premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A group of people are burning things.
Een groep mensen verbrandt dingen.
A group of people are burning everything they can.
Een groep mensen verbrandt alles wat ze kunnen.
1
Things is not all inclusive to the point that it will include burning everything they can.
Dingen zijn niet allemaal inclusief tot het punt dat het zal omvatten het verbranden van alles wat ze kunnen.
0.3733
0.126
0.6781
0.1306
0.0001
0.0888
A large black and white dog is swimming in the water.
Een grote zwart-witte hond zwemt in het water.
A hippo is swimming in a lake.
Een nijlpaard zwemt in een meer.
2
A water doesn't necessitate a lake, and it needs to be either a dog or a hippo, not both at the same time.
Een water heeft geen meer nodig, en het moet een hond of een nijlpaard zijn, niet beide tegelijk.
0.8277
0.1277
0.8964
0.1422
0.2827
0.0771
A large black and white dog is swimming in the water.
Een grote zwart-witte hond zwemt in het water.
An animal is swimming outside.
Er zwemt een dier buiten.
0
A dog is a kind of animal. One needs to be outside in order to swims in the water.
Een hond is een soort dier. Men moet buiten zijn om in het water te zwemmen.
0.8274
0.1278
0.665
0.1312
0.5736
0.12
A large black and white dog is swimming in the water.
Een grote zwart-witte hond zwemt in het water.
The dog is retrieving a duck.
De hond haalt een eend op.
1
There is no way to infer that a duck is present where the dog is swimming or that the dog is retrieving anything.
Er is geen manier om aan te tonen dat een eend aanwezig is waar de hond zwemt of dat de hond iets ophaalt.
0.8276
0.1278
0.2691
0.1191
0.3556
0.1102
three people sit around a campfire.
Drie mensen zitten rond een kampvuur.
The three people cook hot dogs
De drie mensen koken hotdogs
1
Hot dogs are not always cooked around every campfire.
Hotdogs worden niet altijd bij elk kampvuur gekookt.
0.8575
0.1374
0.6475
0.108
0.7567
0.1077
three people sit around a campfire.
Drie mensen zitten rond een kampvuur.
The fire burns on
Het vuur brandt aan
0
If there is a campfire then the fire burns.
Als er een kampvuur is dan brandt het vuur.
0.8579
0.1374
0.5789
0.1231
0.7046
0.1267
three people sit around a campfire.
Drie mensen zitten rond een kampvuur.
The four girls put out the fire
De vier meisjes doven het vuur uit
2
sit around is not the same as put out
rondhangen is niet hetzelfde als uitzetten
0.8579
0.1374
0.2523
0.1288
0.0
0.0951
A dog swims through deep water.
Een hond zwemt door diep water.
Dog swimming in water.
Hondenzwemmen in water.
0
"Dog swimming in water" paraphrases "a dog swimming in water."
"Hond zwemmen in water" parafraseert "een hond zwemmen in het water."
0.8244
0.1348
0.0322
0.1318
0.2483
0.098
A dog swims through deep water.
Een hond zwemt door diep water.
Dog running in an open field.
De hond rent in een open veld.
2
The dog is either swimming in water or running in a field, these two things cannot happen at the same time.
De hond zwemt in het water of loopt in een veld, deze twee dingen kunnen niet tegelijkertijd gebeuren.
0.8246
0.1347
0.6601
0.1266
0.6368
0.1308
A dog swims through deep water.
Een hond zwemt door diep water.
The dog has long hair.
De hond heeft lang haar.
1
There is no way to tell how long the dog's hair is.
Er is geen manier om te zeggen hoe lang de hond haar is.
0.8251
0.1347
0.8139
0.1208
0.0
0.0773
A black and white dog is swimming.
Een zwarte en witte hond zwemt.
a dog dries itself off
een hond droogt zichzelf af
2
It wouldn't make sense if the dog dries itself off while it is swimming, one follows the other, they are not at the same time.
Het zou niet logisch zijn als de hond zich uitdroogt tijdens het zwemmen, de ene volgt de andere, ze zijn niet tegelijkertijd.
0.6795
0.1108
0.044
0.109
0.2528
0.1014
A black and white dog is swimming.
Een zwarte en witte hond zwemt.
a dog is swimming at the lake
een hond zwemt bij het meer
1
There is no way to tell that the dog is swimming at the lake.
Er is geen manier om te zeggen dat de hond zwemt bij het meer.
0.6795
0.1108
0.7817
0.132
0.2623
0.1267
A black and white dog is swimming.
Een zwarte en witte hond zwemt.
There is an animal in water
Er is een dier in het water
0
The "animal" is a "dog" and it is swimming in the water it is in.
Het "dier" is een "hond" en zwemt in het water waarin het zich bevindt.
0.6791
0.1108
0.9135
0.153
0.7696
0.1347
A woman helps boys on a computer.
Een vrouw helpt jongens op een computer.
The woman is helping a kid eat.
De vrouw helpt een kind eten.
2
The woman is either helping one kid or multiple boys to either eat or use a computer, it has to be one or the other.
De vrouw helpt een kind of meerdere jongens om ofwel te eten of een computer te gebruiken, het moet het een of het ander zijn.
0.6747
0.0996
0.6031
0.1191
0.4675
0.1043
A woman helps boys on a computer.
Een vrouw helpt jongens op een computer.
The boy is writing his English paper.
De jongen schrijft z'n Engels.
1
Just because a boy is using a computer does not necessarily mean he is writing his English paper.
Alleen omdat een jongen een computer gebruikt betekent niet noodzakelijk dat hij zijn Engelstalige krant schrijft.
0.674
0.0997
0.3859
0.1101
0.4955
0.1384
A woman helps boys on a computer.
Een vrouw helpt jongens op een computer.
The boy is using a computer
De jongen gebruikt een computer
0
The boy is using a computer; he is just being helped by the woman.
De jongen gebruikt een computer; hij wordt gewoon geholpen door de vrouw.
0.674
0.0997
0.9843
0.1503
0.7327
0.118
A woman in a butchers shop leans over a counter and handles a large strip of meat.
Een vrouw in een slagerij leunt over een toonbank en behandelt een groot stuk vlees.
A woman makes pizza.
Een vrouw maakt pizza.
2
A woman cannot be simultaneously handling a strip of meat while making a pizza inside a butchers shop.
Een vrouw kan niet tegelijkertijd een stuk vlees hanteren terwijl ze een pizza maakt in een slagerswinkel.
0.3225
0.1066
0.989
0.1299
0.4998
0.1082
A woman in a butchers shop leans over a counter and handles a large strip of meat.
Een vrouw in een slagerij leunt over een toonbank en behandelt een groot stuk vlees.
The lady butcher shows a customer a large cut.
De slager toont een klant een grote snee.
1
WE have no idea if the butcher is a lady, they could also be a man.
We hebben geen idee of de slager een dame is, ze kunnen ook een man zijn.
0.3225
0.1066
0.188
0.0804
0.7278
0.107
A woman in a butchers shop leans over a counter and handles a large strip of meat.
Een vrouw in een slagerij leunt over een toonbank en behandelt een groot stuk vlees.
A woman handles meat.
Een vrouw behandelt vlees.
0
The woman is in a butchers shop; therefore, she must be handling meat because that is what butchers sell.
De vrouw is in een slagerswinkel; daarom moet ze vlees verwerken want dat is wat slagers verkopen.
0.3223
0.1066
0.6767
0.1112
0.6632
0.1134
A woman with thinning hair is working in a meat processing plant.
Een vrouw met dunner haar werkt in een vleesverwerkende fabriek.
A woman is working a tough job.
Een vrouw heeft een zware baan.
0
Working in a meat processing plant is a tough job.
Werken in een vleesverwerkende fabriek is een zware taak.
0.6007
0.1133
0.4634
0.1211
0.9322
0.136
A woman with thinning hair is working in a meat processing plant.
Een vrouw met dunner haar werkt in een vleesverwerkende fabriek.
A man is watching his employees.
Een man houdt zijn werknemers in de gaten.
2
One can either be a man or a woman.
Men kan een man of een vrouw zijn.
0.6007
0.1134
0.4019
0.1315
0.9773
0.1375
A woman with thinning hair is working in a meat processing plant.
Een vrouw met dunner haar werkt in een vleesverwerkende fabriek.
The woman is working inside.
De vrouw werkt binnen.
1
Working in a meat processing plant doesn't always mean the person is inside.
Werken in een vleesverwerkende fabriek betekent niet altijd dat de persoon binnen is.
0.6007
0.1133
0.3164
0.1091
0.3649
0.1063
A woman is handling meat from a clear glass meat cage while standing before a wooden counter with a large metal bowl on it.
Een vrouw is het hanteren van vlees uit een helder glas vlees kooi terwijl staan voor een houten toonbank met een grote metalen kom op.
Woman handling meat from in front of a wooden counter.
Vrouw met vlees van voor een houten toonbank.
0
The woman is handling the meat in front of the wooden counter.
De vrouw behandelt het vlees voor de houten toonbank.
0.0
0.0529
0.0
0.0554
0.2188
0.0845
A woman is handling meat from a clear glass meat cage while standing before a wooden counter with a large metal bowl on it.
Een vrouw is het hanteren van vlees uit een helder glas vlees kooi terwijl staan voor een houten toonbank met een grote metalen kom op.
Woman petting her dog in the backyard, on a calm sunny day.
Een vrouw die haar hond in de tuin aait, op een rustige zonnige dag.
2
A women handling meat is not petting her dog at the same time
Een vrouw die met vlees omgaat aait haar hond niet tegelijkertijd.
0.0
0.0529
0.5755
0.1175
0.0003
0.0889
A woman is handling meat from a clear glass meat cage while standing before a wooden counter with a large metal bowl on it.
Een vrouw is het hanteren van vlees uit een helder glas vlees kooi terwijl staan voor een houten toonbank met een grote metalen kom op.
Female chef preparing meat at a large wooden counter, with seasonings in a bowl.
Vrouwelijke chef-kok bereiden vlees op een grote houten toonbank, met kruiden in een kom.
1
The woman may not be a chef. The bowl may have many things in it other than seasonings.
De vrouw mag dan geen chef-kok zijn.
0.0
0.0529
0.682
0.0998
0.5875
0.1333
A room full of children raise their hands, fingers extended, to the sky.
Een kamer vol kinderen steekt hun handen op, vingers uitgestrekt, naar de hemel.
There is a room full of seventeen children.
Er is een kamer vol zeventien kinderen.
1
WE have no idea if there are seventeen children, there could be any number of children.
We hebben geen idee of er zeventien kinderen zijn, er kunnen een aantal kinderen zijn.
0.6246
0.1148
0.9372
0.1375
0.8266
0.1275
A room full of children raise their hands, fingers extended, to the sky.
Een kamer vol kinderen steekt hun handen op, vingers uitgestrekt, naar de hemel.
There is a room full of children.
Er is een kamer vol kinderen.
0
If the children are raising their hands then they must be in a classroom at school and classrooms are normally full of children.
Als de kinderen hun handen opsteken dan moeten ze in een klaslokaal op school zijn en klaslokalen zijn normaal vol kinderen.
0.6245
0.1148
0.9698
0.1389
0.5465
0.1217
A room full of children raise their hands, fingers extended, to the sky.
Een kamer vol kinderen steekt hun handen op, vingers uitgestrekt, naar de hemel.
There is a room with a single child.
Er is een kamer met een eenpersoons kind.
2
Children is the plural term for child meaning more than one child.
Kinderen is de meervoud term voor kind betekent meer dan één kind.
0.6247
0.1148
0.6153
0.1189
0.0
0.0812
A woman walks past a fountain with palm trees in the background.
Een vrouw loopt langs een fontein met palmbomen op de achtergrond.
A girl walks passed a puddle with trees behind here.
Een meisje loopt langs een plas met bomen hierachter.
1
Just because a woman walks past a fountain, does not mean she walks pass a puddle.
Dat een vrouw langs een fontein loopt, betekent niet dat ze langs een plas loopt.
0.7496
0.1331
0.7069
0.1269
0.2071
0.1331
A woman walks past a fountain with palm trees in the background.
Een vrouw loopt langs een fontein met palmbomen op de achtergrond.
A woman walks past water with tall trees in the background.
Een vrouw loopt langs water met hoge bomen op de achtergrond.
0
The fountain that the woman walks past has water in it and the palm trees in the background are tall.
De fontein die de vrouw voorbij loopt heeft water erin en de palmbomen op de achtergrond zijn hoog.
0.7498
0.133
0.6986
0.1217
0.2362
0.1073
A woman walks past a fountain with palm trees in the background.
Een vrouw loopt langs een fontein met palmbomen op de achtergrond.
A woman goes for a swim in the water fountain with trees in the background.
Een vrouw gaat zwemmen in de fontein met bomen op de achtergrond.
2
A women who walks cannot swim at the same time.
Vrouwen die wandelen kunnen niet tegelijkertijd zwemmen.
0.7496
0.1331
0.7188
0.1259
0.4293
0.1252
people raise their hands.
Mensen steken hun handen op.
People are in class.
Mensen zitten in de klas.
1
We have no idea if they are in class, people raise their hands in a number of places, for a number of reasons.
We hebben geen idee of ze in de klas zitten, mensen steken hun handen op een aantal plaatsen op, om een aantal redenen.
0.2146
0.1191
0.2122
0.1297
0.4196
0.113
people raise their hands.
Mensen steken hun handen op.
People are waiting to answer questions.
Mensen wachten om vragen te beantwoorden.
0
If a persons hand is raised then they must be wanting to answer a question.
Als een persoon hand wordt verhoogd dan moeten ze willen een vraag te beantwoorden.
0.2146
0.1191
0.8357
0.1386
0.0
0.0738
people raise their hands.
Mensen steken hun handen op.
The people are being rude.
De mensen zijn onbeleefd.
2
People raising their hands are not seen as being rude but as being polite.
Mensen die hun handen opsteken worden niet gezien als onbeleefd, maar als beleefd.
0.2146
0.1191
0.0001
0.1216
0.1429
0.0937
An African American man in a suit gestures with his hands as he speaks.
Een Afro-Amerikaanse man in een pak gebaren met zijn handen terwijl hij spreekt.
A black man in a suit is moving his hands diligently while speaking.
Een zwarte man in een pak beweegt zijn handen terwijl hij praat.
0
The black man is African American and he moves his hands to make gestures while speaking
De zwarte man is Afro-Amerikaan en hij beweegt zijn handen om gebaren te maken terwijl hij spreekt
0.0625
0.0996
0.3873
0.1234
0.408
0.1103
An African American man in a suit gestures with his hands as he speaks.
Een Afro-Amerikaanse man in een pak gebaren met zijn handen terwijl hij spreekt.
A white man in overalls is moving his hands while speaking.
Een blanke man in overall beweegt zijn handen terwijl hij praat.
2
An African American man and white man look different and so do the clothing they are wearing these scenarious
Een Afro-Amerikaanse man en blanke man zien er anders uit en ook de kleding die ze dragen deze scenarious
0.0625
0.0996
0.6587
0.1252
0.1441
0.0836
An African American man in a suit gestures with his hands as he speaks.
Een Afro-Amerikaanse man in een pak gebaren met zijn handen terwijl hij spreekt.
A black man has great enthusiasm and is waving his hands while speaking.
Een zwarte man heeft veel enthousiasme en zwaait met zijn handen terwijl hij spreekt.
1
Just because the man gestures with his hands as he speaks, does not imply he has great enthusiasm, or that he is waving.
Gewoon omdat de man gebaren met zijn handen terwijl hij spreekt, betekent niet dat hij heeft veel enthousiasme, of dat hij zwaait.
0.0626
0.0996
0.6733
0.1299
0.1569
0.0873
A man is browsing things for sale on the street.
Een man bekijkt dingen te koop op straat.
A man is browsing things for sale on the road.
Een man bekijkt dingen te koop op de weg.
0
The man is browsing on the street or road.
De man surft op straat of op de weg.
0.2364
0.1365
0.1562
0.1173
0.3547
0.1255
A man is browsing things for sale on the street.
Een man bekijkt dingen te koop op straat.
A sad man is browsing things for sale on the street.
Een zielige man bekijkt dingen te koop op straat.
1
Just because a man is browsing for things, does not mean the man is sad.
Dat een man naar dingen zoekt, betekent niet dat hij verdrietig is.
0.2365
0.1366
0.1878
0.1088
0.3128
0.1141
A man is browsing things for sale on the street.
Een man bekijkt dingen te koop op straat.
A woman is browsing things for sale on the street.
Een vrouw bekijkt dingen te koop op straat.
2
There is a difference between a man and woman
Er is een verschil tussen man en vrouw.
0.2361
0.1365
0.2562
0.1403
0.9818
0.152
A man on a high ladder is painting the outside of a house.
Een man op een hoge ladder schildert de buitenkant van een huis.
A man outside on a high ladder is painting the outside of a house.
Een man buiten op een hoge ladder schildert de buitenkant van een huis.
0
The same man is on the ladder that is outside the house he is painting.
Dezelfde man staat op de ladder die hij buiten het huis schildert.
0.7119
0.1203
0.6778
0.1163
0.1598
0.1001
A man on a high ladder is painting the outside of a house.
Een man op een hoge ladder schildert de buitenkant van een huis.
A man is giving his house a fresh coat of paint.
Een man geeft zijn huis een verse laag verf.
1
Just because a man is on a high ladder painting the outside of his house, does not mean the man is giving his house a fresh coat of paint.
Alleen omdat een man op een hoge ladder schildert aan de buitenkant van zijn huis, betekent niet dat de man zijn huis een verse laag verf geeft.
0.7121
0.1203
0.4133
0.1349
0.2727
0.1006
A man on a high ladder is painting the outside of a house.
Een man op een hoge ladder schildert de buitenkant van een huis.
Picasso is doodling in a notebook.
Picasso schrijft in een notebook.
2
Doodling is not always the same as painting
Schilderen is niet altijd hetzelfde als schilderen
0.7114
0.1203
0.2076
0.1423
0.0001
0.0876
Repairing a house in the hot sun how unfunny that has to be.
Het repareren van een huis in de hete zon hoe grappig dat moet zijn.
The sun is shining directly on the house to be repaired.
De zon schijnt direct op het te repareren huis.
1
It cannot be said the sun is shining directly on the house.
Het kan niet gezegd worden dat de zon direct op het huis schijnt.
0.1311
0.0891
0.0001
0.1183
0.3524
0.1364
Repairing a house in the hot sun how unfunny that has to be.
Het repareren van een huis in de hete zon hoe grappig dat moet zijn.
Its raining outside.
Het regent buiten.
2
it can not be raining outside if there is a hot sun in sentence one
het kan niet buiten regenen als er een hete zon in zin één
0.131
0.089
0.7944
0.1614
0.0
0.1014
Repairing a house in the hot sun how unfunny that has to be.
Het repareren van een huis in de hete zon hoe grappig dat moet zijn.
It is to warm to be outside.
Het is te warm om buiten te zijn.
0
If the sun is hot outside, it is warm outside.
Als de zon buiten warm is, is het buiten warm.
0.1307
0.089
0.7437
0.1513
0.5607
0.1213
A man in khaki pants and a light shirt and hat stands on scaffolding to apply stucco to a building.
Een man in khaki broek en een licht shirt en hoed staat op steigers om stucwerk toe te passen op een gebouw.
A man is playing basketball.
Een man speelt basketbal.
2
Playing basketball and standing on a scaffolding to apply stucco are different actions
Basketbal spelen en op een steiger staan om stucwerk toe te passen zijn verschillende acties
0.3398
0.1121
0.9398
0.144
0.2077
0.1032
A man in khaki pants and a light shirt and hat stands on scaffolding to apply stucco to a building.
Een man in khaki broek en een licht shirt en hoed staat op steigers om stucwerk toe te passen op een gebouw.
A construction worker is repairing siding.
Een bouwvakker repareert kantwerk.
1
Just because, a man is in khaki pants and a light shirt and hat stands on scaffolding to apply stucco to a building, does not imply the man is a construction worker.
Gewoon omdat, een man is in khaki broek en een licht shirt en hoed staat op steigers om stucwerk toe te passen op een gebouw, betekent niet dat de man is een bouwvakker.
0.3392
0.1122
0.0002
0.109
0.1297
0.0788
A man in khaki pants and a light shirt and hat stands on scaffolding to apply stucco to a building.
Een man in khaki broek en een licht shirt en hoed staat op steigers om stucwerk toe te passen op een gebouw.
A man is wearing a hat.
Een man draagt een hoed.
0
The man who is wearing the khaki pants and light shirt also has on a hat.
De man die de khaki broek en het lichte shirt draagt heeft ook een hoed.
0.3392
0.1122
0.8969
0.1424
0.5246
0.1169
Children getting temporary tattoos from a Muslim lady.
Kinderen die tijdelijke tatoeages krijgen van een moslimvrouw.
Children get some temporary bodily decorations
Kinderen krijgen wat tijdelijke lichamelijke decoraties
0
The children's temporary tattoos are bodily decorations.
De tijdelijke tatoeages voor kinderen zijn lichamelijke decoraties.
0.5078
0.0981
0.2131
0.111
0.6778
0.1194
Children getting temporary tattoos from a Muslim lady.
Kinderen die tijdelijke tatoeages krijgen van een moslimvrouw.
Old man paint on canvas by the river
Oude man verf op canvas bij de rivier
2
Children and old men are different and painting and getting temporary tattoos are not the same
Kinderen en oude mannen zijn anders en schilderen en tijdelijke tatoeages krijgen zijn niet hetzelfde
0.5073
0.0981
0.0
0.0772
0.1208
0.1023
Children getting temporary tattoos from a Muslim lady.
Kinderen die tijdelijke tatoeages krijgen van een moslimvrouw.
Children at a festival get temporary tattoos
Kinderen op een festival krijgen tijdelijke tatoeages
1
Just because, children are getting temporary tattoos from a muslim lady, doe not mean the children are at a festival.
Omdat kinderen tijdelijke tatoeages krijgen van een moslimdame, betekent dat niet dat de kinderen op een festival zijn.
0.5073
0.0981
0.5776
0.1148
0.5268
0.1066
A little boy with blue jeans runs on the leaves in the woods.
Een kleine jongen met blauwe jeans loopt op de bladeren in het bos.
A small boy runs away from his babysitter and into the woods.
Een kleine jongen rent weg van zijn oppas en het bos in.
1
Just because, a little boy runs on the leaves in the woods, does not mean the little boy is running away from his babysitter.
Alleen omdat een kleine jongen op de bladeren in het bos loopt, betekent niet dat het jongetje wegloopt van zijn babysitter.
0.3639
0.1162
0.1586
0.1256
0.2808
0.1046
A little boy with blue jeans runs on the leaves in the woods.
Een kleine jongen met blauwe jeans loopt op de bladeren in het bos.
A girl is dancing.
Een meisje danst.
2
A boy running is not the same as a girl dancing
Een jongen rennen is niet hetzelfde als een meisje dansen
0.3634
0.1162
0.9622
0.1403
0.3372
0.1252
A little boy with blue jeans runs on the leaves in the woods.
Een kleine jongen met blauwe jeans loopt op de bladeren in het bos.
The boy is playing in the woods.
De jongen speelt in het bos.
0
The little boy who has on blue jeans is running on leaves and playing in the woods.
Het jongetje met blauwe jeans rent op bladeren en speelt in het bos.
0.3631
0.1162
0.6133
0.1298
0.512
0.116
A young boy in a blue shirt is walking on a trail through the woods.
Een jongen in een blauw shirt loopt over een pad door het bos.
The boy is sitting inside his tent.
De jongen zit in zijn tent.
2
The young boy can be either sitting or walking but not both at the same time.
De jongen kan zitten of lopen, maar niet allebei tegelijk.
0.5777
0.1284
0.6945
0.1364
0.697
0.1305
A young boy in a blue shirt is walking on a trail through the woods.
Een jongen in een blauw shirt loopt over een pad door het bos.
A boy is outside.
Er staat een jongen buiten.
0
A boy is a child and he is walking in the woods so he must be outside.
Een jongen is een kind en hij loopt in het bos, dus hij moet buiten zijn.
0.5785
0.1284
0.7794
0.1292
0.4229
0.1332
A young boy in a blue shirt is walking on a trail through the woods.
Een jongen in een blauw shirt loopt over een pad door het bos.
A young boy is looking for birds in the woods.
Een jongen zoekt vogels in het bos.
1
We have no idea if he is looking for birds, he could be in the woods for any reason.
We hebben geen idee of hij vogels zoekt, hij kan om welke reden dan ook in het bos zijn.
0.5785
0.1284
0.7748
0.1324
0.3229
0.1327
A young child with blond-hair, wearing a blue shirt and jeans is walking in the woods.
Een jong kind met blond haar, draagt een blauw shirt en een jeans loopt in het bos.
A young girl plays with dolls.
Een jong meisje speelt met poppen.
2
A young child walking in the woods should not be assumed it is a girl also playing with her dolls
Een jong kind dat in het bos loopt mag niet worden aangenomen dat het een meisje is dat ook met haar poppen speelt.
0.4362
0.1231
0.9134
0.1381
0.3102
0.1047
A young child with blond-hair, wearing a blue shirt and jeans is walking in the woods.
Een jong kind met blond haar, draagt een blauw shirt en een jeans loopt in het bos.
A child walks through the woods looking for animals.
Een kind loopt door het bos op zoek naar dieren.
1
Just because the young child is walking in the woods, does not mean the young child is looking for animals.
Alleen omdat het jonge kind in het bos loopt, betekent niet dat het jonge kind op zoek is naar dieren.
0.4362
0.1231
0.665
0.135
0.5046
0.1415
A young child with blond-hair, wearing a blue shirt and jeans is walking in the woods.
Een jong kind met blond haar, draagt een blauw shirt en een jeans loopt in het bos.
A young child walks through the woods.
Een jong kind loopt door het bos.
0
A young child walks through the woods so the young child must have blond-hair, blue shirt and jeans
Een jong kind loopt door het bos zodat het jonge kind blond-haar, blauw shirt en jeans moet hebben
0.4368
0.1232
0.6245
0.1278
0.2412
0.0999
A small child in blue shirt and blue jeans is running through a wooded path over dry leaves.
Een klein kind in blauw shirt en blauwe jeans loopt door een bebost pad over droge bladeren.
A child is running in Autumn with his dad.
Een kind rent in de herfst met zijn vader.
1
Just because a small child is running through a wooden path over dry leaves, does not mean the child is running in Autumn with his dad.
Gewoon omdat een klein kind door een houten pad loopt over droge bladeren, betekent niet dat het kind in de herfst met zijn vader loopt.
0.6663
0.1188
0.1368
0.1178
0.3239
0.1104
A small child in blue shirt and blue jeans is running through a wooded path over dry leaves.
Een klein kind in blauw shirt en blauwe jeans loopt door een bebost pad over droge bladeren.
A child is running over leaves.
Een kind rent over bladeren.
0
A small child is running over dry leaves through a wooded path. A small child has a blue shirt and blue jeans on
Een klein kind loopt over droge bladeren door een bebost pad. Een klein kind heeft een blauw shirt en blauwe jeans op
0.6663
0.1188
0.0
0.1098
0.3192
0.1163
A small child in blue shirt and blue jeans is running through a wooded path over dry leaves.
Een klein kind in blauw shirt en blauwe jeans loopt door een bebost pad over droge bladeren.
An old man is running over leaves.
Een oude man rent over bladeren.
2
A small child is not the same as an old man
Een klein kind is niet hetzelfde als een oude man
0.6663
0.1188
0.0
0.085
0.7184
0.1299
Young boy jogging through the forest.
Jonge jongen die door het bos joggt.
Little Timmy was chased by goblins through the forest
Kleine Timmy werd achtervolgd door kabouters door het bos.
1
We do not know that the boy's name is Tommy, and a young boy jogging is not necessarily being chased by goblins.
We weten niet of de jongen Tommy heet, en een jonge jongen die joggt wordt niet per se achtervolgd door kabouters.
0.2557
0.0997
0.5088
0.1062
0.347
0.1069
Young boy jogging through the forest.
Jonge jongen die door het bos joggt.
A kid sits by the stream
Een kind zit bij de beek
2
One cannot be jogging or sitting simultaneously.
Men kan niet tegelijk joggen of zitten.
0.2555
0.0998
0.0001
0.1321
0.6801
0.133
Young boy jogging through the forest.
Jonge jongen die door het bos joggt.
A child runs through the woods
Een kind loopt door het bos.
0
The person is a child because he is a young boy.
De persoon is een kind omdat hij een jonge jongen is.
0.2562
0.0996
0.3554
0.1265
0.9534
0.1307
a small child in a pink shirt running through a flowery field.
een klein kind in een roze hemd dat door een bloemrijk veld loopt.
A boy is running through a rose garden.
Een jongen rent door een rozentuin.
1
We have no idea if the child is a boy or a girl. We have no idea the child is in a rose garden it could be any field.
We hebben geen idee of het kind een jongen of een meisje is.
0.6745
0.1282
0.7468
0.1304
0.8677
0.1459
a small child in a pink shirt running through a flowery field.
een klein kind in een roze hemd dat door een bloemrijk veld loopt.
A child is running.
Er loopt een kind rond.
0
A child is running so they must be outside in an open area, such as a field.
Een kind rent dus ze moeten buiten zijn in een open gebied, zoals een veld.
0.6745
0.1282
0.4119
0.1276
0.0
0.1232
a small child in a pink shirt running through a flowery field.
een klein kind in een roze hemd dat door een bloemrijk veld loopt.
A puppy is sitting.
Er zit een puppy.
2
A puppy and a child are not the same thing.
Een puppy en een kind zijn niet hetzelfde.
0.6751
0.1283
0.179
0.1026
0.8932
0.1356
A crew gets ready at the sideline in an empty basketball stadium.
Een team maakt zich klaar bij de zijlijn in een leeg basketbalstadion.
A crew is getting ready
De bemanning maakt zich klaar.
0
The basketball stadium is empty and the crew is on the sidelines getting ready.
Het basketbalstadion is leeg en de bemanning staat aan de zijlijn.
0.4232
0.1215
0.7748
0.1305
0.4621
0.124
A crew gets ready at the sideline in an empty basketball stadium.
Een team maakt zich klaar bij de zijlijn in een leeg basketbalstadion.
The team loses the game.
Het team verliest de wedstrijd.
1
An empty basketball stadium does not necessarily men the team lost the game.
Een leeg basketbalstadion hoeft niet per se mannen het team verloor de wedstrijd.
0.4242
0.1215
0.9169
0.1298
0.0
0.0783
A crew gets ready at the sideline in an empty basketball stadium.
Een team maakt zich klaar bij de zijlijn in een leeg basketbalstadion.
The team is playing basketball
Het team speelt basketbal.
1
A crew is not always a team. Playing basketball is not the only reason to be at a basketball stadium.
Een team is niet altijd een team. Basketbal spelen is niet de enige reden om in een basketbalstadion te zijn.
0.4242
0.1215
0.9308
0.1503
0.2899
0.1217
Men standing at the edge of a basketball court talking to each other.
Mannen staan aan de rand van een basketbalveld en praten met elkaar.
the men are sitting in a restaurant.
De mannen zitten in een restaurant.
2
sitting is not the same as standing
zitten is niet hetzelfde als staand
0.6056
0.1346
0.7737
0.1358
0.9308
0.1556
Men standing at the edge of a basketball court talking to each other.
Mannen staan aan de rand van een basketbalveld en praten met elkaar.
The men are having a conversation.
De mannen hebben een gesprek.
0
The men are standing at the edge of the basketball court talking so they must be the men having a conversation
De mannen staan aan de rand van het basketbalveld te praten, dus zij moeten de mannen zijn die een gesprek voeren
0.6056
0.1346
0.5935
0.1385
0.2732
0.1182
Men standing at the edge of a basketball court talking to each other.
Mannen staan aan de rand van een basketbalveld en praten met elkaar.
The men talk about their game.
De mannen praten over hun spel.
1
A game is one of many subjects men at a basketball court could talk about. If they discuss a game it could be their game or someone else's game.
Een spel is een van de vele onderwerpen mannen op een basketbalveld zou kunnen praten over. Als ze bespreken een spel kan het hun spel of iemand anders spel.
0.6056
0.1346
0.7499
0.1237
0.1511
0.1021
commentators and broadcasters at there both in an arena before the game.
commentatoren en omroepen op er zowel in een arena voor de wedstrijd.
Commentators and broadcasters are preparing at the arena before a game
Commentatoren en omroepen bereiden zich voor op de arena voor een wedstrijd
0
Commentators and broadcasters are both at the arena before the game so they must be preparing
Commentators en omroepen zijn beide in de arena voor het spel, dus ze moeten zich voorbereiden
0.0
0.0855
0.2408
0.1207
0.2773
0.1202
commentators and broadcasters at there both in an arena before the game.
commentatoren en omroepen op er zowel in een arena voor de wedstrijd.
Commentators and broadcasters are rehearsing at the arena before a game
Commentatoren en omroepen repeteren in de arena voor een wedstrijd
1
Rehearsing is one of many reasons commentators and broadcasters could be at an arena before the game.
Repeteren is een van de vele redenen waarom commentatoren en omroepen kunnen zijn op een arena voor de wedstrijd.
0.0
0.0854
0.0704
0.1209
0.0125
0.1032
commentators and broadcasters at there both in an arena before the game.
commentatoren en omroepen op er zowel in een arena voor de wedstrijd.
Commentators and broadcasters are rushing through traffic before a game
Commentatoren en omroepen haasten zich door het verkeer voor een wedstrijd
2
being in an arena is not the same as being in traffic
in een arena zijn is niet hetzelfde als in het verkeer zijn
0.0
0.0855
0.1406
0.1052
0.211
0.1473
Three basketball commentators are talking while standing on the sidelines.
Drie basketbalcommentatoren praten terwijl ze aan de zijlijn staan.
Three basketball commentators are yelling
Drie basketbalcommentatoren schreeuwen
1
You can not infer they are yelling.
Je kunt niet afleiden dat ze schreeuwen.
0.3816
0.1315
0.2592
0.1257
0.2937
0.1107
Three basketball commentators are talking while standing on the sidelines.
Drie basketbalcommentatoren praten terwijl ze aan de zijlijn staan.
Three basketball commentators are fighting the basketball players.
Drie basketbalcommentatoren vechten tegen de basketbalspelers.
2
People can't be fighting and talking while standing at the same time.
Mensen kunnen niet vechten en praten terwijl ze tegelijkertijd staan.
0.3816
0.1315
0.3036
0.11
0.4194
0.1227
Three basketball commentators are talking while standing on the sidelines.
Drie basketbalcommentatoren praten terwijl ze aan de zijlijn staan.
Three people are watching basketball from the sideline
Drie mensen kijken naar basketbal vanaf de zijlijn
0
The three people are basketball commentators and standing on the sideline implies they are watching basketball.
De drie mensen zijn basketbal commentatoren en staan aan de zijlijn impliceert dat ze kijken naar basketbal.
0.3811
0.1316
0.3165
0.1468
0.0588
0.1159
Reporters or commentators at a sporting event are standing and sitting behind a large sign.
Reporters of commentatoren op een sportevenement staan en zitten achter een groot bord.
Reporters or commentators at a sporting event await the press conference from the head coach.
Reporters of commentatoren op een sportevenement wachten op de persconferentie van de hoofdcoach.
1
Other activities besides a press conference could bring reporters or commentators to the large sign. They may await an event or the event may be over. The head coach may not be involved in a press conference or other activity here.
Andere activiteiten naast een persconferentie kunnen reporters of commentatoren naar het grote teken brengen. Ze kunnen wachten op een evenement of het evenement kan voorbij zijn. De hoofdcoach mag niet betrokken zijn bij een persconferentie of andere activiteit hier.
0.4495
0.1282
0.4864
0.135
0.0673
0.0732
Reporters or commentators at a sporting event are standing and sitting behind a large sign.
Reporters of commentatoren op een sportevenement staan en zitten achter een groot bord.
A group of people have gathered at a sporting event behind a large sign.
Een groep mensen heeft zich verzameld op een sportevenement achter een groot bord.
0
A group of people have gathered at a sporting event behind a large sign that group of people is reporters and commentators.
Een groep mensen heeft zich verzameld op een sportevenement achter een groot teken dat een groep mensen verslaggevers en commentatoren is.
0.4495
0.1282
0.6577
0.1273
0.2488
0.0954
Reporters or commentators at a sporting event are standing and sitting behind a large sign.
Reporters of commentatoren op een sportevenement staan en zitten achter een groot bord.
No one gathered at a sporting event near the large sign.
Niemand kwam bijeen op een sportevenement bij het grote bord.
2
in one, reporters are near the sign, in the other, no one is there.
In de ene, reporters zijn in de buurt van het bord, in de andere, is er niemand.
0.4534
0.1282
0.2678
0.1062
0.24
0.1152
Two women attempt to blow out the candles of a multicolored, multi-tiered cake while a third woman holds a candle up in the air.
Twee vrouwen proberen de kaarsen uit te blazen van een veelkleurige, veelkleurige taart terwijl een derde vrouw een kaars in de lucht houdt.
There is fire visible in the shot.
Er is vuur zichtbaar in het schot.
0
The visible fire is the candles on the multi-tiered, multicolored cake.
Het zichtbare vuur is de kaarsen op de veelkleurige, veelkleurige taart.
0.4251
0.0909
0.6021
0.1199
0.2858
0.093
Two women attempt to blow out the candles of a multicolored, multi-tiered cake while a third woman holds a candle up in the air.
Twee vrouwen proberen de kaarsen uit te blazen van een veelkleurige, veelkleurige taart terwijl een derde vrouw een kaars in de lucht houdt.
There is only one food item visible, and it is a burrito.
Er is maar één voedselstuk zichtbaar en het is een burrito.
2
The two sentences have nothing to do with each other. One has women, the other has no people
De twee zinnen hebben niets met elkaar te maken.
0.4231
0.0909
0.659
0.1149
0.7255
0.1417
Two women attempt to blow out the candles of a multicolored, multi-tiered cake while a third woman holds a candle up in the air.
Twee vrouwen proberen de kaarsen uit te blazen van een veelkleurige, veelkleurige taart terwijl een derde vrouw een kaars in de lucht houdt.
One of the women is having her 30th birthday.
Een van de vrouwen heeft haar 30e verjaardag.
1
The ages of the women are not provided. The event for the cake could be something other than a birthday.
De leeftijd van de vrouwen zijn niet voorzien. Het evenement voor de taart kan iets anders zijn dan een verjaardag.
0.4231
0.0909
0.7202
0.1185
0.3723
0.1014
A girl touches the fountain with her foot.
Een meisje raakt de fontein aan met haar voet.
A volcano erupts.
Er barst een vulkaan uit.
2
A girl touching her foot is not the same as a volcano erupting.
Een meisje dat haar voet aanraakt is niet hetzelfde als een vulkaan die uitbarst.
0.7083
0.1263
0.9307
0.1647
0.2656
0.1125
A girl touches the fountain with her foot.
Een meisje raakt de fontein aan met haar voet.
A girl and a fountain.
Een meisje en een fontein.
0
If the girl touches the fountain then she must be beside it.
Als het meisje de fontein aanraakt, moet ze ernaast zijn.
0.7085
0.1263
0.6345
0.1379
0.2254
0.1189
A girl touches the fountain with her foot.
Een meisje raakt de fontein aan met haar voet.
A girl and a drinking fountain.
Een meisje en een drinkfontein.
1
We have no idea if it is a drinking fountain, it could be any fountain.
We weten niet of het een drinkfontein is, het kan een fontein zijn.
0.7087
0.1264
0.3296
0.1359
0.6886
0.1321
A little girl dressed in pink and white is walking.
Een klein meisje gekleed in roze en wit loopt.
The girl is being blown away by the wind.
Het meisje wordt weggeblazen door de wind.
2
one girl is walking, the other is being blown away
Een meisje loopt, de andere wordt weggeblazen.
0.6809
0.1321
0.7043
0.1393
0.372
0.0976
A little girl dressed in pink and white is walking.
Een klein meisje gekleed in roze en wit loopt.
A girl is wearing pink and white.
Een meisje draagt roze en wit.
0
The girl wearing pink and white is walking
Het meisje dat roze en wit draagt loopt
0.6809
0.1321
0.969
0.1261
0.0808
0.119
A little girl dressed in pink and white is walking.
Een klein meisje gekleed in roze en wit loopt.
The girl has a handbasket.
Het meisje heeft een handmand.
1
The action of walking or pick and white clothing do not require a handbasket
De werking van wandelen of plukken en witte kleding hebben geen handmand nodig
0.6809
0.1321
0.2347
0.1147
0.0
0.0669
A young girl in all pink clothing walking.
Een jong meisje in roze kleding.
A child is wearing only one color.
Een kind draagt maar één kleur.
0
The young girl walking is wearing one color
Het jonge meisje loopt in één kleur
0.7484
0.121
0.6359
0.1367
0.1234
0.1138
A young girl in all pink clothing walking.
Een jong meisje in roze kleding.
The girl is wearing all blue clothing.
Het meisje draagt alle blauwe kleding.
2
blue and pink are not the same colors
blauw en roze zijn niet dezelfde kleuren
0.7484
0.121
0.8786
0.13
0.9675
0.146
A young girl in all pink clothing walking.
Een jong meisje in roze kleding.
The girl is walking to school.
Het meisje loopt naar school.
1
There are many places to walk besides school.
Er zijn veel plaatsen om te lopen naast school.
0.7484
0.121
0.9344
0.147
0.4489
0.1366
A young Asian girl wearing a pink outfit is walking past a bicycle.
Een jong Aziatisch meisje met een roze outfit loopt langs een fiets.
A young girl wears blue in the classroom.
Een jong meisje draagt blauw in de klas.
2
blue and pink are not the same colors
blauw en roze zijn niet dezelfde kleuren
0.2994
0.1173
0.5843
0.1146
0.9676
0.1458
A young Asian girl wearing a pink outfit is walking past a bicycle.
Een jong Aziatisch meisje met een roze outfit loopt langs een fiets.
A young girl wears pink with black shoes.
Een jong meisje draagt roze met zwarte schoenen.
1
The color of the shoes is not related to walking, the color of the outfit, nor the presence of a bicycle. She may not have shoes and be walking barefoot.
De kleur van de schoenen is niet gerelateerd aan lopen, de kleur van de outfit, of de aanwezigheid van een fiets. Ze mag geen schoenen hebben en op blote voeten lopen.
0.2989
0.1173
0.7714
0.1045
0.539
0.1066
A young Asian girl wearing a pink outfit is walking past a bicycle.
Een jong Aziatisch meisje met een roze outfit loopt langs een fiets.
A young girl wears a pink outfit.
Een jong meisje draagt een roze pak.
0
"Wears a pink outfit" is a rephrasing of "wearing a pink outfit.
"Wears a pink outfit" is een rephrasing van "kleding van een roze outfit.
0.2989
0.1173
0.7955
0.1469
0.0001
0.0903