Relatief minder noodzakelijke aanvullende Frankstraat bij de Latjesbrug, de Hoogte Kadijk en
maatregelen/knips om sluipverkeer tegen de Kattenburgergracht ter hoogte van het Katten-
te gaan; burgerplein.
m De meest gunstige luchtkwaliteit op
de gehele Wibautas; In de volgende paragrafen worden de voorgestelde
m Relatief minder omrijbewegingen en daardoor knips nader toegelicht. Conform motie 1526.20 zullen
relatief minder reistijdverlies omdat de vele alle voorgestelde knips opengesteld worden in de nacht
bestemmingen langs Weesperstraat via (tussen 23:00 en 06:00 uur). Daarna is weergegeven
voorkeursroute bereikbaar blijven. welke andere varianten zijn bekeken en afgevallen.
5 Ss Ooster __ENEMO B 2.1 Knip Weesperstraat
} Ss, dok ’
Ns, ij Gi id Voorgesteld wordt een tijdelijke knip door te voeren op
Aa Gao, Scheepvaart- so S de W, de Ni Kei h d
awmarkt et e Nan Sg e eesperstraat tussen de leuwe eizersgracht en de
ì pe * Ee Oostel, Nieuwe Herengracht. Dit is een knip in een Plusnet
o® 7 E Eiland corridor met veel doorgaand verkeer. De Weesperstraat
5 x_N is een belangrijke route van en naar de IJ-tunnel en een
NN xe Voor eN van de twee routes binnen de S100 naar de oostelijke
Jaterloo- $ Ne 0 hay, PR binnenstad (Amstel — Rokin — Damrak). De
plein SA & tog . …
& Plantage he L Weesperstraat huisvest veel kantoren, (onderwijs)
s 4 As han J instellingen en horeca, maar ook woonblokken. In de
NK … Aer Boy, Artis omliggende straten staan vooral woningen en is een
Hermitage kk oe, $10i aantal grote culture instellingen zoals Carré en de
\ 8 da) Hermitage gevestigd. De straat kent een 50 km/uur
\ \: á 5 regime en een ‘groene golf’ voor doorgaand
3 ‘ee gemotoriseerd verkeer. De oversteekbaarheid van de
Seu met everdiontkgieestjes, straat voor fietsers en voetgangers en
‘Motie 65.18 van het lid Ernsting inzake het beleidskader Verkeersnetten
(een bloeiende Weesperstraat). Pl
H2: Locatie tijdelijke knip Weesperstraat
me SEE EDR: Ve Z : ersan DI "SEEN N Agt
r = Er AT ” B Nt. Ie en
KL , id 3 \ aterloo- Ne
= ® d plein dd
en NS 4 , Plantage
Ani nn = Le MN
í Ss . p
E £ he n Rembrandt on
: En e as _ er Se, Ar
- ri - n : if Perongrac' Hermitage \ Mig,
1 en 5 \ \ 7
® ®
| Keizers gracht À
Locatie tijdelijke knip Weesperstraat, gezien vanaf de zuidkant
bestemmingsverkeer uit de zijstraten is hieraan parkeerplekken moeten hiervoor waarschijnlijk tijdelijk
ondergeschikt. Door het vele gemotoriseerd verkeer worden opgeheven.
staat de leefbaarheid van de straat onder druk.
De route van nachtbus N87 van Centraal Station naar
Door een knip in de Weesperstraat tussen Nieuwe station Bijlmer/Arena maakt gebruik van de Anne
Keizersgracht en Nieuwe Herengracht wordt doorgaand Frankstraat. Aan de kant van de Valkenburgstraat staan
gemotoriseerd verkeer onmogelijk gemaakt maar blijven woningen, brandweerkazerne Nico, politiebureau Centrum
alle bestemmingen langs de as bereikbaar, zij het soms Amstel en de parkeergarage Markenhoven. Aan de
met een andere route en/of een langere reistijd. De Plantagekant staan enkele woningen, kantoren en tennis-
afsluiting zal plaatsvinden met een combinatie van vereniging PST en korfbalvereniging ASV Swift. Vanwege
betonnen bloem- of groenbakken, andere soorten de vereiste doorgang van nood- en hulpdiensten, wordt
afzettingen en slagbomen om nood- en hulpdiensten en ook hier gekozen voor een combinatie van betonnen
indien nodig het openbaar vervoer 24/7 doorgang te bloem- of groenbakken met slagbomen. Fietsers en
verlenen. Aan beide zijden van de knip komt een voetgangers kunnen er sowieso te allen tijde door.
keermogelijkheid, zoals te zien in bovenstaand kaartje, Ls & en .
hierdoor wordt voorkomen dat verkeer onnodig door Ee A z Eiland
ns ns . . <'
zijstraten gaat rijden. Voor touringcars is alleen S en Koe
keermogelijkheid aan de noordkant voorzien vanwege P Ng 5. Xe
, … oe Jaterloo- Pl Peys
de touringcar-halte bij het Joods Historisch Museum. plein oro hs
Fietsers en voetgangers kunnen er altijd door. Tijdens de B, P antage 1
pilot geldt een 30 km/uur regime in de Weesperstraat. Den 4 Ly,
KS. Je age Arti
oe js
Hermon oo \ Nij,
4 2d : NE À ú 1 |
2.2 Aanvullende knip Anne Frankstraat Ld OO ee HE B
IJ Nak Ed ien
. AE \ ; Î | tn
De Anne Frankstraat is de straat tussen de ui ' 4 wj
Valkenburgstraat en de Plantage Parklaan. De straat mf ‘ OE. LE,
verbindt de Plantagebuurt met het centrum en is Plusnet RL ME 5 nf 7
fiets. De knip wordt ten zuiden van de Latjesbrug r 4 EN ì
geplaatst zodat ook hier alle bestemmingen bereikbaar = Ez Er
blijven, zij het soms met een andere route. Een paar Locatie tijdelijke knip Anne Frankstraat, gezien vanaf de zuidkant
5 9 pe
2.3 Aanvullende knip Hoogte Kadijk Ns s
NS Ne ovaart- id 7
Om sluipverkeer tegen te gaan dat mogelijk door de IN 4 Á À Oostelijke
p gente g gelij * pe |
Kadijken zijn weg gaat zoeken van en naar de IJ-tunnel p Jd Ls Eilanden
worden een knip geplaatst om sluipverkeer tegen te 4 |
gaan. Door deze afsluiting met een slagboom te doen NS 9 9 Poore zn &
blijft het gebied toegankelijk voor nood- en hulpdiensten. 4 ero &
ee t Plantage SA
Pie £ NE WUoLeljke \ _ JC
SZ Kaf Eilanden NA bi 5 n
ec " oog, ‚ ES dl Ri, Ì en staf, did ej ae
8 'o ® 4 en IN | 4
ten OEE
a ntage : J. Esk ej En B
8 Atie 4 A gn
' EN ener ld _Â
AET 1 Nt À Locatie tijdelijke knip Eilandenboulevard, gezien vanaf de noordkant
Eed TN Ad É rf
4 ei _
be | Í 2.5 Afgevallen varianten
La En ed | Knip Weesperstraat ter hoogte van
sul | Es nn Weesperplein/Rhijnspoorplein
id (A 3 En Op deze locatie wordt de knip midden in de corridor
f gelegd, meteen na de aansluiting met de S100. Dit leidt
Locatie tijdelijke knip Hoogte Kadijk, gezien vanaf de zuidkant tot meer omrijdbewegingen en de ruimtewinst ontstaat
niet op de gewenste plek, namelijk op Weesperplein/
2.4 Aanvullende knip Kattenburgergracht Rhijnspoorplein in plaats van dichter bij het centrum.
De potentiële ruimtelijke baten zijn daardoor veel kleiner.
De Kattenburgergracht, met Oostenburger- en Witten- Ook lijkt deze knip minder logisch voor gebruikers
burgergracht, ook wel Eilandenboulevard genoemd, is omdat de ‘inprikker’ richting centrum meteen na de
een 50 km weg met Hoofdnet bus en Plusnet voor fiets. S100 afgesloten wordt in plaats van meer richting
Dit is een korte route van en naar de IJ-tunnel die binnenstad zoals bij de Munt. De knip op deze locatie
zonder aanvullende maatregelen waarschijnlijk veel heeft ook, en misschien zelfs meer, aanvullende knips
drukker zal worden door de knip op de Weesperstraat. nodig om toenames van verkeer op Amsteldijk,
Daarom wordt ook hier aanvullend geknipt ter hoogte Sarphatistraat en Roeterseiland tegen te gaan.
van het Kattenburgerplein. Deze knip zal bestaan uit
betonnen barrières en/of bloem- of groenbakken in
combinatie met een slagboom zodat nood- en hulp-
diensten en bus 22 van het GVB kunnen passeren.
Fietsers en voetgangers kunnen er altijd langs.
Knip Wibautstraat direct ten zuiden van S100 ‘Zachte’ knip met intelligente toegang
In deze variant wordt de Wibautstraat ter hoogte van Een knip zonder fysieke aanpassingen maar met
de Mauritskade (S100) afgesloten voor gemotoriseerd camerahandhaving biedt geen goede oplossing voor
verkeer en is het niet meer mogelijk om vanaf de een tijdelijke proef. Voor verkeersdeelnemers is de
Wibautstraat richting de S100 en de Weesperstraat situatie niet duidelijk omdat het wegprofiel niet wijzigt.
te rijden. Dit is onlogisch aangezien de S100 juist is Bovendien volgt een mogelijke boete pas later als de
bedoeld om verkeer de stad in te verdelen. overtreding al begaan is. Voordat boetes mogen worden
uitgedeeld moet eerst gedurende een aantal weken
Knip Valkenburgerstraat / Mr. Visserplein gewaarschuwd worden.
Een knip in de Valkenburgerstraat leidt tot meer reis-
tijdverlies, langere omrijdroutes en meer omrijd- De verwachting is dat een tijdelijke ‘zachte! knip minder
bewegingen dan een knip in de Weesperstraat. Wordt effectief is en een grote (administratieve) belasting met
de knip meer richting stadshart bij het Mr. Visserplein zich mee brengt in de afhandeling van waarschuwings-
geplaatst dan rijdt verkeer richting stadshart via de brieven en boetes. Een knip met intelligente toegang is
Jodenbreestraat richting Oude Wallen. Dit is onwenselijk mogelijk wel een oplossing die onderzocht kan worden
gezien de drukke en belangrijke fietsroute Mr. Visser- voor de langere termijn als besloten wordt tot een
plein —IJ en de drukte die er toch al is in het Wallen- definitieve wijziging in de verkeerssituatie.
gebied.
Versmallen Weesperstraat naar 2x1 rijstrook
In deze variant wordt de capaciteit van de Weesper-
straat teruggebracht van 2 rijstroken naar 1 rijstrook per
rijrichting. Dit is geen knip, doorgaand gemotoriseerd
verkeer blijft mogelijk, en dit leidt daarom slechts tot
een geringe afname van het gemotoriseerd verkeer.
De versmalling en het vele afslaande gemotoriseerd
verkeer zorgen voor meer opstoppingen en overlast in
de omringende straten. De baten voor de leefbaarheid
en de openbare ruimte zijn als gevolg hiervan beperkter.
Verkeerskundiae
aanpak
De ervaringen bij de Verkeersmaatregelen omgeving m De instellingen van verkeerslichten (VRI-
Munt en bij de invoering van de nieuwe hoofdroutes instellingen) worden aangepast op locaties waar
laten zien dat een goed verkeerskundig plan belang- de grootste effecten worden verwacht om de
rijk is voor het slagen van een verkeerskundige doorstroming te verbeteren. Hierbij kan het
ingreep. In dit hoofdstuk wordt de verkeerskundige gaan om de doorstroming van auto's, fietsers,
aanpak verder uitgewerkt. voetgangers en OV. Ook kunnen op bepaalde
kruispunten de verkeerslichten worden uitgezet;
m Bebording en parkeerverwijssystemen worden
3.1 Uitgangspunten verkeer aangepast naar de tijdelijke situatie;
m Ook op de A10 worden verwijzingen aangepast /
Een knip voor gemotoriseerd verkeer heeft niet alleen toegevoegd met gele borden;
effect op de locatie zelf. Het kost tijd voordat men m _Bijsturing vindt bij voorkeur zoveel mogelijk
de nieuwe, gewenste routes heeft ontdekt. Indien de plaats in de eerste weken, daarna alleen in
nieuwe, andere routes niet duidelijk zijn, zal veel zoek- noodgevallen. Dit is belangrijk om de effecten
verkeer ontstaan met mogelijk ongewenste effecten in goed in kaart te kunnen brengen;
andere straten en buurten. Om dit zoveel mogelijk te m Afzettingen worden zoveel mogelijk ‘hufterproof’
voorkomen gaat de pilot Weesperstraat gepaard met maar ook omgevingsvriendelijk vormgegeven,
drie knips op andere locaties om sluip- en zoekverkeer bijvoorbeeld met betonnen bloem- of
door omliggende buurten zoveel mogelijk te voor- groenbakken. Het streven is om een duidelijk
komen. Het gaat daarbij om tijdelijke maatregelen maar ook rustig straatbeeld te creëren.
waarbij belangrijk is dat deze makkelijk weer kunnen
worden teruggedraaid na afloop van de pilot. Verkeerskundig wordt de Weesperstraat tijdens de proef
een ‘inprikker’, waarbij bestemmingen bereikbaar blijven
Bij de verkeerskundige uitwerking worden de volgende maar de straat niet meer als doorgaande route de stad
uitgangspunten gehanteerd: in beschikbaar is (vergelijkbaar met de Vijzelstraat). Als
m Het gaat om tijdelijke ingrepen in de gevolg hiervan wordt de hele corridor Valkenburgerstraat
verkeerssituatie die duidelijk en goed zichtbaar — Weesperstraat — Wibautstraat naar verwachting
moeten zijn; rustiger.
m De aanpassingen moeten in korte tijd kunnen
worden doorgevoerd, in korte tijd weer kunnen Het verkeer dat naar het oostelijk deel van het centrum
teruggedraaid en kostenefficiënt zijn; wil, moet via de Valkenburgerstraat de stad inrijden.
m Alleen uitzonderingen voor nood- en De kniplocatie is zo gekozen dat alle bestemmingen
hulpdiensten en OV, bereikbaar blijven, maar routes en reistijden kunnen
m Fietsers en voetgangers hebben altijd doorgang; veranderen. Door de aanvullende knips wordt sluip-
m De vier knips worden in de nacht opengesteld verkeer door de omliggende buurten ontmoedigd en
voor verkeer (tussen 23:00 en 06:00 uur); via S100 en A10 geleid.
H3: Verkeerskundige aanpak
(5102) KG P Nieuwendam
3 Het IJ / 4
ES Kes
3 we: 5 gj
3 waas ast: Ee “ >
8 g Noord Ë 3 9 fs Vliegenbos
% ä cht Ë % ri
% ä zoutkeetsgra: (5100) & 8 e 2
Sf É Dt £
Westergasfabriek N EES 5 AS N RA £
Westerpark f hoog DB 5 RS En meeuw?
NS 21 4,
5103) Haarlemmerweg s 8 EYE 6118) 4
NS 8 Film Museum 5
Westerpark NN u ADAM es
8 Ss NS Lookout m_ Meer!
E EN roo je
Ee (5100) ES GN T° EK e
5 OE ND ee :
| E & Ë cht ops A * EN Het IJ
% ä sf £ umaors” 7, 1e IJtunnel »
63 E JE f Ke, Alo, . Smart,
% EE Ë dj $ geet SO À Se, apert Ae % Muziekgebouw lj ig
% 88 £ 3, he ES Ë (Station EP aan On akad
Leek f L Jordaan! # f £IT IX bee El EE Ie
ar 8 ê ES RK RS / 1 REE ei 5100) E
straat E FS 5 CE es nde Fit
ee je Wester- s #/s 5 . [ nld
(S103] Ted kerk > SAS Oude EN Ooster _aNEMO nn
Sroogllgo cet et, Li PS Kerk NS Sz dok Md SN in
ir ends isstr, SY, s piet pet
Ze Pal JEN N s N tunnel en:
Baarsjes aleis, _ (mm VANDA SN Scheepvaart A # gaannenen!
Rm gere” il 8 1 Onl Pd DM (8 P Oostelijke \ “Gtigjer
ter, De reet 6 8 zE Bf JS 5
“meg se 5 SEH il ls st SL Eilanden 4 Tr
5, EE ie de, ws se 4 Zeebur:
£ % 5 mind i „ £S D En Ns Hr A S IJ 9
£ 5 A as oog dn | sy Se 7 & 3
d De Hallen & 8 Konings- AAmsel P 4 ee # plantage a, Je / 3
5 \ 8 plein __Munt= EN GS E
ij ed ZN ’ plein, Rembrandt. , 2, J JRE _ tozngskenesl
geer 7 6 Rs plek == Ae ep, Ge Zeeburgerdijk
43 (5100) 8 NN 8 eoreng 5 Hajriase \: ln 516)
5e KE Ef omge VE
Oud West 3 plein ë 7 & LW 5 Indische Buurt
6 ZN KG Frinsan act & 1 à 2
oss PouderaN SN ie * \ made Le eeN ypguimdene9 Flev
95 Soy, Óf 1 Maut et
NE 4 Oosterpark er
Wh Frederiksplein « Pp 6113)
Vondelpark Museum- & ngslgracht [S100] e %
eo 5 plein 8 &_ Stadhouder à Ee %
et” @ ë El Ee à À 4
pe C rt- 5 5 iiD ® Là ®
Ni he â 8 Ë ee oere De Pijp à 5, 8
es à (5108) Ape ‚ 5 EZ
7 se Sarphatipark 5
5 a à an jn pen Dn
Tijdelijke kniplocaties pilot Weesperstraat: de binnenstad in verdeeld in 3 segmenten zonder doorgaand autoverkeer
3.2 Verkeersontwerp mogelijk om te keren middels een keerlus. Op het
omliggende wegennetwerk wordt de bebording
Aan de basis van de knips staat een robuust verkeers- aangepast en waar nodig de VRI's (verkeersregel-
ontwerp, waarin alle verkeerskundige aanpassingen zijn installaties) om de toegankelijkheid te optimaliseren.
opgenomen. Het gaat om tijdelijke maatregelen, er Een belangrijke voorwaarden voor het toepassen van
worden geen definitieve wijzigingen doorgevoerd. de knips is dat het openbaar vervoer en de nood- en
Na de pilot Weesperstraat wordt de verkeerssituatie hulpdiensten 24/7 doorgang krijgen.
teruggebracht naar de oude situatie. Bij alle knips wordt
een 30 km/uur verkeersregime ingevoerd om de snelheid Het verkeersontwerp wordt in een vroeg stadium
te verlagen, zodat een rustig en veilig verkeersbeeld afgestemd met diverse specialisten, o.a. een BLVC-
ontstaat. Nabij de knips krijgen automobilisten de specialist, verkeerskundigen, verkeerstactiek en
verkeersmanagement. De exacte uitwerking wordt in Het zal naar verwachting drukker worden op de A10 en
de vorm van een BLVC-uitvoeringsplan afgestemd met de S100 omdat verkeer niet meer over de Wibautas kan
de Werkgroep Werk in Uitvoering (WWU) vanuit het ‘doorsteken’. Dit is echter geen reden om de pilot aan
Coördinatiestelsel. In de WWU zijn diverse partijen te passen want dit is een effect wat voorzien is en onder
vertegenwoordigd die de belangen van de stad en andere de reden om deze pilot te doen.
weggebruikers borgen, zoals de nood- en hulpdiensten,
GVB, stadsregie en de verkeerspolitie. Regelscenario’s en verwijssystemen (route-informatie)
De Weesperstraat is een route die normaliter gebruikt
wordt voor omleidingen bij werkzaamheden of bij
3.3 Verkeersmanagement calamiteiten. De bestaande systemen en scenario’s
worden gedurende de pilot aangepast op de nieuwe
Voorbereidingsfase situatie met de knip.
Incidentmanagement Uitvoeringsfase Verkeersmanagement
In de voorbereidingen voor de pilot Weesperstraat
worden mogelijke knelpunten geanalyseerd. Deze Bijsturing gedurende de pilot
analyse wordt uitgevoerd in samenwerking met experts Gedurende de pilot is een operationeel team actief dat
en (verkeers)politie, zowel aan de hand van model- met input van beschikbare data en door middel van
studies als expert judgement. schouwen de actuele situatie monitort. Indien nodig
wordt er bijgestuurd binnen de vooraf afgesproken
Scenario's kaders en mogelijkheden.
Naar aanleiding van bovenstaande analyse ontwikkelen
we scenario’s. Er wordt allereerst een basisscenario Het streven is zo min mogelijk gebruik te maken van
opgesteld met maatregelen die ingezet worden verkeersregelaars. Hiervoor zijn meerdere redenen. Ten
gedurende de gehele periode. Daarnaast worden eerste is het belangrijk een goed beeld te krijgen van de
scenario’s gemaakt voor diverse (verkeers)situaties. ‘normale’ verkeerscirculatie tijdens de pilot. Inzet van
Hierin wordt vastgelegd hoe we kunnen bijsturen bij verkeersregelaars kan dat beeld juist verstoren omdat
verwachte en onverwachte incidenten en knelpunten. automobilisten zich anders gaan gedragen (naar
Waar mogelijk worden maatregelen genomen om de verkeersregelaar toerijden, de weg vragen, discussies
situatie te verbeteren. Denk hierbij aan het aanpassen aangaan) en zo opstoppingen veroorzaken. Ten tweede
van de verkeerslichten, het plaatsen van een verkeers- dienen het verkeersontwerp, de bebording en de overige
maatregel of indien nodig het inzetten van verkeers- communicatie en informatievoorziening dusdanig
regelaars. duidelijk te zijn dat inzet van verkeersregelaars niet
nodig is.
Voorbeelden van mogelijke incidenten zijn een buiten-
proportionele toename van sluip/zoekverkeer in woon-
wijken, een buitendienststelling van de metro (met als
gevolg alternatief vervoer per bus over de Weesper-
straat) of een probleem met aanrijdtijden van nood- en
hulpdiensten.
3.4 Verwachte effecten op verkeer Streven is zo min mogelijk vertraging. Nood- en
hulpdiensten zijn betrokken bij de voorbereiding en
In het onderzoek naar het verminderen van gemotoriseerd uitvoering van de pilot.
verkeer op de Wibautas uit 2018 zijn verschillende
locaties voor een knip onderzocht (zie ook paragraaf OV
2.5), ook de variant die nu als tijdelijke proef wordt Door de verandering in de verkeerssituatie tijdens de
uitgevoerd. Om de effecten, die mogelijk ingrijpend pilot kunnen de rijtijden van het OV veranderen. De
kunnen zijn, beter in beeld te krijgen is de pilot verwachting is dat een aantal tramlijnen rijtijdwinst kan
Weesperstraat opgenomen als maatregel in de Agenda behalen door een betere oversteekbaarheid. Buslijnen
Amsterdam Autoluw. lopen mogelijk vertraging op doordat het gemotori-
seerd verkeer op bepaalde routes waar ook buslijnen
Op hoofdlijnen is het verwachte beeld qua rijden drukker wordt.
gemotoriseerd verkeer het volgende:
m Op dering A10 neemt het gemotoriseerd Fietsers en voetgangers
verkeer toe; Voor fietsers kan de situatie verbeteren rondom het Mr.
m Op de 5100 aan de oostkant neem het Visserplein en bij de oversteken van de Weesperstraat.
gemotoriseerd verkeer toe; Voetgangers en fietsers kunnen langs alle knips, de
m Op de Kattenburgerstraat neemt het reistijd per fiets zal daardoor verbeteren t.o.v. de auto.
gemotoriseerd verkeer toe; Voetgangers langs de corridor zullen meer rust ervaren
m De hele corridor Wibautas, van Prins Bernardplein en op een aantal plekken beter kunnen oversteken.
tot in Noord, wordt rustiger qua gemotoriseerd
verkeer; Taxi / touringcar
m Vanwege de aanvullende knips tegen sluipverkeer Voor taxi's gelden tijdens de pilot geen uitzonderingen.
wordt het ook rustiger in de Plantagebuurt, op Hetzelfde geldt voor touringcars. Dit is praktisch
de Eilandenboulevard en op de Anne Frankstraat; onmogelijk en zou bovendien het onderzoek teveel
m Het verkeer dat de corridor niet meer neemt zal verstoren.
zich verspreiden over verschillende S-wegen stad
in, zowel in Noord als in Oost. Bussen hoger dan 3,9 meter (dubbeldekkers waaronder
de Hop on — Hop off bussen) kunnen de route van
In de eerste weken na de knip moet het verkeer wennen S100 stad in gedurende de pilot niet rijden vanwege
en zal er zoekverkeer zijn. De ervaring met eerdere de hoogtebeperkingen op de Mariniersbrug en bij
verkeersmaatregelen leert dat verkeer na ongeveer de Oostertoegang.
3 weken gewend is aan een nieuwe situatie. In deze
eerste weken kan worden bijgestuurd indien nodig. Logistiek
Daarna is het zaak juist in de praktijk te ervaren wat Er gelden tijdens de proef geen uitzonderingen voor
het effect van de maatregel is. Continu bijsturen is dan vrachtverkeer. Bevoorradingsverkeer voor de oostkant
niet de bedoeling. van het centrum (Amstel — Rokin — Damrak of
Jodenbreestraat en Wallengebied) moet aanrijden via
Nood- en hulpdiensten de Valkenburgerstraat.
Nood- en hulpdiensten houden 24/7 doorgang door alle
knips bij calamiteiten. Aanrijtijden worden gemonitord.
Omaevinasmanaaement
Voor het slagen van de pilot Weesperstraat zijn Het doel van onze communicatie is iedereen te
omgevingsmanagement en communicatie heel informeren op het juiste moment, met het effectiefste
belangrijk. Veel bewoners, ondernemers en bezoekers communicatiemiddel en met toegespitste informatie
van de stad zullen de effecten van de pilot ervaren en voor die doelgroep. Communicatie over de pilot is een
deze effecten zullen door hen op een verschillende continu proces:
manier worden beleefd. Door veel aandacht te m Voor aanvang van de pilot is het belangrijk
besteden aan het tijdig en goed informeren van de iedereen op de hoogte te stellen van de plannen,
verschillende doelgroepen en bewoners en waardoor de omgeving geïnformeerd is en
ondernemers actief te benaderen proberen we de eventuele aandachtspunten kenbaar worden
eventuele negatieve reacties op de eventuele gemaakt.
toegenomen reistijd en gewijzigde bereikbaarheid m Tijdens de uitvoering van de pilot is de gemeente
zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast zullen we in aanspreekbaar voor klachten en vragen (ook bij
alles het doel blijven herhalen zodat duidelijk is calamiteiten).
waarom we deze pilot uitvoeren. In dit hoofdstuk = Na afronding van de pilot willen we graag
wordt deze aanpak verder toegelicht. weten wat de ervaringen zijn van de gebruikers,
omwonenden en andere relevante partijen.
4.1 Omgevingsmanagement Hiertoe zullen we nogmaals met een aantal
Gezien de impact van de pilot Weesperstraat is het partijen in gesprek gaan.
noodzakelijk om de omgeving zorgvuldig te betrekken
en eventuele knelpunten en/of raakvlakken vroegtijdig Gedurende de hele doorlooptijd hanteren wij in de
te signaleren. Het omgevingsmanagement is hoofd- communicatie één kernboodschap:
zakelijk gestoeld op twee pijlers. Ten eerste moeten alle
stakeholders tijdig worden geïnformeerd over de Amsterdam wil meer leefruimte en schonere lucht.
aanleiding, uitwerking en gevolgen van de knip, in Meer ruimte voor fietsers, voetgangers en het openbaar
brede zin en op hun eigen situatie. Dit geldt niet alleen vervoer. De auto moet daarom ruimte inleveren, maar
voor bewoners, ondernemers en instellingen in de nabije we willen de stad wel bereikbaar houden. Tussen 12 juni
omgeving van de knips. Ook belanghebbenden wat en 23 juli onderzoeken we 6 weken lang de effecten
verder weg, met name in stadsdeel Oost en stadsdeel van een tijdelijke afsluiting van de Weesperstraat voor
Noord kunnen effecten ondervinden van de pilot. Ten doorgaand gemotoriseerd verkeer. We kijken naar wat
tweede worden eventuele knelpunten, raakvlakken en de positieve en negatieve effecten zijn voor zowel het
aandachtspunten van relevante stakeholders vroegtijdig gebied rondom de Weesperstraat als elders in de stad.
in beeld gebracht door met de omgeving in gesprek te Op basis daarvan kan besloten worden of een defini-
gaan voor, tijdens en na afloop van de pilot. Hiervoor zal tieve afsluiting van de Weesperstraat straks of later
tevens een belevingsonderzoek worden uitgezet. mogelijk is en past binnen de ambities van een
Kortom, zorgvuldig omgevingsmanagement staat aan autoluwe stad.
de basis van de pilot.
Het projectteam zorgt voor kaartmateriaal (digitaal en
4.2 Communicatiestrategie en -aanpak hardcopy), informatievoorziening via routeplanners en
De knip heeft effecten op diverse stakeholders, van social media, AT5 verkeer, bewonersbrieven, informatie-
lokale bewoners en ondernemers tot de logistieke avonden en nieuwsbrieven. Ook zal gebruik worden
sector en (landelijke) bezoekers van bijvoorbeeld Carré. gemaakt van bestaande informatiekanalen, via
H4: Omgevingsmanagement en communicatie
bewonersverenigingen, overleg met de logistieke sector,
overleg met de touringcarbranche, taxibranche en
communicatiekanalen van belangrijke instellingen langs
de routes, zoals OLVG en culturele instellingen. Hoe
beter gebruikers vooraf geïnformeerd zijn, hoe beter
voorbereid de reiziger op weg zal gaan.
In onderstaande tabel een kort overzicht van de
informatievoorziening per doelgroep:
Doelgroep Informatievoorziening
Nood- en hulpdiensten Betrekken bij voorbereiding en uitvoering, routeplanners, interne briefings
Openbaar Vervoer Betrekken bij voorbereiding en uitvoering, interne briefings en voorlichting van chauffeurs
Betrekken bij voorbereiding en uitvoering, interne briefings, routekaartjes
Informeren via navigatiesystemen en bebording, route- en parkeerverwijssystemen
Weggebruikers en Bezoekers , ga y 9 p sy
op straat, social media, AT5
Bewoners Stadsdeel Oost en Centrum-Oost Informatiebrief en routekaartjes, informatieavonden, gesprekken, nieuwsbrieven
Informatiebrief en routekaartjes, informatieavonden, langslopen, informatie
Ondernemers Stadsdeel Oost en Centrum-Oost . , J gsop
via BlZ'en en CBA
Beheergroepen en ondernemers Stadsdeel Noord Informatiebrief & routekaartjes
Bewoners Stadhouderskade Informatiebrief en informatieavond
Bewoners en ondernemers elders in Amsterdam Kranten, social media, routeplanners, nieuwsbrieven, website
Maatschappelijke instellingen ‚ ‚
app ) 9 In gesprek, kaartmateriaal en informatiebrief
(onderwijs, musea, theaters)
Parkeergarages In gesprek, kaartmateriaal en informatiebrief
Raakvlakprojecten Afstemming via WIOR en waar nodig in gesprek
Particuliere bouwprojecten Afstemming via WIOR en waar nodig in gesprek
Taxi's (+ Aanvullend Openbaar Vervoer) en touringcars Via Taxiteam en Touringcar team, nieuwsbrieven, BUZZ-app, overleg
Gebruikers van routeplanners (Google, Waze, Inf dat all tepl dat faeslot …
nformeren zodat alle routeplanners aangeven dat wegen afgesloten zijn
TomTom, Flitsmeister, Here WeGo, etc) p 9 9 9 )
4.3 Aandachtspunten in beeld 4.5 Omgevingsprojecten (en andere raakvlakken)
In de voorbereiding en tijdens de uitvoering van de pilot Er is een omgevingsscan gedaan om te achterhalen
moeten zoveel mogelijk aandachts- en knelpunten welke projecten in de omgeving uitgevoerd worden
bekend zijn. De inventarisatie van de aandachtspunten tijdens de pilot die mogelijk van invloed kunnen zijn.
vindt plaats door de relevante stakeholders actief te Hieronder volgt een opsomming van de relevante
benaderen. Informatie wordt zowel extern bij de projecten.
verschillende stakeholders opgehaald als ook binnen de
Gemeente Amsterdam bij de stadsdelen, projecten die IJ-tunnel (S116)
actief zijn in het gebied en gebiedsmakelaars. Externe Elke eerste zondag- op maandagnacht van de maand
stakeholders worden persoonlijk benaderd, waarbij we vindt onderhoud plaats waarbij beide tunnelbuizen zijn
per doelgroep een benaderwijze hanteren die aansluit afgesloten. Dit valt binnen de nachtelijke openstelling
op hun (informatie)behoefte. De belangrijkste externe van de pilot waardoor dit verder geen gevolgen heeft
stakeholders zijn de nood- en hulpdiensten, het open- voor de pilot.
baar vervoer en alle bewoners/ondernemers/instellingen
in de directe omgeving van de knip. Gedurende en na Herinrichting noordelijke Van Woustraat
afronding van de inventarisatie van de aandachtspunten Tijdens de pilot is de Stadhouderskade ten hoogte van
vindt afstemming plaats met de betreffende stakeholders de Van Woustraat afgesloren voor verkeer. Autoverkeer
en wordt waar mogelijk naar oplossingen gezocht. wordt via de Amsteldijk omgeleid. Naar verwachting
heeft dit weinig invloed op de resultaten van de pilot
4.4 Initiatieven tijdens de pilot Weesperstraat. De werkzaamheden bevinden zich ver
In 6 weken tijd is het niet mogelijk om de baten van de genoeg van de meetpunten.
knip volledig te laten zien en ervaren. Om de buurt toch
iets van de toegenomen rust en ruimte te laten ervaren, Geldersekade tot Mr. Visserplein:
doen we het volgende: verbeteren fietsroute Nieuwmarkt
m Aanbrengen tijdelijk groen als wegafsluitingen en De route blijft bereikbaar bij de werkzaamheden. Dit is
op de beschikbaar gekomen rijbaanverharding. geen alternatieve route voor de Weesperstraat
Indien mogelijk kan hierbij worden samengewerkt
met Knowledge Mile Park. Door het aanbrengen Verbeteren fietsroute IJ — Geldersekade
van bakken met groen en bloemen krijgt Werkzaamheden zorgen ervoor dat de Oostertoegang
het gebied tijdelijk een andere uitstraling. niet toegankelijk is voor autoverkeer. Autoverkeer zal
Toevoeging van groen brengt bovendien meer hier extra hinder door ondervinden en deels omrijden
rust wat behalve de verblijfskwaliteit ook de via de Kattenburgerstraat.
verkeersveiligheid (minder hectisch, minder
prikkels) ten goede kan komen. Programma bruggen en kademuren
= _Buurtinitiatieven. Aan de gebiedsmakelaars Er is een regulier overleg met de het programma
is gevraagd om vanuit hun rol als verbinder bruggen en kademuren. Daarin bespreken we
en ogen en oren van het gebied eventuele afhankelijkheden en zorgen voor de blijvende
buurtinitiatieven te begeleiden. Buurtbewoners bereikbaarheid van de stad. Onderzoeken naar kades en
hebben al meerdere ideeën geopperd. bruggen worden, zover ze van invloed zijn op de Pilot
Weesperstraat en voor zover mogelijk, om de periode
van de knip heen gepland. Acute afsluitingen zijn niet te
plannen en kunnen zich altijd voordoen. Zodra dat het
geval is, en het is van invloed op de bereikbaarheid van ! |
een gebied, zal er in overleg met het programma En 5 | ER Or a ER UR
gekeken worden naar mogelijke oplossingen. i— ne re A,
REN or ne Ac
Voor de werkzaamheden aan de Scharrebiersluis loopt fj EEN OE pe 5 CEES TORE HAS 2
de omrijroute langs één van de kniplocaties. Met Bini 8: " VDP € RC anr REN
verkeersmanagement wordt naar een alternatieve ed cÌ 4 BE ns _ LN DAS et
omrijroute gezocht. d CN di v// BAE En B
| kr Ä Ì
A10 Noord nn es Ee >
Tijdens de pilot worden werkzaamheden op delen van | k Ne | Ui mn
de A10 Noord uitgevoerd. Gedurende de | A Re
werkzaamheden zal de A10 Noord af en toe kort in één 8 Ae
richting afgesloten zijn. Drukte bij de brug a de Nieuwe Herengracht
Kruising Vrijheidslaan met de Amsteldijk
Tijdens de pilot wordt gewerkt aan delen van dit
kruispunt. De kruising blijft toegankelijk voor
autoverkeer.
Zwaar verkeerroute
De Weesperstraat is een zwaar verkeerrout. Gedurende
de nacht (tussen 23:00 en 06:00) blijft zwaar verkeer
mogelijk. We houden contact met de afdeling
vergunningen over het gebruik van deze route.
Overige raakvlakken
Ook evenementen en bijvoorbeeld staatsbezoeken
kunnen een raakvlak vormen met de pilot
Weesperstraat. De afdeling Verkeersmanagement van
de gemeente zorgt voor deze afstemming.
Monitoring en
Evaluatie
De monitoring zal bestaan uit 4 onderdelen en richt In tegenstelling tot een intensiteitsmeting, waarbij alleen
zich vooral op de verkeerskundige effecten: aantallen worden gemeten en niet gekeken wordt van
1. Verkeersintensiteiten en doorstroming waar naar waar een auto zich verplaatst, kunnen we de
gemotoriseerd verkeer (met daadwerkelijk gereden routes van voor- en na de knip
kentekenonderzoek en TomTom-data) vergelijken. Ook kunnen we zien hoe het gedrag van
2. Luchtkwaliteit, leefbaarheid en geluid het bestemmings- en doorgaand verkeer verandert.
3. Verkeersveiligheid (meten aantal ongelukken Bijkomend voordeel is dat we met het kentekenonder-
binnen invloedsgebied) oek doelgroepen kunnen onderscheiden (hulpdiensten,
4. Rijtijden OV (gegevens via GVB, VRA) vrachtverkeer, touringcars, taxi's, regulier verkeer).
Daarnaast krijgen we inzicht in de verandering van
Op basis van deze monitoringsgegevens wordt na rijtijden ten gevolge van de knip. Door hiernaast ook
afloop van de pilot een evaluatierapport opgesteld. gebruik te maken van TomTom-data vergroten we
Met het evaluatierapport en de reeds vastgestelde de betrouwbaarheid van de uitkomsten.
Verkenning Oostelijke Binnenstad samen ontstaat een
goed beeld van zowel de positieve effecten en O-meting
kansen, als de negatieve effecten van de pilot. In de Met een O-meting wordt gekeken welk verkeer nu
evaluatie worden ook de ervaringen van gebruikers gebruik maakt van de Weesperstraat. Deze O-meting
meegenomen die op basis van gesprekken met is op verzoek van de raad reeds uitgevoerd
belanghebbenden voor, tijdens en na de proef (moties 017.22 en 034.22).
worden opgehaald.
1-meting
Tijdens de pilot wordt een 1-meting uitgevoerd. Deze
5.1 Monitoring meting doen we 4 weken na aanvang van de pilot om te
zorgen dat het verkeer inmiddels gewend is aan de
5.1.1 Verkeersintensiteiten en doorstroming nieuwe situatie. De onderzoeksperiode is zo gekozen
dat beide metingen goed met elkaar te vergelijken zijn.
Om iets te kunnen zeggen over de doorstroming en
verkeersintensiteiten, wordt gekeken naar de reistijden Waar meten we reistijden en intensiteiten
op bepaalde trajecten, wie de gebruikers zijn (welke Voor het kentekenonderzoek maken we gebruik van
herkomsten/bestemmingen en welke doelgroepen) de reeds bestaande ANPR-camera-infrastructuur van
en wat de auto-intensiteiten zijn. Dit wordt met een de gemeente, aangevuld met een aantal extra camera's.
kentekenonderzoek gemeten. Data van de ANPR-camera's worden gekoppeld aan
andere databronnen, zoals parkeervergunningen,
Waarom kentekenonderzoeken? parkeerrechten en RDW-data. Hiermee kunnen
Een kentekenonderzoek geeft behalve intensiteiten ook reistijden, routes en intensiteiten worden bepaald op
informatie over hoe auto's zich door de stad begeven. heel veel plekken in de stad en kunnen doelgroepen
Los van het verzoek van de gemeenteraad om een worden onderscheiden. Hierbij gelden de privacy-
dergelijk onderzoek uit te voeren, is dit ook de beste voorwaarden zoals deze ook bij het kentekenonderzoek
manier om de effecten van de knip goed in beeld voor de Munt zijn toegepast.
te brengen.
Het gaat hierbij in elk geval om de volgende trajecten, basis hiervan kan een nauwkeurige inschatting worden
die zowel tijdens rustige uren als tijdens de spits, voor gemaakt van de effecten als gevolg van een permanente
en tijdens de pilot worden bekeken: verkeerswijziging.
m Vanaf A10 zuid via S112 naar centrum en vice
versa. Berekening luchtkwaliteit en geluid
m Vanaf A10 zuid via A10 west — Piet Heintunnel De berekeningen worden uitgevoerd met de Urban
naar centrum en vice versa. Strategy Tool (UST). UST is een door TNO ontwikkeld
m Vanaf A10 noord via Zuiderzeeweg naar centrum model dat in samenwerking met de gemeente
en vice versa. Amsterdam geoptimaliseerd is. UST maakt zoveel
m Vanaf A10 noord via IJtunnel naar centrum en mogelijk gebruik van Amsterdamse input, zoals de
vice versa. Amsterdamse vlootsamenstelling en het meest recente
m Vanaf A10 zuid naar A10 noord. Amsterdamse verkeersmodel (VMMA). UST is een
m Enkele trajecten op de S100. geaccrediteerd model. Voor luchtkwaliteit worden
m Binnenstedelijk verkeer. dezelfde rekenregels toegepast als in de NSL-
monitoringstool.
Informatie over intensiteiten is van belang voor
de volgende locaties: Het model (UST) waarmee de berekeningen worden
m As A10 zuid — A10 noord, S112 (Weesperstraat, uitgevoerd, is complex en houdt rekening met tal van
IJtunnel), S116. parameters die in werkelijkheid ook invloed hebben op
m Plantage Middenlaan — S113 tot de A10. de lokale luchtkwaliteit en geluid, zoals de verkeers-
m S114 (Piet Heintunnel). intensiteit, de verkeerssamenstelling (in termen van
m Zuiderzeeweg en Oosterburgergracht. voertuigcategorieën, leeftijd, brandstofsoort, etc), de
m Ring A10. maximumsnelheid, de aanwezigheid van bomen langs
m _Kattenburgerstraat — Oostertoegang — Prins de weg, het type bebouwing, congestie en de
Hendrikkade (overig Plus- en Hoofdnet auto in de meteorologische omstandigheden (windsnelheid,
binnenstad). aanwezigheid van ozon) en achtergrondconcentraties.
m Jodenbreestraat — Nieuwmarkt — Geldersekade. Een berekening van de huidige situatie wordt opgesteld
m _S100- Amsteldijk, Mauritskade, Piet Heinkade, op basis van de meest recente emissiefactoren,
Michiel de Ruijtertunnel. achtergrondconcentraties en wagenparkgegevens.
m Lokaal verkeer, bijvoorbeeld op de Nieuwe
Keizersgracht, Anne Frankstraat, etc. Berekenen op basis van daadwerkelijke verkeerscijfers
m Grachtengordel. Na afloop van de knip wordt het rekenmodel op basis
van de (tijdens de pilot) daadwerkelijk gemeten
verkeersgegevens opnieuw uitgevoerd. Zodoende
5.1.2 Luchtkwaliteit, leefbaarheid en geluid ontstaat een zo accuraat mogelijke inschatting van
de lucht- en geluidseffecten als gevolg van de knip.
Voorafgaand, tijdens en na afloop van de pilot worden
er berekeningen en metingen gedaan met betrekking Meten van de NO,-concentraties
tot de luchtkwaliteit op diverse locaties in de stad. Tevens wordt tijdens de pilotfase de luchtkwaliteit
Berekeningen hebben betrekking op NO2, fijnstof, roet gemeten met behulp van door de GGD beheerde
en geluid. Tevens voeren we metingen uit naar NO2. Op Palmes-buisjes. Hiermee wordt een 4-weeksgemiddelde
stikstofdioxide (NO2) concentratie bepaald. Hierbij moet 5.1.3. Verkeersveiligheid
wel van tevoren worden opgemerkt dat het mogelijk
lastig zal zijn op basis van deze meetgegevens een Het aantal verkeersongevallen binnen het invloeds-
effect op de luchtkwaliteit vast te stellen, doordat het gebied waarin verkeerskundig de meest significante
moeilijk is om in een relatief korte meetperiode te wijzigingen plaatsvinden, wordt voor en tijdens
corrigeren op externe factoren zoals weersomstandig- de pilot gemonitord.
heden. Groepen locaties worden na afloop van de pilot
met elkaar vergeleken om een zo betrouwbaar mogelijk
effect vast te stellen. Zo worden groepen (locaties) 5.1.4. Rijtijden OV
waarbij negatieve luchtkwaliteitseffecten, groepen
waarbij positieve luchtkwaliteitseffecten en groepen Met de GVB is afgesproken dat er een overzicht komt
waarbij géén luchtkwaliteitseffecten worden verwacht van de OV winst en verliestijden. GVB monitort dit
als gevolg van de knip met elkaar vergeleken. Na afloop tijdens de knip en leveren gegevens aan voor de
van de pilot worden de buisjes in een laboratorium evaluatie van de knip. De VRA wordt gevraagd om
geanalyseerd en vervolgens geijkt aan het automatisch gegevens van de doorstroming van de regionale
meetnet. Ongeveer twee maanden na afloop van de buslijnen die gebruik maken van de IJ-tunnel.
pilot zijn de meetresultaten bekend.
Belevingsonderzoek 5.2 Evaluatie
Om meer te kunnen zeggen over de leefbaarheid
tijdens de pilot, zal er tevens een belevingsonderzoek Na afloop van de pilot Weesperstraat vindt op basis van
uitgevoerd worden. We vragen een brede groep alle monitoringsresultaten een uitgebreide evaluatie
belanghebbenden (zoals omwonenden, weggebruikers plaats.
en ondernemers) wat hun (hinder)beleving is voor, tijdens
en na de tijdelijke afsluiting van de Weesperstraat. Resultaten monitoring
Met de evaluatie geven we antwoord op
en de volgende vragen:
B See | m Waar is het gemotoriseerd verkeer heen gegaan
gep em IG B Ge ; ij wat niet meer door de Weesperstraat reed?
BEE Pjete, NE a Ti | m Wat waren de gevolgen van het verplaatste
ER | gemotoriseerd verkeer?
, ai ne Aike Nn ine m Zijn er knelpunten en, zo ja, waar?
NR VDE Nam Nn a, Zijn deze oplosbaar?
Ee Ak BRM re en = Hoe past de knip in alle autoluw maatregelen?
Kar sle En Ten EE = Hoe hebben de bewoners, ondernemers en
get Arp ee Ad 4 en. ' .
Î Ik A ie Eed 6 En &. andere belanghebbenden de pilot Weesperstraat
ed be A5 id | Be ER ervaren? En hoe beoordelen zij de effecten op
Se en Win de leefbaarheid?
OR eee te = Wat zijn de effecten op OV?
BBS NAN\NN INE | m Wat zijn de effecten voor het langzaam verkeer?
Mr. Visserplein
Planning,
UE
IGK
CE
6.1 Planning
De pilot Weesperstraat duurt 6 weken, van 12 juni tot
23 juli. Het project kent een aantal fasen, die in onder-
staande tabel staan weergegeven:
lt | mt | pr | mei | jm | u | ag | sep | Ok | nov | dee |
Oi
En DN
Er ii
Lemstenentercictren || | EE
Baete |
Uitwerkingsfase 6.2 Organisatie en risico's
Eerste gesprekken met stakeholders, uitwerking verkeers-
ontwerp, inventarisatie van benodigde aanpassingen De pilot Weesperstraat maakt onderdeel uit van het
aan bebording etc, opzet evaluatie-onderzoek, Programma Uitvoering Maatregelen Autoluw (PUMA).
startgesprek visie. Actualiseren plan van aanpak. Het projectteam werkt samen met een aantal inhoudelijk
georganiseerde werkgroepen, onder andere voor de
Voorbereidingsfase: verkeerskundige uitwerking en voor de monitoring.
Na vaststelling van het geactualiseerde plan van aanpak Het uitvoeringsplan en BLVC-plan worden afgestemd met
starten de concrete voorbereidingen van de pilot. Het de WWU (Werkgroep Werk in Uitvoering), waarin politie
gesprek met de omgeving en de communicatie richting en GVB vertegenwoordigt zijn. Daarnaast vindt regel-
de verschillende doelgroepen en gebruikers krijgt nader matig overleg plaats met omringende projecten, nood-
vorm en wordt intensiever naarmate de pilot dichterbij en hulpdiensten, stadsdelen, Stadsregie, GVB en VRA.
komt. Een aannemer wordt gezocht om de benodigde
aanpassingen in de verkeerssituatie te doen. Risico's
Als onderdeel van de aanpak is een risicodossier
Uitvoeringsfase gemaakt dat op meerdere momenten wordt
De O-meting is reeds uitgevoerd. De pilot start op geactualiseerd.
12 juni en duurt 6 weken tot 23 juli. De 1-meting zalin
het tweede deel an de pilot plaatsvinden. Een belangrijk risico is het risico op incidenten of een
‘verkeersinfarct! in de eerste weken van de proef
Evaluatiefase waardoor ingrijpen nodig is. Samen met politie, GVB en
Tijdens de pilot wordt een veelheid aan data verzameld Verkeersmanagement wordt een knelpuntenanalyse
over het verkeer, de luchtkwaliteit (en geluid) en de opgesteld om vooraf de mogelijke knelpunten zo goed
ervaringen van gebruikers, bewoners, ondernemers en mogelijk in beeld te hebben. Ook wordt daarbij gekeken
andere belanghebbenden. Deze data worden na afloop naar mogelijke oplossingen. Tijdens de pilot wordt in de
van de pilot geanalyseerd en verwerkt in een eerste weken dagelijks geschouwd en wordt indien
evaluatierapport. nodig en mogelijk bijgestuurd. Denk aan tijdelijke inzet
van (extra) verkeersregelaars, andere routeverwijzingen
of tijdelijke aanvullende afsluitingen. Een zekere chaos
of gewenningsperiode hoort er echter ook bij. Zaak is
deze in zo goed mogelijke banen te leiden.
Een ander belangrijk risico is dat de metingen door
defecten aan de camera’s of haperende verbindingen
niet of slechts gedeeltelijk bruikbaar zijn. Dit risico wordt
gemitigeerd door meerdere maatregelen:
m We maken niet alleen gebruik van nieuwe
camera's voor de pilot maar ook van de
bestaande camera's die al goed functioneren.
m Erwordt een ‘wachtrij’ voor data ingericht. Mocht
de verbinding tijdelijk niet beschikbaar zijn, dan
kunnen de data op een later moment worden
binnengehaald.
m Erwordt gezorgd voor TomTom data als back-up
of aanvulling op het kentekenonderzoek.
m In de service agreement met de leverancier van
de camera's is opgenomen dat zij gedurende de
metingen beschikbaar zijn om snel reparaties te
kunnen doen.
6.3 Kosten
Voor de realisatie van de pilot Weesperstraat is
€1,2 miljoen gereserveerd door het Programma
Uitvoering Maatregelen Autoluw. Het programma
ontvangt dekking uit het begrotingsprogramma 2
(Verkeer, Vervoer en Parkeren).
De VRA is voornemens om 30% van de externe kosten
bij te dragen aan het project pilot Weesperstraat
vanwege het onderzoek en de (potentiële) baten voor
langzaam verkeer, OV en leefbaarheid. Het dagelijks
bestuur van de VRA zal over de exacte hoogte van het
bedrag besluiten nadat het Plan van Aanpak is
vastgesteld en een aanvraag is gedaan.
| Onderzoeksrapport | 29 | train |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.