premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A man poses in mid jump beside a left turn road sign and a recumbent bicycle in the snow, behind him there is a large body of water.
Een man poseert in het midden van de sprong naast een linkse bocht wegwijzer en een ligfiets in de sneeuw, achter hem is er een groot waterlichaam.
A man is posing beside a road sign in the snow
Een man poseert naast een wegwijzer in de sneeuw
0
In this picture, a person is posing outside in the snow by a road sign.
Op deze foto poseert een persoon buiten in de sneeuw door een wegwijzer.
0.0529
0.0804
0.6147
0.141
0.3643
0.1092
A man poses in mid jump beside a left turn road sign and a recumbent bicycle in the snow, behind him there is a large body of water.
Een man poseert in het midden van de sprong naast een linkse bocht wegwijzer en een ligfiets in de sneeuw, achter hem is er een groot waterlichaam.
A man is making faces while jumping in the air.
Een man trekt gezichten terwijl hij in de lucht sprong.
1
We have no idea if he is making faces, he might not be making a face at all.
We hebben geen idee of hij gezichten trekt, of helemaal geen gezicht trekt.
0.0521
0.0804
0.4753
0.0791
0.2333
0.0977
A man poses in mid jump beside a left turn road sign and a recumbent bicycle in the snow, behind him there is a large body of water.
Een man poseert in het midden van de sprong naast een linkse bocht wegwijzer en een ligfiets in de sneeuw, achter hem is er een groot waterlichaam.
A child is running down the road.
Er loopt een kind langs de weg.
2
A man is an adult not a child.
Een man is volwassen, geen kind.
0.0521
0.0804
0.4241
0.1307
0.6801
0.1268
The little girl is dressed in pink.
Het kleine meisje is gekleed in roze.
A little girl is dressed in the same color.
Een meisje is in dezelfde kleur gekleed.
0
If the second little girl is dressed in the same color, she is also dressed in pink.
Als het tweede meisje in dezelfde kleur gekleed is, is ze ook in roze gekleed.
0.9775
0.1506
0.934
0.1425
0.762
0.12
The little girl is dressed in pink.
Het kleine meisje is gekleed in roze.
A little girl is wearing a pink dress.
Een klein meisje draagt een roze jurk.
1
Not all pink clothing outfits are a dress.
Niet alle roze kleding outfits zijn een jurk.
0.9775
0.1506
0.9518
0.1456
0.4717
0.1121
The little girl is dressed in pink.
Het kleine meisje is gekleed in roze.
Nobody is there.
Er is niemand.
2
one sentence has no person, the other features a little girl
de ene zin heeft geen persoon, de andere heeft een klein meisje
0.9776
0.1506
0.4166
0.1165
0.1904
0.0975
A man jumping up in the snow next to a body of water.
Een man die opspringt in de sneeuw naast een waterlichaam.
It is snowing.
Het sneeuwt.
0
Jumping in the snow implies that it is snowing
Springen in de sneeuw betekent dat het sneeuwt
0.2913
0.1058
0.7591
0.1499
0.3449
0.1165
A man jumping up in the snow next to a body of water.
Een man die opspringt in de sneeuw naast een waterlichaam.
The man is exercising.
De man is aan het oefenen.
1
You can jump in snow and not be exercising.
Je kunt springen in de sneeuw en niet sporten.
0.2907
0.1059
0.573
0.1414
0.2981
0.1124
A man jumping up in the snow next to a body of water.
Een man die opspringt in de sneeuw naast een waterlichaam.
It is very hot.
Het is erg heet.
2
Snow and hot don't belong together. (although skiing with a bikini on sounds awesome)
Sneeuw en heet horen niet bij elkaar. (hoewel skiën met een bikini op klinkt geweldig)
0.2906
0.1059
0.9439
0.1492
0.2153
0.121
A young boy paddling in a body of water on a small floating vessel near the shoreline.
Een jonge jongen peddelen in een waterlichaam op een klein drijvend schip vlakbij de kustlijn.
A little boy is swimming by the Jersey Shore
Een jongetje zwemt bij de Jersey Shore.
1
The boy is near a shore, but it may not be one named Jersey.
De jongen is vlakbij een kust, maar het is misschien niet één genaamd Jersey.
0.4454
0.1106
0.7002
0.1335
0.558
0.1166
A young boy paddling in a body of water on a small floating vessel near the shoreline.
Een jonge jongen peddelen in een waterlichaam op een klein drijvend schip vlakbij de kustlijn.
A little boy is swimming in his backyard pool
Een kleine jongen zwemt in zijn achtertuin zwembad
2
one boy is floating on something, the other is swimming
Een jongen drijft ergens op, de andere zwemt.
0.4454
0.1106
0.3557
0.1326
0.2955
0.0973
A young boy paddling in a body of water on a small floating vessel near the shoreline.
Een jonge jongen peddelen in een waterlichaam op een klein drijvend schip vlakbij de kustlijn.
A little boy is outside in the water
Een kleine jongen is buiten in het water.
0
If a boy is in a body of water he is in the water.
Als een jongen in een waterlichaam zit, zit hij in het water.
0.4461
0.1106
0.8668
0.1312
0.6989
0.1229
A nurse treating a child with cleft palate.
Een verpleegster behandelt een kind met een gespleten gehemelte.
child got hurt on bike
kind gewond op de fiets
1
You do not know how the child was hurt of if he was riding a bike
Je weet niet hoe het kind gekwetst is als hij op een fiets zat.
0.32
0.1219
0.7555
0.1013
0.3377
0.0908
A nurse treating a child with cleft palate.
Een verpleegster behandelt een kind met een gespleten gehemelte.
nurse treats child
verpleegkundige behandelt kind
0
Treats child is another way of saying treating a child.
Behandelt kind is een andere manier van zeggen behandelen van een kind.
0.3195
0.122
0.3722
0.1235
0.0002
0.0787
A nurse treating a child with cleft palate.
Een verpleegster behandelt een kind met een gespleten gehemelte.
moose eats trees
Eland eet bomen
2
A nurse is a different subject than a moose
Een verpleegster is een ander onderwerp dan een eland
0.3203
0.1219
0.0001
0.1074
0.0039
0.1297
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
There is only one person present.
Er is maar één persoon aanwezig.
2
Either there is only one person or there are four kids.
Of er is maar één persoon of er zijn vier kinderen.
0.0
0.0241
0.9917
0.1546
0.9107
0.1296
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
Three kids prepare to go canoeing while their friend uses his kayak.
Drie kinderen bereiden zich voor op kanoën terwijl hun vriend zijn kajak gebruikt.
1
Three kids standing next to canoes on a lake are not necessarily going to go canoeing themselves, and the other boy near them is not necessarily their friend.
Drie kinderen die naast kano's op een meer staan gaan niet per se zelf kanoën, en de andere jongen in de buurt is niet per se hun vriend.
0.0
0.0241
0.6547
0.1191
0.141
0.1025
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
Some kids are taking a test at school.
Sommige kinderen doen een test op school.
2
Kids can't be at school and at the shore of the lake at the same time.
Kinderen kunnen niet tegelijkertijd op school en aan de oever van het meer zijn.
0.0
0.0241
0.8084
0.136
0.2562
0.1338
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
Three kids stand at the shore of a lake.
Drie kinderen staan aan de oever van een meer.
0
The group of kids are standing by the shore.
De groep kinderen staan bij de kust.
0.0
0.024
0.7937
0.1415
0.7745
0.1307
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
The kids are all at camp.
De kinderen zijn allemaal op kamp.
1
Being at a lake does not put them at a camp.
Bij een meer zijn zet ze niet in een kamp.
0.0
0.0241
0.8299
0.1444
0.0
0.0754
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
A ship sinks in the ocean.
Een schip zinkt in de oceaan.
2
The first refers to canoes and the second refers to a ship.
De eerste verwijst naar kano's en de tweede naar een schip.
0.0
0.0241
0.7885
0.1416
0.9536
0.1269
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
The kids are getting ready to go for a swim.
De kinderen gaan zwemmen.
1
Just because you are at a lake doesn't mean you are going to swim
Dat je bij een meer bent betekent niet dat je gaat zwemmen.
0.0
0.0241
0.2378
0.1232
0.2803
0.1421
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
The redheaded boy is ready to kayak on the lake.
De roodharige jongen is klaar om te kajakken op het meer.
1
The boy may not be ready to kayak, he could be already kayaking or returning from kayaking.
De jongen kan niet klaar zijn om te kajakken, hij kan al kajakken of terugkeren van kajakken.
0.0
0.0241
0.7075
0.1288
0.2699
0.0977
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
There are multiple people present.
Er zijn meerdere mensen aanwezig.
0
Since there are three kids and a redheaded boy on the scene, there are multiple people present.
Aangezien er drie kinderen en een roodharige jongen ter plaatse zijn, zijn er meerdere mensen aanwezig.
0.0
0.0241
0.9656
0.1352
0.7453
0.1232
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
A boy in a yellow kayak.
Een jongen in een gele kajak.
0
From specific to general, focusing on the reference to the boy in a yellow kayak.
Van specifiek naar algemeen, gericht op de verwijzing naar de jongen in een gele kajak.
0.0
0.0241
0.9377
0.1286
0.2345
0.0929
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
A church youth group prepares to go out on the lake in kayaks and canoes.
Een jeugdgroep van de kerk bereidt zich voor op het meer in kajaks en kano's.
1
No mention of Church or canoes. Kids may not be going out on the lake
Geen vermelding van Kerk of kano's.
0.0
0.024
0.2916
0.1111
0.1395
0.094
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
Three children stand near a clear lake and some canoes, while a fourth child sits in a kayak holding a paddle, dressed in red.
Drie kinderen staan in de buurt van een helder meer en enkele kano's, terwijl een vierde kind in een kajak zit met een peddel, gekleed in rood.
0
Kids are children. Four canoes are some canoes. The redheaded boy is present with three other children, making the redheaded boy the fourth child. "Holding a paddle" means the boy is "with a paddle." "Wearing a red life vest" means the boy is "dressed in red."
Kinderen zijn kinderen. Vier kano's zijn kano's. De roodharige jongen is aanwezig met drie andere kinderen, waardoor de roodharige jongen het vierde kind. "Een paddle vasthouden" betekent dat de jongen is "met een paddle." "Een rood levensvest dragen" betekent dat de jongen is "gekleed in rood."
0.0
0.024
0.2795
0.0966
0.0003
0.0396
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
The grass is green.
Het gras is groen.
0
If there is green grass, the grass is green.
Als er groen gras is, is het gras groen.
0.0
0.0241
0.9898
0.1445
0.8538
0.138
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
A lake is trying to pull the kids into it.
Een meer probeert de kinderen erbij te betrekken.
2
The kids can't be standing and being pulled at the same time.
De kinderen kunnen niet tegelijk staan en worden getrokken.
0.0
0.0241
0.0588
0.1133
0.2869
0.1033
There are four canoes in the background, beautiful green grass, with three kids standing at the shore of the lake, that is crystal and crisp looking, and there is a redheaded boy wearing a red shirt, red life vest, and is in a yellow kayak, with a double ended yellow paddle.
Er zijn vier kano's op de achtergrond, prachtig groen gras, met drie kinderen staan aan de oever van het meer, dat is kristal en knapperig kijken, en er is een roodharige jongen draagt een rood shirt, rood leven vest, en is in een gele kajak, met een dubbel eindigende gele peddel.
There is no water in the lake.
Er is geen water in het meer.
2
The lake can't like crystal and crisp while also having no water in it.
Het meer kan niet van kristal en knapperig houden terwijl er ook geen water in zit.
0.0
0.0241
0.9044
0.1644
0.2522
0.078
In the background, there are 3 people on the shore among several canoes, and the young man in the foreground is paddling through the water, while wearing a life jacket and smiling.
Op de achtergrond, zijn er 3 mensen op de kust tussen verschillende kano's, en de jongeman op de voorgrond is peddelen door het water, terwijl het dragen van een reddingsvest en glimlachen.
The people are on a family canoe trip.
De mensen zijn op een familie kanotocht.
1
We have no idea if it is a family canoe trip, they could be friends or anyone.
We hebben geen idee of het een familie kanoreis is, ze kunnen vrienden of iedereen zijn.
0.2291
0.0817
0.6122
0.1163
0.0001
0.1002
In the background, there are 3 people on the shore among several canoes, and the young man in the foreground is paddling through the water, while wearing a life jacket and smiling.
Op de achtergrond, zijn er 3 mensen op de kust tussen verschillende kano's, en de jongeman op de voorgrond is peddelen door het water, terwijl het dragen van een reddingsvest en glimlachen.
A young man is canoeing.
Een jongeman kanoën.
0
If a person is canoeing then they will use paddles to move through the water.
Als een persoon kanoën dan zullen ze peddels gebruiken om door het water te bewegen.
0.2293
0.0817
0.191
0.1091
0.3036
0.117
In the background, there are 3 people on the shore among several canoes, and the young man in the foreground is paddling through the water, while wearing a life jacket and smiling.
Op de achtergrond, zijn er 3 mensen op de kust tussen verschillende kano's, en de jongeman op de voorgrond is peddelen door het water, terwijl het dragen van een reddingsvest en glimlachen.
A group of people white water rafts down a raging river.
Een groep mensen, wit water, raft over een razende rivier.
2
A group of people is more than a young man.
Een groep mensen is meer dan een jonge man.
0.2293
0.0817
0.0145
0.0884
0.6724
0.1042
a child is paddleboarding outdoors
een kind peddelt buiten
A child goes paddleboarding for the first time.
Een kind gaat voor het eerst peddelen.
1
It may not be the child's first time paddleboarding.
Het is misschien niet de eerste keer dat het kind peddelt.
0.0001
0.119
0.2861
0.1078
0.2647
0.1209
a child is paddleboarding outdoors
een kind peddelt buiten
An old man falls off a paddleboard.
Een oude man valt van een peddelbord.
2
The first sentence refers to a child and the second an old man.
De eerste zin verwijst naar een kind en de tweede naar een oude man.
0.0001
0.119
0.244
0.0999
0.8469
0.1343
a child is paddleboarding outdoors
een kind peddelt buiten
A small human in the water.
Een kleine mens in het water.
0
A child is a small human, while "in the water" implies outdoors.
Een kind is een klein mens, terwijl "in het water" betekent buiten.
0.0001
0.119
0.7672
0.1291
0.3543
0.1167
A smiling young girl sitting at a table has an upturned bowl on her head.
Een lachend jong meisje dat aan een tafel zit heeft een omgeslagen kom op haar hoofd.
A child has a bowl on her head.
Een kind heeft een kom op haar hoofd.
0
When a child is wearing a bowl upside down then it must be on their head.
Als een kind ondersteboven een kom draagt dan moet het op hun hoofd zitten.
0.0
0.1015
0.3846
0.13
0.1312
0.111
A smiling young girl sitting at a table has an upturned bowl on her head.
Een lachend jong meisje dat aan een tafel zit heeft een omgeslagen kom op haar hoofd.
A young girl has a bowl on her head filled with spaghetti.
Een jong meisje heeft een kom vol spaghetti op haar hoofd.
1
We have no idea if the bowl is filled with spaghetti, it could be empty or have anything in it.
We hebben geen idee of de kom gevuld is met spaghetti, het kan leeg zijn of er iets in hebben.
0.0
0.1015
0.8664
0.1214
0.2715
0.1009
A smiling young girl sitting at a table has an upturned bowl on her head.
Een lachend jong meisje dat aan een tafel zit heeft een omgeslagen kom op haar hoofd.
A girl has a plate on her head.
Een meisje heeft een bord op haar hoofd.
2
A bowl and a plate are two entirely different pieces of dinnerware.
Een kom en een bord zijn twee geheel verschillende stukken servies.
0.0
0.1015
0.9661
0.1361
0.4924
0.1244
Three men sit together while one looks at a book.
Drie mannen zitten samen terwijl men naar een boek kijkt.
Three men are reading the bible.
Drie mannen lezen de bijbel.
1
The could have been looking at the Harry Potter books instead of reading the bible.
Ze hadden naar de Harry Potter boeken kunnen kijken in plaats van de bijbel te lezen.
0.6973
0.1221
0.8979
0.15
0.5948
0.127
Three men sit together while one looks at a book.
Drie mannen zitten samen terwijl men naar een boek kijkt.
People are staring at text.
Mensen staren naar sms.
0
The text the people are staring at are the men looking at the book.
De tekst waar de mensen naar staren zijn de mannen die naar het boek kijken.
0.6971
0.1221
0.0001
0.1185
0.0026
0.0957
Three men sit together while one looks at a book.
Drie mannen zitten samen terwijl men naar een boek kijkt.
Women are reading a book.
Vrouwen lezen een boek.
2
Three men are not women.
Drie mannen zijn geen vrouwen.
0.6971
0.1221
0.9408
0.1222
0.9498
0.1066
A nurse monitors a young child who appears to be post-op.
Een verpleegster houdt een jong kind in de gaten dat na de operatie lijkt te zijn.
A nurse monitors a patient.
Een verpleegkundige houdt een patiënt in de gaten.
0
A young child who is post-op is a medical patient.
Een jong kind na de operatie is een medische patiënt.
0.2938
0.1023
0.267
0.1301
0.7173
0.1175
A nurse monitors a young child who appears to be post-op.
Een verpleegster houdt een jong kind in de gaten dat na de operatie lijkt te zijn.
A nurse is administering an injection.
Een verpleegkundige geeft een injectie.
2
The nurse can't monitors and administering at the same time.
De verpleegster kan niet tegelijkertijd monitoren en toedienen.
0.2938
0.1023
0.3208
0.1386
0.2622
0.1177
A nurse monitors a young child who appears to be post-op.
Een verpleegster houdt een jong kind in de gaten dat na de operatie lijkt te zijn.
A woman watching over a person.
Een vrouw die over een persoon waakt.
0
A nurse is a woman. Monitors a young child mean she was watching over a person.
Een verpleegster is een vrouw, een jong kind monitoren betekent dat ze over een persoon waakte.
0.2942
0.1023
0.3202
0.1183
0.141
0.1157
The little girl in the blue sweater is reading her book.
Het kleine meisje in de blauwe trui leest haar boek.
A little girl is playing a board game with her brother.
Een klein meisje speelt een bordspel met haar broer.
2
In the first, its says she is reading a book. in the second, it says she is playing a board game, therefore they contradict each other because she cant be doing both at once
In de eerste staat dat ze een boek leest. In de tweede staat dat ze een bordspel speelt, daarom spreken ze elkaar tegen omdat ze niet beide tegelijk kan doen.
0.8946
0.1295
0.9056
0.1266
0.2924
0.1018
The little girl in the blue sweater is reading her book.
Het kleine meisje in de blauwe trui leest haar boek.
A small child is reading her book to her stuffed animals.
Een klein kind leest haar boek voor aan haar knuffeldieren.
1
reading her book doesn't mean to her stuffed animals.
Haar boek lezen betekent niet voor haar knuffeldieren.
0.8946
0.1295
0.6403
0.1215
0.0
0.0586
The little girl in the blue sweater is reading her book.
Het kleine meisje in de blauwe trui leest haar boek.
A small child is holding a book.
Een klein kind houdt een boek vast.
0
A little girl is a small child. One is holding a book when reading.
Een klein meisje is een klein kind, eentje heeft een boek bij het lezen.
0.8945
0.1295
0.4858
0.1221
0.2616
0.113
The nurse smiles as she gently rubs the tummy of the sleeping child.
De verpleegster glimlacht als ze zachtjes wrijft over de buik van het slapende kind.
The sleeping child is standing.
Het slapende kind staat.
2
The child can't be sleeping and standing at the same time.
Het kind kan niet tegelijk slapen en staan.
0.6952
0.1231
0.5031
0.1144
0.6458
0.1309
The nurse smiles as she gently rubs the tummy of the sleeping child.
De verpleegster glimlacht als ze zachtjes wrijft over de buik van het slapende kind.
The sleeping child is in the hospital.
Het slapende kind ligt in het ziekenhuis.
0
A nurse with a sleeping child is usually in the hospital.
Een verpleegster met een slapend kind ligt meestal in het ziekenhuis.
0.6952
0.1231
0.8901
0.1375
0.8399
0.1259
The nurse smiles as she gently rubs the tummy of the sleeping child.
De verpleegster glimlacht als ze zachtjes wrijft over de buik van het slapende kind.
The sleeping child lies on a hospital bed.
Het slapende kind ligt op een ziekenhuisbed.
1
Just because there is a nurse does not mean they are in a hospital.
Alleen omdat er een verpleegster is betekent niet dat ze in een ziekenhuis zijn.
0.6954
0.1232
0.9001
0.1382
0.7286
0.1404
A little girl with a backpack sitting down looking at a book.
Een klein meisje met een rugzak die naar een boek zit te kijken.
the girl reads a book about dogs
het meisje leest een boek over honden
1
Do not know the book is about dogs.
Ik weet niet of het boek over honden gaat.
0.008
0.1177
0.895
0.1413
0.9379
0.131
A little girl with a backpack sitting down looking at a book.
Een klein meisje met een rugzak die naar een boek zit te kijken.
the girl reads a book
het meisje leest een boek
0
A girl reading a book is looking at a book.
Een meisje dat een boek leest kijkt naar een boek.
0.0075
0.1177
0.9487
0.148
0.1621
0.1057
A little girl with a backpack sitting down looking at a book.
Een klein meisje met een rugzak die naar een boek zit te kijken.
the dog eats rats
de hond eet ratten
2
The first sentence refers to a little girl and the second a dog.
De eerste zin verwijst naar een klein meisje en de tweede een hond.
0.0084
0.1177
0.8626
0.1037
0.8408
0.1336
A baseball player holds his bat, while the catcher and umpire squat behind him and a crowd watches.
Een honkballer houdt zijn knuppel vast, terwijl de catcher en scheidsrechter achter hem kraakt en een menigte kijkt.
The crowd watches a baseball game
Het publiek kijkt naar een honkbalwedstrijd
0
A baseball player holding his bat while a crowd watches is a baseball game.
Een honkballer die zijn knuppel vasthoudt terwijl een menigte kijkt is een honkbalwedstrijd.
0.1997
0.0818
0.6947
0.1551
0.2598
0.0875
A baseball player holds his bat, while the catcher and umpire squat behind him and a crowd watches.
Een honkballer houdt zijn knuppel vast, terwijl de catcher en scheidsrechter achter hem kraakt en een menigte kijkt.
The crowd is watching a track meet.
De menigte kijkt naar een ontmoeting.
2
The crowed can't be watching a track meet at a baseball game.
De kraai kan niet naar een honkbalwedstrijd kijken.
0.1997
0.0818
0.0
0.1091
0.0494
0.1081
A baseball player holds his bat, while the catcher and umpire squat behind him and a crowd watches.
Een honkballer houdt zijn knuppel vast, terwijl de catcher en scheidsrechter achter hem kraakt en een menigte kijkt.
The Pirates are playing the Mets.
The Pirates spelen de Mets.
1
Do not know if the team names are Pirates and Mets.
Ik weet niet of de namen Piraten en Mets zijn.
0.1997
0.0818
0.3267
0.0932
0.5174
0.0946
There is a baseball player standing at home plate, the catcher behind him has his hand up in the air with his glove, and the umpire is standing behind him, and many people in the stands.
Er staat een honkbalspeler op de thuisplaat, de catcher achter hem heeft zijn hand in de lucht met zijn handschoen, en de scheidsrechter staat achter hem, en veel mensen in de tribunes.
The final game of the championship is being played while many fans are in the stands.
De laatste wedstrijd van het kampioenschap wordt gespeeld terwijl veel fans in de tribunes.
1
Could be any game anytime, may not be the final game of the championship.
Kan elk spel zijn elk moment, misschien niet de laatste wedstrijd van het kampioenschap.
0.1219
0.079
0.4077
0.1278
0.0
0.0899
There is a baseball player standing at home plate, the catcher behind him has his hand up in the air with his glove, and the umpire is standing behind him, and many people in the stands.
Er staat een honkbalspeler op de thuisplaat, de catcher achter hem heeft zijn hand in de lucht met zijn handschoen, en de scheidsrechter staat achter hem, en veel mensen in de tribunes.
Fans fill the seats as they watch their favorite soccer teams battle it out on the pitch.
Fans vullen de stoelen als ze hun favoriete voetbalteams zien vechten op het veld.
2
The soccer teams can't be playing baseball.
De voetbalteams kunnen niet honkbal spelen.
0.122
0.079
0.4712
0.1165
0.6419
0.1352
There is a baseball player standing at home plate, the catcher behind him has his hand up in the air with his glove, and the umpire is standing behind him, and many people in the stands.
Er staat een honkbalspeler op de thuisplaat, de catcher achter hem heeft zijn hand in de lucht met zijn handschoen, en de scheidsrechter staat achter hem, en veel mensen in de tribunes.
A baseball game is being played.
Er wordt een honkbalwedstrijd gespeeld.
0
If there is baseball player standing at home plate, with the catcher and umpire behind him, then a baseball game is being played.
Als er honkballer op de thuisplaat staat, met de catcher en scheidsrechter achter hem, dan wordt er een honkbalwedstrijd gespeeld.
0.1216
0.079
0.7749
0.1453
0.211
0.1025
A baseball player getting ready to bat.
Een honkbalspeler die klaar is om te slaan.
The baseball player is batting with a blue bat.
De honkballer slaat met een blauwe vleermuis.
1
Getting ready to bat does not imply that one is batting. Not all bats are blue.
Niet alle vleermuizen zijn blauw.
0.0002
0.0999
0.0
0.0899
0.0004
0.1124
A baseball player getting ready to bat.
Een honkbalspeler die klaar is om te slaan.
The player is ready to hit.
De speler is klaar om te slaan.
0
A baseball player getting ready to bat is ready to hit something.
Een honkballer die klaar is om te slaan is klaar om iets te raken.
0.0002
0.0999
0.3006
0.1075
0.0
0.0867
A baseball player getting ready to bat.
Een honkbalspeler die klaar is om te slaan.
The basketball player is going to throw the ball.
De basketbalspeler gaat de bal gooien.
2
A baseball player cant be getting ready to bat and throw the ball.
Een honkballer kan zich niet klaarmaken om de bal te gooien.
0.0002
0.0999
0.4212
0.1178
0.3125
0.1029
A man in a red and white uniform holding a bat.
Een man in een rood-wit uniform met een knuppel.
One man with a bat wearing red and white.
Een man met een vleermuis in rood en wit.
0
A person in red and white clothing has a bat in his hands.
Een persoon in rode en witte kleding heeft een knuppel in zijn handen.
0.2607
0.1053
0.1945
0.0868
0.8405
0.1279
A man in a red and white uniform holding a bat.
Een man in een rood-wit uniform met een knuppel.
Someone wearing green and yellow holds a crickett bat.
Iemand die groen en geel draagt heeft een crickett bat.
2
Red and white and two entirely different colours to green and yellow.
Rood en wit en twee totaal verschillende kleuren tot groen en geel
0.2606
0.1053
0.0
0.0758
0.5855
0.1004
A man in a red and white uniform holding a bat.
Een man in een rood-wit uniform met een knuppel.
A man is up next to bat.
Er is een man naast de vleermuis.
1
We have no idea if he is next to bat, he could be doing a number of things holding a bat.
We hebben geen idee of hij naast de vleermuis zit, hij kan een aantal dingen doen met een vleermuis.
0.2609
0.1053
0.0001
0.1011
0.0001
0.1024
A baseball player is holding a bat.
Een honkballer houdt een knuppel vast.
The person has a piece of athletic equipment.
De persoon heeft een stuk atletische apparatuur
0
A bat is a piece of athletic equipment.
Een vleermuis is een stuk sportuitrusting.
0.5286
0.1258
0.5967
0.1081
0.36
0.107
A baseball player is holding a bat.
Een honkballer houdt een knuppel vast.
The man will hit a ball.
De man slaat een bal.
1
A baseball player is not necessarily a man. Holding a bat does not imply one will hit anything and holding a bat does not necessarily imply that there is a ball to hit.
Een honkballer is niet per se een man. Het vasthouden van een vleermuis betekent niet dat men iets zal raken en het vasthouden van een vleermuis betekent niet noodzakelijkerwijs dat er een bal te raken.
0.5286
0.1258
0.3431
0.1063
0.0002
0.0778
A baseball player is holding a bat.
Een honkballer houdt een knuppel vast.
An athlete is playing piano.
Een atleet speelt piano.
2
A baseball player cannot hold a bat and play the piano at the same time.
Een honkballer kan geen knuppel vasthouden en tegelijkertijd piano spelen.
0.5286
0.1258
0.8781
0.1295
0.5861
0.1236
A lone boat sitting in the water.
Een eenzame boot in het water.
A boat sits alone at the docks edge.
Een boot zit alleen aan de havenrand.
0
A lone boat is alone.
Een eenzame boot is alleen.
0.7127
0.1313
0.2421
0.1204
0.1991
0.1109
A lone boat sitting in the water.
Een eenzame boot in het water.
The boat was surrounded by other large steam ships.
De boot werd omringd door andere grote stoomschepen.
2
A boat cannot be alone and sitting AND be surrounded by large steam ships.
Een boot kan niet alleen zijn en zitten EN worden omgeven door grote stoomschepen.
0.7127
0.1313
0.8338
0.1358
0.0
0.0962
A lone boat sitting in the water.
Een eenzame boot in het water.
A boat is floating.
Een boot drijft.
1
A boat in water would not necessarily be floating.
Een boot in het water zou niet per se drijven.
0.7127
0.1313
0.1043
0.1054
0.1988
0.1101
A girl in a pink tank top and green pants is running through a field of tall flowers.
Een meisje in een roze tank top en groene broek loopt door een veld van hoge bloemen.
A girl in a tank top and pants is running.
Een meisje in een tank topje en een broek loopt.
0
There is a girl running in tank top and pants in each scene.
Er loopt een meisje in een tanktop en een broek in elke scène.
0.6793
0.1237
0.4415
0.1142
0.5379
0.1229
A girl in a pink tank top and green pants is running through a field of tall flowers.
Een meisje in een roze tank top en groene broek loopt door een veld van hoge bloemen.
A girl in a pink tank top and green pants is running through a field of tall yellow flowers.
Een meisje in een roze tank top en groene broek loopt door een veld van hoge gele bloemen.
1
Not all flowers are yellow.
Niet alle bloemen zijn geel.
0.6793
0.1237
0.6798
0.1237
0.8741
0.1485
A girl in a pink tank top and green pants is running through a field of tall flowers.
Een meisje in een roze tank top en groene broek loopt door een veld van hoge bloemen.
A girl in a blue dress is sitting under a tall tree.
Een meisje in een blauwe jurk zit onder een hoge boom.
2
A girl cannot be wearing a pink tank top and green pants at the same time as wearing a blue dress.
Een meisje kan niet tegelijk met een blauwe jurk een roze tank topje en groene broek dragen.
0.6793
0.1237
0.7192
0.1425
0.7201
0.1229
Four ice skaters racing around a corner.
Vier schaatsers die om de hoek racen.
The people are sitting on a couch.
De mensen zitten op een bank.
2
People cannot be racing and sitting simultaneously.
Mensen kunnen niet tegelijk racen en zitten.
0.0001
0.096
0.8768
0.1326
0.1681
0.1246
Four ice skaters racing around a corner.
Vier schaatsers die om de hoek racen.
The people are all on the same team.
De mensen zitten in hetzelfde team.
1
They may belong to same or different team
Ze kunnen deel uitmaken van hetzelfde of ander team
0.0001
0.096
0.919
0.1374
0.795
0.1468
Four ice skaters racing around a corner.
Vier schaatsers die om de hoek racen.
The people are racing.
De mensen racen.
0
Four ice skaters refers to people
Vier ijsschaatsen verwijst naar mensen
0.0001
0.096
0.0765
0.1261
0.0019
0.0745
Two men talk at a crowded beach on a nice day.
Twee mannen praten op een druk strand op een mooie dag.
Two men talk at the beach.
Twee mannen praten op het strand.
0
A crowded beach is still a beach.
Een druk strand is nog steeds een strand.
0.72
0.1358
0.9042
0.1436
0.6313
0.1347
Two men talk at a crowded beach on a nice day.
Twee mannen praten op een druk strand op een mooie dag.
Two men talk in the rain.
Twee mannen praten in de regen.
2
Sentence one states that the two men are at a crowded beach on a nice day and the second sentence states that two men are talking in the rain. The weather is contradictory.
Zin één stelt dat de twee mannen op een druk strand zijn op een mooie dag en in de tweede zin staat dat twee mannen in de regen praten.
0.7198
0.1356
0.6942
0.1446
0.2734
0.1267
Two men talk at a crowded beach on a nice day.
Twee mannen praten op een druk strand op een mooie dag.
Two men talk about their wives at the beach.
Twee mannen praten over hun vrouwen op het strand.
1
Men talking wouldn't necessarily be talking about their wives.
Mannen praten niet per se over hun vrouwen.
0.7195
0.1357
0.7624
0.1252
0.4413
0.1321
Four skaters are competing in a high speed skating competition, and turning on the track.
Vier schaatsers concurreren in een hoge snelheid schaatswedstrijd, en draaien op de baan.
Four people are skating.
Vier mensen schaatsen.
0
Competing in a skating competition requires skating people, which is what 'skaters' generally means.
Concurreren in een schaatswedstrijd vereist schaatsers, wat in het algemeen'schaatsers' betekent.
0.1662
0.0887
0.4271
0.1209
0.1276
0.1027
Four skaters are competing in a high speed skating competition, and turning on the track.
Vier schaatsers concurreren in een hoge snelheid schaatswedstrijd, en draaien op de baan.
Four people are at the bar.
Vier mensen zijn aan de bar.
2
A high speed skating competition would not take place in a bar.
Een hoge snelheid schaatsen competitie zou niet plaatsvinden in een bar.
0.1669
0.0887
0.8472
0.128
0.0
0.1089
Four skaters are competing in a high speed skating competition, and turning on the track.
Vier schaatsers concurreren in een hoge snelheid schaatswedstrijd, en draaien op de baan.
Four people are racing.
Vier mensen racen.
1
A high speed skating competition does not necessarily involve racing. [Not sure how this is "common-sense knowledge", however.]
Een hoge snelheid schaatsen wedstrijd hoeft niet noodzakelijk gepaard te gaan met racen. [Niet zeker hoe dit is "common-sense kennis," echter.]
0.1669
0.0887
0.0003
0.0993
0.004
0.0799
Four athletes from two different teams are competing in their sport on the ice rink.
Vier atleten uit twee verschillende teams doen mee aan hun sport op de ijsbaan.
People are playing a game on the ice.
Mensen spelen een spelletje op het ijs.
0
Athletes playing on an ice rink imply that they are playing a game on ice.
Atleten spelen op een ijsbaan impliceert dat ze spelen een spel op ijs.
0.7884
0.1381
0.7434
0.1288
0.1838
0.1255
Four athletes from two different teams are competing in their sport on the ice rink.
Vier atleten uit twee verschillende teams doen mee aan hun sport op de ijsbaan.
The couple is taking a picture.
Het stel neemt een foto.
2
these two sentence do not have anything to do with one another. One is about a couple and the other is about two sports teams competing.
Deze twee zinsdelen hebben niets met elkaar te maken. De ene gaat over een paar en de andere gaat over twee sportteams die meedingen.
0.788
0.1381
0.4689
0.1227
0.6618
0.1245
Four athletes from two different teams are competing in their sport on the ice rink.
Vier atleten uit twee verschillende teams doen mee aan hun sport op de ijsbaan.
People are playing a game wearing colorful skates.
Mensen spelen een spel met kleurrijke schaatsen.
1
Playing a sport in an ice rink does not imply people would be wearing colorful skates.
Sporten in een ijsbaan betekent niet dat mensen kleurrijke schaatsen dragen.
0.7885
0.1381
0.3322
0.1046
0.5617
0.1319
Four people turn a corner in a speed skating event.
Vier mensen draaien een hoek in een snelheid schaatsen evenement.
The people are skating.
De mensen schaatsen.
0
Speed skating is a form of skating.
Schaatsen is een vorm van schaatsen.
0.0
0.0804
0.2432
0.1297
0.0001
0.0867
Four people turn a corner in a speed skating event.
Vier mensen draaien een hoek in een snelheid schaatsen evenement.
The skaters compete in an olympic qualifying event.
De skaters doen mee aan een olympisch kwalificatieevenement.
1
People turning a corner while skating in an even does imply that they are there to compete. Not all skating events are olympic qualifying events.
Mensen draaien een hoek terwijl schaatsen in een even betekent dat ze er zijn om te concurreren. Niet alle schaatsen evenementen zijn Olympische kwalificatie evenementen.
0.0
0.0804
0.6828
0.1466
0.0
0.066
Four people turn a corner in a speed skating event.
Vier mensen draaien een hoek in een snelheid schaatsen evenement.
The boy and girl are swimming across the lake.
De jongen en het meisje zwemmen over het meer.
2
They are doing two different activities. One is swimming and the others are speed skating.
Ze doen twee verschillende activiteiten. Eén is zwemmen en de andere zijn aan het schaatsen.
0.0
0.0803
0.8623
0.1219
0.717
0.1395
Four women participating in an ice-skating race.
Vier vrouwen nemen deel aan een schaatsrace.
Some humans participating.
Sommige mensen doen mee.
0
"Humans" participating is a less specific version of women participating.
"Mensen" deelnemen is een minder specifieke versie van vrouwen die deelnemen.
0.4518
0.1298
0.0921
0.1269
0.0003
0.0946
Four women participating in an ice-skating race.
Vier vrouwen nemen deel aan een schaatsrace.
Huge humans participating.
Enorme mensen doen mee.
2
The first sentence talks about four women in an ice skating race and the second just states that huge humans are participating but it doesn't state what the huge humans are participating in.
In de eerste zin wordt gesproken over vier vrouwen in een schaatsrace en in de tweede staat gewoon dat enorme mensen deelnemen, maar het zegt niet waar de enorme mensen aan deelnemen.
0.4511
0.1298
0.0067
0.1169
0.29
0.1009
Four women participating in an ice-skating race.
Vier vrouwen nemen deel aan een schaatsrace.
No humans participating
Geen mensen die meedoen
1
Women participating in a race does not imply that no humans are participating, as women are humans.
Vrouwen die deelnemen aan een ras betekent niet dat geen mensen deelnemen, omdat vrouwen mensen zijn.
0.4511
0.1298
0.0474
0.1199
0.0848
0.1117
A team of soccer players in white strips are running around cones on a sports field.
Een team van voetballers in witte strips lopen rond kegels op een sportveld.
The soccer players are standing around drinking water.
De voetballers staan rond het drinkwater.
2
Players cannot be running around cones and standing around drinking water.
Spelers kunnen niet rondrennen in kegels en staan rond het drinkwater.
0.2566
0.102
0.0001
0.1239
0.0001
0.0901
A team of soccer players in white strips are running around cones on a sports field.
Een team van voetballers in witte strips lopen rond kegels op een sportveld.
Soccer players are running on the grass.
Voetballers lopen op het gras.
0
team of soccer players refers to soccer players running around cones on a sports field means running on the grass.
team van voetballers verwijst naar voetballers die rond kegels op een sportveld betekent rennen op het gras.
0.2566
0.1021
0.6094
0.1483
0.0
0.0557
A team of soccer players in white strips are running around cones on a sports field.
Een team van voetballers in witte strips lopen rond kegels op een sportveld.
A soccer team practices after school.
Een voetbalteam oefent na school.
1
It is not sure they practices after school
Het is niet zeker of ze oefenen na school
0.2566
0.1021
0.6954
0.1396
0.1379
0.1331
Runners in a marathon going uphill.
Lopers in een marathon die bergop gaat.
Runners must go uphill in the marathon to reach the checkpoint.
Lopers moeten bergop in de marathon om het controlepunt te bereiken.
1
Running up a hill during a marathon does not imply that one must go uphill for any special purpose. Marathons do not necessarily have checkpoints.
Een heuvel oprennen tijdens een marathon betekent niet dat men bergop moet gaan voor een speciaal doel. Marathons hebben niet noodzakelijk controleposten.
0.1024
0.1003
0.3036
0.104
0.2834
0.0962
Runners in a marathon going uphill.
Lopers in een marathon die bergop gaat.
Runners run in the marathon.
Lopers rennen in de marathon.
0
Runners are people that run.
Lopers zijn mensen die rennen.
0.1024
0.1003
0.0308
0.1073
0.5843
0.1209
Runners in a marathon going uphill.
Lopers in een marathon die bergop gaat.
The runners will not go uphill.
De lopers gaan niet bergop.
2
The first sentence states the runners will go up a hill and the second states that they will not go uphill.
De eerste zin zegt dat de renners een heuvel op zullen gaan en de tweede staat dat ze niet bergop zullen gaan.
0.1024
0.1003
0.0001
0.0998
0.1295
0.1123
An older man in jeans and a sweater is lifting down a box from the top of a pile.
Een oudere man in jeans en een sweater tilt een doos naar beneden vanaf de top van een stapel.
The man is eating dinner.
Hij is aan het eten.
2
The man cannot be lifting a box and eating dinner at the same time.
De man kan niet tegelijkertijd een doos optillen en eten.
0.2987
0.1031
0.0002
0.1236
0.061
0.1065