premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
Several men of Asian descent, along with US military members, are sitting in a lunch meeting, while talking informally and ordering their food.
Verschillende mannen van Aziatische afkomst, samen met Amerikaanse militairen, zitten in een lunchvergadering, terwijl ze informeel praten en hun eten bestellen.
Nobody is sitting
Er zit niemand.
2
The men cannot be sitting in a lunch meeting and not sitting at the same time.
De mannen kunnen niet in een lunchvergadering zitten en niet tegelijkertijd zitten.
0.6479
0.1173
0.0001
0.1069
0.2779
0.0927
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A woman in a green shirt is sitting down.
Een vrouw in een groen shirt gaat zitten.
2
A man cannot be a woman. A blue shirt and green shirt cannot be worn at the same time.
Een man kan geen vrouw zijn. Een blauw shirt en groen shirt kunnen niet tegelijkertijd gedragen worden.
0.106
0.0974
0.3516
0.1057
0.675
0.1125
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A man is swimming in a pool.
Een man zwemt in een zwembad.
2
The man cannot be driving a Segway type vehicle while also swimming in the pool.
De man kan niet rijden een Segway type voertuig terwijl ook zwemmen in het zwembad.
0.106
0.0974
0.944
0.1476
0.0
0.0792
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A very tall man is driving a vehicle
Een zeer lange man rijdt in een voertuig
1
What color shirt and type of vehicle a person drives does not make them specifically very tall or very short.
Welke kleur shirt en type voertuig een persoon rijdt maakt ze niet specifiek zeer lang of zeer kort.
0.106
0.0974
0.4737
0.1194
0.0134
0.0953
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A person is riding a motorized vehicle.
Iemand rijdt op een gemotoriseerd voertuig.
0
A man is a person and when you drive something you are riding it. A Segway is motorized.
Een man is een persoon en als je ergens mee rijdt, rijd je er op.
0.106
0.0975
0.8951
0.1401
0.0045
0.1018
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A man in blue jeans is driving down a street.
Een man in een blauwe jeans rijdt door een straat.
1
A person can drive a Segway in many different styles of clothing not just blue jeans.
Een persoon kan rijden een Segway in vele verschillende stijlen van kleding niet alleen blauwe jeans.
0.105
0.0975
0.6848
0.1324
0.2848
0.0872
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A man is driving a vehicle
Een man rijdt in een voertuig
0
A Segway is a type of vehicle.
Een Segway is een type voertuig.
0.1052
0.0975
0.8022
0.1361
0.6833
0.1165
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A male standing on a machine and moving.
Een man die op een machine staat en beweegt.
0
When you drive a vehicle, you are standing and moving. A Segway is a type of machine.
Wanneer u een voertuig rijdt, staat u en beweegt. Een Segway is een type machine.
0.1059
0.0975
0.4583
0.1044
0.307
0.1077
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
Someone wearing a shirt is driving.
Iemand die een shirt draagt, rijdt.
1
This verb give the idea that something is happening then and now and just because a man wearing a shirt drove does not mean he is driving now.
Dit werkwoord geeft het idee dat er iets gebeurt toen en nu en alleen omdat een man met een shirt reed betekent niet dat hij nu rijdt.
0.1046
0.0975
0.0383
0.1138
0.0382
0.0968
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
The man is riding a bike.
De man rijdt op een fiets.
2
the man is either riding a bike or driving a segway type vehicle. these are two different modes of transportation
de man rijdt op een fiets of rijdt in een segway type voertuig. dit zijn twee verschillende wijzen van vervoer
0.1046
0.0975
0.9862
0.1352
0.7008
0.1184
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A man moves around without walking.
Een man beweegt zich zonder te lopen.
1
Gives the idea that someone without walking is disabled. Even though you move without walking on a segway, you can't infer that if you stated those separately.
Geeft het idee dat iemand zonder lopen is uitgeschakeld. Hoewel je beweegt zonder te lopen op een segway, kunt u niet afleiden dat als je die afzonderlijk vermeld.
0.1046
0.0975
0.4898
0.1173
0.0
0.0616
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A man is driving a vehicle.
Een man rijdt in een voertuig.
0
A Segway is a type of vehicle.
Een Segway is een type voertuig.
0.1046
0.0975
0.9128
0.1329
0.6833
0.1165
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
The man is moving.
De man beweegt.
0
If a man is driving, he is moving.
Als een man rijdt, beweegt hij.
0.1055
0.0975
0.4809
0.1262
0.592
0.1188
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
The segway is parked in the garage.
De Segway staat geparkeerd in de garage.
2
the segway is either parked or being driven
de segway is ofwel geparkeerd of wordt gereden
0.1055
0.0975
0.8705
0.1377
0.4088
0.1261
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A gentlemen is outside with his Segway.
Er staat een heer buiten met zijn Segway.
1
Just because he is driving a segway does not mean he is outside.
Alleen omdat hij in een segway rijdt betekent niet dat hij buiten is.
0.1044
0.0975
0.4848
0.1189
0.3667
0.1057
A man in a blue shirt driving a Segway type vehicle.
Een man in een blauw shirt met een Segway type voertuig.
A thin woman is driving a vehicle
Een dunne vrouw rijdt in een voertuig
2
the individual driving the vehicle is either a man or woman
de individuele bestuurder van het voertuig is een man of vrouw
0.1044
0.0975
0.3814
0.1028
0.4211
0.1257
A surfer digs his board deep in the water to cut the wave he is riding.
Een surfer graaft zijn board diep in het water om de golf te snijden die hij berijdt.
A guy is surfing.
Er surft een man.
0
A surfer whose acronym is he is a guy. Surfing is a rephrasing of when a surfer digs his board deep in the water to cut the wave he is riding.
Een surfer wiens acroniem is hij is een man. Surfen is een herhaling van wanneer een surfer graaft zijn board diep in het water om de golf hij rijdt snijden.
0.0275
0.0802
0.3775
0.1275
0.0
0.0515
A surfer digs his board deep in the water to cut the wave he is riding.
Een surfer graaft zijn board diep in het water om de golf te snijden die hij berijdt.
A surfer is about to wipeout.
Een surfer staat op het punt te verdwijnen.
1
A man may dig deep in the water with a surfboard without being about to wipeout.
Een man mag diep in het water graven met een surfplank zonder op het punt te staan uit te wissen.
0.0275
0.0802
0.4428
0.1051
0.0006
0.0624
A surfer digs his board deep in the water to cut the wave he is riding.
Een surfer graaft zijn board diep in het water om de golf te snijden die hij berijdt.
A surfer is asleep.
Een surfer slaapt.
2
a surfer cannot dig or ride if he is asleep
een surfer kan niet graven of rijden als hij slaapt
0.0277
0.0802
0.2615
0.1318
0.133
0.12
Many pink and purple balloons are crowded into an outdoor area as a woman with an umbrella walks by.
Veel roze en paarse ballonnen zijn druk in een buitenruimte als een vrouw met een paraplu loopt langs.
A woman is carrying some balloons.
Een vrouw draagt ballonnen.
2
the balloons cannot be carried if they are crowded into an outdoor area
de ballonnen kunnen niet worden vervoerd als ze overvol zijn in een buitenruimte
0.3498
0.0995
0.9728
0.1364
0.5291
0.1281
Many pink and purple balloons are crowded into an outdoor area as a woman with an umbrella walks by.
Veel roze en paarse ballonnen zijn druk in een buitenruimte als een vrouw met een paraplu loopt langs.
A woman walks by some balloons outside.
Een vrouw loopt langs ballonnen naar buiten.
1
An area being crowded with balloons and a woman walking by does not necessarily imply the woman walked by the balloons.
Een gebied vol ballonnen en een vrouw die voorbij loopt impliceert niet noodzakelijk de vrouw die langs de ballonnen loopt.
0.3491
0.0995
0.125
0.1101
0.0001
0.1029
Many pink and purple balloons are crowded into an outdoor area as a woman with an umbrella walks by.
Veel roze en paarse ballonnen zijn druk in een buitenruimte als een vrouw met een paraplu loopt langs.
A woman walks by some balloons.
Een vrouw loopt langs ballonnen.
0
A woman walks by some balloons is a rephrasing of balloons are crowded into an outdoor area as a woman with an umbrella walks by.
Een vrouw loopt langs een aantal ballonnen is een herhaling van ballonnen worden overspoeld in een buitenruimte als een vrouw met een paraplu loopt langs.
0.3491
0.0995
0.1985
0.1135
0.0001
0.0665
A young boy is wearing a white jumpsuit.
Een jonge jongen draagt een wit overall.
A boy wears his favorite outfit.
Een jongen draagt zijn favoriete kleding.
1
A jumpsuit does not imply it is a boys favorite outfit.
Een jumpsuit betekent niet dat het een jongens favoriete outfit.
0.8239
0.1385
0.7626
0.1221
0.2897
0.1264
A young boy is wearing a white jumpsuit.
Een jonge jongen draagt een wit overall.
A girl wears a blue jumpsuit.
Een meisje draagt een blauw overall.
2
a boy is not a girl. white is not blue.
Een jongen is geen meisje.
0.825
0.1384
0.8413
0.1464
0.7116
0.1197
A young boy is wearing a white jumpsuit.
Een jonge jongen draagt een wit overall.
A boy wears a white outfit.
Een jongen draagt een wit pak.
0
A boy is a rephrasing of a young boy and a jumpsuit is an outfit.
Een jongen is een rephrasing van een jongen en een jumpsuit is een outfit.
0.825
0.1384
0.6122
0.1323
0.0012
0.0997
A person in tan pants is inside a silver mobile object while people watch.
Een persoon in een bruine broek zit in een zilveren mobiel object terwijl mensen kijken
The person in tan pants is running outside.
De persoon in een bruine broek loopt buiten.
2
a person cannot be outside running if they are inside people watching
een persoon kan niet buiten lopen als ze in mensen kijken
0.2953
0.1027
0.5979
0.1237
0.0
0.1082
A person in tan pants is inside a silver mobile object while people watch.
Een persoon in een bruine broek zit in een zilveren mobiel object terwijl mensen kijken
A person is at least partially clothed in a mobile object.
Een persoon is tenminste gedeeltelijk gekleed in een mobiel object.
0
If a person is in tan pants, the person is at least partially clothed.
Als een persoon is in bruin broek, de persoon is ten minste gedeeltelijk gekleed.
0.2949
0.1027
0.6538
0.1372
0.3103
0.1128
A person in tan pants is inside a silver mobile object while people watch.
Een persoon in een bruine broek zit in een zilveren mobiel object terwijl mensen kijken
The person is sitting in a car eating a sandwich.
De persoon zit in een auto een broodje te eten.
1
Being inside a mobile object dies bit imply eating a sandwich and a silver mobile object does not imply it being a car.
In een mobiel object zijn sterft beetje impliceert het eten van een sandwich en een zilveren mobiele object betekent niet dat het een auto.
0.2953
0.1026
0.4128
0.1236
0.0
0.05
Five young men standing on a beach with a bridge in the distance smile as the front boy, dressed in a tan outfit with blue sandals, leans back to throw something.
Vijf jonge mannen staan op een strand met een brug in de verte glimlach als de voorste jongen, gekleed in een tan outfit met blauwe sandalen, leunt achterover om iets te gooien.
Five young men standing on a beach with a bridge in the distance smile as the front boy, dressed in a tan outfit with blue sandals, leans back to throw a football.
Vijf jonge mannen staan op een strand met een brug in de verte glimlach als de voorste jongen, gekleed in een bruine outfit met blauwe sandalen, leunt terug om een voetbal te gooien.
1
Something does not imply football.
Iets impliceert geen voetbal.
0.0554
0.0656
0.2829
0.0776
0.3187
0.1213
Five young men standing on a beach with a bridge in the distance smile as the front boy, dressed in a tan outfit with blue sandals, leans back to throw something.
Vijf jonge mannen staan op een strand met een brug in de verte glimlach als de voorste jongen, gekleed in een tan outfit met blauwe sandalen, leunt achterover om iets te gooien.
Some people are on the beach.
Sommige mensen zijn op het strand.
0
Five young men are some people.
Vijf jonge mannen zijn sommige mensen.
0.0554
0.0656
0.8414
0.1403
0.3438
0.0919
Five young men standing on a beach with a bridge in the distance smile as the front boy, dressed in a tan outfit with blue sandals, leans back to throw something.
Vijf jonge mannen staan op een strand met een brug in de verte glimlach als de voorste jongen, gekleed in een tan outfit met blauwe sandalen, leunt achterover om iets te gooien.
Five young men play football on the school field.
Vijf jonge mannen spelen voetbal op het schoolveld.
2
standing on the beach is not the same as playing football on a school field
staan op het strand is niet hetzelfde als voetballen op een schoolveld
0.0563
0.0656
0.9315
0.1416
0.7938
0.1472
A waterskiing man on something similar to a snowboard perches on a rail obstacle with just the tip of the board.
Een waterskiënde man op iets vergelijkbaars als een snowboard zitstokken op een spoor obstakel met slechts de punt van het bord.
A waterskiing woman is on a rail obstacle.
Een waterskiende vrouw zit op een spoor obstakel.
2
There can either be a man or a woman.
Er kan een man of een vrouw zijn.
0.0
0.062
0.0004
0.1001
0.9814
0.1251
A waterskiing man on something similar to a snowboard perches on a rail obstacle with just the tip of the board.
Een waterskiënde man op iets vergelijkbaars als een snowboard zitstokken op een spoor obstakel met slechts de punt van het bord.
A waterskiing man is on a large rail obstacle.
Een waterskiënde man zit op een groot spoor obstakel.
1
Something similar to a snowboard does not imply a large rail obstacle.
Iets vergelijkbaars met een snowboard betekent niet dat er een groot spoor obstakel.
0.0
0.062
0.0
0.103
0.0
0.0832
A waterskiing man on something similar to a snowboard perches on a rail obstacle with just the tip of the board.
Een waterskiënde man op iets vergelijkbaars als een snowboard zitstokken op een spoor obstakel met slechts de punt van het bord.
A waterskiing man is on a rail obstacle.
Een waterskiënde man zit op een spoor obstakel.
0
Perching on a rail obstacle insinuates that the man is on the rail obstacle.
Het vastzitten op een obstakel insinueert dat de man op het spoor obstakel.
0.0
0.062
0.0
0.0999
0.0
0.0698
Two brown dog play together in the water.
Twee bruine honden spelen samen in het water.
dogs fight over toy
honden vechten om speelgoed
1
Play does not imply fight.
Spelen betekent niet vechten.
0.9
0.1362
0.21
0.1031
0.7372
0.1443
Two brown dog play together in the water.
Twee bruine honden spelen samen in het water.
girl follows boy
meisje volgt jongen
2
There can either be two dog (sic) or people.
Er kunnen ofwel twee honden (sic) of mensen.
0.9
0.1362
0.8881
0.117
0.4457
0.1028
Two brown dog play together in the water.
Twee bruine honden spelen samen in het water.
dogs playing
honden spelen
0
Dogs playing is a simplification of the dogs playing together.
Honden spelen is een vereenvoudiging van de honden spelen samen.
0.9
0.1362
0.222
0.0993
0.0001
0.0818
Two identical brown dogs in the water with their noses in the air.
Twee identieke bruine honden in het water met hun neus in de lucht.
two dogs are in the water for the first time
twee honden zijn voor het eerst in het water
1
Being in the water does not imply it being for the first time.
In het water zijn betekent niet dat het voor het eerst is.
0.753
0.1217
0.7829
0.1353
0.311
0.1275
Two identical brown dogs in the water with their noses in the air.
Twee identieke bruine honden in het water met hun neus in de lucht.
two cats lay sleeping
twee katten liggen te slapen
2
dogs and cats are not the same
honden en katten zijn niet hetzelfde
0.753
0.1218
0.8708
0.1392
0.6979
0.1389
Two identical brown dogs in the water with their noses in the air.
Twee identieke bruine honden in het water met hun neus in de lucht.
two dogs are in the water
twee honden in het water
0
Two dogs is a rephrasing of two identical brown dogs.
Twee honden is een herhaling van twee identieke bruine honden.
0.753
0.1218
0.8434
0.1268
0.2479
0.0974
A woman with a white hat, orange shirt, and a sickle is standing in a field with black gloves.
Een vrouw met een witte hoed, oranje shirt en een sikkel staat in een veld met zwarte handschoenen.
a woman is thinking about her day
een vrouw denkt aan haar dag
1
Standing does not imply thinking.
Staan betekent niet nadenken.
0.5775
0.089
0.2637
0.114
0.4516
0.118
A woman with a white hat, orange shirt, and a sickle is standing in a field with black gloves.
Een vrouw met een witte hoed, oranje shirt en een sikkel staat in een veld met zwarte handschoenen.
a woman sits in a chair
een vrouw zit in een stoel
2
you cannot be standing in a filed while sitting in a chair
je kunt niet in een gearchiveerd zittend in een stoel staan
0.5775
0.089
0.6979
0.1228
0.0
0.0597
A woman with a white hat, orange shirt, and a sickle is standing in a field with black gloves.
Een vrouw met een witte hoed, oranje shirt en een sikkel staat in een veld met zwarte handschoenen.
a woman is standing
een vrouw staat
0
A woman is standing is a rephrasing of a woman is standing in a field.
Een vrouw staat in een veld.
0.5776
0.0889
0.3164
0.1144
0.0002
0.1394
A woman in a hat holding her harvest while clamping her sickle in her armpit.
Een vrouw met een hoed die haar oogst vasthoudt terwijl ze haar sikkel in haar oksel klemt.
The woman is holding a bag of groceries with a book in her pit.
De vrouw houdt een zak boodschappen vast met een boek in haar put.
2
The woman cannot be holding book and sickle at the same time. She cannot be holding her harvest and groceries.
De vrouw kan geen boek en sikkel tegelijk vasthouden.
0.0991
0.0926
0.2128
0.0822
0.0289
0.0957
A woman in a hat holding her harvest while clamping her sickle in her armpit.
Een vrouw met een hoed die haar oogst vasthoudt terwijl ze haar sikkel in haar oksel klemt.
The woman has something in her armpit.
De vrouw heeft iets in haar oksel.
0
If a woman is clamping her sickle in her armpit, she has something in her armpit.
Als een vrouw haar sikkel in haar oksel klemt, heeft ze iets in haar oksel.
0.0995
0.0926
0.1698
0.1141
0.15
0.086
A woman in a hat holding her harvest while clamping her sickle in her armpit.
Een vrouw met een hoed die haar oogst vasthoudt terwijl ze haar sikkel in haar oksel klemt.
The woman is gardening.
De vrouw is aan het tuinieren.
1
Holding a harvest does not imply gardening.
Een oogst houden impliceert niet tuinieren.
0.0987
0.0926
0.8198
0.1441
0.6431
0.1369
Two dogs play in the water.
Twee honden spelen in het water.
The dogs are resting under a tree.
De honden rusten onder een boom.
2
One cannot simultaneously play in water and be resting under a tree.
Men kan niet tegelijkertijd spelen in het water en rusten onder een boom.
0.9366
0.1491
0.7645
0.1349
0.5493
0.1291
Two dogs play in the water.
Twee honden spelen in het water.
The dogs are barking loudly.
De honden blaffen luid.
1
Play does not imply barking loudly.
Spelen impliceert niet luid blaffen.
0.9366
0.1491
0.6957
0.134
0.6871
0.1219
Two dogs play in the water.
Twee honden spelen in het water.
The dogs are wet.
De honden zijn nat.
0
If the dogs are in the water, they will be wet, because water is wet.
Als de honden in het water zijn, zullen ze nat zijn, omdat water nat is.
0.9366
0.1491
0.3196
0.0922
0.597
0.1353
Asian woman harvesting wheat.
Aziatische vrouw die tarwe oogst.
There is a woman with wheat.
Er is een vrouw met tarwe.
0
An Asian woman is a woman and a woman harvesting wheat is also with wheat, which is a rephrasing.
Een Aziatische vrouw is een vrouw en een vrouw die tarwe oogst is ook met tarwe, wat een herhaling is.
0.8917
0.126
0.2864
0.1107
0.0215
0.0814
Asian woman harvesting wheat.
Aziatische vrouw die tarwe oogst.
The woman is selling wheat.
De vrouw verkoopt tarwe.
1
Harvesting does not imply selling.
Oogst betekent niet verkopen.
0.8917
0.126
0.9403
0.1301
0.3369
0.1369
Asian woman harvesting wheat.
Aziatische vrouw die tarwe oogst.
The woman is eating corn.
De vrouw eet maïs.
2
The woman cannot be harvesting and eating.
De vrouw kan niet oogsten en eten.
0.8927
0.126
0.7855
0.132
0.666
0.1379
A man in red pants walking on rocks.
Een man in een rode broek die op rotsen loopt.
The rocks are big.
De rotsen zijn groot.
1
There are small rocks too, walking on rocks does not exactly mean a big one.
Er zijn ook kleine rotsen, wandelen op rotsen betekent niet echt een grote.
0.2196
0.108
0.4167
0.1092
0.2077
0.0959
A man in red pants walking on rocks.
Een man in een rode broek die op rotsen loopt.
The man is surfing.
Hij is aan het surfen.
2
A man surfing can not be walking on rocks.
Een man die surft kan niet op rotsen lopen.
0.2195
0.108
0.3531
0.1276
0.1866
0.1172
A man in red pants walking on rocks.
Een man in een rode broek die op rotsen loopt.
The man's pants are not blue.
De man zijn broek is niet blauw.
0
Red pants implies pants are not blue.
Rode broek betekent dat een broek niet blauw is.
0.2196
0.108
0.211
0.0968
0.2174
0.1014
A man in rides bicycle carrying pipes in his hand.
Een man op de fiets met pijpen in zijn hand.
The man is riding the bike one-handed.
Hij rijdt met één hand op de fiets.
1
Carrying pipes while riding a bicycle does not necessarily imply riding one-handed.
Het dragen van pijpen tijdens het fietsen impliceert niet noodzakelijkerwijs het rijden met één hand.
0.416
0.1017
0.493
0.1225
0.4842
0.1367
A man in rides bicycle carrying pipes in his hand.
Een man op de fiets met pijpen in zijn hand.
The man is smoking while riding the bicycle.
De man rookt tijdens het fietsen.
1
Rides does not imply smoking.
Rijden betekent niet roken.
0.4155
0.1017
0.5421
0.1228
0.8739
0.1302
A man in rides bicycle carrying pipes in his hand.
Een man op de fiets met pijpen in zijn hand.
The man is smoking with the window down.
De man rookt met het raam naar beneden.
2
One cannot be on bicycle and have window down. The man cannot be carrying pipe and smoking.
Men kan niet op de fiets en hebben raam naar beneden. De man kan niet dragen pijp en roken.
0.4151
0.1017
0.0001
0.1073
0.0
0.0693
A man on rollerblades grinds a wall.
Een man op rolschaatsen maalt een muur.
A man crashes into a wall.
Een man botst tegen een muur.
1
Crashes can happen when one is not in rollerblades.
Crashes kunnen gebeuren als men niet in rolschaatsen.
0.2483
0.1048
0.4155
0.1223
0.0
0.0874
A man on rollerblades grinds a wall.
Een man op rolschaatsen maalt een muur.
A man sits on a park bench.
Een man zit op een parkbank.
2
Either the man sits or he rollerblades he cannot to both.
Ofwel zit de man of hij rolschaatst hij niet tegen beide.
0.2483
0.1048
0.9121
0.1361
0.0
0.0615
A man on rollerblades grinds a wall.
Een man op rolschaatsen maalt een muur.
A man is skating.
Een man is aan het schaatsen.
0
Skating is done with rollerblades.
Schaatsen is klaar met rolschaatsen.
0.2483
0.1048
0.3918
0.1358
0.0
0.0924
A older man in a Revolutionary type costume is ringing a bell on a street.
Een oudere man in een Revolutionair kostuum rinkelt een belletje op straat.
A man takes part in a reenactment
Een man neemt deel aan een naspeuring
1
A man can be in a Revolutionary type costume without being part of a reenactment.
Een man kan in een Revolutionair kostuum zijn zonder deel uit te maken van een re-enactment.
0.1654
0.1102
0.0002
0.1303
0.0
0.1139
A older man in a Revolutionary type costume is ringing a bell on a street.
Een oudere man in een Revolutionair kostuum rinkelt een belletje op straat.
A kid rides his bike.
Een kind rijdt op zijn fiets.
2
An older man is not a kid.
Een oudere man is geen kind.
0.1654
0.1102
0.9544
0.1432
0.6763
0.111
A older man in a Revolutionary type costume is ringing a bell on a street.
Een oudere man in een Revolutionair kostuum rinkelt een belletje op straat.
A man rings a bell.
Een man zegt me iets.
0
Ringing a bell explains perfectly that a someone rings a bell.
Een belletje rinkelen verklaart perfect dat iemand een belletje rinkelt.
0.1654
0.1102
0.0006
0.1118
0.0
0.0889
Two people, wearing genie outfits, flying on a magic carpet.
Twee mensen, die geestenkleding dragen, vliegen op een magisch tapijt.
Two people wearing genie outfits are sitting in chairs.
Twee mensen die geestenkleding dragen zitten in stoelen.
2
One cannot be flying on a carpet and sitting on chairs.
Men kan niet op een tapijt vliegen en op stoelen zitten.
0.1316
0.0927
0.2135
0.0966
0.335
0.1054
Two people, wearing genie outfits, flying on a magic carpet.
Twee mensen, die geestenkleding dragen, vliegen op een magisch tapijt.
The people are acting in a play.
De mensen spelen in een toneelstuk.
1
People can dress up and act out scenes whether they are acting in a play or not.
Mensen kunnen zich verkleden en scènes uitspelen of ze nu acteren in een toneelstuk of niet.
0.1316
0.0927
0.752
0.1209
0.3496
0.1227
Two people, wearing genie outfits, flying on a magic carpet.
Twee mensen, die geestenkleding dragen, vliegen op een magisch tapijt.
Two people are flying on a carpet.
Twee mensen vliegen op een tapijt.
0
The same action of flying on a carpet or a magic carpet is being pointed out.
Dezelfde actie van vliegen op een tapijt of een magisch tapijt wordt erop gewezen.
0.1314
0.0927
0.4997
0.1003
0.1145
0.0834
Killer whales perform for a crowd.
Killer walvissen presteren voor een menigte.
There are animals performing.
Er zijn dieren die optreden.
0
Killer whales are animals.
Killer walvissen zijn dieren.
0.0034
0.0725
0.0027
0.1094
0.4155
0.075
Killer whales perform for a crowd.
Killer walvissen presteren voor een menigte.
The killer whales were sleeping in the pool.
De orka's sliepen in het zwembad.
2
in one instance the killer whales are perform and in another instance they are sleeping which is impossible to do all at once
in het ene geval worden de orka's uitgevoerd en in het andere geval slapen ze wat onmogelijk is om alles tegelijk te doen
0.0034
0.0725
0.0001
0.1188
0.0008
0.0828
Killer whales perform for a crowd.
Killer walvissen presteren voor een menigte.
The killer whales made the crowd wet while performing.
De orka's maakten de menigte nat tijdens het optreden.
1
Performing killer whales do not necessarily make the crowd wet.
Dodende orka's maken de menigte niet noodzakelijk nat.
0.0034
0.0725
0.2403
0.1005
0.0001
0.0942
Two elderly men are building a stone cottage wall in front of a blue cottage.
Twee oudere mannen bouwen een stenen huisje muur voor een blauw huisje.
Two men are using gray stone to complete a wall.
Twee mannen gebruiken grijze steen om een muur te voltooien
1
Not all stone is gray.
Niet alle stenen zijn grijs.
0.25
0.0851
0.7158
0.1284
0.8604
0.1307
Two elderly men are building a stone cottage wall in front of a blue cottage.
Twee oudere mannen bouwen een stenen huisje muur voor een blauw huisje.
Two men are using wood to build a fence near a dog house.
Twee mannen gebruiken hout om een hek bij een hondenhuis te bouwen.
2
They can either build a stone cottage wall or a wooden fence.
Ze kunnen ofwel een stenen huisjemuur of een houten hek bouwen.
0.2505
0.085
0.8862
0.1377
0.7926
0.1243
Two elderly men are building a stone cottage wall in front of a blue cottage.
Twee oudere mannen bouwen een stenen huisje muur voor een blauw huisje.
Two men are outside working on a building.
Twee mannen buiten werken aan een gebouw.
0
"Building" from the first sentence insinuates working, and a stone cottage wall is part of a building, which explains the simplification to the word "building" in sentence two.
"Bouwen" vanaf de eerste zin insinueert het werken, en een stenen cottage muur maakt deel uit van een gebouw, dat de vereenvoudiging van het woord "gebouw" in zin twee verklaart.
0.251
0.085
0.5363
0.1188
0.0
0.0747
Three whales are jumping into the air at the same time in front of a very large crowd.
Drie walvissen springen tegelijkertijd in de lucht voor een zeer groot publiek.
Killer whales leap into the air.
Killer walvissen springen in de lucht.
1
There are more than just killer whales that could be jumping into the air.
Er zijn meer dan moordende walvissen die in de lucht kunnen springen.
0.6755
0.125
0.1721
0.0849
0.3481
0.1065
Three whales are jumping into the air at the same time in front of a very large crowd.
Drie walvissen springen tegelijkertijd in de lucht voor een zeer groot publiek.
A whale sits very still.
Een walvis zit heel stil.
2
The whale cannot be jumping in the air and sit at the same time.
De walvis kan niet in de lucht springen en tegelijkertijd zitten.
0.6755
0.125
0.2724
0.124
0.5818
0.1258
Three whales are jumping into the air at the same time in front of a very large crowd.
Drie walvissen springen tegelijkertijd in de lucht voor een zeer groot publiek.
Whales leap into the air.
Walvissen springen in de lucht.
0
Saying Whales leap into the air is the same as saying whales are jumping into the air in front of a crowd.
Walvissen in de lucht springen is hetzelfde als walvissen in de lucht springen voor een menigte.
0.6755
0.1249
0.0085
0.1033
0.0003
0.1019
Three dolphins are jumping out of a pool in front of a crowd of people.
Drie dolfijnen springen uit een zwembad voor een menigte mensen.
The dolphins are talking on their cell phones.
De dolfijnen praten op hun mobieltjes.
2
Dolphins cannot be jumping and also talking simultaneously.
Dolfijnen kunnen niet springen en ook niet tegelijkertijd praten.
0.4707
0.1328
0.7838
0.1352
0.7173
0.1259
Three dolphins are jumping out of a pool in front of a crowd of people.
Drie dolfijnen springen uit een zwembad voor een menigte mensen.
They are at Sea World.
Ze zijn op Sea World.
1
Dolphins could be jumping out of a pool at any number of locations, not just Sea World.
Dolfijnen kunnen uit een zwembad springen op een aantal locaties, niet alleen Sea World.
0.4707
0.1328
0.6781
0.125
0.694
0.1341
Three dolphins are jumping out of a pool in front of a crowd of people.
Drie dolfijnen springen uit een zwembad voor een menigte mensen.
There are a crowd of people watching dolphins jump out of a pool.
Er zijn veel mensen die dolfijnen uit een zwembad zien springen.
0
The people are watching the dolphins jump out of a pool.
De mensen zien de dolfijnen uit een zwembad springen.
0.4704
0.1327
0.5979
0.1312
0.7582
0.1364
Three whales are jumping in the air while people watch.
Drie walvissen springen in de lucht terwijl mensen toekijken.
The family is enjoying the whale watching tour.
De familie geniet van de walviskijktocht.
1
Just because people are watching, does not mean there is a family watching, much less what their level of enjoyment might be; and just because whales are jumping out of a pool doesn't mean they are part of a whale watching tour.
Gewoon omdat mensen kijken, betekent niet dat er een familie kijkt, laat staan wat hun niveau van plezier zou kunnen zijn; en alleen omdat walvissen springen uit een zwembad betekent niet dat ze deel uitmaken van een walvis kijken tour.
0.7362
0.1298
0.7128
0.126
0.2909
0.0843
Three whales are jumping in the air while people watch.
Drie walvissen springen in de lucht terwijl mensen toekijken.
The tourists are bowling.
De toeristen bowlen.
2
There are either whales or tourists.
Er zijn ofwel walvissen of toeristen.
0.7362
0.1298
0.0001
0.117
0.6599
0.1201
Three whales are jumping in the air while people watch.
Drie walvissen springen in de lucht terwijl mensen toekijken.
The whales are jumping.
De walvissen springen.
0
The whales are jumping implies that the whales are jumping in the air.
De walvissen springen dus de walvissen springen in de lucht.
0.7362
0.1298
0.0
0.095
0.0
0.0876
Three Orca whales jump in a pool at seaworld.
Drie orka's springen in een zwembad op zeewereld.
Three Orca whales are training for a show.
Drie Orca walvissen trainen voor een show.
1
Ocra whales don't need to be training for a show just because they are jumping in pools at Sea World.
Ocra walvissen hoeven niet te trainen voor een show alleen maar omdat ze springen in zwembaden op Sea World.
0.1476
0.0919
0.5998
0.1145
0.2883
0.1024
Three Orca whales jump in a pool at seaworld.
Drie orka's springen in een zwembad op zeewereld.
Three Orca whales are at a resort.
Drie Orca walvissen zijn in een resort.
0
The Orca whales are at seaworld which can be interpreted as a resort.
De Orca walvissen zijn op zeewereld die kan worden geïnterpreteerd als een resort.
0.1472
0.0919
0.5247
0.115
0.2779
0.105
Three Orca whales jump in a pool at seaworld.
Drie orka's springen in een zwembad op zeewereld.
Three Orca whales and a seal are in the water.
Drie Orca walvissen en een zeehond zitten in het water.
2
Either is is whales or dolphins not both.
Ofwel is het walvissen of dolfijnen niet beide.
0.1474
0.0919
0.701
0.1288
0.0016
0.1
A fit young man in a blue tank-top uses both hands to splash water on his face from a wooden bowl.
Een fitte jongeman in een blauwe tank-top gebruikt beide handen om water op zijn gezicht uit een houten kom te spatten.
A fit young man in a blue tank-top is smiling.
Een fitte jongeman in een blauwe tank-top lacht.
1
A fit young man does not have to be smiling because he splashed water on his face.
Een fitte jongeman hoeft niet te lachen omdat hij water op zijn gezicht spetterde
0.4447
0.1251
0.6888
0.1236
0.3457
0.0964
A fit young man in a blue tank-top uses both hands to splash water on his face from a wooden bowl.
Een fitte jongeman in een blauwe tank-top gebruikt beide handen om water op zijn gezicht uit een houten kom te spatten.
A fit young man in a blue tank-top.
Een fitte jongeman in een blauwe tanktop.
0
The description of the young man in the tank-top is the same.
De beschrijving van de jongeman in de tanktop is hetzelfde.
0.4447
0.1251
0.7518
0.1228
0.3467
0.1164
A fit young man in a blue tank-top uses both hands to splash water on his face from a wooden bowl.
Een fitte jongeman in een blauwe tank-top gebruikt beide handen om water op zijn gezicht uit een houten kom te spatten.
A young man is sleeping on a roof.
Een jongeman slaapt op een dak.
2
When a man is sleeping, he cannot splash water on his face.
Als een man slaapt, kan hij geen water op zijn gezicht spatten.
0.4447
0.1251
0.8954
0.1357
0.5907
0.1426
A man with red pants holding on to a wall trying to make it sown some small rocks.
Een man met een rode broek die aan een muur vasthoudt... om er kleine rotsen van te maken.
A man is swimming in the ocean.
Een man zwemt in de oceaan.
2
You can't make it down small rocks while in the ocean, because you can not be two places at once.
Je kunt niet naar beneden kleine rotsen terwijl in de oceaan, want je kunt niet twee plaatsen tegelijk.
0.0001
0.0601
0.9486
0.1459
0.0
0.0699
A man with red pants holding on to a wall trying to make it sown some small rocks.
Een man met een rode broek die aan een muur vasthoudt... om er kleine rotsen van te maken.
A man is holding onto a wall.
Een man houdt een muur vast.
1
A man could be holding onto a wall for any number of reasons.
Een man kan om allerlei redenen aan een muur vastzitten.
0.0001
0.0601
0.2733
0.1128
0.4422
0.1185
A man with red pants holding on to a wall trying to make it sown some small rocks.
Een man met een rode broek die aan een muur vasthoudt... om er kleine rotsen van te maken.
A man with red pants on is holding onto a wall with small rocks.
Een man met een rode broek aan houdt een muur vast met kleine rotsen.
0
the man holding on to the wall is wearing red pants
de man die vasthoudt aan de muur draagt een rode broek
0.0001
0.0601
0.1317
0.0909
0.0
0.0972
Two men on bicycles, dressed with helmets and racing jerseys, are exiting from a building.
Twee mannen op de fiets, gekleed met helmen en racetruien, komen uit een gebouw.
Two brothers are participating in a bike marathon.
Twee broers nemen deel aan een fietsmarathon.
1
Two men wouldn't necessarily be brothers to ride bikes together, nor would they necessarily be participating in a marathon just because they have jerseys on.
Twee mannen zouden niet per se broers zijn om samen te fietsen, noch zouden ze per se deelnemen aan een marathon omdat ze truien aan hebben.
0.6066
0.1229
0.9822
0.1262
0.2253
0.1078
Two men on bicycles, dressed with helmets and racing jerseys, are exiting from a building.
Twee mannen op de fiets, gekleed met helmen en racetruien, komen uit een gebouw.
Two men on skateboards are riding in the street.
Twee mannen op skateboards rijden op straat.
2
Bicycles can't be ridden while on skateboards physically, and you can't be two places at once. Riding in the street can't be done while exiting a building, can't be two places at once.
Fietsen kunnen niet worden gereden terwijl op skateboards fysiek, en je kunt niet twee plaatsen in een keer. Rijden in de straat kan niet worden gedaan tijdens het verlaten van een gebouw, kan niet twee plaatsen tegelijk.
0.6071
0.1229
0.7673
0.1319
0.0
0.0494
Two men on bicycles, dressed with helmets and racing jerseys, are exiting from a building.
Twee mannen op de fiets, gekleed met helmen en racetruien, komen uit een gebouw.
Two people are riding bikes.
Twee mensen rijden op de fiets.
0
Men on bicycles exiting from a building need to be riding the bikes.
Mannen op fietsen die uit een gebouw komen moeten op de fietsen rijden.
0.6071
0.1229
0.9352
0.1348
0.0032
0.0991
Man in a blue shirt and red shorts standing on the sidewalk.
Man in een blauw shirt en rode shorts staan op de stoep.
A man is on the sidewalk
Er is een man op de stoep
0
Standing on the sidewalk means it is on the sidewalk.
Op de stoep staan betekent dat het op de stoep ligt.
0.6161
0.1254
0.2176
0.1362
0.0006
0.1034
Man in a blue shirt and red shorts standing on the sidewalk.
Man in een blauw shirt en rode shorts staan op de stoep.
The man is nude
De man is naakt
2
The man is either nude or is wearing a blue shirt and red shorts.
De man is naakt of draagt een blauw shirt en rode shorts.
0.6167
0.1254
0.8415
0.1514
0.732
0.1268
Man in a blue shirt and red shorts standing on the sidewalk.
Man in een blauw shirt en rode shorts staan op de stoep.
The man is tall
De man is lang
1
Not all men are tall.
Niet alle mannen zijn lang.
0.6167
0.1254
0.2012
0.0904
0.2367
0.098
A young man in a blue tank top washing his face with water from a bucket.
Een jongeman in een blauwe tanktop die zijn gezicht met water uit een emmer wast.
The tank top is red.
Het topje is rood.
2
Blue tank tops can not also be red tank tops.
Blue tank tops kan niet ook rode tank tops.
0.4301
0.1319
0.3312
0.106
0.0
0.0655
A young man in a blue tank top washing his face with water from a bucket.
Een jongeman in een blauwe tanktop die zijn gezicht met water uit een emmer wast.
The tank top is ugly.
Het topje is lelijk.
1
Ugly is a qualifier, what may be ugly to one person may be attractive to another, it's more of an irrelevant statement than anything else.
Lelijk is een kwalificatie, wat lelijk kan zijn voor de ene persoon kan aantrekkelijk zijn voor de andere, het is meer een irrelevante verklaring dan wat dan ook.
0.4306
0.1318
0.2215
0.1041
0.2095
0.096
A young man in a blue tank top washing his face with water from a bucket.
Een jongeman in een blauwe tanktop die zijn gezicht met water uit een emmer wast.
There is a man.
Er is een man.
0
There is a man is present doing a certain action.
Er is een man aanwezig die een bepaalde actie onderneemt.
0.4306
0.1318
0.9712
0.1223
0.4223
0.1295