premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A woman in a dress playing her acoustic guitar.
Een vrouw in een jurk die haar akoestische gitaar speelt.
A woman is playing a country song on her guitar.
Een vrouw speelt een countrylied op haar gitaar.
1
Not every acoustic song is a country song.
Niet elk akoestisch nummer is een countrynummer.
0.6505
0.116
0.9065
0.1291
0.3421
0.1057
A woman in a dress playing her acoustic guitar.
Een vrouw in een jurk die haar akoestische gitaar speelt.
A woman is playing a ukelele.
Een vrouw speelt een ukelele.
2
A ukelele is not an acoustic guitar.
Een ukelele is geen akoestische gitaar.
0.6505
0.1159
0.9416
0.1384
0.9333
0.1381
a woman in a dress playing a brown guitar.
Een vrouw in een jurk die een bruine gitaar speelt.
Guitar player
Gitaarspeler
0
Not all the guitar player are woman
Niet alle gitaristen zijn vrouw
0.5438
0.1189
0.2611
0.1095
0.3293
0.0929
a woman in a dress playing a brown guitar.
Een vrouw in een jurk die een bruine gitaar speelt.
woman walking
vrouw lopen
2
Walking and playing the guitar is not possible.
Wandelen en gitaarspelen is niet mogelijk.
0.5438
0.1189
0.0
0.0838
0.7587
0.1276
a woman in a dress playing a brown guitar.
Een vrouw in een jurk die een bruine gitaar speelt.
girls playing guitar
meisjes spelen gitaar
1
One woman does not imply that multiple girls are playing guitar.
Een vrouw impliceert niet dat meerdere meisjes gitaar spelen.
0.544
0.1189
0.8913
0.1136
0.5317
0.1233
A woman is playing guitar on stage.
Een vrouw speelt gitaar op het toneel.
A woman is playing good music
Een vrouw speelt goede muziek
1
Just because someone is playing guitar on stage, it isn't necessarily good music.
Gewoon omdat iemand gitaar speelt op het podium, is het niet per se goede muziek.
0.8488
0.1281
0.8157
0.1234
0.7333
0.1373
A woman is playing guitar on stage.
Een vrouw speelt gitaar op het toneel.
A girl is playing the drums on the floor
Een meisje speelt de drums op de vloer
2
The person cannot be a woman and a girl simultaneously.
De persoon kan geen vrouw en meisje tegelijk zijn.
0.8488
0.1281
0.7779
0.1361
0.3519
0.1329
A woman is playing guitar on stage.
Een vrouw speelt gitaar op het toneel.
A woman is making sounds
Een vrouw maakt geluiden
0
Playing guitar makes sounds.
Gitaar spelen maakt geluiden.
0.8481
0.1281
0.3351
0.1206
0.0
0.1084
A few Asian men and one Asian woman sitting at a couple of tables.
Een paar Aziatische mannen en een Aziatische vrouw zitten aan een paar tafels.
Some Asians are sitting down.
Er zitten Aziaten.
0
If there are asian men and an asian woman then there are Asians.
Als er Aziatische mannen en een Aziatische vrouw zijn dan zijn er Aziaten.
0.8528
0.1211
0.3204
0.114
0.9087
0.1343
A few Asian men and one Asian woman sitting at a couple of tables.
Een paar Aziatische mannen en een Aziatische vrouw zitten aan een paar tafels.
Some Africans are watching a movie.
Sommige Afrikanen kijken naar een film.
2
The subject cannot be Asian and Africans at the same time.
Het onderwerp kan niet tegelijk Aziatisch en Afrikaans zijn.
0.8528
0.1211
0.8906
0.1279
0.7097
0.1397
A few Asian men and one Asian woman sitting at a couple of tables.
Een paar Aziatische mannen en een Aziatische vrouw zitten aan een paar tafels.
Some Asians are sitting down for lunch.
Sommige Aziaten zitten te lunchen.
1
An arrangement of male and female Asians sitting at tables could mean a variety of things, not only lunch.
Een arrangement van mannelijke en vrouwelijke Aziaten aan tafel kan een verscheidenheid van dingen betekenen, niet alleen lunch.
0.8518
0.1211
0.713
0.131
0.4582
0.1059
A group of people living on the street.
Een groep mensen die op straat wonen.
A group of homeless people scavenge for food.
Een groep daklozen zoekt voedsel.
2
Homeless people don't live anywhere.
Dakloze mensen wonen nergens.
0.818
0.1398
0.496
0.1319
0.8953
0.1336
A group of people living on the street.
Een groep mensen die op straat wonen.
A large family living on the street.
Een groot gezin woont op straat.
1
The people are not necessarily a large family.
De mensen zijn niet per se een grote familie.
0.8181
0.1397
0.8057
0.1261
0.649
0.1229
A group of people living on the street.
Een groep mensen die op straat wonen.
A group of homeless people.
Een groep daklozen.
0
Not all the people that are living on the street are homeless
Niet alle mensen die op straat leven zijn dakloos
0.8181
0.1397
0.7874
0.1209
0.7777
0.1431
One man sitting at a bus stop.
Een man die bij een bushalte zit.
Nobody is sitting.
Er zit niemand.
2
A man can't be sitting if nobody is sitting.
Een man kan niet zitten als er niemand zit.
0.3333
0.1252
0.0001
0.1067
0.4936
0.1291
One man sitting at a bus stop.
Een man die bij een bushalte zit.
A tall person sitting.
Een lang persoon die zit.
1
The man is not necessarily tall.
De man is niet per se lang.
0.334
0.1251
0.0
0.0754
0.129
0.1009
One man sitting at a bus stop.
Een man die bij een bushalte zit.
A person sitting
Een persoon die zit
0
The man who is sitting is located at a bus stop.
De man die zit ligt bij een bushalte.
0.334
0.1251
0.0
0.0944
0.3906
0.1154
A man in a blue shirt sitting at a red table with three dolls on top.
Een man in een blauw shirt aan een rode tafel met drie poppen erop.
A guy is selling dolls at a table.
Een man verkoopt poppen aan een tafel.
1
The man is not necessarily selling the dolls.
De man verkoopt niet noodzakelijk de poppen.
0.5797
0.1108
0.6898
0.1154
0.2433
0.1195
A man in a blue shirt sitting at a red table with three dolls on top.
Een man in een blauw shirt aan een rode tafel met drie poppen erop.
A guy has some dolls at a table.
Een man heeft wat poppen aan tafel.
0
The man in a blue shirt is the same person with the dolls on top of the table.
De man in een blauw shirt is dezelfde persoon met de poppen op de tafel.
0.5797
0.1108
0.3808
0.1192
0.6326
0.1178
A man in a blue shirt sitting at a red table with three dolls on top.
Een man in een blauw shirt aan een rode tafel met drie poppen erop.
A man in a red shirt is standing by himself.
Een man in een rood shirt staat alleen.
2
Red shirts aren't blue. Sitting can't happen while standing.
Rode shirts zijn niet blauw.
0.5794
0.1107
0.587
0.1337
0.0001
0.1092
Photo of a man sitting on a bench with a sign written in Spanish in background and the reflection of a lady walking from a mirrored wall.
Foto van een man die op een bankje zit met een in het Spaans geschreven bord op de achtergrond en de reflectie van een dame die uit een spiegelwand loopt.
a man is looking at a mirror
een man kijkt naar een spiegel
0
The man who is looking at the mirror on the wall is seeing a lady reflected in the mirror.
De man die naar de spiegel aan de muur kijkt, ziet een dame in de spiegel.
0.4865
0.0946
0.7419
0.1416
0.4071
0.1215
Photo of a man sitting on a bench with a sign written in Spanish in background and the reflection of a lady walking from a mirrored wall.
Foto van een man die op een bankje zit met een in het Spaans geschreven bord op de achtergrond en de reflectie van een dame die uit een spiegelwand loopt.
The woman sees the man
De vrouw ziet de man
1
The first sentence does not say that the woman sees the man.
De eerste zin zegt niet dat de vrouw de man ziet.
0.4865
0.0946
0.4431
0.1031
0.3953
0.1151
Photo of a man sitting on a bench with a sign written in Spanish in background and the reflection of a lady walking from a mirrored wall.
Foto van een man die op een bankje zit met een in het Spaans geschreven bord op de achtergrond en de reflectie van een dame die uit een spiegelwand loopt.
there is a boy running by
Er loopt een jongen voorbij.
2
Man cannot be a boy. Sitting can't happen while running.
Een man kan geen jongen zijn.
0.4861
0.0946
0.2101
0.1199
0.0002
0.0997
A middle-aged man in a business suit is seated at a bus stop shelter, with Hispanic writing showing on the shelter's sign.
Een man van middelbare leeftijd in een zakenpak zit bij een bushalte, met Latijns schrift op het bord van de schuilkelder.
The man is waiting for his car.
De man wacht op zijn auto.
2
People with cars don't ride the bus, or go to bus stops.
Mensen met auto's rijden niet met de bus of gaan naar bushaltes.
0.3578
0.095
0.4642
0.1231
0.6296
0.1158
A middle-aged man in a business suit is seated at a bus stop shelter, with Hispanic writing showing on the shelter's sign.
Een man van middelbare leeftijd in een zakenpak zit bij een bushalte, met Latijns schrift op het bord van de schuilkelder.
The man missed his bus.
De man miste zijn bus.
1
The man has not necessarily missed his bus.
De man heeft niet noodzakelijk zijn bus gemist.
0.3571
0.0951
0.2855
0.1075
0.615
0.1223
A middle-aged man in a business suit is seated at a bus stop shelter, with Hispanic writing showing on the shelter's sign.
Een man van middelbare leeftijd in een zakenpak zit bij een bushalte, met Latijns schrift op het bord van de schuilkelder.
There is a man sitting on a bus stop/
Er zit een man op een bushalte.
0
Being seated at a bus stop shelter is another way to say sitting on a bus stop.
Zitten bij een bushalte is een andere manier om te zeggen zitten op een bushalte.
0.3571
0.0951
0.7444
0.1357
0.0
0.0954
A man in a business suit sitting at a bus stop waiting for a bus.
Een man in een zakenpak zit bij een bushalte te wachten op een bus.
A business man is outdoors waiting for the buss.
Een zakenman wacht buiten op de bus.
0
The business man is sitting at a bus stop waiting for the bus, which is located outdoors.
De zakenman zit bij een bushalte te wachten op de bus, die buiten ligt.
0.567
0.1303
0.5341
0.1175
0.6331
0.124
A man in a business suit sitting at a bus stop waiting for a bus.
Een man in een zakenpak zit bij een bushalte te wachten op een bus.
The man is on his way to the office to work.
De man is onderweg naar kantoor.
1
The man is not necessarily on his way to the office for work.
De man is niet noodzakelijk op weg naar het kantoor voor werk.
0.567
0.1303
0.7437
0.1446
0.6586
0.134
A man in a business suit sitting at a bus stop waiting for a bus.
Een man in een zakenpak zit bij een bushalte te wachten op een bus.
The man is riding in a boat.
De man rijdt in een boot.
2
Sitting at a bus stop can't be done while on a boat.
Zitten bij een bushalte kan niet gedaan worden op een boot.
0.5667
0.1303
0.8046
0.1171
0.2408
0.1139
This group of young people is sitting on the floor.
Deze groep jongeren zit op de vloer.
The group of young people is standing in a circle.
De groep jongeren staat in een cirkel.
2
Standing and sitting can't happen simultaneously.
Staan en zitten kan niet tegelijk.
0.5914
0.1267
0.3921
0.1194
0.5635
0.1299
This group of young people is sitting on the floor.
Deze groep jongeren zit op de vloer.
A group of young people is sitting on the ground.
Een groep jongeren zit op de grond.
0
Sitting on the floor is a rephrasing of sitting on the ground.
Op de grond zitten is een herhaling van zitten op de grond.
0.5914
0.1267
0.6553
0.132
0.1614
0.111
This group of young people is sitting on the floor.
Deze groep jongeren zit op de vloer.
A group of young people sitting on the floor is singing a song together.
Een groep jongeren die op de vloer zitten zingt samen een lied.
1
The people are not necessarily singing a song together.
De mensen zingen niet per se samen een lied.
0.5915
0.1267
0.5905
0.1278
0.5747
0.1305
A woman is attending to an orange juice machine.
Een vrouw is bezig met een sinaasappelsapmachine.
A woman is practicing her singing.
Een vrouw oefent haar zingen.
2
The woman attending to an orange juice machine could not have been practicing her singing same time.
De vrouw die een jus d'orange machine bezoekt, kan haar zangtijd niet hebben geoefend.
0.6381
0.1191
0.6969
0.1092
0.0
0.0751
A woman is attending to an orange juice machine.
Een vrouw is bezig met een sinaasappelsapmachine.
A woman in a red dress is working on the juice machine.
Een vrouw in een rode jurk werkt aan de sapmachine.
1
attending to doesn't means that is working on
het bijwonen van betekent niet dat dat werkt aan
0.6377
0.1191
0.7936
0.1288
0.0
0.0457
A woman is attending to an orange juice machine.
Een vrouw is bezig met een sinaasappelsapmachine.
A woman is working on an orange juice machine.
Een vrouw werkt aan een sinaasappelsapmachine.
0
If someone is attending to the machine, they are working on it.
Als iemand de machine verzorgt, werken ze eraan.
0.6376
0.1191
0.9543
0.1367
0.519
0.1083
A group of women in red shirts singing together.
Een groep vrouwen in rode shirts die samen zingen.
the men are wearing blue shirts and reading a book together
De mannen dragen blauwe shirts en lezen samen een boek.
2
Men and women aren't the same. Red shirts can't be blue. Singing can't be done while reading.
Mannen en vrouwen zijn niet hetzelfde. Rode shirts kunnen niet blauw zijn. Zingen kan niet tijdens het lezen.
0.663
0.1207
0.7808
0.1262
0.1614
0.1119
A group of women in red shirts singing together.
Een groep vrouwen in rode shirts die samen zingen.
the women are wearing red.
De vrouwen dragen rood.
0
When women wear red, that means that they are wearing red shirts
Als vrouwen rood dragen, betekent dat dat ze rode shirts dragen.
0.6633
0.1206
0.8155
0.127
0.6755
0.1188
A group of women in red shirts singing together.
Een groep vrouwen in rode shirts die samen zingen.
The women are outside
De vrouwen zijn buiten.
1
The women are not necessarily outside.
De vrouwen zijn niet per se buiten.
0.6631
0.1206
0.5728
0.1184
0.3261
0.1227
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is making a sandcastle on the beach.
Een vrouw maakt een zandkasteel op het strand.
2
A woman cannot be in the snow and on the beach at the same time.
Een vrouw kan niet tegelijkertijd in de sneeuw en op het strand zijn.
0.3155
0.0929
0.7682
0.1265
0.4381
0.134
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is going to go sledding on her shovel down the street.
Een vrouw gaat sleeën op haar schop in de straat.
2
Sledding can't be done on a small shovel.
Sleeding kan niet op een kleine schop.
0.3156
0.0929
0.0
0.0892
0.0
0.0588
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
Woman shovels driveway for neighbors
Vrouw schoppen oprit voor buren
1
Standing with a shovel and smiling is in no way indicative of shoveling for neighbors.
Staan met een schop en glimlachen is in geen geval een aanwijzing voor het scheppen van buren.
0.3158
0.0929
0.0
0.051
0.0
0.0939
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman wearing a coat is standing in the snow with a shovel.
Een vrouw met een jas staat in de sneeuw met een schep.
0
The woman who stands in snow is standing in snow.
De vrouw die in de sneeuw staat staat in de sneeuw.
0.3158
0.0929
0.2511
0.108
0.134
0.0836
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is shoveling snow.
Een vrouw schept sneeuw.
0
The woman who is holding a small shovel must be the same woman who is shoveling snow.
De vrouw die een schepje vasthoudt moet dezelfde vrouw zijn die sneeuw schept.
0.3157
0.0929
0.1596
0.1086
0.1638
0.1097
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is standing next to a phone booth
Een vrouw staat naast een telefooncel.
0
A telephone booth is the same thing as a phone booth.
Een telefooncel is hetzelfde als een telefooncel.
0.3157
0.0929
0.3061
0.14
0.3059
0.1138
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
Beth clears the walkway after the blizzard
Beth ontruimt de loopbrug na de sneeuwstorm
0
The woman who is clearing the walkway after the blizzard is the same woman who is standing in the snow and holding a shovel.
De vrouw die na de sneeuwstorm de weg vrijmaakt is dezelfde vrouw die in de sneeuw staat en een schep vasthoudt.
0.3157
0.0929
0.0012
0.1187
0.1218
0.1129
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
The woman is inside making dinner.
De vrouw zit binnen te koken.
2
The woman cannot be standing in the snow and inside at the same time.
De vrouw kan niet tegelijkertijd in de sneeuw en binnenin staan.
0.3157
0.0929
0.6528
0.1138
0.2313
0.1214
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
The woman is building a telephone booth snow sculpture.
De vrouw bouwt een telefooncel sneeuwsculptuur.
1
The first sentence does not explicitly state that the woman was building the sculpture.
In de eerste zin staat niet expliciet dat de vrouw het beeld bouwde.
0.3156
0.0929
0.0001
0.0717
0.5954
0.136
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman has finish shoveling the place she was paid to
Een vrouw is klaar met het scheppen van de plaats waar ze werd betaald
1
The woman was not necessarily shoveling the place, and was not necessarily paid to do so.
De vrouw was niet noodzakelijk het scheppen van de plaats, en werd niet noodzakelijkerwijs betaald om dit te doen.
0.3153
0.0929
0.0
0.0793
0.0825
0.0928
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
Penguin runs amuck at black tie social
Penguin loopt amuck op zwarte stropdas sociale
2
A woman vs. penguins.
Een vrouw tegen pinguïns.
0.3155
0.0929
0.0
0.0499
0.5883
0.1139
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is standing next to her fireplace
Een vrouw staat naast haar haard.
2
A woman cannot be standing in the snow and standing next to her fireplace at the same time.
Een vrouw kan niet tegelijkertijd in de sneeuw staan en naast haar haard staan.
0.3155
0.0929
0.7304
0.1341
0.3514
0.1239
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is standing outside in the snow.
Een vrouw staat buiten in de sneeuw.
0
If she is standing in the snow, she is outside.
Als ze in de sneeuw staat, is ze buiten.
0.3155
0.0929
0.4756
0.1384
0.3419
0.1211
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is about to start shoveling her driveway.
Een vrouw gaat haar oprit opruimen.
1
Just because she has a shovel does not mean that she will be shoveling her driveway.
Alleen omdat ze een schop heeft betekent niet dat ze haar oprit gaat scheppen.
0.3155
0.0929
0.3493
0.128
0.0
0.083
A woman in a pink coat stands in the snow beside a "telephone booth", smiling as she holds a small shovel.
Een vrouw in een roze jas staat in de sneeuw naast een "telefooncel," glimlachend als ze een schepje vasthoudt.
A woman is outside after a big snow storm.
Een vrouw is buiten na een sneeuwstorm.
1
Just because there's snow does not mean that there was a big snow storm.
Alleen omdat er sneeuw is betekent niet dat er een grote sneeuwstorm was.
0.3153
0.0929
0.526
0.1181
0.6899
0.1482
A baseball pitch in South Carolina where the batter is wearing white and blue, and is being watched closely by four other men.
Een honkbalveld in South Carolina waar het beslag wit en blauw draagt, en wordt nauwlettend gevolgd door vier andere mannen.
The pitcher is throwing a slider.
De werper gooit een slider.
1
Just because a pitcher is being watched does not mean he is throwing a slider.
Alleen omdat een werper wordt bekeken betekent niet dat hij gooit een slider.
0.2529
0.0894
0.0
0.0794
0.0
0.0751
A baseball pitch in South Carolina where the batter is wearing white and blue, and is being watched closely by four other men.
Een honkbalveld in South Carolina waar het beslag wit en blauw draagt, en wordt nauwlettend gevolgd door vier andere mannen.
people play baseball
mensen spelen honkbal
0
If there is a baseball pitch, and a batter, then people are playing baseball.
Als er een honkbalveld is en een slagvrouw, dan spelen mensen honkbal.
0.2529
0.0894
0.5012
0.1198
0.4126
0.1145
A baseball pitch in South Carolina where the batter is wearing white and blue, and is being watched closely by four other men.
Een honkbalveld in South Carolina waar het beslag wit en blauw draagt, en wordt nauwlettend gevolgd door vier andere mannen.
The batter is wearing white and blue.
Het beslag draagt wit en blauw.
0
The batter is wearing white and blue is the same as the batter is wearing white and blue.
Het beslag draagt wit en blauw is hetzelfde als het beslag wit en blauw draagt.
0.2529
0.0894
0.5168
0.0924
0.0
0.0666
A baseball pitch in South Carolina where the batter is wearing white and blue, and is being watched closely by four other men.
Een honkbalveld in South Carolina waar het beslag wit en blauw draagt, en wordt nauwlettend gevolgd door vier andere mannen.
a cat eats a treat
een kat eet een traktatie
2
The batter and men vs. a cat.
Het beslag en de mannen tegen een kat.
0.2529
0.0894
0.4092
0.1175
0.0
0.0622
A baseball pitch in South Carolina where the batter is wearing white and blue, and is being watched closely by four other men.
Een honkbalveld in South Carolina waar het beslag wit en blauw draagt, en wordt nauwlettend gevolgd door vier andere mannen.
people play a playoff baseball game
mensen spelen een play-off honkbal spel
1
Just because there is a pitcher being watched does not mean they are playing a game.
Gewoon omdat er een werper wordt bekeken betekent niet dat ze spelen een spel.
0.2529
0.0894
0.1686
0.107
0.0
0.0994
A baseball pitch in South Carolina where the batter is wearing white and blue, and is being watched closely by four other men.
Een honkbalveld in South Carolina waar het beslag wit en blauw draagt, en wordt nauwlettend gevolgd door vier andere mannen.
The game is taking place in North Korea.
Het spel vindt plaats in Noord-Korea.
2
The game cannot be in South Carolina and North Korea at the same time.
Het spel kan niet tegelijkertijd in Zuid-Carolina en Noord-Korea zijn.
0.2536
0.0894
0.9879
0.1523
0.6693
0.1326
A panel of men and women attending a conference.
Een panel van mannen en vrouwen die een conferentie bijwonen.
people attend conference
mensen aanwezig conferentie
0
Men and women are people
Vrouwen en mannen zijn mensen
0.5428
0.1336
0.0
0.0965
0.9702
0.1404
A panel of men and women attending a conference.
Een panel van mannen en vrouwen die een conferentie bijwonen.
a dog sleeps
een hond slaapt
2
Men and women vs a dog.
Mannen en vrouwen tegen een hond.
0.5428
0.1337
0.8385
0.123
0.4962
0.0911
A panel of men and women attending a conference.
Een panel van mannen en vrouwen die een conferentie bijwonen.
people learn about investments
mensen leren over investeringen
1
A conference is not always about investments.
Een conferentie gaat niet altijd over investeringen.
0.5428
0.1336
0.7047
0.1227
0.9675
0.1469
A cook prepares a meal in the kitchen.
Een kok bereidt een maaltijd in de keuken.
The man orders take out for dinner.
De man beveelt om te gaan eten.
2
A man cooks in the kitchen vs. ordering take out.
Een man kookt in de keuken vs.
0.8697
0.1369
0.0
0.1159
0.0
0.0713
A cook prepares a meal in the kitchen.
Een kok bereidt een maaltijd in de keuken.
Someone is cooking in the kitchen.
Iemand kookt in de keuken.
0
A cook is someone. Preparing a meal is cooking.
Een kok is iemand die een maaltijd klaarmaakt.
0.8688
0.1369
0.735
0.1518
0.7411
0.1394
A cook prepares a meal in the kitchen.
Een kok bereidt een maaltijd in de keuken.
The cook is making steak.
De kok maakt biefstuk.
1
Cooking a meal does not imply that a steak is being made.
Een maaltijd koken betekent niet dat er een biefstuk wordt gemaakt.
0.869
0.1369
0.6929
0.1189
0.4393
0.1192
A child playing with a yellow bucket on a beach.
Een kind speelt met een gele emmer op een strand.
A kid plays on the beach.
Een kind speelt op het strand.
0
kid is another word for child.
Een kind is een ander woord voor kind.
0.3216
0.1381
0.8922
0.1483
0.0
0.1032
A child playing with a yellow bucket on a beach.
Een kind speelt met een gele emmer op een strand.
A little boy plays on the beach.
Een jongen speelt op het strand.
1
A child is not always a boy.
Een kind is niet altijd een jongen.
0.3208
0.1382
0.7649
0.1356
0.942
0.1362
A child playing with a yellow bucket on a beach.
Een kind speelt met een gele emmer op een strand.
A kid takes a nap.
Een kind doet een dutje.
2
A kid cannot be playing and taking a nap at the same time.
Een kind kan niet tegelijk spelen en een dutje doen.
0.3213
0.1381
0.0011
0.1223
0.5707
0.1336
There is a large hole in the road.
Er is een groot gat in de weg.
The road developed a big hole.
De weg ontwikkelde een groot gat.
0
road developed a big hole shows that large hole in the road.
weg ontwikkelde een groot gat toont dat grote gat in de weg.
0.684
0.1292
0.4513
0.1133
0.0
0.0572
There is a large hole in the road.
Er is een groot gat in de weg.
The large pothole in the road was due to bad winter weather.
Het grote gat in de weg was te wijten aan slecht winterweer.
1
A large hole in the road was necessarily caused by bad weather.
Een groot gat in de weg werd noodzakelijkerwijs veroorzaakt door slecht weer.
0.684
0.1292
0.5697
0.13
0.5913
0.1301
White man with a green shirt and denim pants with a hammer and chisel, creating some sort of artwork.
Witte man met een groen shirt en denim broek met een hamer en beitel, het creëren van een soort kunstwerk.
White man creating a sculpture for the palace
Witte man die een sculptuur voor het paleis maakt
1
Creating some artwork does not imply that is for a palace.
Het maken van een aantal kunstwerken betekent niet dat dat voor een paleis is.
0.1575
0.0779
0.495
0.0973
0.247
0.1079
White man with a green shirt and denim pants with a hammer and chisel, creating some sort of artwork.
Witte man met een groen shirt en denim broek met een hamer en beitel, het creëren van een soort kunstwerk.
Black man with a chisel
Zwarte man met een beitel
2
White man vs. a Black man.
Blanke man tegen een zwarte man.
0.1575
0.0779
0.4106
0.0988
0.3902
0.1117
White man with a green shirt and denim pants with a hammer and chisel, creating some sort of artwork.
Witte man met een groen shirt en denim broek met een hamer en beitel, het creëren van een soort kunstwerk.
White man with artwork
Witte man met kunstwerk
0
If a man is creating artwork, then the man is with artwork.
Als een man kunst maakt, dan is de man met kunstwerk.
0.1575
0.0779
0.2576
0.0875
0.2308
0.0889
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man with chin-length hair works on a sculpture for a competition.
Een man met kinlengte haar werkt aan een sculptuur voor een wedstrijd.
1
Working on a sculpture does not necessarily mean it's for a competition.
Werken aan een sculptuur betekent niet noodzakelijk dat het voor een wedstrijd is.
0.4111
0.1008
0.3211
0.0906
0.3133
0.1044
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
The man working on the sculpture has chin-length hair.
De man die aan het beeld werkt heeft lang haar.
0
has chin-length hair is another way to say with chin-length hair.
heeft kin-lengte haar is een andere manier om te zeggen met kin-lengte haar.
0.4111
0.1008
0.1566
0.0974
0.0
0.0547
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man with long hair is sculpting.
Een man met lang haar is aan het beeldhouwen.
0
If he works on a sculpture, then he is sculpting.
Als hij aan een sculptuur werkt, dan is hij aan het beeldhouwen.
0.4111
0.1008
0.2566
0.1057
0.634
0.1213
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man with shoulder-length hair works on a sculpture.
Een man met schouderlengte haar werkt op een sculptuur.
2
A man cannot have chin-length and shoulder-length hair at the same time.
Een man kan geen kinlengte en schouderlengte haren tegelijk hebben.
0.4111
0.1008
0.4538
0.1122
0.3426
0.1163
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is sculpting a bowl out of clay.
Een man beeldhouwt een kom uit klei.
1
The man is not necessarily using clay, and is not necessarily sculpting a bowl.
De man gebruikt niet noodzakelijk klei, en is niet noodzakelijk een kom aan het beeldhouwen.
0.4111
0.1008
0.2233
0.1153
0.0686
0.0946
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
The man is painting a picture.
De man schildert een schilderij.
2
The man cannot be working on a sculpture and painting a picture at the same time.
De man kan niet tegelijkertijd werken aan een beeldhouwwerk en schilderen.
0.4111
0.1008
0.767
0.1072
0.6471
0.1165
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A woman is welding iron.
Een vrouw last ijzer.
2
The person cannot be both a man and a woman. The task being performed cannot be both working on a sculpture and welding iron.
De persoon kan niet zowel een man als een vrouw zijn. De taak die wordt uitgevoerd kan niet beide werken aan een beeldhouwwerk en lasijzer.
0.4111
0.1008
0.0
0.0593
0.1975
0.0756
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is carving a marble statue.
Een man snijdt een marmeren standbeeld.
1
The man is not necessarily carving, is not necessarily using marble, and is not necessarily making a statue.
De man is niet per se houtsnijwerk, gebruikt niet noodzakelijk marmer en maakt niet noodzakelijk een standbeeld.
0.4111
0.1008
0.0643
0.1085
0.0
0.0761
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is a famous artist.
Een man is een beroemd kunstenaar.
1
The man is not necessarily famous.
De man is niet per se beroemd.
0.4116
0.1008
0.9902
0.1397
0.663
0.1345
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
The blond haired man is making a statue.
De blonde behaarde man maakt een beeld.
1
The man is not necessarily blond, and the sculpture is not necessarily a statue.
De man is niet per se blond, en het beeld is niet noodzakelijk een standbeeld.
0.4116
0.1008
0.013
0.103
0.671
0.1187
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
The man is working on a sculpture.
De man werkt aan een beeld.
0
A man works on a sculpture is a rephrasing of the man is working on a sculpture.
Een man werkt aan een sculptuur is een rephrasing van de man werkt aan een sculptuur.
0.4116
0.1008
0.307
0.1121
0.1324
0.0992
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is playing checkers.
Een man is aan het dammen.
2
A man cannot be working on a sculpture and playing checkers at the same time.
Een man kan niet tegelijkertijd werken aan een beeldhouwwerk en schaakspelen.
0.4113
0.1008
0.0002
0.0998
0.5428
0.1068
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is an artist.
Een man is een kunstenaar.
0
A man works on a sculpture implies the man is an artist.
Een man werkt aan een beeldhouwwerk impliceert dat de man een kunstenaar is
0.4113
0.1008
0.9931
0.1342
0.5925
0.1358
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is sculpting.
Een man is aan het beeldhouwen.
0
A man that works on a sculpture is sculpting.
Een man die aan een sculptuur werkt is aan het beeldhouwen.
0.4113
0.1008
0.5699
0.1205
0.5304
0.112
A man with chin-length light hair works on a sculpture.
Een man met kinlengte licht haar werkt op een sculptuur.
A man is painting a picture.
Een man schildert een schilderij.
2
A man can not work on a sculpture and paint a picture at the same time.
Een man kan niet werken aan een beeldhouwwerk en tegelijkertijd een beeld tekenen.
0.41
0.1008
0.8447
0.1165
0.5803
0.1175
Hispanic people shop in an outdoor market.
Spaanse mensen winkelen in een buitenmarkt.
People are buying clothes outdoors.
Mensen kopen kleren buiten.
0
An outdoor market is outdoors.
Een buitenmarkt is buiten.
0.4652
0.1207
0.433
0.1329
0.4427
0.1144
Hispanic people shop in an outdoor market.
Spaanse mensen winkelen in een buitenmarkt.
People are looking for good deals.
Mensen zoeken goede deals.
1
The reason for shopping at an outdoor market can be a variety of things; not only good deals.
De reden voor het winkelen op een buitenmarkt kan een verscheidenheid van dingen zijn; niet alleen goede deals.
0.4652
0.1207
0.4993
0.1396
0.7575
0.1322
Hispanic people shop in an outdoor market.
Spaanse mensen winkelen in een buitenmarkt.
A man spray paints the sign.
Een man schildert het bord.
2
The subject cannot be referred as people and a man simultaneously.
Het onderwerp kan niet tegelijkertijd worden aangeduid als mensen en een man.
0.4655
0.1207
0.5734
0.0967
0.1344
0.1143
A man is swinging a tool at his sculpture.
Een man zwaait met een gereedschap naar zijn beeld.
The man is breaking his piece.
De man breekt zijn stuk.
1
Swinging a tool could mean anything from break, to carve, to build; not necessarily just breaking.
Het zwaaien van een gereedschap kan van alles betekenen van breken, snijden, bouwen; niet noodzakelijkerwijs alleen breken.
0.0017
0.0909
0.0001
0.0819
0.2199
0.0788
A man is swinging a tool at his sculpture.
Een man zwaait met een gereedschap naar zijn beeld.
The man is working on his art.
De man werkt aan zijn kunst.
0
Swinging a tool is working, and sculpture is art.
Een tool zwaaien werkt en sculptuur is kunst.
0.0016
0.0909
0.7795
0.1336
0.214
0.0712
A man is swinging a tool at his sculpture.
Een man zwaait met een gereedschap naar zijn beeld.
The man is eating pizza.
De man eet pizza.
2
The man can be either swinging a tool or eating pizza.
De man kan met een gereedschap zwaaien of pizza eten.
0.0016
0.0909
0.7811
0.1178
0.2617
0.0916
Two people talking on the side of the street standing with a gas can.
Twee mensen praten aan de kant van de straat staand met een benzinebak.
Two people outside carrying a gas can arguing about who forgot to fill the tank.
Twee mensen buiten met een gas kunnen ruzie maken over wie de tank vergat te vullen
1
The two people are not necessarily arguing, and it is possible that neither forgot to fill the tank.
De twee mensen zijn niet per se ruzie, en het is mogelijk dat ook vergeten om de tank te vullen.
0.6915
0.1068
0.0
0.0763
0.0
0.0775
Two people talking on the side of the street standing with a gas can.
Twee mensen praten aan de kant van de straat staand met een benzinebak.
People holding a conversation.
Mensen die een gesprek voeren.
0
Two people are standing with a gas can which implies they have a conversation while putting gas in a vehicle.
Twee mensen staan met een gasblik wat impliceert dat ze een gesprek voeren terwijl ze gas in een voertuig stoppen.
0.6915
0.1068
0.0467
0.1294
0.0108
0.1061
Two people talking on the side of the street standing with a gas can.
Twee mensen praten aan de kant van de straat staand met een benzinebak.
Two people swimming in a pool.
Twee mensen zwemmen in een zwembad.
2
Two people cannot be on the side of the street and swimming in a pool at the same time.
Twee mensen kunnen niet tegelijkertijd aan de kant van de straat staan en in een zwembad zwemmen.
0.6915
0.1068
0.975
0.1474
0.6653
0.1433
People are walking down a street in a city.
Mensen lopen door een straat in een stad.
The people are going to a city-wide festival.
De mensen gaan naar een stadsbreed festival.
1
The people are not necessarily going to a festival.
De mensen gaan niet per se naar een festival.
0.673
0.1491
0.7982
0.1445
0.8446
0.152
People are walking down a street in a city.
Mensen lopen door een straat in een stad.
The people are riding on an elevator.
De mensen rijden in een lift.
2
The people cannot be both walking down a street and riding on an elevator.
De mensen kunnen niet allebei in een straat lopen en in een lift rijden.
0.6741
0.1491
0.7163
0.127
0.1868
0.1166
People are walking down a street in a city.
Mensen lopen door een straat in een stad.
The people are outside walking.
De mensen zijn buiten aan het lopen.
0
People are walking down a street which implies they must be outside.
Mensen lopen door een straat die impliceert dat ze buiten moeten zijn.
0.6724
0.1492
0.3857
0.1422
0.2824
0.1253